Heid Cat zondag 13b vr en antw 34 Dit antwoord belijdt: 1 ik ben gekocht 2 ik ben geborgen 3 ik ben geroepen
Gemeente, Van Gods Zoon worden 3 dingen gezegd, beleden, in de 12 artikelen. Aan de hand van 3 namen. Allereerst dat Hij is ‘Jezus’. Zaligmaker. Dat geeft aan de diepte van Zijn verlossingswerk. Hij redt vanaf de bodem van de put, hoe diep ook, en Hij brengt tot in de hoogste heerlijkheid. Zo diep komt Hij en haalt Hij zondaren op. Dan de Naam ‘Christus’. Dat geeft aan de breedte van Zijn verlossingswerk. Wat er allemaal moet gebeuren om ons te verlossen: als Profeet ons openbaren, als Priester ons verzoenen, als Koning ons regeren. Dat doet Hij allemaal. En dan vanavond de naam ‘Heere’. En we kunnen zeggen, na de diepte en de breedte word in deze naam de vastheid, de zekerheid van Zijn verlossingswerk beleden. Dat spreekt de Naam ‘Heere’ uit. Dat woord Heere betekent op zich ‘eigenaar’. Dan gaat het over het woord Heere met één hoofdletter. We kennen in onze vertaling het woord ‘HEERE’ met 5 hoofdletters. Dat is de Naam van de Drie-enige God. Ik zal zijn Die Ik zijn zal. Dat ziet op God drieenig. Dat Hij getrouw is en Zijn raad volvoert. Maar hier is het het woord ‘Heere’ met 1 hoofdletter en dat betekent dus ‘eigenaar’. Op zich natuurlijk een heel gewoon iets. Je bent eigenaar van je auto, van je huis, van je scooter, van je smartphone, van je portemonnee. En als iemand eraan komt en ermee vandaar wil, dan roep je heel hard: afblijven, die is van mij. Nou kon je vroeger ook nog eigenaar zijn van iets anders, namelijk van een mens, dat was dan je slaaf. Heel de maatschappij was zo opgebouwd dat je heren had en slaven. Eigenaars van mensen en mensen die als slaaf het eigendom waren van een ander. Maar daar kon wel een enorm verschil tussen zijn. Tussen de ene heer en de andere. Er waren hele goede heren. Die goed waren voor hun slaaf. Die hun slaven verantwoord werk lieten doen, die goed voor hun slaven zorgden door goed eten en bij ziekte, en die als de slaaf een dag hard gewerkt had hem rust gunden. Maar er waren ook andere. Brute heren. Die hun slaven lieten zwoegen. Zich letterlijk zowat dood lieten werken. Te veel eten gaven om te sterven en te weinig om van te leven. Bij ziekte geen kosten wilden maken, maar de slaaf maar lieten sterven. En als een slaaf een dag hard gewerkt had hem een snauw en een trap gaven en ergens op de stenen lieten slapen. Dat was voor de heer lekker goedkoop en die slaaf was toch maar slaaf.
De ene eigenaar was de andere niet. En nu wordt Jezus genoemd: onze Heere. Hij is Eigenaar. En nu belijdt de kerk uiteraard dat er geen betere is dan Hij. Hij is zo’n goede Eigenaar. Hij geeft Zijn slaven/dienst- knechten werk, maar dat is dienst, een liefdedienst. Het mooiste werk dat er is. Werk dat precies aansluit waar een mens oorspronkelijk voor bedoeld en geschapen is. En Hij zorgt voor Zijn dienstknechten met de beste zorg. Hij geeft de vrucht van Zijn lichaam en bloed te eten en te drinken. Hij geeft kracht, troost, liefde, Zijn nabijheid. En na een dag van werken in Zijn dienst geeft Hij rust, de eeuwige rust in de hemelse heerlijkheid. Geen beter Eigenaar dan Hij. 1 ik ben gekocht Maar: hoe komt Hij aan slaven/dienstknechten? In zekere zin is Hij Eigenaar van alles en iedereen. Want Hij heeft alles en iedereen gemaakt/geschapen. Dus is alles en iedereen Zijn eigendom. Maar dat is grondig mis gegaan. De mensheid heeft zich losgerukt van Hem. Heeft zich laten overhalen om een andere heer te dienen: de satan, de duivel. Om hem te dienen in een strafkamp. En dat strafkamp zit op slot. Het recht van de wet zit ervoor. De wet die zegt: ik moet voldaan worden. Want ik ben geschonden. En daarom is heel de mensheid overgegeven aan satan. Dienstknecht/slaaf van hem. En dan heb je het pas echt over een wrede eigenaar. Hard en wreed. Hij laat de zonde heersen en je voortdrijven. De zonde die je nooit met rust laat. En die je maar influistert en die maar eist: meer en meer. Doe meer voor me. Geef meer aan me. Nog een keer en nog een keer. Ondertussen belooft hij van alles: geluk, mooi leven, veel plezier, geen narigheid en gedoe. Lekker genieten en meer niet. Maar als je dan een levensdag satan hebt gediend, dan kom je terecht in de eeuwige nacht. Dan blijkt dat satan je wilde verderven. En dan lacht hij, dan heeft hij pas echt schik. Nou ben je ook waar ik ben: in de hel. Maar de ellende is: we willen dat niet weten en we vinden het heerlijk om hem te dienen ons door de zonde te laten leiden. Maar de catechismus belijdt nu: ik ben van eigenaar veranderd! Ik ben niet meer in dienst van satan, maar in dienst van Christus. Hij is onze Heere, onze Eigenaar. Hoe is dat mogelijk? Hoe kan dat, dat een slaaf van eigenaar veranderd? Nou, dat kon, je kon een slaaf kopen van een ander. Als je dacht dat je die slaaf nodig had en kon gebruiken dan moest je het eens worden over de prijs en dan kon je een slaaf kopen van een ander. Natuurlijk kon je niet zomaar een slaaf weghalen ergens bij iemand, dat zou diefstal zijn. je moest ervoor betalen. Nu belijdt de catechismus: dat Hij ons met Zijn dierbaar bloed gekocht heeft. Jezus heeft ons gekocht. Hij heeft de prijs vanwege onze zonden betaald. Betaald aan het recht der wet. Betaald met Zijn dierbaar bloed. Met Zijn
lijden en sterven. Dat was een betalen, een voldoen aan het recht der wet. Om zo Zijn Kerk te kopen. Over te nemen van de satan. En zo ben ik Zijn eigendom geworden. Is Hij mijn Heere, mijn Eigenaar. Gemeente, kent u Hem zo? Dat Hij met Zijn dierbaar bloed voor u betaald heeft en u heeft overgezet? Overgenomen? Kijk, dan zijn onze ogen open gegaan. Opengegaan dat wij in regime van satan waren. Dat is wat. Je dacht dat je gewoon lekker leefde op je gemakje, geen vuiltje aan de lucht. En dan dan gaat het licht over je leven op: ik ben slaaf, van de zonde. Ik ben slaaf, satan is mijn eigenaar. Satan: wreed, sadistisch en ik laat me door hem leiden, ik vind het prima. Je dacht je in een paleis was, maar je zit in een strafkamp met daarachter een martelkamer. Je ogen gingen open. En je riep: Heere, help mij, red mij, verlos mij. Eens in je leven gebeurde dat voor het eerst. Jezus haalde je op. Jezus nam je weg. Jezus droeg je eruit. Hij sloeg Zijn armen om je heen en je sloeg je armen om Hem heen. En je kon je verwondering niet op. Dat Hij mij kocht. Dat U dat deed. Dat U mij kocht. Want ik, ik ben helemaal niet geschikt om U te dienen. Ik ben geen goede kracht voor U, zodat je zou denken: begrijpelijk dat U mij graag wilt hebben voor Uw rijk. Integendeel: er hangt een prijskaartje aan mijn leven van vloek de schuld en toorn Gods. Maar u kocht mij! U had het voor mij over. En ik heb een hart dat de zonde wil doen, een natuur die satan wil behagen. Totaal ongeschikt voor Uw rijk en dienst. U hebt er een slaaf bijgekocht waaraan een leven lang werk hebt en van wie U altijd last blijft houden. Maar U kocht mij! Of: ben je nog in stans greep? Niet overgezet. Vreemd aan wat ik nu hier voor schetste? Je ogen nog dicht en als ze even opengaan weer gauw dichtdoen. Met rust gelaten willen worden. Och, als je eens wist hoe wreed de duivel is, hoe vol leedvermaak, hoe gruwelijk. Als je toch wist hoe heerlijk Jezus als Heere is. Hoe goed en liefdevol en rijk. Alle knie zal zich buigen voor Hem, de Heere. Elke tong zal belijden dat Jezus de Heere is. Gedwongen of gewillig? 2 ik ben geborgen En dat geeft zo zeiden we in het begin: vastheid. Behalve de diepte en de breedte van de verlossing belijden we de vastheid ervan. Die vastheid zit hem in twee dingen. Ten eerste dat Hij mij gekocht heeft. Ik ben gekocht. Dat wil zeggen: het is rechtsgeldig. Het kan en mag niet ongedaan gemaakt worden. Kijk, hoe is dat: als ik iets vind en ik neem het mee en het is van mij, maar de eigenaar komt langs en toont aan dat hij het verloren is, dan moet ik het teruggeven. Wat je gevonden hebt moet je teruggeven. Kijk, als ik iets wegpak, dus eigenlijk steel, en dat komt aan het licht, dan moet ik het teruggeven, mag ik het
niet houden. Wat je gestolen hebt moet je weer teruggeven. Maar als ik iets gekocht hebt en iemand komt en wil dat van me wegnemen, dan mag dat niet. Wat ik gekocht heb is rechtmatig mijn eigendom. Kijk, Jezus heeft mij gekocht. Ik ben rechtmatig Zijn eigendom. Dat mag niemand weghalen, zeker de vorige eigenaar, satan niet. Vastheid, want ik ben gekocht! En het tweede zou zijn: Als ik iets gekocht heb kan het alleen van me weg als ik het wil verkopen. Ja, dat zou het enige zijn: dat Jezus mij zou willen verkopen, van de hand willen doen. Maar daar hoef ik niet bang voor te zijn, mag ik niet bang voor zijn. Want Hij heeft mij zo duur gekocht, Hij wil mij niet kwijt. Iets wat je zo duur gekocht hebt, dat wil je houden. Dat laat je je niet afnemen. En als je het kwijt bent dan zoek je net zolang totdat je het weer hebt. Kijk, iets van 1 euro dat zij zo, kwijt is kwijt, maar iets van 1000 euro kom nou, dat kan niet kwijt zijn, je autosleutels, je zoekt totdat je ze hebt. Gekocht met Zijn dierbaar bloed. Als ik mezelf kwijtmaak, ik dwaal af, ik loop weg: Jezus zoekt me. Hij wil me niet kwijt. Zo duur gekocht. Dan staat er nog iets bij in antwoord 34. Dat Hij mij van alle heerschappij des duivels verlost heeft. Dat moeten en mogen we zo opvatten dat de duivel rechtens geen enkele zeggenschap meer over ons heeft. Dat had hij op zich toch al nooit, want God heeft ons geschapen en Hij heeft zeggenschap over ons. Maar door de zondeval hebben wij ons onder het oordeel gebracht dat satan heerschappij over ons kreeg. Maar nu Jezus ons gekocht heeft en Hij onze Heere is, is dat principieel veranderd. Want nu is Jezus onze Eigenaar. Vergelijk het met een huis. Als je een huis gekocht hebt en je hebt betaald en de sleutel gekregen en stel je voor dat de vorige eigenaar dan nog langs komt en aanbelt en naar binnen loopt en zegt: ik wil wel dat dat schilderij daar blijft hangen en ik wil wel dat die kast op die plek komt te staan. Wat zeg je dan? Ja beste man, hoor eens hier, daar heb je nou net totaal niks meer over te vertellen. Het is hier niet meer van jou, dus je moet je mond houden. Kijk, als de satan mij kwijt is, ik ben niet meer van hem, dan heeft hij geen zeggenschap meer over mij. Hij heeft geen enkel recht om ook nog maar iets van mij te willen of om mij nog maar iets te willen laten doen voor hem. Geen sprake van. Hij moet zijn mond houden en wegblijven. Hij is afgezet. Klaar uit. Alzo heeft Christus mij tot Zijn eigendom gemaakt. Op die manier dat Hij mij gekocht heeft met Zijn dierbaar bloed en uit alle heerschappij des duivels heeft verlost. Ik ben Jezus eigendom. Hij is mijn Heere. Dat horen we terug uit zondag 1 van de catechismus. Dat ik niet het eigendom ben van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus en dan
komt erachter wat voor een Heere Hij is. Hij bewaart me alzo dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd kan vallen en dat alle dingen tot mijn zaligheid dienen moet. En dat Hij mij Zijn Heilige Geest geeft Die mij gewillig maakt om Hem te dienen en Die de verzekering is van het eeuwige leven. Wat een Heere. Hij geeft mij God tot Vader en de Heilige Geest tot Trooster en onderpand. Het kan niet anders of wie Zijn eigendom is, die is gelukkig. Die zou nooit meer terug willen. Die dankt Hem en heeft Hem lief. Toch? Ik ben Zijn eigendom en ik zal het eeuwig blijven. Satan kan me opeisen, maar Jezus zegt: ga weg, je hebt geen recht van spreken, deze zondaar heb Ik gekocht. Ik bewaar hem, bescherm hem. Ik kan mezelf tegenvallen, maar Jezus zegt: Ik wist allang dat je zo was. Ik heb je ook niet gekocht omdat Ik wat in je zag, maar omdat Mijn Vader je Mij gegeven had. En als ik afdwaal dan zegt Jezus: Ik zoek je weer op. Ik heb je te duur gekocht om je ooit, ooit kwijt te willen raken. Vastheid. Eeuwige vastheid. Eeuwige zekerheid. Mij kan niets gebeuren. Niets zal mij deren, niets mij doen vrezen. Mijn bewaring en mijn heerlijkheid zijn gegarandeerd. Zing maar, jubel maar. Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Wij zullen de eerkroon dragen. Als ik meer keek naar die naam ‘Heere’ zou u dan niet rijker leven? 3 ik ben geroepen Daaruit vloeit nog iets voort. Als eigendom van deze Jezus mijn Heere ben ik Zijn dienstknecht, dienstmaagd, slaaf. Dus geldt maar één ding voor mij: kort en krachtig: doen wat Hij zegt. En nu is het een hele proef op de som hoe je dat vindt. Of je dat een min punt vindt. Zo van: ja tot nu toe was het allemaal mooi en rijk: vastheid, zekerheid. Maar ja, het minpunt is je moet Hem wel dienen. Dan hebben we er weinig van begrepen, dan is het de vraag of we Hem wel echt kennen. Wel echt hebben beseft wat Zijn werk zeggen wil. Wat het zeggen wil: gekocht te zijn door Zijn dierbaar bloed. Als je dat bent, dan is het dienen van deze Heere een lust geworden, het verlangen geworden. Om Hem te gehoorzamen. Want Hij heeft daar recht op. Want Hij heeft mij gemaakt en Hij heeft mij gekocht. Gehoorzaamheid hoort maar zo. Al zouden we alles gedaan hebben wat we moesten doen dan hadden nog niets meer gedaan dan onze plicht en waren we nog onnutte dienstknechten. Het hoort maar zo en nooit zal ik Hem kunnen doen, wat Hij voor mij gedaan heeft. Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? En daar zit dan ook vast: niemand kan twee heren dienen. En dat duldt Jezus ook niet. Want die vorige eigenaar, satan heeft geen zeggenschap meer. Ja hij probeert het wel om door middel van de zonde toch nog iets gedaan te krijgen maar dat is onbehoorlijk en onfatsoenlijk. Romeinen 6. Laat dan de zonde niet langer heersen in uw
sterfelijk lichaam. Want de zonde, wie is dat? Dat is je vroegere eigenaar. Dat zou je zo moeten zien. Dat is schokkend maar dat is het ook. Soms worden er kinderen, meisjes ontvoerd. En dan mishandeld en misbruikt. Vreselijk gemarteld. Een enkele keer wordt zo’n meisje toch weer bevrijd. Ze mag weer naar huis. Terug naar haar ouders. En stel je dan eens voor: op een dag belt die man weer aan die haar ontvoerd heeft. Dat meisje doet open en….schrikt. Vlucht panisch naar binnen toe. Daar is hij weer…. Hij komt weer terug. Zo zou het moeten zijn als de zonde voor de deur staat. Die mij ontvoerd had, mishandeld, ter dood had willen brengen. Maar Christus heeft mij verlost. Mij weer bij God gebracht. Maar stel je voor: op een dag staat de zonde weer voor de deur van mijn leven. Klopt hij weer aan…. Hij komt weer terug…. Mijn vroegere eigenaar die mij zo mishandeld heeft die zulke wrede bedoelingen heeft. Als ik dan toch opendoe en hem binnenlaat, o wat schaam me dan achteraf. En zonde klopt aan de deur van ons levenshuis. Aan de oorpoort. Je hoort dat andere mensen je waarderen en je goed vinden. En hoogmoed klopt aan de deur. Ik ben geroepen om te zeggen, te schreeuwen: ga weg, Jezus help mij, ik ben de Uwe! Je hoort dat een ander over jouw zegt dat je niet te vertrouwen bent, dat die kwaad is op je. En woede klopt aan. Ik ben geroepen om te zeggen, te schreeuwen: ga weg, Jezus help mij, ik ben de Uwe! Je hoort dat het niet nodig is om te vasten, dat bidden best veel inspanning vergt, dat bekering een strijd is, dat het zondagmorgen buiten regent en gemakzucht klopt aan. Ik ben geroepen om te zeggen, te schreeuwen: ga weg, Jezus help mij, ik ben de Uwe! En de oogpoort: Daar staat en klopt de zonde: je ziet wat wat je heel niet nodig hebt, maar het is wel heel gaaf en vet en populair. Of het levert heel veel op. En hebzucht klopt aan. Ik ben geroepen om te zeggen, te schreeuwen: ga weg, Jezus help mij, ik ben de Uwe! Je ziet beelden of aankondigingen van beelden van erotiek. En onkuisheid klopt aan. Ik ben geroepen om te zeggen, te schreeuwen: ga weg, Jezus help mij, ik ben de Uwe! Je oog ziet dat een ander me toch wat heeft gekocht en heeft bereikt. Die steekt iedereen de ogen uit. En jaloezie klopt aan. Ik ben geroepen om te zeggen, te schreeuwen: ga weg, Jezus help mij, ik ben de Uwe! Je oog ziet dat er toch lekker eten en drinken is, alcohol is, en gulzigheid klopt aan. Ik ben geroepen om te zeggen, te schreeuwen: ga weg, Jezus help mij, ik ben de Uwe! Dat dan de zonde niet heerse. Laat de begeerlijkheden niet opendoen als de zonde aanklopt. En breng je ogen en je oren zeker niet
naar de zonde toe. Soms kun je er niks aan doen dat een zonde bij je aanklopt. De zonde zoekt je op. Maar als je zelf de zonde opzoekt is toch helemaal dwaas. Je zoekt je ontvoerder weer op. Je zoekt beelden van zonde op, bladen van zonde op. Je brengt zelf je oog en oor bij de zonde. Kun je echt wel open internet hebben? Kun je echt wel tv hebben? Kun je echt internet op je mobieltje hebben? Moeten we niet kritischer zijn in wat we kijken en luisteren? En welke invloed heeft uitgaan en drank op je houding tav de zonde? Zorgt die niet ervoor dat je makkelijker opendoet? Dat is je strijd. Kent u deze strijd? De strijd van een dienstknecht van Jezus Christus. Hij komt weer terug…. Mijn vroegere eigenaar die mij zo mishandeld heeft die zulke wrede bedoelingen heeft. Als ik dan toch opendoe en hem binnenlaat, o wat schaam me dan achteraf. Kent u dat verlangen? Het is het verlangen van een dienstknecht van Jezus Christus. En Zijn dienstknechten zullen Hem dienen dag en nacht voor Zijn troon. Gekocht, bewaard, eeuwig zalig! Amen