1. Zorg en begeleiding. (Zorgplan) 1. Inleiding Op de KWS wordt de leerlingenzorg gecoördineerd door de intern begeleiders. De intern begeleiders waarborgen de zorg voor zowel leerkrachten als leerlingen. Het samenwerkingsverband heeft daarbij een sturende taak. Het WSNS-beleid staat in het zorgplan beschreven. Elk jaar wordt dit bijgesteld en actueel gemaakt. In het zorgplan worden kaderstellende uitspraken gedaan omtrent de beoogde zorgstructuur.
2. Visie op zorg De misse en visie op zorg op de KWS vloeien voort uit de algehele missie en visie van de school. Deze staan in een eerder hoofdstuk beschreven. Uitgangspunten Op de KWS willen we ervoor zorgen dat ieder kind zich zoveel mogelijk kan ontwikkelen. Die ontwikkeling heeft betrekking op het cognitieve, maar ook op het sociaal-emotionele gebied. Basisvoorwaarden hierbij zijn: een veilig klimaat en een goede communicatie met ieder die bij de school betrokken is. De KWS is een school waar gewerkt wordt met het leerstofjaarklassen systeem. Daarbij wordt zoveel als mogelijk ingespeeld op specifieke mogelijkheden van de leerlingen. Omgaan met die verschillen raakt het klassenmanagement, de rol van de leerkracht, het gebruik van methoden en materialen, het omgaan met doelen en leerresultaten, de verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de leerlingen, de samenwerking in het team en de sturing door de scholing en de coaching van de intern begeleiders. Omgaan met verschillen betekent dus omgaan met de verschillen in mogelijkheden van kinderen. Vaak is er vooral aandacht voor de zwakkere leerlingen: kinderen met een leerstoornis, met een verstandelijke beperking of kinderen uit zogenaamde kansarme milieus. Op de KWS krijgen de kinderen die méér kunnen ook extra kansen om hun mogelijkheden te benutten. Een ander aandachtspunt is de sociaal-emotionele ontwikkeling, waar bij kinderen ook sprake kan zijn van zorg(achterstand) of juist vooruit lopen.
3. Het zorgbeleid op de KWS 3.1. De zorgroute op de KWS: schematische weergave
Zorgtraject van de Koningin Wilhelminaschool Groepen 1 t/m 8 Toetsuitval:
•D- en E- uitslag • Avi uitval •A+ scores
Gedragsprobleem gesignaleerd door de leerkracht/ouders/verzorgers
Signaleren door leerkracht: heeft de verantwoordelijkheid om bijzonderheden/belemmeringen aan te pakken, binnen de groep (bijv. op gebied van motoriek)
door leerkracht ingevoerd, waarna een handelingsplan wordt opgesteld.
Gedurende het schooljaar zijn er minimaal 3 leerlingbesprekingen. Tijdens de leerlingbespreking wordt het kind besproken door de leerkracht met de IB-er. Hulpvraag bespreken, oplossingen bedenken, afspraken maken.
Observatie door de IB-er in de groep (Indien nodig extra toetsing)
Handelingsplan opstellen door de leerkracht (eventueel ondersteunt door de IB-er. (IB-er wordt geïnformeerd)
Handelingsplan uitvoeren gedurende 6 a 8 weken: • Binnen de groep door de leerkracht • Buiten de groep door RT-er/ Onderwijsassistent (groepen 1 t/m 3) •Handelingsplannen worden bewaard in eigen digitaal leerlingdossier Ouders/verzorgers worden door de leerkracht geïnformeerd.
Handelingsplan evalueren door de leerkracht met de RT-er of IB-er. Evaluatie schrijven in het handelingsplan. Ouders/verzorgers worden door de leerkracht geïnformeerd.
Handelingsplan bijstellen door de leerkracht
Handelingsplan afronden
Externe hulp inschakelen: IB-er bespreekt leerling met orthopedagoog van de IJsselgroep
Orthopedagoog komt observeren
Orthopedagoog geeft advies voor diagn. onderzoek. Ouders/verzorgers moeten akkoord geven.
Orthopedagoog geeft advies aan IB en/ of leerkracht.
Orthopedagoog bespreekt onderzoek en geeft advies aan IB, leerkracht en ouders/verzorgers.
Binnen school hulp geven (handelingsplan, stof bijstellen etc.) Indien de school handelingsverlegen is kan er hulp buiten de school gezocht worden. Leerling wordt aangemeld bij de PCL door leerkracht en IB-er.
3.2 Zorg op de KWS. Op de KWS wordt de leerlingenzorg gecoördineerd door twee intern begeleiders. De intern begeleiders waarborgen de zorg voor zowel leerkrachten als leerlingen. De twee interne begeleiders maken deel uit van het zorgteam. In het zorgteam zitten de volgende mensen: de directeur van de school de onderwijsassistente de leerkracht die de kinderen met een ‘rugzak’ begeleid de interne begeleiders. Het zorgteam komt zes keer per jaar bij elkaar en zo nodig vaker. Zorgverbreding is de kern van ons onderwijs. De grenzen van onze zorg worden bepaald door het kind, de leerkracht en de groep. Vragen die hieraan richting kunnen geven zijn: kunnen wij het kind genoeg bieden, kan de leerkracht het aan en komt de groep niet te kort doordat één of meer zorgleerlingen te veel tijd vragen. Als team kiezen wij voor zorg, die we kunnen waarmaken voor het individuele kind. Voorwaarden hiervoor zijn: Een goede klassenorganisatie. Zelfstandig werken om tijd vrij te maken voor leerlingen die het nodig hebben. Gedurende deze tijd krijgen leerlingen extra uitleg van de leerstof of pré-teaching van de leerstof die nog gaat komen. Voldoende ambulante tijd voor de intern begeleiders Een onderwijsassistente voor de groepen 1 t/m 3. Zij begeleidt leerlingen die moeite hebben met de leerstof. Ook kan er ondersteuning gegeven worden op gebied van gedrag/werkhouding. Zij voert handelingsplannen uit. Totaal hebben we hier drie dagen formatie voor staan. Een leerkracht die gedurende drie ochtenden leerlingen van groep 4 t/m 8 begeleidt die op taal- en/of rekengebied meer aandacht nodig hebben dan in de klas kan worden aangeboden (plusbegeleiding). Ouders/verzorgers kan gevraagd worden thuis ondersteuning te geven door te oefenen met de leerstof. Voldoende financiële middelen voor extra leermiddelen. (Wanneer er in de formatie ruimte over is kan het zijn dat een leerkracht een taak krijgt om kinderen met leermoeilijkheden extra te gaan begeleiden.) Leerlingbespreking. Op schoolniveau vinden er minimaal drie maal per jaar leerlingbesprekingen tussen leerkracht en intern begeleider plaats. Tijdens de leerlingbespreking wordt aandacht besteed aan de leerlingen die op de zorglijst staan. In de leerlingbespreking wordt de voorafgaande periode besproken, het groepsplan/ handelingsplan wordt geëvalueerd, de onderwijsbehoeften van bepaalde (zorg)leerlingen geformuleerd en bekeken hoe in de groep leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften op een haalbare manier geclusterd kunnen worden. In bijlage 2 wordt een voorbeeld gegeven hoe een zorglijst werkt. Het individueel handelingsplan Een individueel handelingsplan of groepsplan (6 tot 8 weken) wordt opgesteld als er te weinig leerrendement is. Ook voor meerbegaafde leerlingen kan een handelingsplan worden opgesteld. Ook kan er een handelingsplan worden opgesteld als er sprake is van sociaal-emotionele problematiek. Als er een handelingsplan is opgesteld worden ouders/verzorgers hiervan op de hoogte gebracht. Ook bij de evaluatie worden de ouders/verzorgers geïnformeerd over de resultaten van het handelingsplan. Uit de evaluatie kan een bijstelling van een handelingsplan volgen.
Extern handelen De leerlingbespreking is de schakel naar de bovenschoolse zorg binnen het samenwerkingsverband. Vier tot zes maal per jaar ontvangen wij begeleiding vanuit de IJsselgroep (schoolbegeleidingsdienst) in de vorm van gesprekken tussen de intern begeleider en de orthopedagoog (collegiale consultaties). De orthopedagoog geeft adviezen en/of bepaalt welke onderzoeken er afgenomen moeten worden. Van de afspraken die gemaakt worden maakt de IB-er een verslag en draagt er zorg voor dat de groepsleerkrachten en ouders/verzorgers op de hoogte worden gesteld. Tevens verwerkt de IB-er de gegevens in het dossier van het kind. In geval van medische of psychosociale problematiek kan ten behoeve van het kind de ouders/verzorgers geadviseerd worden extern diagnostiek, zorg of opvoedingsondersteuning te vragen. Naar aanleiding van de uitslag van het onderzoek wordt, in overleg met de externe instantie, de IB-er, leerkracht en ouders/verzorgers een plan van aanpak gemaakt. Externe zorg: verwijzing (zie ook 7: Externe hulp of doorverwijzing) Wanneer het moment komt waarop de school aangeeft handelingsverlegen te zijn en het kind niet verder verantwoord kan begeleiden zal de leerling aangemeld worden bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). In samenspraak met ouders/verzorgers, school en de PCL wordt dan naar de beste plaats voor deze leerling gezocht. Met ingang van 2003 hebben leerlingen met een vastgestelde handicap, op grond van landelijk integratiebeleid, toegang tot de reguliere basisschool. Ouders/verzorgers hebben keuzevrijheid van onderwijs. Zij kunnen kiezen voor een speciale school of een gewone basisschool met een zogenaamd ‘rugzakje’. De ‘rugzak’ staat voor een reeks van middelen om een kind extra ondersteuning bij het leerproces te geven. Om hiervoor in aanmerking te komen, dient het kind door de ouders/verzorgers aangemeld te worden bij een Commissie voor Indicatiestelling (CVI). Op grond van landelijk vastgestelde normen bepaalt deze of het kind in aanmerking komt voor indicering. Daarbij zijn ouders/verzorgers formeel verantwoordelijk voor het aanleveren van de gegevens die hiervoor nodig zijn. De school kan hierbij natuurlijk ondersteunend zijn. Pedagogisch klimaat Lesgeven in een positief pedagogisch klimaat is belangrijk in de KWS. Verder is een goede sfeer van belang waarin leerkrachten, kinderen en ouders/verzorgers zich prettig voelen. Er zijn duidelijke regels om die sfeer op peil te houden. Goede sociale omgang met elkaar, belonen en consequent handelen zijn bij ons herkenbaar. Elk teamlid is verantwoordelijk voor eigen gedrag en handelen en ook kinderen leren we verantwoordelijkheid voor eigen handelen te nemen. Vanuit een positief pedagogisch klimaat geven we kinderen de gelegenheid zich zoveel mogelijk te ontwikkelen binnen hun eigen mogelijkheden. Zelfstandig werken Wij vinden het belangrijk dat leerlingen zelfstandig kunnen werken. In de groepen wordt hieraan dan ook aandacht besteed. Het doel van zelfstandig werken is dat leerlingen effectiever kunnen werken, de doorgaande lijn zichtbaar is in de hele school en dat de leerkracht tijd heeft kinderen met specifieke onderwijsbehoeften extra te begeleiden. Door leerlingen zelfstandig te laten werken, wordt meer recht gedaan aan de mogelijkheden van en verschillen tussen leerlingen. Zelfstandig werken wordt op de KWS vormgegeven door planborden en taakbrieven. (dagtaken en weektaken) Wij werken met taakbrieven. Met deze taakbrieven wordt tegemoet gekomen aan de volgende leerfuncties: kiezen, registreren, oriënteren, samenwerken, routing, planning, beoordelen, evalueren en agenderen. Kinderen leren verantwoordelijk te zijn voor hun eigen leerproces. Scholing Wij blijven werken aan onze zorgstructuur. In de periode 2009-2011 hebben alle leerkrachten begeleiding gekregen in de HGPD (Handelings Gerichte Proces Diagnostiek). HGPD is bedoeld om te kinderen met speciale hulpvragen effectiever te begeleiden. Met HGPD willen we eerder tot oplossingen komen en effectiever werken aan de speciale begeleiding
van kinderen. Die begeleiding is dan beter afgestemd op de onderwijsbehoefte, de hulpvraag van het kind. Vanaf het seizoen 2010 – 2011 doen alle scholen van de St. PCBO mee met de ‘1- zorgroute.’ De bedoeling hiervan is dat de interne begeleiders en de directie scholing krijgen op divers gebied, zoals trendanalyse, klassenmanagement, leerlijnen, zorgstructuur, didactische groepsplannen, rekendidactiek, taaldidactiek, begrijpend lezen en leesdidactiek. De training die zij ontvangen moeten zij op hun beurt doorvertalen naar de school waar ze werken. Wij vinden dat leerlingen vooral zelf actief en met en van elkaar kunnen leren. Daarom hebben wij een cursus gevolgd zodat leerkrachten kunnen werken met een aantal coöperatieve structuren. We vinden het van belang dat eigen inbreng van kinderen wordt gestimuleerd. Door middel van coöperatieve werkvormen is hiervoor aandacht. Coöperatief leren wordt niet ingezet als doel op zich, maar als middel om tot een beter leerproces te komen. Het verandert dus niet zozeer wat kinderen leren, maar wel hoe ze het leren. Het coöperatieve leren zal onderdeel gaan uitmaken van het groepsplan, waarbij leerlingen met vergelijkbare, of elkaar aanvullende onderwijsbehoeften elkaar kunnen aanvullen en versterken. Op deze manier gebruiken wij coöperatief leren als middel voor effectieve instructie.
3.3. Speciale trajecten Hoogbegaafdheid Binnen de leerlingenpopulatie van de KWS bevinden zich meer dan gemiddeld kinderen die meer intelligent en (hoog-)begaafd zijn. Sinds 1995 geven wij extra begeleiding aan die leerlingen. In de loop van de jaren is die zorg geoptimaliseerd en binnen het zorgsysteem in de school geïntegreerd. Verrijken en compacten Als een leerkracht ziet dat een leerling niet genoeg heeft aan de basisleerstof, die leerstof te gemakkelijk is en te weinig uitdaging biedt, wordt er een compactings- en verrijkingsprogramma aangeboden. Op het gebied van rekenen betekent dit dat er een selectie gemaakt wordt uit de basisleerstof. Deze leerlingen krijgen dan het Routeboekje van het SLO. Daarin staat welke lessen ze wel en welke lessen ze niet moeten maken van een bepaald blok. Dit betekent dat ze rekentijd overhouden en in die tijd krijgen ze verrijkingsmateriaal: Somplex, Somplextra, Wiskunde Doen, lessen uit Talent. De lessen uit dit verrijkingsmateriaal worden wekelijks besproken met de begeleider (hoog)begaafden. Op het gebied van Taal betekent dit dat ze een selectie maken uit de basisleerstof . Ook dan hebben ze taaltijd over. In die tijd werken ze met Slimme Taal, Werkstukwijzer, Landen- en Geschiedenis Pluizer, Projecten zoals, ‘Lucht’, ‘Bruggen’, ‘Ridders en kastelen’. Ook dit werk wordt wekelijks besproken met de begeleider (hoog)begaafden. Leerlingen kunnen ook gebruik maken van Digitop. Digitop is een digitale catalogus voor hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs. In deze catalogus vindt de leerkracht opdrachten voor leerlingen die behoefte hebben aan meer uitdaging. Het lesmateriaal van Digitop wordt gemaakt door St. PCBO Apeldoorn in samenwerking met de IJsselgroep en het Ontwikkelcentrum. De content is afgestemd op slimme leerlingen uit groep 3 t/m groep 8 en bevat verwijzingen naar bestaand educatief materiaal op internet. Op het zoekscherm kan de leerkracht een individueel arrangement samenstellen. (zie: http://www2.ontwikkelcentrum.nl/contentcatalogus/contentcatalogus_intropagina/digitop.aspx) Onderpresteren. Onderpresteren is een sluipend interactief proces waarbij meerdere factoren tegelijkertijd een rol spelen. De leerling bedenkt niet van de ene op de ander dag ‘nu word ik een onderpresteerder’. Het komt er op neer dat de leerstof niet echt uitdagend is voor de leerling. Daardoor verliest de leerling zijn motivatie een beetje. De concentratie neemt af en alle andere dingen in de omgeving zijn op dat moment belangrijker dan zijn werk. De leerling gaat slordigheidfouten maken en de resultaten dreigen onder het beheersingsniveau te komen. Voor de leerkracht moet dit een signaal zijn. In veel gevallen hebben onderpresterende leerlingen eigenlijk nooit geleerd hoe zij een taak moeten aanpakken. Zij weten niet dat zij soms een wezenlijke inspanning moeten leveren voordat zij succesvol zijn en zullen de vaardigheden die nodig zijn voor een succesvolle loopbaan niet
ontwikkelen. Het gevolg kan zijn dat de leerling faalangstig wordt, een negatief zelfbeeld ontwikkelt en dientengevolge relevante faalervaringen gaat opdoen en de moed dreigt te verliezen. Wat doen we er op school aan om deze leerlingen te ontdekken. We moeten ervoor zorgen dat de leerlingen op het juiste niveau werkt. We moeten zorgen voor een evenwichtig aanbod van de leerstof op basis van compacten en verrijken. We gebruiken daar o.a. het routeboekje voor. Het verrijken in de kleutergroepen kan door gebruik te maken van de materialen uit de ‘m’ kast. Het verrijken in de groepen 3 zit al helemaal verweven in de methode Veilig Leren Lezen. Het verrijken in de groepen 4 t/m 8 kan ook plaatsvinden buiten de groep o.l.v. een gespecialiseerde leerkracht. De taak die de leerling krijgt moet wel reëel en haalbaar zijn. In de bouwvergaderingen van de groepen 1 t/m 4 moeten we deze leerlingen goed in beeld krijgen. Daarom zal twee keer per jaar op de agenda van de bouwvergadering het onderwerp onderpresteren worden besproken. We maken gebruik van het DHH (Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafden), waar concrete tips in staan hoe om te gaan met onderpresteerders. Dyslexie. Dyslexie is een complex taalprobleem en het kan zich op uiteenlopende manieren uiten. Het ene kind heeft zeer ernstige en hardnekkige lees- en spellingproblemen in groep 3, bij het andere komt de dyslexie pas op de middelbare school naar voren. Het ene kind heeft voornamelijk spellingproblemen, bij het andere zijn de leerproblemen heel breed: zelfs het rekenen lukt niet. Het ene kind gaat met een intensieve begeleiding goed vooruit, het andere veel minder. Ook kunnen er bij kinderen meerdere problemen tegelijk spelen. Een kind kan ADHD en dyslexie hebben, of dyslexie en dyscalculie. Dat zijn allemaal redenen waarom dyslexie vaak niet gemakkelijk te herkennen is Dyslexie is een stoornis in de ontwikkeling van de hersenen op basis van een genetische aanleg, die leidt tot verstoringen in de verwerking van taalspecifieke informatie, waardoor lezen en het spellen van woorden moeizaam wordt. Ongeveer 4% van de kinderen in het basisonderwijs heeft dyslexie. In principe stelt een orthopedagoog of psycholoog vast of een kind dyslectisch is. De groepsleerkracht mag daar geen uitspraak over doen. Hij/zij mag als docent geen psychologische tests afnemen, wel lees- en spellingtests. Daarmee kunnen wel een sterk vermoeden krijgen dat een kind dyslectisch is. Het is van groot belang leerproblemen zo vroeg mogelijk te signaleren. Het is belangrijk om al in groep 1 en 2 kinderen met taalproblemen extra aandacht te geven, bij voorkeur in kleine groepjes (risicokleuters helpen). Niet alle risicokleuters krijgen daadwerkelijk lees- en spellingproblemen in groep 3, maar met pre-teaching in groep 2 en met een intensieve begeleiding in groep 3 zijn er veel leerproblemen te voorkomen. Op de KWS werken we in de groepen 1 t/m 3 met een onderwijsassistente die veel aan pre-teaching doet. Een goede voorbereiding in groep 2 en met zeer intensief onderwijs in groep 3 kunnen veel lees- en spellingproblemen worden voorkomen. Dit is een advies van deskundigen zoals T. Braams en op de KWS werken we op deze wijze. Wat doen we met kinderen waarbij dyslexie is geconstateerd of waarbij we een vermoeden hebben. (een korte opsomming) Lezen. We gebruiken in groep 4 t/m 6 de methode Estafette voor het technisch leesonderwijs. Estafette is een logisch vervolg op de methode Veilig Leren Lezen De leerkracht (of de IB-er) neemt van deze leerlingen zelf de AVI-toets af. De kaarten worden vergroot tot A3 formaat en afgedrukt op een geel vel. We laten deze kinderen niet onvoorbereid hardop lezen in de klas. Er kan vanaf groep 5 gebruik gemaakt worden van Ralfi lezen. Ralfi is een methodiek om de leesvaardigheid te verbeteren bij kinderen, bij wie het lezen niet versnelt of automatiseert.
Spelling.
Pre-teaching van de woorden uit het woordpakket, hierbij wordt de kaart van Jose Schraven gehanteerd. De leerlingen krijgen meer tijd om een dictee te maken. Daar waar het nodig is krijgt de leerling ook bij andere vakken extra tijd, o.a. ook bij de Cito toetsen. Na een dictee worden de fout geschreven woorden besproken met de leerling.
Algemeen. De leerling met dyslexie gebruikt (indien noodzakelijk) een Daisy speler met aardrijkskunde, geschiedenis en natuur. Een Daisy speler is een speciale cd-romlezer die ingesproken boeken kan afspelen. Kinderen met dyslexie kunnen met dit apparaat naar boeken op Daisy cd-rom luisteren. De Daisy speler wordt ook gebruikt bij Cito toetsen. Een Daisy-speler kan vergoed worden door de zorgverzekeraar nadat schriftelijk is aangetoond dat de aanvrager een (visuele) handicap heeft waardoor het lezen van gedrukte boeken niet (meer) mogelijk is. Indien te verkrijgen maken we gebruik van groot letter boeken van de methode. De leerling zit voor in de klas en recht voor het bord. De leerling krijgt extra aandacht en uitleg van de eigen leerkracht. Topografische schrijffouten worden niet meegeteld in de beoordeling. Eventueel mondeling overhoren. Mocht er binnen de formatie ruimte zijn voor een RT-er voor de groepen 4 t/m 8, dan krijgen kinderen met (een vermoeden van) dyslexie extra begeleiding. Is de formatie er niet, dan zal de groepsleerkracht dit moeten gaan doen, natuurlijk wel binnen de mogelijkheden die er zijn. Vanaf 2009 maakt dyslexiezorg onderdeel uit van het basiszorgpakket. Voor de vergoeding van de diagnose en behandeling geldt dat een kind basisonderwijs moet volgen. De behandeling wordt alleen vergoed als een kind ernstige dyslexie heeft en de zorg begint op 7- of 8-jarige leeftijd. Afhankelijk van de polis kan een verzekerde wel of niet zijn eigen zorgverlener kiezen. Er geldt een vergoeding voor de diagnose van dyslexie voor kinderen die 7, 8 of 9 jaar oud zijn en basisonderwijs volgen. De basisverzekering vergoedt alleen de diagnostiek als deze conform het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling plaatsvindt. Het onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk sprake is van ernstige dyslexie, een lichtere vorm van lees- en spellingsproblemen, of juist een meer complexe problematiek. Is er géén sprake van ernstige dyslexie, dan komen de kosten van de diagnostiek wel voor vergoeding in aanmerking, maar de kosten voor behandeling niet. De behandeling van dyslexie dient te gebeuren conform het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling. De basisverzekering vergoedt de behandeling van dyslexie alléén voor kinderen die ernstige dyslexie hebben en basisonderwijs volgen en 7, 8 of 9 jaar oud zijn als de behandeling begint. Wanneer een kind dyslectisch is kunnen we ouders/verzorgers verwijzen naar gecertificeerde bedrijven die kinderen kunnen begeleiden op gebied van dyslexie. In Apeldoorn e.o. zijn dit o.a. Braams en de IJsselgroep. PCBO Plusklas Naast ons eigen beleid aangaande pluskinderen is St. PCBO m.i.v. seizoen 2006-2007 gestart met een Plusklas. Hoogbegaafden vormen een zorggroep binnen het onderwijs. Een groep die onderbelicht is gebleven. Binnen de Plusklas wordt thematisch gewerkt, in blokken van 10 weken. Filosofie, expressie, sociaal emotionele training en spelonderdelen krijgen een plaats in het lesprogramma. De locatie van de Plusklas is gelegen in de Regenboog, maar is bedoeld voor alle scholen van de St. PCBO. De lessen worden gegeven op de woensdagochtend en donderdagochtend. Voor de aanmelding en plaatsing geldt een vaststaande selectieprocedure. Ouders/verzorgers zijn, na toelating tot de Plusklas, zelf verantwoordelijk voor het vervoer van – en naar de leslocatie van de Plusklas.
3.4. Sociaal-emotionele ontwikkeling De sociaal-emotionele ontwikkeling is een belangrijk onderdeel van de hele ontwikkeling van kinderen. Iedereen weet dat kinderen beter leren als ze lekker in hun vel zitten. Elke dag wordt er een beroep gedaan op verschillende aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling: Omgaan met gevoelens van jezelf en anderen Inleven in wat de ander voelt, waarneemt, wil en denkt Zelfvertrouwen en weerbaarheid Omgaan met normen en waarden Omgaan met conflicten Op school wordt momenteel gebruik gemaakt van de methode “Beter omgaan met jezelf en de ander”. Hierdoor wordt structureel ondersteuning geboden aan de sociaal-emotionele ontwikkeling, voornamelijk preventief en zonodig probleemgericht. De methode wordt enkele jaren gebruikt, maar heeft wel zijn beperkingen. Het plan ligt er om in seizoen 2011- 2012 te gaan starten met de Kanjertraining. Mensen, volwassen en kinderen, hebben het verlangen "erbij te horen". "Erbij horen " vergt bepaalde sociale vaardigheden die het ene kind beter gebruikt dan het andere kind. De Kanjertraining leert kinderen de sociale vaardigheden die nodig zijn om opgenomen worden in de groep. Het motto van de KWS is ‘elke dag zorg voor het lerende kind in een fijne sfeer’. Om die fijne sfeer in school en op het schoolplein te waarborgen gebruiken we een gedragscode. Deze geldt voor leerlingen onderling, leerkrachten en leerlingen, leerkrachten onderling, leerkrachten en directie, en ouders/verzorgers, met name als zij actief betrokken zijn in bv. MR, OR, diverse commissies. Waar grotere groepen kinderen langere tijd bij elkaar zijn, komen pesten en agressief gedrag voor. Om dit op een adequate manier aan te pakken gebruiken we een pestprotocol. In dit plan staat beschreven hoe er door leerkrachten, leerlingen en ouders/verzorgers gehandeld dient te worden in geval van pesten. Ik-training Faalangst is die vorm van angst die optreedt bij het leveren van te beoordelen prestaties op cognitief, motorisch en/of sociaal gebied, waarbij de concentratie op een mogelijke mislukking de aanwezige kennis en vaardigheden blokkeert. Een kenmerk van faalangst is dat het de schoolresultaten en het leven van een leerling negatief beïnvloedt. Op initiatief van WSNS kan een kind dat hier aan lijdt een Ik-training volgen. In een aantal lessen, die onder leiding van gespecialiseerde leerkrachten worden gegeven, leert het kind beter omgaan met faalangst en die mogelijk te overwinnen. Aanmelding via leerkrachten en Intern begeleider. Pestprotocol Op de KWS treedt het Pestprotocol in werking als blijkt dat een kind gepest wordt. Motorisch Remedial Teaching (MRT) MRT is samen met ouders/verzorgers en leerlingen d.m.v. het bewegen, werken aan achterstanden in de ontwikkeling van kinderen. Het uitgangspunt van MRT is dat je kijkt naar de motorische ontwikkeling van de leerlingen, niet zozeer naar wat ze wel en niet kunnen, maar naar de wijze waarop ze verschillende bewegingen uitvoeren. Door het vergelijken van die bewegingen kun je een goed beeld krijgen hoe ver een kind in zijn motorische ontwikkeling is. In het uitgebreide en gevarieerde aanbod van schoolsporttoernooien en sportoriëntatie zowel op school als in de wijken van Apeldoorn wordt rekening gehouden met een groep van circa 80 kinderen, die kampt met een motorische beperking en dan vaak ook nog in combinatie met faalangst of een gebrek aan zelfvertrouwen. Voor hen is er een programma motorische remedial teaching (MRT). Daarna is er voor hen “Club Extra”, bedoeld om hen verder te helpen bij het vinden van een geschikte sportclub.
Via school kunnen leerlingen aangemeld worden voor MRT. Kosten hiervan zijn voor rekening van de ouders/verzorgers.
4. Middelen Leerlingvolgsysteem Een toegankelijk leerlingonderwijsvolgsysteem (LOVS) en dossiervorming geeft goed inzicht in de vorderingen van iedere individuele leerling. Het is geen statisch geheel, maar een systeem dat steeds in ontwikkeling blijft. Het bestrijkt ontwikkelingsgebieden als rekenen, lezen, taal en sociaal-emotioneel. D.m.v. observaties en toetsing houdt de groepsleerkracht de vorderingen bij. Deze vorderingen worden besproken met de intern begeleider en indien noodzakelijk worden er groepsplannen/handelingsplannen opgesteld. Deze worden SMART opgesteld. Bij het gebruik van deze plannen gaan we uit van het volgende principe: groepsgewijs en samen als het kan, individueel als het moet. Dossierbeheer Iedere groepsleerkracht heeft een klassenmap in de klas waarin de dagelijkse gang van zaken is beschreven, uitslagen van toetsen en leerlinggegevens. Daarnaast is er een zorgmap waarin uitslagen van AVI toetsen zitten, rapporten, verslagen van oudergesprekken e.d. Kortom alles wat met de zorg voor een leerling te maken heeft. Gegevens van de leerlingen worden digitaal opgeslagen. Orthotheek De orthotheek bevindt zich in de kamer van de IB-er, waarin zich de materialen bevinden die nodig kunnen zijn voor uitvoeren van een handelingsplan. Tevens wordt in dezelfde ruimte het onderzoeksmateriaal bewaard.
5. Toetsen In de eerste groepen van de basisschool wordt gebruik gemaakt van de observaties en toetsen ontwikkeld door Pravoo. De gegevens die hieruit worden verkregen bieden mogelijkheden om het onderwijs te ontwikkelen en kinderen te begeleiden vanaf het moment dat het kind aangemeld wordt tot de eerste helft van groep 3 zodat de doorgaande lijn gewaarborgd is. Naast observaties gebruiken de leerkrachten toetsen om de vorderingen van de leerling waar te nemen. Het hele jaar door worden, vooral vanaf groep 3, diverse methodegebonden toetsen gebruikt. Te denken valt aan de toetsen bij de lees-, taal- en rekenmethode, maar ook die van de wereldoriënterende vakken. (vanaf groep 5) De beoordelingen hiervan worden gebruikt om de rapportages (zowel mondeling als schriftelijk) naar de ouders/verzorgers zo goed mogelijk plaats te laten vinden. Daarnaast worden tweemaal per jaar Cito-toetsen afgenomen. Een overzicht van deze toetsen is te vinden in bijlage 1. Afspraken over het afnemen en verwerken van toetsen in bijlage 2.
6. Externe hulp of doorverwijzing Leerlinggebonden financiering (de rugzak) Op grond van het landelijk integratiebeleid hebben kinderen met geïndiceerde beperking, met ingang van het cursusjaar 2003-2004, toegang tot de reguliere basisschool of een school voor speciaal basisonderwijs. Ouders/verzorgers hebben dus keuzevrijheid van onderwijs. Binnen de speciale school bestaan de volgende clusters: cluster 1: cluster 2: cluster 3: cluster 4:
Visuele beperking, bijv. zeer slechtziend Auditief en taal/spraak, bijv. doof kind Lichamelijk en verstandelijk, bijv. kind met spierziekte of met syndroom van Down Gedrag en psychiatrie, bijv. kind met een aan autisme verwante stoornis.
Aanmelden bij speciale scholen voor kinderen met een lichamelijke, verstandelijke of psychiatrische hulpvraag dient te gebeuren door ouders/verzorgers bij een Commissie van indicatiestelling (Cvi);
deze commissie bepaalt of het kind voldoet aan de criteria en kan dan een indicatie afgeven. Vervolgens kunnen ouders/verzorgers met die indicatie kiezen voor een plek op de S.O.-school of gebruik maken van de rugzak in het Bao of SBO . In die rugzak zitten beperkte middelen (één middag per week begeleiding + kleine bijdrage voor materiaal) om het kind extra ondersteuning bij het leerproces te geven. Om voor zo’n rugzak in aanmerking te komen, moet het kind aangemeld worden bij een commissie voor indicatiestelling (CVI). Op grond van landelijk vastgestelde normen bepaalt zij of het kind in aanmerking komt voor indicering. Daarbij zijn de ouders/verzorgers formeel verantwoordelijk voor het afleveren van de gegevens die nodig zijn voor indicatie. Als de CVI een positief besluit heeft genomen, zal de school in gesprek gaan over de mogelijkheden die de KWS kan bieden. Blijkt dat de school zo’n kind niet verantwoord kan opvangen, dan zal er niet worden overgegaan tot plaatsing. Samenwerkingsverband: Weer Samen Naar School (WSNS) De KWS maakt deel uit van een samenwerkingsverband tussen reguliere scholen en een school voor speciaal basisonderwijs in Apeldoorn en omgeving. Binnen dit samenwerkingsverband is een zorgplan ontwikkeld. Hierin staan diverse zaken beschreven die te maken hebben met de aanpak van kinderen die extra zorg nodig hebben. Dit samenwerkingsverband onderhoudt de contacten met en verzorgt ook enige nascholing van de intern begeleiders. Het doel van WSNS is dus: leerlingen die speciale zorg en aandacht nodig hebben, zoveel mogelijk in het reguliere basisonderwijs te kunnen opvangen. De KWS zit in het samenwerkingsverband met de "Prinsenhof" (WSNS geeft richtlijnen voor een goede zorgstructuur en biedt specialismen aan, zoals bijv. video-interactie en sociale vaardigheidstraining). Als een leerling wordt aangemeld voor Speciaal Basisonderwijs (SBO), dan wordt dit beoordeeld door de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Aanmeldingsprocedure PCL (Permanente Commissie Leerlingenzorg) Aanmelden bij een school voor Speciaal Basisonderwijs (SBO) dient te gebeuren door ouders/verzorgers en basisschool bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van het eigen samenwerkings-verband. De PCL is een onafhankelijke commissie die beoordeelt of het aangemelde kind toelaatbaar is (voldoet aan criteria voor speciaal basisonderwijs) voor de SBO. Als het kind voldoet aan de toelatingscriteria, geeft de PCL een positieve beschikking af. Indien ouders/verzorgers, na een positieve beschikking, willen aanmelden bij een andere SBO (van een ander samenwerkingsverband), moet daarvoor opnieuw bij de PCL van dat samenwerkingsverband aangemeld worden. Specifiek Deze PCL (van het P.C. Samenwerkingsverband Apeldoorn e.o) beoordeelt de toelaatbaarheid voor SBO De Prinsenhof. Aanmelding gebeurt door het opsturen van : Onderwijskundig rapport Onderzoeksverslag van IJsselgroep Na ontvangst wordt een oudergesprek afgesproken. Binnen 8 weken na aanmelding horen ouders/verzorgers de beslissing van de PCL. Vervolgens beslissen ouders/verzorgers of ze hun kind wel/niet op de wachtlijst van SBO De Prinsenhof willen plaatsen. De Prinsenhof heeft verschillende instroommomenten: direct na de zomervakantie, per 1 januari en per 1 april. Begeleidingsdienst Gedurende een aantal momenten per jaar zijn er besprekingen van de Intern Begeleider met een orthopedagoog van de schooladvies- en begeleidingsdienst, de IJsselgroep, over de kinderen die extra hulp en aandacht nodig hebben. De school heeft de mogelijkheid om kinderen, als daar aanleiding toe is, te laten testen. Dit wordt eerst met de ouders/verzorgers besproken. De uitslag van het onderzoek wordt door de orthopedagoog, de groepsleerkracht(en) en de intern begeleider met de ouders/verzorgers besproken en op grond daarvan wordt bepaald hoe de voortgang van het onderwijs voor het betreffende kind zal plaatsvinden.
Centrum voor Jeugd en Gezin Het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) geeft antwoord op alle vragen over opgroeien en opvoeden. Iedereen met vragen over eten en groei, verlegenheid of agressie, drugs of drukke kinderen, seksualiteit of zwangerschap, over echtscheiding of puberteit kan bij het CJG binnenlopen, kan bellen en/of mailen. Het CJG is er voor: kinderen jongeren tot 23 jaar ouders en verzorgers, maar ook voor toekomstige ouders/verzorgers alle mensen die werken met kinderen, met jongeren of met ouders/verzorgers en verzorgers. Contactgegevens: CJG West Asselsestraat 280 7312 DD Apeldoorn 055 357 88 75
[email protected] Meer (actuele) informatie, waaronder ook de openingstijden, is te vinden op de website www.cjgapeldoorn.nl Vanuit het CJG Apeldoorn worden onder andere de volgende diensten aangeboden: Jeugdgezondheidszorg GGD op school Bij de GGD Gelre-IJssel is de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) ondergebracht bij gemeentelijke gezondheidsteams (GGT’s). Binnen deze teams werken artsen, verpleegkundigen, assistenten en logopedisten. Samen met ouders/verzorgers en school zorgen de medewerkers van de GGD ervoor dat kinderen zich zo goed mogelijk ontwikkelen. Zij doen dit door kinderen te onderzoeken, door kinderen te vaccineren en door ondersteuning te bieden aan ouders/verzorgers en leerkrachten en hierin ook samen te werken met andere instanties. Onderzoeken en vaccinaties De bekendste taak vanuit de GGD voor schoolgaande kinderen zijn de preventieve onderzoeken. Het is belangrijk dat factoren, die de groei en ontwikkeling van een kind kunnen verstoren, in een vroeg stadium worden opgespoord. De GGD onderzoekt gedurende de basisschoolperiode een kind meerdere keren. Daarnaast krijgen de kinderen in deze periode ook twee vaccinaties. Rond de leeftijd van 5 jaar vindt de logopedische screening plaats. De logopedist onderzoekt naar aanleiding van deze screening kinderen die in hun spraak- en taalontwikkeling risico’s lopen. De logopedist let dan vooral op taal, spraak, mondgedrag en stem. Bij 5/6-jarige kinderen doet de jeugdarts en de assistente een uitgebreid onderzoek. Hierin komen het zien, horen, bewegen, groei, gezondheid en gedrag en ontwikkeling aan bod. Op 9-jarige leeftijd ontvangen de kinderen de vaccinatie tegen difterie, tetanus, polio (DTP) en tegen bof, mazelen, rodehond (BMR). In groep 7 vindt bij alle kinderen een onderzoek plaats door de jeugdverpleegkundige. Daarin wordt aandacht besteed aan groei, gezondheid en gedrag. Op 12-jarige leeftijd ontvangen de meisjes de vaccinatie tegen baarmoederhalskanker (HPV) Voor ieder onderzoek en elke vaccinatie ontvangen de ouders/verzorgers vooraf een uitnodiging. Bij alle onderzoeken en de vaccinatie van de 9-jarigen zijn de ouders/verzorgers aanwezig. Dit geldt niet voor de logopedische screening. Na elk onderzoek informeert de GGD de ouder(s)/verzorger(s) over de bevindingen.
Advisering en verwijzing Naar aanleiding van het onderzoek kan de JGZ-medewerker - afhankelijk van de bevindingen – het volgende doen: Gericht advies en/of begeleiding geven aan kinderen en ouders/verzorgers. Bijvoorbeeld bij gedragsproblemen met kinderen op school of thuis, gezondheidsvragen of problemen in de spraak- en taalontwikkeling. Een kind na verloop van tijd opnieuw oproepen voor een vervolgonderzoek. Het kind (en de ouder) voor uitgebreider onderzoek of behandeling verwijzen naar een andere hulpverleningsinstelling. De GGD werkt samen met de huisarts, de specialist in het ziekenhuis en met Bureau Jeugdzorg, Maatschappelijk werk, psychologen, pedagogen en anderen. Een eventuele doorverwijzing gebeurt altijd in overleg met ouder(s)/verzorger(s). Schoolmaatschappelijk Werk (smw) Het smw kan voor iedereen die een kind met een vraag of probleem heeft wat betekenen. De hulpverlening vanuit het smw richt zich echter vooral op gezinnen die meerdere problemen hebben waar ze geen uitweg of oplossing meer voor zien. Het kan gaan om complexe problemen, zoals een combinatie van gedragsproblemen bij het kind(eren), schulden, problemen in de buurt, echtscheiding, etc. Maar ook als het gaat om een korte, concrete opvoedings- of ontwikkelingsvraag (bijv als het kind nog niet zindelijk is of steeds ruzie maakt met zijn/haar broertje/zusje) kan men aankloppen bij het smw. Zij kan hierin ondersteunen en adviezen geven of, wanneer nodig, doorverwijzen naar de juiste instantie. De schoolmaatschappelijk werker begint altijd met een gesprek met de ouders/verzorgers van het kind en met de intern begeleider of de leerkracht. Omdat het kind zoveel uur per dag op school is, hebben leerkrachten vaak een goed beeld van wat er met het kind aan de hand is. En omdat ouders/verzorgers hun kind goed kennen, weten zij vaak ook goed wat er speelt. In het eerste gesprek met de ouders/verzorgers, de intake, wordt gekeken naar de aard en de duur van de problemen. Als dat helder is, zijn er twee vervolgmogelijkheden: In maximaal vijf gesprekken begeleidt de schoolmaatschappelijk werker de ouders/verzorgers en/of de leerkracht. De schoolmaatschappelijk werker geeft adviezen over de aanpak van het kind en kan lichte opvoedingsondersteuning geven. Op deze laagdrempelige manier kan voorkomen worden dat een klein probleem een groot probleem wordt! De schoolmaatschappelijk werker schat in dat het probleem niet in vijf gesprekken is opgelost. De schoolmaatschappelijk werker zorgt dan voor een goede verwijzing naar de juiste vorm van hulpverlening. Bijlagen Bijlage 1: Toetsen Kleuters Ordenen (Cito): Hiermee wordt de verstandelijke ontwikkeling gemeten, die van belang is voor het leren rekenen. Onderdelen zijn: voorwerpen bij elkaar plaatsen (classificeren) voorwerpen rangschikken (seriëren) aantal en volgorde bepalen (vergelijken en tellen) Taal voor kleuters (Cito): opdrachten over passieve woordenschat, kritisch luisteren, klank en rijm, schriftoriëntatie, auditieve synthese.
Pravoo-observatie systeem:
In het door Pravoo ontwikkelde observatiesysteem kan men de hele ontwikkeling van het jonge kind in één oogopslag zien. Er zijn acht peilpunten vanaf het binnenkomen in groep 1 tot enkele maanden in groep 3. Dat laatste betekent dat het systeem doorloopt tot begin groep 3. Op die manier wordt de doorgaande lijn gegarandeerd. De inhouden van peilpunten zijn gebaseerd op ontwikkelingspsychologisch onderzoek. In het systeem van signaleren is ook opgenomen het ontwikkelingsniveau met de aspecten: taal, zintuiglijk waarnemen, motoriek en omgaan met hoeveelheden en staat ook het gedrag van kinderen centraal t.a.v. kring, spelen, werken en omgaan met elkaar. Groep 3 t/m 8 Rekenen-Wiskunde (Cito): hiermee wordt de rekenvaardigheid getoetst. Spelling SVS (Cito): met behulp van een serie woorddictees wordt de spellingvaardigheid gevolgd. Voor de groepen 7 en 8 wordt ook het onderdeel werkwoordspelling opgenomen. Begrijpend Lezen (Cito): hiermee wordt de leesvaardigheid getest. De vragen gaan over de betekenis van de gelezen teksten. AVI-niveau (Analyse Van Individualiseringsvormen) De kinderen krijgen vanaf groep 3 een leestoets aan de hand waarvan wordt bekeken op welk niveau ze lezen. Hierbij wordt gekeken naar tempo en nauwkeurigheid. Drie Minuten Test (Cito): dit is een leestoets waarbij het aantal gelezen woorden in één minuut wordt geteld. Er zijn drie kaarten, opklimmend in moeilijkheidsgraad. Het technisch leesniveau van de kinderen uit groep 3 en 4 wordt driemaal per jaar bepaald met behulp van deze toets. Entreetoets groep 7 (Cito): deze toets wordt in het voorjaar afgenomen en bevat alle onderdelen van rekenen, taal, spelling, informatieverwerking en wereldoriëntatie. De uitslag geeft een indicatie van leemtes in de kennis en vaardigheden van de leerling en kan helpen om gericht hulp te bieden. Eindtoets Cito groep 8 (Cito): deze toets wordt begin februari ieder jaar gehouden en bevat grotendeels dezelfde toetsonderdelen als de Entreetoets groep 7. De ouders/verzorgers krijgen hiervan een uitgebreide uitslag. De uitslag van deze toets is meebepalend voor de keuze van het vervolgonderwijs. (Wellicht gaat de datum voor de eindtoets van groep 8 de komende jaren veranderen)
Bijlage 2. Afspraken voor het afnemen van toetsen en de bespreking ervan 1. De school heeft teamafspraken welke toetsen er worden afgenomen. 2. De school heeft afspraken over het gewenste leerkrachtgedrag tijdens het afnemen van deze toetsen. 3. De uitslagen van de toetsen worden volgens afspraak gecommuniceerd met de ouders/verzorgers. Na AVI-toetsen krijgen ouders/verzorgers schriftelijk bericht. Van Citotoetsen ontvangen de ouders/verzorgers twee- maal per jaar schriftelijk verslag, samen met het reguliere rapport. 4. Klassikale toetsen worden per definitie door de eigen groepsleerkracht afgenomen, bij voorkeur door die leerkracht, die de groep het grootste deel van de week heeft. 5. Individuele toetsen kunnen door een externe collega of IB/RT-er worden afgenomen, met dien verstande dat de DE-leerlingen door de eigen groepsleerkracht getest dienen te worden. De externe collega of IB/RT’er neemt dan tijdelijk de groep over. 6. Toetsen worden in principe alleen ‘s morgens afgenomen, het liefst op dinsdag-, woensdag- en donderdagmorgen. In de toetskalender wordt hiermee rekening gehouden. 7. De school heeft afspraken over de digitale verwerking van de toetsgegevens.
8. Toetsuitslagen worden standaard met de IB-er nabesproken, zowel op groepsniveau als op leerlingniveau. Er kan gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid om een trendanalyse te maken. 9. Tijdens dit overleg kunnen/worden er, voor de leerkracht bindende, handelingsplannen vastgesteld op groeps- en/of leerlingniveau, die op vooraf vastgestelde termijn worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. 10. Voor dyslectische leerlingen zijn er specifieke compenserende en/of dispenserende afspraken vastgelegd. Deze kunnen bestaan uit: meer tijd groter afgedrukt teksten en vragen worden integraal voorgelezen teksten zijn via bandje of cd beschikbaar gebruik kladpapier bij hoofdrekenen toegestaan 11. De IB-er doet na iedere toetsronde verslag aan het management en/of het team. Bij tegenvallende resultaten van de hele groep wordt er gekeken wat daarvan de oorzaak kan zijn geweest: Leerkrachtgedrag, professionele houding, deskundigheid; Veel wisseling van leerkrachten Leerniveau van de hele groep 12. Tweemaal per jaar wordt er door de leden van het MT en de IB-ers een ochtend gepland waarbij trendanalyses gemaakt worden.