Actief Armoedebeleid Amsterdam
April 2009
1.
Inleiding
1.1
Wat is armoede?
Armoede is meer dan een financieel probleem. Het college van Amsterdam heeft ervoor gekozen om de financiële armoedegrens op 110% van het wettelijke sociaal minimum te bepalen. Het wettelijk sociaal minimum komt overeen met het bijstandsniveau geldend voor het betreffende huishouden. Voor een gezin is het bijstandsniveau gelijk aan het wettelijk minimumloon. Maar armoede kent, naast financiële, ook andere consequenties. Naast geldgebrek en schulden spelen vaak ook eenzaamheid, uitsluiting, lage opleiding en gezondheidsklachten een rol. Daarmee is armoede zowel een gevolg als een oorzaak van problemen in de persoonlijke leefomgeving en beïnvloedt het de toekomstverwachting. Kansen en ontwikkelingen worden steeds meer beperkt. Er ontstaat een vicieuze cirkel.
1.2
Huidige situatie
Amsterdam vindt het belangrijk om aan armoedebestrijding te doen. De stad geeft elk jaar 70 miljoen uit aan een fijnmazig systeem van extra voorzieningen. De laatste vijf jaar leven ongeveer 140.000 personen op of onder de armoedegrens. Het gaat dus om één op de vijf Amsterdammers. Van deze mensen leeft minder dan de helft van een bijstanduitkering. De anderen leven van diverse inkomsten (AOW, WAO, WW, (deeltijd)arbeid, inkomsten uit eigen bedrijf enz.). Een kleine 10% weet zich jaarlijks uit de armoede te onttrekken. Een even groot percentage komt er jaarlijks ook weer bij. Dat noodzaakt ons om preciezer te onderzoeken welke factoren bijdragen aan die in- en uitstroom. Ook willen we een scherper beeld krijgen van die groep mensen in armoede die geen bijstandsontvanger is. In hoeverre is er sprake van werkende armen en hoe helpen we hen vooruit ? Amsterdam kent een groot aanbod aan regelingen en loopt in vele maatregelen voorop, zowel qua vernieuwing als qua pro-activiteit. Het Amsterdamse armoedebeleid heeft als voorbeeld gediend voor andere gemeenten om hun armoedebeleid vorm te geven. Het College is dan ook trots op haar armoedebeleid. Dit is echter geen reden voor zelfgenoegzaamheid, we blijven permanent streven naar verbetering. Armoedebestrijding is een verantwoordelijkheid voor veel partijen; Rijk, stad en stadsdelen, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven hebben hierin een rol. Het algemene inkomensbeleid wordt bepaald op Rijksniveau evenals de regelgeving rond schuldhulp. Afhankelijk van de specifieke situatie van de burger, ondersteunt de gemeente Amsterdam haar burgers met een gericht armoedebeleid. De stadsdelen bieden laagdrempelige (schuld)hulpverlening. In dit plan kiest het College ervoor om ook de rol van maatschappelijke organisaties en bedrijven te versterken.
1.3
Nieuwe accenten in de aanpak
Het College heeft een commissie ingesteld om na te gaan hoe het komt dat mensen zo lang vastzitten in de armoede en wat de overheid eraan kan doen om dat te voorkomen. De belangrijkste conclusie is dat Amsterdam goed is in compenserende maatregelen voor armoede, en bevestigt het belang dat het College hecht aan het activeren van mensen. Want door te participeren in de samenleving, wordt de spiraal van armoede structureel doorbroken.
2
Armoede manifesteert zich echter op veel verschillende manieren en vraagt om een gedifferentieerde aanpak. Het College wil ook zoveel mogelijk burgers die recht hebben op extra voorzieningen die ook krijgen. Het huidige bereik is met 70% weliswaar hoog, maar het moet 90% worden. Tevens moet er meer maatwerk komen, uitgaande van de individuele situatie. In het contact met mensen moet activering centraal komen te staan. De dienstverlening moet aansluiten bij de specifieke behoefte. We gaan daarbij uit van de mogelijkheden die iemand heeft. We ondersteunen en helpen daar waar iemand het zelf niet kan, maar schromen ook niet om iemand op diens eigen verantwoordelijkheid te wijzen. Ten slotte wil het College onderzoeken of het ook Amsterdamse organisaties en bedrijven kan aanspreken op een eigen bijdrage aan de armoedebestrijding. Concluderend, het College is trots op het Amsterdamse armoedebeleid en ziet het advies dat het College heeft ontvangen als een extra inspiratiebron voor verdere verbetering. In het jaar 2010 wil het College daar eerste stappen in zetten die bij gebleken succes verder kunnen worden uitgerold in de komende jaren. Daarbij zet het College in op verdere vergroting van het bereik van de bestaande regelingen en wil het College waar mogelijk de verstrekking van armoedemiddelen direct koppelen aan bevordering van participatie. Want armoedebestrijding en participatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het College sluit de ogen niet voor de kredietcrisis. We verwachten een vergroot beroep op de bestaande voorzieningen en dit vraagt een grote inspanning van alle betrokken. Voor de uitvoering van deze plannen betekent dat we het beleid gefaseerd ten uitvoer zal brengen.
1.4 Vier speerpunten Het College kiest voor een aanpak vier speerpunten:
´Toegankelijkheid van voorzieningen omhoog: de mens centraal’; ‘Verhogen van de effectiviteit van de schuldhulpverlening’; ‘Een ontwikkelaanbod voor wie hulp kan gebruiken’; ‘Partijen in de stad aanspreken op hun bijdrage’.
3
2.
Aanpak actief armoedebeleid per speerpunt
2.1
Toegankelijkheid van voorzieningen omhoog: de mens centraal In de huidige situatie zijn er nog steeds mensen die minder inkomen hebben dan waar ze recht op hebben. Ze kennen de voorzieningen niet of vinden de regelingen te ingewikkeld. Het kan ook zijn dat ze zich schamen voor hun situatie en niet om hulp durven te vragen. We gaan daarom naar de mensen toe. We leggen ze uit hoe ze gebruik kunnen maken van ons voorzieningenaanbod. Gewoon omdat ze daar recht op hebben! We vertellen de mensen wat er mogelijk is om uit de armoede te komen en geven hen een aanbod dat bij ze past. Als mensen graag willen maar niet kunnen, dan helpen we ze.
Doelstelling: • 90% van alle bewoners die recht hebben op een armoedevoorziening worden binnen drie jaar bereikt.
2.1.1
Hoe gaan we dat doen?
2.1.1.a Stroomlijnen van regelingen In de afgelopen periode heeft DWI gezocht naar mogelijkheden om regelingen te vereenvoudigen en/of samen te voegen. De eerste stap is de nieuwe Langdurigheidtoeslag. Hiermee zijn de oude Langdurigheidtoeslag en de Knipkaart samengevoegd. Daarnaast is de regeling Chronisch Zieken en Gehandicapten gestroomlijnd en daarmee versimpeld. DWI blijft structureel kijken naar het stroomlijnen van haar eigen regelingen en zal gesprekken voeren met derden om regelingen op elkaar af te stemmen. 2.1.1.b Bestandskoppeling DWI en de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam (DBGA) gaan kijken hoe gemeentelijke en landelijke bestanden gekoppeld kunnen worden om mensen te kunnen bereiken. De mogelijkheden om dit te bereiken worden beperkt door de landelijke regelgeving. Planning Gesprekken met het Rijk
3e/4e kwartaal 2009
2.1.1.c Bijstandsgerechtigden Bijstandsgerechtigden zullen door DWI geholpen worden. De inkomensconsulent van DWI neemt het initiatief om samen met de klant na te gaan op welke voorzieningen de klant nog meer recht heeft. Het gaat daarbij niet alleen om gemeentelijke voorzieningen, maar ook bijvoorbeeld om huur- en zorgtoeslag. Planning Nieuwe rol voor de inkomensconsulent
4e kwartaal 2009
2.1.1.d Outreachende werkwijze op wijkniveau Het College wil dat zoveel mogelijk Amsterdammers die recht hebben op een voorziening, ook bereikt worden.
4
In een aantal stadsdelen zijn bewonersadviseurs actief. Zij zijn in dienst van de stadsdelen. In een dienstverleningsconcept van de sociale alliantie is opgenomen om deze dienstverlening in alle stadsdelen toe te passen. Bewonersadviseurs richten zich op die burgers die de weg naar overheidsvoorzieningen moeilijk weten te vinden. De bewonersadviseurs gaan in koppels op bezoek bij bewoners om in een persoonlijk gesprek na te gaan zij behoefte hebben aan ondersteuning. Zij kijken of eventueel hulp nodig is, bijvoorbeeld op het gebied van werk en inkomen. Ze zijn daarmee het outreachende loket van de overheid. Het College wil stadsdelen hierbij gaan ondersteunen. DWI wil daarom een BBL opleiding op mbo niveau (4 dagen werken en 1 dag naar school eindigend in een startkwalificatie) beginnen voor 200 assistent-bewonersadviseurs. Een bewonersadviseur of een andere professional neemt deze assistent mee bij bezoeken, voorlichtingsbijeenkomsten enz. met als doel het wijzen op inkomensondersteunende voorzieningen en het meedenken over mogelijkheden om uit de armoede te komen. Planning opleiding en inzet assistent-bewonersadviseurs Inventarisatie van de behoefte per stadsdeel 4e kwartaal 2009 Start opleiding 4e kwartaal 2009 Start inzet assistent-bewoneradviseurs 2e kwartaal 2010
2.1.2
Wat kost het?
De kosten voor de inzet van de opleiding en inzet van de assistent- bewonersadviseurs zullen worden gedekt uit de W-gelden.
5
2.2
Verhogen van de effectiviteit van de schuldhulpverlening Te vaak vallen mensen die in een schuldhulptraject zitten uit. Maar 25% redt het. Dat is te weinig. Problematische schulden kunnen voor een deel worden voorkomen als het Rijk onverantwoorde kredietverstrekking inperkt. Daarnaast moet de effectiviteit omhoog. Dat doen we door mensen preventief te bereiken via ‘Vroeg erop af’ of via vindplaatsen zoals de voedselbank en signalen van de stadsdeelnetwerken. We gaan mensen curatief helpen als het nodig is, maar we beperken het niet tot schuldhulp alleen. Desnoods zoeken we de randen van de regelgeving op. Ook hier kan het Rijk helpen door de medewerking van schuldeisers aan het minnelijk traject af te dwingen.. We moeten mensen ondersteunen om sociale uitsluiting tegen te gaan. We moeten motiveren en commitment eisen. De vrijblijvendheid moet eruit. Als mensen wel kunnen maar niet willen, proberen we ze te overtuigen. We geven niet snel op, en zijn volhardend in onze ondersteuning. Schulden belemmeren actieve participatie in de samenleving. Ook mensen met schulden spreken we er op aan om inspanningen te leveren om weer op eigen benen te staan. Re-integratie inspanningen kunnen worden beloond met een gedeeltelijke kwijtschelding van de restschuld.
Doelstelling: • Binnen 3 jaar hebben we een verdubbeling van het aantal geslaagde schuldhulptrajecten (schuldsanering en/of schuldstabilisatie). We gaan van 25% naar 50%. • Binnen drie jaar zitten 500 personen in een re-integratietraject dat hun aflosperiode verkort.
2.2.1
Hoe gaan we dat doen?
2.2.1.a Intensiveren ‘Vroeg erop af’ ‘Vroeg erop af’ is een preventief instrument. In een vroegtijdig stadium worden signalen opgevangen om bewoners nog voordat problematische schulden ontstaan, te ondersteunen met schuldhulp. Bij voorkeur via schuldsanering zo nodig door eerst de schulden te stabiliseren. In 2009 is gestart met signalen van alle woningbouwverenigingen. Dat wordt uitgebouwd met signalen van Agis. 2.2.1.b Verplicht inkomensbeheer Om de slagingskans van een schuldsaneringstraject te bevorderen, moeten schuldeisers erop kunnen vertrouwen dat schulden niet verder oplopen. Inkomensbeheer is dan de beste oplossing. In het kader van vroeg erop af zullen we in 2001 starten met inkomensbeheer. Burgers die zich aanmelden voor schuldhulpverlening, hulp bij thuisadministratie en budgettering. Het gaat hierbij om het ordelijk opbergen van binnenkomende rekeningen en greep houden op het uitgavenpatroon.
6
2.2.1.c Maatjes Het zware schuldhulptraject is vaak lastig vol te houden. Getrainde vrijwilligers bieden hierin een goede ondersteuning. Ze staan niet te dichtbij zoals vrienden en niet te veraf zoals een professional. Nu al zijn maatjes actief bij de klanten van de voedselbank. Het College wil dat uitbreiden tot mensen in een schuldhulptraject. We streven naar 150 maatjes om te zorgen dat meer mensen hun traject afmaken. Planning Voorbereiding Start
2e kwartaal 2009 1e kwartaal 2010
2.2.1.d Koppeling re-integratie aan schuldhulp Samen met de bewoner wordt nagegaan welke problemen hebben geleid tot de schuldenproblematiek en hoe die schulden in de toekomst voorkomen kunnen worden. Daarnaast is het belangrijk dat de bewoner verder komt en zijn kansen pakt om uit de armoede te komen. Dat alles vraagt om extra inspanningen naast het schuldsaneringstraject. Die inspanningen wil het College, als ze succesvol worden afgerond, belonen door een premie in de vorm van een gedeeltelijke kwijtschelding van de restschuld. Dit geldt niet voor de mensen die vanuit de bijstand al een activeringsverplichting hebben. We streven ernaar op deze manier 500 mensen te ondersteunen sneller van hun schuld af te komen. Planning Voorbereiding Invoering
2e kwartaal 2009 1e kwartaal 2010
2.2.1.e Aanscherping processen binnen schuldhulp Het traject tussen de eerste melding en de daadwerkelijke schuldsanering kan lang duren. Bewoners verliezen vaak de moed. Het streven is de doorlooptijd op termijn met 50% te verkorten. Het proces voorafgaand aan een daadwerkelijke schuldsanering, de schuldstabilisatie, is in ontwikkeling. Hiermee krijgen mensen die wachten op hun schuldsaneringstraject, hulp geboden in het stabiliseren van hun schulden en wordt voorkomen dat de schulden zich nog meer opstapelen. Ook voor bescheiden schulden zal een laagdrempelig aanbod worden ontwikkeld. Hiermee komt het College tegemoet aan een wens van de Raad. (motie 633 van der Pligt). Planning Ontwikkeling nieuw ontwerp doorlooptijd Uitvoering
3e kwartaal 2009 1e kwartaal 2010
2.2.1.f Landelijke regelgeving Het College heeft er herhaaldelijk op gewezen dat mensen te makkelijk kunnen lenen. Dat wil niet zeggen dat de kredietverstrekkers verantwoordelijk zijn voor de schulden, maar het College vindt wel dat zij aangesproken kunnen worden op de rol die zij bij de schuldproblematiek spelen. Amsterdam zal het Rijk vragen haast te maken met: • Een landelijk schuldenregister; • Een regel dat schuldeisers niet meer kunnen invorderen als ze hebben verzuimd de kredietwaardigheid van hun klanten op een reële manier te toetsen; • Afspraken om te zorgen dat ook schulden bij zorgverzekeraars kunnen worden meegenomen in een schuldsaneringstraject. Afdwingen dat schuldeisers meewerken aan een minnelijke regeling, vervolgens ook afdwingen dat er een maximale reactietermijn is voor schuldeisers.
7
2.2.2
Wat kost het?
Het speerpunt ‘verhogen effectiviteit schuldhulpverlening’ vraagt de volgende middelen: Activiteiten Intensiveren project “Vroeg er op af” Maatjes project Verplicht inkomensbeheer Aangepast laagdrempelig aanbod schuldhulp Totale kosten speerpunt effectiviteit schuldhulp
Kosten € 1.200.000 € 200.000 € 1.100.000 € 300.000 € 2.800.000
8
2.3
Ontwikkelaanbod voor wie hulp kan gebruiken Ook Amsterdammers die niet afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering moeten de kans krijgen om uit de armoede te komen. Dit kan door structureel hun inkomen te verhogen door het verbeteren van de startkwalificaties of door hulp bij het zoeken van werk.
Doelstelling: • In 2011 nemen 2.500 minima zonder uitkering deel aan een re-integratietraject.
2.3.1
Hoe gaan we dat doen?
Amsterdammers die voor hun inkomen afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering, worden al standaard aangesproken op hun re-integratiemogelijkheden en blijven hier buiten beschouwing. Ook voor mensen van 65 jaar en ouder is een activeringsaanbod niet aan de orde. Het aanvullende aanbod richt zich met name op de overige groep Amsterdammers die al langdurig van een inkomen op minimum niveau moet rondkomen. Die groep bestaat voornamelijk uit mensen met een werkloosheidsuitkering of een uitkering als arbeidsgehandicapte van het UWV. Daarnaast bestaat deze groep uit werkenden. Het College kiest ervoor een meervoudige strategie in te zetten om deze mensen te benaderen:
DWI zal werkenden die een beroep doen op een langdurigheidtoeslag, uitnodigen voor een gesprek over de mogelijkheden het inkomen van het huishouden te verhogen. Dat kan zijn doordat een tweede persoon in het huishouden aan het werk gaat of door uitbreiding van de omvang van de baan of verbetering van de kwalificaties die tot inkomensverhoging leidt. Er is een offerteaanvraag uitgezet voor een onderzoeksopdracht om de doelgroep beter in beeld te krijgen. Het College komt daarmee tegemoet aan de wens van de Raad om extra aandacht te geven aan de positie van de werkende armen (Motie 627: van ‘t Wout).
Voor de mensen met een uitkering van het UWV zullen hierover afspraken worden gemaakt met het UWV.
Voor wie moeilijk te bereiken is, worden outreachende werkwijzen gehanteerd.
We zoeken mensen actief op. Bewonersadviseurs en DWI medewerkers bezoeken verschillende vindplaatsen zoals bijeenkomsten van zelforganisaties. Daarnaast vormen de participatiecentra die worden voorgesteld in de stadsdelen een plek waar mensen hun mogelijkheden kunnen verkennen.
Bewonersadviseurs die outreachend te werk gaan, zoeken mensen die de wegen minder goed kennen ook thuis op en verkennen met hen hun mogelijkheden.
Planning Gerichte werving 2.3.2
4e kwartaal 2009
Wat kost het?
Het speerpunt ‘ontwikkelaanbod’ vraagt geen extra middelen uit de armoedebegroting. De intensivering van de outreachende werkwijze wordt bekostigd uit de W-gelden.
9
2.4
Samenwerking bij armoedebestrijding Het College signaleert dat er Amsterdammers, instellingen en bedrijven zijn die zich betrokken voelen bij armoedebestrijding. We vragen partijen in de stad om mee te doen en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van armoede.
Doelstelling • In 2010 doen 50 Amsterdamse bedrijven en organisaties mee met armoedebestrijding.
2.4.1
Hoe gaan we dat doen?
2.4.1.a Samenwerking ter bestrijding van de armoede Het College wil onderzoeken of er partijen in de stad zijn die een concrete bijdrage willen leveren aan de bestrijding van armoede. Het College wil de samenwerking tussen zelforganisaties en professionele instellingen stimuleren. Waarbij de zelforganisaties signaleren en actief verwijzen naar de professionals. Met name de betrokkenheid van zelforganisaties past in de keuzes die het College maakt in haar diversiteitsbeleid. Ook zal het College in gesprekken met het bedrijfsleven nagaan of er mogelijke particuliere initiatieven zijn die het College kan stimuleren of waarin partijen bij elkaar kunnen worden gebracht. Hiertoe gaan ‘verkenners’ op pad die een inventarisatie maken van kansrijke initiatieven en samenwerkingsmogelijkheden in de bestrijding van armoede. 2.4.1.b Betrekken van zelforganisaties Veel bewoners die niet of te laat naar de officiële hulpverlening gaan, komen wel met hun problemen bij zelforganisaties. Deze zijn vaak niet goed toegerust om de bewoners te kunnen adviseren. Het college stelt daarom voor dat zelforganisaties trainingen krijgen om actief te signaleren en te verwijzen. Het College wil afspraken maken met zelforganisaties in hun rol als schakel voor mensen die de overheid niet weten te vinden. In samenwerking met de zelforganisaties wil het College voorlichtingen organiseren om meer mensen te wijzen op de armoedevoorzieningen. Planning Overleg stadsdelen over zelforganisaties
2e kwartaal 2009
2.4.1.c Social Return In gemeentelijke aanbesteding verplicht het College de inschrijvers aan te geven hoe zij denken te voldoen aan hun Social Return verplichtingen. Het biedt inschrijvers kansen om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te pakken. Planning Onder aandacht brengen van Social Return 2.4.2
3e en 4e kwartaal 2009
Wat kost het?
Het speerpunt “Partijen in de stad aanspreken op hun bijdrage” vraagt aan extra middelen een bedrag van € 100.000 o.a. voor trainingen en het intensiveren van voorlichting bij zelforganisaties.
10
3
Financiën
3.1
Extra kosten
Effectiviteit schuldhulpverlening Samenwerking bij armoedebestrijding Totale kosten Activerende armoede aanpak
3.2
€ 2.800.000 € 100.000 € 2.900.000
Dekking
Het Rijk stelt structurele middelen beschikbaar in de plaats van de z.g. Aboutaleb gelden. Daarnaast heeft het Rijk in het kader van de crisis extra geld gereserveerd voor schuldhulp en armoedebestrijding. Verder wordt gezocht naar mogelijkheden voor ombuigingen binnen het bestaande budget en mogelijke bijdragen van derden. Hierbij wordt waar mogelijk een beroep gedaan op de re-integratiemiddelen. Daarnaast wordt de mogelijkheid onderzocht om het aantal regelingen terug te brengen. Bij de afwegingen in het kader van de voorjaarsnota 2009 zullen deze plannen en de dekkingsmogelijkheden worden betrokken.
11