Wie beschermt mij, nu ik kwetsbaar ben?!
Rapportage september 2010: Onderzoek naar ouderenmishandeling in Rotterdam
Onderzoeker:
C. van der Kooij, MSc
Betrokken bestuurslid:
Resy Willemsen
Inlichtingen:
010-2821110
GELIJKE KANSEN VOOR IEDEREEN
Stichting Platform Agenda 22, Schiedamse Vest 154, 3011 BH Rotterdam
Ouderenmishandeling
Ouderenmishandeling kent diverse vormen
Mevrouw (66 jaar) is alleenstaande. Ze is minderbegaafd en komt uit de Nederlandse Antillen. Door haar minderbegaafdheid en geringe talenkennis heeft zij ernstige communicatieproblemen. Hierdoor wordt ze door niemand goed begrepen en door verschillende mensen in haar omgeving zowel financieel als seksueel misbruikt. Er zijn diverse abonnementen op haar naam afgesloten en hierdoor is zij in financiële problemen terecht gekomen. Mevrouw heeft gezondheidsklachten, maar weigert zich te laten behandelen. Mevrouw heeft last van stemmen en slapeloze nachten. Ze is eenzaam en soms angstig. Het hele jaar door brandt de kerstverlichting, wat voor gevaarlijke situaties zorgt. Vaak gaat ze logeren bij kennissen uit eenzaamheid. Mevrouw begrijpt niet veel en reageert soms verbaal/fysiek agressief als zij haar zin niet krijgt. Ze vertoont zorgmijdend gedrag t.o.v. andere hulpverleners. Mevrouw kan niet pinnen en daarom doet de buurman dat voor haar. Ze is ook geneigd haar geld uit te delen of uit te lenen. Mevrouw heeft twee kinderen met wie zij geen contact heeft. Beiden zijn gehandicapt. Het is de hulpverlener niet gelukt haar te overtuigen zich te laten behandelen. Begeleiding is zeer gecompliceerd vanwege haar psychische en gedragsstoornis. Wel is gelukt mevrouw bij de dagverzorging aan te melden. Daarnaast is een bewindvoerder aangesteld, tot onvrede van de buurman. Na enige tijd is mevrouw uit huis geplaatst naar een beschermde woonvorm.
Mevrouw (51 jaar) begint al op jonge leeftijd te dementeren. Haar man (55 jaar) werkt en hun zoon (17 jaar) woont nog thuis. In eerste instantie doet haar man alle zorg zelf: hij helpt met eten, met aankleden en bij het toiletgebruik. Eens per twee weken komt een hulpverlener dementie en bespreken ze de zorg. Tijdens een van deze gesprekken geeft meneer aan dat het hem te veel wordt en dat als mevrouw ‘niet luistert’ hij haar wel eens een klap geeft, opdat ze dan toch doet wat hij haar vraagt. Dit gebeurt uit pure onmacht. Er zijn dagen dat mevrouw hem niet herkent en dan mag hij haar niet helpen met wassen en aankleden of haar incontinentiemateriaal vervangen. Na een aantal gesprekken gaat meneer akkoord dat de thuiszorg de algemene dagelijkse levensverrichtingen overneemt en drie keer per dag langskomt voor hulp bij toiletbezoek, verschonen en hulp bij het uitkleden. Meneer wist wel dat het niet langer zo ging en dat mevrouw opgenomen moest worden, maar kon dat nog niet over zijn hart verkrijgen. Na herhaalde gesprekken en samenwerking is met wederzijds instemmen besloten dat mevrouw werd opgenomen.
1 september 2010
Ouderenmishandeling
Inhoudsopgave
Inleiding
3
Hoofdstuk 1. Achtergrond
4
Hoofdstuk 2. Probleemstelling 2.1. Onderzoeksvraag 2.2. Doelstelling 2.3. Onderzoeksmethode 2.4. Methodiek
5 5 5 6 6
Hoofdstuk 3. Bevindingen 3.1. Ouderenmishandeling 3.1.1. Opzettelijke mishandeling / ontspoorde zorg 3.1.2. Soorten mishandeling 3.1.3. Risicofactoren
7 7 8 9 10
Hoofdstuk 4. Betrokken instellingen en organisaties
11
Hoofdstuk 5. Interviews
16
Hoofdstuk 6. Beleid 6.1. Landelijk beleid 6.2. Gemeentelijk beleid 6.3. Gemeente en de Wmo
23 23 23 25
Hoofdstuk 7. Maatschappelijke ontwikkelingen
27
Hoofdstuk 8. Conclusies
29
Hoofdstuk 9. Aanbevelingen
34
Hoofdstuk 10. Slotwoord
37
Hoofdstuk 11. Literatuurlijst
38
Hoofdstuk 12. Bijlagen
40
2 september 2010
Ouderenmishandeling
Inleiding Hoewel ouderenmishandeling vermoedelijk al langer bestaat, wordt er vanuit de overheid pas sinds enkele jaren aandacht aan besteed. In Nederland staat vanaf 1992 ouderenmishandeling op de politieke agenda (Movisie 2009), en nóg heerst er een taboe op het thema. Mishandelde ouderen schamen zich, want plegers zijn vaak familieleden. Betrokken instellingen zijn nog onvoldoende in staat om ouderenmishandeling te signaleren en de ouderen te helpen. De oudere is afhankelijk van de pleger en maakt geen melding van de mishandeling uit vrees om alleen gelaten te worden. Recente cijfers van kennis- en adviescentrum Movisie tonen aan dat het aantal meldingen van ouderenmishandeling toeneemt: in 2008 is het aantal meldingen met 81% toegenomen in vergelijking met 2007. Om ouderen te ondersteunen en te begeleiden en om mishandeling te voorkomen, moet het taboe worden doorbroken: het is de hoogste tijd dat ouderenmishandeling bespreekbaar wordt. Cijfers laten zien dat ruim vijf procent van de ouderen in Nederland wordt mishandeld (Comijs 1996). Sommige deskundigen hebben hierover twijfels en stellen dat het percentage lager ligt. Na het onderzoek van Comijs is er geen onderzoek meer geweest naar de omvang van ouderenmishandeling. Ook internationaal bezien ligt het percentage lager. Anderen denken juist dat het hoger ligt. Ouderenmishandeling blijft veelal verborgen als gevolg waarvan geen exacte cijfers bekend zijn. Daar komt bij dat niet iedereen dezelfde definitie van ouderenmishandeling hanteert. Waar een hulpverlener een duidelijk geval van ouderenmishandeling signaleert, blijkt uit onderzoek 1 dat ouderen hun situatie vaak niet als mishandeling typeren. Dit onderzoek spitst zich toe op zelfstandig wonende ouderen die zorg behoeven en gaat niet over ouderenmishandeling in verzorgings- en verpleeghuizen. Stichting Platform Agenda 22 (SPA22) benadrukt dat het probleem van ouderenmishandeling betrekking heeft op slechts een deel van de Rotterdamse ouderen. Het merendeel van de Rotterdamse senioren is zelfredzaam en participeert volledig in de samenleving. In deze rapportage belicht SPA22 de problematiek van zelfstandig wonende ouderen met wie het niet goed gaat. Dank gaat uit naar alle betrokkenen die hebben meegewerkt aan dit onderzoek, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam - Rijnmond (GGD), die zich inzet om ouderenmishandeling te bestrijden en alle hulpverleners die dagelijks hulp bieden aan mishandelde ouderen. De aangesloten organisaties van SPA22 danken wij voor hun belangrijke bijdrage aan dit onderzoek.
1
Selwood & Cooper 2007
3 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 1. Achtergrond Pas sinds begin jaren negentig staat ouderenmishandeling op de politieke agenda in Nederland. Uit gevoerde gesprekken in dit onderzoek blijkt dat de problematiek van ouderenmishandeling zich al eerder voordeed maar dat er geen specifieke aandacht voor was. Ouderenmishandeling viel onder huiselijk geweld. Vanaf 2000 zijn er in Nederland verschillende meldpunten ouderenmishandeling opgericht, evenals consultatienetwerken voor ouderen en scholing voor hulpverleners. In 2001 is Gerda Krediet 2 begonnen met een steunpunt ouderenmishandeling in Rotterdam. Landelijk is vervolgens tussen 2005 en 2007 de campagne ‘Stop ouderenmishandeling’ geweest. In de periode van 2008 tot 2010 heeft het implementatietraject van deze campagne plaatsgevonden (Van Dongen 2008). Een op de twintig ouderen heeft te maken met een vorm van ouderenmishandeling (Movisie 2009). Ouderenmishandeling is een onderdeel van huiselijk geweld. Huiselijk geweld is de overkoepelende naam van (ex)partnergeweld, kindermishandeling, ouder(en)mishandeling, geweld in de jeugdprostitutie en eergerelateerd geweld. Van ouderenmishandeling is sprake wanneer een oudere persoon geheel of gedeeltelijk voor zijn zorg afhankelijk is van derden en hem daarbij herhaaldelijk materiële, psychische en/of fysieke schade wordt aangedaan. 3 Er zijn twee vormen van mishandeling: opzettelijke mishandeling en ontspoorde zorg. Bij opzettelijke mishandeling zijn de plegers zich bewust van hun daden en hebben daarvoor verschillende motieven, zoals financieel gewin, desinteresse of wraak. Ouderenmishandeling kan ook voortkomen uit een lange traditie van familiegeweld en –conflicten. Wanneer er al langere tijd spanningen binnen een gezin zijn, of een zoon in zijn jeugd door zijn vader is mishandeld, kan dat omslaan in gewelddadig gedrag wanneer de vader hulpbehoevend wordt. Overbelasting van een mantelzorger kan leiden tot mishandeling: in dit geval spreekt men van ontspoorde zorg. Er is dan geen opzet in het spel. De acties komen voort uit onmacht en moeten eerder gezien worden als een noodkreet. Er bestaan zes soorten mishandeling: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Lichamelijke mishandeling Psychische mishandeling Verwaarlozing Financiële uitbuiting Seksueel misbruik Schending van de rechten
2
Gerda Krediet was werkzaam bij de GGD als sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Zij heeft tevens het meldpunt ouderenmishandeling opgericht. Momenteel heeft zij haar eigen bureau voor advies, onderzoek en interventie ouderenmishandeling en professioneel mentorschap: NoodZaak. 3 Naar Comijs e.a. 1996
4 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 2. Probleemstelling De laatste tijd besteden de media steeds meer aandacht aan het thema ‘ouderenmishandeling’. Zo verscheen op Zembla op 11 mei 2008 een documentaire over verwaarlozing van ouderen in een verzorgingshuis, kwam op 15 maart 2010 op Nu.nl een bericht over financiële uitbuiting van ouderen en besteedde de Volkskrant op 13 juni 2009 eveneens aandacht aan het thema. In maart 2010 heeft Gerda Krediet een boek over ouderenmishandeling uitgebracht waarin zij casussen en interventies beschrijft. Ouderenmishandeling, net als iedere andere vorm van huiselijk geweld, is een groot maatschappelijk probleem, waarvan de impact lange tijd is onderschat. 4 Dat het geweld achter de voordeur plaatsvindt, maakt het ook een onzichtbaar probleem. Wanneer er geen aangifte of melding wordt gedaan, kan ouderenmishandeling jarenlang voortduren. Ouderenmishandeling heeft ernstige gevolgen, voor zowel het slachtoffer als de pleger. SPA22 is van mening dat ouderenmishandeling met inzet van alle betrokken partijen gereduceerd moet worden.
2.1. Onderzoeksvraag In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: Op welke manieren en in welke mate komt ouderenmishandeling in Rotterdam voor en hoe kan de situatie door middel van gemeentelijk beleid verbeterd worden? Daaruit zijn de volgende deelvragen afgeleid: • •
• • • • •
Wat is ouderenmishandeling? Welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben de afgelopen jaren plaatsgevonden en wat zijn hiervan de consequenties voor ouderenmishandeling? Welke organisaties en instellingen zijn er bij ouderenmishandeling betrokken? Met welke knelpunten worden deze instellingen en organisaties geconfronteerd? Welk landelijk beleid is er voor ouderenmishandeling? Welk gemeentelijk beleid is er voor ouderenmishandeling? Hoe kan de gemeente bijdragen aan verbetering van de situatie?
2.2. Doelstelling Doelstelling van dit onderzoek is allereerst het in kaart brengen van de situatie van ouderenmishandeling in Rotterdam. Om dit te bewerkstelligen zijn verschillende onderzoeken en beleidsstukken bestudeerd en zijn 4
Dit blijkt uit interviews die voor dit onderzoek gehouden zijn.
5 september 2010
Ouderenmishandeling
interviews gehouden. Op basis hiervan is vervolgens bekeken in hoeverre het landelijke en gemeentelijke beleid in de aanpak van ouderenmishandeling aansluit op de behoeften en wensen van hulpverleners.
2.3. Onderzoeksmethode Het uitgevoerde onderzoek is tweeledig van aard. Verschillende onderzoeken en beleidsstukken zijn bestudeerd. Doel hiervan is geweest de problematiek van ouderenmishandeling in Rotterdam in kaart te brengen. Op basis van het literatuuronderzoek zijn interviews met verantwoordelijken en professionals gehouden. Het onderzoek spitst zich toe op ouderen die zelfstandig wonen en daarbij zorg of hulp behoeven.
2.4. Methodiek In deze rapportage volgt Stichting Platform Agenda 22 in grote lijnen de methodiek van Agenda 22. Het stappenplan is op enkele punten gewijzigd in verband met het onderwerp. Stap 1. Inventarisatie van activiteiten van de gemeente. Stap 2. Inventarisatie van de behoefte aan publieke diensten door betrokken instellingen en organisaties. Stap 3. Conclusies. Stap 4. Aanbevelingen in termen van concrete doelen en maatregelen. Stap 5. Slotwoord.
6 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 3. Bevindingen De resultaten uit het onderzoek worden in dit hoofdstuk behandeld. Hoofdvraag van dit onderzoek is: Op welke manieren en in welke mate komt ouderenmishandeling in Rotterdam voor en hoe kan de situatie door middel van gemeentelijk beleid verbeterd worden?
3.1. Ouderenmishandeling In dit onderzoek hanteert SPA22 de volgende definitie, die is gebaseerd op de definitie van Comijs e.a. 5 Van ouderenmishandeling is sprake wanneer een oudere persoon geheel of gedeeltelijk voor zijn zorg afhankelijk is van derden en hem daarbij herhaaldelijk materiële, psychische en/of fysieke schade wordt aangedaan. Over de omvang van ouderenmishandeling in Rotterdam is geen exact cijfermateriaal te vinden. Wanneer we de percentages van Comijs e.a. aanhouden, is te verwachten dat 5,6 procent van de Rotterdamse ouderen herhaaldelijk mishandeld wordt. Ook kennis- en adviescentrum Movisie hanteert dit percentage: volgens hen wordt één op de twintig ouderen ouder dan 65 jaar herhaaldelijk mishandeld. Het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) heeft een berekening gemaakt van het verwachte aantal ouderen in Rotterdam in 2025. Wanneer het percentage van 5,6 van Comijs wordt gehanteerd, lijkt ouderenmishandeling in 2025 licht toe te nemen. Het percentage 5,6 gaat over ouderen van 65 jaar en ouder. Over de groep ouderen van 55 jaar en ouder kan geen zekerheid gegeven worden.
5
Ouderenmishandeling is het handelen of nalaten van handelen van al degenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de oudere staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt dan wel vermoedelijk zal lijden en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid (Comijs e.a. 1996, p. 18).degenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de oudere staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt dan wel vermoedelijk zal lijden en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid (Comijs e.a. 1996, p. 18)
7 september 2010
Ouderenmishandeling Grafiek 1: Aantallen ouderenmishandeling. Cijfers aantal ouderen 2007 en 2025 afkomstig van het COS.
De komende jaren zullen meer mensen mantelzorger worden, heeft het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) onderzocht. Met de verschuiving van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) (eigen verantwoordelijkheid) en het gedachtegoed achter de Wmo (zelfredzaamheid) wordt de druk op mantelzorgers groter. Deze ontwikkelingen kunnen het risico op ouderenmishandeling vergroten.
3.1.1. Opzettelijke mishandeling en ontspoorde zorg Er zijn twee vormen van mishandeling: opzettelijke mishandeling en ontspoorde zorg. Uit de interviews is naar voren gekomen hoe belangrijk het is om onderscheid te maken tussen deze twee vormen. Beide vallen weliswaar onder ouderenmishandeling, maar de oorzaak en motivatie voor de mishandeling verschilt aanzienlijk. Bij opzettelijke mishandeling zijn de plegers zich bewust van hun daden. Verschillende vormen van mishandeling kunnen voorkomen. Zo is bijvoorbeeld in een van de gesprekken naar voren gekomen hoe een verslaafde zoon zijn moeder opzettelijk uitbuitte en van haar AOW keer op keer drugs kocht. Of hoe een dochter moedwillig abonnementen afsloot op naam van haar ouders als gevolg waarvan een huisuitzetting van haar ouders dreigde. Plegers van deze categorie kunnen in verschillende groepen worden onderscheiden. Het kan gaan om plegers met een psychiatrisch ziektebeeld, plegers die verslaafd zijn en mensen die uit hebzucht ouderen mishandelen (Kriek en Oude Ophuis 2003). Wanneer de zorg voor een naaste zodanig onder druk komt te staan dat deze ontspoort, wordt eveneens van mishandeling gesproken. De mantelzorgers beseffen niet dat zij te ver zijn gegaan. Deze vorm van mishandeling (ontspoorde zorg) komt voort uit onmacht of onkunde en is niet moedwillig. Uit onderzoek van Movisie blijkt dat bij veel mantelzorgers van demente ouderen (circa eenderde deel) de zorg zodanig uit de hand loopt, dat er sprake is van mishandeling. Twee op de vijf mantelzorgers in het onderzoek van Kriek en Oude Ophuis (2003) ervaart dat de zorg (veel te) zwaar is. Uit de interviews blijkt dat ontspoorde zorg voornamelijk veroorzaakt wordt door het feit dat mantelzorgers onvrijwillig, onvoorbereid en ondeskundig worden geconfronteerd met de belasting van de zorg voor een familielid. Vaak hebben zij naast deze (intensieve) zorg een baan, een gezinsleven en een sociaal leven. De druk die dan op de mantelzorger komt te staan, blijkt vaak te zwaar te zijn. Mantelzorgers voelen zich bovendien verantwoordelijk om de zorgtaak op zich te nemen. “Het is niet meer dan logisch”, vertellen mantelzorgers in eerder onderzoek van SPA22 6. Mantelzorgers zijn immers bijna altijd familieleden: de partner of de kinderen.
6
SPA22 (2010) Mantelzorgers vragen niet (te) veel. Rapportage 2010: Mantelzorgers na invoering van de Wmo.
8 september 2010
Ouderenmishandeling
Plegers behoren doorgaans tot de familiaire relatie, zoals onderstaande tabel laat zien. Plegers
Percentage
(Ex)partner
39%
(Klein)kinderen
42%
Kennis/buur
11%
Grafisch
(Ex)partner (Klein)kinderen
Familie
5%
Beroepskracht
3%
Kennis/buur Familie Beroepskracht
Tabel 2: Cijfers Movisie 2008
Wanneer de mantelzorger bij een hulpverleningsinstantie om hulp vraagt, blijkt in veel gevallen dat het al te laat is, aldus Kriek en Oude Ophuis (2003). De situatie is dan voor de mantelzorger onbeheersbaar geworden. Deze vorm van onbewuste mishandeling treedt op uit onmacht of onkunde.
3.1.2. Soorten mishandeling Er bestaan zes soorten mishandeling 7: • • • • • •
Lichamelijke mishandeling (slaan en schoppen, maar ook teveel, te weinig of verkeerd toedienen van medicatie) Psychische mishandeling (treiteren en bedreigen). Verwaarlozing (ondervoeding, slechte hygiëne of te weinig aandacht). Financiële uitbuiting (stelen). Seksueel misbruik (verkrachting). Schending van de rechten (geen privacy gunnen).
Verschillende soorten ouderenmishandeling komen vaak naast elkaar voor. In de bijlage is een uitgebreide lijst opgenomen van de soorten mishandeling en wat eronder wordt verstaan.
7
Kriek & Oude Ophuis (2003) & Movisie (2009)
9 september 2010
Ouderenmishandeling
Psychische en lichamelijke mishandeling en financiële uitbuiting komen het meeste voor. Schending van de rechten, verwaarlozing en seksueel misbruik komen beduidend minder voor. Wel bestaan vaak meerdere vormen van mishandeling naast elkaar. Soort
Percentage
Grafisch
Psychische mishandeling
51%
Psychische mishandeling
Lichamelijke mishandeling
40%
Lichamelijke mishandeling
Financiële uitbuiting
32%
Schending van de rechten
9%
Verwaarlozing
8%
Seksueel misbruik
1%
Financiële uitbuiting Schending van de rechten Verwaarlozing Seksueel misbruik
Tabel 3: Cijfers Movisie 2008
3.1.3. Risicofactoren In de literatuur worden verschillende risicofactoren voor ouderenmishandeling aangedragen, risicofactoren voor zowel de pleger als het slachtoffer. Een belangrijke risicofactor is (wederzijdse) afhankelijkheid. Die afhankelijkheid kan betrekking hebben op verschillende situaties, zoals huisvesting, sociale contacten of inkomen (Kriek en Oude Ophuis 2003). Wanneer bijvoorbeeld een man werkloos raakt en bij zijn oudere moeder intrekt en van haar AOW en pensioen leeft, heeft hij een financiële afhankelijkheidsrelatie en neemt de kans op mishandeling toe. Een andere risicofactor – bij de ‘pleger’ – is overbelasting. De zorg is in zo’n geval teveel geworden of de zorgbehoefte van de oudere is groter dan de mantelzorger kan bieden (Kriek en Oude Ophuis 2003). Andere risicofactoren voor het slachtoffer zijn leeftijd (hoe ouder de persoon is, hoe groter de kans is op mishandeling), psychische en fysieke gesteldheid (mensen met (beginnende) dementie zijn kwetsbaarder voor mishandeling dan ouderen die mentaal sterk zijn), ingrijpende voorvallen (zoals het verlies van een geliefde of een verhuizing) en het geraken in een sociaal isolement. Meer risicofactoren bij zowel pleger als slachtoffer zijn opgenomen in de bijlage.
10 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 4. Betrokken instellingen en organisaties Uit onderzoek van Movisie blijkt dat in weinig gevallen (15%) het slachtoffer zelf melding doet van de mishandeling. In 9% van de gevallen ondernemen familieleden actie. Echter, het overgrote deel van de gevallen (71%) wordt gemeld door een beroepskracht, zoals een thuiszorgmedewerker, politie, een arts of een ouderenadviseur. 5% van de meldingen komt van iemand anders (bijvoorbeeld een buurvrouw). Hieruit blijkt dat beroepskrachten een belangrijke signalerende taak hebben in het bestrijden van ouderenmishandeling. Zij kunnen, wanneer de oudere of familie dat zelf niet kan of wil, aan de bel trekken. Naast beroepskrachten zijn betrokken organisaties belangrijk om ouderenmishandeling te bestrijden en hulp te bieden. Hieronder een opgave van organisaties en instellingen – zowel op landelijk als op gemeentelijk niveau – die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de bestrijding van ouderenmishandeling.
Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam – Rijnmond (GGD) In opdracht van het college van Burgemeester en Wethouders voert de GGD de regie in de Rotterdamse aanpak van huiselijk geweld. Hierbij werkt de GGD samen met politie, Openbaar Ministerie, diverse hulpverlenende instanties en andere betrokken gemeentelijke diensten. Speerpunten bij de Rotterdamse aanpak zijn: • vroegtijdig signaleren en melden • een sluitende keten • aandacht voor preventie Op 1 april 2006 zijn twee pilots 8 van start gegaan, te weten in IJsselmonde en in Feijenoord: de Lokale Teams Huiselijk Geweld (LTHG). In 2008 is in iedere deelgemeente een LTHG actief. Het LTHG maakt deel uit van de lokale zorgnetwerken die in heel Rotterdam gevestigd zijn. Ze werken onder leiding van de coördinator Lokale Zorgnetwerken samen met onder andere politie en Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) om te komen tot een passende aanpak voor het gehele gezin. De LTHG’s zijn gericht op alle vormen van huiselijk geweld. Aan de LTHG’s nemen professionals uit verschillende disciplines deel. Zij werken systeemgericht, outreachend en passen waar nodig drang en dwang toe. De LTHG’s zijn gericht op alle vormen van huiselijk geweld. In de LTHG’s kwamen de ouderen onvoldoende aan bod. De betrokken organisaties waren voornamelijk gericht op kinderen. In 2008 is een nieuwe pilot 9 gestart met als doelstelling in de aanpak van huiselijk geweld ouderen
8
GGD (2008) Eén jaar Lokale Teams Huiselijk Geweld. Procesbeschrijving en – evaluatie van het eerste jaar Lokale Teams Huiselijk Geweld in Rotterdam. 9 GGD (2010) De Rotterdamse pilot Ouderenmishandeling in Feijenoord en IJssel4monde.
11 september 2010
Ouderenmishandeling
centraal te stellen. Deze activiteiten zijn ondergebracht in de Lokale Teams Ouderenmishandeling (LTO). Aan het LTO nemen de volgende partijen deel: • • • • • • •
GGD (coördinator Lokale Zorgnetwerken (LZN)) Maatschappelijk Werk / Ouderenwerk Politie Plegerhulp Specialistische Thuiszorg (afdeling Ouderen) GGZ-ouderen (Bavo-Europoort) Verpleging/Verzorging (De Stromen)
Hieruit voortkomend is het Stedelijk Team Ouderenmishandeling (STO) opgericht. Doelstellingen van het STO zijn: • Informatievoorziening en kennisoverdracht • Expertiseopbouw in Rotterdam • Samenwerkingsformules ontwerpen met belanghebbende organisaties. Door bezuinigingen binnen de GGD kunnen de voorgenomen publiciteitscampagnes, die in 2011 en 2012 doorgang zouden vinden, niet doorgaan. Er komt aldus geen specifieke publiciteitscampagne gericht op ouderenmishandeling. Het STO is ondergebracht bij het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG), een samenwerkingsverband tussen GGD Rotterdam-Rijnmond, stichting ArosA en het Krisiscentrum. Het ASHG is er voor meldingen, advies, ondersteuning en informatie.
Thuiszorg De rol van thuiszorginstellingen in ouderenmishandeling is een signalerende rol: zij kunnen signalen (leren) herkennen en aan de bel trekken als er een vermoeden bestaat dat het met de oudere niet goed gaat. In Rotterdam zijn verschillende thuiszorgorganisaties actief.
Politie De Rotterdamse politie houdt dagelijks vijf tot tien plegers van huiselijk geweld aan. Wanneer een melding wordt gedaan van huiselijk geweld, gaat de politie – indien mogelijk – altijd over tot aanhouding van de pleger. De politie heeft de taak om bescherming te bieden en te normeren wanneer geweld wordt toegepast. De politie draagt daarnaast zorg voor het slachtoffer: deze wordt in veiligheid gebracht.
Slachtofferhulp
12 september 2010
Ouderenmishandeling
Slachtofferhulp Nederland is een landelijk stichting die opkomt voor de belangen en rechten van slachtoffers van misdrijven en verkeersongelukken. Slachtofferhulp is een vervolg op het werk van de politie. In principe kan een bureau Slachtofferhulp binnen 48 uur reageren op een verzoek om hulp. De vrijwilligers benaderen slachtoffers persoonlijk. Ze nodigen hen uit voor een gesprek op het politiebureau of gaan bij de mensen thuis op bezoek. De contacten vinden plaats in een informele sfeer. Een slachtoffer van ouderenmishandeling kan, na melding van ouderenmishandeling of aanhouding van de pleger, bij Slachtofferhulp terecht. Hier kan bijvoorbeeld worden gepraat met een vrijwilliger of met een lotgenoot. In Rotterdam komen bij Slachtofferhulp een beperkt aantal meldingen van ouderenmishandeling binnen.
Huisartsen Huisartsen hebben een signalerende functie. Wanneer een oudere bij de huisarts komt met onduidelijke klachten, of klachten die erop kunnen duiden dat er iets aan de hand is, kan de huisarts hierop ingaan en mogelijk de mishandeling melden bij het ASHG. Uit onderzoek van huisarts Lo Fo Wong blijkt dat wanneer huisartsen een training hebben gehad in het herkennen van signalen van huiselijk geweld, zij tot vijf keer zo vaak een geval van mishandeling herkennen. Tijdens de huisartsenopleiding zou daar volgens Lo Fo Wong veel meer aandacht aan moeten worden besteed. Dit concludeert zij op basis van een vierjarig onderzoek onder 54 huisartsen in de regio Rotterdam. Daardoor kunnen huisartsen een actievere rol spelen bij het herkennen en vaststellen van geweld door de partner. Bovendien kan scholing helpen bij de hulpverlening aan slachtoffers. Volgens Lo Fo Wong is er te weinig aandacht voor het probleem. Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) acht het noodzakelijk dat huisartsen meer deskundigheid krijgen in het signaleren en opsporen van huiselijk geweld. Hiertoe heeft de vereniging een cursus ontwikkeld voor huisartsen (Zorg en Welzijn 2009).
Steunpunt mantelzorg Bij het steunpunt mantelzorg kunnen mantelzorgers terecht voor wie de zorg voor een naaste zwaar valt. De rol van het steunpunt is hulp en steun bieden. Belangrijk is dat, wanneer de mantelzorger bij een steunpunt aanklopt, hij goed te woord wordt gestaan en dat door de juiste begeleiding en ondersteuning getracht wordt ontsporing van de zorg te voorkomen.
Woningcorporaties, woningbouwverenigingen Op 3 april 2010 verscheen in de Volkskrant een bericht over de signalerende rol van woningcorporaties bij huiselijk geweld. In navolging van een project in 13 september 2010
Ouderenmishandeling
Haarlem van Elan Wonen gaan dertig woningcorporaties werken met een protocol voor het signaleren van huiselijk geweld. Elan Wonen heeft de meldcode ontwikkeld en hun huismeesters hierover een cursus gegeven. Ook voor ouderenflats of ouderenwoningen zou deze signalerende rol geschikt zijn: huismeesters kunnen mogelijke gevallen van mishandeling melden. Zij komen immers bij mensen achter de voordeur of signaleren het wanneer iemand (bijna) niet meer buitenkomt. Meehelpen om huiselijk geweld en het mishandelen van kinderen een halt toe te roepen past bij de sociale taak van corporaties. Op 1 januari 2011 treedt naar verwachting de Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling in werking. De wet stelt gebruik van een meldcode verplicht voor leraren, zorgverleners en jeugdhulpverleners bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling (VNG 2010).
Ouderenwerk Het ouderenwerk is het informatie- en adviesbureau voor ouderen in de deelgemeente. Ouderenadviseurs ondersteunen ouderen onder andere bij het zelfstandig wonen. Ouderenadviseurs kunnen hulp bieden bij wonen, zorg en welzijn en financiële regelingen.
Instellingen voor Maatschappelijk Werk / Dienstverlening. Bij instellingen voor maatschappelijk werk praat een maatschappelijk werker met de hulpvrager. Samen wordt bekeken hoe de hulpvrager het beste geholpen kan worden. De begeleiding is er altijd op gericht dat de hulpvrager zelf verder kan.
Centrum Voor Dienstverlening (CVD) Het Centrum Voor Dienstverlening is een Rotterdamse welzijnsorganisatie. In het CVD zitten verschillende diensten. Het CVD helpt bij problemen rondom wonen, werken, relaties, schulden, papierwerk en meer. Hun visie is dat ieder mens deel is van de samenleving en dat je niemand aan de kant kunt schuiven. Het CVD helpt mensen om zich in de samenleving te handhaven, te ontplooien, verantwoordelijkheid voor zichzelf en anderen te dragen en om actief deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Het CVD heeft de ‘plegerhulp’ ontwikkeld: hulp voor plegers van huiselijk geweld. Dat kan via drie trajecten: het vrijwillige traject, het justitiële traject en het leerstraftraject.
Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO) Het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO) bestaat sinds 2004 en heeft als doel ouderenmishandeling te voorkomen, te 14 september 2010
Ouderenmishandeling
signaleren en te bestrijden (Movisie 2009). Bij het LPBO komen ontwikkelingen op het gebied van voorkomen, signaleren en bestrijden van ouderenmishandeling bij elkaar. Het LPBO wisselt systematisch regionale, landelijke en internationale initiatieven, literatuur, onderzoeken en producten uit. Het LPBO stimuleert samenwerkingsverbanden en verzorgt werkgroepen. Het LPBO heeft niet direct met ouderen die mishandeld worden te maken, maar spelen op landelijk niveau een belangrijke rol.
Religieuze instellingen Ook religieuze instellingen zoals kerken en moskeeën kunnen een signalerende en hulpverlenende rol vervullen. Geestelijken als dominees, pastoors en imams kunnen als vertrouwenspersoon fungeren. SPA22 heeft deze instanties echter niet geïnterviewd en kan hierover geen sluitende informatie geven.
15 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 5. Interviews Iedere geïnterviewde is op de hoogte van het bestaan van ouderenmishandeling. Vaak worden de professionals in hun werk met ouderenmishandeling geconfronteerd, soms komt het voort uit persoonlijke interesse en soms doordat zij specifieke training over het thema hebben gehad. Ouderenmishandeling, zo blijkt uit de interviews, is zeker geen recent thema. Al geruime tijd voordat de politiek aandacht aan het thema besteedde, deed de problematiek zich voor. Ouderenmishandeling viel destijds ‘simpelweg’ onder huiselijk geweld. Een specifieke aanpak voor ouderenmishandeling bestond er niet. “Ouderenmishandeling heeft altijd bestaan, maar eerder was er geen specifieke aanpak. Het zat verstopt in de zorg. Nu zijn mensen beter op de hoogte van hoe ze het probleem aan kunnen pakken.”
Betrokken partijen merken op dat door de oprichting van het steunpunt Ouderenmishandeling door Gerda Krediet en de aandacht die de GGD aan het onderwerp besteedt het thema ouderenmishandeling meer in de belangstelling en meer op de politieke agenda is komen te staan.
Verborgen Ouderenmishandeling blijft vaak verborgen, doordat ouderen niet snel melding doen van mishandeling. Schaamte, loyaliteit en afhankelijkheid zijn daarbij belangrijke factoren. “Meestal blijft ouderenmishandeling heel lang verborgen door de afhankelijkheidsrelatie. De dader is vaak de enige lijn met de buitenwereld. Aan wie moet je het dan vertellen?” “Ouderen kunnen eenzaam en afhankelijk zijn. Als dan één persoon nog wel eens langs komt, maar wel mishandelt, raakt de oudere die ene persoon die hij heeft kwijt als hij de mishandeling meldt. Het is altijd kiezen uit kwaden.” “Bij ouderen gaat het om misbruik van zwakkeren. De mensen hebben behoefte aan contact en als zij mishandeld worden, schamen ze zich. Dan doen ze geen aangifte.” “Ouderen hebben het idee dat ze de enige zijn die dit overkomt.”
Doordat ouderenmishandeling verborgen blijft, kunnen hulpverleners mishandeling moeilijk signaleren en aanpakken. Uit de interviews blijkt dat ouderen bang zijn om hulpverlening in te schakelen. Dat komt doordat het in veel gevallen een familierelatie betreft. Ouderen nemen hun kinderen in bescherming. Daarnaast zijn ouderen bang naar een verzorgingshuis te moeten wanneer hun enige schakel met de buitenwereld wegvalt. “Nu ben ik zo oud geworden, heb ik zoveel betekend, en moet ik zo eindigen… Ik wil sterven op een waardige manier.”
16 september 2010
Ouderenmishandeling
Bereiken Sociaal geïsoleerde ouderen en zorgmijders/zorgmissers zijn moeilijk bereikbaar. Deze kwetsbare ouderen moeten als speerpunt gezien worden, menen verschillende betrokkenen. “Sinds 2010 richten wij ons op zorgmijders en zorgmissers. Want zorgmijders zijn een belangrijk deel van de mishandelde ouderen.”
Onder andere ouderenwerk heeft hierin een belangrijke rol. “Wanneer ouderen zorg afwijzen, moet je zoveel mogelijk doen om de omgeving bij de zorg te betrekken. Belangrijk is de lijn openhouden, zodat ouderen nooit buiten zicht raken.”
Ook allochtone ouderen zijn moeilijk bereikbaar. “Allochtone ouderen zijn moeilijk bereikbaar. Ze schamen zich. Als zij komen, is het meestal faliekant mis. Om hen te bereiken, zijn sleutelfiguren nodig. Taal vormt voor hen een barrière. Ze worden aan de balie niet begrepen en gaan dan weg.”
De gedachte achter de Wmo is dat mensen meer terug moeten vallen op hun eigen netwerk. Maar wie ziet erop toe dat mensen die geen of weinig steun in hun omgeving krijgen, volledig geïsoleerd raken? Verschillende betrokkenen uiten hierover zorgen. Ouderen die in een sociaal isolement raken, hebben immers een verhoogde kans om slachtoffer van ouderenmishandeling te worden.
Signalering Het is belangrijk dat alle omstanders en hulpverleners in staat zijn om mishandeling te signaleren. Probleem is dat hulpverleners en/of omstanders sommige signalen als mishandeling interpreteren, terwijl de oudere dat niet zo ervaart of terwijl dat niet het geval is. Het is dan ook belangrijk de signalen te verifiëren. “Signalen hoeven niet altijd te duiden op ouderenmishandeling. Neem bijvoorbeeld financiële uitbuiting. Als een oma haar kleinzoon graag geld wil geven, ook al is ze niet meer helemaal helder en komt het kleinkind alleen voor het geld, wie zijn wij dan om te zeggen dat het niet mag?”
Daarnaast is het belangrijk om frequent contact met de oudere te hebben en in het huis zelf te kijken wat er daadwerkelijk aan de hand is. “Alleen door erin te duiken kom je erachter wat er is. Veel gebeurt op dossiers. Je moet een outreachende werkwijze hebben.”
Professionals bespreken casussen met elkaar. “Er wordt veel gepraat. Intervisie en intuïtie zijn heel belangrijk. Het gaat om kennis delen en overdracht. Dat kost ruimte en tijd, maar dat ontbreekt nu juist.”
17 september 2010
Ouderenmishandeling
Een thuiszorgmedewerker bekijkt altijd of een oudere zichzelf niet verwaarloost of verwaarloosd wordt. “Overal waar ik kom, kijk ik even in de koelkast, of er nog eten is.”
Andere thuiszorgmedewerkers geven aan dat zij geen tijd krijgen om deze extra zorg te bieden.
Trainingen Alle betrokkenen geven aan dat training nodig is om ouderenmishandeling goed te kunnen signaleren. Sommigen van de geïnterviewden hebben een cursus of workshop gehad, anderen niet. Een enkeling is post Hbo geschoold. Een training maakt hulpverleners bewuster van het thema en deskundiger om te signaleren. “De trainingen die ik krijg over ouderenmishandeling zorgen voor bewustwording. Als ik nu naar ouderen toe ga en voel dat er iets niet pluis is, ben ik me ervan bewust dat er mogelijk sprake is van ouderenmishandeling.”
Hulpverleners die geen training hebben gehad, ervaren dit als een gemis. “Hier bij de Vraagwijzer worden we niet getraind op het signaleren van ouderenmishandeling. Ik denk wel dat we een goede signalerende taak kunnen hebben. Hier komen veel ouderen. Ik kan hen in een vroeg stadium voorlichten, risicogevallen leren herkennen en doorverwijzen. ”
Opvallend is dat de rol van VraagWijzer vooralsnog niet wordt gezien als betrokken instelling of organisatie bij ouderenmishandeling. Zij zouden een signalerende functie kunnen vervullen. Bij een thuiszorgorganisatie komt het thema steeds vaker aan de orde. Deze thuiszorgorganisatie is van plan om in de zomer trainingen over ouderenmishandeling te gaan geven aan medewerkers. Dat training op (het signaleren van) ouderenmishandeling van belang is voor de kwaliteit van de hulpverlening, wordt door alle betrokkenen bevestigd. Opvallend is daarbij, dat er in de opleidingen weinig tot geen aandacht voor het onderwerp is. In de basisopleiding geneeskunde wordt wel aandacht besteed aan geweld in het gezin, maar niet in de vervolgopleiding. Bij de politieacademie wordt huiselijk geweld wel besproken. Belangrijk is dat waar meldingen binnenkomen, medewerkers goed geschoold zijn. Hierover zijn zorgen geuit. “Er komt nu een heel verhaal binnen bij het ASHG, maar zijn zij wel voldoende geschoold?”
Samenwerking Samenwerking tussen betrokken partijen is cruciaal, zo menen de geïnterviewde personen. 18 september 2010
Ouderenmishandeling
“Samenwerking is belangrijk, ook in de signalering. Wanneer je casussen met collega’s bespreekt, krijg je een inhoudelijk beeld.” “Een outreachende werkwijze is noodzakelijk. We moeten niet meer alles alleen in het eigen kringetje houden: we moeten naar buiten gaan.” “Het delen van successen is zó belangrijk. Dat maakt je enthousiaster.”
De samenwerking lijkt verbeterd. Door onder andere het STO worden veel casussen onderling besproken. Als positief wordt de samenwerking met de wijkagent genoemd. Minder positief waren sommigen over de samenwerking met huisartsen.
Wetgeving Wetgeving blijkt voor knelpunten te zorgen. Het gaat dan om de verschuivingen van de AWBZ naar de Wmo. “Door de verschuivingen van de AWBZ naar de Wmo moeten mensen die hulp nodig hebben terugvallen op familie en vrijwilligers. Waar dat kan, prima, maar wie houdt dat in de gaten? Er moet iemand zijn die informeert, of het wel goed gaat.”
Daarnaast geven sommigen ook aan dat er te weinig aandacht is voor ouderen die ondergesneeuwd dreigen te raken door de aandacht voor jongeren. “Ouderen krijgen steeds minder aandacht. Rotterdam is een jongerenstad. Ouderenbeleid heeft daaronder te lijden. Bij de GGD is er niemand die over ouderen gaat. Het meldpunt ouderenmishandeling is ‘opgeheven’.”
Ook op andere terreinen blijkt regelgeving voor belemmeringen te zorgen. “Regelgeving is lastig. Laatst was er een allochtone vrouw die voor haar moeder zorgt. Maar ze woonde ver weg en wilde in de buurt komen wonen, zodat ze de zorg kon blijven doen. Dat kan dan weer niet door regelgeving.”
Meldcode Een aantal betrokkenen ervaart de Meldcode als zeer positief. “De Meldcode is een wezenlijk onderdeel van ons werk.” “Het ondertekenen van de Meldcode is een voorwaarde voor subsidie. Wethouder Kriens is daarbij heel betrokken.”
Wel plaatsen sommigen vraagtekens bij de uitwerking van de Meldcode. “Het ondertekenen van de Meldcode is een eerste stap, maar mensen moeten zich er ook naar gedragen. Je moet collega’s steunen.”
19 september 2010
Ouderenmishandeling
“Vaak is een belemmering voor het signaleren van Ouderenmishandeling het beroepsgeheim van artsen: privacy bescherming. Een voorstel voor aanpassing ligt in de Eerste Kamer.”
Sommigen hebben reserves bij de Meldcode. Zij zijn bang dat de Meldcode meer kwaad aanricht dan goed doet. Zeker wanneer het gaat om onterechte vermoedens van mishandeling. De vertrouwensrelatie met de oudere die zo cruciaal is, zou beschadigd kunnen raken.
Financiële uitbuiting Financiële uitbuiting is – zo bevestigen alle geïnterviewden – het meest voorkomende soort ouderenmishandeling. Daarom wordt hieraan in dit onderzoek specifiek aandacht aan besteed. “Aan sommige mensen gaat het digitale tijdperk voorbij. Dan laten ze hun financiën over aan een ander en daar schuilt een risico in.”
Financiële uitbuiting komt bij ouderen extra hard aan. Zij geven niet snel openheid van zaken. “Vaak hebben ouderen een leven lang schuldenvrij geleefd en dan door toedoen van iemand die ze vertrouwden, raken ze in de schulden. En dat kunnen ze nooit meer terugverdienen. Daar schamen ze zich voor. Het zorgt voor een extra stigma.”
Ander probleem is dat plegers niet snel verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun daden, omdat de oudere immers zelf een handtekening heeft gezet of een pasje heeft gegeven.
Niet-geleverde zorg Diverse betrokkenen schetsen het Persoonsgebonden budget (PGB) als knelpunt. “Door het PGB is financiële uitbuiting toegenomen. Er wordt vaak misbruik van gemaakt.”
Zorginstellingen halen bijvoorbeeld ouderen over om het geld dat zij voor zorg krijgen, direct op de rekening van het zorgbureau te storten. Van enkele zorginstellingen is bekend dat zij minder zorg leveren dan waardoor geïndiceerd is. “Een cliënt kreeg PGB voor vier uur in de week. Daar betaalde ze het zorgbureau ook voor. Maar er kwam maar een keer per week een kwartiertje iemand langs. Omdat de vrouw dement was, was het probleem ook moeilijk te achterhalen.” “Er is een mengeling van bonafide en malafide zorgbureaus. Als gevolg van teveel malafide bureaus komen de bonafide bureaus te weinig aan de bak.”
Niet alleen door zorgbureaus wordt misbruik gemaakt van het PGB. Ouderen beseffen soms niet dat zij werkgever worden wanneer zij kiezen voor PGB. 20 september 2010
Ouderenmishandeling
Door omstanders wordt daar dan misbruik van gemaakt: het geld wordt voor andere zaken besteed, maar de oudere krijgt niet de hoeveelheid zorg waarvoor hij geïndiceerd is. “Ik ben geen voorstander van het PGB. Er wordt niet altijd adequate zorg geboden. Familie wil het geld, maar niet de zorgplicht. Monitoren gebeurt niet.”
Indicatiestelling Een knelpunt is dat de indicatie voor dagopvang steeds moeilijker wordt en dat ouderen daardoor minder gebruik kunnen maken van Dag Activiteiten Centra (DAC) en dagopvang. Dat, terwijl dit door de geïnterviewden als heel belangrijk wordt gezien: mantelzorgers worden ontlast, de oudere raakt minder snel geïsoleerd, er is meer controle. “Het indicatieprobleem is niet te doorbreken. Het is ook verslechterd door de wijzigingen in de AWBZ.”
Publiciteit Alle geïnterviewden vinden het belangrijk dat er meer aandacht voor het thema komt, in de vorm van campagnes. Belangrijk is dat er voldoende capaciteit is om het (verhoogde) aantal meldingen te kunnen verwerken. Het thema zal in de hele maatschappij onder de aandacht gebracht moeten worden, zodat ook een buurman, een slager of een kennis van het bestaan op de hoogte is en vermoedens bij het ASHG kan melden. “De nadruk moet komen te liggen op publiekscampagnes. Als er publiekscampagnes worden gehouden, geef dan ook aandacht aan ouderen. We hebben al Fatima, we hebben de homoseksuelen, de kinderen. Nu zijn de ouderen aan de beurt.” “Om meldgedrag te stimuleren is normverandering nodig: van buren, huisartsen en andere hulpverleners. Zij moeten (beter)(leren) signaleren.”
Intramuraal Hoewel dit onderzoek zich toespitst op thuiswonende ouderen, geven een aantal betrokkenen aan dat het probleem zich ook voordoet in verzorgingsen verpleeghuizen. “Waar zijn de meeste ouderen? In verzorgingshuizen en dergelijke. Wie doet daar een melding van? Want de pleger is vaak degene die ook zou kunnen signaleren en controleren. De oudere kan het nergens kwijt.” “Naar mijn idee doet het probleem zich nog meer voor in instellingen. Daar is het ondoorzichtig. Er wordt ook over geklaagd bij mij.” “Een voorbeeld zijn homoseksuele ouderen, voor wie het leven moeilijk wordt gemaakt door pesterijen om hun geaardheid.”
21 september 2010
Ouderenmishandeling
Overbelasting mantelzorg Mantelzorgers blijken (te) vaak overbelast te zijn, waardoor de zorg kan ontsporen. Zeker met de huidige regelgeving komt er steeds meer druk op de mantelzorger te staan. “De druk op mantelzorgers is groot: mantelzorgers hebben een sociaal leven, een gezin en werk. Uit onmacht gaan mensen dan soms schelden. Anderen denken dat ze recht op geld hebben van de zorgbehoevende.” “Dementie vergt veel aandacht. Mantelzorgers raken daardoor snel overbelast. Maar het werkt ook de andere kant op: demente bejaarden kunnen ook agressief worden.”
Een knelpunt is dat sommige mantelzorgers professionele hulpverlening lang tegenhouden. Ze hebben het idee dat ze het zelf moeten oplossen. Maar niet altijd levert een mantelzorger de beste zorg. “Mantelzorgers beschikken niet over deskundigheid. Het is geen kwalitatieve zorg. Het is moeilijk om hen duidelijk te maken dat dagopvang ook positief kan zijn.”
Betrokkenen denken dat het probleem rondom de mantelzorg zal verergeren. “Je voelt het moment van overbelasting komen. Door de huidige regelgeving verwacht ik de komende jaren een toename van de problematiek.”
Een knelpunt dat eveneens naar voren komt in eerder onderzoek van SPA22 naar mantelzorgers, is dat mantelzorgers hun situatie niet als zodanig typeren. Zij zien zichzelf niet als mantelzorgers. Mantelzorger worden is een geleidelijk en soms langdurig proces. “Zo nam ik geleidelijk steeds meer over. Eerst wat huishoudelijke taken, ik hielp Kees steeds meer, ik ging mee met ziekenhuisbezoeken, nam de financiën over. Daarnaast had ik ook een nieuwe (drukke) baan. Ik werd geleidelijk ‘mantelzorger’, maar heb dat zelf nooit zo gezien.”
Mantelzorgers worden niet opgeleid tot mantelzorger. Zoals bovenstaande quote laat zien, gaat het proces van zorg geven zo geleidelijk, dat zij niet snel op het idee komen om externe hulp in te schakelen. Mantelzorgers zien het als hun plicht en voelen zich verantwoordelijk om de zorg voor hun naaste op zich te nemen. “Mantelzorgers willen serieus genomen worden. Ze willen gewaardeerd worden voor het werk dat ze doen.”
Er mag echter niet vergeten worden dat ook patiënten over de schreef kunnen gaan. Psychische mishandeling lijkt in deze gevallen het meest voor te komen. “Laatst kwam ik bij een ouder echtpaar. De meneer was volledig van de zorg van zijn vrouw afhankelijk. Hij vernederde en kleineerde haar constant.”
22 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 6. Beleid Dit hoofdstuk behandelt de vraag: welk beleid hanteert de landelijke en gemeentelijke overheid ten aanzien van ouderenmishandeling en in hoeverre sluit dat beleid aan op de behoeften en wensen van betrokkenen?
6.1. Landelijk beleid In 2002 is de kabinetsnota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ gepubliceerd; hierin zijn maatregelen opgenomen, gericht op voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. In 2006 is de Wet Huisverbod bij Huiselijk Geweld aangenomen. In 2007 stelt Agnes Kant (SP) Kamervragen over ouderenmishandeling. Zij pleit ervoor dat in de onderwijsprogramma’s van opleidingen in de welzijnsen zorgsector het thema ouderenmishandeling wordt opgenomen. Kant pleit er tevens voor dat er een protocol ouderenmishandeling wordt ontwikkeld. In Noord-Holland is dat gebeurd. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zegt toe in overleg te treden met de Nederlandse Vereniging van Verpleeghuisartsen en ActiZ om de mogelijkheden van een dergelijk protocol te bespreken (Rijksoverheid 2007). In 2008 en in 2009 zijn bezuinigingen in de AWBZ doorgevoerd. De Federatie Opvang, een brancheorganisatie voor instellingen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang, 10 wees er al in oktober 2008 op dat ondermeer slachtoffers van huiselijk geweld door deze maatregelen gedupeerd zouden raken. De Federatie Opvang voorziet toename van verwaarlozing, vervuiling, overlast, geweld en misbruik. Er zijn de afgelopen jaren verschillende publiekscampagnes geweest om huiselijk geweld te bestrijden. Ook voor 2010 staan weer campagnes op de agenda (Huiselijkgeweld 2009). Deze campagnes gaan echter niet over ouderenmishandeling.
6.2. Gemeentelijk beleid Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de aanpak van huiselijk geweld. De Wmo biedt gemeenten de kans om dit probleem via verschillende invalshoeken aan te pakken. Hierop wees voormalig staatssecretaris Jet Bussemaker op 28-03-2007 tijdens het congres van de Vereniging Nederlandse Gemeenten over de aanpak van huiselijk geweld. Volgens Bussemaker vraagt met name de opvang van de slachtoffers van huiselijk geweld de komende jaren aandacht. In hoofdstuk 6.3 – Gemeente en de Wmo – wordt nader uiteengezet in welke relatie de WMO staat tot bestrijding van ouderenmishandeling.
10
www.opvang.nl
23 september 2010
Ouderenmishandeling
In Rotterdam staat de aanpak van huiselijk geweld hoog op de agenda. Speerpunten bij de Rotterdamse aanpak zijn: •
• •
Vroegtijdig signaleren en melden: de belangrijkste manier om huiselijk geweld een halt toe te roepen is vroegtijdig te signaleren, melden en bespreekbaar maken. Direct betrokkenen, omstanders en beroepskrachten worden gestimuleerd om huiselijk geweld niet op zijn beloop te laten. Dat wordt bewerkstelligd door het ASHG en de Meldcode. Een sluitende keten: actieve en systeemgerichte aanpak en de inzet van Lokale Teams Huiselijk Geweld. Aandacht voor preventie: speciale preventieprogramma’s die zich specifiek richten op jongeren en kinderen. Voorlichting en taboe doorbreken (GGD 2007).
Een reden om ouderenmishandeling in het jaar 2010 niet in de campagnes op te nemen, is dat een nieuwe aanpak bestaat: het Stedelijk Team Ouderenmishandeling (STO). Verwacht wordt, dat als gevolg van een campagne meer meldingen binnenkomen. Aangezien er vooralsnog niet genoeg capaciteit is om dit op te vangen, is besloten de campagnes pas in een later stadium te starten.
De Rotterdamse Meldcode Huiselijk Geweld 11 De Rotterdamse Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling is een stappenplan voor professionals en instellingen bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. Het stappenplan ondersteunt de professionals door duidelijkheid te stellen over wat van hen verwacht wordt. Dat is belangrijk voor henzelf en voor de hulpverlening aan slachtoffer en pleger. De vier stappen van de meldcode zijn de volgende: 1. Bespreek (vermoedens van) huiselijk geweld met de cliënt. 2. Overleg met een deskundige collega of met iemand van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG). 3. Meld (vermoedens van) ernstig geweld bij het AMK of het ASHG. 4. Als het (vermoeden van) huiselijk geweld zelf wordt aangepakt, blijf dan de cliënt volgen en doe alsnog een melding als het geweld niet stopt. Het Servicepunt van de GGD hangt nauw samen met de Meldcode. Het servicepunt vormt de schakel tussen vraag en aanbod van trainingen en ondersteunt instellingen bij de invoering van de Rotterdamse Meldcode. Deskundigheidsbevordering is een belangrijk onderdeel hierin. Het Servicepunt biedt in samenwerking met diverse aanbieders een breed pakket van workshops en trainingen voor professionals aan. Hierbij staat de aanvrager centraal, voor wie het trainingsaanbod op maat en functiespecifiek wordt ingericht. Er is ook een training specifiek gericht op ouderenmishandeling en ontspoorde zorg. De gemeente Rotterdam 11
Rotterdamse Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. GGD RotterdamRijnmond.
24 september 2010
Ouderenmishandeling
subsidieert een groot deel van de trainingen. In Rotterdam hebben in april 2010 al meer dan honderd organisaties en instellingen de Meldcode ondertekend (Huiselijkgeweld 2010).
6.3. Gemeente en de Wmo Sinds 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van kracht. Uitgangspunt hierbij is dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben in het stelsel van zorg en welzijn, voor zichzelf en voor hun naasten. Hierdoor neemt de druk op mantelzorgers toe (Movisie 2009). Hoewel burgers de zorg nu in eerste instantie zelf moeten regelen, zijn gemeenten verantwoordelijk voor professionele ondersteuning. De Wmo kent de volgende negen prestatievelden, waarvan de eerste vijf tot de verantwoordelijkheid van de deelgemeenten behoren. 1. 2. 3. 4. 5.
6.
7. 8. 9.
Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten . Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden . Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning . Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers . Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem . Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer . Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang . Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen . Het bevorderen van verslavingsbeleid .
Vijf van deze prestatievelden hebben een directe relatie met ouderenmishandeling. Prestatieveld 1: Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten Het bevorderen van sociale samenhang draagt er toe bij dat mensen meer op elkaar letten en actie ondernemen ingeval van negatieve signalen, bijvoorbeeld wanneer een buurman/-vrouw lange tijd niet buiten komt of op straat zwerft. Prestatieveld 3: Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning De gemeente is verantwoordelijk voor het verstrekken van adequate en actuele informatie aan alle betrokkenen, zoals slachtoffers, plegers en overige bij ouderenmishandeling betrokken partijen. Dit prestatieveld verwijst voorts naar de verantwoordelijkheid van de gemeente voor maatschappelijke opvang en ouderenadvisering.
25 september 2010
Ouderenmishandeling
Prestatieveld 4: Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers Met de invoering van de Wmo heeft de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers een wettelijke basis gekregen. Onder ‘mantelzorg’ verstaat de wet: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt’. Prestatieveld 7: Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang Onder maatschappelijke opvang vallen activiteiten als het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en zich niet staande kunnen houden in de samenleving zonder externe hulp. Prestatieveld 8: Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen Dit prestatieveld verwijst naar de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. In het Meerjarenplan Wmo 2010-2014 wordt het thema ouderenmishandeling nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. Voor professionals en vrijwilligers is een gezamenlijke werkwijze ontwikkeld voor de begeleiding en opvang van minder zelfredzame senioren. Ook wordt een stedelijk team ouderenmishandeling (STO) ingesteld. Daarnaast worden een aantal crisisopvangplaatsen bij de verpleging- en verzorgingsinstellingen ingesteld. Een van de subdoelstellingen is de aanpak van ouderenmishandeling: verbetering van signalerings- en verwijsfuncties ten opzichte van eind 2009 en crisisopvang voor mishandelde ouderen (Meerjarenplan Wmo 2010-2014). De uitwerking ervan is opgenomen in het actieprogramma Senioren ‘Zelfredzaam en actief’. Belangrijk is om te bekijken hoe het landelijke beleid gericht op huiselijk geweld en specifiek ouderenmishandeling is en hoe het gemeentelijke beleid van Rotterdam zich hiertoe verhoudt.
26 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 7. Maatschappelijke ontwikkelingen Er zijn verschillende maatschappelijke ontwikkelingen die het risico op ouderenmishandeling doen toenemen. Dit doet des te meer beseffen dat ouderenmishandeling een thema is waar heel serieus mee om moet worden gegaan en wat niet genegeerd mag worden. Het thema zou prominent op de politieke agenda moeten staan. Onderstaande ontwikkelingen 12 in de samenleving kunnen invloed hebben op het karakter en de dimensie van ouderenmishandeling.
Dubbele vergrijzing Er komen steeds meer ouderen en ouderen worden steeds ouder. Deze ontwikkeling wordt ‘dubbele vergrijzing’ genoemd. Als gevolg van de dubbele vergrijzing komen steeds meer ouderen in een afhankelijkheidspositie terecht en is het risico groot dat ouderenmishandeling zal toenemen.
Verhoogde druk op mantelzorg Het beroep op mantelzorg zal toenemen, aangezien een grotere groep ouderen hulpbehoevend zal worden. Tegelijkertijd is het risico groot dat mantelzorgers overbelast raken als gevolg van een te zwaar beroep dat op hen wordt gedaan vanuit werk, gezin en sociaal leven. Een en ander kan ertoe leiden dat de zorg ontspoort in ouderenmishandeling.
Alleenstaanden Er is sprake van een aanmerkelijke toename van alleenstaande ouderen. Het aantal alleenstaande ouderen in Nederland neemt toe van 700.000 in 2003 tot 1.300.00 in 2030.
Zelfstandig wonen Steeds meer ouderen blijven steeds langer zelfstandig wonen: het langer zelfstandig wonen verzwaart de last op de jongere generaties (mantelzorgers en de professionele hulpverlening).
Veranderingen in normen en waarden Normen en waarden veranderen. Normen en waarden die in de opvoeding van de oudere generatie gebruikelijk waren, hebben in de jongere generatie aan betekenis ingeboet. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan respect voor ouderen. Dit kan gevolgen hebben voor ouderenmishandeling. 12
Deels afkomstig van Kriek en Oude Ophuis (2003), deels uit de interviews.
27 september 2010
Ouderenmishandeling
Individualisering Zelfstandigheid is de norm. Afhankelijkheid wordt in toenemende mate als een zwakte gezien. Gevolg is dat hulp aan elkaar geven niet langer vanzelfsprekend is.
Lossere familiebanden Families zijn minder hecht dan voorheen. Waar het vroeger de norm was dat ouders bij hun kinderen introkken wanneer zij hulpbehoevend worden, wordt thans van de ouderen verwacht dat ze zelfredzaam zijn en zo niet, naar een verzorgingshuis gaan. Kinderen staan op een grotere afstand van hun ouders en hebben minder dan voorheen een controlerende functie. In deze ontwikkeling schuilt een wezenlijke risicofactor. Bij etnische minderheden, zo blijkt uit een interview, lijkt dit in mindere mate het geval te zijn. Hier lijken de familiebanden doorgaans juist hechter te zijn.
Markt- en efficiency denken Door bezuinigingen neemt de druk op de zorg toe. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit van de zorg. Dit kwam eveneens uit de interviews naar voren: minder begeleiding en minder zorg.
Verder weg wonen bij familie Mensen wonen steeds verder bij familie vandaan. Daardoor wordt het lastiger om vaak bij ouders op bezoek te gaan of delen van de zorg over te nemen. Dat heeft twee gevolgen. Enerzijds raken ouderen eerder geïsoleerd, anderzijds is er minder controle op de situatie van de oudere.
Economische recessie / bezuinigingen De economische recessie wordt door meerderen in de interviews aangegeven als een knelpunt. Door de crisis raken mensen eerder werkloos en is de kans groter dat zij met financiële problemen te maken krijgen. Deze situaties kunnen een risicofactor gaan vormen als het om ouderenmishandeling gaat.
28 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 8. Conclusies SPA22 benadrukt allereerst dat deze rapportage gaat om een complexe problematiek. Op het thema ouderenmishandeling heerst een taboe. Mensen willen er liever niet over praten. Daar komt bij dat het erg moeilijk is om te bepalen in hoeverre in de persoonlijke levenssfeer van burgers mag worden geïntervenieerd. Als een oudere niet geholpen wil worden, maar zodanig verwaarloosd wordt dat er een levensbedreigende situatie ontstaat, hoe moet dan worden gehandeld? Wanneer mag iets als mishandeling worden getypeerd en wanneer mag en moet worden ingegrepen? Dit zijn vragen die moeilijk te beantwoorden zijn. Met de aanbevelingen richt SPA22 zich dan ook niet op hoe gehandeld moet worden, maar op het zo veel mogelijk in staat stellen van betrokkenen om ‘juist’ te handelen. SPA22 spreekt hierbij ook haar waardering uit voor alle hulpverlenende instanties die zich inzetten om ouderenmishandeling te doen stoppen, om ouderen hulp te bieden en ouderen te beschermen. Taak van de gemeente is hen daarbij zo goed mogelijk te ondersteunen. Centrale vraag in dit onderzoek is: Op welke manieren en in welke mate komt ouderenmishandeling in Rotterdam voor en hoe kan de situatie door middel van gemeentelijk beleid verbeterd worden? Deze vraag kan deels uit de bestudeerde literatuur worden beantwoord, deels uit de gehouden interviews. De hoofdvraag is onderverdeeld in deelvragen, die hieronder behandeld worden.
Wat is ouderenmishandeling? Van ouderenmishandeling is sprake wanneer een oudere persoon geheel of gedeeltelijk voor zijn zorg afhankelijk is van derden en hem daarbij herhaaldelijk materiële, psychische en/of fysieke schade wordt aangedaan. Er bestaan verschillende verschijningsvormen van ouderenmishandeling: lichamelijke mishandeling; psychische mishandeling; financiële uitbuiting; verwaarlozing; schending van de rechten en seksueel misbruik. Daarnaast kan mishandeling opzettelijk gebeuren, maar ook voortkomen uit ontspoorde zorg. Er wordt vanuit gegaan dat één op de twintig ouderen wordt mishandeld (Movisie 2009), hoewel sommige deskundigen hierover twijfels hebben.
Welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben de afgelopen jaren plaatsgevonden en wat zijn hiervan de consequenties voor ouderenmishandeling? De laatste jaren hebben verschillende maatschappelijke ontwikkelingen plaatsgevonden die consequenties hebben voor ouderenmishandeling. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan dubbele vergrijzing, toenemende druk op mantelzorgers, meer alleenstaande ouderen, markt en efficiency denken 29 september 2010
Ouderenmishandeling
en individualisering. Deze trends kunnen indirect effect hebben op de situatie waarin ouderen zich bevinden en kunnen een risico verhogende factor gaan vormen als het om ouderenmishandeling gaat.
Welke organisaties, instellingen en personen/familie zijn er bij ouderenmishandeling betrokken? Bij ouderenmishandeling zijn verschillende partijen betrokken. Deze instellingen en organisaties zijn in de rapportage opgenomen. Het merendeel heeft de ervaringen met ouderenmishandeling in een interview uiteengezet. 13
Met welke knelpunten en uitdagingen worden deze instellingen en organisaties geconfronteerd?
Niet-geleverde zorg Uit de interviews blijkt dat de geïndiceerde zorg niet altijd geleverd wordt. Dit betekent dat de oudere de benodigde zorg onthouden wordt en hij/zij verwaarloosd of financieel uitgebuit wordt. In sommige gevallen incasseert bijvoorbeeld een zorgbureau een Persoonsgebonden Budget (PGB), maar levert niet het aantal uren zorg dat is geïndiceerd. In dat geval is er, naast verwaarlozing en financiële uitbuiting van de oudere, sprake van fraude door het zorgbureau. Ook wanneer familieleden of kennissen zich laten betalen voor het leveren van zorg, maar deze niet leveren, frauderen zij. Dit wordt een financieel probleem voor de oudere wanneer deze het PGB moet verantwoorden en hij/zij aansprakelijk wordt gesteld voor het terugbetalen van PGB gelden die niet aan geleverde zorg zijn besteed. Het niet (volledig) leveren van zorg komt voor bij zowel Zorg in Natura (ZiN) als bij PGB. Geïndiceerde zorg Geindiceerde zorg aan ouderen kan op twee manieren worden geleverd, namelijk als Zorg in Natura (ZiN) of in de vorm van een Persoonsgebonden Budget. Bij ZiN wordt de geïndiceerde zorg rechtstreeks geleverd door een thuiszorginstelling. Bij een PGB krijgt een oudere een budget voor de geïndiceerde zorg en heeft daarmee de vrijheid om zelf zorg in te kopen. Zij betalen daarvoor beroepskrachten (via zorgbureaus of thuiszorginstellingen) of familieleden of kennissen, die worden ingehuurd om de geïndiceerde zorg te leveren en worden betaald uit het PGB. Met een PGB worden ouderen werkgever van degene die zij inhuren. Veel ouderen ontvangen hierover wel informatie, maar begrijpen niet altijd de strekking ervan, met alle consequenties van dien (Per Saldo 2009).
13
Voor overzicht organisaties en instellingen zie pagina 11 tot 15.
30 september 2010
Ouderenmishandeling
Publiciteit Publiciteit is belangrijk. Desalniettemin zullen er geen publiciteitscampagnes komen gericht op ouderenmishandeling. Alle geïnterviewden geven aan het belangrijk te vinden dat er publiciteitscampagnes komen. De aangesloten organisaties van SPA22 zijn van mening dat hier absolute prioriteit aan gegeven moet worden. Het is belangrijk dat er een brede publiekscampagne komt. Iedereen is op de hoogte van het bestaan van kindermishandeling door brede publiciteit, zowel op radio, televisie als op posters. Ouderenmishandeling ligt echter nog in de taboesfeer. Door publiciteit kan een eerste stap gemaakt worden om bewustwording in de samenleving te creëren. SPA22 verwacht dat het college voldoende financiële middelen in 2010 beschikbaar stelt om publiciteitscampagnes vanaf 2011 te waarborgen. Publiekscampagnes bereiken verschillende belangrijke actoren: • • •
•
ouderen zelf die mogelijk al mishandeld worden weten waar ze terecht kunnen; ouderen die (nog) niet mishandeld worden, weten dat ouderenmishandeling bestaat en dat het hen ook kan overkomen; omstanders zoals buren weten dat het probleem zich kan voordoen en zullen wellicht alerter worden en weten waar zij vermoedens kunnen melden; plegers weten dat ouderenmishandeling niet genegeerd wordt en grondig aangepakt wordt.
Het is daarmee niet alleen een signaal naar mogelijke slachtoffers en omstanders, maar zeker ook naar de (potentiële) pleger: tot hier en niet verder 14.
Meldcode Door verschillende geïnterviewden wordt de Meldcode als positief ervaren. Door anderen worden knelpunten aangegeven. Het risico bestaat dat er meer kwaad dan goed bij een gezin wordt aangericht, zeker wanneer vermoedens van mishandeling vals blijken te zijn. Het is belangrijk dat alle hulpverleners training hebben gehad op het thema ouderenmishandeling, zodat zij zo goed mogelijk op situaties kunnen inspelen. SPA22 realiseert zich dat hulpverlening en signalering uiteindelijk berusten op subjectiviteit: het is de perceptie en het gevoel van de hulpverlener dat er iets niet pluis is. Dat hoeft niet per sé op feiten te berusten. Het is moeilijk om altijd adequaat op situaties in te spelen. Zorgvuldigheid is een absolute voorwaarde.
Trainingen Om kwalitatieve hulpverlening te kunnen bieden, is training nodig. Momenteel is de GGD hiermee bezig: verschillende professionals worden getraind op het 14
Quote geïnterviewde.
31 september 2010
Ouderenmishandeling
thema. SPA22 ondersteunt dit. Uit de gesprekken kwam naar voren dat niet alleen mensen die nu met ouderenmishandeling te maken hebben, moeten worden getraind, maar dat dit al op opleidingen kan gebeuren.
Bereiken De mishandelde ouderen worden nog onvoldoende bereikt door hulpverleners en zorginstellingen, zeker de sociaal geïsoleerde ouderen en de zorgmissers/zorgmijders. Een van de geïnterviewde ouderenadviseurs richt zich momenteel specifiek op zorgmissers en zorgmijders, juist omdat zij een risicogroep zijn.
Mantelzorg De druk op mantelzorg is een toenemend probleem, waardoor de kans op ontspoorde zorg groter wordt. Dat blijkt zowel uit dit onderzoek als uit bijvoorbeeld het onderzoek van SPA22 naar mantelzorgers. Ondersteuning van overbelaste mantelzorgers is daarom dringend noodzakelijk. Door de Pakketmaatregelen AWBZ per 1 januari 2009 kunnen ouderen minder gebruik maken van dagopvang of Dagactiviteitencentra/zorgboerderijen. Gevolg hiervan is dat mantelzorgers zwaarder belast worden. Het eens per week uit handen kunnen geven van de zorg en even tijd voor jezelf hebben, zorgt ervoor dat mantelzorgers adem kunnen halen en er vervolgens weer tegenaan kunnen.
Welk landelijk beleid is er voor ouderenmishandeling? Op landelijk niveau is er geen specifiek beleid voor ouderenmishandeling. Ouderenmishandeling valt onder huiselijk geweld. Er is in 2002 een Kabinetsnota over huiselijk geweld verschenen; over ouderenmishandeling zijn in 2007 Kamervragen gesteld.
Welk gemeentelijk beleid is er voor ouderenmishandeling? Op gemeentelijk niveau is zowel algemeen beleid op huiselijk geweld als specifieke aandacht voor ouderenmishandeling. Zo bestaat de Meldcode 15 en heeft de GGD een Stedelijk Team Ouderenmishandeling opgezet. Daarnaast is ouderenmishandeling opgenomen in het Meerjarenplan Wmo en in de uitwerking daarvan in het actieprogramma ‘Zelfredzaam en Actief’. Doel van de gemeente is mishandeling van ouderen op de juiste wijze signaleren en helpen en crisisopvang specifiek voor mishandelde ouderen te realiseren. Om dat te bewerkstelligen is een Stedelijk Team Ouderenmishandeling (STO)16 opgezet en wordt een aantal crisisopvangplaatsen bij de Verzorgings- en Verpleeginstellingen ingesteld. 15 16
Zie pagina 24 Zie pagina 11 en 12
32 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoe kan de gemeente bijdragen aan verbetering van de situatie? SPA22 heeft met verschillende betrokkenen gesproken over het thema ‘ouderenmishandeling’ en uit deze interviews zijn onder meer hierboven genoemde knelpunten naar voren gekomen. De uitkomsten van de interviews zijn verwerkt in de aanbevelingen, die in het volgende hoofdstuk zijn opgenomen.
33 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 9. Aanbevelingen
De aanbevelingen zijn gesplitst in drie concrete aanbevelingen ter bestrijding van ouderenmishandeling en vier aanbevelingen die indirect kunnen bijdragen aan het voorkomen van ouderenmishandeling.
Directe aanbevelingen Publiciteit Onderzoek heeft uitgewezen dat in de samenleving weinig bekend is over ouderenmishandeling. Een publiekscampagne is noodzakelijk. Door de financiële bezuinigingen van de gemeente kunnen de eerder voorgenomen campagnes geen doorgang vinden. SPA22 verzoekt het college uiterste inspanningen te doen deze middelen op zo kort mogelijke termijn beschikbaar te krijgen om de publiciteitscampagnes doorgang te laten vinden. Aangezien financiële uitbuiting een van de belangrijkste onderdelen is van ouderenmishandeling is het noodzakelijk dat dit thema prominent aan de orde komt. Dit onderdeel moet prioriteit krijgen. Aanbeveling 1 •
SPA22 beveelt aan dat er in 2011 en 2012 publiciteitscampagnes komen en dat hiervoor in 2010 een plan opgesteld wordt door de GGD. Deze campagne moet via verschillende media worden opgezet, zoals radio, televisie, flyers, billboards enzovoorts om iedereen te bereiken en moet duidelijk leesbaar, hoorbaar en begrijpelijk zijn voor iedereen. De gemeente heeft daarbij de taak om dit proces te monitoren. Het is belangrijk dat wanneer meer meldingen van ouderenmishandeling gegenereerd worden, de hulpverleningsketen hierop aangepast wordt. De capaciteit moet er zijn om de (verwachte) grotere hoeveelheid meldingen aan te kunnen.
Training Voor goede signalering en hulpverlening is training noodzakelijk. Aanbeveling 2 •
SPA22 beveelt aan dat de gemeente bevordert dat alle hulpverleners en instellingen die te maken hebben/kunnen krijgen met ouderenmishandeling getraind worden op het terrein van signaleren van ouderenmishandeling. Hiervoor moet een plan worden gemaakt in 2010. SPA22 beveelt aan dat bij de aanbesteding van welzijnswerk en ouderenwerk afspraken worden gemaakt met de gemeente over het opnemen van trainingen gericht op ouderenmishandeling.
34 september 2010
Ouderenmishandeling
•
•
SPA22 beveelt aan dat de gemeente een protocol ontwerpt voor het signaleren van ouderenmishandeling. 17 Dit protocol wordt gehanteerd door medewerkers van gemeentelijke diensten die ouderenmishandeling signaleren en medewerkers van betrokken organisaties/instellingen. De Meldcode wordt in dat protocol opgenomen. SPA22 beveelt aan dat de gemeente Rotterdam (de GGD) de deelgemeenten stimuleert om voorlichting te geven aan hulpverleners over het gebruik van de Meldcode. SPA22 beveelt aan dat de GGD hiervoor een programma ontwikkelt in 2010. Zorgvuldigheid bij de uitvoering van de Meldcode om onterechte beschuldigingen van ouderenmishandeling te voorkomen is daarbij cruciaal.
Indirecte aanbevelingen Niet-geleverde zorg Uit de interviews blijkt dat geïndiceerde zorg niet altijd wordt geleverd. Dit geldt zowel voor zorg die ‘in natura’ wordt geleverd, als voor zorg die met een PGB zelf wordt ingekocht. Het Keurmerkinstituut ontwikkelt op basis van de in juni 2009 uitgekomen gedragscode voor pgb-bureaus een keurmerk, dat naar verwachting eind 2010 uitkomt. Dit is een keurmerk voor pgb bemiddelings-, advies- en administratiebureaus. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ondersteunt de ontwikkeling van het keurmerk financieel. Momenteel wordt dat keurmerk alleen ontwikkeld voor AWBZ geïndiceerde zorg (Per Saldo 2009). Aanbeveling 4 •
•
SPA22 beveelt aan dat de gemeente Rotterdam bij het verstrekken van een PGB voor huishoudelijke verzorging (Wmo) de zorgvrager attent maakt op het bestaan van gecertificeerde zorgbureaus. De zorgaanvrager moet een zorgvuldige keuze maken, omdat de persoon daarvoor ook verantwoordelijk is. SPA22 beveelt aan dat de gemeente Rotterdam toeziet op het naleven van artikel 1.6:4b van de Vmor (zie bijlage), ter bescherming van kwetsbare ouderen.
Regelgeving Onderzoek heeft uitgewezen dat regelgeving in sommige gevallen negatieve consequenties heeft voor zorgbehoevende ouderen. Door de wijzigingen in de AWBZ van 2008 en 2009 komen minder ouderen in aanmerking voor een indicatie begeleiding. Daardoor kunnen zij minder gebruik maken van dagopvang of een Dagactiviteitencentrum/zorgboerderij. Aanbeveling 5
17
Zie bijvoorbeeld www.primo-nh.nl
35 september 2010
Ouderenmishandeling
•
•
SPA22 beveelt aan dat de gemeente (c.q. de deelgemeente) zorgt voor alternatieve, laagdrempelige dagopvang voor ouderen die hun indicatie begeleiding (deels) verliezen. De vervangende dagopvang moet gelegen zijn in de woonwijk (gebiedsgericht werken, woonservicegebieden) van de betreffende ouderen. SPA22 beveelt aan dat de gemeente erop toeziet dat bij het indiceren van huishoudelijke verzorging telefonische indicatie uitgesloten wordt.
Huisbezoeken door vrijwilligers In de stad worden projecten uitgevoerd waarin mensen bezoeken afleggen bij ouderen. Aanbeveling 6 •
SPA22 beveelt aan dat de gemeente deze projecten (met een terugkerend karakter) stimuleert, aangezien hier voor vrijwilligers een kans ligt om ouderenmishandeling te signaleren en aan professionele organisaties over te dragen.
Overbelasting mantelzorg Overbelasting van mantelzorg kan leiden tot ontspoorde zorg. Informatie over het ziektebeeld, het ouder worden, de ontwikkelingen en wat de mantelzorger kan verwachten is belangrijk. Zo weten zij waar zij ondersteuning kunnen krijgen. In het tegengaan van overbelasting is het belangrijk te weten wat iemand te wachten staat en hoe het ziektebeeld zal verlopen. Aanbeveling 7 •
•
SPA22 beveelt aan dat de gemeente de deelgemeenten stimuleert te zorgen voor goede ondersteuning van mantelzorgers. Daarbij valt te denken aan informatieverstrekking, lotgenotencontact, respijtzorg, casemanagement en ruimhartige indicering voor huishoudelijke verzorging. SPA22 beveelt aan te bewaken dat bestaande expertise behouden blijft, ook wanneer integratie van Vraagwijzer en het Steunpunt Mantelzorg is geëffectueerd.
36 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 10. Slotwoord SPA22 heeft met dit onderzoek kennis verzameld over het thema ouderenmishandeling. Doel was het in kaart brengen van ouderenmishandeling in Rotterdam en aan de hand van de resultaten advies uitbrengen aan het college van B&W. SPA22 heeft gesproken met verschillende hulpverleners en instanties. SPA22 heeft ernaar gestreefd een zo inhoudelijk mogelijk beeld te schetsen. SPA22 wijst de lezer erop dat – gezien de complexiteit en omvang van deze materie – volledigheid niet tot de mogelijkheden behoort. Belangrijkste conclusie is dat ouderenmishandeling lang een onderschat thema is geweest, maar niet langer genegeerd wordt. Een gezamenlijke inzet van alle betrokken partijen is nodig om ouderenmishandeling te reduceren. Tot slot wil SPA22 drie punten onder de aandacht brengen. Indicatie Als gevolg van meer stringente indicatiestelling hebben thuiszorgmedewerkers minder ruimte om ouderenmishandeling te signaleren. SPA22 realiseert zich dat de indicatiestelling niet zonder meer verruimd kan worden. Het is belangrijk om de ontwikkelingen rondom dit thema te blijven volgen. Protocol Een protocol voor ouderenmishandeling is belangrijk. Het geeft hulpverleners handvatten om adequaat te handelen. Uit dit onderzoek blijkt dat hieraan behoefte is, maar dat hulpverlening bij ouderenmishandeling uiteindelijk altijd maatwerk betreft en dat het aan de hulpverlener is om te bekijken wat de beste oplossing is. Onderzoek verpleeg- en verzorghuizen Ouderenmishandeling lijkt ook in verpleeg- en verzorghuizen voor te komen, zo blijkt uit de interviews. Inzicht hierin is noodzakelijk. Het is belangrijk dat de gemeente hier aandacht voor houdt.
37 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 11. Literatuurlijst Bakker, H. (2002) Met de mantel der liefde. Als mantelzorg aan ouderen ontspoort. NIZW Bussemaker, J. (2007) Gemeenten spelen cruciale rol bij aanpak huiselijk geweld. Toespraak op 28-03-2007. Dongen, van M. (2008) Ouderenmishandeling. PowerPoint presentatie. GGD (2010) De Rotterdamse pilot Ouderenmishandeling in Feijenoord en IJsselmonde. Door: A. Polychronakis GGD (2008) Eén jaar Lokale Teams Huiselijk Geweld. Procesbeschrijving en –evaluatie van het eerste jaar Lokale Teams Huiselijk Geweld in Rotterdam. Door: A. Nanhoe GGD (2007) Rotterdamse Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Huiselijkgeweld.nl, ‘Train huisarts op herkennen geweld.’ Nieuws, 06-042006 Huiselijkgeweld.nl, ’12.000 mensen verliezen AWBZ zorg.’ Nieuws, 28-102008 Huiselijkgeweld.nl, Publiekscampagne(s). Landelijk beleid, bezocht op 30-032010 JOS (2009) Meerjarenplan Wmo 2010-2014. Krediet, G. (2010) Ouderenmishandeling. Casussen en interventies. Elsevier. Kriek, F. & Oude Ophuis, R.J.M. (2003) Een verkennend onderzoek naar ouderenmishandeling, eindrapport. Amsterdam: Regioplan. Mezzo (2010) Grotere inzet gemeenten nodig voor mantelzorgers en vrijwilligers. In: Nationaal Programma Ouderenzorg op 18 maart 2010. Movisie (2009) Algemene informatie ouderenmishandeling: www.movisie.nl. Movisie (2009) Cijfers 2008 ouderenmishandeling: www.movisie.nl. Movisie (2009) Financiële uitbuiting en financieel misbruik van ouderen: www.movisie.nl. Movisie (2009) Ouderenmishandeling en de Wmo: www.movisie.nl. Rijksoverheid (2007) Antwoorden op Kamervragen van Kant over ouderenmishandeling. www.rijksoverheid.nl SCP (2009) De toekomst van de mantelzorg. Selwood A., Cooper, C. & Livingston, G. (2007). What is elder abuse – who decides? Geriatric Psychiatry. SPA22 (2010) Mantelzorgers vragen niet (te) veel. Rapportage 2010. 38 september 2010
Ouderenmishandeling
Per Saldo (2009) De gedragscode pgb-bureaus. De opmaat tot een keurmerk. Hilversum.
VNG (2010) Woningcorporaties gaan huiselijk geweld signaleren. 06-042010, bezocht op 12-04-2010 Volkskrant, de (2008) Dakloos door AWBZ-bezuiniging. Binnenland, 03-112008, bezocht op 14-04-2010 Zorg en Welzijn (2009) ‘Artsen negeren signalen over partnergeweld.’ Nieuws, 30-03-2009, bezocht op 06-04-2010
39 september 2010
Ouderenmishandeling
Hoofdstuk 12. Bijlagen Risicofactoren In de bestudeerde literatuur worden verschillende factoren aangedragen die een risico vormen voor ouderen om mishandeld te worden. Het kan gaan om pathologische kenmerken van de dader, onderlinge afhankelijkheid tussen dader en slachtoffer (meer dan 90 % van het geweld wordt door de partner, familie of een andere dader in de nabijheid van het slachtoffer gepleegd), stress van de mantelzorger (intensieve zorgrelatie) en vereenzaming (met als gevolg afhankelijk zijn van enkele personen en weinig tot geen sociale controle) (Kriek en Oude Ophuis 2003). Risicofactoren zijn zowel bij het slachtoffer als bij de pleger te vinden. Bij de pleger vormen de volgende factoren een risico. Afhankelijkheid Wanneer iemand afhankelijk is van een oudere, neemt het risico op mishandeling toe. Die afhankelijkheid kan verschillende vormen aannemen, zoals bijvoorbeeld huisvesting, sociale contacten of inkomen (Kriek en Oude Ophuis 2003). Wanneer bijvoorbeeld een man werkloos raakt en bij zijn oudere moeder intrekt en van haar AOW en pensioen leeft, heeft hij een financiële afhankelijkheidsrelatie en neemt de kans op mishandeling toe. Psychische gesteldheid Wanneer iemand psychiatrische problemen of ontwikkelingsstoornissen heeft, neemt de kans op mishandeling toe. Ook alcoholisme, drugs- en gokverslaving vergroot het risico op mishandeling (Kriek en Oude Ophuis 2003). Een voorbeeld is een aan drugs verslaafde zoon die zijn moeder ernstig verwaarloost en van haar AOW leeft. Overbelasting Wanneer de zorg voor een mantelzorger te zwaar wordt, kan de zorg ontsporen en de oudere mishandeld worden – vaak uit onmacht of onkunde. De zorg is in zo’n geval teveel geworden of de zorgbehoefte van de oudere is groter dan de mantelzorger kan bieden (Kriek en Oude Ophuis 2003). Zeker wanneer de mantelzorger naast de zorg voor een naaste een gezin heeft, een (druk) sociaal leven en arbeid verricht, kan de zorg teveel worden. Ook bestaan er risicofactoren bij het slachtoffer 18. Leeftijd Hoe ouder de persoon is, hoe groter de kans is op mishandeling. Mensen tussen de 55 en 65 jaar zijn over het algemeen vitaler en staan krachtiger in het leven dan bijvoorbeeld 80-jarigen. Hoe ouder mensen worden, hoe minder vitaal zij worden en hoe afhankelijker zij worden. Psychische en fysieke gesteldheid 18
Kriek en Oude Ophuis 2003 & Movisie
40 september 2010
Ouderenmishandeling
Lichamelijke en geestelijke achteruitgang vormen een risico voor de oudere om mishandeld te worden. Door lichamelijke en geestelijke mishandeling neemt immers de afhankelijkheid toe. Afhankelijkheid is een grote risicofactor. Fysieke beperkingen kunnen voor de oudere een reden zijn waarom zij bijvoorbeeld hun financiële belangen door iemand anders laten behartigen. Zij voelen zichzelf beperkt doordat zij minder mobiel zijn, minder goed horen en minder goed zien. Maar ook ouderen die lijden aan dementie zijn kwetsbaarder voor mishandeling dan ouderen die mentaal nog sterk zijn. Ouderen met een mindere fysieke dan wel psychische gesteldheid kunnen terecht bij de dagopvang, wanneer zij daarvoor indicatiestelling hebben gehad. Personeel van deze dagopvangcentra zouden een rol kunnen spelen in het signaleren van ouderenmishandeling. Afhankelijkheid Wanneer de afhankelijkheid toeneemt, worden ouderen kwetsbaarder voor ouderenmishandeling (Kriek en Oude Ophuis). Zeker thuiswonende ouderen die afhankelijk zijn van een ander, vormen een risicogroep. Hoe groter de afhankelijkheid van de oudere in relatie tot familie, bekenden of de hulpverlening, hoe groter het risico van mishandeling is. Afhankelijkheid kan ook emotioneel of financieel zijn. Oudere mensen laten bijvoorbeeld hun financiën over aan een familielid en verliezen hierdoor het overzicht in hun financiën. Vaak speelt wederzijdse afhankelijkheid een rol: de pleger kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van het slachtoffer voor huisvesting, sociale contacten of inkomen. Ingrijpende voorvallen Ingrijpende voorvallen bij de oudere, zoals een verhuizing, de dood van een geliefd persoon en verlieservaringen vormen een risicofactor. Door ingrijpende voorvallen kan er stress ontstaan. Zij zijn in dergelijke gevallen vatbaarder voor ouderenmishandeling. Familiegeschiedenis Soms speelt de familiegeschiedenis een rol. Mensen zijn dan al langere tijd gewelddadig met elkaar omgegaan en dat kan van generatie op generatie worden overgedragen. Er kan ook een verandering van machtsverhoudingen plaatsvinden. Een vrouw die lange tijd door haar man onderdrukt is geweest, komt in een heel andere positie als haar man op latere leeftijd afhankelijk van haar wordt. Zorgmijders Ook burgers die zorgmijdend gedrag vertonen lopen risico. Zij hebben vaak ofwel een gebrek aan kennis over hun ziektebeeld of een gebrek aan kennis over de ondersteuningsmogelijkheden die er wel zijn. Sociaal isolement Ouderen die in een sociaal isolement terecht zijn gekomen vormen eveneens een risicogroep. Het slachtoffer heeft dan weinig contact met de buitenwereld en zo kan mishandeling lang voortduren zonder dat iemand er zicht op heeft. Onwetendheid 41 september 2010
Ouderenmishandeling
Veel ouderen hebben de slag naar het digitale tijdperk niet gemaakt en laten hun financiële en administratieve zaken over aan een familielid. Zij zijn niet bekend met nieuwe betaalwijzen. Ook kan het zijn dat binnen een partnerrelatie lange tijd een taakverdeling is geweest en dat na overlijden van een de ander niet weet hoe hij of zij de geldzaken moet regelen. Vaak neemt dan een familielid de taak op zich: dit is een zaak van vertrouwen. Financiële omstandigheden Een oudere met een inkomen boven het bestaansminimum en die daarvan een kleine reserve heeft opgebouwd, loopt een groter risico, hoewel sommige plegers zelfs van ouderen met een minimaal inkomen geld weten weg te halen. Ook bezittingen kunnen aanleiding geven tot financiële uitbuiting, zoals sieraden, duur bestek en serviesgoed. Maar ook spaargeld, aandelen en obligaties. Bezit van onroerend goed kan aanleiding geven om de oudere te dwingen een hypotheek te nemen. Sociale omstandigheden Misbruik is mede afhankelijk van hoe familieleden met elkaar omgaan en tot elkaar staan. En er zijn kinderen die menen dat ze in hun leven tekort zijn gedaan of achter zijn gesteld. Geld en goederen kunnen een belangrijke bron van ruzies en familieconflicten vormen.
42 september 2010
Ouderenmishandeling
Soorten mishandeling Lichamelijke mishandeling Slaan, schoppen, maar ook het teveel of te weinig of verkeerd toedienen van medicijnen. Letsel, vastbinden aan stoel of bed. Blauwe plekken, schrammen, zwellingen, fracturen of brandplekken: deze symptomen kunnen het gevolg zijn van lichamelijke mishandeling. Soms worden ouderen vastgebonden aan een stoel of bed. Ze vertonen dan striemen aan polsen of enkels. Een minder zichtbare vorm van lichamelijk mishandeling is het geven van te weinig of juist te veel medicijnen (bijvoorbeeld slaapmiddelen). Psychische mishandeling Treiteren, sarren, bedreigen, vals beschuldigen, beledigen, bevelen. Bij de oudere leidt dit tot gevoelens van angst, woede, verdriet, schuchterheid, verwardheid of apathie. Verwaarlozing Lichamelijke verwaarlozing zoals ondervoeding, uitdroging, slechte hygiëne, of wonden als gevolg van doorliggen, maar ook geestelijke verwaarlozing zoals te weinig aandacht, liefde en ondersteuning. Financiële uitbuiting Stelen of profiteren van bezittingen, verkopen van eigendommen zonder toestemming, financieel kort houden van ouderen, gedwongen testamentverandering. Seksueel misbruik Exhibitionisme, betasten van het lichaam, verkrachting. Schending van rechten Het schenden van het recht op vrijheid, privacy en zelfbeschikking, bijvoorbeeld door post achter te houden, bezoekers te weigeren of weg te sturen, geen telefoon, de oudere verhinderen het huis te verlaten. . Verschillende soorten van ouderenmishandeling komen vaak naast elkaar voor. Psychische en lichamelijke mishandeling en financiële uitbuiting komen het meeste voor. Schending van de rechten, verwaarlozing en seksueel misbruik komen beduidend minder voor. Wel bestaan vaak meerdere vormen van mishandeling naast elkaar. Soort Psychische mishandeling Lichamelijke mishandeling Financiële uitbuiting Schending van de rechten Verwaarlozing
Percentage 51% 40% 32% 9% 8%
43 september 2010
Ouderenmishandeling
Seksueel misbruik
0,60%
Tabel 3: Cijfers: Movisie 2008
44 september 2010
Ouderenmishandeling
Uit: Verordening Wmo Rotterdam (Vmor)
Artikel 1.6
De vorm waarin de voorziening wordt verstrekt
(…)
3. Als een voorziening in natura in bruikleen zou worden verstrekt, doch de persoon kiest ervoor de voorziening als persoonsgebonden budget te ontvangen, geeft het college in de beschikking waarmee het persoonsgebonden budget wordt verstrekt aan, op welke wijze de persoon de voorziening moet terugbetalen of teruggeven als deze voor afloop van de afschrijvingstermijn niet meer wordt gebruikt.
4. Een persoon heeft niet de mogelijkheid te kiezen voor een persoonsgebonden budget, als er daarvoor overwegende bezwaren zijn, als bedoeld in artikel 6 van de wet. Daarvan is in ieder geval sprake als: a. de voorziening een vervoerspas voor Vervoer op Maat betreft; b. er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de persoon zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en deze hulp niet beschikbaar is; c. er sprake is van de verstrekking van een voorziening voor huishoudelijke verzorging zonder indicatiestelling voor de eerste 6 weken.
5. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming verstrekt het college een pakket van eisen waaraan de aan te schaffen voorziening zou moeten voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn.
6. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de voorziening in natura, het persoonsgebonden budget, de financiële tegemoetkoming en de voucher. De nadere regels hebben in ieder geval betrekking op: a. de omvang van het persoonsgebonden budget, de voucher of de financiële tegemoetkoming; b. de kosten van onderhoud, keuring en reparatie; c. de wijze en voorwaarden waaronder de voorziening wordt verstrekt; d. de frequentie waarmee een voorziening kan worden verstrekt.
45 september 2010
Ouderenmishandeling
Vragenlijst algemeen Ouderenmishandeling 1. 2. 3. 4. 5.
Krijgt u in uw werkzaamheden te maken met ouderenmishandeling? Zo ja: hoe? Wat zijn praktijken waar u bijvoorbeeld tegenaan loopt? Zo nee: bent u van het bestaan ervan op de hoogte? Hoe lang bent u van het ‘bestaan’ van ouderenmishandeling op de hoogte? 6. Is het een vast item in uw werk? 7. Heeft u het idee dat er een toename is in het huiselijk geweld onder ouderen? Zo ja, welke vorm(en) zijn toegenomen. 8. Hoe komt dat, denkt u? Protocollen 9. Heeft u protocollen: hoe ga je om met ouderenmishandeling? Knelpunten 10. Loopt u wel eens tegen knelpunten aan in de hulpverlening? 11. Welke knelpunten zijn dat dan? 12. Bent u altijd in staat de oudere te helpen? 13. Zo nee, waarom niet? Wat doet u in dat geval? 14. Wat zou u graag verbeterd zien? 15. Welke belemmeringen ondervindt u om ouderenmishandeling te voorkomen en/of te bestrijden? 16. Nemen ouderen degenen die hen (vermoedelijk) mishandelen in bescherming? Wat is de reden hiervoor (loyaliteit…)? 17. Hoe beïnvloedt dit de hulpverlening: haakt u af of doorvragen? 18. Wordt de oudere betrokken bij eventuele stappen om mishandeling te voorkomen? Door wie? Wat zijn de eventuele ervaringen hiermee? 19. Zijn er voldoende mogelijkheden om ouderen onder te brengen, danwel de dader ergens anders te huisvesten? Samenwerking 20. Bespreekt u het thema wel eens met collega’s? 21. Kent u de betrokken instanties en hoe is de samenwerking met betrokken instanties? 22. Hoe staat u tegenover het organiseren van groepen van betrokken hulpverleners en instanties? Belangrijk dat er goede communicatie plaatsvindt tussen betrokken. Wie doet dat, en wie zou dat kunnen of moeten doen? Wetgeving 23. Zorgt wetgeving wel eens voor onwenselijke situaties? 24. Ondervindt u problemen door landelijk beleid? 25. Ondervindt u problemen door gemeentelijk beleid? 26. Door veranderingen in AWBZ: verergering van problematiek?
46 september 2010
Ouderenmishandeling
Signalering 27. Hoe is de signalering: loopt u wel eens tegen problemen op? 28. Heeft u het ook wel eens mis? 29. Denkt u dat betere training van personeel bij kan dragen aan het signaleren en dus helpen van ouderen? 30. Wat is de laatste tijd een grote stap in de goede richting geweest? Overbelasting mantelzorg 31. Komen er wel eens mantelzorgers bij u die overbelast zijn? 32. Hoe gaat u daarmee om? Gemeente 33. Hoe denkt u dat de gemeente bij kan dragen aan het minimaliseren van ouderenmishandeling?
Vragenlijst specifiek Huisarts 1. Denkt u dat betere training van huisartsen bij kan dragen aan het signaleren en dus helpen van ouderen? Wie zou daarvoor de verantwoordelijkheid moeten dragen? 2. Merkt u na uw onderzoek ‘the woman who fell down the stairs’ een verandering van houding van huisartsen? 3. Hoe was algeheel de reactie op deze publicatie? 4. Wordt u veel benaderd m.b.t. uw boek? Zorgt publiciteit voor doorbreking van het taboe? 5. Denkt u dat de conclusies uit uw boek ook betrekking hebben op ouderen? 6. Gaat het om een training voor alleen huisartsen? Of om alle opleidingen? 7. Hoe is het draagvlak onder artsen? 8. U bent bezig met het opstellen van internationale richtlijnen familiaal huiselijk geweld: geldt dit ook voor ouderen? 9. In uw boek stelt u dat het idee heerst dat het niet veel voorkomt (partnergeweld) en dat er dus weinig aandacht voor en weinig geld voor is. Geldt dit ook voor ouderen? 10. Pleit u voor een inclusieve benadering of benadering van aparte groepen? 11. U stelt in uw boek dat artsen soms benauwd zijn om te vragen naar dit thema (partnergeweld), ze zijn bang om hem of haar te beledigen. Is dit ook zo bij ouderen? Want door bijvoorbeeld je kind mishandeld te worden is een heel pijnlijk onderwerp. Thuiszorg 12. Ligt er een taak voor de thuiszorger in het herkennen van ouderenmishandeling? 47 september 2010
Ouderenmishandeling
13. Hoe komt het naar buiten? Hoe wordt het gesignaleerd, brengen ze het naar het steunpunt en wordt het teruggekoppeld.
Steunpunt mantelzorg 14. Mantelzorg: aandacht voor preventie, eerder signalering, mogelijk advies geven, hoe kijken zij daar tegenaan? 15. Hoe kijken de steunpunten aan tegen het organiseren van bijeenkomsten, thema avonden? Wordt dat al gedaan? 16. Krijgen ze wel eens te maken met ontspoorde zorg? Hoe wordt met de ‘dader’ omgegaan? Doorverwijzen? Naar wie?
48 september 2010
Ouderenmishandeling
Met verschillende personen van de volgende instanties / organisaties zijn gesprekken gevoerd. • • • • • • • • • • • • •
CVD Cosbo Rotterdam GGD Rotterdam – Rijnmond Huisarts Mantelzorger Ouderenwerk Delfshaven Ouderenwerk Noord Politie Steunpunt Mantelzorg Noord Stichting Noodzaak Stichting Zorgcocon Thuiszorg Vraagwijzer Hoek van Holland
49 september 2010
Ouderenmishandeling
Lijst met gebruikte afkortingen Afkorting AMK AMW AOW ASHG AWBZ COS CVD GGD GGZ LTHG LTO LPBO LZN NHG PGB SCP SoZaWe SPA22 STO Wmo ZiN
Volledige naam Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Ouderdomswet Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Centrum voor Onderzoek en Statistiek Centrum voor Dienstverlening Gemeentelijke Gezondheidsdienst Geestelijke Gezondheidszorg Lokale Teams Huiselijk Geweld Lokale Teams Ouderenmishandeling Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling Lokale Zorgnetwerken Nederlands Huisartsen Genootschap Persoonsgebonden Budget Sociaal en Cultureel Planbureau Sociale Zaken en Werkgelegenheid Stichting Platform Agenda 22 Stedelijke Teams Ouderenmishandeling Wet maatschappelijke ondersteuning Zorg in Natura
50 september 2010