PROJECTBESCHRIJVING DIT BEN IK Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016
Cultuuronderwijs op zijn Haags Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 Deze projectbeschrijving wordt regelmatig geactualiseerd. Kijk voordat u ermee aan de slag gaat op www.cultuurschakel.nl/coh voor de nieuwste versie. Hierbij treft u een projectbeschrijving: • waarmee u een project van 6-8 lessen van 45 min. kunt uitvoeren; • waarin veel ruimte is voor uw eigen inbreng; • waarop u uw lesvoorbereidingen kunt baseren. De structuur van de projectbeschrijving is gebaseerd op het doorlopen van het creatief proces. Na de introductie van het project oriënteert de leerling zich op de inhoud van het thema en doorloopt drie deelopdrachten waarin de leerling steeds onderzoekt, uitvoert, presenteert en evalueert. Bij elke stap van het creatief proces zijn reflectievragen geformuleerd. Maak hieruit een keuze of formuleer zelf passende vragen.
Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
2
DIT BEN IK 1. Introductie van het project Het project kan op verschillende manieren worden geïntroduceerd:
Bezoek een voorstelling met de klas. Het merendeel van de schoolvoorstellingen zijn toe te spitsen op het thema identiteit. Het thema van de voorstelling komt terug in deelopdracht 2 bij het bezoek in het theater. Bespreek dit met het theater wat u bezoekt. Nodig een acteur uit in de klas. De acteur kan emoties introduceren en fysiek spel. Ook kan het filosofisch gesprek samen met de acteur plaats vinden. De leerling tekent op een A5 een zelfportret met behulp van een spiegeltje. Vervolgens krijgt de leerling vier lege kaartjes en werkt nu zonder spiegel. Op drie kaartjes tekent de leerling achtereenvolgens de emoties blij, bedroefd en boos en bij het vierde kaartje bedenkt de leerling hoe hij zichzelf wil tekenen. De leerlingen mogen ook woorden gebruiken bij de tekening. Als introductie van deze opdracht kunt u gebruik maken van een filmpje waarin verschillende emoties in gezichtsuitdrukkingen worden getoond: https://www.youtube.com/watch?v=6rZ_V2uTd68 of gebruik een filmpje met kinderen die laten zien welke emoties ze kennen https://www.youtube.com/watch?v=Kfe3ftKyHEs In de week daarna kiest de leerling iedere dag een emotiekaartje dat het beste past bij zijn gevoel op dat moment legt dat op zijn tafeltje. Op een aantal momenten in de week vertellen de leerlingen over hun keuze: Dit ben ik. Hang een dromenvanger in de klas en vertel een verhaal over de relatie tussen de dromenvanger en de Indianen. Vraag de leerlingen naar hun dromen. Thema dromen kan ook terugkomen in deelopdracht 2, het bezoek aan het theater. Bespreek dit met het theater. In dit format werken we als voorbeeld het thema dromen verder uit.
2. Oriëntatie 2.1. Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek over het thema Identiteit. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen:
Lijken we allemaal op elkaar? Wat zou er gebeuren als we allemaal hetzelfde zouden zijn? Hoe zie je dat iemand boos/blij/bang/verdrietig is? Hou je daar rekening mee? Hoe doe je dat? Kun je boos kijken en een blij verhaal vertellen? Kijk je liever altijd blij of gewoon/neutraal? Kun je huilen in je droom? Huil je dan echt? Wat zou er gebeuren als jouw dromen uitkomen? (Kun je dan vliegen, ben je dan heel rijk…)
N.B.: de acteur in de klas kan bij het gesprek uitgenodigd worden of eventueel het filosofisch gesprek begeleiden.
Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
3
2.2. Oriëntatie op het thema
De leerling kijkt naar zichzelf in de spiegel en beschrijft hoe hij eruit zien als hij boos is of juist heel blij. Opdracht voor thuis: De leerling kijkt naar zijn vader, moeder, broertje of zusje. De leerling neemt foto’s mee naar school van zijn ouders als kind in de leeftijd van de leerling. Bekijk de foto’s en bespreek ieders achtergrond en de betekenis daarvan voor je identiteit. De leerling zegt zijn naam hardop en spreekt zijn naam op verschillende manieren uit.
Reflectievragen Oriëntatie DIT BEN IK
Wat viel je op aan jezelf tijdens het kijken in de spiegel?
Hoe kun je zien dat jullie familie zijn?
Past je naam bij jou?
Welke manier van uitspreken past het beste bij je naam?
3. Deelopdracht 1: Je lijf vertelt 3.1. Onderzoek Je lijf vertelt Onderzoeksopdrachten: 1. De Spiegel Hang een spiegel in de klas. De leerling kijkt in de spiegel als hij een emotie voelt. Schenk aandacht aan wat er gebeurt met het lijf van de leerling en zijn gezichtsuitdrukking. Correspondeert het gevoel van de leerling met wat hij ziet in de spiegel? Deze opdracht kan ook als huiswerk mee gegeven worden. 2. Na het weekend De leerling vertelt wat hij gedaan heeft in het weekend zonder te praten, maar met behulp van bewegen en uitbeelden.
Reflectievragen Onderzoek Je lijf vertelt
Hoe is het om naar jezelf te kijken als je boos bent of verdrietig? Is dat anders dan wanneer je blij bent?
Zag je er net zo uit als dat je gedacht had of was er iets anders?
Is het moeilijk of juist makkelijk om iets te vertellen zonder woorden? Kon iedereen jou goed begrijpen? Waarom wel/niet?
3.2. Uitvoeren Je lijf vertelt Maak een keuze uit onderstaande opdrachten of laat uw leerlingen kiezen:
De leerling schrijft met behulp van neus, vingers, voeten en billen zijn naam in de lucht. Leerlingen leren de basishouding/neutraal staan. Wijs de leerling op het volgende: voeten recht vooruit, ruimte van 1 voet ertussen, knieën niet op slot, armen langs het lijf, buik in, rug recht, nek uitgestrekt en rustig ademen. De leerling beeldt het karakter van zijn naam (lief, stoer, hard ect.) uit in een beweging. Mag ik de boter? Maak een kring en zeg de zin: Mag ik de boter op een boze, blije, verdrietige etc. toon. Schenk aandacht aan lichaam, stem en gezichtsuitdrukking. Laat de leerling de
Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
4
emotie raden. Geef de zin met de emotie door aan de volgende leerling. De leerling geeft vervolgens de zin weer door met een nieuwe emotie. Let op: In plaats van “Mag ik de boter”, kunt u ook een andere zin gebruiken. Let op dat de zin simpel is. Echoput. Maak een kring en vorm met elkaar een echoput. Als iemand iets in de put zegt, hoor je het nog een keer. De leerkracht zegt iets en de leerlingen vormen de echo. De leerlingen doen ook de bewegingen na. Let op: Gebruik korte zinnen, bijvoorbeeld:
o o o o o o o o
zuchten, Lachen, en nu ga jij heel goed luisteren. Ik, ik ik, ik durf niet. Hiihih ik ben een beetje verliefd. Heb je dat gehoord? Yes! Ik heb gewonnen!!! Ik moet altijd schoonmaken, pffff. Welkom dames en heren.
Muziek en emotie: Zoek muziek uit waaruit verschillende emoties klinken. De leerlingen verbeelden de emotie die past bij de muziek. De leerkracht wijst iemand aan die in de emotie van de muziek naar een klasgenoot toe loopt. De klasgenoot staat op en loopt weer naar de volgende. De leerlingen spelen de emotie die past bij de muziek, de emoties wisselen als de muziek veranderd. Groepjes leerlingen maken een kort toneelstukje, waarbij de emotie centraal staat. Geef leerlingen een emotie en laat ze een bijpassend toneelstuk maken (groep 3 ontvangt ook een situatie, groep 4 kan deze zelf verzinnen). Suggestie: Gebruik muziek om het spel te versterken. Dromen. Maak een tekening van een mooie/bijzondere/opvallende droom. Laat de leerlingen over hun droom vertellen. Maak een keuze of het gaat over de dromen als je slaapt of de dromen je toekomst.
Reflectievragen Uitvoeren Je lijf vertelt
Wat is een basishouding?
Hoe voelt het om voor de klas te staan en je naam te zeggen?
Is er een verschil tussen verdrietig spelen en blij spelen? Waar/Hoe voel je dat?
Kun je aan de manier van zien of iemand stoer/lief/bescheiden/brutaal is?
Paste de muziek bij de emotie?
Hoe ging het samen werken aan het toneelstukje?
3.3. Presenteren Je lijf vertelt De spelopdrachten kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden:
Leerlingen spelen en bewegen de namen voor de klas. Een leerling verbeeldt een emotie vanuit de basishouding, andere leerlingen benoemen de emotie (bij toerbeurt). De leerlingen presenteren de scenes aan elkaar of aan de ouders.
Reflectievragen Presenteren Je lijf vertelt
Past de beweging bij de emotie?
Is de basishouding een goede houding om mee te starten?
Als je andere muziek gebruikt bij het toneelstuk, wordt de emotie van het toneelstukje dan anders?
Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
5
3.4. Evalueren Je lijf vertelt Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces:
Wat heeft je verrast bij je onderzoek? Hoe kun je zonder woorden laten zien dat je bang/blij/verdrietig bent? Zie je het als de meester of juf boos is? Wat gebeurt er dan met stem/lijf (Wat voor muziek past hierbij?) Ziet boos zijn/blij zijn/verdrietig zijn er bij iedereen hetzelfde uit? Is het moeilijk om zonder te praten en zonder veel te bewegen een verhaal te vertellen? Maakt het spelen vanuit een basishouding je sterker? Lukt het goed om een emotie te laten zien als je speelt?
4. Deelopdracht 2: Doen alsof 4.1. Onderzoek Doen alsof
De leerling vertelt wat hij weet van een acteur en wat een acteur allemaal moet kunnen. Laat de leerling thuis afbeeldingen verzamelen die iets met een theater te maken hebben en heb daarover een klassengesprek. Vraag dit bijvoorbeeld een week van tevoren. De leerlingen laten vertellen over hun dromen: Wat wens jij? Waar gaan je dromen over? Zijn dromen wel eens hetzelfde? Kun je een droom vertellen? Houd een dromen boekje bij en schrijf als je kunt iedere dag je droom op. Dit is een voorbereiding op de uitvoering van het gedroomde verhaal in het theater. De tekening van de dromen uit deelopdracht 1 nemen leerlingen mee naar het theater. Speel het verhaal van de marionet (zie bijlage). Deze vertelt over zijn droom waarin hij vliegt. Kinderen spelen het verhaal mee in de vorm van een geleide fantasie. De toverlamp. De leerkracht doet met behulp van de toverlamp een wens, bijvoorbeeld: alle kinderen zijn prinsessen, wonen in een dierentuin, zijn in een tropisch zwembad. De leerlingen verbeelden de situaties in kleine groepjes.
Reflectievragen Onderzoek Doen alsof
Als jij een acteur zou zijn wat zou je dan willen spelen?
Ziet het theater er van binnen anders uit dan je aan de buitenkant zou verwachten?
Kun je zonder woorden en zonder veel te bewegen een verhaal vertellen?
Wat zou je doen als je wens uitkwam?
Beschrijf de kleuren van je droom.
Kun je voordat je gaat slapen bedenken/afspreken wat je gaat dromen?
Lukt het om je dromen te onthouden?
Zijn je dromen altijd vrolijk?
Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
6
4.2. Uitvoeren Doen alsof Voor deze deelopdracht wordt een theater (ongeveer 3 lesuren achter elkaar) bezocht en krijgen de leerlingen een workshop “doen alsof” onder leiding van een professionele theaterdocent in een van de Haagse theaters.
Er is aandacht voor de functie van een theater en wat er in een theater gebeurt. (Wat is een theater, podium, kleedkamer ect.) Leerlingen maken zelf een toneelstuk in het theater met behulp van de oefeningen over dromen. Alle besproken emoties komen aan de orde.
Reflectievragen Uitvoeren Doen alsof
Is een basishouding hetzelfde als een standbeeld?
Heb je spullen nodig om iets uit te beelden?
Als je “zo genaamd doet” ben je dan een acteur?
Hoe is het om jouw droom te spelen?
4.3. Presenteren Doen alsof Vanuit het project in het theater neemt de leerkracht verschillende voorbeelden mee die in te zetten zijn voor een presentatie op school, bijvoorbeeld een open podium.
Reflectievragen Presenteren Doen alsof
Hoe is het om te spelen voor publiek?
Kon je goed onthouden wat je in theater hebt gedaan?
Zou je nog wel eens willen spelen voor publiek of juist niet?
Als je een beetje zenuwachtig bent , is het spelen dan moeilijker of juist niet?
4.4. Evalueren Doen alsof Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces:
Heb je iets nieuws gezien in het theater wat je nog niet wist? Vond je het leuk om met de acteurs samen te spelen? Kun je in EEN woord zeggen wat je nog denkt of voelt na het project?
Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
7
5. Deelopdracht 3: Dit zijn wij De leerling stelt zich voor, vertelt, speelt mee, maakt en presenteert een scene.
5.1. Onderzoek Dit zijn wij Gebruik hierbij ook de (leer)opbrengsten van de eerste twee deelopdrachten. 1. De leerling neemt, ruim van tevoren van thuis, een lievelingsvoorwerp mee. 2. De leerling vertelt hierover in de klas. Help de leerlingen een kort en krachtig verhaal te vertellen met behulp van de volgende vragen: Waarom is dit voorwerp belangrijk voor je? Hoe kom je eraan? Hoe lang heb je het al? Moet je er voorzichtig mee omgaan, zou je verdrietig zijn als het weg is? 3. Met behulp van foto’s van familieleden, van de kinderen zelf, hun portrettenboekjes, hun dromen en lievelingsvoorwerpen wordt een klassenmuseum ingericht.
Reflectievragen Onderzoek Dit zijn wij
Hoe vind je het om iets over jouw voorwerp te vertellen?
Kun je je voorstellen waarom een ander iets heel anders belangrijk vindt?
Maakt het uit voor de waarde van het voorwerp hoe je eraan bent gekomen?
5.2. Uitvoeren Dit zijn wij De leerlingen presenteren verschillende onderdelen uit deelopdracht 1 en 2 aan een andere klas of aan de ouders. Bespreek met de kinderen welke onderdelen ze willen laten zien en waarom.
Reflectievragen Uitvoeren Dit zijn wij
Wat wil je graag laten zien aan het publiek en waarom?
Waar ben je trots op in dit project en waarom?
Is het belangrijk om te oefenen voor een presentatie?
5.3. Presenteren Dit zijn wij Maak een keuze uit de onderstaande presentatiemogelijkheden of laat uw leerlingen kiezen:
Ouders bezoeken het klassenmuseum. De klas presenteert zich op het podium: Wij zijn , zo voelen wij ons, wij dromen, wij spelen. Ga uit van het thema dromen en speel verschillende dromen voor de klas.
Besteed aandacht aan de plaatsing van de kinderen tijdens de presentatie. Bespreek met de kinderen hoe en wanneer ze op of af gaan.
Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
8
Reflectievragen Presenteren Dit zijn wij
Kon je je goed concentreren tijdens het optreden?
Wat voel je als je op het podium staat en vlak daarvoor?
Heb je de presentatie zelf bedacht of heeft de juf of meester het verzonnen? Wat vind je leuker en waarom?
5.4. Evalueren Dit zijn wij Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces:
Wat ben je te weten gekomen over jezelf tijdens het hele project? Wat ben je te weten gekomen van je medeleerlingen wat je niet wist? Waar ging het project over? Wat vind jij van een museum in de klas? Hoe is de presentatie gegaan? Ben je tevreden over de manier waarop je je droom hebt vertelt voor de klas? Hoe is het om je in te leven in een verhaal en mee te spelen? Hoe was het om samen te werken aan een presentatie?
6. Algemene beoordeling Voor het beoordelen van de leerlingenprestaties kunt u gebruik maken van het beoordelingsformulier voor leerkracht en leerling. De vier beoordelingscriteria zijn afgestemd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en de uitgangspunten van COH. De leerlingenprestaties in het gehele project worden meegenomen in de beoordeling. Voor leerlingen vanaf groep 5 of 6 is een zelfbeoordelingsformulier beschikbaar. U kunt zelf inschatten in hoeverre uw leerlingen in staat zijn het formulier te gebruiken. Voor het gebruiken van de formulieren is een korte toelichting beschikbaar. De formulieren en toelichting vindt u onder hoofdstuk 18 van “Informatie voor de leerkracht”.
Leerlijn Theater | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
9