provinsje fryslân provincie frys1ân postbus 20120 8900 hm leeuwarden tweebaksmarkt 52
telefoon: (058) 292 59 25 telefax: (058) 292 5125
Provinciale Staten
wwwfryslan.nl
[email protected] www.twitter.com/provfryslan
Leeuwarden, 27juni 2014 Verzonden, JULI 2014
03
Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n)
: 01141050 : Stëd en Plattelân : J. van der Wal /(058) 292 58 84 of
[email protected]
Onderwerp
: Actualisatie Veiligheidsplan
: Bestuursnotitie Wetterskip actualisatie Veiligheidsplan
Geachte Statenleden, Graag informeren wij u over de stand van zaken rondom de actualisatie van het Veiligheids plan. In het vigerende Waterhuishoudingsplan 201 0-2015 zijn de maatregelen uit het Veilig heidsplan 2008 opgenomen. Onderdeel hiervan is de bouw van een gemaal bij Lauwersoog. Het Veiligheidsplan is in 2012 geëvalueerd. Hierbij is o.a. gebleken dat: Rijksgelden voor de bouw van het gemaal bij Lauwersoog niet beschikbaar komen; realisatie van berging in deelsystemen achterblijft; er nieuwe klimaatscenario’s beschikbaar zijn; in Groningen en Drenthe het project ‘Droge Voeten’ wordt uitgevoerd. -
-
-
-
Naar aanleiding van de evaluatie wordt nu door Wetterskip Fryslân gewerkt aan de actualisa tie van het Veiligheidsplan. Daarvoor is onderzoek gedaan naar de kans op regionale water overlast en de effectiviteit van maatregelen in het beheergebied. Onderscheid is gemaakt tussen de boezem en de deelsystemen (polders, Vrij afwaterende gebieden). Voor het boe zemsysteem is gerekend aan de maatgevende boezemwaterstanden in hoogwatersituaties en zijn deze getoetst aan de door de provincie vastgestelde veiligheidsnormen. Als zichtjaren zijn 2015 en 2050 genomen. Om te voldoen aan de normen zijn er 7 maatregelenpakketten samengesteld en doorgerekend. Naast de effectiviteit van de maatregelen zijn ook de kosten en baten voor het waterschap, de maatschappelijke kosten en baten (MKBA) en overige, niet op geld te waarderen, effecten in beeld gebracht. Voor de deelsystemen is onderzocht wel ke maatregelen het meest effectief zijn. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van nieu we rekenmodellen en actuele klimaatinzichten. Op basis van de eerste onderzoeksresultaten zijn nieuwe inzichten ontstaan in de toekomstige situatie van de boezem.
-
1/2
Ons kenmerk: 01141050
provinsje fryslân provincie fryslân
b
Nieuwe inzichten
• •
• •
•
•
Door de klimaatontwikkeling zal de gemiddelde maatgevende boezemwaterstad in 2050 12 cm hoger zijn dan in 2015. Voor 2030 zal dit 5 cm zijn. De maatregelen uit het huidige veiligheidsplan zijn niet voldoende om de klimaateffecten in 2050 op te vangen. Tot 2030 kan door het bufferen van water in de deelsystemen tot 2030 aan de provinciale veiligheidsnorm worden voldaan indien het kadeherstelprogramma volledig wordt uitge voerd. Vanaf 2030 zijn extra maatregelen nodig. Van de 7 doorgerekende maatregelenpakketten zijn 3 effectief genoeg om de gevolgen van klimaatontwikkeling tot 2050 nagenoeg te compenseren. Dit betreft de volgende: 1. water wordt vastgehouden in de deelsystemen (door inundatie van 5% laagste delen, met functie natuur), uitbreiding van de boezem en retentie in natuurgebieden; 2. een gemaal in Holwerd, uitbreiding van de boezem en retentie in natuurgebieden; 3. een gemaal in Harlingen, uitbreiding van de boezem en retentie in natuurgebieden; Effectieve maatregelen zijn het bufferen van water in de deelsystemen en uitbreiding van de waterberging in natuurgebieden. Bij de nieuwe doorrekening is gebleken dat uitvoering van het huidige veiligheidsplan met een gemaal bij Lauwersoog niet effectief genoeg is om de gevolgen van klimaatontwikke ling op te vangen. Door het realiseren van 1 .500 ha. retentie in natuurgebieden kan deze maatregel wel voldoende effectief zijn. De maatregelen die in kader van het project ‘Droge Voeten 2050’ zijn geformuleerd heb ben geen nadelige gevolgen voor onze afwatering naar het Lauwersmeer. De studie naar het moment waarop en met welke capaciteit gemaal Lauwersoog noodzakelijk is komt na de zomer gereed. Een uitgebreide samenvatting van de onderzoekresultaten treft u aan in de bijlage ‘be stuursnotitie actualisatie veiligheidsplan’ van het Wetterskip.
Vervolg De verschillende maatregelenpakketten worden verder uitgewerkt. Daarbij worden de rekenresultaten nogmaals gevalideerd. Gezien de consequenties van de verschillende maatrege len voor maatschappelijke belangen als natuur, landbouw, natuur, recreatie, wonen en wer ken, gaat een zorgvuldige variantenafweging plaatsvinden. In 2015 komen wij met dit onder werp terug bij uw Staten.
Staten van Fryslân,
drs. A.J. van den Besecretaris H.M. van Gils, loco-secretaris
-2/2
-
Ons kenmerk: 01141050
1
1
Bestuursnotitie
Vergadering d.d.: 17-6-2014
Agendapunt: Actualisatie Veiligheidsplan
Onderwerp: Actualisatie Veiligheidsplan Bijlage(n): Bijlage 1: Toelichting maatregelen boezem Bijlage 2: Toelichting maatregelen deelsystemen Het Algemeen Bestuur neemt op 17 juni 2014 kennis van: 1. De effecten van de klimaatontwikkeling op de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de periode 2015-2050. 2. De effectiviteit van de 7 maatregelpakketten voor de boezem om de gevolgen van de klimaatontwikkeling te compenseren. 3. De (maatschappelijke) kosten-batenanalyse en de kwalitatieve effecten van de 7 maatregelpakketten voor de boezem. 4. De consequenties van de klimaatontwikkeling en de 7 maatregelpakketten voor het kadeherstelprogramma. 5. De consequenties van het project Droge Voeten 2050 . 6. De effectiviteit van de maatregelen in de deelsystemen om wateroverlast te voorkomen. 7. De kosten-batenanalyse van de maatregelen in deelsystemen om wateroverlast als gevolg van klimaatontwikkeling te compenseren. 8. De vervolgonderzoeken en uitgangspunten die daarbij gehanteerd worden.
Inleiding In de afgelopen maanden hebben wij u diverse malen geïnformeerd over de stand van zaken van de actualisatie van het Veiligheidsplan. Daarbij is aangegeven, dat in de commissie van juni een besluit op hoofdlijnen wordt voorgelegd ten behoeve van de besluitvorming in het Algemeen Bestuur van 1 juli. Voor u ligt een bestuursnotitie over de actualisatie van het Veiligheidsplan. Deze wijkt qua vorm af van een voorstel aan het Algemeen Bestuur. De reden dat wij in eerste instantie hebben gekozen voor een bestuursnotitie is gelegen in het volgende. Door de actualisatie van het Veiligheidsplan zijn nieuwe inzichten ontstaan in de toekomstige situatie van de boezem. De resultaten van het nu afgeronde onderzoek laten op enkele hoofdpunten een andere uitkomst zien dan waarvan is uitgegaan bij het opstellen van het Veiligheidsplan 2008 en de evaluatie. Dit betreft met name de omvang van de boezemopgave tot 2050, de geringere effectiviteit van het gemaal Lauwersoog en de consequenties voor het kadeherstelprogramma. Deze nieuwe inzichten hebben ons verrast en we kunnen ons voorstellen dat voor u hetzelfde geldt. De afgelopen maanden is veel tijd besteed aan het perfectioneren van ons nieuwe rekenmodel voor de boezem. Het model kan hoogwatersituaties en de sturing van onze afvoer- en bergingsmiddelen beter simuleren dan vorige modellen. De vele berekeningen, die inherent zijn aan de toepassing van probabilistische statistiek, vragen bovendien veel handmatige werkzaamheden, die de nodige tijd Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
1
hebben gevraagd. Het gevolg is, dat de uitkomsten ons pas zeer recent zijn aangereikt. Ze konden dan ook niet eerder met u tijdens een gezamenlijke commissievergadering besproken worden. Het lijkt ons daarom wijs deze complexe informatie eerst door middel van een bestuursnotitie aan u voor te leggen en met u daarover in gesprek te gaan. In deze notitie wordt beschreven wat de inhoud wordt van het vervolgonderzoek, dat de komende maanden dient plaats te vinden, welke maatregelpakketten daarin verder worden uitgewerkt en welke randvoorwaarden/kaders (bv kadehoogten) daarbij zullen gelden. Dat alles is gericht op een afrondende besluitvorming in uw bestuur in december dit jaar. In dat verband vragen wij ons af wat de toegevoegde waarde is van een zogenaamd besluit op hoofdlijnen in de aanstaande AB-vergadering. Naar onze mening zou ook volstaan kunnen worden met het gezamenlijk toewerken naar het eindbesluit in december, waarbij het plannen van een extra commissievergadering over dit onderwerp ergens in oktober zinvol kan zijn. Actualisatie van het Veiligheidsplan In de actualisatie van het Veiligheidsplan is net als bij het huidige Veiligheidsplan opnieuw gekeken naar de waterveiligheid, de kans op wateroverlast en de effectiviteit van maatregelen in het beheergebied van het waterschap. Het onderzoek betreft de boezem en de deelsystemen. Onderzoek boezem In het kader van de actualisatie zijn voor het boezemsysteem berekeningen uitgevoerd met een verbeterd rekenmodel, zijn de nieuwste1 klimaatscenario’s verwerkt en zijn statistische methoden toegepast om gemiddelde maatgevende boezemwaterstanden in hoogwatersituaties te bepalen en zijn de meest recente gegevens over het beheergebied gebruikt. De gemiddelde maatgevende boezemwaterstand is het gemiddelde van waterstanden, die 1 keer per 100 jaar kunnen optreden op een aantal meetpunten in de boezem door verschillende combinaties van omstandigheden. De gemiddelde maatgevende boezemwaterstand is berekend voor het zichtjaar 2015 en het zichtjaar 2050. De gevolgen van de klimaatontwikkeling zijn hierin meegenomen. Hiermee is inzicht ontstaan in de waterveiligheid in de periode 2015-2050 en de opgave die het waterschap heeft. Er zijn 7 pakketten met maatregelen samengesteld en doorgerekend die de waterveiligheid vergroten. Van de maatregelpakketten zijn de effectiviteit (in hoeverre wordt de opgave ingevuld), de kosten en baten voor het waterschap, de maatschappelijke kosten en baten en overige niet op geld waardeerbare effecten in beeld gebracht. Onderzoek deelsystemen Voor de deelsystemen is onderzocht welke maatregelen uit het Veiligheidsplan het meest effectief zijn om wateroverlast te voorkomen. Daarnaast is onderzocht hoe de kosten en baten van de maatregelen zich verhouden als deze maatregelen bedoeld zijn om de gevolgen van de klimaatontwikkeling te compenseren in de situatie dat een gebied wel aan de regionale norm voor wateroverlast voldoet. Het gaat hier dan om de kosten-batenverhouding van boven-normatieve maatregelen.
1
KNMI2006 en KNMI2014
Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
2
Kernboodschap Met de nieuwe modellen hebben we betere informatie beschikbaar dan destijds bij het opstellen van het veiligheidsplan. Dit zorgt voor nieuwe inzichten. Door de klimaatontwikkeling zal de gemiddelde maatgevende boezemwaterstad in 2050 12 cm hoger zijn dan in 2015. Voor 2030 zal dit 5 cm zijn. De maatregelen uit het huidige veiligheidsplan zijn niet voldoende om de klimaateffecten in 2050 op te vangen. Gezien de 12 cm boezemwaterstijging is het noodzakelijk het kadeherstelprogramma met de huidige uitgangspunten en planning voort te zetten in plaats van uit te gaan van de verlaging zoals voorgesteld in het Veiligheidsplan. Effectieve maatregelen zijn het bufferen van water in de deelsystemen en uitbreiding van de waterberging in natuurgebieden. De realisatie van alleen het gemaal Lauwersoog is niet voldoende om de gevolgen van klimaatontwikkeling tot 2050 te compenseren. Van de 7 maatregelpakketten zijn er vier onvoldoende effectief. Deze maatregelpakketten zijn effectiever te maken door extra maatregelen toe te voegen. De maatregelen die in kader van het project Droge Voeten 2050 zijn geformuleerd hebben geen nadelige gevolgen voor onze afwatering naar het Lauwersmeer. De studie naar het moment waarop en met welke capaciteit gemaal Lauwersoog noodzakelijk is komt na de zomer gereed. Recent hebben we het nieuwste klimaatscenario van het KNMI ontvangen. De effecten met betrekking tot de zeespiegelstijging zijn al meegenomen in de berekeningen, maar de toename van neerslag ten opzichte van het vorige scenario nog niet (4%). Waterberging is in de deelsystemen de meest effectieve maatregel om wateroverlast te voorkomen. Voor gebieden, die aan de norm voor wateroverlast voldoen, zijn de kosten voor maatregelen om klimaatontwikkeling te compenseren groter dan de schade als gevolg van wateroverlast door klimaatontwikkeling.
Toelichting onderzoek boezem Geschiedenis besluitvorming In de afgelopen jaren heeft het waterschap 2 studies uitgevoerd naar de afwatering van het beheergebied in het licht van de toekomstige klimaatontwikkeling Op 11 juli 2006 heeft het Algemeen Bestuur het voorstel Vasthouden, Bergen en Afvoer van water in Fryslân (VBA) vastgesteld. De belangrijkste maatregelen tot 2030 betroffen voor de deelsystemen: Intensiever sturen met geautomatiseerde stuwen (40.000 ha); extra oppervlaktewater in deelsystemen (1.650 ha); extra poldergemaalcapaciteit (20.000 ha uitbreiden met 10%). Met de uitvoering van de maatregelen kon aan de norm worden voldaan in gebieden waar dat nog niet het geval was en kon de klimaatontwikkeling in alle gebieden tot 2030 gecompenseerd worden. De belangrijkste maatregelen tot 2030 betroffen voor de boezem: uitbreiden boezemoppervlakte (1.400 ha) realisatie retentiepolders (700 ha) Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
3
anticiperen op weersvoorspellingen; renovatie gemaal J.L. Hoogland (20 m3/s); gemaal Vijfhuizen (10 m3/s); Realisatie van een tijdelijke gemaal bij Harlingen dat rond 2020 wordt vervangen door een permanent gemaal. Handhaven gemiddelde maatgevende boezemwaterstand uit 2002 als uitgangspunt voor kadehoogten.
Op 11 mei 2008 is het Veiligheidsplan door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Het Veiligheidsplan is een aanpassing van het VBA-besluit. Vanuit een samenhangende visie op het peilbeheer van de boezem en het herstelprogramma Oevers en Kaden zijn aanpassingen in het VBA-besluit doorgevoerd. In verband met de ontwikkelingen voor het Lauwersmeer en nieuwe inventarisatiegegevens over de lengte van de te verbeteren kaden is besloten tot deelname aan de voorbereiding van de realisatie van het Lauwersooggemaal in 2015, temporisering van het herstelprogramma O&K tot 2019 (was 2016) en verlaging van de normhoogte voor de kaden met gemiddeld 10 cm vanaf 2009. De realisatie van het gemaal Harlingen is in 2050 voorzien. Voor de deelsystemen verandert er niets. Nadien is het gemaal Vijfhuizen teruggebracht in capaciteit Verder isin 2010 besloten de kaden pas lager aan te leggen vanaf het moment dat het gemaal Lauwersoog gerealiseerd is. Bovendien is toen besloten het kadeherstelprogramma te temporiseren tot 2029. In 2012 is de Evaluatie van het Veiligheidsplan door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Op basis van de eerdere gedane berekeningen wordt geconcludeerd, dat met de tot 2012 gerealiseerde watersysteemmaatregelen en verdere uitvoering van het kadeherstelprogramma de boezem in 2030 voldoet aan de provinciale veiligheidsnorm. Het bufferen van water in de deelsystemen is slechts 1 keer per 85 jaar nodig om aan de norm te kunnen voldoen. Voor de deelsystemen wordt in de evaluatie geconcludeerd, dat deze in 2030 nog steeds aan de norm voldoen (uitzonderingen daargelaten), maar dat de maatregelen om klimaatontwikkeling te compenseren achterblijven. In de evaluatie wordt een aantal aandachtspunten benoemd die vragen om een actualisatie van het Veiligheidsplan. Het gaat onder andere om de volgende aandachtspunten: het gemaal Lauwersoog, de nieuwe klimaatscenario’s, de afstemming met het project Droge Voeten 2050 en de effectiviteit van maatregelen om wateroverlast in deelsystemen te voorkomen. De in de actualisatie gebruikte klimaatscenario’s De nieuwste KNMI-klimaatscenario’s (KNMI2014) zijn recent gepubliceerd. Niet alle benodigde gegevens waren beschikbaar op het moment dat de berekeningen met ons rekenmodel zijn uitgevoerd. Daarom zijn voor de berekeningen aan de boezem, wat de neerslaggegevens betreft, de KNMI-klimaatscenario’s uit 2006 gehanteerd (KNMI2006, W-scenario). Het door ons voor de berekeningen gehanteerde W-scenario is toegepast op aanbeveling van het KNMI. Voor de zeespiegelstijging is wel gebruik gemaakt van het recent gepubliceerde klimaatscenario 2014 (KNMI 2014, W-scenario), omdat deze al wel bekend was en afwijkt van de zeespiegelstijging uit de KNMI2006 scenario’s. Inmiddels blijkt uit de vergelijking van KNMI2006 en KNMI2014 dat de neerslaggegevens ook afwijken. In onderstaande tabel 1 vindt u een overzicht van de belangrijkste kenmerken van: het klimaatscenario KNMI2006 het gecombineerde klimaatscenario W zoals meegenomen in de berekeningen voor de actualisatie van het veiligheidsplan; het nieuwste klimaatscenario KNMI2014; Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
4
KNMI2006
10-daagse neerslagsom die eens per 10 jaar 8% wordt overschreden Absolute stijging zeespiegel (uit KNMI2014 25 cm W-scenario)
Cijfers KNMI2014 meegenomen in de berekeningen + 8%
12%
40 cm
40 cm
Tabel 1: Klimaatverandering in Nederland rond 2050 ten opzichte van het basisjaar 1990 volgens de KNMI2006 en KNMI2014 klimaatscenario’s.
De nieuwe informatie (KNMI2014) wordt meegenomen in de vervolgberekeningen. De verwachting is dat daardoor het doelgat zal toenemen en de effectiviteit van de maatregelpakketten in geringe mate zal afnemen. Ook de effecten van een meer extreme situatie (1 op de 1000) willen we in beeld brengen, zodat bekend wordt welke schade waar zal ontstaan. Deze informatie kan worden betrokken bij het bepalen van de maatregelen en de prioritering daarvan. Het nieuwe rekenmodel en de statistische methoden Voor de actualisatie van het Veiligheidsplan is een nieuw rekenmodel (nieuwste SOBEK software versie) voor de boezem gebruikt. Kennisinstituut Deltares heeft ons geadviseerd over de nieuwste ontwikkelingen op dit gebied en het toekomstig beheer van SOBEK. Het nieuwe rekenmodel kent een aantal technische verbeteringen in de software, de koppeling tussen deelsystemen en boezem is verbeterd en de actuele sturingsregels voor het boezembeheer zijn in het rekenmodel geïmplementeerd. Verder zijn actuele gegevens over de afvoercapaciteit van de poldergemalen en de nieuwste hoogtekaart gebruikt. Het model is gekalibreerd over de periode januari 2011 tot en met januari 2012. De hoogwaterperiode in januari 2012 is daar in meegenomen. In het model zijn alle bestaande afvoer- en bergingsmiddelen met alle aanpassingen van de afgelopen jaren opgenomen. In de voorgaande studies is voor de statistische benadering van hoogwatergebeurtenissen gewerkt met een zogenaamde tijdreeks. De basis voor de tijdreeks zijn de gemeten jaarmaxima over een periode van 32 jaar (van 1972 tot 2003) Zonder teveel in detail te treden kan gesteld worden, dat met deze methode wel een goed beeld van de gemiddelde boezemstijging over een bepaalde periode kan worden verkregen. Met het beperkte aantal gemeten waterstanden op de boezem, waarin ook een aantal minder extreme waterstanden zijn opgenomen, brengt deze methode echter minder goed de extreme situaties in beeld. Met de nu toegepaste probabilistische methode kunnen de gecombineerde kansen en effecten van verschillende omstandigheden als neerslag(patronen), windrichting en windkracht en grondwaterstanden berekend worden. Hierdoor kan de kans op (zeer) extreme hoogwatersituaties bepaald worden. De methode geeft dus een beter beeld van extreme situaties en bovendien kunnen diverse omstandigheden die leiden tot hoog water op de boezem gesimuleerd worden. Dit is van belang bij het bepalen van de effectiviteit van de maatregelen bij deze verschillende omstandigheden.
Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
5
De opgave: de stijging van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand tot 2050 Door de klimaatontwikkeling zullen, als geen extra maatregelen worden getroffen, de gemiddelde maatgevende boezemwaterstanden bij een T=100 jaar in de periode 2015-2050 12 cm stijgen. Dit wordt veroorzaakt door een toename van de neerslag en stijging van de zeespiegel, waardoor meer water vanuit de deelsystemen afgevoerd zal worden naar de boezem en minder water gespuid kan worden in Harlingen en Lauwersoog. In bijlage 1 vindt u in paragraaf 3.1 meer informatie over de berekening van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand en de verschillen met de studie VBA en het huidige Veiligheidsplan. Het huidige boezemsysteem kan de stijging van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand bij een T=100 jaar in 2050 niet zonder extra maatregelen opvangen. De huidige kadehoogten zijn afgestemd op een boezemwaterstand van 16 cm onder N.A.P.
Toelichting provinciale norm boezem Uitgangspunt in de berekeningen is, dat de Friese boezem in 2050 voldoet aan de veiligheidsnorm van T=100. Dit betekent dat ons boezemsysteem door watersysteem- en kademaatregelen dan hoogwatersituaties aan moet kunnen, die een statistische kans op voorkomen hebben van 1 keer per 100 jaar. De gemiddelde maatgevende boezemwaterstand is dan 4 cm onder N.A.P. als geen maatregelen worden gerealiseerd. Uit de statistische berekeningen kan ook afgeleid worden, dat de gemiddelde boezemwaterstand bij een T= 1000 jaar situatie stijgt tot 0 cm N.A.P in 2050 als geen maatregelen worden gerealiseerd. Dit is een extremere boven-normatieve situatie
Ten opzichte van eerdere berekeningen is deze uitkomst (12 cm stijging) opmerkelijk. Deze stijging is maatgevend voor het beoordelen van de effectiviteit van de verschillende maatregelpakketten en dus voor de uiteindelijke besluitvorming over de uit te voeren investeringen. Daarom achten wij het noodzakelijk dat een onafhankelijk adviesbureau een gedegen second opinion geeft op de gehanteerde methodiek en de uitkomsten daarvan. De maatregelpakketten De stijging van gemiddelde maatgevende boezemwaterstand met 12 cm als gevolg van de klimaatontwikkeling tot 2050 moet om aan de norm te blijven voldoen gecompenseerd worden met maatregelen. Het Dagelijks bestuur heeft in januari 2014 de 19 maatregelen vastgesteld waarmee de opgave kan worden ingevuld. Het gaat om verschillende typen maatregelen, die op basis van de principes van vasthouden, bergen en afvoeren zijn vastgesteld. Deze maatregelen zijn in een eerdere commissievergadering met u besproken. Van elk van deze individuele maatregelen is in het rekenmodel de effectiviteit bepaald bij een T=100 situatie in 2015. Deze effectiviteit is voor twee situaties bepaald, te weten: a. een situatie met veel neerslag, gestremde lozing en een straffe zuidwestenwind, b. een situatie met een extreme hoeveelheid neerslag en geen gestremde lozing. Op deze wijze kan goed bepaald worden wat de verschillen zijn in effectiviteit bij de twee situaties en de verschillen tussen de maatregelen. De boven beschreven informatie is vastgelegd in de factsheets, die u in de commissievergadering van 13 mei heeft gekregen. Uit de factsheets is gebleken dat geen enkele individuele maatregel voldoende effectief is om de stijging van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand te compenseren. Daarom zijn maatregelpakketten samengesteld. Bij de samenstelling van de pakketten zijn de volgende criteria gehanteerd: Effectiviteit: het samengestelde maatregelpakket moet in staat zijn om de opgave tot 2050 in te vullen. Elke maatregel moet daar een significante bijdrage aan leveren. Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
6
89%
Bergen en afvoeren DNZ
Bergen en Bufferen
Bufferen deelsystemen 59%
57%
Bergen en afvoeren Harlingen
55%
Bergen en afvoeren Holwerd
44%
Huidig VP
Maatregel Gemaal Lauwersoog 180 m3/s Bufferen in deelsystemen Retentiepolders Voortstuwen DNZ Gemaal Harlingen Gemaal Holwerd Effectiviteit tot 2050
Gemaal Lauwersoog
Gebiedsspecifieke effectiviteit: In de maatregelenpakketten zijn verschillende locaties voor een gemaal opgenomen om de regionale effecten zichtbaar te maken; Onderscheidenheid: de pakketten moeten van elkaar verschillen in typen maatregelen zoals pakketten met een gemaal tegenover pakketten zonder gemaal. De voor- en nadelen in effectiviteit, (maatschappelijke) kosten en baten en andere effecten worden duidelijker; Uitwisselbaarheid: de pakketten moeten maatregelen bevatten die uitwisselbaar zijn zoals bijvoorbeeld bergen in natuurgebieden uitwisselbaar is met bufferen in de deelsystemen; Het gemaal Lauwersoog is in twee verschillende pakketten opgenomen, 1 pakket met boezemuitbreiding en 1 pakket zonder boezemuitbreiding. De pakketten zijn doorgerekend om een vergelijking met het huidige Veiligheidsplan mogelijk te maken, omdat in het huidige Veiligheidsplan wordt uitgegaan van de realisatie van het gemaal Lauwersoog. In onderstaande tabel 2 is de samenstelling van de maatregelpakketten beschreven. De maatregelen “boezemuitbreiding” (behalve pakket 1) en “anticiperend peilbeheer” maken onderdeel uit van alle maatregelpakketten. 1 2 3 4 5 6 7 Nr.
95%
98%
Tabel 2: Overzicht samenstelling maatregelenpakketten
Toelichting maatregelpakketten 1. In dit pakket wordt alleen het gemaal Lauwersoog gerealiseerd. Boezemuitbreiding is niet in dit pakket meegenomen. 2. Bij dit pakket wordt het gemaal Lauwersoog en 700 ha boezemuitbreiding gerealiseerd. Deze boezemmaatregelen uit het huidige Veiligheidsplan zijn tot nu toe nog niet uitgevoerd. 3. Bij dit pakket ontbreekt het gemaal Lauwersoog, maar wordt het bufferen van water in de deelsystemen meegenomen. Dit alternatief sluit aan op de uitkomsten van de evaluatie, waarin geconcludeerd werd dat het boezemsysteem tot en na 2030 op orde is. 4. Bij dit pakket wordt geheel ingezet op bergen in natuurgebieden en het bufferen in deelsystemen. 5. Bij dit pakket wordt ingezet op berging in natuurgebieden en afvoeren bij Dokkumer Nieuwe Zijlen met voorstuwers. 6. Bij dit pakket wordt ook ingezet op berging in natuurgebieden en afvoeren bij Holwerd middels een gemaal. 7. Bij dit pakket wordt ook ingezet op berging in natuurgebieden en afvoeren bij Harlingen middels een gemaal. Effectiviteit maatregelpakketten De bovenstaande pakketten zijn doorgerekend op effectiviteit (verlaging boezemwaterstand). In bijlage 1 vindt u in paragraaf 3.2 meer uitleg over de effectiviteit van de maatregelen en in Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
7
paragraaf 1.4 staat uitleg over de berekeningen die daaraan ten grondslag hebben gelegen. In de onderste rij van tabel 2 vindt u de procentuele effectiviteit van de maatregelenpakketten. Uit de tabel wordt duidelijk dat niet alle maatregelpakketten in staat zijn de opgave van 12 cm volledig in te vullen. (Een percentage van 100% geeft aan dat het maatregelpakket 12 cm kan invullen, een percentage van 40% geeft aan dat ca. 5 cm kan worden ingevuld, het doelgat is dan 7 cm.) Een belangrijk criterium is dat de pakketten in staat moeten zijn 12 cm stijging van de boezemwaterstand tot 2050 te compenseren. De verschillen in effectiviteit tussen de 7 maatregelpakketten kunnen in het algemeen als volgt verklaard worden: 1. Vasthouden, bergen en afvoeren (VBA) blijft een belangrijk principe. De maatregelpakketten die bestaan uit een enkelvoudige maatregel (pakket 1,2, 3) scoren minder goed dan de meervoudige maatregelpakketten. De verschillende typen maatregelen in de meervoudige maatregelpakketten volgens de principes van vba vullen elkaar goed aan voor de verschillende oorzaken van hoogwater op de boezem . Dat betekent een hogere gemiddelde effectiviteit voor de meervoudige maatregelpakketten. 2. Extra afvoercapaciteit gemalen verschilt per omstandigheid. De maatregelpakketten 6 en 7 met de gemalen in Holwerd en Harlingen geven onder alle omstandigheden (stremming, extreme neerslag) extra afvoercapaciteit voor de boezem, terwijl de pakketten met het gemaal in Lauwersoog en de voorstuwers in Dokkumer Nieuwe Zijlen (pakketten 1, 2, 5) met name in situaties met gestremde lozing extra afvoercapaciteit geven en minder effectief zijn bij extreme hoeveelheden neerslag. Dat betekent een gemiddelde hogere effectiviteit voor de pakketten 6 en 7 ten opzichte van de pakketten 1, 2 en 5. 3. Locatie gemalen en andere maatregelen belangrijk De boezem is een uitgestrekt watersysteem. Op verschillende locaties in de boezem wordt veel water vanuit de polders op de boezem gebracht. Dit betekent dat centraal op de boezem de waterstand zal stijgen, soms ook versterkt door opwaaiing en de morfologie van het boezemsysteem. Door de grote afstanden in het systeem duurt het enige tijd , voordat het water afgevoerd wordt via een boezemgemaal. Hoe verder een gemaal verwijderd is van het centrale deel van de boezem, hoe kleiner de invloed van dat gemaal op het centrale deel van de boezem is. Omdat het centrale deel van de boezem zwaar meetelt in de bepaling van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand is een gemaal op afstand minder effectief dan een gemaal dat dichter bij het centrale deel van de boezem ligt. Een gemaal in Harlingen scoort daarom beter dan een gemaal in Lauwersoog. Maatregelen die meer centraal in het boezemsysteem kunnen worden gerealiseerd zoals boezemuitbreiding, retentiepolders en bufferen in deelsystemen zijn van belang om de stijging van de boezemstanden centraal te beperken. Pakket 4 “Bergen en bufferen” scoort daarom betrekkelijk goed. 4. Conclusie effectiviteit pakketten De pakketten “1:Gemaal Lauwersoog”, “2:Huidig Veiligheidsplan”, “3:Bufferen in deelsystemen” en (5:Bergen en voortstuwers DNZ) vullen het doelgat onvoldoende in. De pakketten “4: Bergen en Bufferen”, “6: Bergen en gemaal Holwerd” en “7: Bergen en gemaal Harlingen” zijn het effectiefst zijn en vullen het doelgat nagenoeg geheel in. Gemaal Lauwersoog specifiek De maatregelpakketten “1:Gemaal Lauwersoog” en “2:Huidig Veiligheidsplan” vullen het doelgat onvoldoende in. Op basis van de berekeningen uit het Veiligheidsplan uit 2008 was de verwachting, dat deze pakketten voldoende effectief zouden zijn tot 2030. Uit de nieuwste berekeningen blijkt dat dit niet het geval is tot 2050. Zoals ook al hierboven (en in de factsheets) is beschreven, is het gemaal Lauwersoog effectief in situaties met veel neerslag en gestremde lozingen, maar voegt het in een situatie met extreme hoeveelheden neerslag en geen stremming weinig afvoercapaciteit toe aan het boezemsysteem. Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
8
Het gemaal is ver verwijderd van het centrale deel van de boezem, waardoor het effect daar veel minder is. Het gemaal Lauwersoog is overigens niet alleen met deze twee situaties doorgerekend maar in totaal met 50 verschillende situaties probabilistisch doorgerekend. In een beperkt aantal van die situaties (die met meerdere dagen stremming) is het gemaal effectief maar in veel meer andere gevallen is het gemaal minder effectief. Op basis van de kans op voorkomen van die 50 situaties is de totale effectiviteit bepaald. Omdat met al die verschillende situaties rekening moet worden gehouden zijn de maatregelpakketten in de huidige samenstelling onvoldoende effectief. Het is te overwegen het pakket “2:Huidig Veiligheidsplan” aan te vullen met extra maatregelen, waardoor het wel voldoet. Dit pakket kan bijvoorbeeld worden aangevuld met de maatregel “1500 hectare retentie in natuurgebieden”. De nieuwe benaming voor dit pakket zou dan worden: “2: Bergen en gemaal Lauwersoog” kunnen gaan heten. Overige effecten maatregelenpakketten De genoemde maatregelenpakketten onderscheiden zich niet alleen in effectiviteit maar ook in de (maatschappelijke) kosten en baten en de kwalitatieve effecten. In onderstaande tabellen vindt u een overzicht van deze aspecten: Investeringskosten
1 2 3 4 5 6 7
Gemaal Lauwersoog Huidig Veiligheidsplan Bufferen in deelsystemen Bergen en bufferen Bergen en voortstuwers DNZ Bergen en gemaal Holwerd Bergen en gemaal Harlingen
€ 45.000.000 € 55.000.000 € 10.000.000 € 34.000.000 € 44.000.000 € 98.000.000 € 82.000.000
Exploitatitielasten Kosteneffectiviteit in €’s per cm boezemverlaging € 2.140.000 € 400.000 € 2.740.000 € 420.000 € 580.000 € 80.000 € 2.020.000 € 190.000 € 2.580.000 € 380.000 € 5.310.000 € 470.000 € 4.200.000 €360.000
Tabel 3 Kosten en baten maatregelen. De investeringskosten voor maatregelenpakket 6 (Bergen en gemaal Holwerd) zijn inclusief het verbreden van het aanvoerkanaal ad € 37 miljoen. De exploitatielasten van dit pakket zijn inclusief de lasten van het kanaal ad € 2.010.000 Landbouw 1 Gemaal Lauwersoog 2 Huidig veiligheidsplan 3 Bufferen in deelsystemen 4 Bergen en bufferen 5 Bergen en voortstuwers DNZ 6 Bergen en gemaal Holwerd 7 Bergen en gemaal Harlingen
Scheepvaart -
Natuur -
-€ 10,043 -€ 10,043 -
Wonen
-€ 2,000 -€ 2,000 -€ 2,000 -€ 2,000 -€ 2,000
Werken -
-
Tabel 4 Maatschappelijke kosten en baten per jaar
1 Gemaal Lauwersoog 2 Huidig veiligheidsplan 3 Bufferen in deelsystemen 4 Bergen en bufferen 5 Bergen en voortstuwers DNZ 6 Bergen en gemaal Holwerd 7 Bergen en gemaal Harlingen
Natuur o + +/+/-/+
Waterkwaliteit o + +/+ + + +
Cultuurhistorie en landschap o o + +/-
Recreatie o + + + o + o
Klimaat o + + + + + +
Tabel 5 kwalitatieve effecten
Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
9
Als de minder effectieve maatregelen buiten beschouwing worden gelaten zijn de kosten voor pakket ”4:Bergen en bufferen” het laagst, gevolgd door pakket “6:Bergen en gemaal Holwerd” exclusief het aanvoerkanaal en tenslotte pakket “7:Bergen en gemaal Harlingen”. De MKBA richt zich niet op de maatschappelijke kosten en baten van het voldoen aan de norm, maar aan de mate waarin neveneffecten onderscheidend zijn voor de maatregelen. Conclusie daarbij is dat de bedragen dusdanig klein zijn dat dit niet onderscheidend is. In bijlage 1 vindt u een complete beschrijving van de maatregelpakketten, de effectiviteit van het pakket en de uitkomsten van de kosten-batenanalyse, de maatschappelijke kosten-batenanalyse en de kwalitatieve effecten. Op basis van bovenstaande conclusies lijkt het zinvol om met de maatregelen uit de volgende pakketten verder te gaan: De pakketten “4: Bergen en Bufferen”, “6: Bergen en gemaal Holwerd” en “7: Bergen en gemaal Harlingen”. Deze pakketten zijn het effectiefst en vullen het doelgat nagenoeg geheel. Pakket 2 bestaande uit het gemaal Lauwersoog en 700 ha boezemuitbreiding kan effectiever gemaakt worden door de maatregel “1500 hectare retentie in natuurgebieden” toe te voegen. De nieuwe benaming voor dit pakket zou dan worden: “2: Bergen en gemaal Lauwersoog”. Maatregelen voor de korte termijn Voor de periode van 2015 tot 2035 kan door inzet van buffering in de deelsystemen en met voltooiing van het kadeherstelprogramma de kans op wateroverlast zodanig beperkt worden, dat nog wel aan de provinciale norm kan worden voldaan. De stijging van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand is dan ca. 5 cm. Voorwaarde is dat het bufferen in deelsystemen tot de 5% laagste delen wordt ingezet als reguliere maatregel en het kadeherstelprogramma op basis van de huidige gemiddelde maatgevende boezemwaterstand wordt voltooid. In alternatief “3: Evaluatie Veiligheidsplan” op bladzijde 15 van bijlage 1 is dit af te leiden uit de paarse lijn uit de grafiek “Toetsing aan de veiligheidsnorm”. Dit betekent wel dat periodiek gebufferd wordt met een wisselende omvang. Deze frequentie is in de orde van grootte van 1 keer per 7 jaar in de huidige situatie (uitgangssituatie: kaden met hoogtetekort) en 1 keer per 10 jaar in 2030 (uitgangssituatie: kaden op hoogte). De frequentie en de omvang van het bufferen voldoen dan nog aan de regionale norm voor wateroverlast voor grasland. Of deze beheermaatregel ook werkelijk ingezet gaat worden zal nader onderzocht worden. In het vervolgonderzoek zal de maatschappelijke acceptatie van deze maatregel nadrukkelijk besproken dienen te worden. Het overleg met stakeholders maakt daar onderdeel van uit. Ook in andere waterschappen wordt die discussie gevoerd Fasering maatregelen voor de lange termijn Als voor de korte termijn het bufferen in deelsystemen wordt ingezet, zijn vanaf 2035 extra infrastructurele maatregelen nodig om ook na 2035 aan de provinciale norm te voldoen. Hoewel voor de boezem in theorie pas na 2035 maatregelen moeten worden genomen, vragen ruimtelijke maatregelen door hun voorbereiding en gefaseerde realisatie een lange uitvoeringsperiode, voordat het volledige effect op het voorkomen van wateroverlast beschikbaar is. Dit soort projecten worden bovendien vaak in combinatie met kade- en oeverwerken of provinciale projecten gerealiseerd, waar ook andere sturingsfactoren van toepassing zijn. Ook de realisatie van een gemaal met een omvang zoals in de maatregelpakketten is opgenomen vraagt wel een aantal jaren voorbereidings- en uitvoeringstijd. In verband met de voorbereidings- en uitvoeringstermijn van deze maatregelen is het raadzaam om al voor 2035 te starten met de uitvoering. Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
10
Consequenties kadeherstelprogramma Een veilige boezem kan met 2 typen maatregelen worden gerealiseerd. Ten eerste kunnen kaden worden verhoogd en ten tweede kunnen watersysteemmaatregelen zoals een gemaal worden gerealiseerd om de waterstand op de boezem te beheersen. In de berekeningen met de maatregelpakketten zijn de huidige kadehoogten (gebaseerd op een gemiddelde maatgevende boezemwaterstand die in 2002 is vastgesteld) als uitgangspunt genomen. Veel kaden voldoen al aan deze maatgevende waterstand die gemiddeld voor de boezem 16 cm onder N.A.P. ligt. Door de klimaatontwikkeling stijgt de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand echter met 12 cm tot 4 cm onder N.A.P. De huidige kaden zijn niet voldoende hoog om deze waterstand te keren. Met de maatregelenpakketten wordt de stijging van de boezemwaterstand wel beperkt, maar geen enkel pakket zoals nu samengesteld kan de 12 cm volledig teniet doen. Alleen als het effect van de maatregelenpakketten groter zou zijn dan 12 cm, zouden de nog niet herstelde kaden lager aangelegd kunnen worden. Geconcludeerd kan worden dat de gevolgen van de klimaatontwikkeling dermate groot zijn, dat het niet volstaat om alleen watersysteemmaatregelen te nemen. Het kadeherstelprogramma zal voltooid moeten worden met de huidige gemiddelde maatgevende waterstand. Daarom zijn geen besparingen mogelijk op het kadeherstelprogramma. In het huidige Veiligheidsplan werd er van uitgegaan dat vanaf 2009 lagere kaden konden worden aangelegd. Het herstelprogramma zou volgens het Veiligheidsplan in 2019 worden afgerond en er zou binnen de termijn van het kadeherstelprogramma (2009 -2019) ca. € 20 miljoen kunnen worden bespaard. Door de lagere kadehoogte aan te houden verschoven veel kadewerken naar een periode buiten het kadeherstelprogramma. De nadruk lag bij de besluitvorming in 2008 vooral op een korte termijn besparing (binnen het kadeherstelprogramma). De verschoven kadewerken na 2019 zouden uiteindelijk ook weer uitgevoerd moeten worden in de jaren na 2019. In het huidige onderzoek is gekeken naar de gehele periode 2015-2050. Op grond van de berekeningen is de conclusie dat in deze gehele periode met de doorgerekende maatregelpakketten geen besparingen mogelijk zijn. Gevolgen project Droge Voeten 2050 In Groningen en Drenthe wordt de studie Droge Voeten 2050 uitgevoerd. Ook in deze studie wordt onderzoek gedaan naar wateroverlast. Voor het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest zijn al maatregelen geformuleerd om de gevolgen van de klimaatontwikkeling te compenseren. Naast kademaatregelen wordt in Noorderzijlvest ingezet op het bufferen van water in de deelsystemen en het bergen van water in retentiegebieden. De provincie Groningen en waterschap Noorderzijlvest zijn nog met elkaar in gesprek over de kadenormering en de waakhoogte van de kaden. De uitkomst kan zijn, dat nog een extra maatregel nodig is in de vorm van uitbreiding van het gemaal H.D. Louwes te Zoutkamp, dat water afvoert naar het Lauwersmeer. Een verhoogde afvoer naar het Lauwersmeer vanuit Groningen kan bij gestremde lozing leiden tot een beperking van onze afvoer naar het Lauwersmeer. We hebben het waterschap gevraagd de consequenties van de verhoogde afvoer in beeld te brengen. Uit de berekeningen blijkt dat de totale afvoer naar het Lauwersmeer in een hoogwaterperiode niet toeneemt. Door het water te bufferen in de deelsystemen en te bergen in de retentiegebieden zal in een hoogwaterperiode de piekafvoer van het gemaal beperkt zijn en pas na 5 dagen optreden. In de eerste 5 dagen wordt dus geen extra water afgevoerd naar het Lauwersmeer. Na zo’n periode is over het algemeen de afvoer vanuit ons beheergebied al gestremd door de hogere waterstanden op het Lauwersmeer. De conclusie kan getrokken worden, dat waterschap Noorderzijlvest de problematiek van wateroverlast voor een groot deel oplost door maatregelen in haar eigen boezemsysteem te nemen. Als toch uitbreiding van de maalcapaciteit nodig is in verband met kaden en waakhoogte daarvan, zal dit geen consequenties hebben voor onze afwatering naar het Lauwersmeer. Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
11
Onderzoek Lauwersmeer Voor het onderzoek naar de situatie op het Lauwersmeer worden nog aanvullende berekeningen uitgevoerd. In dit zogenaamde coïncidentieonderzoek wordt 800 jaar aan weergegevens door het KNMI en Deltares doorgerekend voor a.) de huidige situatie en b. ) het zichtjaar 2050 inclusief klimaatverandering. Het doel is met name om meer inzicht te krijgen in het systeemgedrag van het Lauwersmeer en (in mindere mate) de boezem. Het verloop van waterstanden op het Lauwersmeer in extreme situaties, waarbij veel water vanuit Groningen en Friesland wordt afgevoerd naar het Lauwersmeer wordt berekend. Door de rekenmodellen van Noorderzijlvest en ons waterschap te koppelen kan worden bepaald wanneer maatregelen als kadeverhoging of maalcapaciteit voor het Lauwersmeer nodig zijn om wateroverlast te voorkomen. De berekeningen worden in de zomer en het najaar uitgevoerd en de uitkomsten worden meegenomen naar het definitieve besluit in december.
Toelichting onderzoek deelsystemen Maatregelen deelsystemen In het huidige Veiligheidsplan zijn ook maatregelen opgenomen om wateroverlast in de deelsystemen te beperken. Het gaat om: Vergroten maalcapaciteit Realiseren extra waterberging (van 2 naar 3%) Vasthouden van water door stuwen te automatiseren In het kader van de actualisatie van het Veiligheidsplan is met name de effectiviteit en de kostenbatenverhouding van deze maatregelen onderzocht. Met deze maatregelen worden in de deelsystemen 2 opgaven ingevuld. Deze worden hieronder nader toegelicht. Normering regionale wateroverlast Voor de deelsystemen gelden normen voor de kans op wateroverlast. Deze normen zijn vastgelegd in het provinciale waterhuishoudingsplan. De normen zijn afhankelijk van het grondgebruik. Voor grasland is bijvoorbeeld de norm dat wateroverlast niet vaker dan 1 keer per 10 jaar mag voorkomen. Bij deze frequentie mag 5% van de laagst gelegen gronden geïnundeerd zijn. Voor maisteelt, akkerbouw en bebouwing gelden hogere normen. Het waterschap heeft een inspanningsplicht om alle deelsystemen aan de norm te laten voldoen. Door het treffen van bovenstaande maatregelen en de toepassing van groen-blauwe diensten kan dit worden ingevuld. Deze maatregelen worden getroffen in het kader van de watergebiedsplannen. Soms wordt ook in goed overleg met ingelanden afgesproken, dat enige vorm van wateroverlast acceptabel is. In het kader van de studie VBA uit 2006 is geconcludeerd, dat de meeste deelsystemen in 2030 ruim aan de provinciale normen voor wateroverlast voldoen. Dat beeld wordt ook bevestigd door de nieuwe toetsing die momenteel in de watergebiedsplannen plaatsvindt. Enkele deelgebieden voldoen dan nog niet aan de norm en daar treft het waterschap vanuit haar taak maatregelen. Geen verslechtering door klimaatontwikkeling In aanvulling op de bovenstaande opgave is er de opgave om de gevolgen van klimaatontwikkeling te compenseren. Het waterschap heeft in de studie VBA uit 2006 eigen beleid geformuleerd om de verslechtering door klimaatontwikkeling te compenseren. Dit beleid is expliciet vastgelegd in het AB-besluit en de VBA-rapportage van 11 juli 2006. Veel deelsystemen presteren beter dan de norm voor wateroverlast voorschrijft. Door klimaatontwikkeling zal de kans op wateroverlast toenemen, maar wordt in het algemeen nog wel aan de provinciale norm voldaan. Als voorbeeld het volgende: Als een deelsystemen nu een feitelijke Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
12
kans heeft op voorkomen van wateroverlast van 1 keer per 60 jaar, dan moet deze kans op voorkomen in 2050 ook 1 keer per 60 jaar zijn. De klimaatontwikkeling mag volgens ons eigen beleid geen toenemende kans op wateroverlast geven. De verslechtering door klimaatontwikkeling kan door bovenstaande maatregelen gecompenseerd worden. Effectiviteit maatregelen deelsystemen Onderzocht is welke maatregelen het meest effectief zijn om aan de norm te voldoen en de klimaatontwikkeling te compenseren. Uit het onderzoek blijkt dat waterberging de meest effectieve maatregel is om wateroverlast tegen te gaan. In bijlage 2 is de effectiviteit van de maatregelen beschreven. Ook de effectiviteit van waterberging wordt toegelicht in bijlage 2 (n.a.v. vraag Lieuwe Tamminga). Kosten en baten maatregelen Daarnaast is de kosten-batenverhouding van maatregelen onderzocht. Over het algemeen kan gesteld worden, dat de maatregelen die worden getroffen om aan de norm te voldoen een redelijke kosten-batenverhouding hebben. De afweging van kosten en baten is namelijk de basis voor de normstelling. De kosten-batenverhouding van deze maatregelen hebben wij verder niet onderzocht. In de watergebiedsplannen wordt nu per situatie in overleg met de ingelanden besproken welke maatregelen het beste genomen kunnen worden. Ons onderzoek naar kosten en baten heeft zich vooral gericht op de maatregelen die genomen moeten worden om de verslechtering door klimaatontwikkeling te voorkomen. In bijlage 2 is beschreven met welke kosten rekening moet worden gehouden en welke baten te verwachten zijn (minder schade). In het algemeen zijn de investeringen voor deze boven-normatieve maatregelen die nodig zijn om schade als gevolg van klimaatontwikkeling te beperken veel groter dan de schade die ermee wordt voorkomen. Omdat het waterschap geen wettelijke taak heeft om klimaatontwikkeling te compenseren zolang gebieden aan de norm voldoen kan het waterschap daar zelf een keus in maken. Duidelijk is dat vanuit financieel-economisch perspectief het treffen van boven-normatieve maatregelen geen efficiënte maatregel is. Met het handhaven van dit beleid dient wel een aantal juridische aspecten nader onderzocht te worden. Zo doet zich de vraag of een ingeland recht heeft op een schadevergoeding als hij kan aantonen dat een wateroverlastsituatie het gevolg is van klimaatontwikkeling.
Samenhang met andere projecten Door het waterschap wordt nog een aantal andere studies uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op het Veiligheidsplan. Het gaat met name om de studies “Toekomstbestendig watersysteem” en “Wetterskip in balans”. Zodra de uitkomsten van deze studies bekend zijn, zullen de consequenties voor het Veiligheidsplan in beeld worden gebracht. Een eventuele aanpassing van het Veiligheidsplan kan dan nodig zijn.
Vervolg Deze bestuursnotitie bevat feitelijke informatie over de uitkomsten van het onderzoek. De bestuursnotitie is 3 juni in het Dagelijks Bestuur besproken en wordt 17 juni voorgelegd aan de gezamenlijke commissie. Het dagelijks bestuur stelt voor de volgende onderwerpen verder uit te werken ten behoeve van de afrondende besluitvorming in december:
Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
13
1. Second opinion Een second opinion wordt gevraagd aan een onafhankelijk adviesbureau over de gehanteerde methodieken en uitkomsten van de berekeningen. 2. Keuze uitwerking maatregelpakketten boezem Een van de vervolgonderzoeken voor de boezem is om van de oorspronkelijke 7 maatregelpakketten een viertal maatregelpakketten nader uit te werken. Voor alle pakketten geldt dat de opgave van 12 cm in 2050 volledig moet worden ingevuld. Omdat niet alle pakketten dit halen zijn aanvullende maatregelen nodig. In de onderstaande tabel worden de maatregelpakketten voor nadere uitwerking benoemd en wordt aangegeven met welke aanvullende maatregelen het doelgat kan worden gedicht. Maatregelenpakket Bergen en Bufferen (pakket 4) Bergen en gemaal Holwerd (pakket 6) Bergen en gemaal Harlingen (pakket 7) Bergen en gemaal Lauwersoog (aangepast pakket 2)
Aanvullende maatregel Extra ha’s berging in landbouw of natuurgebieden Bufferen in deelsystemen Bufferen in deelsystemen Extra ha’s berging in natuurgebieden en bufferen in deelsystemen
De nadere uitwerking van de maatregelen houdt onder andere in dat: de effecten van de 4 maatregelpakketten voor onze eigen doelen verder worden bepaald; enkele alternatieve locaties voor het gemaal Harlingen worden onderzocht; de kosten van de 4 pakketten verder worden onderbouwd; het ruimtelijke effect van de maatregelpakketten en de consequenties voor de deelsystemen verder wordt uitgewerkt; de effecten van de 4 maatregelenpakketten bij een T=1000 jaar worden berekend; het doelgat op basis van KNMI2014 opnieuw wordt berekend; de effecten van de 4 pakketten bij het KNMI2014 scenario worden herberekend; een gevoeligheidsanalyse van de maatregelenpakketten bij een extremer klimaatscenario wordt uitgevoerd; een nadere studie wordt uitgevoerd naar het afkoppelen van de Linde en de Tjonger en de Greidhoeke. Uit de eerdere berekeningen (zie factsheets) is gebleken, dat deze maatregelen een groot effect kunnen hebben op de gemiddelde maatgevende waterstand op de boezem. Het gaat in het kader van de actualisatie van het Veiligheidsplan te ver om deze maatregelen verder te onderzoeken. In het kader van Toekomstbestendig Watersysteem worden beide maatregelen verder onderzocht; nader onderzoek wordt gedaan naar het effect van en de maatschappelijke acceptatie van bufferen in deelsystemen en de mogelijke alternatieven; 3. Kadeherstelprogramma Het uitgangspunt voor de nieuwe berekeningen is, dat het kadeherstelprogramma wordt voltooid op basis van de huidige gemiddelde maatgevende boezemwaterstand. 4. Afstemming met project Droge Voeten 2050 Vooralsnog uitgaan van het feit, dat het project Droge Voeten geen significante consequenties heeft voor onze afwatering naar het Lauwersmeer. 5. Onderzoek Lauwersmeer Het onderzoek naar de gevolgen van de klimaatontwikkeling voor de waterstanden op het Lauwersmeer wordt uitgevoerd en maakt deel uit van de besluitvorming in december.
Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
14
6. Voldoen aan normering wateroverlast deelsystemen Het waterschap blijft maatregelen uitvoeren in de deelsystemen om aan de norm voor regionale wateroverlast te voldoen. Gezien de effectiviteit moet in gebieden waar niet aan de norm wordt voldaan gestreefd worden naar meer waterberging. Dit dient bij voorkeur in de laagste delen van een deelsysteem gerealiseerd te worden. Dit kan in de vorm van het verbreden van hoofdwatergangen, maar waar de mogelijkheden ontbreken of het draagvlak daarvoor niet aanwezig is, kunnen groenblauwe diensten voor de laagste delen van een polder worden ingezet . In specifieke situaties kan extra afvoercapaciteit of het vasthouden van water met geautomatiseerde stuwen wenselijk zijn, maar daar moeten goede redenen voor zijn. Tot slot kan er voor worden gekozen om met ingelanden afspraken te maken over acceptatie van enige wateroverlast (vaak al bestaand en bekend). 7. Onderzoek gebiedsdifferentiatie en fasering maatregelen tegen klimaatontwikkeling. De voor- en nadelen van een meer gedifferentieerde en gefaseerde aanpak van maatregelen in de deelsystemen om de klimaatontwikkeling te compenseren worden nader bepaald.
Communicatie Na verzending naar de commissie wordt op dinsdag 10 juni een persmoment georganiseerd, waarin de aanwezige media worden geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek. De provincie is bestuurlijk geïnformeerd over de uitkomsten van de onderzoeken en de voorgestelde vervolgstappen.
Vragen aan de gezamenlijke Commissie: 1. Kunt u zich, kennis nemend van de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken, vinden in de geformuleerde vervolgstappen? 2. Kunt u zich vinden in het voorstel om per 1 juli geen verder besluit op hoofdlijnen te nemen, maar in plaats daarvan gezamenlijk toe te werken naar een eindbesluit in december? Een extra commissievergadering in oktober is dan aan te bevelen. Wij kunnen ons voorstellen, dat de aangeleverde informatie en de discussie daarover weer nieuwe vragen oproept. Wij willen u graag de gelegenheid geven alle vragen ook schriftelijk aan ons te doen toekomen, zodat wij die mee kunnen nemen in het vervolgonderzoek en voor een adequate beantwoording kunnen zorgen.
Wetterskip Fryslân: Actualisatie Veiligheidsplan
*WFN1409840*
15
TOELICHTING MAATREGELENPAKKETTEN BOEZEM WETTERSKIP FRYSLÂN
27 mei 2014
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Inhoud 1
2
3
Inleiding ................................................................................................................................................................ 3 1.1
Inleiding ...................................................................................................................................................... 3
1.2
Definities ..................................................................................................................................................... 3
1.3
Klimaatscenario ......................................................................................................................................... 4
1.4
Effect alternatieven .................................................................................................................................... 4
1.5
KBA, MKBA en kwalitatieve beoordeling .............................................................................................. 7 1.5.1
Kostenbatenanalyse (KBA) ................................................................................................... 7
1.5.2
Maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) ................................................................ 7
1.5.3
Kwalitatieve beoordeling ...................................................................................................... 8
Alternatieven ........................................................................................................................................................ 9 2.1
Gemaal Lauwersoog ................................................................................................................................ 10
2.2
Huidig veiligheidsplan ........................................................................................................................... 12
2.3
Bufferen in deelsystemen........................................................................................................................ 15
2.4
Bergen en Bufferen in deelsystemen ..................................................................................................... 18
2.5
Bergen en voortstuwers Dokkumer NIeuwe Zijlen ............................................................................ 22
2.6
Bergen en gemaal Holwerd .................................................................................................................... 26
2.7
Bergen en gemaal Harlingen .................................................................................................................. 30
Synthese............................................................................................................................................................... 34 3.1
Opgave waterveiligheid.......................................................................................................................... 34
3.2
Effectiviteit alternatieven ........................................................................................................................ 35
3.3
Kosteneffectiviteit alternatieven ............................................................................................................ 36
3.4
Afwegingskader ....................................................................................................................................... 36
3.5
Meest kansrijke alternatieven ................................................................................................................. 37
: - Concept
ARCADIS
2
Toelichting maatregelenpakketten boezem
1 1.1
Inleiding INLEIDING
In het kader van de actualisatie zijn voor het boezemsystemen berekeningen uitgevoerd met een verbeterd rekenmodel en zijn de nieuwste1 klimaatscenario’s en statistische methoden toegepast om maatgevende boezemwaterstanden in hoogwatersituaties te bepalen. Met inachtneming van de gevolgen van de klimaatontwikkeling is hiermee inzicht ontstaan in de waterveiligheid in de periode 2015-2050. Zeven vastgestelde alternatieven zijn doorgerekend. Deze bijlage is een samenvatting van de resultaten en een korte toelichting op de werkwijze om de uitkomsten te begrijpen. Een uitgebreide technische rapportage volgt. De bijlage start met een inleiding, waarin de (in hoofdstuk 2) gepresenteerde informatie wordt toegelicht. Achtereenvolgens komen aan de orde:
welke definities gehanteerd worden;
wat de kenmerken zijn van het gehanteerde klimaatscenario;
hoe de beschrijving van de effectbeoordeling van de alternatieven geïnterpreteerd dient te worden en
wat de uitgangspunten zijn van de uitgevoerde kostenbatenanalyse, maatschappelijke kostenbatenanalyse en kwalitatieve beoordeling.
Hoofdstuk 2 is de basis van deze bijlage. Per alternatief worden de onderzoeksresultaten samengevat in 2 of 3 pagina’s. Hoofdstuk 3 presenteert een synthese van de belangrijkste resultaten.
1.2
DEFINITIES
Voor een goede interpretatie van de resultaten is een eenduidige uitleg van de gebruikte definities noodzakelijk. Deze paragraaf licht toe wat in dit document wordt verstaan onder de termen gemiddelde maatgevende boezemwaterstand , -waterstand bij veiligheidsnorm en doelgat.
Gemiddelde Maatgevende boezemwaterstand: De Friese boezem wordt gestuurd op een ruimtelijk gemiddelde boezemwaterstand. De gemiddelde maatgevende boezemwaterstand is de ruimtelijk gemiddelde boezemwaterstand die statistisch eens in de 100 jaar wordt overschreden.
Waterstand bij veiligheidsnorm: De keringen van de Friese boezem zijn, na voltooiing van het kadeherstelprogramma, gedimensioneerd op een waterstand die in de huidige situatie past bij de geldende veiligheidsnorm. Voor de meeste locaties is deze norm uitgedrukt in een waterstand met een herhalingstijd van 100 jaar. Voor enkele kaderingen wordt de norm gerelateerd aan een waterstand met een herhalingstijd van 300 jaar. De huidige waterstand bij veiligheidsnorm is -0,16 m+NAP.
1
KNMI2006 en KNMI2014
: - Concept
ARCADIS
3
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Doelgat: Als gevolg van klimaatontwikkeling voldoet het watersysteem in 2050 niet meer aan de veiligheidsnorm. De gemiddelde maatgevende boezemwaterstand stijgt tot een waarde van -0,04 m+NAP. Deze waarde ligt 12 centimeter boven de waterstand bij de veiligheidsnorm. Dit noemen we het doelgat2. Om in 2050 aan de normen te voldoen, moet het doelgat volledig (100%) gedicht worden door maatregelen.
1.3
KLIMAATSCENARIO
De effectiviteit van de maatregelenpakketten wordt uitgedrukt in een verlaging van de maatgevende boezemwaterstand. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het effect op dit moment (dus als ware de maatregel morgen uitgevoerd wordt) en het effect na klimaatontwikkeling tot en met 2050. Voor de toename van de neerslagintensiteit is gekozen voor het KNMI scenario W (2006). In dit scenario neemt de neerslagintensiteit toe met 8%. Voor de zeespiegelstijging is gekozen voor de laatste resultaten, in de recent te publiceren nieuwe KNMI scenario’s. Hierbij stijgt de zeespiegel met 40 centimeter ten opzichte van het referentiejaar 1990, en maximaal 35 centimeter ten opzichte van de huidige situatie. Er is gekozen voor een combinatie van het oude en nieuwe KNMI scenario, omdat de nieuwe neerslagverwachting op het moment van het uitvoeren van de berekeningen nog niet waren vrijgegeven. Er wordt overigens verwacht dat het nieuwe klimaatscenario wat betreft neerslag niet veel zal afwijken 3. Belangrijker is de grotere toename in de zeespiegelstijging. Hiervoor zijn wel al de nieuwe (al vrijgegeven) verwachtingen gebruikt.
1.4
EFFECT ALTERNATIEVEN
In de tabel effectiviteit wordt per maatregel aangegeven wat het effect is op de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand. De tabel start met een beschrijving van de voorgestelde aanvullende maatregelen (t.o.v. de huidige situatie) in het alternatief. In alle alternatieven zijn de al gerealiseerde maatregelen (gerealiseerde boezemuitbreiding en gerealiseerde retentiegebieden) meegenomen. Het bufferen in deelsystemen, door het tijdelijk uitzetten van de poldergemalen, is alleen in alternatieven 3 en 4 opgenomen en vormt geen onderdeel van de andere alternatieven. Een korte beschrijving van de concrete maatregelen richt zich op de aard, omvang en inzetfrequentie van de maatregelen. Vervolgens wordt per alternatief het effect op de waterveiligheid gepresenteerd. Hierbij worden zowel de verandering op de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand als de mate waarin het watersysteem aan de veiligheidsnorm voldoet gepresenteerd. Een inhoudelijke toelichting op de manier waarop de verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand is afgeleid van de berekeningen is te vinden in het kader op pagina 5. Dit betreft een technische uiteenzetting,
2
Een toelichting op de manier waarop dit doelgat van 12 cm bepaald is, is te vinden paragraaf 3.1.
3
Inmiddels is gebleken dat de relevante neerslaggegevens in KNMI2014 enkele procenten hoger zijn dan in KNMI2006.
: - Concept
ARCADIS
4
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Technisch kader: Rekenmethode voor de verandering van de gemiddeld maatgevende boezemwaterstand. Met een rekenmodel zijn zeven alternatieven doorgerekend voor twee situaties, namelijk: 1.
Een extreme neerslaggebeurtenis (inclusief natte voorgeschiedenis) zonder gestremde lozing;
2.
Een combinatie van een hevige neerslaggebeurtenis en een gestremde lozing.
Deze gebeurtenissen/combinaties volgen uit een volledig probabilistische analyse en zijn zogenaamde representatieve stochasten. Dat wil zeggen dat ze leiden tot een maatgevende waterstand op de boezem met een herhalingstijd van 100 jaar. Het gebruik van representatieve stochasten beperkt het aantal uit te voeren berekeningen voor verdere analyses. Wel is het belangrijk bij de beoordeling van alternatieven te bekijken in hoeverre, als gevolg van de maatregelen, de waterstandsstatistiek en de representatieve stochasten veranderen.
Uit beide genoemde situaties volgt voor ieder alternatief een verlaging van de maximale waterstand. Als deze verlaging voor beide representatieve stochasten ongeveer even groot is, is verondersteld dat het gemiddeld effect van beide situaties een goede maat is voor de verlaging van de gemiddeld maatgevende boezemwaterstand. Voor bijvoorbeeld gemaal Lauwersoog is het effect bij een extreme neerslaggebeurtenis en een hevige neerslaggebeurtenis in combinatie met stremming sterk verschillend en een gemiddelde daarom niet representatief voor het effect. Hiervoor is daarom alsnog een volledige probabilistische analyse uitgevoerd.
Deze analyse wijst voor alternatief 1 (gemaal Lauwersoog) uit dat de waterstanden bij hevige neerslaggebeurtenissen en stremming fors lager worden, maar de maatregel bij extreme neerslaggebeurtenissen niet effectief is. Het daadwerkelijke effect op de maatgevende boezemwaterstand is daarom beperkt.
Figuur 1 toont het effect van het realiseren van gemaal Lauwersoog bij een extreme neerslaggebeurtenis (blauw, bijna niet zichtbaar omdat het effect zo klein is), bij hevige neerslag in combinatie met stremming (rood, tot 16 cm
Figuur 1 Effect representatieve stochasten bij alternatief gemaal Lauwersoog
verlaging) en zoals volgt uit de volledig probabilistische methode waarin alle gebeurtenissen zijn gecombineerd (groen, gemiddeld 4 cm verlaging).
Voor een alternatief dat bij representatieve stochasten vergelijkbaar effectief is, is geen volledig probabilistische analyse uitgevoerd. Het effect op de maatgevende boezemwaterstand is gelijk verondersteld aan het gewogen effect van beide situaties. Figuur 2 laat het effect op de maatgevende waterstanden zien bij het alternatief bergen en bufferen.
: - Concept
Figuur 2 Effect representatieve stochast bij alternatief bergen en bufferen
ARCADIS
5
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Zoals genoemd wordt per alternatief de effectiviteit geduid in twee figuren. Een eerste figuur (figuur 3) beschrijft de verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand.
Effect van het alternatief met het huidige klimaat Effect van het alternatief met het klimaat in 2050 Res terend doelgat in 2050
Figuur 3 Verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand
Voor een goede interpretatie lichten wij deze figuur kort toe aan de hand van een voorbeeld: Als gevolg van de genomen maatregelen in het alternatief daalt de gemiddelde boezemwaterstand rekening houdend met het huidige klimaat met 4 cm (groene kolom). Na klimaatontwikkeling tot 2050 is de autonome stijging van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand 12 cm (rechter kolom). Een deel (blauw) van deze stijging wordt gecompenseerd door de maatregelen in het alternatief. Er resteert een doelgat (ten opzichte van het gewenste veiligheidsniveau) van ca. 7 cm. Een tweede figuur (figuur 4) presenteert de ontwikkeling van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de tijd voor het alternatief. In deze figuur is ook de waterstand bij veiligheidsnorm weergegeven. Dit maakt het mogelijk om te toetsen aan de veiligheidsnorm.
3 2 1
Figuur 4 Ontwikkeling gemiddelde maatgevende waterstand in de tijd
Uit figuur 4 volgt dat, wanneer direct overgegaan wordt tot het uitvoeren van de (in het beschreven alternatief) genoemde maatregelen, de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand daalt tot -0,20 m+NAP (cirkel 1 in de grafiek). Als gevolg van klimaatontwikkeling stijgt de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand tot -0,09 m+NAP in het zichtjaar 2050 (cirkel 3 in de grafiek). In het jaar 2030 is de
: - Concept
ARCADIS
6
Toelichting maatregelenpakketten boezem
gemiddelde maatgevende boezemwaterstand gestegen tot boven de waterstand bij de veiligheidsnorm (cirkel 2 in de grafiek).. Dit betekent dat de keringen niet meer op orde zijn en daarmee niet aan de veiligheidsnorm wordt voldaan. Door de maatregelen in het alternatief wordt het doelgat in 2050 niet volledig gedicht. Er blijft een opgave over van 7 cm.
1.5
KBA, MKBA EN KWALITATIEVE BEOORDELING
Voor ieder alternatief is een kostenbatenanalyse, een maatschappelijke kostenbatenanalyse en een kwalitatieve beoordeling op de aspecten natuur, waterkwaliteit, cultuurhistorie en landschap, recreatie en de robuustheid van het systeem uitgevoerd. Hierbij is gewerkt volgens het afwegingkader, opgesteld voor verschillende beleidsprojecten van Wetterskip Fryslân. Het afwegingskader is voor het eerst toegepast ten behoeve van het veiligheidsplan en dat de ervaringen die hier zijn opgedaan, worden meegenomen in de verdere ontwikkeling van het afwegingskader.
1.5.1
KOSTENBATENANALYSE (KBA)
Voor de alternatieven zijn investeringskosten en exploitatielasten bepaald. Voor het vaststellen van de kosten zijn de volgende rekenregels gehanteerd:
Peiljaar: 2013;
Lineaire afschrijving en een rentepercentage 3,5%. De gemiddelde jaarlijkse rentekosten over de afschrijvingstermijn zijn daarmee 3,5% van de helft van de investering. De inrichtingskosten (van bergingsgebieden, boezemuitbreiding en het verruimen van de Holwerter Feart) worden over een termijn van 25 jaar afgeschreven. Voor gemalen is een specifieke afschrijvingstermijn gehanteerd.
De bedragen voor investeringen in de KBA zijn inclusief 21% BTW & 20% VAT kosten;
De uitkomst van de KBA zal de praktijk benaderen maar de uitkomsten zullen indicatief zijn met een onzekerheidsfactor van ±20%.
Bronvermelding: De opgenomen kengetallen zijn aangeleverd door Wetterskip Fryslãn of gebaseerd op een gemiddeld beeld van andere waterschappen en gegevens uit de GWW.
De beheer en onderhoudskosten bestaan uit personeelskosten, energiekosten, onderhoudskosten, storingen en industrieel reinigen.
In dit stadium zijn de jaarlijkse beheer en onderhoudskosten van de grote gemalen geraamd op 0,5% van de totale investering. Nadere uitwerking van de precieze constructie, inzetfrequentie en draaiuren kan hier een nuance op geven, maar de eerste verkenning geeft aan dat dit percentage vergelijkbaar is met bestaande grotere gemalen binnen Friesland. Voor de mogelijke baten van de alternatieven is gekeken naar eventuele besparingen op het nog uit te voeren deel van het kadeherstelprogramma. Uit de analyse volgt dat alleen bij alternatief 7 deze baten mogelijk aanwezig zijn, doordat de maatgevende waterstanden in 2050 (lokaal) afnemen ten opzichte van de waterstand bij de veiligheidsnorm. Voor de andere alternatieven geldt dit in veel mindere mate, omdat op de locaties waar nog kadeherstel moet worden uitgevoerd de maatregelen niet leiden tot een voldoende verlaging van de maatgevende boezemwaterstand.
1.5.2
MAATSCHAPPELIJKE KOSTENBATENANALYSE (MKBA)
In de MKBA zijn de (in geld uit te drukken) neveneffecten in beeld gebracht van de maatregelen. Het al dan niet verhogen van het veiligheidsniveau en de effecten daarvan voor diverse economische sectoren wordt niet meegerekend. Dit is legitiem omdat het sec gaat om het onderling vergelijken van de
: - Concept
ARCADIS
7
Toelichting maatregelenpakketten boezem
maatregelen en niet om het vergelijken van diverse veiligheidsniveaus. De volgende neveneffecten zijn, indien onderscheidend, gekwantificeerd:
Landbouw: Verandering van landbouwopbrengsten en draagkracht grond;
Scheepvaart: Verandering bereikbaarheid en doorvaart scheepvaart;
Natuur: Verandering van het terreinbeheer voor natuurgebieden;
Wonen: Verandering in het risico als gevolg van structurele of tijdelijke verandering grondwaterpeil;
Werken: Verandering in het risico en de omvang van waterschade.
Omdat het verhogen van het veiligheidsniveau niet meegerekend wordt, gaat het specifiek om het onderscheid tussen de maatregelen. De uitkomst van de MKBA zegt daarom niets over de verhouding tussen kosten en baten als gevolg van meer of minder veiligheidsnorm. Het voldoen aan de veiligheidsnorm is het vertrekpunt voor alle alternatieven. Indien de veiligheidsnorm niet gehaald wordt, komt dat tot uiting in de kosteneffectiviteit van het alternatief (paragraaf 3.3) en niet in de MKBA.
1.5.3
KWALITATIEVE BEOORDELING
In de kwalitatieve beoordeling ten slotte zijn de neveneffecten van de maatregelen in beeld gebracht die niet of zeer lastig te kwantificeren resp. in geld uit te drukken zijn. Dit is gedaan voor de volgende aspecten:
Natuur: Mate van doelrealisatie van bestaande natuuropgaven;
Waterkwaliteit: Verandering van de waterkwaliteit;
Cultuurhistorie en landschap: Verandering van de ruimtelijke kwaliteit;
Recreatie: Effect op de mogelijkheden voor recreatie;
Robuustheid watersysteem (klimaat).
: - Concept
ARCADIS
8
Toelichting maatregelenpakketten boezem
2
Alternatieven
Zoals genoemd is een zevental alternatieven onderzocht op effectiviteit, kosten en onderscheidende maatschappelijk kostenbaten en kwalitatieve beoordeling. Bij de samenstelling van de pakketten zijn de volgende criteria gehanteerd:
Effectiviteit: het samengestelde maatregelenpakket moet in staat zijn om de opgave tot 2050 in te vullen. Elke maatregel moet daar een significante bijdrage aan leveren. De effectiviteit van het maatregelenpakket is in eerste instantie ingeschat.
Gebiedsspecifieke effectiviteit: Er zijn verschillende locaties voor een gemaal opgenomen in de maatregelenpakketten om regionale effecten zichtbaar te maken;
Onderscheidendheid: de pakketten moeten van elkaar verschillen in typen maatregelen zoals pakketten met een gemaal tegenover pakketten zonder gemaal. De voor- en nadelen in effectiviteit, (maatschappelijke) kosten en baten en andere effecten worden duidelijker;
Uitwisselbaarheid: de pakketten moeten maatregelen bevatten die uitwisselbaar zijn zoals bijvoorbeeld bergen in natuurgebieden uitwisselbaar is met bufferen in de deelsystemen;
Het gemaal Lauwersoog is in twee verschillende maatregelenpakketten opgenomen, 1 pakket met boezemuitbreiding en 1 pakket zonder boezemuitbreiding. De pakketten zijn doorgerekend om ook een vergelijking met het huidige Veiligheidsplan mogelijk te maken.
Dit heeft geleid tot de volgende alternatieven: 1. In dit alternatief wordt alleen het gemaal Lauwersoog gerealiseerd. Boezemuitbreiding is niet in dit pakket meegenomen 2. Bij dit alternatief wordt het gemaal Lauwersoog en 700 ha boezemuitbreiding gerealiseerd. Dit zijn de maatregelen uit het huidige veiligheidsplan, die tot nu toe nog niet zijn uitgevoerd. 3. Bij dit alternatief ontbreekt het gemaal Lauwersoog, maar wordt het bufferen van water in de deelsystemen meegenomen. Dit alternatief sluit aan op de uitkomsten van de evaluatie van het veiligheidsplan, waarin geconcludeerd werd dat het boezemsysteem tot en na 2030 op orde is. 4. Bij dit alternatief wordt geheel ingezet op bergen in natuurgebieden en het bufferen in deelsystemen. 5. Bij dit alternatief wordt ingezet op berging in natuurgebieden en afvoeren bij Dokkumer Nieuwe Zijlen met voorstuwers. 6. Bij dit alternatief wordt ook ingezet op berging in natuurgebieden en afvoeren bij Holwerd middels een gemaal. 7. Bij dit alternatief wordt ook ingezet op berging in natuurgebieden en afvoeren bij Harlingen middels een gemaal. Paragraaf 2.1 tot en met 2.7 bespreekt de resultaten van de alternatieven 1 t/m 7.
: - Concept
ARCADIS
9
Toelichting maatregelenpakketten boezem
2.1
GEMAAL LAUWERSOOG
Maatregelen
Plaatsen van pompen in de spuikokers bij Lauwersoog met een capaciteit van 180 m3/s.
Beschrijving alternatief Bij Lauwersoog worden innovatieve horizontale schroefwaaierpompen geplaatst binnen de bestaande constructie van de R.J. Cleveringsluizen. De extra maalcapaciteit van 180 m3/s treedt in werking zodra 1.) de waterstand in het Lauwersmeer hoger wordt dan -0.65 m t.o.v. NAP, in combinatie met 2.) gestremde lozing op de Waddenzee en 3.) sterk verhoogde boezemwaterstanden worden verwacht. Dit komt ongeveer één keer per jaar voor, waarbij het gemaal maximaal een week operationeel is. Verandering gemiddelde maatgevende boezemwaterstand Met het realiseren van het gemaal Lauwersoog blijft afvoeren vanuit de Friese boezem op het Lauwersmeer mogelijk bij hoge waterstanden op de Waddenzee. Als gevolg van dit alternatief neemt de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand af. Onderstaande figuur toont de afname van de gemiddelde maatgevende boezem waterstand, zowel bij huidige klimaat als in het zichtjaar 2050 bij de verwachte klimaatontwikkeling. De afname van de gemiddelde maatgevende waterstand in 2050 is onvoldoende om de effecten van klimaatontwikkeling te compenseren.
Effect van het alternatief met het huidige klimaat Effect van het alternatief met het klimaat in 2050 Res terend doelgat in 2050
Figuur 5 Verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand bij alternatief gemaal Lauwersoog. Toetsing aan de veiligheidsnorm Door het realiseren van de maatregelen in dit alternatief voldoet het watersysteem tot 2030 aan de waterstand bij de veiligheidsnorm.
Figuur 6 Ontwikkeling gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de tijd.
: - Concept
ARCADIS
10
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Afwegingskader
KBA
Resultaat
Investeringskosten
De totale investeringskosten voor het plaatsen van de pompen in de R.J. Cleveringsluizen bedragen € 45.000.000,-.
Exploitatielasten
De jaarlijkse exploitatielasten van gemaal Lauwersoog bedragen:
Omschrijving:
Jaarlijkse kosten (€):
Beheer en onderhoud Afschrijving Gemiddelde rentekosten Totaal
225.000 1.125.000 787.500
Toelichting: 0,5% van de investeringskosten Afschrijvingstermijn 40 jaar 3,5% rente, lineaire afschrijving
2.140.000
Baten
Voor het waterschap zijn er geen directe financiële baten te benoemen.
MKBA
Resultaat
Landbouw
Er wordt geen effect verwacht op landbouw, gezien de aard en locatie van deze maatregel.
Scheepvaart
Er wordt geen effect verwacht op scheepvaart, gezien de aard en locatie van deze maatregel.
Natuur
Er wordt geen effect verwacht op natuurfuncties, gezien de aard en locatie van deze maatregel.
Wonen
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘wonen’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
Werken
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘werken’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
Kwalitatieve
Resultaat
Argument
beoordeling Natuur
-
De maatregel heeft als resultaat dat er gedurende een beperkte periode van verhoogde afvoer meer water vanuit de Friese boezem gespuid kan worden op het Lauwersmeer. Gezien de gevoeligheid van het gebied moet rekening gehouden worden met een negatief effect. Vismigratie vanuit de Waddenzee wordt moeilijker, maar alleen als het gemaal aanstaat. Dit is echter wel weer het moment waarin bijvoorbeeld de trek van paling het grootst is.
De realisatie van een gemaal Lauwersoog biedt mogelijkheden voor een meer dynamisch peilbeheer van het Lauwersmeer. Dit verkleint echter wel de effectiviteit van de maatregel voor de waterveiligheid. Waterkwaliteit
o
Geen effect
Cultuurhistorie en
o
Geen effect, mits het gemaal goed ingepast wordt.
Recreatie
o
Geen effect
Robuustheid
o
Geen effect
landschap
watersysteem (klimaataspect)
: - Concept
ARCADIS
11
Toelichting maatregelenpakketten boezem
2.2
HUIDIG VEILIGHEIDSPLAN
Maatregelen
Pompen in de spuikokers bij Lauwersoog met een capaciteit van 180 m3/s.
Uitbreiding van de boezem met 700 hectare in de vorm van open water.
Beschrijving alternatief Bij Lauwersoog worden innovatieve horizontale schroefwaaierpompen geplaatst binnen de bestaande constructie van de R.J. Cleveringsluizen. De extra maalcapaciteit van 180 m3/s treedt in werking zodra 1.) de waterstand in het Lauwersmeer hoger wordt dan -0.65 m t.o.v. NAP, in combinatie met 2.) gestremde lozing op de Waddenzee en 3.) sterk verhoogde boezemwaterstanden worden verwacht. Dit komt ongeveer één keer per jaar voor, waarbij het gemaal maximaal een week operationeel is. Aanvullend wordt 700 hectare boezemuitbreiding gerealiseerd, om de bergingsruimte in de boezem te vergroten. Verandering gemiddelde maatgevende boezemwaterstand Met het uitvoeren van het huidige veiligheidsplan neemt de maatgevende boezemwaterstand in het huidige watersysteem, en het systeem na klimaatontwikkeling af. Onderstaande figuur toont de afname van de gemiddelde maatgevende waterstand op de boezem.
Effect van het alternatief met het huidige klimaat Effect van het alternatief met het klimaat in 2050 Res terend doelgat in 2050
Figuur 7 Verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand bij alternatief huidig veiligheidsplan. Toetsing aan de veiligheidsnorm Door het realiseren van de maatregelen in dit alternatief voldoet het watersysteem tot 2030 aan de waterstand bij de veiligheidsnorm.
Figuur 8 Ontwikkeling gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de tijd.
: - Concept
ARCADIS
12
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Afwegingskader KBA
Resultaat
Investeringskosten
De totale investeringskosten voor het plaatsen van pompen in de R.J. Cleveringsluizen bedragen € 45.000.000. De kosten van boezemuitbreiding zijn niet eenduidig te kwantificeren, omdat de uitbreiding altijd gerealiseerd wordt als onderdeel van andere planvorming. Op basis van door Wetterskip Fryslãn reeds uitgevoerde boezemuitbreiding zijn de investeringskosten voor de aanleg van 700 hectare geschat op € 10.000.000. Het uitgangspunt hierbij is dat de grondaankoop volledig gesubsidieerd wordt en daarmee niet op de exploitatielasten drukt. De totale investeringskosten van dit alternatief zijn € 55.000.000,-.
Exploitatielasten
De jaarlijkse exploitatielasten van gemaal Lauwersoog bedragen:
Jaarlijkse kosten (€):
Omschrijving: Beheer en onderhoud
225.000
Afschrijving
1.125.000
Gemiddelde rentekosten
787.500
Totaal
Toelichting: 0,5% van de investeringskosten Afschrijvingstermijn 40 jaar 3,5% rente, lineaire afschrijving
2.140.000
De toename van de jaarlijkse exploitatielasten voor het waterbeheer van de boezemuitbreiding bedraagt:
Omschrijving: Beheer en onderhoud
Eenheid: 700 ha
Kosten/
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
14
9.800
Toelichting:
Afschrijving
400.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten
175.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
Totaal
580.000
De totale toename van de exploitatielasten is : € 2.720.000 Baten
Voor het waterschap zijn er geen directe financiële baten te benoemen.
MKBA
Resultaat
Landbouw
Voor de uitbreiding van de boezem worden percelen aangekocht of in bruikleen genomen en aan de productie onttrokken. De maatschappelijke waarde van deze grond is € 1,4 mln. per jaar, gebaseerd op de gederfde opbrengst (€ 2000/ha, 2 snedes grasland). De compensatie van deze opbrengst is verondersteld in de investeringskosten van de boezemuitbreiding te zijn verdisconteerd.
Scheepvaart
Er is geen effect op de functie scheepvaart van deze maatregel. Immers de boezemverruiming vindt in de breedte plaats en niet in de diepte. In het laatste geval was dit mogelijk gunstig geweest voor de doorvaart van met name beroepsvaart.
Natuur
Er wordt geen effect verwacht op natuurfuncties, gezien de aard en locatie van deze maatregel.
Wonen
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘wonen’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
Werken
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘werken’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
: - Concept
ARCADIS
13
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Kwalitatieve
Resultaat
Argument
beoordeling Natuur
-
De maatregel heeft als resultaat dat er gedurende een beperkte periode van verhoogde afvoer meer water vanuit de Friese boezem gespuid kan worden op het Lauwersmeer. Gezien de gevoeligheid van het gebied moet rekening gehouden worden met een negatief effect. Vismigratie vanuit de Waddenzee wordt moeilijker, maar alleen als het gemaal aanstaat. Dit is echter wel weer het moment waarin bijvoorbeeld de trek van paling het grootst is.
De realisatie van een gemaal Lauwersoog biedt mogelijkheden voor een meer dynamisch peilbeheer van het Lauwersmeer. Dit verkleint echter wel de effectiviteit van de maatregel voor de waterveiligheid. De boezemuitbreiding heeft geen effect op de huidige natuurdoelstellingen.
Waterkwaliteit
+
De maatregel kan een positief effect hebben op de waterkwaliteit, omdat de verruiming van de boezem mogelijkheden biedt om bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers in te richten met een daaraan gerelateerd positief effect op de ecologische kwaliteit. De natuurvriendelijke oevers geven een bijdrage aan het bereiken van de KRW-doelstelling.
Cultuurhistorie en
o
landschap
De boezemuitbreiding kan raken aan gronden met cultuurhistorische of landschappelijke waarden. Dit is wellicht te voorkomen door een juiste locatiekeuze, maar ook niet altijd uit te sluiten.
Recreatie
+
Uitbreiding van de boezem geeft kansen voor extra waterrecreatie (scheepvaart, wonen aan water)
Robuust
+
Uitbreiding van de boezem heeft een positief effect op de robuustheid van het watersysteem. Immers er is
watersysteem
sprake van een vergroting van open water, waarin berging kan plaatsvinden. In het kader van
(klimaat)
klimaatadaptatie is dit een robuuste maatregel.
: - Concept
ARCADIS
14
Toelichting maatregelenpakketten boezem
2.3
BUFFEREN IN DEELSYSTEMEN
Maatregelen
Bufferen in deelsystemen tot inundatie van de 5% laagste delen.
Uitbreiding van de boezem met 700 hectare in de vorm van open water.
Beschrijving alternatief Het bufferen in deelsystemen (door middel van het tijdelijk uitzetten van de poldergemalen) wordt in dit alternatief ingezet als reguliere beheersmaatregel. Dit betekent dat de 5% laagste delen van de polders kunnen inunderen bij extreem hoge waterstanden op de boezem, als gevolg van het tijdelijk uitzetten van de poldergemalen. De inzetfrequentie is met het huidige klimaat ongeveer eens in de 30 jaar. Deze frequentie neemt, als gevolg van klimaatontwikkeling, in 2030 toe tot eens in de 10 jaar. De normen voor regionale wateroverlast (NBW) voor graslandpercelen worden hiermee overigens nog niet overschreden. Aanvullend wordt 700 hectare boezemuitbreiding gerealiseerd, om de bergingsruimte in de boezem te vergroten. Verandering gemiddelde maatgevende boezemwaterstand Door het bufferen van water in de deelsystemen en de uitbreiding van de boezem neemt de belasting van de boezem tijdens hoogwatergebeurtenissen af. Onderstaande figuur toont de afname van de gemiddelde maatgevende waterstand op de boezem.
Effect van het alternatief met het huidige klimaat Effect van het alternatief met het klimaat in 2050 Res terend doelgat in 2050
Figuur 9 Verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand bij alternatief bufferen in deelsystemen. Toetsing aan de veiligheidsnorm Door het realiseren van de maatregelen in dit alternatief voldoet het watersysteem tot 2035 aan de huidige veiligheidsnorm.
Figuur 10 Ontwikkeling gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de tijd.
: - Concept
ARCADIS
15
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Afwegingskader KBA
Resultaat
Investeringskosten
Het bufferen in de deelsystemen is mogelijk met behulp van het huidige watersysteem en omvat geen inrichtingskosten. De kosten van boezemuitbreiding zijn niet eenduidig te kwantificeren, omdat de uitbreiding altijd gerealiseerd wordt als onderdeel van andere planvorming. Op basis van door Wetterskip Fryslãn reeds uitgevoerde boezemuitbreiding zijn de investeringskosten voor de aanleg van 700 hectare geschat op € 10.000.000. Het uitgangspunt hierbij is dat de grondaankoop volledig gesubsidieerd wordt en daarmee niet op de exploitatielasten drukt.
Exploitatielasten
De toename van de jaarlijkse exploitatielasten voor het waterbeheer van de boezemuitbreiding bedraagt:
Omschrijving: Beheer en onderhoud
Eenheid: 700 ha
Kosten/
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
14
9.800
Toelichting:
Afschrijving
400.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten
175.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
Totaal
580.000
Het bufferen in de deelsystemen leidt niet tot hogere exploitatielasten. Baten
Voor het waterschap zijn er geen directe financiële baten te benoemen.
MKBA
Resultaat
Landbouw
Het bufferen in de deelsystemen leidt tot wateroverlast. Met behulp van de waterschadeschatter zijn de maatschappelijke kosten van deze wateroverlast bepaald. Hiervoor zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De inundatie van de laagste delen van de polders is volledig het gevolg van het bufferen in deelsystemen (bij gebeurtenissen met een herhalingstijd van eens in de 100 jaar is het ook aannemelijk dat op laagste delen ook zonder het bufferen overlast optreedt). De schade is bepaald op basis van de, in de huidige situatie, benodigde frequentie van inzet (1x per 30 jaar). Er is aangenomen dat alle inundatie plaatsvindt op grasland en voornamelijk in de winter. Dat zal in 90% van de gevallen ook zo zijn, maar niet altijd. Er is geen verrekening gedaan naar de kosten voor akkerbouw omdat akkerbouw op de lage, nattere gronden weinig voorkomt.
Het resulterende risicobedrag (om de schade als gevolg van het bufferen in deelsystemen te dekken) bedraagt € 10.000,-per jaar.
Voor de uitbreiding van de boezem worden percelen aangekocht of in bruikleen genomen en aan de productie onttrokken. De maatschappelijke waarde van deze grond is € 1,4 mln. per jaar, gebaseerd op de gederfde opbrengst (€ 2000/ha, 2 snedes grasland). De compensatie van deze opbrengst is verondersteld in de investeringskosten van de boezemuitbreiding te zijn verdisconteerd. Scheepvaart
Er is geen effect op de functie scheepvaart van deze maatregel. Immers de boezemverruiming vindt in de breedte plaats en niet in de diepte. In het laatste geval was dit mogelijk gunstig geweest voor de doorvaart van met name beroepsvaart.
Natuur
Voor de MKBA berekening zijn de kosten voor inundatie van grasland aangenomen. Er zal echter ook natuur inunderen, maar voor deze vergelijking van maatregelen hanteren we geen andere financiële grondslag.
Wonen
Geen effecten, alleen inundatie van grasland tot een max van 5% landoppervlak (laaggelegen gebied). Bij de selectie van gebieden is kwetsbare bebouwing ontzien. Tevens is rekening gehouden met bereikbaarheid en dergelijke.
Werken
: - Concept
Geen effecten, agrarische effecten op grasland zijn reeds verdisconteerd onder landbouw.
ARCADIS
16
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Kwalitatieve
Resultaat
Argument
beoordeling Natuur
o
Door het bufferen in de deelsystemen zal in beperkte mate natuur inunderen, maar het is niet de verwachting dat dit significante positieve of negatieve effecten heeft.
Waterkwaliteit
+/-
Inundatie van grasland als gevolg van het bufferen van water in de deelsystemen kan een licht negatief effect geven op de waterkwaliteit. In de tweede helft van de winder (na 1 februari) is het uitrijden van mest weer toegestaan en kan uit- en afspoeling van nutriënten plaatsvinden.
Boezemuitbreiding kan een positief effect hebben op de waterkwaliteit, omdat de verruiming van de boezem mogelijkheden biedt om natuurvriendelijke oevers in te richten met een daaraan gerelateerde positief effect op de ecologische kwaliteit. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan het bereiken van de KRW-doelstelling. Cultuurhistorie en
+
landschap
Het inunderen van de lagere gronden is een oud fenomeen in Friesland en pas in de laatste decennia verdwenen als gevolg van de maatregelen in het watersysteem. Het anticiperen op klimaatontwikkelingen kan betekenen dat deze beelden in het landschap terugkeren. De boezemuitbreiding kan raken aan gronden met cultuurhistorische of landschappelijke waarden. Dit is wellicht te voorkomen door een juiste locatiekeuze, maar ook niet altijd uit te sluiten.
Recreatie
+
Uitbreiding van de boezem biedt kansen voor extra waterrecreatie (scheepvaart, wonen aan water)
Robuust
+
Het vrijgeven van gronden voor inundatie vergroot de buffercapaciteit in het systeem en is daarmee licht
watersysteem
positief. Er is bij boezemuitbreiding sprake van een vergroting van open water, waarin berging kan
(klimaat)
plaatsvinden. In het kader van klimaatadaptatie is dit een robuuste maatregel.
: - Concept
ARCADIS
17
Toelichting maatregelenpakketten boezem
2.4
BERGEN EN BUFFEREN IN DEELSYSTEMEN
Maatregelen
Bufferen in deelsystemen tot inundatie van de 5% laagste delen.
Uitbreiding van de boezem met 700 hectare in de vorm van open water.
Aanleg van 1500 hectare retentie in natuurgebieden.
Beschrijving alternatief In dit alternatief wordt, aanvullend op alternatief 3, voorzien in de aanleg van 15 bergingsgebieden met een totaal oppervlak van 1500 hectare. De retentiegebieden liggen in daarvoor kansrijke natuurgebieden. Dit resulteert in een toename van de beschikbare berging van ca. 13 miljoen m3. De bergingsgebieden worden met een frequentie van eens in de 10 – 30 jaar ingezet. Verandering gemiddelde maatgevende boezemwaterstand De maatregelen leiden tot een afname van de maatgevende boezemwaterstanden. De effecten van klimaatontwikkeling tot het zichtjaar 2050 worden grotendeels gecompenseerd. Onderstaande figuur toont de afname van de gemiddelde maatgevende waterstand op de boezem.
Effect van het alternatief met het huidige klimaat Effect van het alternatief met het klimaat in 2050 Res terend doelgat in 2050
Figuur 11 Verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand bij alternatief bergen en bufferen. Toetsing aan de veiligheidsnorm Door het realiseren van de maatregelen in dit alternatief voldoet het watersysteem tot 2045 aan de huidige veiligheidsnorm.
Figuur 12 Ontwikkeling gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de tijd.
: - Concept
ARCADIS
18
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Afwegingskader KBA
Resultaat
Investeringskosten
Het bufferen in de deelsystemen is mogelijk met behulp van het huidige watersysteem en omvat geen inrichtingskosten. De kosten van boezemuitbreiding zijn niet eenduidig te kwantificeren, omdat de uitbreiding altijd gerealiseerd wordt als onderdeel van andere planvorming. Op basis van door Wetterskip Fryslãn reeds uitgevoerde boezemuitbreiding zijn de investeringskosten voor de aanleg van 700 hectare geschat op € 10.000.000. Het uitgangspunt hierbij is dat de grondaankoop volledig gesubsidieerd wordt en daarmee niet op de exploitatielasten drukt.
Voor het realiseren van de retentiegebieden is de aanleg van kades, inlaatwerken en afsluitbare duikers noodzakelijk. Omdat de functie waterberging geen grote effect heeft op de natuurgebieden, is uitgegaan dat, met uitzondering van het ruimtebeslag van de kades, geen grondaankoop nodig is. De kosten voor de aanleg van de 15 retentiegebieden bedragen € 24.000.000.
De totale investeringskosten van dit alternatief zijn € 34.000.000. Exploitatielasten
De toename van de jaarlijkse exploitatielasten voor het waterbeheer van de boezemuitbreiding bedraagt:
Omschrijving: Beheer en onderhoud
Eenheid: 700 ha
Kosten/
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
14
9.800
Toelichting:
Afschrijving
400.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten
175.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
Totaal
580.000
De jaarlijkse exploitatielasten van de, voor de retentiegebieden noodzakelijke, kades, inlaten en afsluitbare duikers bedragen: Kosten per
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
27.050 m
0,55
14.878
15
2.145
32.175
15
4
60
Omschrijving:
Eenheid:
Beheer en onderhoud kades Beheer en onderhoud inlaten Beheer en onderhoud duikers
Toelichting:
Afschrijving kades
927.100
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Afschrijving inlaten
48.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Afschrijving duikers
2.400
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten Totaal
420.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
1.440.000
De totale jaarlijkse exploitatielasten van deze maatregel bedragen € 2.020.000,-
Baten
: - Concept
Voor het waterschap zijn er geen directe financiële baten te benoemen.
ARCADIS
19
Toelichting maatregelenpakketten boezem
MKBA
Resultaat
Landbouw
Het bufferen in de deelsystemen leidt tot wateroverlast. Met behulp van de waterschadeschatter zijn de maatschappelijke kosten van deze wateroverlast bepaald. Hiervoor zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De inundatie van de laagste delen van de polders is volledig het gevolg van het bufferen in deelsystemen (bij gebeurtenissen met een herhalingstijd van eens in de 100 jaar is het ook aannemelijk dat op laagste delen ook zonder het bufferen overlast optreedt). De schade is bepaald op basis van de, in de huidige situatie, benodigde frequentie van inzet (1x per 30 jaar). Er is aangenomen dat alle inundatie plaatsvindt op grasland en voornamelijk in de winter. Dat zal in 90% van de gevallen ook zo zijn, maar niet altijd. Er is geen verrekening gedaan naar de kosten voor akkerbouw omdat akkerbouw op de lage, nattere gronden weinig voorkomt.
Het resulterende risicobedrag (om de schade als gevolg van het bufferen in deelsystemen te dekken) bedraagt € 10.000,-per jaar.
Voor de uitbreiding van de boezem worden percelen aangekocht of in bruikleen genomen en aan de productie onttrokken. De maatschappelijke waarde van deze grond is € 1,4 mln. per jaar, gebaseerd op de gederfde opbrengst (€ 2000/ha, 2 snedes grasland). De compensatie van deze opbrengst is verondersteld in de investeringskosten van de boezemuitbreiding te zijn verdisconteerd. Scheepvaart
Er is geen effect op de functie scheepvaart van deze maatregel. Immers de boezemverruiming vindt in de breedte plaats en niet in de diepte. In het laatste geval was dit mogelijk gunstig geweest voor de doorvaart van met name beroepsvaart.
Natuur
Uitgangspunt voor beoordeling van de maatregel is geweest een mogelijk verandering (positief of negatief) van de gemiddelde beheerkosten van terrein beherende organisaties. Als proxy daarvoor is gehanteerd de terreinen en beheerkosten van It Fryske Gea (Jaarverslag 2012). De gemiddelde beheerkosten per hectare bedragen € 167 per jaar. Afhankelijk van de specifieke natuurdoeltypen per terrein waarop de maatregel betrekking heeft zal het specifieke bedrag hoger of lager zijn. Dit zal niet ieder jaar plaatsvinden, maar ongeveer eens per 30 jaar.
Uitgaande van de gemiddelde beheerkosten en een mogelijke kostenverhoging tussen 10 en 20% vanwege de (onregelmatige) inundatie van de terreinen, komt dit neer op een gemiddeld jaarlijks bedrag van € 2.000. Wonen
Geen effecten, alleen inundatie van grasland tot een max van 5% landoppervlak (laaggelegen gebied) Bij de selectie van gebieden is kwetsbare bebouwing ontzien. Tevens is rekening gehouden met bereikbaarheid en dergelijke.
Werken
: - Concept
Geen effecten, agrarische effecten op grasland zijn reeds verdisconteerd onder landbouw.
ARCADIS
20
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Kwalitatieve
Resultaat
Argument
beoordeling Natuur
+
Gezien de aard van de maatregel en de toepassing ervan in gebieden met uitsluitend een natuurbestemming, is er naar verwachting een beperkt positief effect op de natuurdoeltypen aanwezig in het werkgebied van WF, in beheer bij terrein beherende organisaties. Het uitgangspunt is dat het bij voorkeur gaat om terreinen die natuurdoeltypen herbergen die profijt hebben van (meer) vernatting. Het karakter van de maatregel is echter onregelmatig, zodat er slechts een bescheiden positief effect verwacht wordt. Wel kan deze maatregel een stimulans zijn voor versnelde en efficiëntere inrichting van bedoelde natuurgebieden.
Vraagstuk is nog wel de inlaat van gebiedsvreemd water. Het is mogelijk dat dit een negatieve belasting oplevert van nutriënten, afhankelijk van de kwaliteit van het inlaatwater en de natuurdoeltypen. Dit effect is beperkt, omdat bij de selectie van bergingsgebieden gekozen is voor natuurgebieden die in minder mate gevoelig zijn voor inundatie van nutriëntrijk water vanuit de boezem. Waterkwaliteit
+
Inundatie van grasland als gevolg van het bufferen van water in de deelsystemen kan een licht negatief effect geven op de waterkwaliteit. In de tweede helft van de winder (na 1 februari) is het uitrijden van mest weer toegestaan en kan uit- en afspoeling van nutriënten plaatsvinden. De waterkwaliteit in de retentiepolders kan negatief beïnvloed worden (zie ook aspect natuur)
De uitbreiding van de boezem kan een positief effect hebben op de waterkwaliteit, omdat de verruiming van de boezem mogelijkheden biedt om natuurvriendelijke oevers in te richten met een daaraan gerelateerde positief effect op de ecologische kwaliteit. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan het bereiken van de KRW-doelstelling. Cultuurhistorie en
+/-
landschap
Het inunderen van de lagere gronden is een oud fenomeen in Friesland en pas in de laatste decennia verdwenen als gevolg van de maatregelen in het watersysteem. Het bufferen in de deelsystemen kan betekenen dat deze beelden in het landschap terugkeren. Dat zou je als licht positief kunnen aanmerken.
Er is mogelijk een beperkt negatief effect van de aanleg van retentiegebieden op de bereikbaarheid en beleefbaarheid van de buitenruimte in het beheergebied van WF. Het effect is beperkt negatief, vanwege het niet structurele karakter van de inundaties in combinatie met de winterperiode.
De boezemuitbreiding kan raken aan gronden met cultuurhistorische of landschappelijke waarden. Dit is wellicht te voorkomen door een juiste locatiekeuze, maar ook niet altijd uit te sluiten. Recreatie
+
Uitbreiding van de boezem geeft een kans voor waterrecreatie.
Robuust
+
Het vrijgeven van gronden voor inundatie vergroot de buffercapaciteit in het systeem en is daarmee licht
watersysteem
positief. Er is bij boezemuitbreiding sprake van een vergroting van open water, waarin berging kan
(klimaat)
plaatsvinden. In het kader van klimaatadaptatie is dit een robuuste maatregel.
: - Concept
ARCADIS
21
Toelichting maatregelenpakketten boezem
2.5
BERGEN EN VOORTSTUWERS DOKKUMER NIEUWE ZIJLEN
Maatregelen
Uitbreiding van de boezem met 700 hectare in de vorm van open water.
Aanleg van 1500 hectare retentie in natuurgebieden.
Plaatsen van voortstuwers in de schutsluis bij Dokkumer Nieuwe Zijlen.
Beschrijving alternatief In dit alternatief wordt de aanleg van 1500 ha retentie in natuurgebieden en 700 hectare boezemuitbreiding gecombineerd met het plaatsen van voortstuwers in de spuikoker van schutsluis bij Dokkumer Nieuwe Zijlen. De voortstuwers zorgen ervoor dat bij hoge waterstanden (onder alle omstandigheden) een afvoer van 30 m3/s richting het Lauwersmeer mogelijk blijft. Verandering gemiddelde maatgevende boezemwaterstand De maatregelen leiden tot een afname van de maatgevende boezemwaterstanden. Onderstaande figuur toont de afname van de gemiddelde maatgevende waterstand op de boezem.
Effect van het alternatief met het huidige klimaat Effect van het alternatief met het klimaat in 2050 Res terend doelgat in 2050
Figuur 13 Verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand bij alternatief bergen en voortstuwers DNZ Toetsing aan de veiligheidsnorm Door het realiseren van de maatregelen in dit alternatief voldoet het watersysteem tot 2035 aan de huidige veiligheidsnorm.
Figuur 14 Ontwikkeling gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de tijd
: - Concept
ARCADIS
22
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Afwegingskader KBA
Resultaat
Investeringskosten
De kosten van boezemuitbreiding zijn niet eenduidig te kwantificeren, omdat de uitbreiding altijd gerealiseerd wordt als onderdeel van andere planvorming. Op basis van door Wetterskip Fryslãn reeds uitgevoerde boezemuitbreiding zijn de investeringskosten voor de aanleg van 700 hectare geschat op € 10.000.000. Het uitgangspunt hierbij is dat de grondaankoop volledig gesubsidieerd wordt en daarmee niet op de exploitatielasten drukt.
Voor het realiseren van de retentiegebieden is de aanleg van kades, inlaatwerken en afsluitbare duikers noodzakelijk. Omdat de functie waterberging geen grote effect heeft op de natuurgebieden, is uitgegaan dat, met uitzondering van het ruimtebeslag van nieuw aan te leggen kades, geen grond in gebruik is voor de waterveiligheid. De kosten voor de aanleg van de 15 retentiegebieden bedragen € 24.000.000.
De kosten voor het plaatsen van de ophaalbare voortstuwers met een capaciteit van € 30 m 3/s bedragen € 10.000.000. Uitgangspunt hierbij is dat geen civieltechnische aanpassing aan de spuikoker noodzakelijk is en dat een stroomvoorziening beschikbaar is.
De totale investeringskosten van dit alternatief zijn € 44.000.000 Exploitatielasten
De toename van de jaarlijkse exploitatielasten voor het waterbeheer van de boezemuitbreiding bedraagt: Omschrijving: Beheer en onderhoud
Eenheid: 700 ha
Kosten/
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
14
9.800
Toelichting:
Afschrijving
400.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten
175.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
Totaal
580.000
De jaarlijkse exploitatielasten van de, voor de retentiegebieden noodzakelijke, kades, inlaten en afsluitbare duikers bedragen: Kosten per
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
27.050 m
0,55
14.878
15
2.145
32.175
15
4
60
Omschrijving:
Eenheid:
Beheer en onderhoud kades Beheer en onderhoud inlaten Beheer en onderhoud duikers
Toelichting:
Afschrijving kades
927.100
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Afschrijving inlaten
48.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Afschrijving duikers
2.400
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten Totaal
420.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
1.440.000
De jaarlijkse exploitatielasten van de voortstuwers bij Dokkumer Nieuwe Zijlen bedragen: Omschrijving:
Jaarlijkse kosten (€):
Beheer en onderhoud
50.000
Toelichting: 0,5% van de investeringskosten
Afschrijving
333.333
Afschrijvingstermijn 30 jaar
Gemiddelde rentekosten
175.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
Totaal
560.000
De totale jaarlijkse exploitatielasten van deze maatregel bedragen € 2.580.000,Baten
: - Concept
Voor het waterschap zijn er geen directe financiële baten te benoemen.
ARCADIS
23
Toelichting maatregelenpakketten boezem
MKBA
Resultaat
Landbouw
Voor de uitbreiding van de boezem worden percelen aangekocht of in bruikleen genomen en aan de productie onttrokken. De maatschappelijke waarde van deze grond is € 1,4 mln. per jaar, gebaseerd op de gederfde opbrengst (€ 2000/ha, 2 snedes grasland). De compensatie van deze opbrengst is verondersteld in de investeringskosten van de boezemuitbreiding te zijn verdisconteerd.
Scheepvaart
Er is een beperkt effect op de scheepvaart. De sluizen waarin de voortstuwers geplaatst worden zijn in deze periode niet passeerbaar voor scheepvaart. Omdat de voortstuwers bedoelt zijn om de capaciteit van 30 m3/s te garanderen, zullen ze jaarlijks worden ingezet. Er is stremming voor de recreatievaart; er is hier slechts beperkt sprake van beroepsvaart.
De boezemuitbreiding heeft geen effect op de scheepvaart. De uitbreiding vindt in de breedte plaats en niet in de diepte. In het laatste geval was dit mogelijk gunstig geweest voor de doorvaart van met name beroepsvaart. Natuur
Uitgangspunt voor beoordeling van de maatregel is geweest een mogelijk verandering (positief of negatief) van de gemiddelde beheerkosten van terrein beherende organisaties. Als proxy daarvoor is gehanteerd de terreinen en beheerkosten van It Fryske Gea (Jaarverslag 2012). De gemiddelde beheerkosten per hectare bedragen € 167 per jaar. Afhankelijk van de specifieke natuurdoeltypen per terrein waarop de maatregel betrekking heeft zal het specifieke bedrag hoger of lager zijn. Dit zal niet ieder jaar plaatsvinden, maar ongeveer eens per 30 jaar.
Uitgaande van de gemiddelde beheerkosten en een mogelijke kostenverhoging tussen 10 en 20% vanwege de (onregelmatige) inundatie van de terreinen, komt dit neer op een gemiddeld jaarlijks bedrag van € 2.000. Wonen
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘wonen’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
Werken
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘werken’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
: - Concept
ARCADIS
24
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Kwalitatieve
Resultaat
Argument
beoordeling Natuur
+/-
De maatregel heeft als resultaat dat er gedurende een beperkte periode van verhoogde afvoer meer water gespuid wordt op het Lauwersmeer. Dit zou een effect kunnen hebben op dit N2000 gebied, maar gezien de korte periode van optreden en de lage frequentie is dit effect verwaarloosbaar. Het past tevens in de gewenste dynamiek van het systeem en zou dan zelfs een klein positief effect kunnen hebben. De voortstuwers hebben, indien in werking, een negatief effect op de vispasseerbaarheid.
Gezien de aard van de maatregel en de toepassing ervan in gebieden met uitsluitend een natuurbestemming, is er naar verwachting een beperkt positief effect op de natuurdoeltypen aanwezig in het werkgebied van WF, in beheer bij terrein beherende organisaties. Dit is gerelateerd aan een positieve verandering in de geschiktheid van de abiotische omstandigheden voor deze natuurdoeltypen. Het karakter van de maatregel is echter onregelmatig, zodat er geen grote verwachtingen zijn. Daarnaast kan deze maatregel een stimulans zijn voor versnelde en efficiëntere inrichting van bedoelde natuurgebieden.
Vraagstuk is nog wel de inlaat van gebiedsvreemd water. Het is mogelijk dat dit een negatieve belasting oplevert van nutriënten, afhankelijk van de kwaliteit van het inlaatwater en de natuurdoeltypen. Waterkwaliteit
+
Het plaatsen van de voortstuwers bij Dokkumer Nieuwe zijlen heeft naar verwachting geen effect op de waterkwaliteit, noch wat betreft de chemische kwaliteit, noch de ecologische kwaliteit.
De waterkwaliteit in de retentiepolders kan negatief beïnvloed worden.
De uitbreiding van de boezem kan een positief effect hebben op de waterkwaliteit, omdat de verruiming van de boezem mogelijkheden biedt om natuurvriendelijke oevers in te richten met een daaraan gerelateerde positief effect op de ecologische kwaliteit. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan het bereiken van de KRW-doelstelling. Cultuurhistorie en
-
landschap
Er is mogelijk een beperkt negatief effect van de aanleg van retentiegebieden op de bereikbaarheid en beleefbaarheid van de buitenruimte in het beheergebied van WF. Het effect is beperkt negatief, vanwege het niet structurele karakter van de inundaties in combinatie met de winterperiode.
De boezemuitbreiding kan raken aan gronden met cultuurhistorische of landschappelijke waarden. Dit is wellicht te voorkomen door een juiste locatiekeuze, maar ook niet altijd uit te sluiten. Recreatie
o
Het in gebruik nemen van de voortstuwers heeft een beperkt negatief effect op scheepvaart en daarmee ook op de recreatievaart. Maar de weersomstandigheden waarin deze pompen nodig zijn, zijn niet aantrekkelijk voor recreatie.
Uitbreiding van de boezem geeft waterrecreatie extra kansen. Robuust watersysteem
+
De uitbreiding van de boezem heeft een gematigd positief effect. De robuustheid van het watersysteem neemt toe.
(klimaat)
: - Concept
ARCADIS
25
Toelichting maatregelenpakketten boezem
2.6
BERGEN EN GEMAAL HOLWERD
Maatregelen
Uitbreiding van de boezem met 700 hectare in de vorm van open water.
Aanleg van 1500 hectare retentie in natuurgebieden.
Realiseren van een gemaal Holwerd inclusief opwaarderen afvoerroute.
Beschrijving alternatief In dit alternatief wordt de aanleg van 1500 hectare retentie in natuurgebieden en 700 hectare boezemuitbreiding gecombineerd met het realiseren van een extra afvoerroute bij Holwerd. Hiervoor is een verbreding van de Holwerter Feart en de aanleg van een zee gemaal met een capaciteit van 30 m3/s noodzakelijk. Verandering gemiddelde maatgevende boezemwaterstand De maatregelen leiden tot een afname van de maatgevende boezemwaterstanden. De effecten van klimaatontwikkeling tot het zichtjaar 2050 worden grotendeels gecompenseerd. Onderstaande figuur toont de afname van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand.
Effect van het alternatief met het huidige klimaat Effect van het alternatief met het klimaat in 2050 Res terend doelgat in 2050
Figuur 15 Verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand bij alternatief bergen en gemaal Holwerd. Toetsing aan de veiligheidsnorm Door het realiseren van de maatregelen in dit alternatief voldoet het watersysteem tot 2045 aan de huidige veiligheidsnorm.
Figuur 16 Ontwikkeling gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de tijd.
: - Concept
ARCADIS
26
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Afwegingskader KBA
Resultaat
Investeringskosten
De kosten van boezemuitbreiding zijn niet eenduidig te kwantificeren, omdat de uitbreiding altijd gerealiseerd wordt als onderdeel van andere planvorming. Op basis van door Wetterskip Fryslãn reeds uitgevoerde boezemuitbreiding zijn de investeringskosten voor de aanleg van 700 hectare geschat op € 10.000.000. Het uitgangspunt hierbij is dat de grondaankoop volledig gesubsidieerd wordt en daarmee niet op de exploitatielasten drukt.
Voor het realiseren van de retentiegebieden is de aanleg van kades, inlaatwerken en afsluitbare duikers noodzakelijk. Omdat de functie waterberging geen grote effect heeft op de natuurgebieden, is uitgegaan dat, met uitzondering van het ruimtebeslag van de kades, geen grondaankoop nodig is. De kosten voor de aanleg van de 15 retentiegebieden bedragen € 24.000.000.
De kosten voor het verbreding van de Holwerter Feart met ca. 25 meter en het verplaatsen van de bestaande regionale kering aan één zijde zijn € 37.000.000,- . De kosten van de aanleg van een zee gemaal met een capaciteit van 30 m3/s inclusief lozingsvoorzieningen op de Waddenzee worden geschat op € 27.000.000.
De totale investeringskosten van dit alternatief zijn € 98.000.000 Exploitatielasten
De toename van de jaarlijkse exploitatielasten voor het waterbeheer van de boezemuitbreiding bedraagt:
Omschrijving: Beheer en onderhoud
Eenheid: 700 ha
Kosten/
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
14
9.800
Toelichting:
Afschrijving
400.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten
175.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
Totaal
580.000
De jaarlijkse exploitatielasten van de, voor de retentiegebieden noodzakelijke, kades, inlaten en afsluitbare duikers bedragen: Kosten per
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
27.050 m
0,55
14.878
Beheer en onderhoud inlaten
15
2.145
32.175
Beheer en onderhoud duikers
15
4
Omschrijving:
Eenheid:
Beheer en onderhoud kades
Toelichting:
60
Afschrijving kades
927.100
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Afschrijving inlaten
48.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Afschrijving duikers
2.400
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten
420.000
Totaal
3,5% rente, lineaire afschrijving
1.440.000
De jaarlijkse extra exploitatielasten voor het gemaal Holwerd bedragen:
Omschrijving:
Kosten per
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
Beheer en onderhoud
135.000
0,5% van de investeringskosten
Afschrijving gemaal Holwerd
675.000
Afschrijvingstermijn 40 jaar
Gemiddelde rentekosten
472.500
3,5% rente, lineaire afschrijving
Totaal
: - Concept
Eenheid:
1.280.000
ARCADIS
27
Toelichting maatregelenpakketten boezem
De jaarlijkse extra exploitatielasten van het verruimen van de Holwerter Feart bedragen:
Omschrijving: Beheer en onderhoud Afschrijving
Eenheid: 50 ha
Kosten per
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
14
700 1.360.000
Gemiddelde rentekosten Totaal
647.500
Afschrijvingstermijn 25 jaar 3,5% rente, lineaire afschrijving
2.010.000
Uitgangspunt is dat het verleggen van de kade niet leidt tot extra kosten voor het beheer en onderhoud
De totale jaarlijkse exploitatielasten van deze maatregel bedragen € 5.310.000,Baten
Voor het waterschap zijn er geen directe financiële baten te benoemen.
MKBA
Resultaat
Landbouw
Voor de uitbreiding van de boezem worden percelen aangekocht of in bruikleen genomen en aan de productie onttrokken. De maatschappelijke waarde van deze grond is € 1,4 mln. per jaar, gebaseerd op de gederfde opbrengst (€ 2000/ha, 2 snedes grasland). De compensatie van deze opbrengst is verondersteld in de investeringskosten van de boezemuitbreiding te zijn verdisconteerd.
Scheepvaart
De verruiming van de Holwerter Faert heeft potentie voor een directe scheepvaartverbinding met de Waddenzee. De scheepvaart wordt door de maatregel positief beïnvloed. Zonder een directe verbinding met de Waddenzee inclusief aanvullende voorzieningen (niet in dit alternatief meegenomen) zal deze potentie zeer beperkt zijn. Deze wordt daarom niet verder gekwantificeerd.
De boezemuitbreiding heeft geen effect op de scheepvaart. De uitbreiding vindt in de breedte plaats en niet in de diepte. In het laatste geval was dit mogelijk gunstig geweest voor de doorvaart van met name beroepsvaart. Natuur
Uitgangspunt voor beoordeling van de maatregel is geweest een mogelijk verandering (positief of negatief) van de gemiddelde beheerkosten van terrein beherende organisaties. Als proxy daarvoor is gehanteerd de terreinen en beheerkosten van It Fryske Gea (Jaarverslag 2012). De gemiddelde beheerkosten per hectare bedragen € 167 per jaar. Afhankelijk van de specifieke natuurdoeltypen per terrein waarop de maatregel betrekking heeft zal het specifieke bedrag hoger of lager zijn. Dit zal niet ieder jaar plaatsvinden, maar ongeveer eens per 30 jaar.
Uitgaande van de gemiddelde beheerkosten en een mogelijke kostenverhoging tussen 10 en 20% vanwege de (onregelmatige) inundatie van de terreinen, komt dit neer op een gemiddeld jaarlijks bedrag van € 2.000. Wonen
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘wonen’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
Werken
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘werken’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
: - Concept
ARCADIS
28
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Kwalitatieve
Resultaat
Argument
beoordeling Natuur
+/-
De inrichting van bergingsgebieden met uitsluitend een natuurbestemming heeft naar verwachting een beperkt positief effect op de natuurdoeltypen aanwezig in het werkgebied van WF, in beheer bij terrein beherende organisaties. Dit is gerelateerd aan een positieve verandering in de geschiktheid van de abiotische omstandigheden voor deze natuurdoeltypen. Het karakter van de maatregel is echter onregelmatig, zodat er geen grote verwachtingen zijn. Daarnaast kan deze maatregel een stimulans zijn voor versnelde en efficiëntere inrichting van bedoelde natuurgebieden.
Vraagstuk is nog wel de inlaat van gebiedsvreemd water. Het is mogelijk dat dit een negatieve belasting oplevert van nutriënten, afhankelijk van de kwaliteit van het inlaatwater en de natuurdoeltypen. Veelal is boezemwater te eutroof voor het vergroten van de biodiversiteit. Frequentie van inundatie is dan ook een factor.
Het realiseren van een nieuwe verbinding naar zee biedt kansen voor vismigratie van zout naar zoet en andersom. Waterkwaliteit
+
De retentiepolders leveren geen positieve of negatieve bijdrage aan de waterkwaliteit.
De uitbreiding van de boezem kan een positief effect hebben op de waterkwaliteit, omdat de verruiming van de boezem mogelijkheden biedt om natuurvriendelijke oevers in te richten met een daaraan gerelateerde positief effect op de ecologische kwaliteit. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan het bereiken van de KRW-doelstelling. Cultuurhistorie en
-
landschap
Er is mogelijk een beperkt negatief effect van de verruiming van de Holwerter Feart op de beleving van de buitenruimte. Gezien de omvang van de doorsnijding en de aard en omvang van de scheepvaart is dit effect beperkt verondersteld.
Er is mogelijk een beperkt negatief effect van de retentiepolders op de bereikbaarheid en beleefbaarheid van de buitenruimte in het beheergebied van WF. Het effect is beperkt negatief, vanwege het niet structurele karakter van de inundaties in combinatie met de winterperiode
De boezemuitbreiding kan raken aan gronden met cultuurhistorische of landschappelijke waarden. Dit is wellicht te voorkomen door een juiste locatiekeuze, maar ook niet altijd uit te sluiten. Recreatie
++
Er wordt een beperkt positief effect verwacht van deze maatregel op de recreatie. Het betreft hier de kansen voor boezemuitbreiding en het effect van recreatievaart naar Holwerd.
Robuust
+
Het gemaal Holwerd heeft geen effect op de robuustheid van het watersysteem. Immers de afvoercapaciteit
watersysteem
neemt toe door het gemaal, maar er is geen sprake van buffering door toename van de hoeveelheid open
(klimaat)
water.
Retentiepolders en het verruimen van de Holwerter Feart hebben een gematigd positief effect. Immers de robuustheid van het watersysteem neemt toe door de uitbreiding van de hoeveelheid open water.
: - Concept
ARCADIS
29
Toelichting maatregelenpakketten boezem
2.7
BERGEN EN GEMAAL HARLINGEN
Maatregelen
Uitbreiding van de boezem met 700 hectare in de vorm van open water.
Aanleg van 1500 hectare retentie in natuurgebieden.
Realiseren van een gemaal Harlingen.
Beschrijving alternatief In dit alternatief wordt de aanleg van 1500 hectare retentie in natuurgebieden en 700 hectare boezemuitbreiding gecombineerd met het realiseren van een gemaal Harlingen. Dit gemaal, met een capaciteit van 30 m3/s, wordt geplaatst bovenstrooms van de Tjerk Hiddessluizen in het Van Harinxmakanaal en loost via een persleiding rechtstreeks op de Waddenzee. Op deze manier worden problemen met slibaanwas voorkomen. Verandering gemiddelde maatgevende boezemwaterstand De maatregelen leiden tot een afname van de maatgevende boezemwaterstanden. De effecten van klimaatontwikkeling tot het zichtjaar 2050 worden nagenoeg volledig gecompenseerd. Onderstaande figuur toont de afname van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand.
Effect van het alternatief met het huidige klimaat Effect van het alternatief met het klimaat in 2050 Res terend doelgat in 2050
Figuur 17 Verandering van de gemiddelde maatgevende boezemwaterstand bij alternatief bergen en gemaal Harlingen. Toetsing aan de veiligheidsnorm Door het realiseren van de maatregelen in dit alternatief voldoet het watersysteem tot 2050 aan de huidige veiligheidsnorm.
Figuur 18 Ontwikkeling gemiddelde maatgevende boezemwaterstand in de tijd.
: - Concept
ARCADIS
30
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Afwegingskader KBA
Resultaat
Investeringskosten
De kosten van boezemuitbreiding zijn niet eenduidig te kwantificeren, omdat de uitbreiding altijd gerealiseerd wordt als onderdeel van andere planvorming. Op basis van door Wetterskip Fryslãn reeds uitgevoerde boezemuitbreiding zijn de investeringskosten voor de aanleg van 700 hectare geschat op € 10.000.000. Het uitgangspunt hierbij is dat de grondaankoop volledig gesubsidieerd wordt en daarmee niet op de exploitatielasten drukt.
Voor het realiseren van de retentiegebieden is de aanleg van kades, inlaatwerken en afsluitbare duikers noodzakelijk. Omdat de functie waterberging geen grote effect heeft op de natuurgebieden, is uitgegaan dat, met uitzondering van het ruimtebeslag van de kades, geen grondaankoop nodig is. De kosten voor de aanleg van de 15 retentiegebieden bedragen € 24.000.000.
De kosten voor het realiseren van gemaal Harlingen met een capaciteit van 30 m 3/s, inclusief een directe lozing op de Waddenzee via een persleiding onder de haven door, worden geschat op € 48.000.000
De totale investeringskosten van dit alternatief zijn € 82.000.000. Exploitatielasten
De toename van de jaarlijkse exploitatielasten voor het waterbeheer van de boezemuitbreiding bedraagt: Omschrijving: Beheer en onderhoud
Eenheid: 700 ha
Kosten/
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
14
9.800
Toelichting:
Afschrijving
400.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten
175.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
Totaal
580.000
De jaarlijkse exploitatielasten van de, voor de retentiegebieden noodzakelijke, kades, inlaten en duikers bedragen: Kosten per
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
27.050 m
0,55
14.878
15
2.145
32.175
15
4
60
Omschrijving:
Eenheid:
Beheer en onderhoud kades Beheer en onderhoud inlaten Beheer en onderhoud duikers
Toelichting:
Afschrijving kades
927.100
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Afschrijving inlaten
48.000
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Afschrijving duikers
2.400
Afschrijvingstermijn 25 jaar
Gemiddelde rentekosten
420.000
Totaal
3,5% rente, lineaire afschrijving
1.440.000
De jaarlijkse extra exploitatielasten voor het gemaal Harlingen, inclusief de persleiding naar de Waddenzee bedragen: Omschrijving: Beheer en onderhoud persleiding
Eenheid: 600 m
Kosten per
Jaarlijkse
eenheid (€):
kosten (€):
3
1.800
Beheer en onderhoud gemaal
135.000
0,5% van de investeringskosten
Afschrijving persleiding
525.000
Afschrijvingstermijn 40 jaar
Afschrijving gemaal
675.000
Afschrijvingstermijn 40 jaar
840.000
3,5% rente, lineaire afschrijving
Gemiddelde rentekosten Totaal
2.180.000
De totale jaarlijkse exploitatielasten van deze maatregel bedragen € 4.200.000,- per jaar.
: - Concept
ARCADIS
31
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Baten
Het aanleg van de persleiding voor lozing op de Waddenzee is beargumenteerd vanuit de slibproblematiek in de haven. De hoeveelheid slib in de haven wordt beperkt. Omdat dit echter geen besparing is ten opzichte van de huidige situatie zijn deze baten niet meegenomen (Bron: TAUW; Vergroten bemalingscapaciteit Friese boezem: nieuw gemaal te Harlingen, 2005). Overigens wordt er door Wetterskip Fryslãn nu een bijdrage betaald aan de baggerkosten, die wellicht kan komen te vervallen.
Een relatief groot deel van de regionale keringen die aangepakt worden in het kaderherstelprogramma ligt nabij Harlingen. Gelet op het grote positieve effect van gemaal Harlingen op de waterstanden, leidt dit mogelijk tot een totale besparing op de investeringskosten van 0 – 5 miljoen euro doordat kadeherstel vertraagd kan worden uitgevoerd. Dit is uiteraard wel afhankelijk van de realisatietermijn van een gemaal Harlingen.
MKBA
Resultaat
Landbouw
Voor de uitbreiding van de boezem worden percelen aangekocht of in bruikleen genomen en aan de productie onttrokken. De maatschappelijke waarde van deze grond is € 1,4 mln. per jaar, gebaseerd op de gederfde opbrengst (€ 2000/ha, 2 snedes grasland). De compensatie van deze opbrengst is verondersteld in de investeringskosten van de boezemuitbreiding te zijn verdisconteerd.
Scheepvaart
Er is geen effect op de functie scheepvaart van deze maatregel. Immers de boezemverruiming vindt in de breedte plaats en niet in de diepte. In het laatste geval was dit mogelijk gunstig geweest voor de doorvaart van met name beroepsvaart.
Natuur
Het gemaal bij Harlingen veroorzaakt, als ze in werking is, een stevige uitstroom van zoet water op de Waddenzee. Dit zou een effect kunnen hebben de kwaliteit van dit N2000 gebied. Dit is niet nader te kwantificeren. Dit effect zal bij de uitwerking van de maatregel nader bekeken worden, maar feit is dat dit water anders ook op de Waddenzee gespuid zou worden, alleen met een lager debiet.
Uitgangspunt voor beoordeling van de maatregel is geweest een mogelijk verandering (positief of negatief) van de gemiddelde beheerkosten van terrein beherende organisaties. Als proxy daarvoor is gehanteerd de terreinen en beheerkosten van It Fryske Gea (Jaarverslag 2012). De gemiddelde beheerkosten per hectare bedragen € 167 per jaar. Afhankelijk van de specifieke natuurdoeltypen per terrein waarop de maatregel betrekking heeft zal het specifieke bedrag hoger of lager zijn. Dit zal niet ieder jaar plaatsvinden, maar ongeveer eens per 30 jaar.
Uitgaande van de gemiddelde beheerkosten en een mogelijke kostenverhoging tussen 10 en 20% vanwege de (onregelmatige) inundatie van de terreinen, komt dit neer op een gemiddeld jaarlijks bedrag van € 2.000. Wonen
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘wonen’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
Werken
Er wordt geen effect verwacht op de functie ‘werken’, vanwege de aard en locatie van deze maatregel.
: - Concept
ARCADIS
32
Toelichting maatregelenpakketten boezem
Kwalitatieve
Resultaat
Argument
beoordeling Natuur
+/-
Het gemaal bij Harlingen veroorzaakt, als ze in werking is, een stevige uitstroom van zoet water op de Waddenzee. Dit zou een effect kunnen hebben op de kwaliteit van dit N2000 gebied. Dit is niet nader te kwantificeren en dient bij de uitwerking van de maatregel nader bekeken worden.
Gelet op de aard van het toepassen van retentie in gebieden met uitsluitend een natuurbestemming, is er naar verwachting een beperkt positief effect op de natuurdoeltypen aanwezig in het werkgebied van WF, in beheer bij terrein beherende organisaties. Dit is gerelateerd aan een positieve verandering in de geschiktheid van de abiotische omstandigheden voor deze natuurdoeltypen. Het karakter van de maatregel is echter onregelmatig, zodat er geen hoge verwachtingen zijn. Daarnaast kan deze maatregel een stimulans zijn voor versnelde en efficiëntere inrichting van bedoelde natuurgebieden.
Vraagstuk is nog wel de inlaat van gebiedsvreemd water. Het is mogelijk dat dit een negatieve belasting oplevert van nutriënten, afhankelijk van de kwaliteit van het inlaatwater en de natuurdoeltypen. Waterkwaliteit
+
De retentiepolders leveren geen positieve of negatieve bijdrage aan de waterkwaliteit.
De uitbreiding van de boezem kan een positief effect hebben op de waterkwaliteit, omdat de verruiming van de boezem mogelijkheden biedt om natuurvriendelijke oevers in te richten met een daaraan gerelateerde positief effect op de ecologische kwaliteit. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan het bereiken van de KRWdoelstelling.
Door het realiseren van een gemaal op Harlingen blijft de doorspoeling van het kanaal voor de bestrijding van de verzilting gehandhaafd bij afnemende spuimogelijkheden door hoge zeewaterstanden en toenemende zoutindringing door het schutten Cultuurhistorie en
-
landschap
Het gemaal is gelokaliseerd op een industrieterrein en brengt daarmee geen verandering in de beleving van cultuur en/of landschap
Er is mogelijk een beperkt negatief effect van de aanleg van retentiegebieden op de bereikbaarheid en beleefbaarheid van de buitenruimte in het beheergebied van WF. Het effect is beperkt negatief, vanwege het niet structurele karakter van de inundaties in combinatie met de winterperiode.
De boezemuitbreiding kan raken aan gronden met cultuurhistorische of landschappelijke waarden. Dit is wellicht te voorkomen door een juiste locatiekeuze, maar ook niet altijd uit te sluiten. Recreatie
+
Gezien de aard en locatie van het gemaal Harlingen zijn er geen effecten voor recreatie. Alleen de uitbreiding van de boezem geeft een licht positieve bijdrage aan kansen voor de recreatie.
Robuust
+
Het gemaal Harlingen heeft geen effect op de robuustheid van het watersysteem. Immers de afvoercapaciteit
watersysteem
neemt toe door het gemaal, maar er is geen sprake van extra berging door toename van de hoeveelheid open
(klimaat)
water.
De uitbreiding van de boezem heeft wel een gematigd positief effect. De robuustheid van het watersysteem neemt toe.
: - Concept
ARCADIS
33
Toelichting maatregelenpakketten boezem
3 3.1
Synthese OPGAVE WATERVEILIGHEID
Uit de uitgevoerde berekening volgt dat de (ruimtelijk) gemiddelde maatgevende boezemwaterstand (GMB) als gevolg van klimaatontwikkeling stijgt met 12 centimeter. Dit is het gevolg van extremere neerslaggebeurtenissen en zeespiegelstijging, met daarin gekoppeld een toenemende frequentie en duur van gestremde lozing. De studie VBA (2006) concludeert dat de gemiddeld hoogste boezemwaterstand (GHB) als gevolg van klimaatontwikkeling stijgt met slechts 2 centimeter richting het zichtjaar 2030. Deze gemiddeld hoogste boezemwaterstand is een gemiddelde van 32 eerder uitgevoerde modelberekeningen van daadwerkelijk opgetreden gebeurtenissen (jaarmaxima over de periode 1971-2002). Deze GHB heeft daarom een statistische kans van optreden van eens per jaar. De berekende stijging is daarmee een goede maat voor het effect van klimaatontwikkeling op hoge boezemwaterstanden, maar zegt in mindere mate iets over het effect van klimaatontwikkeling op extreem hoge boezemwaterstand en de waterveiligheid. Voor het vaststellen van de opgave moet er worden getoetst aan de waterstand bij veiligheidsnorm (zie voor de definitie pagina 3). In het veiligheidsplan (2008) is een statistische nabewerking uitgevoerd op de 32 modelberekeningen om te komen tot maatgevende boezemwaterstanden. Deze waterstanden zijn aangepast op basis van de verwachte verlaging als gevolg van extra gemaalcapaciteit. Het veiligheidsplan concludeert hieruit dat met de maatregelen uit het veiligheidsplan (inclusief een gemaal Lauwersoog en het bufferen in deelsystemen) en klimaatontwikkeling de maatgevende waterstand in 2030 daalt ten opzichte van de huidige situatie. Juist bij zeer extreme situaties, zoals extreme neerslag of hevige neerslag in combinatie met gestremde lozingen, is de afvoercapaciteit kleiner dan de belasting van de boezem vanuit de deelsystemen, en het effect van klimaatontwikkeling daarom groot. In eerdere studies is gerekend met 32 daadwerkelijke gebeurtenissen en het effect bij extreme omstandigheden daarom minder goed te kwantificeren. In de nu voorliggende analyse is, in tegenstelling tot de VBA studie en het veiligheidsplan (2006), gerekend met (50 combinaties van) extreme belastingen die samen leiden tot waterstandsstatistiek. Hieruit wordt een gemiddelde maatgevende waterstand (GMB) met een herhalingstijd van 100 jaar afgeleid. De doorgerekende combinaties zijn extremer dan de eerdere berekeningen met jaarmaxima. Voor de berekeningen is verder een nieuw, betrouwbaarder, model ontwikkeld op basis van de meest recente gegevens en inzichten. Bovendien is het anticiperend peilbeheer, dat nu al in de praktijk wordt toegepast, geïmplementeerd in het model. In de modelberekeningen is de reguliere inzet van de maalstop niet meegenomen, omdat dit een maatregel is die wordt afgewogen tegen andere alternatieven.
: - Concept
ARCADIS
34
Toelichting maatregelenpakketten boezem
De modelberekeningen laten zien dat juist bij extreme gebeurtenissen het effect van klimaat groot is. Als gevolg van klimaatontwikkeling neemt de neerslagintensiteit van extreme neerslaggebeurtenissen in de winter toe met 8% (scenario W+). ). De prognoses in de nieuwe klimaatscenario’s voor de toename van neerslag waren op het moment van analyse niet bekend. Wel is een voorlopige prognose van de nieuwe klimaatscenario’s (2014) betreffende de zeepspiegelstijging in 2050 meegenomen, De verwachte toename is maximaal 40 cm is (scenario WL). De kans op gestremde lozing op de Waddenzee neemt hiermee met een factor 3 toe. De gemiddelde maatgevende boezemwaterstand stijgt als gevolg hiervan met 12 centimeter in 2050. Concreet betekent dit dat de, statistisch eens in de 100 jaar optredende, maximale waterstand (ruimtelijk gemiddeld over de boezem), stijgt van -0,16 mNAP naar -0,04 mNAP indien geen maatregelen worden genomen.
3.2
EFFECTIVITEIT ALTERNATIEVEN
Naast het effect van klimaatontwikkeling op de waterveiligheid, is een zevental alternatieve onderzocht. Deze alternatieven bestaan uit waterstandsverlagende maatregelen. Het gaat daarbij om het vasthouden of bergen van water, maar ook om het realiseren van meer afvoercapaciteit. De uitgevoerde berekening leiden tot de volgende resultaten (tabel 1)
1 Gemaal Lauwersoog 2 Huidig veiligheidsplan 3 Bufferen in deelsystemen 4 Bergen en bufferen 5 Bergen en voortstuwers DNZ 6 Bergen en gemaal Holwerd 7 Bergen en gemaal Harlingen
Effectiviteit na klimaatverandering Percentage realisatie Voldoet aan de veiligheidsnorm (cm daling GMB doelgat 2050 tot het zichtjaar -5.3 44% 2030 -6.6 55% 2035 -7.1 59% 2035 -10.6 89% 2040 -6.8 57% 2035 -11.4 95% 2045 -11.7 98% 2050
Tabel 1Verandering gemiddelde maatgevende boezemwaterstand (GMB) als gevolg van de alternatieven
Dit leidt tot de volgende conclusies:
Het gemaal Lauwersoog (alternatief 1) is minder effectief dan eerder verondersteld . De maatregelen heeft weliswaar een relatief groot effect bij gestremde lozing op de Waddenzee, bij extreme neerslaggebeurtenissen is het effect heel klein omdat voldoende afvoercapaciteit beschikbaar is in het noordoosten van het watersysteem. Dit geldt ook voor het plaatsen van voortstuwers bij Dokkumer Nieuwe Zijlen (alternatief 5).
De bijdrage van boezemuitbreiding voor de waterveiligheid is beperkt. Het gaat hierbij om iets meer van 1 cm daling van de maximale waterstand.
Met het bufferen in deelsystemen kan tot 2035 aan de veiligheidsnormen worden voldaan. Hierbij neemt de frequentie en omvang van het bufferen toe.
De alternatieven waarin de aanleg van berging gecombineerd wordt met permanente extra afvoercapaciteit (gemaal Holwerd, Harlingen) hebben nagenoeg voldoende effect om klimaatontwikkeling te compenseren en daarmee aan de waterveiligheidsnormen te voldoen tot 2050.
In geen van de onderzochte alternatieven wordt de maatgevende waterstand dermate verlaagd dat een groot deel van het kadeherstelprogramma tot en met 2050 niet uitgevoerd hoeft te worden. Wel kan een spoedige realisatie van maatregelen aanleiding zijn om het programma te temporiseren.
: - Concept
ARCADIS
35
Toelichting maatregelenpakketten boezem
3.3
KOSTENEFFECTIVITEIT ALTERNATIEVEN
Van de 7 alternatieven zijn zowel de effectiviteit als de exploitatielasten bepaald. Tabel 2 presenteert deze effectiviteit en geeft bovendien inzicht in de kosteneffectiviteit. De kosteneffectiviteit is in dit geval gedefinieerd als de exploitatielasten per cm daling van de GMB. Bijv. de realisatie van een gemaal Lauwersoog verlaagt de GMB met 5,3 cm en veroorzaakt een toename van de exploitatielasten van € 2.140.000. Om 1 cm verlaging van de GMB te bewerkstelligen moeten de exploitatielasten met € 2.140.000/5,3≈€400.000 worden verhoogd.
1 Gemaal Lauwersoog 2 Huidig veiligheidsplan 3 Bufferen in deelsystemen 4 Bergen en bufferen 5 Bergen en voortstuwers DNZ 6 Bergen en gemaal Holwerd 7 Bergen en gemaal Harlingen
Percentage realisatie doelgat 2050 Exploitatielasten (per Kosteneffectiviteit jaar) (€/cm) 44% € 2,140,000 € 400,000.00 55% € 2,740,000 € 420,000.00 59% € 580,000 € 80,000.00 89% € 2,020,000 € 190,000.00 57% € 2,580,000 € 380,000.00 95% € 5,310,000 € 470,000.00 98% € 4,200,000 € 360,000.00
Tabel 2 Kosteneffectiviteit alternatieven
De alternatieven 3 en 4 (bufferen in deelsystemen, en bufferen in combinatie met bergen) zijn het meest kosteneffectief. Extra afvoercapaciteit (alternatieven 1,2,5,6 en 7) is minder kosteneffectief. Bij alternatieven 1,2,3 en 5 zijn nog aanvullende maatregelen noodzakelijk om te voldoen aan de veiligheidsnorm.
3.4
AFWEGINGSKADER
Naast de beoordeling van de effectiviteit en kosten, is ook gekeken naar het onderscheid in de maatschappelijke kostenbaten en is een kwalitatieve beoordeling uitgevoerd op 5 aspecten. Tabel 3 laat zien dat de onderzochte maatschappelijke kosten en baten weinig onderscheidend zijn in verhouding tot de kosteneffectiviteit.
Landbouw Gemaal Lauwersoog Huidig veiligheidsplan Bufferen in deelsystemen Bergen en bufferen Bergen en voortstuwers DNZ Bergen en gemaal Holwerd Bergen en gemaal Harlingen
Scheepvaart -
-€ 10,043 -€ 10,043 -
Natuur -
-€ 2,000 -€ 2,000 -€ 2,000 -€ 2,000 -€ 2,000
Wonen
Werken -
-
Tabel 3 Maatschappelijke kostenbatenanalyse.
Tabel 4 toont een kwalitatieve beoordeling op 5 aspecten. De bijbehorende argumenten zijn opgenomen in hoofdstuk 2, maar als ieder beoordeling is de score en weging subjectief.
: - Concept
ARCADIS
36
Toelichting maatregelenpakketten boezem
1 Gemaal Lauwersoog 2 Huidig veiligheidsplan 3 Bufferen in deelsystemen 4 Bergen en bufferen 5 Bergen en voortstuwers DNZ 6 Bergen en gemaal Holwerd 7 Bergen en gemaal Harlingen
Natuur o + +/+/-/+
Waterkwaliteit o + +/+ + + +
Cultuurhistorie en landschap o o + +/-
Recreatie o + + + o ++ +
Klimaat o + + + + + +
Tabel 4 Kwalitatieve beoordeling
Het afwegingskader leidt tot de volgende conclusies:
De MKBA laat weinig tot geen onderscheid zien en is daarmee niet onderscheidend voor de onderzochte alternatieven;
Het realiseren van boezemuitbreiding in de pakketten 2 t/m 7 heeft een positief effect op de waterkwaliteitsdoelstellingen (KRW) en leidt tot een robuuster watersysteem (klimaat);
Van de alternatieven biedt alternatief 6 (bergen en gemaal Holwerd) de meeste kansen voor recreatie.
3.5
MEEST KANSRIJKE ALTERNATIEVEN
Op basis van de resultaten van het onderzoek naar de maatregelen is de volgende selectie van alternatieven gemaakt:
De alternatieven 4,6 en 7 zijn voldoende effectief om aan de veiligheidsnorm te voldoen en daarmee in principe geschikt voor nader onderzoek;
Van deze maatregelen is alternatief 4 het meest kosteneffectief, en heeft alternatief 6 de meeste koppelkansen met recreatie;
Het bufferen in deelsystemen is zeer kosteneffectief. Zonder aanvullende maatregelen wordt de veiligheidsnorm in 2050 niet gehaald. De maatregel bufferen is daarom niet aantrekkelijk als een zelfstandig alternatief, maar meer als aanvullende maatregel wanneer het doelgat niet volledig gedicht wordt.
: - Concept
ARCADIS
37
BIJLAGE 2: Toelichting maatregelen deelsystemen Klimaatverandering Klimaatverandering betekent dat extreme neerslagsituaties vaker voorkomen en ook intensiever zijn in de toekomst. De toename is groter dan gemiddeld voor extreme neerslag in het najaar en in kustgebieden. Klimaatverandering leidt tot een grotere kans op inundaties en wateroverlast, zowel in omvang (ha), duur als hoogte (cm op maaiveld). Veiligheidsniveau en norm In de deelsystemen voldoet veruit het grootste deel van de systemen ruimschoots aan de geldende norm. Knelpunten ten opzichte van de norm zijn kleinschalig en met name in de laagste peilgebieden van de deelsystemen aanwezig. Ook na het optreden van klimaatverandering voldoet het overgrote deel van de deelsysteem aan de normen voor wateroverlast. Wel is er sprake van een verandering in het veiligheidsniveau. De kans op een inundatie en bijbehorende wateroverlast wordt in deze gebieden groter, maar is nog steeds kleiner dan de norm. Relatie deelsystemen en boezem Het vergroten van de afvoercapaciteit in de deelsystemen leidt tot een toename van de belasting van de boezem ten opzichte van de huidige situatie. Het vasthouden van water en het realiseren van waterberging verminderen de totale afvoer richting de boezem. Daarbij is het ook zo dat knelpunten in de boezem voornamelijk optreden tijdens de winterperiode, terwijl piekbelastingen in de deelsystemen ook voorkomen in de zomer of het najaar. Maatregelen Om de effecten van klimaatverandering te compenseren kunnen maatregelen getroffen worden. Het realiseren van extra berging in de deelsystemen is de meest effectieve maatregel. Een toename van de berging in open water van 2 naar 3% zorgt voor een afname van de inundatiehoogten en omvang, maar in mindere mate de duur. Het vergroten van de afvoer (gemaalcapaciteit) resulteert in een beperkte verlaging van de inundatiehoogten en omvang, maar zorgt juist wel voor een afname van de duur. Het vasthouden in het systeem (door middel van de inzet van automatische stuwen) zorgt niet voor minder wateroverlast, maar verdeelt deze over de peilgebieden en zorgt voor een ontlasting van laag gelegen peilgebieden. Tabel 1 karakteriseert het effect van vijf mogelijke maatregelen voor een voorbeeld polder met overwegend grasland. Tabel 1 Effect maatregelen deelsystemen wateroverlast.
Maatregel afvoeren -> 20% extra gemaalcapaciteit waterberging -> 1% extra open water waterberging -> laagste delen vasthouden vasthouden in combinatie met berging
Afname inundatie *(norm) 6% 27% 36% 0% 29%
Afname schade* Euro/hectare/ jaar € 0,28 € 0,92 € 1,19 € € 1,07
Percentage compensatie klimaatverandering * 30% 130% 180% 0% 150%
*Gebaseerd op een praktijkvoorbeeld van een polder met overwegend grasland
Effect waterberging in mm’s (vraag Lieuwe Tamminga) De meeste deelsystemen in ons beheergebied hebben voldoende maalcapaciteit (11-13 mm/dag) en waterberging (2%) om een regenbui van 38 mm in een dag op te vangen. De waterstand is dan wel “kantje boord”. Door de waterberging naar 3% te brengen kan een regenbui van 50 mm in een dag
opgevangen worden. De hoeveelheid water die met 3% waterberging kan worden opgevangen neemt dus met een derde toe ten opzichte van de situatie met 2% waterberging Kosten en baten maatregelen In onderstaande tabellen zijn de jaarlijkse kosten per maatregel afgezet tegen de jaarlijkse schade die voorkomen wordt. Het gaat om de kosten die gemaakt moeten worden om de schade door klimaatontwikkeling te compenseren. De maatregel automatisering stuwen is niet opgenomen, omdat deze maatregel niet effectief is . Tabel 2 laat de kosten en de schade in een graslandpolder zien. In tabel 3 worden de kosten en de schade in polder met overwegend aardappelteelt vermeld. De schade voor aardappelen is zeer afhankelijk van de periode en duur van de wateroverlast. Het vermelde bedrag is een gemiddelde. Tabel 2: Kosten maatregelen en afname schade in een graslandpolder Maatregel Jaarlijkse kosten in euro/ha/jaar Afname schade in Euro/ha/ jaar Afvoeren + 20% € 30 € 0,28 Waterberging + 1% € 50 € 1,19 Tabel 3: Kosten maatregelen en gemiddelde afname schade in een polder met aardappelteelt Maatregel Jaarlijkse kosten in euro/ha/jaar Afname schade in Euro/ha/ jaar Afvoeren + 20% € 30 € 2,00 Waterberging + 1% € 60 € 8,30 Als de investeringsruimte voor maatregelen wordt gebaseerd op de afname van de schade als gevolg van de mogelijke maatregelen in de deelsystemen, is deze beperkt. Clusterbuien In het deelonderzoek is ook het effect van clusterbuien meegenomen. Clusterbuien bestaan uit 2 of meer lokale neerslagsituaties die binnen een korte tijd plaatsvinden. De gezamenlijke hoeveelheid neerslag is extreem hoog en overschrijdt de normen voor wateroverlast. Door het specifieke karakter van clusterbuien zijn niet per definitie dezelfde maatregelen effectief als bij enkelvoudige buien. Het vergroten van de afvoer zorgt voor meer capaciteit tussen de verschillende extremen in een clusterbui waarbij meer ruimte ontstaat om de volgende neerslagsituatie op te vangen (in het open water). Tabel 3 Effect maatregelen deelsystemen clusterbui (herhalingtijd 1/100 jaar). Percentage Afname compensatie Maatregel inundatie* klimaatverandering (T10) * afvoeren -> 20% extra gemaalcapaciteit 8% 40% waterberging -> 1% extra open water 17% 80% waterberging -> laagste delen 22% 100% vasthouden 0% 0% vasthouden in combinatie met berging 16% 80% *Gebaseerd op een praktijkvoorbeeld van een polder met overwegend grasland