1. INLEIDING
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
DIT BEN IK
Portfolio Je eerste portfolio-‐ opdracht Waarom deze opdracht? Bewijsstukken voor je portfolio Een papieren of digitaal portfolio?
Binnen het MBO wordt gewerkt met een portfolio. In een portfolio bewaar je bewijsstukken. Met deze bewijsstukken toon je aan dat je bepaalde vaardigheden, ook wel competenties genoemd, beheerst. Ook voor de talen Duits, Engels en Nederlands moet je vaardigheden ontwikkelen. In je portfolio laat je onder andere zien dat je de vaardigheden lezen, luisteren, schrijven, spreken en gesprekken voeren op het vereiste niveau beheerst. De bewijsstukken in het portfolio kun je gebruiken bij stage-‐, SLB-‐ en voortgangsgesprekken. Voor sommige vakonderdelen krijg je geen toets, maar verzamel je in plaats daarvan opdrachten in een (eventueel digitaal) portfolio. In jouw portfolio bewaar je niet alleen cijfers en toetsen, maar je moet ook laten zien wie je bent en wat jouw leerpunten en kwaliteiten zijn. JE MAAKT EEN POWERPOINT-‐PRESENTATIE OVER JEZELF EN LICHT DEZE TIJDENS EEN EINDPRESENTATIE MONDELING TOE. JE KRIJGT TIJDENS DE VERSCHILLENDE LESSEN (Nederlands, ICT, Duits, Logistiek, enz.) TIJD OM DEZE OM DEZE (EIND)OPDRACHT VORM TE GEVEN EN OM DE VOORBEREIDENDE OPDRACHTEN UIT TE WERKEN. Je zult je moeten verdiepen in wie je bent en wat jou ertoe heeft gebracht om voor de opleiding Transport & Logistiek te kiezen. Met behulp van deze eerste portfolio-‐opdracht ga je je eerste bewijsstukken maken voor jouw portfolio. Je verzamelt verschillende opdrachten (zoals het schrijven van een zelfportret bij Nederlands), bewijsstukken van zoekopdrachten en natuurlijk je powerpointpresentatie. Ook dit opdrachtenblad neem je in je portfolio op. Je powerpointpresentatie is een digitaal product. Van je docenten krijg je te horen hoe een en ander afgeleverd en ingeleverd dient te worden. Zie ook punt
1
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’ 2. INHOUD VAN De volgende onderwerpen zullen in je presentatie aan bod moeten komen: DE PRESENTATIE 1. Dit ben ik! Vertel wie je bent, geef je naam, leeftijd, enz.; 2. Waar woon ik? Vertel over je woonplaats, afstand huis – school, hoe kom je naar school; 3. Met wie woon ik samen? Vertel wat over je familie, huisdieren, vriend of vriendin; 4. Wat zijn mijn hobby’s? Wat doe je in je vrijetijd? 5. Werk ik? Vertel als je werkt, waar, welke dagen en wat je doet? 6. Waarom heb ik gekozen voor de opleiding Transport & Logistiek? 7. Wat zijn mijn sterke punten (kwaliteiten) en motivatie? 8. Wat zijn mijn zwakke punten (kwaliteiten) en motivatie? 9. Wat zijn mijn leerpunten? 10. Wat wil ik na de opleiding met mijn diploma op zak gaan doen? Werken, vervolgopleiding, etc. 3. DUUR VAN DE Minimaal 5 minuten – maximaal 10 minuten PRESENTATIE 4. BEOORDELING 1. Inspanningsverplichting 2. Presentatie 3. Reflectie 5. STUDIE-‐ 1 lesuur inleiding en uitleg – BELASTING 3 lesuren werken aan de bewijsstukken op school – 3 lesuren thuiswerken aan de bewijsstukken 2 lesuren presentaties 1 lesuur beoordeling + nagesprek –
2
6. WAT MAAK JE? Bewaren
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
Een verslag / bewijsstuk voor je portfolio, opgebouwd uit de volgende onderdelen: 1. Inleiding ………………. (beschrijf hier de situatie) 2. Kern ……………………… (de uitgewerkte aspecten) 3. Slot ………………………… (je eigen reflectie) Een verslag als bewijsstuk voor je portfolio met de volgende uitgewerkte aspecten: A. Woordweb B. Planning C. Startdocument portfolio D. Moeilijke woorden ‘hulplijst kwaliteiten’ en de betekenis. E. Zelfportret Nederlands F. Kwaliteiten, goede eigenschappen, slechte eigenschappen en wat je wil leren en verbeteren G. Presentatie H. Vragen beantwoorden (theorie) I. Wanneer mag je presenteren? J. Reflectie op de presentatie van een mede-‐cursist K. Jezelf beoordelen L. Eigen reflectie schrijven M. Verantwoording van de SBU’s N. Beoordeling Zie beschrijving aspecten vanaf punt 7 De opdracht + je bewijsstuk bewaar je in je portfolio. Je bent zelf verantwoordelijk voor het beheer van je eigen portfolio gedurende de gehele opleiding. 1 exemplaar als hard copy in je map 1 exemplaar digitaal op NovaPortal
3
7. A. Woordweb
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
Een woordweb dwingt je om goed na te denken welke aspecten je in je presentatie aan bod laat komen. 2 3 9 4 1 8 7 5 6 1 = Ik 2 = Woonomgeving 3 = Familie 4 = Hobby’s 5 = Werk 6 = Reden keuze Transport&Logistiek 7 = Kwaliteiten en motivatie 8 = Leer – en verbeterpunten 9 = Na deze opleiding, met mijn diploma op zak B. Planning – stel Bij het maken van een planning geef je een overzicht van de volgende zelf een actiepunten en activiteiten: formulier op met Datum: ………………….…………….. (vul hier de huidige datum in) daarin je Opdracht: …………………………….. ( vul hier de titel van de opdracht in) planning Docent: …………………..…………… (docenten Nederlands en ICT voor de begeleiding en ondersteuning van de presentatie) Begeleider: ………………………….. (SLB-‐docent, coach of mentor) Wat ga je doen? ……………………….. (vul hier de aan te leveren producten – in z’n geheel uitgewerkt – in) Wanneer ga je dit doen? ……………………. (plan je activiteiten zo, dat je de presentatiedatum haalt) Wie / Wat kan je daarbij helpen? ………………………………. (geef ook bronnen aan die je raadpleegt) Wat heb je eventueel voor ondersteunend materiaal nodig? …………………………….. (vul hier bijvoorbeeld in, een foto van jezelf, een foto van je familie, vrienden, huisdier, een kaartje van je woonplaats, een foto waarop te zien is welke hobby je uitvoert, etc) Opmerkingen bij de planning: ……………………………………………………
4
C. Start-‐ document portfolio
D. Kwaliteiten, leer-‐ en verbeterpunten
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
Paraaf van de docent: …………… (de docent tekent je planning af) Taalvaardigheid: Lezen -‐ Schrijven – Luisteren -‐ Spreken – Gesprekken voeren Taalcompetentie: De cursist kan eenvoudige gedetailleerde beschrijvingen geven van bekende onderwerpen binnen het eigen interessegebied Ga aan de slag met je startdocument voor je portfolio. Houd goed in gedachten dat dit document jouw visitekaartje is. o Probeer je zo goed mogelijk aan de planning te houden. o Vraag hulp aan medecursisten (of eventueel de docent) als je er niet uitkomt. o Stel hoge eisen aan je eindproduct: o Is de inhoud van je eindproduct duidelijk? o Komen betekenis en bedoeling over? o Is het eindproduct snel en makkelijk leesbaar? o Sluit mijn taalgebruik aan bij de lezer? o Ziet het eindproduct er mooi en verzorgd uit? o Bevat het eindproduct grammaticaal kloppende zinnen en goede spelling? o Wordt er op een goede manier gebruik gemaakt van beeldmateriaal? Voor je presentatie: 1. Kies uit de Hulplijst Kwaliteiten (zie punt F) twee eigenschappen / kwaliteiten en maak m.b.v. tekst, foto’s (enzovoorts) duidelijk waarom je juist deze eigenschappen bij jou vindt passen. 2. Kies uit dezelfde lijst vervolgens twee eigenschappen / kwaliteiten die je niet zo bij je vindt passen. 3. Kies als laatste uit de lijst drie eigenschappen die je wilt verbeteren of die je wil leren. Dit zijn je leer-‐ of verbeterpunten. Leg wel uit, waarom je deze leer-‐ of verbeterpunten hebt gekozen. Voor je portfolio: Werk je kwaliteiten voor je portfolio als volgt uit: Kwaliteit 1: Ik ben ……………………… Motivatie: Deze kwaliteit past bij mij, omdat ………………………. Kwaliteit 1: Ik ben ……………………… Motivatie: Deze kwaliteit past niet bij mij, omdat ………………………. Verbeterpunt: …………………………… Motivatie: Dit leer-‐ of verbeterpunt heb ik gekozen, omdat ……………………………………………………..…………………………………….
5
E. Opdracht Nederlands
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
Schrijf een zelfportret Noteer de woorden (zie punt F) die je niet begrijpt. Bespreek deze woorden met een medecursist. Van elk woord waarvan je de betekenis niet weet zoek je de betekenis op. Je schrijft een zelfportret van 350 – 400 woorden. In deze tekst gebruik je vijf woorden die je bij jou vindt passen en vijf woorden die je niet direct bij jou vindt horen. Het moet een echte tekst worden, waarbij je de gebruikte woorden onderstreept: Voorbeeld: Ook ben ik optimistisch, wat blijkt uit het feit dat ik me vorig jaar geen zorgen heb gemaakt of ik mijn eindexamen zou halen of niet. Misschien komt dat ook doordat ik een doorzetter ben. In je tekst let je op zaken als alinea-‐indeling, interpunctie en spelling. Tijdens de lessen Nederlands zal hier aandacht aan worden besteed. F. Hulplijst Kwaliteiten, Leer-‐ en Verbeterpunten o Doorzettingsvermogen o Gevoel voor humor o Goed kunnen o Geduldig bezittend praten o Leidinggevend o Aanpassingsvermogen o Rekenvaardig o Organiserend o Moedig o Betrouwbaar o Logisch denkend o Goed geheugen o Technisch inzicht o Creatief o Optimistisch o Eerlijk o Rustig o Vindingrijk o Focus o Gevoelig o Spontaan o Sportief o Netjes o Vredelievend o Tact o Vriendelijk o Sociaal gevoelig o Goed luisterend o Origineel o Nauwkeurig o Zelfdiscipline o Zelfverzekerd o Respectvol o Aardig o Doelgericht o Representatief o Evenwichtig o Zelfvertrouwen o Bescheiden o Loyaal o Energiek o Mensenkennis o Diplomatiek o Handig o Samenwerkend o Zelfstandig o Ambitieus o Initiatiefrijk o Optimistisch o Accuraat o Sturend o Klantgericht o Stressbestendig o Extravert
6
G. Presentatie-‐ vorm Tips – Presentatie-‐ technieken
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
PowerPoint presentatie – 7 minuten -‐ 10 minuten Spreken in het openbaar Als je iets verkoopt, moet je in de eerste plaats jezelf verkopen. Tijdens een presentatie werkt dit hetzelfde: als jij betrouwbaar en deskundig overkomt, zal het publiek meer van je aannemen. 1. Een presentatie houden voor de klas is een activiteit die veel jongeren als een moeilijke klus ervaren. Een goede presentatie staat of valt met een goede voorbereiding. Het gaat niet alleen om de woorden die je gebruikt, maar vooral ook om de manier waarop je iets brengt. 2. Als je een presentatie houdt, wil je dat het publiek onthoudt wat je vertelt. Als een presentatie eentonig is, blijft er bij het publiek maar weinig informatie hangen. Het is belangrijk dat de inhoud van de presentatie en de manier waarop je de informatie geeft, goed bij elkaar passen. Je wilt je luisteraar niet afleiden, maar boeien. Het kan helpen als jij jouw boodschap met lichaamstaal ondersteunt. 3. Goed gebruik van lichaamstaal kan de belangstelling voor wat jij te vertellen hebt, doen toenemen. Door het gebruik van gebaren, lichaamsexpressie, mimiek en de toonhoogte van jouw stem, kun je de inhoud van je presentatie ondersteunen. Huilen terwijl je iets grappigs vertelt, werkt niet. Glimlachen terwijl je iets grappigs vertelt, maakt jouw boodschap krachtiger. 4. Tijdens de presentatie moet er een open ruimte zijn tussen jou en het publiek. Een vrije ruimte zorgt ervoor dat jij makkelijk kunt bewegen. Gebaren maken en je af en toe verplaatsen houden een presentatie levendig. 5. Je kunt eventueel een spiekbriefje gebruiken tijdens jouw presentatie. Zorg er wel voor dat je de tekst zoveel mogelijk uit je hoofd kent. Niets is zo erg als iemand die staat voor te lezen. Schrijf de inhoud van jouw spiekbriefje in steekwoorden op een flip-‐over of schoolbord. Op die manier kan het publiek meelezen en heb je zelf een houvast voor je verhaal. 6. Je stem is een belangrijk non-‐verbaal hulpmiddel tijdens een presentatie. Met behulp van intonatie en afwisseling in toonhoogte kun je accent en levendigheid in jouw verhaal brengen. Spreek bovendien niet te snel en las af en toe even een pauze in van enkele seconden. 7. Tijdens de presentatie is jouw houding heel belangrijk. Veel mensen die een presentatie houden, weten bijvoorbeeld niet goed wat ze met hun handen moeten doen. Handen verraden vaak zenuwen. Het risico is dat jij je handen veel en onrustig beweegt en dit kan de luisteraar afleiden van het verhaal. 8. Wat kun je beter niet doen tijdens een presentatie? -‐ wordt geen houten Klaas, dus beweeg je handen altijd een beetje. -‐ doe je armen niet over elkaar. Je sluit je daarmee af voor je publiek, Je bouwt als het ware een muurtje tussen jezelf en je publiek.
7
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
-‐ doe je handen niet in je zakken. Dit ziet er ongeïnteresseerd uit. -‐ sta letterlijk met beide benen op de grond, waardoor je stevigheid en zekerheid uitstraalt. 9. Je gebruikt voor deze presentatie PowerPoint. 10. Let tot slot op de lichaamstaal van het publiek. Aan de houding van mensen zie je of ze geïnteresseerd zijn of niet. Als mensen er onderuit gezakt bijzitten, weet je dat jij je verhaal moet aanpassen. Zorg af en toe voor een grapje of een onverwachte wending, dat houdt mensen bij de les. Bron: Lichaamstaal.nl Frank van Marwijk (bewerkt) H. Beantwoord de volgende vragen – naar aanleiding van presentatie technieken:
1. Wat wordt er bedoeld als iemand zegt dat je tijdens een presentatie niet alleen je verhaal maar ook jezelf moet verkopen? 2. Wat is lichaamstaal volgens jou? 3. Wat is de reden dat je het beste kunt gaan staan tijdens een presentatie? 4. Leg uit wat er bedoeld wordt met ‘de intonatie’ van je stem. 5. Geef drie tips voor lichaamshouding tijdens een presentatie. Je kunt hier de tekst bij gebruiken, maar je kunt zelf ook vast tips bedenken. 6. Leg in één zin uit wat een flip-‐over is.
I. Presentatie ‘Dit Noteer de presentatiedatum: …………………………………… ben ik …’ Noteer de presentatietijd: ………………………………………….
8
J. Luisteren en evalueren
De spreker vertelt duidelijk waar de presentatie over gaat. De spreker vertelt hoe de presentatie is opgebouwd. De spreker geeft luisteraars gelegenheid om vragen te stellen. De spreker bedankt voor de aandacht. Tijdens de presentatie wordt er op afwisselende toon gesproken. Tijdens de presentatie staat de spreker rechtop. Tijdens de presentatie wordt er verstaanbaar gesproken. Tijdens de presentatie heeft de spreker (oog)contact met de toehoorders. De spreker gebruikt hulpmiddelen tijdens de presentatie.
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
Je beluistert tijdens de les verschillende presentaties. Vul voor in ieder geval één presentatie het volgende formulier in: Ja Kan beter Toelichting:
9
K. Jezelf beoordelen Ik heb duidelijk verteld waar de presentatie over gaat. Ik heb verteld hoe de presentatie is opgebouwd. Ik heb de luisteraars gelegenheid gegeven om vragen te stellen. Ik heb bedankt voor de aandacht. Ik heb tijdens de presentatie op afwisselende toon gesproken. Ik sta tijdens de presentatie rechtop. Ik heb tijdens de presentatie verstaanbaar gesproken. Tijdens de presentatie had ik (oog)contact met de toehoorders. Ik heb tijdens de presentatie hulpmiddelen gebruikt.
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
Vul voor jezelf het onderstaande formulier in naar aanleiding van je presentatie: Ja Kan beter Toelichting:
10
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’ L. Een reflectieverslag schrijven Jouw eindproduct en presentatie zijn nu klaar. Dat betekent dat je nu kunt gaan reflecteren op Het schrijven van een reflectieverslag is je werk. verplicht. Een reflectieverslag is altijd in IK-‐vorm De onderstaande vragen kunnen je helpen bij het geschreven. schrijven van een reflectieverslag. 1. Welke opdracht heb je voor je startdocument voor je portfolio gemaakt? 2. Wat vond je lastig bij het maken van de opdracht? Leg uit waar dit aan lag. 3. Wat vond je het makkelijkst van de opdracht? Leg uit waar dit aan lag. 4. Welke problemen ben je tijdens de opdracht tegengekomen? 5. Wat heb je gedaan om deze problemen op te lossen? 6. Wat heb je van de opdracht geleerd? 7. Wat zou je de volgende keer anders aanpakken? 8. Hoe vond je het om de opdracht aan de groep te presenteren? 9. Op welke manier heeft de opdracht belang voor jouw toekomstige beroep? 10. Hoe vond je het om op deze manier te werken? Werk bovenstaande vragen en antwoorden op de computer / laptop uit tot een reflectieverslag van minimaal 400 -‐ en maximaal 500 woorden.
11
M. Beoordelen Competentie (s)
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
Taalvaardigheden: Spreken / Luisteren / Gesprekken voeren Cursist kan informatie uitwisselen; Cursist kan eigen mening geven en beargumenteren; Cursist kan op mening van een ander reageren. Beoordelingsgesprek totaalopdracht Docent: Begeleider: Datum: Tijd: Plaats: Stam / OVnummer: Cursist: Totaal opdracht: Persoonlijke ontwikkeling Datum: Docent: Algemeen JA NEE Cursist heeft planning totaal opdracht ingevuld Cursist heeft planning met docent doorgesproken Cursist is gemaakte afspraken nagekomen Cursist heeft reflectieverslag ingeleverd Cursist heeft eindproduct op tijd ingeleverd Startopdracht JA NEE Betekenis en bedoeling van eindproduct komen over bij de lezer Eindproduct is snel en makkelijk leesbaar Taalgebruik sluit aan bij de lezer Het eindproduct ziet er mooi en verzorgd uit Het eindproduct bevat grammaticaal kloppende zinnen en goede spelling Presentatie Onvoldoende Voldoende Opbouw Intonatie Lichaamshouding Hulpmiddelen
Goed 12
Inhoud Eindoordeel totaalopdracht Opmerkingen Paraaf cursist:
PROJECT LEERJAAR 1 -‐ ‘DIT BEN IK.’
Paraaf docent:
13