5 lezen op de basisschool Handleiding leerkracht Groep 5
Leesprogramma Dit ben ik, wie ben jij? Tips en suggesties
Inhoud Wat is het Leesprogramma?........................................................................................... 3 Materialen: .................................................................................................................. 3 Deelnemerspasjes en stempel ................................................................................ 3 Affiche...................................................................................................................... 3 Oorkonde ................................................................................................................. 4 Verwerkingsblad ...................................................................................................... 4 Introductieles voor groep 5 ............................................................................................. 5 Wat je zegt ben je zelf ................................................................................................. 5 Wat je hoort ben je zelf ............................................................................................... 5 Wat je ziet ben je zelf .................................................................................................. 6 Wat je doet ben je zelf................................................................................................. 6 Algemene suggesties en tips .......................................................................................... 7 Belangrijk boek............................................................................................................ 7 Inspirerende film.......................................................................................................... 8 Voorlezen en verwerking per boek ................................................................................. 9 Juttertje Tim ................................................................................................................ 9 Mees Kees: de rekenrap ........................................................................................... 10 Mijn tante uit Marokko ............................................................................................... 11 Wasco weet een mop................................................................................................ 12 Dramasuggesties .......................................................................................................... 14
2
Wat is het Leesprogramma? Het jaarlijks terugkerende Leesprogramma beoogt het lezen van leerlingen te stimuleren. Het leesprogramma is een leesbevorderingsactiviteit waarbij leerlingen worden gestimuleerd een aantal boeken te lezen binnen een bepaald thema. Dit door hen een kleine beloning te geven voor het lezen (en verwerken) van ongeveer vijf boeken. Het thema van dit Leesprogramma is:
Dit ben ik, wie ben jij Boeken over jou en de ander Er zijn zes subthema’s: Ik van binnen Ik heb talent Ik ben thuis Ik van buiten Ik ben anders Ik verander Leerlingen vinden het fijn om iets van zichzelf in een boek te herkennen. Met het thema “Dit ben ik, wie ben jij” is er voor iedereen wel iets te vinden in dit leesprogramma. Of een kind nu van sporten houdt of liever in een hoekje zit te dromen, of dat het lekker actief wil zijn of eerder kiest voor een computerspelletje. Boeken over jezelf en de ander zijn even divers als de leerlingen waarvoor het leesprogramma bedoeld is. Sluit een boek aan bij wat je leuk vindt, dan lees je het met meer plezier. Heb je plezier in lezen dan zul je sneller naar een ander boek grijpen. Met het Leesprogramma kunt U het plezier in lezen bevorderen. Dit Leesprogramma is bedoeld voor leerlingen van groep 5. Hoe ermee gewerkt kan worden leest u in de onderstaande algemene tips en suggesties. Daarnaast zijn er dramasuggesties en suggesties bij enkele boeken afzonderlijk.
Materialen:
Deelnemerspasjes en stempel Voor de deelnemers zijn er kleurige dubbel te vouwen deelnemerspasjes. Op de buitenzijde van dit pasje is ruimte voor het invullen van naam, adres, school, handtekening en het opplakken van een pasfoto, en voor het stempel van de bibliotheek. Aan de binnenzijde is ruimte voor het zetten van vijf stempels, een stempel met een afbeelding van een..... Voor elk gelezen boek ontvangt de deelnemer een stempel! Tip: Het volmaken van het pasje is geen doel op zich. Ook minder grage en geoefende lezers leveren een prestatie, ook al lezen ze maar één boek! Geef als stimulans eens een extra stempel voor bijvoorbeeld een “dik” boek, een goede boekbespreking of een bijzondere doe-opdracht
Affiche Bij dit project zit een affiche. Deze kan in de klas worden opgehangen. Het affiche mag op school blijven om eventueel ook na de periode van dit project deelnemerspasjes “vol” te lezen.
3
Oorkonde Na afloop van het programma ontvangt elk kind een oorkonde. Een volle deelnemerspas (met vijf stempels voor vijf gelezen boeken) is goed voor het ontvangen van een oorkonde maar voor de minder geoefende lezer is één, twee of drie stempels natuurlijk ook genoeg.
Verwerkingsblad Met dit full colour, speels uitgevoerde verwerkingsblad (tweezijdig bedrukt) kunnen de leerlingen alle kanten op. Het staat vol opdrachten, puzzels en spelletjes.
Om te starten een klein gedichtje: Kringetje Ik heb een rondje getrokken om mezelf, een kringetje getekend om mij heen maar mét een deurtje! - Als je naar binnen wil, moet je kloppen, want dit is mijn gebied. Ik kijk dan even door de brievenbus… Vind ik je aardig, doe ik open, anders lekker niet! 4
Introductieles voor groep 5 Hoe lang duurt de les? o Ongeveer een uur Welke boeken zijn er nodig? o Ik word later … psychiater / Erik van Os & Elle van Lieshout o Gedicht: Wat je kan zien, maar niet kan horen / K. Schippers. (Zie poster) En verder is nodig: o CD-speler.
Inleiding Komende weken gaan de leerlingen boeken lezen in het Leesprogramma: Dit ben ik, wie ben jij? Over heel veel andere leerlingen. Wie zijn ze, wat doen ze, waarom doen ze wat ze doen? Als je leest, ontdek je soms ook dingen over jezelf. Alsof je in een spiegel kijkt. Hieronder vier invalshoeken voor een ontdekkingstocht naar jezelf & de ander.
Wat je zegt ben je zelf Lees het volgende gedicht voor: Astronaut Ik heb mijn raket In de tuin gezet Een druk op de knop We stijgen op Momentje, maan ik kom eraan en ben ik eenmaal boven boven op de maan dan doe ik voor jou een voor een de sterren aan Uit: Ik word later ... psychiater. Erik van Os / Elle van Lieshout
Moet je altijd doen wat je zegt? Of mag je ook dromen? Laat de leerlingen zelf iets noemen wat ze graag (voor een ander, of voor de wereld) zouden doen. Hierna kunnen ze er een tekening, gedicht of kort verhaaltje over maken.
Wat je hoort ben je zelf Iedereen heeft wel een liedje waar-ie helemaal dol op is. Dat wordt een luisterrijk uurtje: iedereen mag zijn favoriete song laten horen. Via een cd’tje of zelf zingen. Daarna worden alle teksten opgezocht en uitgeprint. Zo ontstaat een boekje ‘WAT JE HOORT BEN JE ZELF: de keuze van groep 5’. Leuk voor later en voor thuis. Luister zelf maar naar: ‘Je bent een liegbeest, een jokkebrok’ uit de StratemakeropZeeshow. Te vinden op internetsite: http://gonzenbach.web-log.nl/gonzenbach/2007/09/liedje_je_bent_.html
5
Wat je ziet ben je zelf Lees dit gedicht ‘Wat je kan zien, maar niet kan horen’ van K. Schippers voor.
Wat je kan zien, maar niet kan horen Een stilstaande auto een lamp een doosje lucifers dat op tafel ligt een klok die stilstaat een standbeeld een schilderij een kleur een vliegtuig dat buiten gehoorsafstand is een speld een rebus een postzegel een oog een chocolaatje een weiland een drempel een getekend poppetje een vingerafdruk een plafond
Probeer met de leerlingen het gedicht nog veel langer te maken. En omgekeerd: maak samen een gedicht ‘Wat je kan horen, maar niet kan zien’. Maak ook samen een collage-illustratie. Zo heb je twee prachtige poëzieposters.
Wat je doet ben je zelf Lees het bloedstollende sprookje voor van ‘De jongen die op weg ging om het griezelen te leren’. Of, liever nog, vertel het uit het hoofd. Zijn er ook leerlingen in de klas die zo koelbloedig (boelkloedig) zijn? Voor heldendaden hoef je soms niet eens zo dapper te zijn, iedereen heeft wel een verhaal over die keer dat-ie iets voor iemand kon doen of betekenen. Al is het helpen bij het oversteken. Of ontbijt voor je moeder maken. Elk kind maakt hierover een verhaal, gedicht of tekening. Zo ontstaat het boekje WAT JE DOET BEN JE ZELF.
6
Algemene suggesties en tips Belangrijk boek Een héél leuk boek om te gebruiken: Vraag maar van Antje Damm. Dit boek met meer dan tweehonderd vragen biedt antwoorden middels illustraties: door de vragen te verbeelden, worden antwoorden zichtbaar. Op elke bladzijde staat een vraag met daarnaast een foto, illustratie, een tekening of een combinatie van beide. De vragen omvatten tal van onderwerpen en zijn niet gerubriceerd. Een aantrekkelijk boek voor leerlingen om te bekijken en daarbij te filosoferen en te fantaseren.
Suggesties: 1 Filosoferen De vragen in dit boek richten zich rechtstreeks tot de kinderen: Heb je een GEHEIM? Welke kleur hebben je ogen? Heb je wel eens fruit geplukt? Met dit boek zijn de mogelijkheden eindeloos: o In groepjes van 2 of 4 stellen leerlingen de vragen aan elkaar. o Om de beurt mag iemand antwoorden. o Begin elke dag met een vraag die een paar leerlingen mogen beantwoorden. o ‘Wie is je beste vriend, wie is je beste vriendin?' Op de rechterpagina een foto van twee kinderen op het strand. o ‘Heb jij een beschermengel?' Op de rechterpagina een vrouwenbeeld met pop. Selecteer een aantal vragen uit het boek en begin een gesprek met kinderen in kleine groepen of klassikaal. De vragen kunnen per onderwerp geselecteerd worden, bijvoorbeeld: Zintuigen - ‘Zie jij ook soms dieren in de wolken?' - ‘Wat raak jij graag aan?' - ‘Wat voelt fijn op je huid?' - ‘Wat vind jij lekker ruiken?' - ‘Welke geluiden hoor je elke ochtend weer?' - ‘Wat vind je lekker om te eten?' Dieren - ‘Zijn er dieren waar je bang voor bent?' - ‘Heb je wel eens een dier een naam gegeven?' - ‘Welk huisdier zou jij het liefst willen hebben?' - ‘Heb je wel eens een dood dier gevonden? Wat heb je gedaan?' Andere thema's kunnen zijn: wonen of emoties. Gebruik ter ondersteuning de illustraties op de rechterpagina van het boek. Belangrijk hierbij is dat de kinderen naar elkaar luisteren en zich veilig voelen zodat ze vrij kunnen antwoorden. Kunnen de kinderen hun antwoord motiveren? De kinderen kunnen uiteraard zelf ook vragen selecteren. Vraag bijvoorbeeld of de kinderen het boek willekeurige openslaan. De vraag die op de linkerpagina staat, wordt gesteld. Selecteren op voorkeur kan natuurlijk ook maar is minder verrassend.
7
2 Illustratietechnieken vergelijken In Vraag maar worden verschillende illustratietechnieken gebruikt. Laat leerlingen de illustraties bekijken. Wat vinden zij ervan? Waar zouden zij voor kiezen. Kunnen zij hun voorkeur motiveren. 3 Persoonlijk ‘Vraag maar' boekje maken Vraag maar bestaat uit meer dan tweehonderd vragen. Ieder kind selecteert uit het boek een aantal vragen, bijvoorbeeld tien, waar het affiniteit mee heeft. De kinderen geven antwoord op de vragen door het maken van een illustratie/tekening of het maken van foto's of maak gebruik van een andere techniek. De kinderen maken zo hun eigen persoonlijk ‘Vraag maar' boek. Het bedenken van eigen vragen mag natuurlijk ook! Het boekje mag mee naar huis. Voor ouders is het ook heel leuk om de antwoorden van hun kind te horen en zelfs te documenteren voor later. Ze laten echt een tijdsbeeld van hun kind zien. 4 Tentoonstelling Maak een tentoonstelling van al deze persoonlijke “Vraag maar” boekjes. Op verzoek geven de kinderen tekst en uitleg bij hun vragen.
Inspirerende film Heel bruikbaar is de film op DVD Ik ben Willem, naar het gelijknamige boek van Hermine Landvreugd. Het gaat over Willem, die doordeweeks bij zijn moeder en in het weekend bij zijn vader woont. Met een (vrij dove) broer die soms leuk, soms vervelend is. En een beetje gekke oma. De verfilming is bijzonder goed geslaagd; de hoofdpersonen spelen uitstekend. Laat de leerlingen kennis maken met (‘Weerwolf’) Willem en zijn broer. Naar aanleiding van de stukjes film (het was een tv-serie) kunnen ze praten over hun eigen familie (verhoudingen). Of scènes naspelen. En praten over verschillen en overeenkomsten met hun eigen leven. Willem beleeft en fantaseert van alles; wat zijn de fantasieën van de leerlingen in de klas? Die kunnen allemaal in een tekening. Hang ze allemaal op en nu maar raden welke fantasie van wie is?
8
Voorlezen en verwerking per boek Juttertje Tim van Paul Biegel Hoe lang duurt de les? o Ongeveer 30 minuten En verder is nodig: o eventueel materiaal om kijkdozen te maken o teken en schildermateriaal Tim houdt ontzettend veel van de zee, hij wil alleen geen zeeman zijn. Als hij twaalf jaar is, vindt zijn moeder dat hij groot genoeg is om voor zichzelf te zorgen. Ook zij kiest, net als de rest van het gezin, voor het ruime sop. Tim blijft alleen achter en past op het grote huis, dat hoog op een rots staat en uitkijkt over zee. Suggesties: 1 Voorlezen Bekijk samen met de leerlingen de kaft van het boek: weten zij wat een juttertje is? Zijn er kinderen die zelf wel eens hebben lopen jutten aan het strand? Wat kan je daar zoal vinden en hoe zijn al die spullen op het strand beland? Zou je zelfs een schat op het strand kunnen vinden? 2 Taal, woordbetekenis Lees het eerste deel, ‘Verschrikkelijke oom', aan de leerlingen voor. In dit deel vindt Tim een oude zeeroverskist met een bijzondere verrekijker en krijgt hij onverwachts bezoek van zijn zeerover-oom Taddeus. In dit hoofdstuk en de rest van het boek wemelt het van de woorden die te maken hebben met zeerovers en zeevaart. Al voorlezend noteert u deze woorden op het bord (kapitein, grote vaart, kombuis, matroos, anker, kielhalen, drakenschip, enzovoort). Laat leerlingen samen een zeeroversboek maken. Vraag ze een woord te kiezen, de betekenis op te zoeken, er een tekening bij maken, of er plaatjes bij te verzamelen uit oude tijdschriften of van internet. Bundel alle bladzijden tot het grote zeerovers woordenboek. Enthousiaste leerlingen mogen zelf natuurlijk nog meer woorden aandragen. 3 Beeldend In het tweede deel ‘de Zeemeermin' redt Tim Mevrouw Zeemeermin uit de handen van boze zeemeerminnen en krijgt hij de werking van zijn kijker pas goed door. Kunnen leerlingen de werking van de kijker uitleggen? Wat zou je met de kijker allemaal in beeld kunnen brengen? Bespreek een aantal taferelen en laat deze beeldend verwerken in de vorm van bijvoorbeeld kijkdozen. 4 Drama In ‘Juffrouw Prissilla' krijgt Tim tot zijn ongenoegen een oppas en loeren vijf schurken op het aangespoelde boegbeeld. Samen met juffrouw Prissilla en meneer Blavatsky, specialist in zeeroverskunde, is Tim de boeven te slim af. Omdat er weinig scène wisselingen in dit hoofdstuk voorkomen, leent het zich uitstekend om uit te spelen. Bespreek van te voren met uw leerlingen welke rollen er zijn te verdelen, op welke plaatsen het verhaal zich afspeelt en welke attributen er nodig zijn. 5 Portrettekenen, -schilderen In ‘Het zielige weeskind' redt Tim een weesmeisje van de verdrinkingsdood en komt door haar vreselijk in de problemen. Er zijn heel wat figuren de revue gepasseerd als het boek uit is. Wie kunnen de kinderen zich nog herinneren? Hoe zien ze eruit? Geef leerlingen les in het maken van een portret en vraag ze een portret te schilderen van een personage uit het boek. Bespreek deze portretten na: kloppen de kenmerken? Wat mist en wat is echt heel goed gelukt? 9
Mees Kees: de rekenrap van Mirjam Oldenhave Hoe lang duurt de les? o Ongeveer 30 minuten Dit is het derde deel uit de serie over Mees Kees, die nog moet leren hoe hij meester moet zijn. Tobias, vanuit wiens perspectief het verhaal wordt verteld, en zijn klasgenoten zijn helemaal weg van Mees Kees. De klas van Tobias mag de eindmusical verzorgen. Mees Kees bedenkt samen met de kinderen een leuk alternatief, een rekenrap. Dat moet nog even geheim blijven voor de strenge directrice. Suggesties: 1 Introductie Laat de kinderen het boek zien: zijn er leerlingen die andere boeken over Mees Kees kennen? (Er zijn drie andere delen: Op de kast, Een pittig klasje en Op kamp.) Zijn er kinderen die andere boeken over meesters en/of juffen kennen? (Meester Jaap van Jacques Vriens, Meester Max van Rindert Kromhout) Vinden uw leerlingen het leuk om verhalen over school te lezen? Waarom? Gebruik dit boek om kinderen te leren hun ‘leessmaak' onder woorden te brengen. Kennen de kinderen andere boeken van schrijfster Mirjam Oldenhave? Wat vinden ze van haar boeken? 2 Verzamelen en lezen Dit boek begint met een kleine beschrijving van Mirjam Oldenhave en haar boeken. Zijn er kinderen die wat meer informatie over deze schrijfster willen opzoeken om de andere kinderen daarover te vertellen? Stel uw leerlingen voor om samen twee verzamelingen te maken: één met de boeken van Mirjam Oldenhave en één met andere boeken over meesters en juffen. In de bibliotheek zijn er genoeg te vinden. Gebruik deze boeken om de kinderen vrij te laten lezen. De rekenrap leest u lekker voor. 3 Voorlezen Tijdens het voorlezen kunt u de kinderen vragen om goed op te letten of ze kunnen achterhalen waarom Mees Kees zo geliefd is bij de kinderen. Wat maakt Mees Kees zo bijzonder, dat de kinderen hem zelfs de fijnste meester van het heelal noemen? Mees Kees is een kei in het verzinnen van bijzondere activiteiten en lessen. Welke bijzondere dingen laat hij de kinderen doen? Wat bedoelt Mees Kees met het voedselproject, een grondmoment en waarom is hij zo dol op een kringmoment? 4 Taal Stel de kinderen voor om eens een Mees Kees taalles te geven. Kunnen ze zelf verzinnen wat er in zo'n taalles gebeurt? Bedenk samen woorden die je om kunt draaien (Anna = Anna, keiziek = keiziek). Bedenk ook woorden die in klank een dubbele betekenis hebben (kauwtje kan ook koutje zijn). Samen lange woorden verzinnen, kunnen uw leerlingen er een aantal bedenken? En kunnen ze ook namen husselen, misschien hun eigen naam? 5 Rappen De leerlingen van Mees Kees verzinnen samen een rekenrap. Misschien vinden uw leerlingen het ook leuk om samen eens een rap te bedenken. Gebruik de boeken over Mees Kees en zijn groep als inspiratiebron!
10
Mijn tante uit Marokko van Arend van Dam De tante van Bilal komt logeren. Zij woont in Marokko en de negenjarige Bilal woont met zijn familie in Nederland. Tante speelt luit in een orkest, maar op weg naar het huis van Bilal laat ze haar luit in de taxi liggen! Bilal probeert zijn tante aan een andere luit te helpen, want haar optredens met het orkest moeten natuurlijk doorgaan. Suggesties: 1 Zingen De titel van het boek is ook de titel van een liedje. Laat het boek zien, lees de titel en vraag wie van de leerlingen het liedje kent. Zing het met de klas. Ik heb een tante in Marokko (op de wijs van: Singing ay ay yippi yippi yé) 1. Ik heb een tante in Marokko en die komt, hiep hoi (2x) Ik heb een tante in Marokko Een tante in Marokko Een tante in Marokko en die komt, hiep hoi refrein Singing ay ay yippi yippi yé, hiep hoi (2x) Singing ay ay yippi, ay ay yippi Ay ay yippi yippi yé, hiep hoi 2. En ze komt op twee kamelen als ze komt, hobbeldehobbel 3. En we braden dan een varken aan een spit, knor knor 4. En we drinken coca cola als ze komt, klok klok 5. En mijn tante uit Marokko is weer weg, hè hè Uit: In die grote stad Zaltbommel
Na ieder couplet komt het refrein, aangevuld met nieuwe woorden dus na het tweede couplet: Singing ay ay yippi yippi yé, hiep hoi, hobbeldehobbel en na het laatste couplet: Singing ay ay yippi yippi yé, hiep hoi, hobbeldehobbel, knor knor, klok klok, hè hè Misschien kennen leerlingen nog andere variaties, zodat het refrein steeds uitgebreider wordt. 2 Kringgesprek De luit van tante Batoel is in een taxi blijven liggen en wordt voorlopig niet teruggevonden. Bilal heeft een goed idee: hij leent een luit bij de muziekschool door te doen alsof hij les wil nemen. Zijn er leerlingen die een muziekinstrument bespelen? Krijgen ze muziekles en van wie? Is dat leuk? Als er in de buurt een muziekschool is, zou u kunnen informeren, hoe het precies gaat als kinderen daar een muziekinstrument willen leren bespelen. Welke kinderen kunnen hun muziekinstrument op school laten zien en willen er misschien wel op spelen? 3 Luisteren naar muziek Iedere keer als tante muziek maakt, komen er bij Bilal herinneringen boven en denkt hij aan Marokko. Vijf jaar geleden was hij daar voor het laatst. Hoofdstuk 5 eindigt met de woorden: ‘Het was de muziek van mijn land. Een beetje triest misschien, die gevoelige snaren. Maar soms kan muziek ervoor zorgen dat je thuiskomt.' Vraag aan de leerlingen of ze dit begrijpen. Zijn er kinderen die uit een ander land komen? Welke 11
muziek wordt daar gespeeld? Op welke instrumenten? Wordt er bij hen thuis vaak naar die muziek geluisterd? Misschien mogen leerlingen de muziek meenemen naar school om er samen naar te luisteren en over te praten. Het zou helemaal prachtig zijn als u iemand kunt vinden die een muziekinstrument bespeelt en die de muziek uit zijn land aan de klas ten gehore wil brengen. 4 Handenarbeid, muziek maken Het orkest van tante Batoel geeft regelmatig concerten en speelt ook vaak op bruiloften. Lees hoofdstuk 10 en 11. Wie van de leerlingen is wel eens naar een concert geweest? Welke muziek werd daar gespeeld? Tante Batoel gaat trouwen en Bilal stelt voor om samen met zijn broer en zus een orkest te vormen. Met zijn drieën zullen ze dan de bruiloft spelen. Misschien willen de leerlingen die een instrument spelen samen een concert geven.
Wasco weet een mop van Mila Praagman Hoe lang duurt de les? o Ongeveer 30 minuten Wasco de wasbeer figureert als hoofdrolspeler in dit prentenboek met twintig moppen voor beginnende moppenvertellers. De humor is afgestemd op de belevingswereld van jonge kinderen. Per dubbele pagina wordt een nieuwe mop verteld waarbij de illustraties het komische effect versterken. Suggesties: 1 Introductie Jonge kinderen hebben vaak een heel eigen gevoel voor humor. Samen praten over grapjes kan er toe bijdragen dat kinderen later beter in staat zijn taalgrappen, ironie, dubbelzinnigheid en situatiehumor te begrijpen. Houden de kinderen van moppen? Wat is er zo leuk aan? Kan één van hen uitleggen wat een mop is? Kan één van de kinderen een mop vertellen? 2 Voorlezen Laat de kinderen het moppen prentenboek Wasco weet een mop zien. Kunnen de kinderen bedenken wie Wasco is? Wasco vraagt: "Zal ik er nog ééntje vertellen?". Zijn uw kinderen in voor één van Wasco's mopjes? Vast wel! Lees de mop ‘Buikpijn' voor. Stel daarna opnieuw de vraag: "Zal ik er nog eentje vertellen?" en lees vervolgens ‘Steelpan' voor. Wat vinden de kinderen grappig aan deze moppen? Bij ‘Steelpan' gaat het om de dubbele betekenis van steel, de steel van de pan maar ook steel van iets stelen. In ‘Buikpijn' gaat het meer om de grappige situatie. Telkens als u verder leest uit het prentenboek stelt u de vraag: "Zal ik er nog ééntje vertellen?". Speel met de verwachting die deze vraag oproept. U hoeft natuurlijk niet alle moppen te ontleden maar u kunt af en toe eens vragen of het een ‘steelpan mop' of een ‘buikpijn mop' is. 3 Verzamelen Laat uw leerlingen moppen verzamelen. Vertel dat moppen overal te vinden zijn: bij opa, thuis, in boeken en op internet en misschien wel in je eigen hoofd! Als iedereen een mop mee naar school brengt, kunnen de kinderen samen een groot moppenboek maken: groep 5 weet een mop! Deze activiteit kan een tijdlang een vervolg krijgen. Als 12
kinderen weer eens iets leuks gehoord hebben, mogen ze dat aan de verzameling toevoegen. 4 Verteltheater Dit boek leent zich uitstekend voor een vertelling met een kamishibai. Kopieer en vergroot een aantal moppen tot A3-formaat, lamineer de vellen en uw vertelplaten zijn klaar. Vertel een aantal van de Wasco mopjes met behulp van deze vertelplaten. Zijn er kinderen die een tekening willen maken van hun eigen mop? 5 Expressie Iedere mop kan een piepklein toneelstukje worden. Laat uw leerlingen in drietallen een keuze uit de vertelplaten maken. Laat ze met z'n drieën uitzoeken welke aankleding en spulletjes nodig zijn bij het spelen van hun mop en hoe de rolverdeling eruit zal zien. De sketches kunnen in de eigen groep gespeeld worden maar zullen zeker ook een succes zijn bij de weekafsluiting.
13
Dramasuggesties Kenningsmakingsspel, maar dan anders Een kind stelt zich aan een ander kind voor, maar niet met zijn naam. Hij doet dat bijvoorbeeld met zijn favoriete kleur: ‘Hallo, ik ben geel….wie ben jij?’ Het volgende kind antwoordt met zijn favoriete tv-programma; ‘Hallo, ik ben Het Klokhuis……’, ‘Wie ben jij?’ Vervolgens: favoriete eten / drinken, favoriete dier, favoriete land, favoriete band / zanger(es). De leerkracht kan van tevoren op papier het item geven, waarmee het kind zich kan voorstellen. Variant: de toeschouwers benoemen het item, waarmee het kind zich kan voorstellen.
Spiegelen in 2-tallen met emoties Kind A begint met een beweging, terwijl hij een emotie uitbeeldt; bijvoorbeeld woest, blij, verdrietig, verlegen. Kind B probeert hem zo nauwkeurig mogelijk na te doen, zowel qua beweging als emotie. Vervolgens neemt kind B het initiatief. Van belang hierbij is, dat alles in een rustig tempo gaat.
Zinnen met gevoel De leerlingen staan in een kring met ieder een zin op papier, die ze van de leerkracht hebben gekregen. Het kind dat begint, richt zijn zin naar een ander kind. Vervolgens zegt dat kind zijn zin tegen een ander kind. De leerkracht zegt alvorens het kind zijn zin zegt, met welk gevoel dat moet gebeuren. Bijvoorbeeld: de zin is 'Ik heb een nieuwe broek aan' en deze wordt op een gemene manier gezegd. Uiteraard kunnen de leerlingen het gevoel zelf bedenken. Deze oefening mag een snel tempo hebben.
Winkelspel Spreek van tevoren af wat voor soort winkel het is, wie de verkoper en wie de klant is. Aan het eind van het spel komt er nog een 2e klant bij. Klant 1 komt de bakkerswinkel binnen en vraagt om iets dat hij/zij lekker vindt uit de winkel, bijvoorbeeld ‘Een heel wit brood’. De verkoper zegt dat dat brood op is. Klant 1 reageert nu vanuit een (afgesproken) emotie; de inhoud mag hij zelf bedenken. De verkoper reageert vervolgens met een andere emotie. Er kan een woordenstrijd, ja zelfs ruzie ontstaan. De 2e klant komt binnen, neemt de strijd waar en biedt de oplossing. Als hij deze zelf niet weet, kunnen de leerlingen hem helpen.
Talentenshow Nodig zijn een presentator met zijn assistent(e). ‘Ja dames en heren, jongens en meisjes, vandaag hebben we weer een aantal hele bijzondere mensen te gast, die een héél speciaal talent hebben…….Mag ik Uw aandacht voor……’ Dit vereist enige voorbereiding; het specifieke talent mag werkelijk van alles zijn. Van circuskunsten tot bewegen met je oren. Alles kan! Een playbackshow is natuurlijk ook mogelijk.
14
Freeze-spel voor de onderbouw 1. Groepjes van 4 leerlingen beelden samen een situatie uit als op een foto ('freeze'). Dit doen ze met een thema; bijvoorbeeld kermis, ruzie op straat, in de speeltuin, in het ziekenhuis, bij de tandarts………Vervolgens doen de 'toeschouwers' de ogen dicht en verandert één kind van de foto iets in zijn houding en/of aankleding. Hij is dus anders, vergeleken met de eerste situatie. De toeschouwers moeten nu proberen te zeggen welk kind anders is (hoe en wat). 2. Een groepje van 4 leerlingen speelt kort een opgegeven situatie; bijvoorbeeld het blussen van een brandend huis, een boom omhakken, een grote hond uitlaten, een auto aanduwen... Eén van de 4 leerlingen wijkt af en doet in zijn spel iets heel anders. Dit kan het kind of zijn groepje zelf bedenken; zonodig geeft de leerkracht een tip. Uiteindelijk mogen de toeschouwers zeggen wie afweek in het spel en wat hij deed.
Wat ik nu heb meegemaakt Een kind voert een telefoongesprek. Hij belt of wordt gebeld en begint het gesprek als volgt: ‘Wat ik nu heb meegemaakt……….’ In het gesprek moet duidelijk worden dat het zo ingrijpend was, wat hij heeft meegemaakt, dat daardoor iets veranderd is in het gedrag.
15