y ü5üi+G
N.V. Nederlandse Gasunie
College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen T.a.v. de afdeling milieuvergunning de heer drs. P.G. van der Sleen Postbus 610 9700 AP GRONINGEN
N.V. N e d e r l a n d s e Gasunie Postbus 19 9700 MA Groningen Concourslaan 17
T(050) 521 91 11 F (050) 521 19 99 E
[email protected] Handelsregister Groningen 02029700 www.gasunie.nl
,
Doorkiesnummer
12 oktober 2009
(050) 521 32 13
Ons kenmerk
Uw kenmerk
TAM 09.0243
lng,d,d.;
1 3 OKT 2009
Onderwerp
Verlengde terrmijn in de Wm-vergunning voor realisatie van Corr.nr.: de stikstofinstallatie en mengstation nabij Zuidbroek.
Afd.:
Zaaknr:
(Ml/
Geachte heer Van der Sleen, Op 31 augustus 2009 heeft u van ons een vergunningsaanvraag ingevolge de Wet milieubeheer ontvangen voor het oprichten en bedrijven van een stikstofinstallatie en mengstation aan de Hondenlaan te Menterwolde, nabij Zuidbroek. Ingevolge het bepaalde in artikel 8.18, lid 1, van de Wm vervalt de vergunning voor een inrichting indien de inrichting niet binnen drie jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, is voltooid en in werking gebracht. Zoals bij u bekend is, maakt de inrichting deel uit van een project waartoe ook een stikstofbuffer in Heiligerlee behoort en een stikstofleiding tussen de beide inrichtingen. In de ontwerp W m - vergunning voor de installatie in Heiligerlee is door Staatstoezicht op de Mijnen op grond van artikel 8.18, lid 2, een realisatietermijn vastgesteld van 5 jaar. Vanwege de onderlinge samenhang en de daarmee gepaard gaande beperkingen om de inrichting nabij Zuidbroek volledig in gebruik te nemen, verzoek ik u om ook voor deze inrichting de termijn vast te stellen op 5 jaar. Met vriendelijke groet.
F.J. Delhez Sr. medewerker Asset management legal affairs
Blad 1 van 1
TIN
!
"# $ %& (
27 augustus 2009, 1
'
1
Samenvatting van de aanvraag ..................................................................................... 4
2
Algemene gegevens ....................................................................................................... 7 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
3
Gegevens inrichting ...................................................................................................... 7 Gegevens aanvrager .................................................................................................... 7 Gegevens gewenste vergunning .................................................................................. 7 Melding Activiteitenbesluit ............................................................................................ 8 Externe veiligheid ......................................................................................................... 8 Milieu-effectrapport (Mer) ............................................................................................. 8 Milieubeschermingsgebied ........................................................................................... 8 Coördinatie.................................................................................................................... 8 Ondertekening aanvraag .............................................................................................. 9 De situering, indeling en uitvoering van de inrichting.............................................. 10
3.1 3.2 4
Situering van de inrichting .......................................................................................... 10 Indeling en uitvoering van de inrichting ...................................................................... 10 Werking van de inrichting en de aanwezige installaties........................................... 15
4.1 4.2 4.3 4.4 5
Hoofdactiviteiten ......................................................................................................... 15 Hulpsystemen en overige voorzieningen.................................................................... 16 Organisatorische aspecten ......................................................................................... 17 Capaciteit van de inrichting......................................................................................... 18 Afvalstoffen ................................................................................................................... 19
5.1 5.2 6
Productie en afvoer van afvalstoffen .......................................................................... 19 Preventie en (intern) hergebruik van afvalstoffen....................................................... 19 Water .............................................................................................................................. 20
6.1 6.2 7
Watergebruik............................................................................................................... 20 Afvalwater ................................................................................................................... 20 Lucht............................................................................................................................... 21
7.1 7.2 7.3 7.4 8
Emissies...................................................................................................................... 21 Meet- en registratieprogramma luchtverontreiniging .................................................. 22 Geur ............................................................................................................................ 22 Invloed op de omgeving.............................................................................................. 22 Geluid en trillingen........................................................................................................ 23
8.1 8.2 9
Geluid.......................................................................................................................... 23 Trillingen ..................................................................................................................... 23 Bodem (inclusief grondwater) ..................................................................................... 24
9.1 9.2 9.3 10 10.1 10.2 11 11.1 11.2
Bodemonderzoek........................................................................................................ 24 Monitoring ................................................................................................................... 24 Bodembescherming.................................................................................................... 24 Veiligheid ....................................................................................................................... 25 Mogelijke gevaren....................................................................................................... 25 Veiligheidsmaatregelen .............................................................................................. 25 Energie ........................................................................................................................... 27 Energieverbruik........................................................................................................... 27 Meerjarenafspraak ...................................................................................................... 27
2
11.3 12 12.1 12.2 12.3 12.4
Convenant Benchmarking .......................................................................................... 27 Grond- en hulpstoffen, tussen-, neven- en eindproducten ...................................... 28 Eigenschappen en samenstelling. .............................................................................. 28 Wijze van aan- en afvoer en omvang van overslag en opslag................................... 28 Preventie grond- en hulpstoffen. ................................................................................ 29 Buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen (ingangsmaterialen) .............................. 29
13
Verkeer en vervoer........................................................................................................ 30
14
Toekomstige ontwikkelingen ....................................................................................... 31
15
Bijlagen bij de aanvraag ............................................................................................... 32
3
N.V. Nederlandse Gasunie, gevestigd aan de Concourslaan 17 in Groningen vraagt een vergunning aan in het kader van de Wet milieubeheer voor het oprichten en in werking hebben van een stikstofinstallatie (luchtscheidingsinstallatie) en aardgasmengstation. De inrichting komt te liggen aan de Hondenlaan in de gemeente Menterwolde, op de percelen met kadastrale aanduiding: gemeente Muntendam, sectie A, nrs. 987 en 988, beide gedeeltelijk. De belangrijkste functie van de inrichting is het verarmen van hoogcalorisch aardgas met stikstof om het geschikt te maken voor de openbare gasvoorziening. Hiervoor is binnen de inrichting een mengstation aanwezig en een installatie om stikstof te produceren en tijdelijk op te slaan in een berging. De belangrijkste onderdelen van de inrichting zijn: een luchtscheidingsinstallatie voor de productie van stikstof, een mengstation om hoogcalorisch aardgas te mengen met stikstof tot pseudo Groningen kwaliteit, een stikstof compressorinstallatie om het geproduceerd stikstof in druk te verhogen voor het mengproces en voor opslag in een stikstofbuffer in Heiligerlee, installatie voor het innemen van stikstof uit het buffer in Heiligerlee (Withdrawal area). Luchtscheidingsinstallatie De luchtscheidingsinstallatie bestaat uit: Een luchtbehandelinginstallatie waarin buitenlucht m.b.v. compressoren op druk wordt gebracht, van stof en vocht wordt ontdaan, en afgekoeld. Een cryogene luchtscheidingsinstallatie (Cold Box). In de Cold Box wordt de lucht verder afgekoeld tot deze vloeibaar is en wordt het stikstof in een destillatiekolom gescheiden van de overige componenten. Voor het afkoelen van de Cold Box bij het opstarten is een hoeveelheid vloeibare stikstof aanwezig in een cryogene voorraadtank. Een koelerbank om de warmte uit het koelproces af te voeren. De luchtscheidingsinstallatie wordt van energie voorzien d.m.v. elektriciteit. Hiervoor zijn twee transformatoren aanwezig die zorgen voor de benodigde 6 kV en 400 V voeding. De bij de installatie behorende meet- en regelapparatuur bevindt zich in een regelgebouw. Om geluidoverlast te beperken, worden de compressoren in een gebouw geplaatst en worden moderne geluidarme ventilatoren toegepast in de koelerbanken. Mengstation Het mengstation bestaat uit: - Regelstraten met regelkleppen om drukken en debieten zodanig te regelen dat twee aardgasstromen en één stikstofstroom in de juiste verhouding worden gemengd. Vanwege de toegankelijkheid voor onderhoud en de aanwezigheid van meetapparatuur worden de regelstraten bovengronds uitgevoerd. Om geluidoverlast te beperken worden geluidarme regelkleppen toegepast en worden de toe- en afvoerleidingen voorzien van akoestische isolatie. Om de uitstoot van methaan te beperken worden de regelkleppen bediend m.b.v. perslucht i.p.v., zoals omwille van de bedrijfszekerheid gebruikelijk, met aardgas. Om toch te kunnen voldoen aan de vereiste bedrijfszekerheid is de persluchtvoorziening redundant uitgevoerd en wordt de elektriciteitsvoorziening gewaarborgd m.b.v. een noodgenerator. - Analyseapparatuur Om het mengproces te besturen en te bewaken worden op 4 plaatsen in de menginstallatie de kwaliteitsparameters gemeten zoals Wobbe index, relatieve dichtheid koolstofdioxide gehalte en waterdauwpunt. De analyseapparatuur daarvoor bevindt zich in 5 meetgebouwtjes. Omwille van de betrouwbaarheid en de bedrijfszekerheid worden de metingen op drie plaatsen dubbel uitgevoerd en op één plaats drievoudig. Het totaal aantal monsternamepunten hiervoor bedraagt 10 stuks. Na analyse wordt het monstergas uitgestoten naar de atmosfeer. Om de methaanemissie te beperken delen waar mogelijk twee analyseapparaten één monstergasleiding. Het afstroomdebiet van het monstergas wordt beperkt tot een waarde die aanvaardbare waarden oplevert voor een adequate procesbesturing.
4
Besturingsapparatuur De computerapparatuur die nodig is om de installatie te besturen en te bewaken bevindt zich in het hoofdgebouw 01H. Hier bevindt zich ook de telemetrie-apparatuur om bediening vanuit de Centrale Commandopost (CCP) mogelijk te maken. - Noodfaciliteiten Om de installatie in geval van nood te kunnen scheiden van het gastransportnet, worden de in- en uitgaande leidingen voorzien van stationsafsluiters. Om op geen enkele wijze afhankelijk te zijn van externe hulpenergie, worden deze afsluiters pneumatisch gestuurd d.m.v. aardgasdruk. In een noodsituatie kan het nodig zijn het station snel drukloos te maken. Het ingesloten aardgas tussen de stationsafsluiters wordt in dat geval afgeblazen naar de atmosfeer via een z.g. vent- of afblaas-stack. De energievoorziening van de menginstallatie bestaat uit perslucht voor de regelkleppen, elektriciteit voor de meet- en regelapparatuur en voor de persluchtvoorziening. De stationsafsluiters worden met aardgasdruk van kracht voorzien. De (externe) veiligheid van de menginstallatie wordt gewaarborgd door toepassing van de relevante normen voor o.m. ontwerp en materiaalkeuze.
-
Stikstof compressorinstallatie Het stikstof dat de luchtscheidingsinstallatie verlaat, heeft een overdruk van ca. 7 bar. Voor toepassing in de menginstallatie moet de druk verhoogd worden tot ca. 70 bar. Voor transport en opslag in de ondergrondse stikstofbuffer in Heiligerlee, is een druk nodig van ca. 160 bar. De daarvoor bestemde stikstofcompressorinstallatie bestaat uit een 4 traps zuigercompressor die wordt aangedreven door een elektromotor met een vermogen van 3 MVA. Het vermogen wordt geregeld d.m.v. een z.g. “Variable Speed Drive System” (VSDS). Om de compressiewarmte af te voeren wordt het gecomprimeerde stikstof tussen elke trap gekoeld m.b.v. een koelerbank. Via deze koelerbank wordt ook de compressor gekoeld. Om geluidoverlast te beperken is de compressor ondergebracht in een compressorgebouw 01C en worden in de koelerbank geluidarme ventilatoren gebruikt. Installatie voor het innemen van stikstof uit het buffer in Heiligerlee (Withdrawal area) De ondergrondse stikstofbuffer in Heiligerlee is een caverne in een zoutkoepel in de bodem van bij Heiligerlee, die speciaal voor dit doel is uitgeloogd. Bij het uitlogen blijft een hoeveelheid water achter in de caverne dat voor een deel wordt opgenomen in het opgeslagen stikstof. Bij het innemen van stikstof uit het buffer wordt dit water meegevoerd en komt op de inrichting voor een deel aan als vloeistof en voor een deel als damp. Vloeibaar water wordt afgescheiden in een vloeistofvanger en een filter separator. Waterdamp wordt verwijderd in een glycol drooginstallatie. Het verwijderde water kan nog een klein deel glycol bevatten en wordt daarom opgeslagen in een vloeistofdichte betonnen put en m.b.v. tanktransport afgevoerd. Het stikstof uit het buffer heeft bij aankomst op de inrichting een druk van ca. 160 bar. Voor het mengen met aardgas moet de druk worden verlaagd tot ca. 70 bar. Omdat bij deze drukverlaging de temperatuur sterk daalt, wordt de stikstofstroom voor de drukregelaar eerst verwarmd. De drukregelklep wordt akoestisch geïsoleerd om geluidoverlast te beperken. De gehele drooginstallatie wordt elektrisch gevoed en heeft een aansluitvermogen van 2,2 MVA. In het mengproces worden twee verschillende hoogcalorische aardgasstromen, NGT en Noors gas, vermengd met stikstof tot aardgas met pseudo Groningen kwaliteit. In de inrichting kan stikstof geproduceerd worden met een normaaldebiet van 16.000 m³/h en een druk tot ca. 160 bar. Vanuit de ondergrondse stikstofbuffer kan een normaaldebiet verwerkt worden van 190.000 m³/h en een druk van ca. 160 tot 70 bar. In totaal is hierdoor een stikstofcapaciteit beschikbaar van 206.000 m³/h. Hiermee kan 2,6 miljoen m³/h pseudo Groningen gas worden geproduceerd. De gehele installatie wordt elektrisch gevoed met een aansluitvermogen van 12,2 MVA. Het overgrote deel hiervan wordt gevraagd door elektromotoren in compressoren, pompen en ventilatoren. Een klein deel is voor heaters en overige apparatuur. De installatie is bedoeld om het gehele jaar door volcontinu stikstof te produceren. De menginstallatie en de installatie voor het innemen van stikstof zullen naar verwachting per jaar gedurende twee perioden van twee maanden in bedrijf zijn, in de perioden maart/april en september oktober.
5
De belangrijkste milieuaspecten zijn geluid, externe veiligheid en de emissie van methaan via de uitstoot van aardgas. De afstand waarop het geluidsniveau 50 dB(A) bedraagt is ca. 300 meter. Hiermee wordt de grens van de geluidszone in het bestemmingsplan niet overschreden. De etmaalwaarde van het geluidsniveau bij de dichtstbijgelegen geluidgevoelige objecten, gelegen op meer dan 1000 m afstand, bedraagt 34 dB(A). -6 De plaatsgebonden risicocontour van 10 per jaar ligt geheel binnen de inrichting. Binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico ligt daarom ruim binnen de oriënterende waarde. Als gevolg van de emissie via de monstergasleidingen voor de analyseapparatuur komt per jaar ca. 22 ton aardgas in de atmosfeer. Dit komt overeen met 16 ton methaan. Bij inspectie en onderhoud komt ook nog een beperkte hoeveelheid aardgas vrij. Het afval dat binnen de inrichting ontstaat bestaat uit water uit de stikstofbehandelingsinstallatie en afval dat ontstaat tijdens het onderhoud. Het afvalwater kan licht verontreinigd zijn met tri-ethyleen glycol (TEG) en wordt opgeslagen in een betonnen opvangbak. Omdat het water afkomstig is van de caverne is de hoeveelheid niet beïnvloedbaar. Het afval dat vrijkomt bij het onderhoud is zeer beperkt en bestaat voornamelijk uit verpakkingsmaterialen en vervangen onderdelen. Dit afval wordt gescheiden opgeslagen in daarvoor geschikte containers. Alle afvalstoffen worden afgevoerd door een erkende afval inzamelaar. Door toepassing van Gasunie Technische Standaarden, waarin geldende normen, richtlijnen en andere voorschriften zijn verwerkt, worden de nadelige gevolgen voor het milieu beperkt. Daarnaast beschikt Gasunie over een ISO 14001 gecertificeerd milieuzorgsysteem. Het energie- en waterverbruik wordt geregistreerd op basis van de periodieke afrekeningen van de leveranciers. Registratie van de afgevoerde hoeveelheid afvalstoffen gebeurt op basis van de afleverdocumenten van de erkende afvalinzamelaar. De aardgasemissie wordt afgeschat o.b.v. specifieke informatie van de diverse systemen of o.b.v. kentallen die zijn bepaald voor vergelijkbare installatieonderdelen. In de nabije toekomst worden geen ontwikkelingen voorzien. Op langere termijn kan overwogen worden de stikstofcapaciteit uit te breiden met een tweede luchtscheidingsinstallatie.
6
Naam / aanduiding inrichting
: A-437 Stikstofinstallatie/mengstation Zuidbroek
Adres inrichting
: Hondenlaan, Zuidbroek (Menterwolde)
Naam en telefoonnummer contactpersoon inrichting
: Centrale commandopost (CCP), 050-5211500
Kadastrale gegevens
: Muntendam, sectie A, nrs. 987 en 988, beide gedeeltelijk.
Aard inrichting
: Luchtscheidingsinstallatie, mengstation Stikstofproductie: Qn = 16*10³ m³/h Stikstof compressie Qn = 16*10³ m³/h, pe = 170 bar Stikstof behandelingsinstallatie (drogen) Qn = 190*10³ m³/h Mengstation: 6 Qn = 2,6*10 m³/h
Categorie(ën) inrichting (Ivb)
:
IPPC-categorie inrichting
: n.v.t.
Naam aanvrager
:
N.V. Nederlandse Gasunie
Adres aanvrager
:
Concourslaan 17, 9727 KC, Groningen
Naam contactpersoon aanvrager
:
F.J. Delhez
Postadres aanvrager
:
Postbus 19, 9700 MA, Groningen
Telefoonnummer aanvrager
:
050-5219111
Faxnummer aanvrager
:
050-5211932
E-mailadres aanvrager
:
[email protected]
Gewenste vergunning
:
Oprichtingsvergunning
Gewenste tijdsduur vergunning
:
Onbepaald tijd
Reden van de aanvraag c.q. omschrijving beoogde verandering van de inrichting
:
De vergunning wordt aangevraagd om een luchtscheidingsinstallatie voor stikstof i.c.m. een stikstofcompressor, een stikstof drooginstallatie en een mengstation te bouwen en te bedrijven om tegemoet te komen aan de toenemende vraag naar de conversie van hoogcalorisch aardgas naar gas met een z.g. pseudo Groningen kwaliteit.
Categorieën 1.1a, 2.1b en 2 .6c
7
!
"
Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening Lozen van huishoudelijk afvalwater (via een IBA)
-
#
$
!
Binnen de inrichting bevinden zich de in deel 1 van bijlage 1 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO ’99) met name genoemde gevaarlijke stoffen aardgas en dieselolie. Het grootste insluitsysteem bevat 22,6 ton aardgas. De lage drempelwaarde van 50 ton wordt hiermee niet overschreden. De maximaal aanwezige hoeveelheid dieselolie is minder dan 2% van de daarvoor geldende drempelwaarden. De inrichting valt dus niet onder de werkingssfeer van het BRZO ‘99 Het mengstation is in principe een gasdrukregel installatie met een toevoerleiding van meer dan 20 inch. De inrichting valt hierdoor onder de werkingssfeer van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Voor de inrichting zijn de externe veiligheidsaspecten in kaart gebracht door middel van een kwantitatieve risico beoordeling (QRA). (bijlage 13)
%
& ''
(() *
+
Voor de inrichting is geen Milieueffectrapport nodig.
,
"
-
" !
De inrichting is niet gelegen in of nabij een stiltegebied, een grondwaterwin (-beschermings)gebied, een bodembeschermingsgebied of een natuurbeschermingsgebied.
.
/)0 !
De coördinatie van de benodigde vergunningen loopt via het Bureau Energieprojecten (BEP). De bouwaanvraag zal gelijktijdig met de aanvraag voor de milieuvergunning worden ingediend.
8
1
2 !
3
Ondertekening Ondergetekende, die bevoegd is namens de aanvrager te handelen, verklaart deze aanvraag en de daarbij behorende bijlage(n) naar waarheid te hebben opgesteld, Plaats
:
Groningen
Datum
:
27-08-2009
Naam ondertekenaar
:
S. Zijlstra
Functie / hoedanigheid ondertekenaar
:
Coördinator vergunningen
Handtekening
:
Machtiging (bijvoegen indien de aanvraag niet door de aanvrager zelf is ondertekend)
:
d.d. 13 november 2007
9
4
5
4
2
/6 / 6
! Deze aanvraag heeft betrekking op een nieuw te bouwen inrichting die op 1 mei 2012 in bedrijf genomen dient te worden. De inrichting is gelegen op de percelen met de kadastrale aanduiding: gemeente Muntendam, sectie A, nrs. 987 en 988, beide gedeeltelijk. De beoogde locatie voor de inrichting is gelegen in het buitengebied. De omgeving van de inrichting bestaat voornamelijk uit agrarisch gebied. Omdat op de inrichting een luchtscheidingsinstallatie is voorzien, is de inrichting op zichzelf geluidzoneplichtig. De locatie valt onder het bestemmingsplan “Buitengebied Meeden en Zuidbroek/Noordbroek” van de gemeente Menterwolde. De gemeente heeft het voornemen om de bestemming van het gebied te veanderen om de vestiging van industrie mogelijk te maken. Dit voornemen is beschreven in de “Beeldkwaliteitsvisie bedrijvenlocaties A7/N33” De dichtstbijzijnde woningen van derden liggen op meer dan 1000 m van de inrichting, in Zuidbroek in het noordwesten. Ook andere geluidgevoelige bestemmingen zoals scholen, ziekenhuizen e.d. liggen op een afstand van ruim 1000 m. De inrichting is niet gelegen in of nabij een stiltegebied, een grondwaterwin (-beschermings)gebied, een bodembeschermingsgebied of een natuurbeschermingsgebied. Ten behoeve van de activiteiten van de inrichting wordt geen gebruik gemaakt van terreinen van derden, anders dan de aan- en afvoer van goederen en onderhoudspersoneel over de openbare weg. Voor de bouw van de inrichting zal een landschapsstudie worden verricht, zodat er op een afgewogen wijze en in nauw overleg met (lokale) overheden, omwonenden en overige belanghebbenden een correcte inpassing van het station in het landschap plaats kan vinden. Ten behoeve van de inrichting maakt Gasunie in Heiligerlee een zoutcaverne geschikt voor de tijdelijke opslag van het geproduceerde stikstof. Deze bufferopslag levert het merendeel van de stikstofcapaciteit die in geval van piekvraag naar kwaliteitsconversie nodig is. De invloed van de belangrijkste milieueffecten van de inrichting, geluid en externe veiligheid, zijn zo klein mogelijk gehouden door de inrichting te situeren op grote afstand van kwetsbare bebouwing. Gasunie is verantwoordelijk voor de inrichting.Het beheer van de inrichting m.u.v. de luchtscheidingsinstallatie (ASU) is in handen van Gasunie. De luchtscheidingsinstallatie wordt beheerd door Praxair. Het terrein wordt gepacht. In bijlage 1 is een topografische kaart gegeven van de inrichting en haar omgeving. Bijlage 2 geeft een overzicht van de kadastrale percelen.
!
)
!
De gehele inrichting wordt begrens door een hekwerk. De tekening “Plotplan Location Zuidbroek” (bijlage 3) geeft een overzicht van de indeling van de inrichting. In bijlage 5 is een drietal tekening een overzicht gegeven van de locatie in de vorm van een bestratingsplan, een aanzichtentekening en een bird eye tekening. Op de tekening zijn de volgende installatieonderdelen te herkennen: Hoofdgebouw 01H Noodstroomvoorziening (Emergency Power Generator). Het mengstation (Blending Section) Twee afblaas-stacks (Vent Area)
10
-
De compressorinstallatie (Compression Area) De luchtscheidingsinstallatie (ASU Area) Installatie voor het innemen van stikstof uit de caverne in Heiligerlee (Withdrawal Area) Opslagruimte afvalcontainers
6))'! ")
76
In bijlage 9 is een indelingstekening gegeven van het hoofdgebouw 01H. In het hoofdgebouw bevinden zich de volgende ruimtes: Ingang en hal -
Kantoorruimte De kantoorruimte is ten behoeve van de administratieve afhandeling van onderhoudswerkzaamheden en de opslag van stationsdocumentatie. In voorkomende gevallen kan de ruimte ook fungeren als portiersloge.
-
Regelkamer Hoewel de installatie in principe onbemand bedreven wordt, kan de besturing vanuit de regelkamer lokaal worden overgenomen.
-
Kantine met pantry Lunchfaciliteit t.b.v. onderhoudsmedewerkers met zeer beperkte keukenfaciliteit.
-
Toilet-/wasruimte
-
HVAC ruimte (Heating, Ventilation and Air Conditioning) In de HVAC ruimte bevindt zich apparatuur voor verwarming, ventilatie en airconditioning van het hoofdgebouw 01H.
-
Instrumentatieruimte In de instrumentatieruimte bevindt zich de apparatuur voor bediening, bewaking, beveiliging, toegangscontrole, alarmering, telemetrie e.d. van de installatie
-
Opslagruimte De opslagruimte is bestemd voor het opslaan van reserve onderdelen en gebruiksmaterialen..
-
Laagspanningsruimte In de laagspanningsruimte bevindt zich de laagspanningsverdeelinrichting, een statische noodstroomvoorziening o.b.v. NiCad accu’s en de besturingsapparatuur voor een aantal grotere verbruikers. De statische noodstroomvoorziening moet gedurende een half uur 50 kVA kunnen leveren.
-
Transformatorruimte Het gehele station wordt gevoed vanuit een 20 kV net. De transformatorruimte bevat de transformator T-01G01voor de laagspanningsvoorziening (400 V) met een vermogen van 2500 kVA. De directe toegang tot de transformator is afgeschermd door middel van een hek.
-
Werkplaats De werkplaats biedt ruimte voor onderhoudswerkzaamheden en is uitgerust met een aantal basisgereedschappen.
-
Hoogspanningsruimte De hoogspanningsruimte bevat de hoogspanningsschakelaar en de hoogspanningsverdeelinrichting t.b.v. de luchtscheidingsinstallatie (6 MVA), de stikstof compressorinstallatie (3,7 MVA) en de laagspanningsvoorziening (2,5 MVA).
-
Luchtcompressorruimte De luchtcompressorruimte bevat de persluchtinstallatie bestaande uit 3 persluchtcompressoren die elk 50 % van de benodigde capaciteit kunnen leveren en een persluchtbuffervat met een inhoud van 6 m³.
11
Voorzover zinvol zijn in alle ruimtes handbrandblussers aanwezig. In de hal bevindt zich bovendien een brandslanghaspel.
))!
))- )) 8
*-
9:)
)+
De noodstroomvoorziening bestaat uit een door een dieselmotor aangedreven generator en een voorraadtank voor dieselolie. Het doel van de installatie is om bij spanningsuitval de meest essentiële systemen gedurende 24 uur in bedrijf te kunnen houden. Het vermogen dat de noodgenerator kan leveren is 2500 kVA. Afgezien van noodsituaties wordt de installatie alleen voor een maandelijkse functietest gestart. De machine draait dan gedurende ca. één uur. De totale bedrijfstijd is dus ca. 12 uur per jaar. De dieselgenerator bevindt zich in een container waarin zich ook een dagtank bevindt. De dieselolietank met een capaciteit van 15 m³ bevindt zich boven een vloeistofdichte betonnen bak die tegen inregenen is beschermd door middel van een afdak. De vulplaats voor de tank is eveneens vloeistofdicht uitgevoerd. De capaciteit van de tank is voldoende voor de noodgenerator om gedurende 24 uur een vermogen van 1600 kVA te kunnen leveren.
6
-
) *;
!
)+
Het mengstation bestaat uit drie regelsecties en vijf kleine gebouwtjes met analyseapparatuur. In het mengstation worden de hoogcalorische gastromen afkomstig van de hoofdtransportleidingen A-543 (48”) en A-610 (42”) vermengd met stikstof en in twee richtingen afgevoerd via twee hoofdtransportleidingen A-509 en A-514 (beide 48”). Elke mengstroom heeft een eigen regelsectie bestaande uit 6 gasdrukregelaars. Voor een voldoende groot regelbereik zijn regelkleppen van verschillende diameters toegepast. Om aan de gestelde eis t.a.v. beschikbaarheid te voldoen, zijn de regelsecties bovendien redundant uitgevoerd. Onder normale omstandigheden zullen hierdoor van de in totaal 18 regelkleppen er steeds niet meer dan 8 gelijktijdig in bedrijf zijn. De belangrijkste milieuaspecten, geluid en externe veiligheid zijn beschreven in een geluidrapport en een QRA-rapport. (bijlagen 10 en 13) Voor het bepalen van de procesparameters die nodig zijn om het mengproces te besturen zijn er vijf analysegebouwtjes 01A t/m 05A met meetapparatuur voor Wobbe index, relatieve dichtheid, kooldioxidegehalte en waterdauwpunt. Ten behoeve van deze apparatuur zijn er 10 monsternamepunten waar een kleine deelstroom wordt afgetakt van de hoofdgasstroom. Deze deelstromen hebben per monsternamepunt een normaaldebiet van ca. 300 l/h. Het montsergas wordt via de afblaasleidingen afgevoerd naar de atmosfeer. Per jaar wordt hierdoor ca. 26.10³ m³ aardgas geëmitteerd, wat overeenkomt met een methaanemissie van ca. 16 ton. Deze emissiepunten bevinden zich op het dak van de analysegebouwen, omdat verstoring van de druk in de afblaasleiding de goede werking van de precisieapparatuur zou verstoren. Hierdoor is verzamelen en hercompimeren of affakkelen geen optie. De plaats van de emissiepunten is te zien op de indelingstekening van de gevarenzones”Area Classification Location Zuidbroek” (bijlage 15)
'"
&
3 *
+
Zowel het aardgassysteem als het stikstofsysteem hebben een afblaas-stack. Een afblaas-stack is een verzameling afblaasleidingen die op één punt zijn samengebracht zodat gas op een veilige hoogte kan worden afgeblazen. Via de afblaas-stack kunnen verschillende installatiedelen drukloos gemaakt worden. De afblaas-stacks vormen een ondedeel van het drukbeveiligingssysteem. Bij een dreigende calamiteit wordt het systeem geheel of gedeeltelijk drukloos gemaakt en de inrichting buiten bedrijf gesteld. (emergency shut down of ESD) Ook deze afblaasactie loopt via één van de de afblaas-stacks. De afblaas-stack van het aardgassysteem bevindt zich nabij het mengstation. Die van het stikstofsysteem in de z.g. withdrawal area. De belangrijkste milieuaspecten van de afblaas-stacks zijn (piek)geluid en aardgasemissie.
#
)- (
)
*/)- (
)
+
De stikstof compressorinstallatie bestaat uit een compressorgebouw 01C en een koelerbank.
12
In het compressorgebouw bevinden zich vier afzonderlijke ruimtes, een compressorruimte, een VDSS-ruimte, een E/I-ruimte en een smeerolieopslagruimte. In de compressorruimte bevindt zich de elektrisch aangedreven stikstofcompressor. De viertraps zuigercompressor verhoogt de stikstokdruk van 7 bar naar maximaal 170 bar. De elektrische aandrijving heeft een aansluitvermogen van 3,7 MVA. In de VSDS-ruimte bevindt zich de vermogensregeling (Variable Spees Drive System) voor de aandrijving van de compressor. De vermogensregeling wordt gevoed met 20 kV. In de E/I-ruimte bevindt zich de apparatuur voor besturing en bewaking van de compressor en de aandrijving. In de smeerolieopslagruimte bevindt zich een reservevoorraad smeerolie voor de compressor in vaten. De vaten bevinden zich op een roostervloer boven een vloeistofdichte betonnen bak. De koelerbank is evenals de compressor verdeeld in vier secties. De eerste drie fungeren als tussenkoeling tussen de verschillende compressiestappen. De laatste is de eindkoeling om het gecomprimeerde stikstof met een aanvaarbare eindtemperatuur van maximaal 50 ºC naar de caverne te transporteren of naar de menginstallatie. Via een water/glycol circuit wordt via de koelerbank ook de compressor gekoeld. Per sectie bevat de koelerbank drie in toerental geregelde ventilatoren, waarvan er één redundant is. Wanneer er een ventilator defect raakt blijft hierdoor toch de vereiste koelcapaciteit beschikbaar. De toerenregeling maakt het mogelijk om het vermogen af te stemmen op de koelbehoefte en het energieverbruik beperkt wordt. Omdat er onvoldende schoon water beschikbaar is op de locatie, wordt de koelerbank alleen met lucht gekoeld. Het voordeel hiervan is overigens dat er geen pluimvorming optreedt, het oppervlaktewater niet belast wordt en er geen chemicalieën nodig zijn om algengroei te voorkomen en micro-organismen te bestrijden. De meest relevante milieuaspecten van zowel de compressor als de koelerbank zijn beschreven in het geluidrapport en het bodemrisiodocument (bijlagen 10 en 12)
%
!
* 4
+
Tekening “N-500 Equipment” geeft een detailindeling van de luchtscheidingsinstallatie (ASU) (zie bijlage 4). De luchtscheidingsinstallatie bestaat uit een gebouw met de luchtvoorbehandelingsinstallatie, zes koelerbanken, een cryogene destillatiekolom (Cold Box), een opslagtank voor vloeibare stikstof, een regelgebouw en een transformatorgebouw. In de luchtvoorbehandelingsinstallatie wordt buitenlucht aangezogen via stoffilters, op druk gebracht m.b.v. van 2 compressoren, gekoeld en ontdaan van waterdamp en koolstofdioxide. De warmte die vrijkomt bij het comprimeren van de aangezogen lucht en het afkoelen, wordt afgevoerd via een batterij van 6 koelerbanken. De overtollige warmte wordt naar de koelerbanken gevoerd via een water/glycol systeem. Op basis van dezelfde argumenten als bij de NCU worden de koelerbanken uitsluitend met lucht gekoeld. De afgekoelde lucht, die ontdaan is van water en koolstofdioxide, wordt in de Cold Box verder afgekoeld tot het aanwezige stikstof vloeibaar wordt. De vloeibare stikstof wordt door destillatie gescheiden van de overige componenten. Voor een deel wordt de vloeibare stikstof gebruikt om de voorraadtank te vullen. De hoofdstroom wordt in gasvormige toestand gebruikt in het mengproces en om de ondergrondse stikstofbuffer in Heiligerlee te vullen. Ook het restproduct, zuurstofrijke lucht, wordt in gasvorm weer afgeblazen naar de atmosfeer. De verdampingswarmte die nodig is om het vloeibare stikstof en zuurstof weer te verdampen, wordt onttrokken aan de inlaatstroom die daardoor sterk afgekoeld wordt. In de cryogene voorraadtank met een volume van 50 m³ wordt vloeibare stikstof opgeslagen. Dit stikstof dient in gasvorm als z.g. “seal-gas” om te voorkomen dat het zuivere stikstof langs afdichtingen opnieuw verontreinigd kan worden met zuurstof. Gasvormig stikstof afkomstig van de tank dient ook als back-up voor de persluchtvoorziening van de stikstofinstallatie. Vloeibare stikstof uit de tank wordt ook gebruikt om bij het opstarten van de installatie de Cold Box te spoelen en af te koelen.
13
De apparatuur voor de bediening en bewaking van het luchtscheidingsproces bevinden zich in het regelgebouw. Daarin bevindt zich ook analyseapparatuur om de zuiverheid van het geproduceerde stikstof te kunnen bepalen. Om de betrouwbare werking van de analyseapparatuur te waarborgen bevindt zich tegen de gevel van het gebouw een flessenrek met kalibratiegassen volgens de tabel in bijlage 14. In de werkplaats van het regelgebouw bevinden zich gasflessen voor laswerkzaamheden en een voorraad smeerolie en glycol voor de ASU. (zie eveneens bijlage 14) De luchtscheidingsinstallatie wordt elektrisch gevoed met 20 KV vanuit het hoofdgebouw 01H. Door middel van twee transformatoren wordt deze spanning in twee trappen getransformeerd naar 6 kV voor de aandrijving van de compressoren en 400 V voor de laagspanningsinstallatie.
,
))
-
3 )'
! " ''
6
*<
!
+
De installatie voor het innemen van stikstof uit afkomstig van de buffer in Heiligerlee bestaat uit een vloeistofvanger, een z.g. filter separator, een elektrische voorverwarming, een drukregelaar en een drooginstallatie o.b.v. tri-ethyleenglycol (TEG). Het stikstof dat de zoutcaverne verlaat heeft een druk van ca. 160 bar, een temperatuur van ca. 50 ºC en is verzadigd met waterdamp. In de transportleiding van Heiligerlee naar de installatie in Zuidbroek, koelt het gas af zodat een deel van de waterdamp condenseert en als vloeistof aankomt. Vloeibaar water wordt verwijderd in een vloeistofvanger. Water dat als nevel voorkomt in het stikstof wordt in een filter separator verwijderd. Voor toepassing in de menginstallatie moet de stikstofdruk verlaagd worden van ca. 160 bar naar ca. 70 bar. Hierbij koelt het gas ruim 40 graden af. Om bevriezing van het nog aanwezige water in de installatie te voorkomen wordt de stikstofstroom voorverwarmd. In de drukregelaar wordt de druk verlaagd tot het gewenste niveau. Om geluidoverlast te beperken worden geluidarme regelaars toegepast en worden de toe- en afvoerleidingen akoestisch geïsoleerd. Het nog aanwezige dampvormige water wordt uit het stikstof verwijderd in een drooginstallatie op basis van tri-ethyleenglycol (TEG). De waterdamp wordt opgelost in het glycol. In een glycol regenerator wordt het water vervolgens weer verwijderd uit het glycol, waarna dit weer opnieuw gebruikt kan worden. Het afvalwater dat nog een restant glycol kan bevatten, wordt opgevangen in een vloeistofdichte betonnen opvangput en per tankauto afgevoerd door een erkende afvalverwerker. Om de verloren hoeveelheid glycol aan te vullen, wordt het periodiek vanuit een tankauto meteen in de procesinstallatie aangevuld. De meest relevante milieuaspecten van de installatie voor het innemen van stikstof afkomstig van de buffer in Heiligerlee zijn beschreven in het geluidrapport en het bodemrisiodocument (bijlagen 10 en 12)
.
2(
-
'
)
Nabij de ingang van de inrichting, naast de parkeerplaatsen is een overdekte opslagruimte voor afvalcontainers.
14
<
=
/6
< >
6))'! De hoofdactiviteit van de inrichting bestaat uit het converteren van hoogcalorisch Noors en NGT aardgas naar aardgas met een kwaliteit die vergelijkbaar is met het aardgas uit het Groninger gasveld. Het converteren gebeurt door de ingaande gasstromen te vermengen met een juiste hoeveelheid stikstof. Het aldus geconverteerde aardgas wordt “pseudo Groningen gas” of “pseudo G-gas” genoemd. Wanneer de volledige capaciteit van de inrichting wordt benut, kan pseudo G-gas gemaakt 6 worden met een normaaldebiet van 2,6 10 m³/h. Een schematische weergave van het proces is gegeven in het blokschema in bijlage 6. In bijlage 7 is een process flow-diagram gegeven van de luchtscheidings- en de stikstofcompressorinstallatie. Voor de volledige conversiecapaciteit is stikstof nodig met een debiet van 206.000 m³/h. Van het benodigde stikstof wordt maximaal 16.000 m³/h gemaakt in een binnen de inrichting aanwezige luchtscheidingsinstallatie. De overige 190.000 m³/h zijn afkomstig uit een buffervoorraad in een zoutcaverne in Heiligerlee. Voor gebruik moet het stikstof uit de caverne echter eerst ontdaan worden van water en op een druk gebracht van ca. 70 bar. Wanneer er geen vraag is naar aardgasconversie, wordt de capaciteit van de luchtscheidingsinstallatie gebruikt om de buffer te vullen. De buffer kan gevuld worden tot een druk van ca. 160 bar. Het stikstof dat de luchtscheidingsinstallatie verlaat met een einddruk van ca. 7 bar, wordt daarvoor in druk verhoogd in een viertraps stikstofcompressor. De installatie is bedoeld om het gehele jaar door volcontinu stikstof te produceren. De menginstallatie en de installatie voor het innemen van stikstof zullen naar verwachting per jaar gedurende twee perioden van twee maanden in bedrijf zijn in de perioden maart/april en september/oktober. Deze perioden worden bepaald door de vraag naar aardgas met Groningen kwaliteit en door de afzetmogelijkheden voor hoogcalorisch aardgas. Omdat na een uitzendperiode de stikstofbuffer in Heiligerlee opnieuw gevuld moet worden, zijn de beide perioden een half jaar in de tijd verschoven. De belangrijkste installatieonderdelen binnen de inrichting zijn een mengintsallatie bestaande uit 6 debietregelaars per deelstroom (Noors gas, NGT gas en stikstof), Een cryogene luchtscheidingsinstallatie, een stikstofcompressorinstallatie en een stikstofbehandelingsinstallatie. De grondstoffen voor het proces zijn hoogcalorisch aardgas en lucht uit de omgeving. Voor het drogen van het stikstof wordt tri-ethyleen glycol gebruikt als hulpstof. Daarnaast wordt dieselolie gebruikt als brandstof voor de aandrijving van een noodgenerator en kalibratiegassen voor de aanwezige analyseapparatuur. Het geproduceerde pseudo G-gas is bestemd voor de openbare gasvoorziening en wordt gebruikt door huishoudens en kleine industrieën. De grondstoffen en het eindproduct worden aan- c.q. afgevoerd via ondergrondse buisleidingen. Hulpstoffen worden aangevoerd met tank- of vrachtauto’s. Afvalstoffen worden afgevoerd met eveneens tank- of vrachttransport. De belangrijkste punten waar aardgas, en dus ook methaan, wordt geëmitteerd, zijn de afblaasleidingen van de analysegebouwen en de afblaas-stack van de inrichting. Omdat de dieselmotor van de noodgenerator de enige stookinstallatie is binnen de inrichting worden alleen door de uitlaat daarvan verbrandingsgassen uitgestoten. Door het doel van de installatie is deze uitstoot echter zeer beperkt. In het geluidrapport zijn de belangrijkste geluidbronnen beschreven. Globaal zijn dat de regelkleppen, de compressoren en de koelerbanken. Industrieel afvalwater wordt alleen gevormd door de glycol drooginstallatie. Dit afvalwater wordt opgeslagen in een vloeistofdichte put en per tankauto afgevoerd. In de inrichting zijn verschillende beveiligings- en veiligheidsystemen aanwezig:
15
-
-
-
Een drukbeveiligingssysteem waarborgt dat er in de verschillende installatiedelen geen hogere drukken kunnen voorkomen dan waarvoor ze ontworpen zijn. Een emergency shut down system (ESD) zorgt ervoor dat de installatie bij een calamiteit snel ingeblokt en drukloos gemaakt wordt. Een statische “No Break” installatie en een dieselgedreven noodgenerator zorgen ervoor dat bij spanningsuitval de vitale delen van de inrichting van energie worden voorzien zodat de systemen veilig uit bedrijf genomen kunnen worden. Een brandmeldinstallatie met melders in alle ruimten en een verbinding naar de centrale meldkamer van Gasunie waarborgt dat een brand niet onopgemerkt blijft. Waar zinvol worden handbrandblussers aangebracht en in de hal van het hoofdgebouw bevindt zich een brandslanghaspel, die aangesloten is op de waterleiding. Voor de inrichting wordt een secundaire bluswatervoorziening gerealiseerd die bestaat uit een bluswatersloot en één of meerdere brandblusputten. De voorziening wordt aangelegd i.o.m. de regionale brandweer aan de hand van de “Handleiding bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen”. In ruimten waar het zuurstofgehalte laag kan worden door verdringing door stikstof is er een zuurstofmeting en een alarmeringssysteem.
Wanneer als gevolg van een storing het geproduceerde pseudo G-gas niet voldoet aan de vereiste specificatie, treedt een Quality Shut Down (QSD) op. Wanneer het “off-spec” gas in de blokkeerlus na de regelstraten niet elders in het land weggemeng kan worden, kan het nodig zijn dit gas af te blazen. In de blokkeerlus is een hoeveelheid van 22,6 ton aardgas ingesloten. Deze situatie moet gezien worden als een incident dat hoogst zelden zal voorkomen. De inrichting valt niet onder de IPPC richtlijn. De toepassing van de beste beschikbare technieken komt daarom direct vanuit de Wet milieubeheer. Voor de onderdelen binnen de inrichting zijn geen BBT aanwijsdocumenten of BREF’s van toepassing anders dan de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) en de BREF koeling, hoewel deze uitdrukkelijk niet bedoeld is voor cryogene installaties. Aan de verplichting om BBT toe te passen wordt als volgt invulling gegeven: - Alle bodembedreigende activiteiten hebben een verwaarloosbaar bodemrisico conform de NRB. - In overeenstemming met de BREF koeling worden in de koelerbanken stille ventilatoren toegepast, met een vermogensregeling. - De geluidproductie van de inrichting wordt verder beperkt door de compressoren in geluidwerende gebouwen te plaatsen en voor de regelkleppen geluidarmte typen toe te passen. - Toe- en afvoerleidingen van de regelkleppen worden akoestisch geïsoleerd.
6 (9
-
)
)) 8
De ruimtes in de gebouwen die verwarmd moeten worden of vorstvrij gehouden, zijn voorzien van elektrische radiatoren. De warmwatervoorziening voor de kantine en de wasgelegenheid is m.b.v. eveneens elektrische boilers. Binnen de inrichting zijn buiten de dieselmotor voor de noodgenerator geen stookinstallaties aanwezig. In hoofdgebouw 01H zijn de kantoorruimte, de regelkamer en de instrumentatieruimte voorzien van airconditioning of een warmtepomp. Het gebruikte koelmiddel is freon 410a, dat de ozonlaag niet aantast en waarvan de bijdrage aan het broeikaseffect aanvaardbaar is. Op het gebruikte koelmiddel is her “Besluit gefluoreerde broeikasgassen” van toepassing. Door passend onderhoud door STEK erkend personeel wordt daaraan voldaan. Voor de bediening van de regelkleppen in de menginstallatie zorgen 3 compressoren in de compressorruimte in hoofdgebouw 01H voor de benodigde perslucht. Elk van de drie luchtcompressoren kan 50 % van de benodigde capaciteit leveren. Het persluchtsysteem is daarmee redundant uitgevoerd. Het vermogen van de compressoren bedraagt 20 kW elk. De perslucht wordt gebufferd in een buffervat met een volume van 6 m³ en een ontwerpdruk van 15 bar. Een Wobbe-meter heeft absoluut olievrije lucht nodig met een beperkte overdruk. Hiervoor is in de analysegebouwen 01A t/m 05A voor elk van de Wobbe-meters een kleine olievrije compressor aanwezig. Het vermogen daarvan bedraagt 1,1 kW per compressor. De inrichting wordt van elektriciteit voorzien vanuit met een dubbel uitgevoerde 20 kV verbinding. In het hoofdgebouw 01H bevindt zich de hoogspanningsverdeelinrichting, de transformator voor laagspanningsvoorziening (20 KV / 400 V), de laagspanningsverdeelinrichting en een statische “no-
16
break” voorziening o.b.v. NiCad accu’s die gedurende een half uur 50 kVA kan leveren. Via de hoogspanningsverdeelinrichting gaat een 20 kV verbinding naar de VSDS van de NCU en de tranformatorruimte van de ASU. In de transformatorruimte van de ASU bevindt zich een 20 kV/ 6 KV transformator voor de voeding van de luchtcompressoren en een 6 KV / 400 V transformator voor de laagspanningsinstallatie van de ASU. In het regelgebouw van de ASU bevinden zich de eigen laagspanningsverdeelinrichting en de vermogensregeling van de luchtcompressoren. Naast het hoofdgebouw 01H bevindt zich een dieselgedreven noodgenerator met een elektrisch vermogen van 2500 kVA. De voorraad dieselolie is voldoende om gedurende 24 uur 1600 kVA te kunnen leveren. De gebouwen op het terrein zijn voorzien van bliksembeveiliging. De pneumatische regelaars in de menginstallatie worden met perslucht gestuurd evenals de gasgestuurde afsluiters voor zover dat geen veiligheidsafsluiters zijn. De gasgestuurde veiligheidsafsluiters worden m.b.v. aardgasdruk gestuurd. In de werkplaats in het hoofdgebouw kan het onderhoudspersoneel beschikken over de meest gebruikelijke gereedschappen zoals een werkbank met klein gereedschap, een eenvoudig elektrisch lasapparaat, een kolomboormachine en een metaalzaagmachine. Voor de bodembedreigende activiteiten worden maatregelen en voorzieningen toegepast conform de NRB die leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico. Lawaaibestrijding vindt plaats door toepassing van geluidarme apparatuur en waar nodig en zinvol toepassen van akoestische isolatie. De compressoren van de luchtscheidingsinstallatie en de stikstofcompressor zijn in een gebouw ondergebracht.
2
)
(
De inrichting is in principe onbemand. De besturing gebeurt vanuit de centrale commandopost (CCP) in Groningen. Alleen voor inspectie en onderhoud wordt de installatie periodiek bezocht door onderhoudspersoneel van Gasunie en/of Praxair. Gemiddeld eens per week zal de inrichting bezocht worden voor inspectie en onderhoud en voor het in ontvangst nemen van geleverde goederen en het begeleiden van (tank)transport over het terrein. Al deze activiteiten worden in dagdienst uitgevoerd. In de meeste gevallen zullen niet meer dan 2 à 3 personen gelijktijdig aanwezig zijn. Bij omvangrijke onderhoudsactiviteiten en/of reparaties kunnen er meer mensen tegelijk aanwezig zijn. De inrichting is eigendom van de N.V. Nederlandse Gasunie, een landelijk opererend netwerkbedrijf en netbeheerder van het hoofd- en regionale gastransportnet. Het dagelijks beheer van de inrichting, met uitzondering van de luchtscheidingsinstallatie (ASU), valt onder de verantwoordelijkheid van de subafdeling “Installaties” van de afdeling “Bouw en Beheer”. De ASU bevindt zich op een afzonderlijk omheind deel van de inrichting en wordt onderhouden door Praxair. De verantwoordelijkheid voor en de dagelijkse leiding over de installatie komt te liggen bij de chef TOIZ (Zuidwending). Voor de beveiliging van de inrichting is het terrein omgeven door een hekwerk. Het terrein wordt d.m.v. camera’s bewaakt door de afdeling “Beveiliging” vanuit de Centrale Meldkamer (CMK). Via de CMK wordt ook de toegang tot het terrein geregeld. Meldingen van de brandmeldinstallatie worden eveneens naar de CMK gestuurd. Deze neemt alarmeert de wachtdienstorganisatie en zonodig ook hulpdiensten. Een van de onderdelen van het gecertificeerde milieuzorgsysteem is de aandacht voor “good housekeeping”. Deze aandacht komt o.m. tot uitdrukking in periodieke inspecties door leidinggevenden. Inspecties en keuringen worden veelal uitgevoerd door eigen daarvoor speciaal opgeleid en gekwalificeerd personeel. Hiervoor zijn in handboeken specifieke procedures en werkinstructies vastgelegd. Ook de keuringseisen en eventuele afkeurcriteria zijn hierin gedocumenteerd.
17
Drukvaten worden volgens de voorgeschreven termijnen gekeurd door de afdeling “Veiligheid”, die hiervoor een accreditatie heeft van de RVA. De aanwezige airconditioningsystemen en andere koelinstallaties worden periodiek gekeurd door STEK erkende bedrijven. Het milieuzorgsysteem van Gasunie voldoet aan ISO 14001 en is gecertificeerd door DNV. Het milieuzorgsysteem omvat het gehele technische proces van Gasunie. Naast de in ISO 14001 voorgeschreven interne audit, vind ook elk jaar een audit plaats door DNV. De bevindingen van inspectie en onderhoud worden vastgelegd in het ERP systeem (electronic resource planning) SAP. Externe documenten zoals keuringsrapporten en afleverbonnen van afvalstoffen worden onder de rubriek van het desbetreffende station/inrichting digitaal opgeslagen in het eigen Documenten InformatieSysteem DIS. Incidenten en ongewone voorvallen worden geregistreerd door de afdeling “Veiligheid”. Jaarlijks wordt de milieu-informatie gerapporteerd in het milieujaarverslag. Indien voorgeschreven, worden de milieugegevens ook gerapporteerd in een “Elektronisch Milieu Jaarverslag” (EMJV). Alle inspectie- en onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd op basis van specifieke instructies voor beheer en onderhoud. Deze instructies zijn voor de medewerkers beschikbaar via een geautomatiseerd systeem en worden centraal beheerd. Op deze manier kunnen medewerkers altijd over actuele onderhoudsdocumentatie beschikken.
/ (
! 8
De stikstof productiecapaciteit bedraagt maximal 16.000 m³/h. Jaarlijks wordt hiervoor ca. 7•10 m³ omgevingslucht verwerkt, waarvan ca. 80% als zuurstofrijke lucht weer vrijkomt in de atmosfeer. De verwerkingscapaciteit van de installatie voor het drogen van het stikstof uit caverne in Heiligerlee bedraagt 190.000 m³/h. Ten behoeven van het mengproces is dus een maximale stikstofcapaciteit beschikbaar van 206.000 m³/h. 6
De gehele installatie is ontworpen voor het kunnen uitzenden van 2,6 10 m³/h aardgas met pseudo Groningen kwaliteit (pseudo G-gas) De luchtscheidingsinstallatie kan in principe het gehele jaar in bedrijf zijn, behalve tijdens onderhoud. De stikstofdrooginstallatie kan alleen in bedrijf zijn als het stikstofbuffer in Heiligerlee voldoende stikstof bevat om te kunnen uitzenden. Naar verwachting is dat beperkt tot 2 perioden van 2 maanden per jaar, in de perioden maart/april en september/oktober. In mindere mate geldt hetzelfde voor de menginstallatie. Als het stikstofbuffer niet levert, wordt er geen pseudo G-gas gemaakt met de volle capaciteit. Alleen met de beperkte capaciteit van de luchtscheidingsinstallatie kan dan pseudo G-gas gemaakt worden. Vanzelfsprekend is ook de vraag naar kwaliteitsconversie van invloed op de geleverde hoeveelheid pseudo G-gas. Alle genoemde capaciteiten zijn normaaldebieten.
18
#
?
#
: )!
2?? ')
'
)''
De belangrijkste afvalstroom bestaat uit water uit de stikstof drooginstallatie, waarin resten glycol aanwezig kunnen zijn van de stikstofdrooginstallatie. Het water is afkomstig uit het zoutcaverne in Heiligerlee die fungeert als stikstofbuffer. De hoeveelheid wordt bepaald door de omstandigheden in de caverne en de afgenomen hoeveelheid stikstof. De hoeveelheid is daardoor niet beïnvloedbaar en ontstaat alleen wanneer stikstof aan de stikstofbuffer wordt onttrokken. Naar verwachting zal jaarlijks ca. 100 m³ water vrijkomen. Het afvalwater wordt, samen met het hemelwater afkomstig van de bodembeschermende voorzieningen, opgeslagen in een vloeistofdichte opvangbak van 90 m³ . Periodiek wordt het afvalwater afgevoerd m.b.v. een tankwagen. Naar verwachting zullen hiervoor 4 tankwagens per jaar nodig zijn. Naast het afvalwater ontstaat er binnen de inrichting ook een beperkte hoeveelheid afval bij onderhoudswerkzaamheden, voornamelijk bestaande uit verpakkingsmaterialen en vervangen onderdelen. Ook ontstaat er enig huishoudelijk en kantoorafval dat, omdat de locatie in principe onbemand is, eveneens beperkt in omvang is. Deze afvalstoffen worden opgeslagen in daarvoor geschikte afvalcontainers die zijn opgesteld in de daarvoor bestemde opslagruimte bij de ingang van de inrichting. Alle afvalstoffen worden afgevoerd door een erkende afvalinzamelaar. De registratie van de afgegeven afvalstoffen vindt plaats m.b.v. de afgegeven afleverbonnen.
#
:
*
+
"
3
'
)''
Vanwege de aard en de omvang van de afvalstromen is preventie of hergebruik niet aan de orde.
19
%
<
%
<
"
3
Binnen de inrichting wordt alleen water gebruikt voor de toiletten, de wasgelegenheid, de pantry e.d.. Omdat de inrichting in principe onbemand is, zal het gebruik alleen plaatsvinden als het station bezocht wordt voor inspectie en onderhoud. De hoeveelheid zal beperkt zijn tot ca. 20 m³ per jaar.
%
' De afvalwaterstromen binnen de inrichting zijn: - hemelwater van daken en verhardingen, - water uit luchtdroger van de luchtscheidingsinstallatie, - huishoudelijk afvalwater, - condenswater van de persluchtcompressoren. - hemelwater van bodembeschermende voorzieningen, - water uit de stikstofdrooginstallatie. Een overzicht van de loop van de rioleringen is te vinden op de tekeningen in bijlage 8.
%
6 -
!3
!
Het schone hemelwater van daken en verhardingen wordt via een retentiesloot vertraagd op het oppervlaktewater geloosd. De lozingssnelheid is in overeenstemming met de eis van het Waterschap Hunze en Aa’s.
%
<
!)
! !
!
Het water uit luchtdroger van de luchtscheidingsinstallatie is in principe schoon. Desondanks wordt het water door een olie/water scheider geleid alvorens het via de retentiesloot op het oppervlaktewater geloosd wordt. Per uur komt hierbij gemiddeld ca. 0,2 m³ water vrij met een maximum van 0,6 m³. De temperatuur van het water is ten hoogste 30 ºC.
%
6
) ! @3 '
Huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de pantry, de douches en toiletten in het hoofdgebouw en het toilet in het regelgebouw van de luchtscheidingsinstallatie. De afvalwaterstromen van de beide gebouwen wordt via een klasse 3 IBA via de retentiesloot geloosd op het oppervlaktewater. De hoeveelheid afvalwater is nagenoeg gelijk aan het waterverbruik, ca. 20 m³ per jaar.
%
/) !
! (
)- (
)
Het condenswater van de persluchtcompressoren is in principe olievrij. Desondanks wordt het geloosd in de centrale betonnen opslagput 0-T-73101 en per tankauto afgevoerd. De hoeveelheid is beperkt tot enige kubieke meters per jaar.
%
#
6 -
")! - "
-
!
)) 8
Het hemelwater van de bodembeschermende voorzieningen kan sporen dieselolie of glycol bevatten en wordt daarom geloosd in de centrale betonnen opslagput 0-T-73101 en per tankauto afgevoerd.
%
%
<
!
3 )'! ))
Het water uit de stikstof-drooginstallatie is afkomstig uit een vloeistofvanger en een filterseperator in de aanvoerleiding vanaf de caverne en uit het glycol regeneratiesysteem van de N2-drooginstallatie. Het water uit de vloeistofvanger en de filterseparator is in principe schoon. Dat uit de drooginstallatie kan nog een kleine hoeveelheid tri-ethyleen glycol (TEG) bevatten. Al het water van de stikstof drooginstallatie wordt geloosd in de centrale betonnen opslagput 0-T-73101 en per tankauto afgevoerd.
20
,
4/6
,
-
De belangrijkste emissies bestaan uit aardgas dat via de monstergasleidingen naar de analyseapparatuur in de analysegebouwtjes 01A t/m 05A wordt gevoerd, en na gebruik via de afblaasleidingen wordt afgevoerd naar de atmosfeer. De emissiepunten zijn op de tekening “Area classification location Zuidbroek” zichtbaar als de zone 0 gebieden bij de analysegebouwtjes. Het monstergas is afkomstig van 10 monstersonde die op verschillende plaatsen in de leidingen zijn aangebracht. Deze zijn dubbel uitgevoerd vanwege de vereiste bedrijfszekerheid. Het debiet over de monstergasleidingen bedraagt ca. 300 l/h. Dit debiet is nodig om voor een adequate processturing aanvaardbare looptijden te realiseren. De analyseapparatuur is continu in bedrijf. De totale jaarvracht van de monstergasstromen bedraagt ca. 22 ton aardgas. Aardgas bestaat voor een belangrijk deel uit methaan. De geëmitteerde hoeveelheid aardgas komt overeen met ca. 16 ton methaan. Omdat het gas onder atmosferische druk wordt afgeblazen en mogelijk vermengd is met lucht, is het niet mogelijk het gas opnieuw te gebruiken. Vanwege het open vuur verbod binnen de inrichting is verbranden evenmin een optie. Bij onderhoudswerkzaamheden kan het nodig zijn om delen van de installatie drukloos te maken. Het ingesloten aardgas komt hierbij vrij in de atmosfeer. Door het systeem d.m.v. afsluiters in compartimenten te verdelen, wordt de af te blazen hoeveelheid aardgas beperkt. De hoeveelheid die bij onderhoudswerkzaamheden per keer moet worden afgeblazen is te klein om te kunnen hergebruiken. Ook moeten om veiligheidsredenen de stationsafsluiters jaarlijks getest worden. Om in noodsituaties niet afhankelijk te zijn van hulpenergie worden deze afsluiters met aardgas bediend. Bij het testen komt per keer en per afsluiter ongeveer 2 m³ aardgas vrij. Per keer is de vrijgekomen hoeveelheid aardgas zodanig beperkt en verspreid over de inrichting dat hergebruik niet zinvol is. In een noodsituatie kan het nodig zijn om de installatie geheel of gedeeltelijk drukloos te maken, een emergency shut down system (ESD). Een dergelijke actie kan handmatig geïnitieerd worden of automatisch door de beveiligingsapparatuur. In dat geval worden eerst de veiligheidsafsluiters dicht gestuurd en vervolgens de inhoud van de gehele of gedeeltelijke installatie afgeblazen via de afblaas-stack. Bij een ESD van de gehele installatie wordt 22,6 ton aardgas afgeblazen. Omdat bij een noodsituatie de installatie zo snel mogelijk drukloos gemaakt moet worden, is hercompressie geen optie. Om te waarborgen dat in een noodsituatie het ESD systeem ook daadwerkelijk functioneert, wordt het systeem jaarlijks getest. Voorafgaand aan het testen worden afsluiters in het systeem gesloten zodat zo weinig mogelijk van het ingesloten aardgas ook daadwerkelijk wordt afgeblazen. In de praktijk wordt bij een ESD test dan ook slechts een kleine fractie van de ingesloten aardgas afgeblazen. Er is gekozen voor afblazen i.p.v. fakkelen, omdat bij het fakkelen van grote hoeveelheden aardgas rekening gehouden moet worden met een aanzienlijke warmtestraling, zodat de fakkel erg hoog moet worden of ver buiten de inrichting geplaatst moet worden. Een fakkelinstallatie moet bovendien voorzien zijn van een pilot-vlam om het gas te ontsteken. Om er zeker van te zijn dat bij een ongeplande afblaasactie het gas ontsteekt moet de pilot continu branden. Hierdoor zou het middel erger kunnen zijn dan de kwaal. Verbranden van aardgas levert overigens slechts een vermindering van de bijdrage aan het broeikaseffect op van een factor 7 en niet een factor die gelijk is aan de GWP van methaan (23). Bij verbranding van methaan wordt immers het 3 keer zwaardere CO2 gevormd. Bovendien worden ook de koolwaterstoffen in het aardgas die niet bijdragen aan het broeikaseffect omgezet in CO2. De overige geplande afblaasacties i.h.k. van onderhoud zijn veelal zo beperkt dat affakkelen niet kosteneffectief is.
21
Bij een aardgasinstallatie is het niet te vermijden dat er langs afdichtingen van afsluiters en regelaars en bij pakkingen en koppelingen enig gas ontsnapt. Door gerichte inspectie- en onderhoudsprogramma’s, gebaseerd op landelijke ervaring met vergelijkbare systemen, worden deze diffuse emissies geminimaliseerd. Alle aardgas emissiepunten of -gebieden zijn weergegeven op de tekening “Area Classification Location Zuidbroek” omdat deze gebieden ATEX gezoneerd zijn. (bijlage 15)
,
&
()
--
)
De aardgasemissie van de analysesystemen wordt bepaald o.b.v. de standaardinstelling van het debiet en het aantal monsternamepunten. Grotere incidentele emissies zoals bij afblaasacties worden ingeschat op basis van volume en druk en geregistreerd. Kleine emissies zoals afsluitersturingen en klein onderhoud worden niet geregistreerd. Diffuse emissies worden geschat op basis van kentallen voor specifieke installatieonderdelen. Deze kentallen zijn bepaald o.b.v. metingen aan vergelijkbare systemen op andere Gasunie stations.
, Vanwege de aard en de omvang van de emissies is geur geen relevant onderwerp bij de bedrijfsactiviteiten. Aardgas op zichzelf is reukloos en de overige emissies zijn zeer beperkt van omvang en te klein om overlast te veroorzaken. Vanzelfsprekend is ook de afgelegen ligging van het station van belang.
,
) ! )( ! )-
De emissies van aardgas en stikstof naar de lucht hebben geen invloed op de luchtkwaliteit, zoals bedoeld in titel 5.2 van de wet milieubeheer en de NeR. De rookgasemissie van de dieselmotor van de noodgenerator vindt slechts ca. 12 keer per jaar plaats gedurende ca. één uur. Dit betekent dat de uurgemiddelde waarde van hiervoor geldende emissie-eisen niet vaker dan 12 keer per jaar zou kunnen worden overschreden. Hiermee is dus zeker voldaan aan het criterium van ten hoogste 18 keer per jaar. Derhalve is geen verspreidingsberekening uitgevoerd.
22
. .
4 !
De productie en verspreiding van het geluid van de in de inrichting aanwezige installaties is vastgelegd in een akoestisch onderzoeksrapport. (Bijlage 10) Uit het onderzoek blijkt dat de contour voor de 50 dB(A) etmaalwaarde op maximaal 225 meter van de inrichting ligt. De hoogste etmaalwaarde op de dichtstbijzijnde woning bedraagt 34 dB(A).
. Binnen de inrichting bevinden zich geen toestellen of apparaten aanwezig, of worden er werkzaamheden verricht die trillingen kunnen veroorzaken.
23
1 1
;2
* / 4
?
2
<
+
;)! - ) ! 8) 3
De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de inrichting is in kaart gebracht door middel van een verkennend bodemonderzoek (nulonderzoek) conform NEN 5740. (bijlage 11) De conclusie van het onderzoek is dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen bouw van de inrichting. In de bovengrond zijn veelal licht verhoogde concentraties kwik aangetoond, dat mogelijk een gevolg is van het voormalige gebruik van kwikhoudende bestrijdingsmiddelen in het verleden. Plaatselijk zijn licht verhoogde concentraties lood en barium in de grond aangetroffen en is barium in het grondwater aangetroffen, waarvan de herkomst onbekend is.
1
)
)
Volgens de systematiek van de NRB zijn er geen bodembedreigende activiteiten met een ander dan verwaarloosbaar bodemrisico. De inrichting is niet gelegen in een bodembeschermingsgebied of grondwaterwingebied. Monitoring van de bodem en/of grondwaterkwaliteit is daarom niet nodig.
1
;)! - "
-
De bodembedreigende activiteiten zijn in kaart gebracht in een bodemrisicodocument. Het document is opgesteld overeenkomstig de methodiek van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). Door middel van technische voorzieningen en/of organisatorische beheersmaatregelen wordt overal een verwaarloosbaar bodemrisico gerealiseerd. (bijlage 11)
24
7 7
6 )
@3
Het belangrijkste risico met effecten buiten de inrichting komt voort uit de menginstallatie met de bijbehorende leidingen, waarin hoogcalorisch aardgas wordt gemengd met stikstof naar pseudo Groningen kwaliteit. Daarnaast zijn er nog relevante risico’s m.b.t. de luchtscheidingsinstallatie, de stikstofcompressor en de stikstoftransportleidingen. De risico’s zijn in kaart gebracht door middel van een kwantitatieve risico beoordeling (QRA). Het QRA-rapport is als bijlage bij de vergunningsaanvraag gevoegd. (bijlage 13) -6 De conclusie van het rapport is dat er geen plaatsgebonden risico is groter dan 10 per jaar buiten de inrichting en dat ook het groepsrisico beneden de oriënterende waarde ligt. Binnen de inrichting bevinden zich de in deel 1 van bijlage 1 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO ’99) met name genoemde gevaarlijke stoffen aardgas en dieselolie. Het grootste insluitsysteem heeft een volume van 800 m³ en bevat 22,6 ton aardgas. De lage drempelwaarde van 50 ton wordt hiermee niet overschreden. De maximaal aanwezige hoeveelheid dieselolie is minder dan 2% van de drempelwaarden. De inrichting valt dus niet onder de werkingssfeer van het BRZO ‘99 Binnen de inrichting bevindt zich een gasdrukregel installatie met een toevoerleiding van meer dan 20 inch. De inrichting valt hierdoor onder de werkingssfeer van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. Om dezelfde reden valt de inrichting ook onder het Registratiebesluit externe veiligheid. De benodigde informatie voor registratie is terug te vinden in de QRA.
7
!-
Om calamiteiten/ongewone voorvallen en/of de gevolgen voor de omgeving te voorkomen dan wel te beperken zijn een aantal technische en organisatorische maatregelen getroffen. De belangrijkste maatregelen zijn: • • • •
•
• • • •
•
•
De inrichting van het terrein is zodanig gekozen dat gevarenbronnen en verblijfsruimte voldoende ver uit elkaar liggen; Op het gehele terrein geldt een rook- en open vuurverbod In alle ruimten waar dit mogelijk en zinvol komen handbrandblussers. In de hal van het hoofdgebouw 01H is bovendien een brandslanghaspel voorzien.; In overleg met de brandweer wordt centraal t.o.v. de gebouwen een secundaire bluswatervoorziening gerealiseerd conform de handleiding “Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen” (zie bijlage 8.1); Alle gebouwen worden voorzien van brandmelders die via het brandmeldpaneel zijn verbonden met de centrale meldkamer van de bewaking van Gasunie (CMK). In geval van brand vindt ook akoestische en visuele signalering plaats; Gebouwen waar verstikkingsgevaar bestaat vanwege een te lage concentratie zuurstof, worden voorzien van zuurstofdetectie met akoestische en visuele signalering; Melding van brand en noodsituaties naar de regionale brandweer wordt verzorgd door de centrale meldkamer van Gasunie; Ruimtes in gebouwen met aardgasvoerende systemen, zoals de analysegebouwen, worden zodanig mechanisch of natuurlijk geventileerd dat er geen ontstekingsgevaar bestaat; Gevaarlijke stoffen worden opgeslagen conform de daarvoor geldende PGS-richtlijnen of op een manier die een vergelijkbaar beschermingsniveau biedt. De voorraden zijn beperkt tot de hoeveelheid die nodig is om aan de operationele eisen te kunnen voldoen; De inrichting wordt gebouwd op basis van Gasunie Technische Standaarden (GTS). Hierin zijn de relevante delen van voorschriften, normen, richtlijnen e.d. verwerkt zoals NEN 3051, NEN 1059, NEN 1010, bouwbesluit, PGS-richtlijnen, etc. Gasunie Technische Standaarden worden door de afdeling standaardisatie voordurend bewaakt op actualiteit. De GTS-en vormen ook mede de basis voor het “Preventiebeleid Zware Ongevallen” (PBZO) van Gasunie; Gasunie beschikt over een calamiteitenwachtdienst die 24 uur per dag beschikbaar is. De wachtdienstmedewerkers wonen op een zodanige afstand van de inrichting dat zij bij een calamiteit
25
•
binnen één uur ter plaatse kunnen zijn. Zoals voor alle grotere Gasunie installaties zal ook voor deze inrichting een specifiek bedrijfsnoodplan worden opgesteld.
De gevarenzone indeling m.b.t. gasontstekingsgevaar is weergegeven op de tekening “Area Classification Location Zuidbroek”. (bijlage 15) Inspectie en onderhoud vindt plaats met aan de hand van instructie voor vergelijkbare systemen bij Gasunie. Het proces wordt aangestuurd d.m.v. een beurtenplanner in SAP. De bevindingen van inspectie- en onderhoudsbeurten wordt eveneens via SAP geregistreerd. De frequentie van de beurten is in overeenstemming met die van vergelijkbare installaties bij Gasunie. Leidinggevenden voeren periodiek inspecties uit om onveilig gedrag en onveilige situaties te signaleren.
26
"
3
Voor de primaire energievoorziening van de inrichting wordt uitsluitend gebruik gemaakt van elektriciteit. Voor het aandrijven van de noodgenerator wordt dieselolie gebruikt. Het energiegebruik wordt ingeschat op basis van stikstofproductie en compressie gedurende het gehele jaar en stikstofdroging gedurende 2 maal 2 maanden per jaar. De overige installatieonderdelen worden ook verondersteld het gehele jaar in bedrijf te zijn. Op basis van deze uitgangspunten wordt naar verwachting 100 GWh per jaar gebruikt. Het verbruik van dieselolie wordt ingeschat op basis van een bedrijfstijd van de noodgenerator van 12 uur per jaar. Het betreft hier uitsluitend het maandelijks proefdraaien. Naar verwachting wordt hierbij ca. 5 m³ dieselolie verbruikt. Het totaal geïnstalleerd elektrisch vermogen (aansluitvermogen) bedraagt ca. 12,2 MVA als volgt verdeeld over de belangrijkste installaties: De luchtscheidingsinstallatie 6 MVA De stikstofcompressor 3,7 MVA De stikstof drooginstallatie 2,2 MVA Overige installaties 0,3 MVA De noodgenerator heeft een elektrisch vermogen van 2,5 MVA Voor de verwarming van de verblijfsruimten van het hoofdgebouw 01H wordt gebruik gemaakt van een warmtepompsysteem. Het ventilatiesysteem wordt voorzien van een warmteterugwininstallatie. Waar zinvol wordt thermische isolatie toegepast.
@
'(
3
De inrichting maakt geen onderdeel uit van een bedrijfstak waarvoor een meerjarenafspraak is gemaakt met het ministerie van Economische Zaken?
/)
;
-
3
Er wordt niet deelgenomen aan het convenant Benchmarking energie efficiency.
27
2
&
64 : ((
2??
5 4
&5
&
: 2 4/
-
Binnen de inrichting worden geen grondstoffen gebruikt.
-
-
De gebruikte hulpstoffen zijn: Vloeibare stikstof (LIN) voor purge doeleinden, Tri-ethyleenglycol, Kalibratiegassen voor de analyseapparatuur, o Methaan o Stikstof o Lucht o Waterstof in stikstof (40% / 60 %) o Menggassen o.b.v. methaan en stikstof o Menggassen o.b.v. methaan en koolstofdioxide o Menggassen o.b.v. stikstof en zuurstof o Menggassen o.b.v. waterstof en lucht Dieselolie voor de noodstroomgenerator. Smeerolie Acetyleen en zuurstof t.b.v. autogeen lassen. Div. werkplaatsvloeistoffen zoals ontvettingsmiddelen e.d. in emballage
< @8
&
')
)-
)
)(
-
Vloeibare stikstof (LIN) voor purge doeleinden. Het stikstof dat ontstaat door verdamping van het LIN wordt gebruikt om delen van de installatie te spoelen met extreem zuivere stikstof. Ook dient het als back-up voor de persluchtvoorziening van de luchtscheidingsinstallatie. In de vloeibare vorm dient het om de installatie te koelen bij het opstarten, nadat deze voor onderhoud uit bedrijf genomen is. Het vloeibare stikstof (LIN) is opgeslagen in een 50 m³ voorraadtank bij de luchtscheidingsinstallatie. Ze wordt voor een deel in de eigen luchtscheidingsinstallatie gemaakt. De rest wordt aangevoerd m.b.v. een (cryogene) tankauto. LIN aanvoer vindt gemiddeld drie keer per jaar plaats met een maximum van eens per maand De maximale voorraad is 50 m³ en het jaarverbruik wordt geschat op 100 m³
-
Tri-ethyleenglycol (TEG), Het droogmiddel tri-ethyleen glycol bevindt zich alleen in de procesinstallatie. De aanvoer per tankauto van tri-ethyleen glycol vindt 2 keer per jaar plaats. De maximaal aanwezige hoeveelheid bedraagt 20 m³ en het jaarverbruik wordt geschat op 1 m³.
-
Kalibratiegassen voor de analyseapparatuur, o Methaan o Stikstof o Lucht o Waterstof in Stikstof (40% / 60 %) o Menggassen o.b.v. methaan en stikstof o Menggassen o.b.v. methaan en koolstofdioxide o Menggassen o.b.v. stikstof en zuurstof o Menggassen o.b.v. waterstof en lucht Alle kalibratiegassen zijn verpakt in gasflessen met een waterinhoud van 50 liter en 10 liter. De kalibratiegassen staan opgesteld in flessenrekken bij de vijf analysegebouwen en het regelgebouw van de luchtscheidingsinstallatie. Bij elk van de 5 analysegebouwen bevinden zich 8 gasflessen in een daarvoor bestemde opslagruimte die voldoet aan PGS-15. Tegen de gevel van het controlegebouw van de luchtscheidingsinstallatie bevinden zich 19 gasflessen. Maximaal zullen er dus 59 flessen aanwezig zijn. Het jaarverbruik wordt geschat op 100 flessen
28
per jaar. Aanvoer vindt vier keer per jaar plaats per vrachtauto. -
Dieselolie voor de noodstroomgenerator. De dieselolie die als brandstof dient voor de noodgenerator is opgeslagen in een voorraadtank van 12 m³ naast de container met de noodgenerator. De voorraadtank bevindt zich boven een betonnen bak en onder een afdak. De opstelling voldoet aan PGS-30. In de container bevindt zich een dagtank met een inhoud van 1 m³. Dieselolie wordt gemiddeld twee keer per jaar aangevoerd m.b.v. een tankauto. De maximaal aanwezige voorraad bedraagt 11 m³ en het jaarverbruik wordt geschat op 5 m³.
-
Smeerolie De smeerolie voor de stikstofcompressor bevindt zich in een voorraadtank die onderdeel uitmaakt van de procesinstallatie in de compressorruimte. Een reservevoorraad in 200 liter drums bevindt zich in een daarvoor bestemde opslag tegen de gevel van gebouw 01C. De opslag voldoet aan PGS-15. Smeerolie wordt gemiddeld 2 keer per jaar per vrachtauto aangevoerd in 200 liter drums. De maximale hoeveelheid smeerolie bedraagt ca. 1200 liter. Het jaarverbruik wordt geschat op ca. 500 liter.
-
Div. werkplaatsvloeistoffen zoals ontvettingsmiddelen e.d. in emballage Werkplaatsvloeistoffen zoals ontvettingsmiddelen (wasbenzine e.d.), boor- en snijolie, verf en verfverdunner e.d. worden in beperkte hoeveelheden gebruikt en opgeslagen in de werkplaats in gebouw 01H. In de opslagruimte kan een kleine voorraad aanwezig zijn. (enkele liters)
:
!&& )!
( )''
Voor zover mogelijk wordt door passend onderhoud en procesbewaking het gebruik van hulpstoffen geminimaliseerd.
;
!
'3)-
'
)'' *
-
+
Er worden geen afvalstoffen van buiten de inrichting aangevoerd.
29
=
2
Behalve voor inspectie en onderhoud en voor het begeleiden van aan- en afvoer van materialen en/of afvalstoffen is er op de inrichting geen personeel aanwezig. Naar verwachting zal de installatie maximaal eens per week door twee onderhoudsmedewerkers bezocht worden. Ook het aantal keren dat de installatie door een vrachtauto wordt bezocht zal naar verwachting beperkt zijn tot maximaal eens per week. Behalve bij storing of in noodsituaties zullen alle bezoeken uitsluitend overdag plaatsvinden.
30
2 =2
2
< ==
Op korte termijn worden er geen ontwikkelingen voorzien. Op wat langere termijn kan, afhankelijk van de toename in de vraag naar conversie van hoogcalorisch aardgas naar pseudo Groningen gas, besloten worden de inrichting uit te breiden met een tweede luchtscheidingsinstallatie en stikstofcompressor.
31
# 1 2 3 4 5
6 7 8
9 10 11 12 13 14 15
;A
;A
Topografische weergave van de inrichting in haar omgeving. Kadastrale tekening van de percelen. Tekening 2652001, Rev. 0, Plotplan Location Zuidbroek. Tekening 12100H-00-01, Rev. 3, N-500 Equipment. Locatieoverzicht. 5.1 Tekening A-437-0-CT-000-0030005, Rev. 2, Bestratingen Zuidbroek. 5.2 Tekening A-437-0-CT-000-0030006, Rev. 2, Aanzichten Zuidbroek. 5.3 Tekening A-437-0-CT-000-0030007, Rev. 2, Bird Eye Zuidbroek. Blokschema N2-mengstation Zuidbroek. Tekening 3142002, Sht. 4, Rev. 0, -PFD- ASU (Air Separation Unit) + NCU (Nitrogen Compression Unit). Rioleringstekeningen. 8.1 Tekening 1163001, Rev. A, Layout Drain System and Sewer. 8.2 Tekening 12100H-00-01, Sht. 4/7, Rev. 3, N-500 Utilities. Tekening 4157001, Rev. A, 01H Main Control Building HV-LV Room Layout. Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie, Rev. C, d.d. 25-08-2009. Verkennend bodemonderzoek toekomstig N2 mengstation Zuidbroek, d.d. 23-10-2008. Bodemrisicoanalyse Zuidbroek, rev. 3, d.d. 11-08-2009. Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project, Rev. 5, d.d. 25-08-2009. Opslag gevaarlijke stoffen Praxair, Rev 1. Tekening 3312003, Rev. A, Area Classification Location Zuidbroek.
32
Omgevingskaart
0m
125 m
625 m
Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: 12500 Hier bevindt zich Kadastraal object MUNTENDAM A 988 Legeweg , MUNTENDAM © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Uittreksel Kadastrale Kaart
1541
986
1077
987
Stikstofinstallatie & Mengstation Zuidbroek (A-437)
n
Hondenlaa
1076
988
0m
12345 25
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, GRONINGEN, 10 juni 2009 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
20 m
100 m
Schaal 1:2000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
MUNTENDAM A 987
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
2
Stikstof behandeling
HTL A-543 NGT 48"
(Withrawal area)
N2 leiding 12"
Mengstation (Blending section)
Vloeistof vanger Filter separator Druk reductie 160 – 70 bar N2 droger o.b.v. glycol Glycol regenerator Afblaas-stack (N2)
Druk-/flowregelaars Kwaliteitsmetingen (A01 – A05) Afblaas-stack (aardgas)
HTL A-610 Noors 42"
HTL A-633 G-gas 48"
Stikstof compressor
Luchtscheiding
(Nitrogen compression unit NCU)
(Air separation unit ASU)
4 traps zuigercompressor Compressorkoeling Stikstof koeling Gecombineerde koelerbank
HTL A-509 G-gas 48"
Luchtfilter Luchtcompressor Chiller Koelerbank Lucht koeling Prepurifier (CO2 & H2O verw.) Stoffilter Cold Box (2 traps destillatie) Vat vloeibare stikstof (t.b.v. opstarten en pneumatiek) Kwaliteitsmeting
Omgevingslucht
IBA
BLUSPUT
WATERBERGING / BLUSVIJVER
Comp
Comp
Comp
Persluchtvat 0-V-01H01
Persluchtvat 0-V-01H01
Tebodin Netherlands B.V. Drienerstate, P.C. Hooftlaan 56 • 7552 HG Hengelo Postbus 233 • 7550 AE Hengelo Telefoon 074 249 64 96 • Fax 074 242 57 12
[email protected] • www.tebodin.com • www.tebodin.nl
Opdrachtgever: N.V. Nederlandse Gasunie Project: N2 peak shaving installatie Location: Mengstation Zuidbroek
Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C
Auteur: R. Westerhof Telefoon: 074 249 6303 Telefax: 074 249 6215 E-mail:
[email protected] Datum: 25 augustus 2009
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 2 van 12
C
25-08-2009
Commentaar BG, consistent met vergunningaanvraag
R. Westerhof
S. Kos
B
02-07-2009
Commentaar BG verwerkt
R. Westerhof
S. Kos
A
16-06-2009
Wijzigingen in uitgangspunten
R. Westerhof
S. Kos
0
09-06-2009
Akoestisch onderzoek t.b.v. vergunningsaanvraag
R. Westerhof
S. Kos
Wijz.
Datum
Omschrijving
Opsteller
Gecontroleerd
© Copyright Tebodin Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 3 van 12
Inhoudsopgave
Pagina
1
Inleiding
4
2 2.1 2.2 2.3
Omschrijving inrichting Situering inrichting Omschrijving activiteiten Normstelling
5 5 5 5
3
Geluidsbronnen
6
4
Best beschikbare technieken
9
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Geluidsberekeningen Geluidscontouren Resultaten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Resultaten maximale geluidniveau Resultaten indirecte hinder
10 10 10 11 11
6
Conclusie
12
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Bronsterkteberekeningen Invoergegevens en computerplots model Resultaten LAr,LT Geluidscontouren Ligging zonegrens
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 4 van 12
1
Inleiding In opdracht van de N.V. Nederlandse Gasunie, verder te noemen Gasunie, heeft Tebodin Nederland B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de N2-peak shaving installatie die aan de zuidzijde van Zuidbroek ontwikkeld wordt. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een vergunningsaanvraag. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de geluidseffecten op de omgeving en inzicht te geven in de geluidsimmissie in de omgeving van de inrichting. In het onderliggend akoestisch onderzoek is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus voor de volgende periode afzonderlijk bepaald: Dagperiode van 7:00 – 19:00 uur; Avondperiode van 19:00 – 23:00 uur; Nachtperiode van 23:00 – 7:00 uur. Gezien de aard van de inrichting zal worden voorzien in een geluidszone conform de Wet geluidhinder. Hierdoor hoeft de indirecte hinder, het verkeer van en naar de inrichting, conform de jurisprudentie niet te worden beschouwd. Voor het bepalen van de geluidsbijdragen bij gevoelige bestemmingen en op de geluidszone is een akoestisch rekenmodel opgesteld. Alle berekeningen zijn uitgevoerd conform de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai” van VROM 1999. Hoewel de withdrawal in combinatie met het mengstation alleen gedurende een gelimiteerde periode in een jaar gezamenlijk in bedrijf zijn, worden de berekeningen gebaseerd op deze gezamelijke bedrijfssituatie. Dat wil zeggen dat alle vier de secties in bedrijf zijn, omdat deze bedrijfssituatie meer dan twaalf dagen per jaar kan voorkomen.
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 5 van 12
2
Omschrijving inrichting In dit hoofdstuk zal de bedrijfssituatie beschreven worden. Tevens zal de normstelling worden besproken.
2.1
Situering inrichting De N2 plant komt ten zuidoosten van Zuidbroek te liggen. Hiermee komt de inrichting in landelijk gebied te liggen, echter is het gebied benoemd voor het ontwikkelen van industrie. De meest nabij gelegen woonbebouwing is op een afstand van minimaal 1000 meter van de grens van de inrichting gelegen.
2.2
Omschrijving activiteiten Onderdeel van het akoestisch onderzoek is de representatieve bedrijfssituatie (verder te noemen RBS). Dit is de maximale bedrijfssituatie die meer dan 12 maal per jaar voorkomt (conform de handleiding van 1999). Conform de handreiking van 1998 mag voor de tijd dat bronnen niet aan staan gecorrigeerd worden. Daar waar dat van toepassing is, is dit gedaan aan de hand van de bedrijfsduurcorrectie (Cb). In de RBS worden voor alle geluidsbronnen (indien van toepassing) deze correcties doorgevoerd. De plant bestaat uit een algemeen hoofdgebouw (01H) en vier afzonderlijke secties, namelijk de luchtscheidingsinstallatie (=ASU), de compressorinstallatie (=NCU), de withdrawal sectie en het mengstation. Elke sectie heeft zijn eigen geluidsbronnen zoals in het hoofdstuk hierna zijn beschreven. Op deze locatie wordt in de ASU en de NCU stikstof geproduceerd (voor zowel opslag in de stikstofbuffer als voor direct gebruik). In de withdrawal sectie wordt het stikstof behandeld, waarna in het mengstation het stikstof wordt gemengd met hoogcalorisch gas om zodoende gas van ‘Groningen kwaliteit’ (lager calorisch gas) af te leveren. De stikstof zal moeten worden aangeleverd tijdens piekvraag.
2.3
Normstelling De inrichting betreft een inrichting als bedoeld in artikel 41, derde lid van de Wet geluidhinder. Hierdoor zal de inrichting worden voorzien in een geluidszone. De vastgestelde geluidszone uit het bestemmingsplan is opgenomen in bijlage 5. De geluidsuitstraling van Gasunie zal worden getoetst op de zonegrens. Met betrekking tot de woningen buiten de geluidszone is aansluiting gezocht bij de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening, van 1998. In de Handreiking zijn drie omgevingstypen omschreven, namelijk “landelijke omgeving”, “rustige woonwijk, weinig verkeer” en “woonwijk in de stad”. Aangezien het gebied waar Gasunie de productieplant zal ontwikkelen omringd is met weilanden zal er worden getoetst aan de waarden met betrekking tot “landelijke omgeving”. De richtwaarde met betrekking tot het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt 40 dB(A) etmaalwaarde op de woningen. Voor het maximale geluidsniveau dient te worden gestreefd naar waarden die niet meer dan 10 dB boven het aanwezige equivalente geluidsniveau uitkomen, maar de grenswaarde bedraagt 70 dB(A) etmaalwaarde. Omdat het industrieterrein gezoneerd is, hoeft het verkeer van en naar de inrichting, conform de jurisprudentie, niet te worden beschouwd.
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 6 van 12
3
Geluidsbronnen De productieplant is (nog) niet gerealiseerd. De bronvermogens zijn geprognosticeerd op basis van vergelijkbare projecten en ervaringscijfers van Tebodin. Voor algemene niet inrichtingsgebonden bronnen zijn kentallen gehanteerd. Voor een overzicht van de bronnen op het terrein van de inrichting verwijzen we naar bijlage 2. Luchtscheidingsinstallatie (ASU) In de ASU zal N2 worden geproduceerd. De geluidsrelevante installaties in de N2-productielijn zijn een compressor, koelerbanken, adsorber en een turbine in een circa 25 meter hoge toren. De bronvermogens van de aanwezige onderdelen zijn overgenomen uit het akoestisch onderzoek dat is opgesteld door Praxair ten behoeve van het ontwerpen van de luchtscheidingsinstallatie. De compressor (met tevens een chiller) wordt in een gebouw geplaatst, waarbij het halniveau wordt geprognosticeerd op 88 dB(A). De bronvermogens van de uitstralende delen zijn geprognosticeerd tussen 78 en 80 dB(A). Het gebouw is van vier roosters voorzien met een geprognosticeerd bronvermogen van 95 dB(A). De N2-stroom wordt gekoeld in zes koelerbanken met elk een bronvermogen van 82 dB(A). De adsorber is geplaatst in dezelfde geluidskast als de compressor en het geluid is hierdoor verwaarloosbaar. De turbine is in een hoge toren geplaatst, waarvan het bovenste gedeelte gevuld is met pyrietkorrels. Dit bovengedeelte zal geen geluid produceren, het bronvermogen van het onderste gedeelte is 86 dB(A). Er zullen twee transformatoren worden geplaatst met een bronvermogen van 69 en 84 dB(A). Compressorinstallatie (NCU) De ontstane N2 gas zal worden gecomprimeerd en gekoeld in de NCU met behulp van een pulse damper, een compressor en een koelerbank met leidingwerk. Het bronvermogen van de pulse damper is geprognosticeerd op 87 dB(A). De koelerbank bestaat uit zes ventilatoren met een totaal bronvermogen van 88 dB(A). De compressor in de NCU sectie is in een geluidgeïsoleerd gebouw geplaatst, waarbij het halniveau in het gebouw is geprognosticeerd op 89 dB(A). De berekeningen van de uistralende gevel- en dakdelen zijn in bijlage 1 opgenomen. Om het gas te comprimeren zal het gas tussen de compressor en de koelerbank door 8 pijpleidingen stromen, het bronvermogen van de leidingen is geprognosticeerd op 96 dB(A). Bij het opstarten en stoppen van de compressor en bij de verandering van injectie naar de withdrawal sectie, zal de installatie van druk worden gehaald en het gas worden afgeblazen via de afblaas-stack voor stikstof. Dit duurt maximaal een half uur, het bronvermogen bedraagt 80 dB(A). Withdrawal sectie Het N2-gas van de zoutcaverne wordt in de withdrawal sectie gedroogd in één lijn. De geluidsbronnen van de withdrawal sectie zijn de PCV, pijpleidingen en de glycol regenerator. De PCV is in een geluidskast geplaatst en heeft een bronvermogen van 80 dB(A). De pijleidingen die tussen de filter en de adsorber bovengronds liggen hebben een totaal bronvermogen van 93 dB(A). Het geluid van de adsorber is verwaarloosbaar. De afblaas van de absorber heeft een bronvermogen van 80 dB(A), dit treedt gedurende een uur op. De gebruikte glycol in de adsorber wordt gerecycled in de glycol regenerator, de geluidsbronnen zijn twee pompen van 5 kW en 15 kW en twee luchtkoelers. Het totale bronvermogen van deze installaties is 88 dB(A). Het N2 leveringssysteem bestaat uit een choke met een bronvermogen van 85 dB(A).
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 7 van 12
Mengstation Het mengstation bestaat uit ondergrondse pijpleidingen en achttien PCV’s, deze zijn bovengronds geplaatst. De achttien kleppen zijn de enige geluidsbronnen, het bronvermogen van elke klep bedraagt 93 dB(A). Hierbij zullen de kleppen geluidsarm worden uitgevoerd en zullen de toevoerleidingen worden geïsoleerd. Van de achttien kleppen zullen in de reguliere bedrijfssituatie maximaal 8 kleppen in bedrijf zijn, dit resulteert in een bedrijfsduur van 45% voor elke klep. Op het mengstation staan tevens vijf monstername gebouwen. In het model zijn deze samengevoegd tot twee gebouwen. Op het dak zijn kleine afblaasleidingen in bedrijf met een bronvermogen van 75 dB(A). Op het noordwesten van het mengstation staat een afblaas-stacks voor aardgas. Deze zal incidenteel de aardgassen afblazen en is niet meegenomen in onderliggend onderzoek. Algemeen Naast het hoofdgebouw is een noodstroomvoorziening met een noodgenerator geplaatst met een bronvermogen van 86 dB(A). De noodgenerator zal eens per twee weken gedurende een uur in de dagperiode worden getest. In een compartiment van het hoofdgebouw staan drie luchtcompressoren, de uitstraling van het gebouw is 90 dB(A). Vervoersbewegingen Voor de waterverwijdering en de TEG levering/onderhoud zullen per jaar circa 12 vrachtwagens naar het terrein van de inrichting komen. Circa 4 vrachtwagens zullen per jaar naar de inrichting komen voor olietransport. Aangenomen wordt dat er nooit twee vrachtwagens op één dag naar de inrichting komen. In het model is één vrachtwagen in de dagperiode meegenomen met een bronvermogen van 103 dB(A). Zowel de waterverwijdering als voor het olietransport wordt circa één uur geladen en/of gelost, het bronvermogen bedraagt hierbij 93 dB(A). Voor onderhoud van de productieplant zullen maximaal twee auto’s in de dagperiode naar de inrichting komen. Het bronvermogen van een auto is geprognosticeerd op 89 dB(A). In tabel 1 zijn de geluidsbronnen met bronvermogen opgenomen. Tabel 1: bronvermogen van de geluidsbronnen met de bedrijfstijden Bronnummer
Omschrijving
Bronvermogen dB(A)
Bedrijfsduur (in uur) Dagperiode
Avondperiode
Nachtperiode
ASU 09
Transformator 6kV
69
12
4
8
10
Transformator 8 MvA
84
12
4
8
11
Compressor dak
79
12
4
8
22, 24
Compressor noord, zuid
78
12
4
8
12, 14
Compressor oost, west
80
12
4
8
26, 28, 39, 49
Rooster
95
12
4
8
03-08
Koelerbank
82
12
4
8
50
Turbine
86
12
4
8
NCU 13
Pulse damper
87
12
4
8
15
Noordzijde
91
12
4
8
16,
Zuidzijde
92
12
4
8
17
Oostzijde
89
12
4
8
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 8 van 12
Bedrijfsduur (in uur)
Bronvermogen
Bronnummer
Omschrijving
dB(A)
Dagperiode
Avondperiode
Nachtperiode
18
Dak
90
12
4
8
19
Pijpleidingen
96
12
4
8
20
Koelerbank
88
12
4
8
51
Afblaas NCU
80
0,5
0,5
0,5
23
PCV
80
12
4
8
25
Pijpleidingen
93
12
4
8
27
Glycol regenerator
88
12
4
8
52
Afblaas adsorber
80
1
1
1
56
Choke N2 leveringssysteem
85
12
4
8
29-38, 41-47, 78
Klep
93
5,4
1,8
3,6
54-55
Afblaas monstername gebouw
75
12
4
8
86
1
-
-
90
12
4
8
Withdrawal
Mengstation
Algemeen 21
Noodgenerator
48
Drie luchtcompressoren
Transport R01
Rijroute vrachtwagens
103
R02
Rijroute auto’s
89
01-02, 40
Waterverwijdering/olie transport
93
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Bijlage 2 (in dB) 1
-
-
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 9 van 12
4
Best beschikbare technieken In het kader van de Wet milieubeheer dient ernaar gestreefd te worden om een minimale geluidsemissie naar de omgeving te realiseren, onder toepassing van de Best Beschikbare Technieken (verder te noemen BBT). De BBT dienen voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu, waarbij de meest doeltreffende technieken in een inrichting moeten worden toegepast om emissie en andere nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen – of indien dat niet mogelijk is zoveel mogelijk te beperken. Om een adequate invulling te geven aan BBT wordt voor deze locatie uitgegaan van het algemene beginsel dat zoveel mogelijk gebruik zal worden gemaakt van geluidsarme apparatuur en techniek, rekening houdende met de technische en economische situatie. Voor de huidige opbouw van de plant kan het volgende worden opgemerkt: De compressoren van de ASU en de NCU zijn beide in een geïsoleerd gebouw geplaatst; De transformatoren zijn tevens in een gebouw geplaatst; Het leidingwerk op de productie plant is voorzien van geluidsisolatie; De PCV in de withdrawal sectie is in een geluidskast geplaatst; De kleppen uit het mengstation zijn geluidsarm uitgevoerd; De afblazen zullen gedurende korte tijd in werking zijn; De voertuigbewegingen vinden plaats in de dagperiode; De overige bronnen zijn tevens conform de BBT. Door uitvoering van bovenstaande maatregelen wordt voldoende invulling gegeven aan BBT.
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 10 van 12
5
Geluidsberekeningen De bedrijfssituatie van de inrichting is schematisch verwerkt in een overdrachtsmodel met behulp van het software programma Geonoise, waarbij tevens omliggende objecten die met betrekking tot de geluidsafscherming en/of reflecties van belang kunnen zijn, zijn meebeschouwd. Het overdrachtsmodel is gebaseerd op de methode II.8 van de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai”, publicatie 1999. In de rekenparameters van het rekenmodel worden de specifieke omstandigheden voor wat betreft de luchtabsorptie en de algemeen geldende bodemfactor ingevoerd. De luchtabsorptie geeft de verzwakking van geluid weer die door de weerstand van lucht wordt veroorzaakt. In de Handleiding van 1999 zijn hiervoor, conform de overdrachtsmethodiek, waarden gesteld. Binnen Geonoise worden gerekend met lucht dempingfactoren volgens de handleiding. Voor deze studie is uitgegaan van weilanden in de omgeving, de algemeen geldende bodemfactor is 0,8. In bijlage 2 zijn de invoergegevens en computer plots van het model weergegeven.
5.1
Geluidscontouren De contouren voor de dag-, avond- en nachtperiode zijn praktisch gelijk door de continuïteit van de plant. Om één beoordelingswaarde te geven voor alle drie perioden, gebruikt men een etmaalwaarde. Voor de etmaalwaarde wordt de hoogste waarde genomen van de dagperiode, de avondperiode plus 5 dB(A) en de nachtperiode plus 10 dB(A). In bijlage 4 is de contour van de etmaalwaarde gegegeven. In het contourplotje zijn meerdere contourlijnen weergegeven om de uitbreiding van het geluid inzichtelijk te maken. De 50 dB(A) contour zal worden getoetst aan de zondegrens die is weergegeven in bijlage 5. Tevens is de 50 dB(A) etmaalwaarde ten opzichte van woningen volgens de Wet Milieubeheer maximaal vergunbaar. Uit de uitkomsten die in bijlage 4 zijn weergegeven kan worden geconcludeerd dat de 50 dB(A) etmaalcontour op gemiddeld 280 meter van het centrum van de plant af ligt, met een maximale afstand van 300 meter. Dit is afhankelijk van de richting. Uit de vergelijking van de 50 dB(A) contour in bijlage 4 met de zonegrens opgenomen in bijlage 5 (toekomst) wordt voldaan aan deze zonegrens.
5.2
Resultaten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau In het model zijn rekenpunten ingevoerd op ruim 1000 meter (rekenpunt 1) en ruim 900 meter (rekenpunten 2, 3 en 4). Tevens zijn drie rekenpunten ingevoerd voor de meest nabijgelegen woningen. Het berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) ten gevolge van de inrichting ter plaatse van de rekenpunten is in tabel 2 opgenomen. In bijlage 3 zijn voor alle rekenpunten de berekeningsresultaten voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) gegeven. In tabel 2 is tevens de etmaalwaarde gegeven en de bronnen die het meest bepalend zijn.
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 11 van 12
Tabel 2: langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) ter plaatse van de rekenpunten Rekenpunt
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) in dB(A)
Omschrijving Dag
Avond
Nacht
Etmaalwaarde
Geluidsbron
01
Rekenpunt (1000 meter)
25
25
25
35
Compressor en leidingen NCU
02
Rekenpunt (900 meter)
25
25
25
35
Compressor en leidingen NCU
03
Rekenpunt (900 meter)
24
24
24
34
Compressor NCU en ASU
04
Rekenpunt (900 meter)
26
26
26
36
Compressor en leidingen NCU
05
Woningen (Achter de Wal)
20
21
21
31
Compressor en leidingen NCU
23
24
24
34
Compressor en leidingen NCU
06
Woningen (Stationstraat/Zwijgerlaan)
07
Woningen (Duurkenakker)
18
19
19
29
08
Referentiepunt noordwest
45
45
45
55
09
Referentiepunt zuidwest
39
39
39
49
10
Referentiepunt zuidoost
39
39
39
49
Compressor
NCU
en
kleppen
mengstation Leidingen
NCU
en
kleppen
mengstation Compressor NCU en ASU Compressor
ASU
en
leidingen
withdrawal
Uit tabel 2 blijkt dat de compressoren, de kleppen in het mengstation en de pijleidingen tussen compressor en de koelerbank in de NCU het meeste effect hebben op de berekende geluidsniveaus.
5.3
Resultaten maximale geluidniveau De relevante maximale geluidniveaus (LAmax) treden op ten gevolge van het rijden van de voertuigen (dichtslaan van portieren, optrekken, enz.), het gecontroleerd afblazen van N2-gas tijdens het proces en ten gevolge van fluctuaties stationaire bronnen. Omdat het bij de inrichting gaat om een continu proces, zal het maximaal geluidsniveau niet meer bedragen dan de equivalente geluidsniveaus vermeerderd met 10 dB. Daarnaast zal er incidenteel (enkele keren per jaar) N2-gas worden afgeblazen bij een stop van de productie. Het afblazen van het gas zal tevens gecontroleerd plaatst vinden en zal geen hoge geluidsemissies veroorzaken. Aangezien deze situatie incidenteel voorkomt, wordt dit niet in onderliggend akoestisch onderzoek meegenomen.
5.4
Resultaten indirecte hinder De indirecte hinder wordt veroorzaakt door het aan- en afrijden van personenauto’s, vrachtwagens over de Hondelaan naar de inrichting. Omdat het industrieterrein gezoneerd is, hoeft het verkeer van en naar de inrichting, conform de jurisprudentie, niet te worden beschouwd.
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin Netherlands B.V. Ordernummer: 39725.02 Documentnummer: 3317002 Revisie: C Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 12 van 12
6
Conclusies In opdracht van Gasunie is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de N2-peak shaving installatie. De plant voor deze installatie is nog niet gerealiseerd. De locatie is ten zuiden van Zuidbroek voorzien. Het betreft dus een prognose onderzoek. De plant bestaat uit vier secties met zijn eigen geluidsbronnen. Voor een aantal van deze geluidsbronnen zijn geluidsmaatregelen genomen, het gaat hierbij om de compressor in de ASU en de NCU, de PCV in de withdrawal sectie, de kleppen in het mengstation en het leidingwerk op de plant. Hiermee is er geen reden meer om te niet veronderstellen dat er voldaan kan worden aan de BBT. Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) De 50 dB(A) contour in de contouren plot van de etmaalwaarde heeft een afstand van gemiddeld 280 meter vanaf het centrum van de plant, met een maximum van 300 meter. Het ten hoogste berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) op de woningen is 34 dB(A) etmaalwaarde, deze woningen liggen op een afstand van 1250 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarden uit de Handreiking van 1998 van 40 dB(A) etmaalwaarde op woningen. Maximaal geluidsniveau (LAmax) Aangezien het een continu proces betreft, zullen de streefwaarden die 10 dB hoger dan het equivalente niveau liggen niet worden overschreden. Er wordt dus voldaan aan de richtwaarden zoals opgenomen in de Handreiking van 1998. Indirecte hinder Aangezien het industrieterrein gezoneerd is, hoeft het verkeer van en naar de inrichting, conform de jurisprudentie, niet te worden beschouwd.
Akoestisch onderzoek naar de Gasunie N2-peak shaving installatie
Tebodin, Consultants & Engineers 39725
Appendix 1 Uitstraling gebouwen (methode II.7) S= Oppervlakte meetvlak DI= Richtingsdindex Cd= Correctieterm voor diffusiteit van het veld in de ruimte
Bron: rooster noord Isolatiesoort: Cd [dB]: 3 DI [dB]: 3 Opp. Sm [m2]:
18,0
Frequentie [Hz] Lp [dB(A)] 10log (S) [dB] R [dB] Cd [dB] DI [dB] Lw [dB(A)] correctie aantal Lwper bron [dB(A)]
31,5 40,3 12,6 1 -3 3 51,9 0,0 51,9
63 59,7 12,6 3 -3 3 69,3 0,0 69,3
125 78,2 12,6 8 -3 3 82,8 0,0 82,8
250 77,9 12,6 12 -3 3 78,5 0,0 78,5
500 84,7 12,6 17 -3 3 80,3 0,0 80,3
1k 82,1 12,6 17 -3 3 77,7 0,0 77,7
2k 82,4 12,6 25 -3 3 70,0 0,0 70,0
Bron: noordgevel Isolatiesoort: Cd [dB]: 3 DI [dB]: 3 Opp. Sm [m2]:
151,0
Frequentie [Hz] Lp [dB(A)] 10log (S) [dB] R [dB] Cd [dB] DI [dB] Lw [dB(A)] correctie aantal Lwper bron [dB(A)]
31,5 40,3 21,8 5 -3 3 57,1 0,0 57,1
63 59,7 21,8 10 -3 3 71,5 0,0 71,5
125 78,2 21,8 15 -3 3 85,0 0,0 85,0
250 77,9 21,8 20 -3 3 79,7 0,0 79,7
500 84,7 21,8 31 -3 3 75,5 0,0 75,5
1k 82,1 21,8 37 -3 3 66,9 0,0 66,9
2k 82,4 21,8 37 -3 3 67,2 0,0 67,2
Bron: Totaal noordgevel Frequentie [Hz] rooster (2x) gevel Lw [dB(A)]
31,5 51,9 57,1 59,1
63 69,3 71,5 74,9
Bronnummer Meetpunt Koppelen
15A ja
Aantal bronnen
1
4k 75,6 12,6 23 -3 3 65,2 0,0 65,2
8k 63,9 12,6 22 -3 3 54,5 0,0 54,5
250 78,5 79,7 83,7
500 80,3 75,5 83,9
1k 77,7 66,9 80,8
2k 70,0 67,2 74,0
86,5 86,5
Bronnummer Meetpunt Koppelen
15B ja
Aantal bronnen
1
4k 75,6 21,8 40 -3 3 57,4 0,0 57,4
8k 63,9 21,8 40 -3 3 45,7 0,0 45,7
Bronnummer 125 82,8 85,0 88,4
dB(A) 89,0
4k 65,2 57,4 68,5
8k 54,5 45,7 57,7
dB(A) 89,0
86,7 86,7 15 dB(A)
91,3
Tebodin, Consultants & Engineers 39725
Appendix 1 Bron: rooster west Isolatiesoort: Cd [dB]: 3 DI [dB]: 3 Opp. Sm [m2]:
27,7
Frequentie [Hz] Lp [dB(A)] 10log (S) [dB] R [dB] Cd [dB] DI [dB] Lw [dB(A)] correctie aantal Lwper bron [dB(A)]
31,5 40,3 14,4 1 -3 3 53,7 0,0 53,7
63 59,7 14,4 3 -3 3 71,1 0,0 71,1
125 78,2 14,4 8 -3 3 84,6 0,0 84,6
250 77,9 14,4 12 -3 3 80,3 0,0 80,3
500 84,7 14,4 17 -3 3 82,1 0,0 82,1
1k 82,1 14,4 17 -3 3 79,5 0,0 79,5
2k 82,4 14,4 25 -3 3 71,8 0,0 71,8
Bron: westgevel Isolatiesoort: Cd [dB]: 3 DI [dB]: 3 Opp. Sm [m2]:
131,6
Frequentie [Hz] Lp [dB(A)] 10log (S) [dB] R [dB] Cd [dB] DI [dB] Lw [dB(A)] correctie aantal Lwper bron [dB(A)]
31,5 40,3 21,2 5 -3 3 56,5 0,0 56,5
63 59,7 21,2 10 -3 3 70,9 0,0 70,9
125 78,2 21,2 15 -3 3 84,4 0,0 84,4
250 77,9 21,2 20 -3 3 79,1 0,0 79,1
500 84,7 21,2 31 -3 3 74,9 0,0 74,9
1k 82,1 21,2 37 -3 3 66,3 0,0 66,3
2k 82,4 21,2 37 -3 3 66,6 0,0 66,6
Bron: Totaal westgevel Frequentie [Hz] rooster (2x) gevel Lw [dB(A)]
31,5 53,7 56,5 59,6
63 71,1 70,9 75,8
Bronnummer Meetpunt Koppelen
16A ja
Aantal bronnen
1
4k 75,6 14,4 23 -3 3 67,0 0,0 67,0
8k 63,9 14,4 22 -3 3 56,3 0,0 56,3
250 80,3 79,1 84,7
500 82,1 74,9 85,5
1k 79,5 66,3 82,6
2k 71,8 66,6 75,4
88,4 88,4
Bronnummer Meetpunt Koppelen
16B ja
Aantal bronnen
1
4k 75,6 21,2 40 -3 3 56,8 0,0 56,8
8k 63,9 21,2 40 -3 3 45,1 0,0 45,1
Bronnummer 125 84,6 84,4 89,3
dB(A) 89,0
4k 67,0 56,8 70,2
8k 56,3 45,1 59,5
dB(A) 89,0
86,1 86,1 16 dB(A)
92,5
Tebodin, Consultants & Engineers 39725
Appendix 1 Bron: rooster oost Isolatiesoort: Cd [dB]: 3 DI [dB]: 3 Opp. Sm [m2]:
6,0
Frequentie [Hz] Lp [dB(A)] 10log (S) [dB] R [dB] Cd [dB] DI [dB] Lw [dB(A)] correctie aantal Lwper bron [dB(A)]
31,5 40,3 7,8 1 -3 3 47,1 0,0 47,1
63 59,7 7,8 3 -3 3 64,5 0,0 64,5
125 78,2 7,8 8 -3 3 78,0 0,0 78,0
250 77,9 7,8 12 -3 3 73,7 0,0 73,7
500 84,7 7,8 17 -3 3 75,5 0,0 75,5
1k 82,1 7,8 17 -3 3 72,9 0,0 72,9
2k 82,4 7,8 25 -3 3 65,2 0,0 65,2
Bron: oostgevel Isolatiesoort: Cd [dB]: 3 DI [dB]: 3 Opp. Sm [m2]:
175,0
Frequentie [Hz] Lp [dB(A)] 10log (S) [dB] R [dB] Cd [dB] DI [dB] Lw [dB(A)] correctie aantal Lwper bron [dB(A)]
31,5 40,3 22,4 5 -3 3 57,7 0,0 57,7
63 59,7 22,4 10 -3 3 72,1 0,0 72,1
125 78,2 22,4 15 -3 3 85,6 0,0 85,6
250 77,9 22,4 20 -3 3 80,3 0,0 80,3
500 84,7 22,4 31 -3 3 76,1 0,0 76,1
1k 82,1 22,4 37 -3 3 67,5 0,0 67,5
2k 82,4 22,4 37 -3 3 67,8 0,0 67,8
Bron: Totaal oostgevel Frequentie [Hz] rooster (2x) gevel Lw [dB(A)]
31,5 47,1 57,7 58,4
Bron: dak Isolatiesoort: Cd [dB]: DI [dB]:
63 64,5 72,1 73,4
289,0
Frequentie [Hz] Lp [dB(A)] 10log (S) [dB] R [dB] Cd [dB] DI [dB] Lw [dB(A)] correctie aantal Lwper bron [dB(A)]
31,5 40,3 24,6 4 -3 0 57,9 0,0 57,9
63 59,7 24,6 9 -3 0 72,3 0,0 72,3
17A ja
Aantal bronnen
1
4k 75,6 7,8 23 -3 3 60,4 0,0 60,4
8k 63,9 7,8 22 -3 3 49,7 0,0 49,7
125 78,0 85,6 86,9
250 73,7 80,3 81,9
500 75,5 76,1 80,5
1k 72,9 67,5 76,5
2k 65,2 67,8 71,0
125 78,2 24,6 14 -3 2 87,8 0,0 87,8
250 77,9 24,6 17 -3 2 84,5 0,0 84,5
500 84,7 24,6 25 -3 2 83,3 0,0 83,3
1k 82,1 24,6 38 -3 2 67,7 0,0 67,7
2k 82,4 24,6 46 -3 2 60,0 0,0 60,0
dB(A) 89,0
81,7 81,7
Bronnummer Meetpunt Koppelen
17B ja
Aantal bronnen
1
4k 75,6 22,4 40 -3 3 58,0 0,0 58,0
8k 63,9 22,4 40 -3 3 46,3 0,0 46,3
Bronnummer
3 2
Opp. Sm [m2]:
Bronnummer Meetpunt Koppelen
4k 60,4 58,0 64,5
dB(A) 89,0
87,4 87,4 17
8k 49,7 46,3 53,6
dB(A)
89,2
Bronnummer Meetpunt Koppelen
nee
Aantal bronnen
1
4k 75,6 24,6 56 -3 2 43,2 0,0 43,2
8k 63,9 24,6 50 -3 2 37,5 0,0 37,5
18
dB(A) 89,0
90,5 90,5
! #
" $%&&%'%(
( &)&' '(
.
, '' % - ) % &/
+ # 0
4 4 0
4 8 9:
( 7 !" ""/ ( % ( ) 9 . 1
;
3 3 ! +
#
(
( &)& & (
*
1 1 5
6 +0
$%&&)
1 1 1
. 2 3 4 3 4
*
)
9
$ %&
#
( &( (%&
(), '(,- %( , ,(%- ' (
,)(
+
! "!
! ++' ++) ++& ++* ++(
$ /
++. +'* +'(
#
!" ( '' )* 0 0
++ ++ ++ *+ ++
0 ++ 0 ++ 0 ++
$ %&
# &' %
# (& %
, , , , ,
+ + + + +
-
+ + + + +
+ + + + +
+ ++ , + ++ , + ++ ,
+ + +
-
+ .+ + .+ + .+
+ + + + +
++ ++ ++ ++ ++
#
$
%
.+ .+ .+ .+ .+
.+ .+ .+ .+ .+
+ .+ + .+ + .+
# ')* % + + + + +
.+ .+ .+ .+ .+
+ .+ + .+ + .+
# )*+ % + + + + +
# *++
.+ .+ .+ .+ .+
+ + + + +
+ .+ + .+ + .+
.+ .+ .+ .+ .+
+ .+ + .+ + .+
!
! "
%
# '
++' ++) ++& ++* ++(
+ + + + +
++. +'* +'(
+ .+ + .+ + .+
#
$ %&
.+ .+ .+ .+ .+
%
# ) + + + + +
.+ .+ .+ .+ .+
+ .+ + .+ + .+
%
# 0 + + + + +
.+ .+ .+ .+ .+
+ .+ + .+ + .+
%
# . + + + + +
.+ .+ .+ .+ .+
+ .+ + .+ + .+
!
! "
!
"
'( '/ ''1 '0 '. '2 '3 '4 (' (( (/ ((1 (0
)*
!
! ! ! ! ! ! ) )
. 5+1''5 3 6 /' 5+. 5
! 7 7
(. (2 (3 (4 /' /( // //1 /0
$+
! !$ 7
8 75
7
"
#
% !
&
"
( ( / / /
'' '' 0' 0' 0'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
$
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
/ / / ( -
0' 0' 0' 2' 3'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
1 / 2
.' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
2 2 (( 1 0
'' '' (' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
1 ( (
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
/. /2 /3 /4 -'
% % 5 5
1 / 1 ( (
'' 0' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
-( -/ --1 -0
5 5 5 5 5
( ( ( ( (
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
-. -2 -3 -4 1'
5 5 5 %
( ( ( 1 (
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
1( 1/ 111 10
5 5 5 5 5
( ( ( ( (
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
1. 12 13 14 0'
5 5
( ( 1 1 /
'' '' '' '' 0'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
1 1 1 1 (
0' 0' 0' 0' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
* * * * *
, , , , ,
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-.' -.' -.' -.' -.'
'' '' '' '' ''
' '' *
,
' '' -.' ''
$!
)*
! % !
0( 0/ 01 00 0.
!
23
5
#
9
! ,7:
$ %"
,/
$
$
$+
!
( ''
!
!"
& (/0
& /0'
& 0''
& -( %
& .- %
'( '/ ''1 '0
7 ;<= (' (' ' ' '
24 24 '' '' ''
00-0 -0 -0
.' .' 3' 3' 3'
2' 2' 0' 0' 0'
-' -' .' .' .'
21 21 03 03 03
-' -' 1' 1' 1'
24 24 2( 2( 2(
-' -' '' '' ''
3. 3. 2( 2( 2(
-' -' 3' 3' 3'
33 33 22 22 22
2' 2' 3' 3' 3'
32 32 22 22 22
0' 0' 1' 1' 1'
3' 3' 2/ 2/ 2/
2' 2' /' /' /'
22.( .( .(
2' 2' 3' 3' 3'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
'. '2 '3 '4 ('
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
-0 -0 -0 (/3
3' 3' 3' 4' 4'
0' 0' 0' /2 1/
.' .' .' '' ''
03 03 03 -2 0/
1' 1' 1' 1' ''
2( 2( 2( 13 .-
'' '' '' .' .'
2( 2( 2( 00 2'
3' 3' 3' (' ('
22 22 22 ./ 22
3' 3' 3' -' -'
22 22 22 .23
1' 1' 1' 2' 2'
2/ 2/ 2/ 04 21
/' /' /' -' -'
.( .( .( .23
3' 3' 3' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
(( (/ ((1 (0
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
10 13 02 13 04
2( 1' (' 1' ('
.. 2' .2' 21
1( (' 3' (' 4'
20 24 24 24 33
'( 2' .' 2' 1'
.2 04 31 04 3-
0( /' .' /' 2'
2/ .( 3' .( 3-
4( .' .' .' 4'
204 .3 04 3'
3( 0' .' 0' 3'
003 1. 03 21
1( (' .' (' ''
-3 01 -2 01 .3
'( 2' -' 2' 0'
/4 1. /1 1. 02
-( '' .' '' 2'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
(. (2 (3 (4 /'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
04 03 02 .. 03
.' 1' 4' (' ''
20 22/ 2/ .-
3' 1' -' 3' ''
34 3. 32 33 2'
-' 4' 3' .' ''
31 3( 31 42.
2' 4' 0' .' ''
30 3' 334 24
0' 0' -' .' ''
3/ 2. .2 22 3/
.' 0' 2' .' ''
20 2( .' 00 3-
1' '' '' .' ''
2' .1 11. 3(
/' 0' /' -' ''
04 0-2 -21
0' .' 0' .' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
/( // //1 /0
(' ' ' ' '
24 '' '' '' ''
0. 10 0' 10 .-
'' 2(' 2('
.( .2 0. .2 .4
'' 13' 13'
.3 22 2/ 22 30
'' '.' '.'
21 0. 22 0. 4'
'' 0.' 0.'
22 03 203 3.
'' 4.' 4.'
3' 0. .( 0. 21
'' 3.' 3.'
3( 00 -4 00 0/
'' 1.' 1.'
24 0/ -' 0/ 1-
'' '-' '-'
2/ 1(2 1-'
'' -.' -.'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
/. /2 /3 /4 -'
' ' ' -
'' '' '' 12 12
103 124 24
22 '' 22 .' .'
0/ .0/ 33-
'2 '' '2 .' .'
.( 2' .( 32 32
02 '' 02 .' .'
.4 2. .4 4' 4'
02 '' 02 .' .'
1. 24 1. 32 32
02 '' 02 /' /'
31 3/ 31 4( 4(
32 '' 32 .' .'
4' 34' 4. 4.
42 '' 42 -' -'
30 3( 30 4( 4(
22 '' 22 .' .'
4' 21 4' 33 33
.2 '' .2 .' .'
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
-( -/ --1 -0
-
12 12 12 12 12
24 24 24 24 24
.' .' .' .' .'
33333-
.' .' .' .' .'
32 32 32 32 32
.' .' .' .' .'
4' 4' 4' 4' 4'
.' .' .' .' .'
32 32 32 32 32
/' /' /' /' /'
4( 4( 4( 4( 4(
.' .' .' .' .'
4. 4. 4. 4. 4.
-' -' -' -' -'
4( 4( 4( 4( 4(
.' .' .' .' .'
33 33 33 33 33
.' .' .' .' .'
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
-. -2 -3 -4 1'
' ('
12 12 12 '' 24
24 24 24 10-
.' .' .' 22 .'
3330/ 2'
.' .' .' '2 -'
32 32 32 .( 21
.' .' .' 02 -'
4' 4' 4' .4 24
.' .' .' 02 -'
32 32 32 1. 3.
/' /' /' 02 -'
4( 4( 4( 31 33
.' .' .' 32 2'
4. 4. 4. 4' 32
-' -' -' 42 0'
4( 4( 4( 30 3'
.' .' .' 22 2'
33 33 33 4' 2-
.' .' .' .2 2'
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
1( 1/ 111 10
-
12 12 12 12 12
24 24 24 24 24
.' .' .' .' .'
33333-
.' .' .' .' .'
32 32 32 32 32
.' .' .' .' .'
4' 4' 4' 4' 4'
.' .' .' .' .'
32 32 32 32 32
/' /' /' /' /'
4( 4( 4( 4( 4(
.' .' .' .' .'
4. 4. 4. 4. 4.
-' -' -' -' -'
4( 4( 4( 4( 4(
.' .' .' .' .'
33 33 33 33 33
.' .' .' .' .'
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
1. 12 13 14 0'
' ' '
12 12 '' '' ''
24 24 .' 1/.
.' .' '' 22 -'
33.0 0/ 0.
.' .' '' '2 /'
32 32 2/ .( 2(
.' .' '' 02 3'
4' 4' 23 .4 .4
.' .' '' 02 -'
32 32 3( 1. 3'
/' /' '' 02 1'
4( 4( 31 31 3-
.' .' '' 32 ''
4. 4. 30 4' 23
-' -' '' 42 /'
4( 4( 330 20
.' .' '' 22 4'
33 33 2. 4' .0
.' .' '' .2 4'
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
0( 0/ 01 00 0.
((' ' ' '
3' 24 '' '' ''
0' 0' 10 10 00
'' '' '' '' ('
00 00 0' 0' .(
'' '' '' '' 3'
./ ./ 02 02 22
'' '' '' '' .'
.3 .3 ..3/
'' '' '' '' .'
2( 2( .. .. 23
'' '' '' '' .'
21 21 .4 .4 ..
'' '' '' '' .'
20 20 2' 2' 11
'' '' '' '' .'
22.3 .3 -0
'' '' '' '' -'
.. .. .( .( //
'' '' '' '' .'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
23
#
- 12
$ %"
& -(
24 .'
& .-
3- .'
32 .'
4' .'
32 /'
& (
4( .'
& /
4. -'
& 1
4( .'
& 3
33 .'
%
2 ''
2 ''
& (/0 %
2 ''
& /0' %
2 ''
& 0'' %
2 ''
& (
2 ''
!
!"
%
& /
%
& 1
%
& 3
'( '/ ''1 '0
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
'. '2 '3 '4 ('
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
(( (/ ((1 (0
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
(. (2 (3 (4 /'
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
/( // //1 /0
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
/. /2 /3 /4 -'
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
' ' ' 2 2
'' '' '' '' ''
-( -/ --1 -0
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
-. -2 -3 -4 1'
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
2 2 2 ' '
'' '' '' '' ''
1( 1/ 111 10
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
2 2 2 2 2
'' '' '' '' ''
1. 12 13 14 0'
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
2 2 ' ' '
'' '' '' '' ''
0( 0/ 01 00 0.
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
' ' ' ' '
'' '' '' '' ''
23
2 ''
#
$ %"
2 ''
2 ''
!
!"
! *+, *+2
"
"
, ++ + 43
#
%$!
"# + ++ + ++
-
$
%
'
( '
, 2
./ 01 .. 04
$
)$ ,+ ,+
$ 23 ++ 23 ++
!
!
*+, *+2
"
$ .,
$ /.
$ ,23
$ 23+
$ 3++
$ ,
$ 2
$ 5
$ 0
4, 4+ /+ ++
45 /+ // 4+
02 /+ 45 1+
0/ 3+ 44 1+
15 4+ 0, 1+
11 2+ 0. 0+
14 2+ 0. ,+
01 1+ 41 .+
0. 2+ 43 2+
#
%$*
$ ., *
$ /. *
+ ++ + ++
+ ++ + ++
$ ,23 *
$ 23+ *
$ 3++ *
$ ,
+ ++ + ++
+ ++ + ++
+ ++ + ++
+ ++ + ++
*
$ 2 + ++ + ++
!
!
* *+, *+2
"
$ 5 + ++ + ++
#
%$*
$ 0 + ++ + ++
!
!
%& %) %* %+ %(
,!
%/ %3 %4 %5 &%
#
-
,0 ,$
12 . 6 6
$ %&!
. .
!
"
% % % % %
%% %% %% %% %%
' ' ' ' '
( ( ( ( &
%% %% %% %% (%
( %%
% % % % %
%% %% %% %% %%
' ' ' ' '
& & ( ( (
(% (% %% %% %%
#
$
( %% ( %%
! "!!"
'
7
%& %) %* %+ %( %/ %3 %4 %5 &%
#
$ %&!
! "!!"
! %
!
& ''
" #$
' ''
(
"
!
# )&
!
$ )&
+
78 )
-
-
'( "
6
9
0
9
6 *
)
! *+
"
!" $% & '( %
!
# )
"
!%
%
! , %
-
./01
1
/
# 2
'1
1
1
1
1
!"
% 13
- ! "89 !
,
: 1
/
+
,
# +-
! " #$ &' ( )* '
" $
%
#
" $
#'
'
# . '
/
0123
3
"
!
" 1
% 4
)3
3
3"
/
)*
;
$
;
3!
2
3
!
" #$
' 35 !
,
!78 + % &
.
.
() #
*
+
" *,
! "# %& ' () &
! #
$ $
"
#
! #
"&
&
" - &
.
/012
2
!
! 0
$ 3
(2
2
2!
2
9
1
9
2
! "#
& 24
!
"
!
'
(
,-.& , .& , .& ,1.& , .&
( ( ( ( )
( ( ( (
, . ,2.& ,2. , .& , .
) ) ) ) )
!#$ %
)
3&(
4
5
3&( 36 36 3* 3*
4
5 78" 78" 5 5
,0.& , .& -,.&
" 9 9
&
#
&
"
$ %"
9
&
"
5 5
*
&
(
+
#
/, /, /, /, -/
/1/2 1/ / - /
/1/2 1/ / - /1
/1/2 1/ / - /1
/1/2 1/ / /1
0/0 /1 1,/ 1,/2 1/
/, -/ /, -/ /,
,/ /0 1/, -0/, -0/0
,/ / / -0/, -0/0
,/ / / -0/, -0/0
,/ / / 0/, 0/0
1/ /1 0// 1/
/, /, /,
1 //1 0/
1 /, / 0/2
1 /, / 0/2
/, 1 / 10/2
//, /1
"
!
!"
$ % &
&
' +
!" "
&() *
#
#
(
/
01 1 1 1 1
1 1 1 1 1
1 1 1 1 1
1 1 1 1 1
1 1 1 1 1
1 31 1 212 1
012 01 01 01 012
2
4 4 4
1 1 1 1 1
1 312 312 312 312
1 312 312 312 312
1 312 312 312 312
1 312 312 312 312
13 1 213 213 213
013 01 013 013 013
0 00 02 3 0
4 4 4 4 4
1 1 1 1 1
312 312 312 312 312
312 312 312 312 312
312 312 312 312 312
312 312 312 312 312
213 213 213 213 213
013 013 013 013 013
0 0
4 4 4 4 4
1 1 1 1 1
312 312 312 312 31
312 312 312 312 31
312 312 312 312 31
312 312 312 312 31
213 213 213 213 213
013 013 013 013 013
4 4 4 4 4
1 1 1 1 1
31 31 31 31 31
31 31 31 31 31
31 31 31 31 31
31 31 31 31 31
213 213 213 213 21
013 013 013 013 013
1 01 1 1 1
31 31 1 1 1
31 31 1 1 1
31 31 1 1 1
31 31 1 1 1
1 1 10 312 1
01 012 01 01 013
1 01 1 1 012
1 1 1 01 1
1 1 1 01 1
1 1 1 01 1
1 1 31 21 01
01 1 1 13 1
01 012 01 013 012
01 1 01 01 01
21 21 213 1 1
21 21 213 1 1
21 21 213 1 1
13 13 1 13 1
12 12 1 1 1
012 01 012 012 012
01 1 13 1 1
13 310 1 1 1
13 310 1 1 1
13 310 1 1 1
1 12 1 1 1
1 1 1 1 1
012 01 01 01 01
1 1 1 01 1
10 12 13 12 13
10 12
10 12
13 13
13 13
10 12 13 13 13
1 1 013 13 21
01 01 013 012 01
01 1 1 1 1
12 1 1 1 01
1
1
1
1
13 01 01 1 1
012 013 013 01 013
01 1 1
01 1 10
10
10
01 1 10
1 12 1
012 013 01
1
1
1
1
2
#
,
' #
3 0
0 3 03
# 5#
2
# #
6 7
0 3
/ $ / */4 #
0 0
6 / 6 $ $
0 2
#
6
%
5
5
'
% '
6
'
6
$ / 9
8 3
0
# #
2
# # 6
'
"
%4:2%4
/; #
6 ' '
0
'
6
6 9.< 9.<
3
#
$ #5 $
# 2%4:0
9
4
9 "
"
'
#
%$8
"
5: 5:
# #
-
"
#
.
1 1 1 1 01
313
'
!
!
# $ %
%
& *
! !
%'( )
"
"
"
+
/
0 2 0
"
-
'
.
4 4
/21 / 1 / 13 / 1/ / 1
/21 / 1 / 13 / 1/ / 1
21 1 13 1/ 1
/10 /31 / 1 /31 /31
012 013 01 013 013
4 4 4 # #
/1 /1 /1 01 01
/ 1 / 1 / 1 12 10
/ 1 / 1 / 1 12 10
/ 1 / 1 / 1 12 10
1 1 1 / 12 / 10
/31 /31 /31 /01 /01
013 013 013 012 012
1 //1/ /1 /1 /1
31 310 31 31 31
31 310 31 31 31
31 310 31 31 31
/31 /310 /31 /31 /31
/ 10 / 1 /210 /210 /210
01 01 013 013 013
"
5 6
"
5
/3 2
!
/21 / 1 / 13 / 1/ / 1
/ /
, 01 /1 1 /1 /1
4 4 4
3 0/ 0
4 4 4 4
/1 1 /1 /1 /1
31/ 31/ 31/ 31/ 31
31/ 31/ 31/ 31/ 31
31/ 31/ 31/ 31/ 31
/31/ /31/ /31/ /31/ /31
/210 / 12 /210 /21 /21
013 01 013 013 013
0 00 0 02 0
4 4 4 4 4
/1 /1 /1 /1 /1
31 31 1 1 1
31 31 1 1 1
31 31 1 1 1
/31 /31 / 1 / 1 / 1
/21 /21 /21 /21/ /21/
013 013 013 013 013
3 03 3
4
/1 01 01 01 1
1 1 21 21 213
1 1 21 21 213
1 1 21 21 213
/ 1 / 1 /21 /21 /213
/21/ / 10 //12 //1 //10
013 01 012 012 012
1 1 /1 1 1
12 13 /1 1 1
12 13 /1 1 1
12 13 /1 1 1
/ 12 / 13 //1 / 1 / 1
/ 1 10 21 10 10
01 01 013 01 01
13 1 1 1 012
1 1 /1 1/ 1
1 1 /1 1/ 1
1 1 /1 1/ 1
/ 1 1 313 1 13
1/ 01 1 1 10
012 01 01 01 012
1 /1 1 1 1
10 10 1 21 1
10 10 1 21 1
10 10 1 21 1
21 212 013 1 1
/1 /1 12 /1 12
01 013 01 01 01
1 01 01 1 /1
1 13 13 31 12
1 13 13 31
1 13 13 31
1 1 1 /1 12
1 1/ 1/ 01 / 1
01 012 012 01 013
01 /1 /1 /1 01
/ 1 1/ 1/ 1 / 1/
31
//1
/ 10
/ 10
/1 1/ 1/ 1 10
1 / 10 / 10 310 1
012 013 013 013 012
/1 01 1
/ 1/ 1/ /010
/ 1/
/ 1/
1/ 1/ /010
/ 10 310 01
01 01 013
012
012
012
012
10
/
" # # "
/ / 2
. "
$
7
7
" "
0 /
8
/2 0 //
& . "
3
!
$492$4
7" $
. ).4 3 /0
: "
.
& " "
0
5 5
& &
2
5 5 "
5 & &
&
/ # / /
5
&
0
5
5 8-; 8-;
.<
8
2$490
/
4
"7
#
"
8 !
"
&
#
%$:
!
79 79
" "
&
!
!
# $
%
&
%
*
/
# #
! !
%'( )
"
"
"
+
,
!
"
-
'
.
/0 /0 10 0 /0
1 0 1 0 1 0 03 02
1 0 1 0 1 0 03 02
1 0 1 0 1 0 03 02
0 0 0 1 03 1 02
1 0 1 0 1/0 1/0 1/01
/02 /02 /0 /0 /02
4 4
/0 /0 1101 10 10
0 0 01 303 303
0 0 01 303 303
0 0 01 303 303
1 0 1 0 1 01 1303 1303
1 1 1 1 1
03 03 0/ 0 0
/02 /02 /0 /0 /0
4 4 4 4 4
10 10 10 10 10
303 303 303 303 30
303 303 303 303 30
303 303 303 303 30
1303 1303 1303 1303 130
1 1 1 1 1
0 0 0 0 0
/0 /0 /0 /0 /0
/
4 4 4 4 4
10 10 10 10 10
30 30 30 30 30
30 30 30 30 30
30 30 30 30 30
130 130 130 130 130
1 0 1 0 1 0 120 120
/0 /0 /0 /0 /0
/ / // / /2
4 4 4 4 4
10 10 10 10 10
30 30 30 30 30
30 30 30 30 30
30 30 30 30 30
130 130 130 130 130
120 120 120 120 120
/0 /0 /0 /0 /0
3
4
10 0 0 0 /0
30 0 0 03 /03
30 0 0 03 /03
30 0 0 03 /03
130 1 0 1 0 1 03 1/03
120 110 1102 1 0/ 0/
/0 /0 /0 /02 /02
0 0 0 0 0
/0 /0 /02 /02 /0
/0 /0 /02 /02 /0
/0 /0 /02 /02 /0
1/0 1/0 1/02 1/02 1/0
0/ 0 0 0 0
0 03 0 0 10
/0 02 0 0/ 0
/0 02 0 0/ 0
/0 02 0 0/ 0
1/0 1 02 1 0 1 0/ 1 0
01 30 0 01 0
/0 /02 /02 /0 /0
/02 0 0 0 0
10 10 0/ 10 10/
10 10 0/ 10 10/
10 10 0/ 10 10/
110 110 02 30 302
20/ 0 /0 0 01
/02 /02 /0 /02 /0
10 0 /0 /0 /0
03 02 20/ 0 1101
03 02 20/ 0 20/
03 02 20/ 0 0/
0 /0/ 02 03 02
10 10 103 02 /0
/0 /02 /02 /02 /02
10 10 10 10 10
02 02 0 110 102
02 02 0 10 102
1201 1201 1 03 202 / 0
/0 /0 /0 /0 /0
/0 0 /0
/02 /0 /02
12 /3
&
2 3 13
# #
1 / 2 3 /1
"
5" 1 1 1
. " " " " "
/ 2 3 1 1/ 1 2 11 /
" 6 .
3
!
$472$4
&
"
$
5
" . " .
5
$ 8 9 :
"
9
1 ).4 " / / 1
9 9 9
& & &
9 9 9
9
& &
6-; 6-;
6
2$47/
4
# 1 1
9
&
.<
#
" 1
"5
6 !
"
&
#
%$8
!
57 57
" "
110
110
0 1 0 1 02
1 0
130
30 1 0 1 02
10 0 0
/0
/0
/0
/0
/ 0
/0 /0 /0 /0 /0
&
!
!
$ % &
&
' +
0 02
!" "
&() *
#
#
#
,
-
"
#
.
(
/
10 1 13 1 1
12 1 1 12 12
1 1 01 1 1
0 0 0 0 0
1 1 10 1 1
0 0 0 0 0
1 1 10 1 1
0 0 0 0 0
1 1 10 1 1
1 1 10 1 1
0 0 0 0
2
$ 4 4 4
1 1 01 01 01
0 0 0 0 0
1 12 1 10 10
0 0 0 0 0
1 12 1 10 10
0 0 0 0 0
1 12 1 10 10
1 12 1 10 10
0 1 0 1 031 031 031
12 12 1 1 1
01 01 01 01 01
0 0 0 0
10 1 1 1 1
0 0 0 0
10 1 1 1 1
0 0 0 0
0
4 4 4 4 4
10 1 1 1 1
10 1 1 1 0 1
031 031 031 0310 0310
1 1 1 1 1
3
4
2
4 4 4
0 0 0 0 0
1 13 13 13 13
031 0 1 031 031 031
1 1 1 1 1
3
' $ $
3 3
#
5#
4 03 0 4 # 0 2
4 4 $ 4 4
0 # # # #
2 3 2 0
# /
%
5
5
' # #
0
6
00
3
/ */4 # /
"
%472%4
8 %
0 9 9 / # 9
0
0 $ 0 0
' '
9 9 9 :
# 9
'
9 9
' '
6.; 6.;
9
'
0
/< #5
6
2%47 #
$
4
6
# #
1 13 13 13 13
1 13 13 13 13
1 13 13 13 13
01 0010 1 01 1
1 10 31 31 1
1 10 31 31 1
1 10 31 31 1
0 1 0 10 031 031 0 1
0 1 0 1 0 1 021 0 1
1 1 1 1 12
01 01 1 01 01
12 1 10 21 21
12 1 10 21 21
12 1 10 21 21
0 12 0 1 0 10 021 021
0 1 0 1 001 0 10 0 12
1 1 12 1 1
1 1 1 1 1
21 1 1 1 1
21 1 1 1 1
21 1 1 1 1
021 0 1 0 1 0 1 0 1
0 1 313 313 313 313
1 1 1 1 1
01 1 1 1 13
10 013 01 01 01
10 013 01 01 01
10 013 01 01 01
0 10 0013 001 001 001
213 21 21 21 1
1 12 1 1 12
1 01 12 1 1
010 01 01 01 10
010 01 01 01 10
010 01 01 01 10
0010 31 312 31 21
1 12 10 1 01
12 1 12 12 1
1 1 1 1 1
1 1 1 213 0 13
1 1 1 213 210
1 1 1 213 10
1 1 1 1 1
10 1 01 10 1
1 1 12 1 12
01 01 01 01 1
13 12 12 01 0 10
13 12 12 01 1
021 0210 0210 1 1
1 1 1 1 12
1 01 1
10 0 1 0 1
10 1 0 1
001 12 1
12 1 1
1
"
#
57 57
01 1 01 01 01
'
$ %"
8
"
1
0 1
0 1
0 1
1
1
1
12
'
!
!""
' ( )
)
* .
2 26
! !
)+, -
"
#!$
$
%
&
"
/
!
$
0
+
1
3
7 7
34 4 24 24 24
36 3 33 3 3
7 7 7 7 7
24 24 24 24 24
34 34 34 34 346
34 34 34 34 346
34 34 34 34 346
234 234 234 234 2346
2 2 2 2 2
42 42 42 42 4
34 34 34 34 34
32 5
7 7 7 7 7
24 24 24 24 24
346 346 346 34 34
346 346 346 34 34
346 346 346 34 34
2346 2346 2346 234 234
2 2 2 2 2
4 4 4 4 4
34 34 34 34 34
3
7 ' ' ' 7
24 34 34 34 24
46 4 4 43 4
46 4 4 43 4
46 4 4 43 4
2 2 2 2 2
46 4 4 43 4
2 4 54 54 54 224
34 345 345 345 34
35 2 2
7
34 24 4 24 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
2 2 2 2 2
4 4 4 4 4
542 224 46 2242 43
345 34 345 34 34
24 2242 24 4 34
43 43 4 46 42
43 43 4 46 42
43 43 4 46 42
2 2 2 2 2
43 43 4 46 42
2 45 4 2 43 43 34
34 346 34 345 345
4 4 4 4 4
243 4 4 4 4
243 4 4 4 4
243 4 4 4 4
546 4 42 42 42
4 43 4 4 4
34 34 34 34 34
4 4 24 4 4
4 4 4 43 43
4 4 4 43 43
4 4 4 43 43
42 645 345 346 346
4 246 4 4 4
34 34 34 34 34
45 4 346 4 24
45 45 4 54 54
45 45 4 54 54
45 45 4 54 54
34 34 42 4 24
4 24 42 4 46
34 34 345 345 34
4 34 34 4 24
46 2 4 2 4 2 45 4
46 2 4 2 4 2 45
46 2 4 2 4 2 45
43 4 4 45 4
34 43 43 4 2 4
34 345 345 34 34
24 24 34 24 34
64 64 254 546 24
2 43
2643
2643
2 43
64 64 643 546 43
45 4 46 4 46
34 34 345 34 345
24 34 4
24 224 2 4
24
24
264 342 2 4
34 345 34
2 4
2 43
2 43
5
6
5
*
$ 7 8$ 7
25 3
7
6
'
2 23
1
$
* $ $ $
6 5
$ 6
1 $
9 (
8 $ $
3 2 3 22 2
8
: 1 $
5
!
(7;6(7
(
-17 2 3
2 3 ' 2 2
1 < < $
* * < =
< < <
$
* * <
*
<
:0> :0>
<
*
1?
:
<
6(7;3
2
7
$8
'
$
: !
#
*
$ %"
9
!
8; 8;
$ $
43 543 4 345 34
43 543 4 345 34
43 543 4 345 34
2 43 2543 2 4 2345 234
234 2 4 2 43 2 42 2 42
345 345 34 34 34
224 224 2 4 43
34
*
! "!
! ' ( )
)
* .
2 25
)+, -
"#$
%
&
#
$
!
/
#
$
0
+
1
3
7 7
34 4 24 24 24
35 3 33 3 3
7 7 7 7 7
24 24 24 24 24
4 4 4 4 34
4 4 4 4 34
4 4 4 4 34
2 4 2 4 2 4 2 4 234
2 2 2 2 2
4 4 4 4 4
346 346 346 346 346
32 6
7 7 7 7
24 24 24 24 34
34 34 346 346 346
34 34 346 346 346
34 34 346 346 346
234 234 2346 2346 2346
2 2 2 2
4 42 42 42 4
346 346 346 346 34
7
24 2242 4 4 24
346 34 345 34 342
346 34 345 34 342
346 34 345 34 342
2346 234 2345 234 2342
2 42 4 4 4 2 43
346 34 34 346 346
' ' ' 7 7
34 34 34 24 24
46 46 4 45 4
46 46 4 45 4
46 46 4 45 4
2 2 2 2 2
46 46 4 45 4
645 645 64 224 224
34 34 34 346 346
24 24 4 24 4
4 4 4 4 246
4 4 4 4 246
4 4 4 4 246
2 4 2 4 2 4 2 4 2246
224 224 54 2 4 545
346 346 34 346 346
34 4 4 4 4
4 245 245 245 245
4 245 245 245 245
4 245 245 245 245
2 4 643 643 643 643
4 4 4 4 4
34 346 346 346 346
4 24 4 4 4
42 4 46 342 342
42 4 46 342 342
42 4 46 342 342
4 4 4 4 4
4 45 4 4 4
346 346 346 346 346
46 24 4 345 4
346 45 45 54 42
346 45 45 54 42
346 45 45 54 42
4 34 343 34 4
4 4 46 24 4
34 346 346 34 34
4 34 34 4 34
4 2 4 2 4 2246 2545
4 2 4 2 4 2246 2246
4 2 4 2 4 2246 2346
4 4 4 246 346
34 4 54 4 242
346 34 34 346 34
24 24 24 34 24
34 34 4 2 45 4
34 34 4 46 4
2 4 2 4 2 45 242 4
346 346 346 34 346
34 24 4
45 2 4 4
34 346 346
6
5 36
*
$ 7
26 2 8$ 6 3 2
7 7 $ 3
7
2 5
' $ $ $ $
5 6 23 5
1 $ 1
* (
8 $ $
3 2 3 22 2 2 3
2 3 2 ' 2
8
9
: -17 1 $
6
#
(7;5(7
1 < < $ <
(
* * < =
$ <
*
* * <
< < < < :0> :0>
*
2
1? $8
:
5(7;3 $
'
7
: #
#
*
$ %"
9
#
8; 8;
$ $
2 4 2 4 645 4 4
2 4 2 4 645 4 4
2 4 2 4 645 4 4
4 4 2645 2 4 2 4
2 4 234 2 43 2 4 2 4
34 34 346 346 346
2346
2 46
2 4 4 264
4
4
2 4 2 4 264
4
4
4
4
34
*
! "!
* + ,
&'(
)
9
67 7 7 67 57
5 75 557 7 87 78
5 75 557 7 87 78
5 75 557 7 87 78
9 9 9 9 9
57 57 57 57 57
78 78 78 78 78
78 78 78 78 78
9 9 9 9 9
57 57 57 57 57
7 7 7 7 7
9 9 9 9 *
57 57 57 57 67
9 9 9 *
,
( 0
5 5 5 68 8 6 6 6 6 66 6 6 5 65 8 8
!" "
,-. /
#
%$1
#
( 1
58 1 :1 56 5
4
( 1 1 1
6 6
1 4
+
: 1 1 1
8 5 55
; 1
6 5
*
8
6 5 6
"
+9& +9
+
/49 4 4
5
:
* = = 1 (
<
( ( = >
= = =
1
;3?
:&
1
;3?
:&
1
(
* 5 5
=
(
=
(
5
=
=
4@ 1:
;
+9&6
*
9
1
; "
#
(
$ %"
<
"
2
"
1
3
-
4
75 57 5 7 587 5 78
5 7 5 7 567 5 76 5 7
678 67 67 678 67
78 78 78 78 78
5 5 5 5 5
78 78 78 78 78
5 5 5 5 5
7 7 7 75 75
67 67 67 67 67
7 7 7 7 7
7 7 7 7 7
5 5 5 5 5
7 7 7 7 7
5 5 5 5 5
75 75 75 75 7
67 67 67 67 67
7 7 7 7 7
7 7 7 7 7
7 7 7 7 7
5 5 5 5 5
7 7 7 7 7
5 5 5 5 5
7 7 7 7 76
67 67 67 67 678
57 57 57 67 57
7 7 7 7 7
7 7 7 7 7
7 7 7 7 7
5 5 5 5 5
7 7 7 7 7
5 5 5 5 5
7 7 7 7 7
67 67 67 678 67
5575 7 7 7 7
7 67 78 57 57
7 67 78 57 57
7 67 78 57 57
5 7 567 5 78 557 557
7 87 87 7 7
67 678 67 678 67
7 7 7 57 7
7 7 7 7 57
7 7 7 7 57
7 7 7 7 57
5 5 5 5
7 7 7 78 67
576 57 75 7 7
576 57 75 7 7
67 7 57 7 7
7 75 7 75 7
7 75 7 75 7 87 87 87 7
7 7 7 7 878
7 7 7 75 7
67 67 67 67 678
576 57 75 7 7
87 87 87 7 75
7 7 78 7 57
67 67 67 678 678
7 75 7 75 7
76 67 75 7 78
57 76 75 7 7
678 67 67 678 678
7 578 576 7 7
7 7 78 67 5 7
678 678 678 67 67
7 76 78 7 7
5 7 5 7 57 7 7
67 67 678 67 678
76 5 78 76
678 67 67
67 67 67 7 57
87 87 87 7 7
57 57 67 57 67
7 76 567 7 5 7
5 7
5 7
67 57 7
7 5 7 5 76
5 7
5 7
78
7
7
78
87 87 87 7
5 78
7 7 5 76 7
76
(
! "! "
! ) * +
%&'
(
67 7 7 67 57
5 78 5 7 5578 5 7 878
5 78 5 7 5578 5 7 878
5 78 5 7 5578 5 7 878
78 7 578 7 5878
76 5 7 5 7 567 5 7
67 67 67 67 678
9 9 9 9 9
57 57 57 57 57
875 875 875 875 875
875 875 875 875 875
875 875 875 875 875
5875 5875 5875 5875 5875
5 5 5 5 5
76 7 7 7 7
678 678 678 678 678
9 9 9 9 9
57 57 57 57 57
875 87 87 87 87
875 87 87 87 87
875 87 87 87 87
5875 587 587 587 587
5 5 5 5 5
7 7 7 7 7
678 678 678 678 678
9 9 ) 9 9
57 57 67 57 57
87 7 7 7 7
87 7 7 7 7
87 7 7 7 7
587 5 7 5 7 5 7 5 7
5 5 5 5 5
7 75 7 75 75
678 678 67 678 678
9 9 9 9 )
57 57 57 57 67
7 7 78 78 78
7 7 78 78 78
7 7 78 78 78
5 5 5 5 5
5 5 5 5 5
75 75 75 7 76
678 678 678 678 67
5575 7 7 7 57
76 7 75 67 7
76 7 75 67 7
76 7 75 67 7
5 76 5 7 5 75 567 5 7
5578 5 7 78 7 7
676 67 67 67 678
7 7 7 7 7
578 57 57 57 75
578 57 57 57 75
578 57 57 57 75
5578 557 557 557 7
7 76 76 7 67
67 67 67 67 67
7 7 7 78 67
7 7 7 576 57
7 7 7 576 57
7 7 7 576 57
7 75 75 87 876
67 78 78 7 75
67 67 67 67 67
67 7 57 67 7
75 67 67 7 7
75 67 67 7 7
75 67 67 7 7
7 78 78 75 7
57 76 7 7 7
67 67 678 67 67
7 67 67 7 57
75 7 76 7 78
75 7 76 7
75 7 76 7
7 78 7 76 78
76 7 78 7 5 76
67 67 67 67 678
57 67 57 67 67
78 5 75 57 5 7 67
78 57 57 676 67
5 76 7 567 7 5 7
678 67 678 67 67
57 57 7
678 678 678
+
' 0
5 5 5 68 8 6 6 6 6 66 6 6 5 65 8 8
+,- .
"
#$
/
1
"
' 1
58 1 :1 5 1 56
*
:
4
' 1 1 1 1
6 8 6 5 55 6 5
:
1 1 4 ; 1
8
/
*9% *9
*
) 6
5
5 6 5 5
.49 < ' 4 4 < ) 1 '
< =
'
< < >
' <
'
<
'
1
<
< ;3?
:%
1
;3?
:%
1
<
4@ 1:
) 5 ;
*9%6
)
9
1
; /
#
'
$ %"
=
/
2
/
1
3
,
7 7 78 78 78
87
557
5576
5676
67 5 7 5 7
5 7
5 7
67 7 5 7
7 5 7 75
67
7
7
7
875
4
'
! "!"
' % (
(
) -
! !
(*+ ,
"
#$
.
%
%%
&
"
$
!
.
/
1 1
23 23 3 23 23
3 35 43 34 34
3 35 43 34 34
3 35 43 34 34
4 44
1 1 1 1 1
23 23 23 23 23
3 3 3 3 3
3 3 3 3 3
4 46 4 5 4
1 1 1 1 '
23 23 23 23 43
3 3 3 3 35
5
1
6
1 1 1
23 23 23 23 23
42 2 2
4 4
1 1
25 1 ' 45 5
. '
2 .
7 8
.
7
9. . 2 26 2 4
) 0 0 . .
5
. .
6 6 24
0 . 0
: %
9
4 2 2 22 6 4 2 4
9
) . .
;
5
.
!
%1<6%1
%
,01 ' 7 ) 7 ) ) ) 7
7 7
)
7
;/=
9<
.
;/=
9<
.
7
' 2 ;
6%1<4
'
1
. 2 2
.9 7
)
0>
; !
#
)
$ %"
:
!
*
0
2 3 2 35 243 2 34 2 34
243 243 3 2235 2235
43 43 435 43 43
3 3 3 3 3
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
223 223 223 223 223
43 43 43 43 43
3 3 3 3 35
3 3 3 3 35
2 2 2 2 2
3 3 3 3 35
223 223 223 223 36
43 43 43 43 43
3 3 3 3 34
3 3 3 3 34
3 3 3 3 34
2 2 2 2 2
3 3 3 3 34
2232 36 2 3 2 3 2 35
43 43 43 43 43
2232 23 43 43 43
3 3 3 236 23
3 3 3 236 23
3 3 3 236 23
2 3 2 3 2 3 2236 223
63 2 36 3 63 63
43 43 435 43 43
43 3 3 3 3
3 32 34 34 3
3 32 34 34 3
3 32 34 34 3
2 3 3 36 36 53
3 435 43 434 3
43 43 43 435 43
3 3 3 3 3
3 36 43 436 43
3 36 43 436 43
3 36 43 436 43
3 634 35 34 32
23 23 3 3 3
435 43 43 43 43
3 3 3 23 3
43 3 32 3 34
43 3 32 3 34
43 3 32 3 34
32 3 43 435 436
32 32 3 3 36
3 3 35 3 436
3 3 632 632 636
3 3 632 632 636
3 3 632 632 636
43 43 3 3 34
35 3 23 23 23
43 43 43 435 435
23 43 43 43 23
53 2 3 243 2435 3
53 2 3 243 2435
53 2 3 243 2435
3 3 43 435 3
3 34 3 2 3 2 36
43 43 435 435 43
23 43 23 23 23
3 253 32 236 2 3
243
2 3
3 3 32 2236 2 3
2 36 3 3 263 3
43 435 43 43 43
3 43 43
2 35 236 63
23
43
2 35 236 43
2 3 63 2 34
43 43 435
253
253
253
53
236
236
43 43 43 43 43
3
)
! "!
! & $ '
'
( -
')* +
"#
$
$$
%
,
.
!
1
#
,
.
/
2 12 12 12 1121
323 321 321 2 423
323 321 321 2 423
323 321 321 2 423
4 4
5 5 5 5 5
12 12 12 12 12
2 23 23 23 23
2 23 23 23 23
4 44 4 43 4
5 5 5 5 5
12 12 12 12 12
23 23 23 23 23
6 1 46 4 6
5 & 5
12 42 42 42 12
5 5 5 5 &
41
5 5
16 1
3
6
.
& .
7 8 .
.
7
1 9. 13 3
( .
$
9
9
. 1
0 6 3 4 4
. . . 0 . . 0 ;
1 1 14 11 3 4 1 4
: 6
+05 0
,
$5<3$5
(
. & 7 7 (
$ ( (
( 7
7 7
(
7
;/=
9<
.
;/=
9<
.
7
& 1 ;
3$5<4
&
5
. 1 1
.9 7
(
0>
; ,
"
(
#
%$:
,
)
0
1323 1321 1321 1 2 1423
112 142 1424 1 2 2
42 426 426 426 423
2 23 23 23 23
1 1 1 1 1
2 23 23 23 23
1 2 1 2 112 112 112
426 426 426 426 426
23 23 23 23 23
23 23 23 23 23
1 1 1 1 1
23 23 23 23 23
112 112 112 112 112
426 426 426 426 426
23 2 2 2 2
23 2 2 2 2
23 2 2 2 2
1 1 1 1 1
23 2 2 2 2
112 62 62 2 1124
426 426 426 426 426
12 12 12 12 42
2 26 26 2 2
2 26 26 2 2
2 26 26 2 2
1 1 1 1 1
2 26 26 2 2
112 1121 1121 1 26 2
426 426 426 426 426
42 2 2 2 2
12 12 12 121 12
12 12 12 121 12
12 12 12 121 12
112 112 112 1121 112
323 32 32 2 26
426 426 42 426 426
2 12 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
62 2 326 326 32
23 2 123 123 12
42 426 426 426 426
2 2 2 2 2
2 23 2 424 424
2 23 2 424 424
2 23 2 424 424
32 324 321 23 23
12 12 2 24 24
426 426 426 426 426
2 26 2 12 2
426 21 2 2 2
426 21 2 2 2
426 21 2 2 2
2 2 426 42 42
21 2 2 24 2
426 426 42 426 426
423 42 42 42 12
2 1123 1 2 1 2 42
2 1123 1 2 1 2
2 1123 1 2 1 2
42 123 2 2 42
26 32 2 623 112
42 426 426 426 426
12 42 12 12 12
424 1 2 62 26 1 2
1 2
1 2
424 2 62 1 26 1 2
112 126 24 132 2
426 42 426 426 426
2 42 42
1 2 21 426
21
21
1 2 21 21
1 26 42 132
426 426 42
1626
1626
1626
626
42
26
26
(
!
!
$ % &
&
# *
0 11 03 1
1 1 0 1 13 1
!" "
&'( )
#
+
,
'
/
4 # 4 4
12 02 2 02 02
12 023 02 02 021
12 023 02 02 021
12 023 02 02 021
112 1023 102 102 1021
32 20 2 2 2
2 2 2 20 20
4 4 4 4 4
02 02 02 02 02
02 02 02 020 02
02 02 02 020 02
02 02 02 020 02
102 102 102 1020 102
2 2 23 2 21
2 20 2 20 2
4 4 4 $
02 02 02 12 2
02 2 2 2 2
02 2 2 2 2
02 2 2 2 2
102 1 2 1 2 1 2 1 2
21 2 2 2 21
2 2 2 20 2
0 1
+
3 10
3
$ 4 4 4 4 4 4 4 +
0 5+ 0 1
6
#
3
+
%
6 5
5
+ +
1 6
#
6 +
3 0 01 00 1 1 0
+ + 7 / +
"
%483%4
# %
)/4 / $ +
6 9
+
6
$ + 0 1 0 0 0
# #
7.: 7.:
6 / 6
#
6
#
/;
6
+5 /
<
$ 0 $
+ 3%481
7
4
7 "
"
#
#
%$<
"
58 58
+ +
-
"
+
.
12 12 02 02 02
2 2 2 23 2
2 2 2 23 2
2 2 2 23 2
1 2 2 2 23 2
23 2 321 32 32
23 20 2 2 2
02 02 02 02 02
2 2 2 2 21
2 2 2 2 21
2 2 2 2 21
2 2 2 2 21
320 320 2 2 02
2 2 2 2 2
2 0020 2 2 12
20 321 21 12 12
20 321 21 12 12
20 321 21 12 12
20 321 21 12 12
2 2 2 20 12
23 02 2 21 2
2 2 2 2 21
2 2 2 2 21
23 20 2 2 2
2 23 23 023 23
02 2 2 12 2
0 0 0 0 0
2 2 2 2 21
0 0 0 0 0
2 2 2 2 21
0 0 0 0 0
2 2 2 2 123
0 21 0 21 0 2 0 2 032
0 21 0 21 0 2 0 2 032
0 21 0 21 0 2 0 2 032
21 21 2 2 32
02 02 02 23 0 2
23 23 21 2 2
02 2 12 2 2
0 2 012 0123 0 2 0 2
0 2 012 0123 0 2 0 2
0 2 012 0123 0 2 0 2
2 12 123 2 2
0 0 0 0 0
2 2 2 21 2
2 2 2 21 2
12 2 02 02 02
002 002 2 20 20
002 002
002 002
02 02 2 20 20
0 20 012 2 123 123
2 2 23 2 2
12 2 12 12 2
2 23 2 0 2 2
0 21 23 0 2
21 23 2
2
2
02 002 02 20 2
2 21 2 2 21
02 2 02
0 2 2 0 2
0 2
0 2
0 2 2 2
2 102 32
2 2 2
1 20
1 2
1 2
2
0 0 0 0 0
21 23 2 2 2
20
#
!
!
$ %
&
#
&
*
0
$ $ #
32 04 2
! !
&'( )
"
+
,
'
/
01 01 1 01 01
10 13 14 12 21
10 13 14 12 21
10 13 14 12 21
10 13 14 12 21
12 10 14 12 12
1 1 1 1 10
6 6 6
31 1 31 31 31
10 1 1 10 1
10 1 1 10 1
10 1 1 10 1
10 1 1 10 1
13 1 31 1 14
14 1 01 01 01
6 6 6 6 6
31 31 31 31 31
1 1 1 1 13
1 1 1 1 13
1 1 1 1 13
1 1 1 1 13
1 1 1 1 12
01 01 01 01 01
6 6 6
3313 31 31 31 1
13 1 1 1 1
13 1 1 1 1
13 1 1 1 1
13 1 1 1 1
10 1 10 10 21
1 01 01 01 1
31 31 1 1 1
10 1 31 31 10
10 1 31 31 10
10 1 31 31 10
10 1 31 31 10
1 14 1 01 013
01 01 1 1 12
12 10 1 13 13
12 10 1 13 13
13 214 12 10 1
12 01 10 1 10
+ $ 5+
03 3 4 2
34 0 0 00 4
+ 6 6
0
+ + 7 8
+ 3 02
+
7
6 +
3
9
4
0
2 4 0 30 33 3 4
!
%6:2%6
+ + +
2 0
6 6 +
%
5
6 6 / / +
5
# " %
/ )/6 $
3 3
0 0 3 3 $ 3 0 3
7
#
7 7 #
# #
7 7
7 7 9.;
5:
+
9.;
5:
+
# / 9
2%6:0
7
#
6
/<
$
+ 3
+5
9 !
#
#
#
$ %&
"
!
-
!
12 10 1 13 13
+
3 3 3 3 3
12 10 1 13 13
3 3 3 3 3
.
01 31 1 14 1
3 3 3 3 3
1 1 31 31 31
3 1 341 341 3 12 3 10
3 1 341 341 3 12 3 10
3 1 341 341 3 12 3 10
1 41 41 12 10
10 1 1 13 31
10 1 01 01 14
31 31 1 1 012
3 10 3 1 3212 321 3013
3 10 3 1 3212 321 3013
3 10 3 1 3212 321 3013
10 1 212 21 013
014 012 1 1 3 1
01 01 1 10 1
1 31 01 1 1
3 13 3 12 3 10 3314 3310
3 13 3 12 3 10 3314 3310
3 13 3 12 3 10 3314 3310
13 12 10 314 310
3212 321 3 14 3014 3010
1 1 1 1 13
01 31 01 01 31
1 3412 21 14 3 1
3 1 3412 3 1 3 14 3 1
3 1 1 1 3310 314
1 1 13 12 14
31 1 31 1 31
3 13 13 3213 012 01
3 13 3 13 3213 3012 301
31 331 212 41 41
14 1 12 1 1
01 1 01
3 1 0 1 3 1
1 12 13
1
1
3 1 14
1 14
13
13
012 01
012 01
10 014 31
1
13
3 13 014 31
10
1
1
0 1
1
#
!
! "
$ %
&
'
&
+
1
$ $
!" "
&() *
#
,
-
(
0
12 12 2 2 12
21 2 2 121 12
21 2 2 121 12
21 2 2 121 12
21 2 2 121 12
23 21 2 2 25
2 2 12 12 2
4 4
2 2 2 2 2
12 2 21 21 2
12 2 21 21 2
12 2 21 21 2
12 2 21 21 2
2 323 12 2 2
4 4 4 4 4
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 23 23 23
12 12 12 12 12
1
4 4 4 4 4
2 2 2 2 2
2 2 2 2 25
2 2 2 2 25
2 2 2 2 25
2 2 2 2 25
2 2 2 2 2
12 12 12 12 12
11 1 13 1 5
4 4 4 4 4
2 2 2 2 2
25 25 2 2 2
25 25 2 2 2
25 25 2 2 2
25 25 2 2 2
21 21 2 2 2
12 12 12 12 12
2 2 2 2 2
21 25 25 2 2
21 25 25 2 2
21 25 25 2 2
21 25 25 2 2
4 15
, 6,
5 3 5 1
1 1
,
7 8 , , , ,
3 5
,
7
, ,
1 9
5 3 3
3 1
5
$ ' , , 0
%
"
6
%4:3%4
6
% #
0 $ 0
'
*04 1
0 ,
1
1
7 ' '
'
7 9 7
'
7 9/; 9/; 7
'
7 3%4:1 7
4
$ $
, ,6 7
'
0<
9 "
$
'
% &"
#
"
6: 6:
, ,
.
"
,
/
2 23 2 12 12
2 12 12 12 12
23 21 21 21 2
2 2 25 2 12
2 2 2 52 2
2 2 2 52 2
2 2 2 52 2
2 2 2 52 2
25 2 2 23 2
2 21 2 2 23
12 2 2 123 2
2 32 32 2 12
2 32 32 2 12
2 32 32 2 12
2 32 32 2 12
2 25 21 2 2
21 2 2 2 21
2 12 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
2 2 12 2 2
21 23 2 32 321
21 23 2
21 23 2
12 2 12 2 2
12 32 2 12 2
2 12 12
25 2 32
2
52
523
2 32 2
2 32 2 12 12
2 2 2 2 12
21 23 2 32 321
2 2 2 2 2
2 2 2 2 2
32 32 2 12 2
523 2 2 12 12
2 23 25 25 12
12
25 2 12
1 23 2 2
2 23 2
523
1523
21
32 32 2
'
!
!"#
'
45 657 657 657 657 657 657 .
!
,
657 #
) (
#
#
#
%8 !
&
$
&'
!
! #
$
!
" %
(
(
) (
#
*+,-. /-
+
" 0
%-
-
-
-
9/,/ 9
/
-
.
!
( -1
II
TEBODIN Consultants & Engineers
Opdrachtgever: N.V. Nederlanse Gasunie
Ordernummer: 39383
Project: toekomstig N2 mengstation Zuidbroek
Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Auteur: E. Laarman Telefoon: 074-2496450 Telefax: 074-2496215 E-mail:
[email protected] Datum: 23 oktober 2008
Verkennend bodemonderzoek toekomstig N2 mengstation Zuidbroek
o
23 oktober 2008
p.smit/l,~
Verkennend bodemonderzoek toekomstig N2 mengstation Zuidbroek
Wijz.
Datum
Omschrijving
Opsteller
Gecontr~ ~rd
© Copyright Tebodin
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
II
TEBODIN Consultants & Engineers
Ordernummer: 39383 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina: 2 van 9
Inhoudsopgave
Pagina
1
Inleiding
3
2
Basisinformatie
4
2.1
Huidige situatie
4
2.2
Historisch bodemgebruik
4
2.3
Onderzoeksopzet
4
2.4
Uitgevoerde werkzaamheden
5
3
Toetsing en kwaliteitsborging
3.1 3.2
Kwaliteitsborging Toetsing
6 6 6
4
Resultaten
4.1
Lokale bodemopbouw
4.2
Zintuiglijke waarnemingen
4.3
Interpretatie analyseresultaten
7 7 7 7
5
Samenvatting, conclusie en aanbevelingen
8
5.1
8
5.2
Samenvatting Conclusie
5.3
Aanbevelingen
Bijlagen
II
9 9
Revisie
Datum
Ligging onderzoekslocatie
0
Oktober 2008
Situatietekening met locaties boringen en peilbuis
0
Oktober 2008
111
Boorprofielen (inclusief legenda)
0
Oktober 2008
IV
Analyseresultaten
0
Oktober 2008
V
Analysecertificaten
0
Oktober 2008
II
TEBODIN Consultants & Engineers
Ordernummer: 39383 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 . 3 van 9
1
Inleiding In opdracht van N.V. Nederlanse Gasunie is door Tebodin Consultants & Engineers 1 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een locatie gelegen aan de Hondelaan te Menterwolde ter plaatse van het toekomstig N2 mengstation Zuidbroek. Een ligging van de onderzoekslocatie is opgenomen in bijlage I. Aanleiding en doelstelling Aanleiding voor het onderzoek vormen achtereenvolgens een bestemmingswijziging en de geplande nieuwbouw van een stikstof mengstation op de onderzoekslocatie. Doelstelling van het verkennend onderzoek is tweeledig: •
inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem om aan te geven in hoeverre uit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen aanwezig kunnen zijn die de voorgenomen bouwactiviteiten op de locatie in de weg kunnen staan;
•
het vaststellen van de huidige bodemkwaliteit ofwel nulsituatie ter plaatse van toekomstige Wm- activiteiten (toekomstige deellocaties met bodembedreigende activiteiten).
In het voorliggende rapport worden achtereenvolgens behandeld: onderzoeksopzet (hoofdstuk 2); toetsing en kwaliteitsborging (hoofdstuk 3); resultaten (hoofdstuk 4); samenvatting, conclusie en aanbevelingen (hoofdstuk 5).
1
Tebodin Consultants & Engineers voert al haar werkzaamheden uit volgens het Tebodin kwaliteitssysteem (TQS), hetgeen is gebaseerd op NEN-EN-ISO 9001 :2000 en gecertificeerd door Lloyds Register Quality Assurance. In het kader van safety management beschikt Tebodin tevens over een VCA** -certificaat (met branchegerichte toelating railinfra) en is aangewezen door het Ministerie van VROM voor monsterneming in het kader van het Bouwstoffenbesluit (AP04).
11
TEBODIN Consultants & Engineers
Ordernummer: 39383 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina: 4 van 9
2
Basisinformatie
2.1
Huidige situatie Het perceel is gelegen aan de Hondelaan en is kadastraal bekend als gemeente Menterwolde Muntendam, sectie A, nummers 987, 988 en 1349 (gedeeltelijk). In totaal heeft de te onderzoeken locatie een oppervlak van circa 82.691 m2 . Op de onderzoekslocatie vindt momenteel akkerbouw plaats. Voor zover bekend, hebben zich op de locatie (en in de directe nabijheid) behoudens het bewust onder water zetten van de onderhavige polder in 1998, geen calamiteiten voorgedaan die een verontreiniging van grond en/of grondwater hebben kunnen veroorzaken. Een situatietekening met de ligging van de boringen en peilbuizen is opgenomen als bijlage 11.
2.2
Historisch bodemgebruik Op verzoek van Tebodin B.V. heeft de heer H. Swiersema van de gemeente Menterwolde een archiefonderzoek uitgevoerd bij het gemeentearchief van de gemeente Menterwolde. Hierbij zijn archiefstukken uit het Wm-archief en het bouwarchief ingezien. Voor zover bekend heeft de onderzoekslocatie altijd een agrarische bestemming gehad. Uit het archief is naar voren gekomen dat eind 1998 de kaden van het Wildervanckkanaal en het Meedenerdiep zijn doorgestoken om meer schade ten gevolge van overstromingen en wateroverlast elders in de provincie te voorkomen. Tengevolge hiervan heeft de Tusschenklappenpolder waar de onderzoekslocatie onderdeel van uitmaakt, vier tot vijf weken onder water gestaan (afhankelijk van de hoogteligging). Tijdens de inundatie is door stromend water, slibafzettingen en het onder water staan van grond en terreinen schade ontstaan. In januari 1999 is door ingenieursbureau Oranjewoud B.V. onderzoek verricht naar de voornoemde schade (rapport: Stuurgroep Tusschenklappenpolder, Onderzoek inzake schaderapportage Tusschenklappenpolder, projectnr. 11191-46706, d.d. januari 1999, revisie 00). De onderzoekslocatie wordt in het onderzoek van Oranjewoud B.V. omschreven als deellocatie 1.4S. Op deze locatie is na de inundatie een sliblaag achter gebleven met een dikte van variërend 0,5 tot 5 cm. Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond niet verontreinigd is geraakt. De conclusie luidde: "Ten aanzien van de landbouw behoeven op basis van de beschikbare resultaten geen beperkingen worden gesteld".
2.3
Onderzoeksopzet Om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te leggen, is het bodemonderzoek uitgevoerd op basis van de Nederlandse Norm NEN 5740: Bodem - Onderzoeksstrategie voor verkennend onderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond (Nederlands Normalisatie Instituut, oktober 1999). Hierbij is de strategie van een grootschalig onverdachte locatie gevolgd. In het kader van de nulsituatie van de bodemkwaliteit bij toekomstige Wm activiteiten is extra aandacht besteed aan: •
3 bovengrondse opslagtanks (1 x diesel en 2 x glycol);
•
een generatorgebouw met diesel opslag;
•
tijdelijke bouwplaats aan de zuidzijde van het perceel.
11
Ordernummer: 39383 Rapportnummer: 3415001
TEBODIN Consultants & Engineers
Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina: 5 van 9
De te plaatsen peilbuizen worden in ieder geval geplaatst ter plaatse van deze drie terreindelen. Tevens worden bij deze terreindelen afzonderlijke mengmonsters van de bovengrond samengesteld en geanalyseerd op het standaard pakket grond.
2.4
Uitgevoerde werkzaamheden De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 3 september 2008, het grondwater is bemonsterd op 11 september 2008. In de tabel 1 zijn per terreindeel het aantal boringen, het aantal peilbuizen, de mengmonstersamenstelling en de uitgevoerde analyses opgenomen. Tabel 1
Tabel aantal boringen en peilbuizen , mengmonstersamenstelling en analyses
Terreindeel
3 bovengrondse
Boringen
39,40
opslagtanks en
Mengmonstersamenstelling en analyse grond'
grondwater"
(diepte in m -MV)
(filterdiepte in m -MV)
MMS bg: 039, 040 (0,0-0,5)
038-1-1 (2,0-3,0)
MM9 og: 039, 040 (0,5-1,0), 040 (1,0-1,5)
039-1-1 (2,0-3,0)
generatorgebouw Toekomstige
01,09,16,
bouwplaats
17,27,28,
MM1 bg: 001, 009, 017, 027, 028, 029, 033, 037, 046 (0,0-0,5)
033-1-1 (2,0-3,0) 037-1-1 (2,0-3,0)
29,33,37, 46 Overig onverdacht terrein
01 tlm 07
MM2 bg: 002, 007, 010, 015, 018, 025, 026, 030 (0,0-0,5)
034-1-1 (2,0-3,0)
10 tlm 15
MM3 bg: 003, 006, 011, 014, 019, 023, 024, 031 (0,0-0,5)
035-1-1 (2,0-3,0)
18 tlm 26
MM4 bg: 004, 005, 012, 013, 020, 021, 032, 036 (0,0-0,5)
036-1-1 (2,0-3,0)
30,31,32,
MM6 og: 033, 037, 038, 042 (1,0-1,5)
040-1-1 (2,0-3,0)
34, 35, 36,
MM7 og: 034, 035, 045, 046 (1,0-1,5)
041-1-1 (2,0-3,0)
38,
MM8 og: 041, 043, 044 (1,0-1,5)
41 tlm 45 * standaard grond:
cadmium, koper, kwik, nikkel, lood, zink, barium, kobalt, molybdeen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK-10)
** standaard water:
cadmium, koper, kwik, nikkel, lood, zink, barium, kobalt, molybdeen, minerale olie, vluchtige aromaten
minerale olie (GC), PCB's (7), lutum- en organisch stofgehalte, (AS3000);
(BTEXN), styreen, vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen, (AS3000);
Het opgeboorde materiaal is bemonsterd per laag van 0,5 meter. Het op geboorde materiaal is zintuiglijk onderzocht en daarna beschreven. De locaties van de boringen en de peilbuis zijn aangegeven in bijlage 11. De boorprofielen zijn weergegeven in bijlage 111.
~
TEBODIN Consultants & Engineers
Ordernummer: 39383 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 6 van 9
3
Toetsing en kwaliteitsborging
3.1
Kwaliteitsborging Tebodin is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB) en volgt daarmee ook de VKB-veldwerkprotocollen en externe audit-programma's. Onze werkzaamheden (waaronder veldwerk) worden uitgevoerd op basis van een ISO-9001 en VCA** gecertificeerd kwaliteits- en veiligheids-managementssysteem. Tebodin is gecertificeerd voor de BRL SIKB 2000: "veldwerk bij milieuhygiënisch onderzoek", protocollen 2001, 2002. 2001,2002 De chemische analyses zijn uitgevoerd door ALcontrol Laboratories te Hoogvliet. ALcontrol is geaccrediteerd
volgens de door Raad van Accreditatie gestelde criteria voor Testlaboratoria conform ISO/IEC 17025;2005 onder nr. L028. Tebodin verklaart dat zij de werkzaamheden als een onafhankelijke partij heeft uitgevoerd. Er is geen sprake van enige juridische, financiële of personele binding tussen T ebodin en de opdrachtgever.
3.2
Toetsing De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader, zoals geformuleerd door het Ministerie van VROM, waarin de achtergrondwaarden (AW 2000) en interventiewaarden, alsmede de tussenwaarden zijn opgenomen (Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd per 1 oktober 2008). De toetsingswaarden zijn als volgt gedefinieerd: achtergrondwaarde
het niveau waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit;
streefwaarde
het niveau waarbij sprake is van een duurzame grondwaterkwaliteit;
interventiewaarde
het gehalte aan een stof in grond of grondwater waarboven de bodem in belangrijke mate functionele eigenschappen mist die essentieel zijn voor mens, plant of dier;
tussenwaarde
het gemiddelde van de achtergrondwaarde (of streefwaarde) en interventiewaarde; het niveau waarbij nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht.
De achtergrond- en interventiewaarden in grond zijn voor de meeste stoffen afhankelijk gesteld van het percentage lutum en organische stof in de bodem. Voor bodems met een gehalte aan organische stof van minder dan 2% of meer dan 30% is voor de berekening van de toetsingswaarden voor de organische verbindingen een ondergrens aan organische stof van 2%, respectievelijk een bovengrens van 30% aangehouden. De van toepassing zijnde toetsingswaarden van het Ministerie van VROM zijn opgenomen in bijlage IV.
lJ
TEBODIN Consultants & Engineers
Ordernummer: 39383 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina: 7 van 9
4
Resultaten
4.1
Lokale bodemopbouw De bodem ter plaatse bestaat tot 1,5 à 2,0 m -MV uit (kleiig) veen. Vanaf 1,5 à 2,0 m -MV bestaat de bodem hoofdzakelijk uit zand. De tijdens het onderzoek aangetroffen gemiddelde grondwaterstand is 1,7 m -MV. De lokale stromingsrichting van het ondiepe grondwater is in dit onderzoek niet vastgesteld.
4.2
Zintuiglijke waarnemingen Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen waarnemingen gedaan die aanleiding geven tot het vermoeden van bodemverontreiniging. Tevens is tijdens de veldwerkzaamheden gelet op het voorkomen van asbest. Op de locatie is op het maaiveld en in de bodem geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
4.3
Interpretatie analyseresultaten De getoetste analyseresultaten van de grond en het grondwater zijn opgenomen in bijlage IV. De analysecertificaten van de grond en het grondwater zijn weergegeven in bijlage V. Grond In de mengmonsters van de bovengrond zijn behoudens een licht verhoogde concentratie kwik (boven de achtergrondwaarde ), geen verhoogde concentraties met de overige stoffen uit het standaard pakket grond aangetoond. Een uitzondering betreft een licht verhoogde concentratie lood in het mengmonster bij de toekomstige bouwplaats (mengmonster MM1). In de mengmonsters van de ondergrond zijn behoudens een plaatselijk licht verhoogde concentratie kwik (boven de achtergrondwaarde ), geen verhoogde concentraties met de overige stoffen uit het standaard pakket grond aangetoond. Een uitzondering betreft een licht verhoogde concentratie barium in het mengmonster MM8 op het noordelijke terreindeel. Grondwater In alle grondwatermonsters zijn behoudens een licht verhoogde concentratie barium (boven de streefwaarde), geen verhoogde concentraties met de overige stoffen uit het standaard pakket grondwater aangetoond. Een uitzondering betreft een licht verhoogde concentratie in het grondwater uit peilbuis 38 op het centrale terreindeel. De tijdens de bemonstering van de peilbuizen gemeten zuurgraad (pH) en de elektrische geleidbaarheid van het grondwater zijn weergegeven in de tabel 4 en 5 van bijlage IV. De gemeten pH en EC-waarden zijn niet ongebruikelijk voor de aangetroffen bodemtypes en omstandigheden. Tijdens de bemonstering van de peilbuizen zijn geen afwijkingen aan het grondwater waargenomen die aanleiding geven tot het vermoeden van bodemverontreiniging.
II
TEBODIN Consultants & Engineers
Ordernummer: 39383 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 8van 9
5
Samenvatting, conclusie en aanbevelingen
5.1
Samenvatting In opdracht van N.V. Nederlanse Gasunie is door Tebodin Consultants & Engineers een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een locatie gelegen aan toekomstig N2 mengstation Zuidbroek. Aanleiding voor het onderzoek vormen achtereenvolgens een bestemmingswijziging en de geplande nieuwbouw van een stikstof mengstation op de onderzoekslocatie. Doelstelling van het verkennend onderzoek is tweeledig: •
inzicht te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem om aan te geven in hoeverre uit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen aanwezig kunnen zijn die de voorgenomen bouwactiviteiten op de locatie in de weg kunnen staan;
•
het vaststellen van de huidige bodemkwaliteit ofwel nulsituatie ter plaatse van toekomstige Wm- activiteiten (toekomstige deellocaties met bodembedreigende activiteiten).
Het onderzoek is uitgevoerd volgens de Nederlandse Norm NEN 5740, waarbij de standaardopzet voor een (grootschalige) onverdachte locatie is gevolgd. Extra aandacht is aan de nulsituatie van de bodemkwaliteit ter plaatse van: •
3 toekomstige bovengrondse opslagtanks (1 x diesel en 2 x glycol);
•
een toekomstig generatorgebouw met diesel opslag;
•
toekomstige bouwplaats aan de zuidzijde van het perceel.
De bodem ter plaatse bestaat tot 1,5 à 2,0 m -MV uit (kleiig) veen. Vanaf 1,5 à 2,0 m -MV bestaat de bodem hoofdzakelijk uit zand. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen waarnemingen gedaan die aanleiding geven tot het vermoeden van bodemverontreiniging.
Grond In de mengmonsters van de bovengrond zijn, behoudens een lichte verontreiniging met kwik (boven de achtergrondwaarde), geen verontreinigingen met de overige stoffen uit het standaard pakket grond aangetoond. Een uitzondering betreft een lichte verontreiniging met lood in het mengmonster bij de toekomstige bouwplaats (meng monster MM1). In de mengmonsters van de ondergrond zijn, behoudens een plaatselijk lichte verontreiniging kwik (boven de achtergrondwaarde), geen verontreinigingen met de overige stoffen uit het standaard pakket grond aangetoond. Een uitzondering betreft een lichte verontreiniging met barium in het meng monster MM8 op het noordelijke terreindeel.
Grondwater In alle grondwatermonsters zijn behoudens een licht verhoogde concentratie barium (boven de streefwaarde), geen verontreinigingen met de overige stoffen uit het standaard pakket grondwater aangetoond. Een uitzondering betreft een licht verhoogde concentratie in het grondwater uit peilbuis 38 op het centrale terreindeel.
II
TEBODIN Consultants & Engineers
Ordernummer: 39383 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 9 van 9
5.2
Conclusie In onderhavig onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de onderzoekslocatie vastgelegd. De onderzoeksresultaten vormen, ons inziens, geen belemmering voor de voorgenomen bouw van een stikstof mengstation op de onderzoekslocatie. Tevens is de nulsituatie van de bodemkwaliteit bij de toekomstige Wm activiteiten vastgesteld. In de bovengrond zijn veelal licht verhoogde concentraties kwik aangetoond, dat mogelijk een gevolg is van het voormalige gebruik van kwik houdende bestrijdingsmiddelen in het verleden. De herkomst van de plaatselijk licht verhoogde concentraties lood en barium in de grond en barium in het grondwater is onbekend.
5.3
Aanbevelingen Bij eventuele afvoer van grond van de onderzoekslocatie dient rekening gehouden te worden met het Besluit Bodemkwaliteit. De beoordeling van de hergebruiksmogelijkheden van de grond vindt, conform het Besluit Bodemkwaliteit, plaats door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan bij hergebruik aanvullende eisen stellen.
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina 1 van 8
Bijlage IV Analysetabellen grond en grondwater met toetsingsnormen Projectnaam Ordernummer
Toekomstig N2 Mengstation Zuidbroek 39383.00
Tabel 1: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer Boring Bodemtype Zintuiglijk Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Humus (% op ds) Lutum (% op ds)
MM 1 bg 001,009,017,028, 029,033,037,042,046 VK1 0 50 9,9 24
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
78 < 0,35 8,6 21 0,37 89 < 1,5 18 86
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen PAK 10 VROM
< 0,01 0,02 < 0,01 0,04 0,02 0,02 0,02 0,03 0,03 0,03 0,21
PCB (som 7) PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB 28 PCB 52
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
Minerale olie (totaal) Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40
60 <5 13 26 16
Aard artefacten Artefacten Droge stof
<1 73,4
MM 2 bg 002,007,010,015, 018,025,026,030 VK1 0 50 11,5 30
-
-
83 0,4 7,0 19 0,41 77 < 1,5 20 92
-
0,01 0,03 < 0,01 0,05 0,03 0,03 0,02 0,03 0,03 0,03 0,25
+ +
0 50 12,2 27 + -
60 < 0,35 6,6 18 0,32 76 < 1,5 18 80
-
< 0,01 0,02 < 0,01 0,03 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,16
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 -
50 17 8 14 13
<1 70,7
MM 3 bg 003,006,011,014, 019,023,024,031 VK1
0 50 8,7 24 -
-
49 < 0,35 5,5 12 0,21 42 < 1,5 15 57
-
-
< 0,01 0,01 < 0,01 0,03 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,02 0,16
-
+ -
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 -
50 19 6 9 14
<1 72,2
Toelichting bij de tabel: Toetsing: < = kleiner dan de detectielimiet = kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW) + = groter dan de achtergrondwaarde (AW) en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) ++ = groter dan de tussenwaarde (T) en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) +++ = groter dan de interventiewaarde (I)
MM 4 bg 004,005,012,013, 020,021,032,036 VK1
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 -
< 20 <5 <5 <5 <5
<1 76,8
+ -
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina 2 van 8
Bijlage IV Analysetabellen grond en grondwater met toetsingsnormen Tabel 2: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer Boring Bodemtype Zintuiglijk Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Humus (% op ds) Lutum (% op ds)
MM 5 bg 039,040 V
MM 6 og 033,037,038,042 ZS1H2
MM 7 og 034,035,045,046 VK1
MM 8 og 041,043,044 V
0 50 11,3 25
100 150 9 1
100 150 25,5 2
100 150 76,6 7,2
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
67 < 0,35 7,0 18 0,38 85 < 1,5 20 72
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen PAK 10 VROM
< 0,01 < 0,01 < 0,01 0,02 0,02 0,01 0,01 0,02 0,01 0,01 0,11
PCB (som 7) PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB 28 PCB 52
-
-
65 < 0,35 <3 < 10 < 0,10 < 13 < 1,5 <5 < 20
-
< 0,01 < 0,01 < 0,01 < 0,01 < 0,01 < 0,01 < 0,01 < 0,01 < 0,01 < 0,01 < 0,1
< 0,02 < 0,02 < 0,02 0,05 0,03 0,05 0,03 0,04 0,03 0,04 < 0,33
< 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,05 < 0,50
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 0,0026 < 0,002
Minerale olie (totaal) Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40
< 20 <5 <5 <5 <5
< 20 <5 <5 <5 <5
50 <5 15 17 20
Aard artefacten Artefacten Droge stof
<1 68,3
<1 63,6
<1 42,6
+ -
-
50 < 0,35 <3 < 10 < 0,10 < 13 < 1,5 < 6,9 < 20
-
-
180 < 0,35 <3 < 10 0,25 < 13 < 1,5 < 20 < 20
230 84 44 48 58
<1 17,4
Toelichting bij de tabel: Toetsing: < = kleiner dan de detectielimiet = kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW) + = groter dan de achtergrondwaarde (AW) en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) ++ = groter dan de tussenwaarde (T) en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) +++ = groter dan de interventiewaarde (I)
Zintuiglijke waarnemingen: PU= puin, BA= baksteen, GR= grind, GS= glas, HO= hout, RO= roest, Si= sintels, SL= slakken, VE= veen, WO= wortels Gradatie: 1=zwak, 2=matig, 3=sterk, 4=uiterst, 5=volledig, 6=sporen, 7=resten, 8=brokken, 9=laagjes
+
+
-
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina 3 van 8
Bijlage IV Analysetabellen grond en grondwater met toetsingsnormen Tabel 3: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer Boring Bodemtype Zintuiglijk Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Humus (% op ds) Lutum (% op ds)
MM 9 og 039,040 V 50 150 73,2 18
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
100 < 0,35 5,4 < 10 0,25 53 < 1,5 19 47
Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen PAK 10 VROM
< 0,04 < 0,04 < 0,04 < 0,04 < 0,04 < 0,04 < 0,04 < 0,04 < 0,04 < 0,04 < 0,40
PCB (som 7) PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB 28 PCB 52
< 0,014 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002 < 0,002
Minerale olie (totaal) Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40
< 20 <5 <5 <5 <5
Aard artefacten Artefacten Droge stof
<1 20,1
+ -
Toelichting bij de tabel: Toetsing: < = kleiner dan de detectielimiet = kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW) + = groter dan de achtergrondwaarde (AW) en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) ++ = groter dan de tussenwaarde (T) en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) +++ = groter dan de interventiewaarde (I)
Zintuiglijke waarnemingen: PU= puin, BA= baksteen, GR= grind, GS= glas, HO= hout, RO= roest, Si= sintels, SL= slakken, VE= veen, WO= wortels Gradatie: 1=zwak, 2=matig, 3=sterk, 4=uiterst, 5=volledig, 6=sporen, 7=resten, 8=brokken, 9=laagjes
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina 4 van 8
Bijlage IV Analysetabellen grond en grondwater met toetsingsnormen
Tabel 4: Aangetroffen gehaltes (µg/l) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer Datum pH Ec (µS/cm) Filternummer Van (cm-mv) Tot (cm-mv)
033-1-1 9/11/2008 7,48 596 1 200 300
034-1-1 9/11/2008 7 413 1 240 340
035-1-1 9/11/2008 6,8 507 1 220 320
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
< 45 < 0,8 <5 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
60 < 0,8 <5 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
Naftaleen (GC) Styreen (Vinylbenzeen) Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xylenen (som)
< 0,05 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
< 0,05 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
< 0,05 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
< 0,05 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
1,1-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen 1,1-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloormethaan Dichloorpropaan Tribroommethaan (bromoform) trans-1,2-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethaan cis-1,2-Dichlooretheen 1,2-Dichloorpropaan Tetrachlooretheen (Per) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride 1,2-Dichloorethenen (som )
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 2,0 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,50 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
Minerale olie (totaal) Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
+
110 < 0,8 <5 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
036-1-1 9/11/2008 7,04 845 1 220 320 +
180 < 0,8 <5 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
+
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina 5 van 8
Bijlage IV Analysetabellen grond en grondwater met toetsingsnormen Tabel 5: Aangetroffen gehaltes (µg/l) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer Datum pH Ec (µS/cm) Filternummer Van (cm-mv) Tot (cm-mv)
037-1-1 9/11/2008 6,71 395 1 230 330
038-1-1 9/11/2008 6,74 573 1 220 320
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
< 45 < 0,8 <5 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
75 < 0,8 <5 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
+
Naftaleen (GC) Styreen (Vinylbenzeen) Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xylenen (som)
< 0,05 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
0,08 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
+
1,1-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen 1,1-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloormethaan Dichloorpropaan Tribroommethaan (bromoform) trans-1,2-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethaan cis-1,2-Dichlooretheen 1,2-Dichloorpropaan Tetrachlooretheen (Per) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride 1,2-Dichloorethenen (som )
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,70 < 0,1 < 0,1 0,12 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
Minerale olie (totaal) Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
+
039-1-1 9/11/2008 6,65 814 1 220 320 90 < 0,8 6,9 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
040-1-1 9/11/2008 6,9 590 1 220 320 + -
55 < 0,8 14 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
< 0,40 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
< 0,05 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
+ -
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina 6 van 8
Bijlage IV Analysetabellen grond en grondwater met toetsingsnormen Tabel 6: Aangetroffen gehaltes (µg/l) in grondwater met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer Datum pH Ec (µS/cm) Filternummer Van (cm-mv) Tot (cm-mv)
041-1-1 9/11/2008 6,99 458 1 230 330
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
75 < 0,8 <5 < 15 < 0,05 < 15 < 3,6 < 15 < 60
Naftaleen (GC) Styreen (Vinylbenzeen) Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xylenen (som)
< 0,05 < 0,3 < 0,2 < 0,3 < 0,3 < 0,3
1,1-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen 1,1-Dichloorpropaan 1,3-Dichloorpropaan Dichloormethaan Dichloorpropaan Tribroommethaan (bromoform) trans-1,2-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethaan cis-1,2-Dichlooretheen 1,2-Dichloorpropaan Tetrachlooretheen (Per) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride 1,2-Dichloorethenen (som )
< 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,3 < 0,2 < 0,9 < 0,2 < 0,1 < 0,6 < 0,1 < 0,3 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,6 < 0,6 < 0,1 < 0,2
Minerale olie (totaal) Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40
< 100 < 25 < 25 < 25 < 25
+
Toelichting bij de tabel: Toetsing: < = kleiner dan de detectielimiet = kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S) + = groter dan de streefwaarde (S) en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T) ++ = groter dan de tussenwaarde (T) en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) +++ = groter dan de interventiewaarde (I) >S = groter dan de streefwaarde (S), er is geen interventiewaarde (trigger)
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina 7 van 8
Bijlage IV Analysetabellen grond en grondwater met toetsingsnormen Tabel 7: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) humus (% op ds) lutum (% op ds) Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
8,7 24 AW 184 0,6 14,5 38,5 0,15 48,6 1,5 34 135
I 605 12 232 183 9,8 516 200 204 694
9 1 AW 98 0,5 4,3 24 0,11 35,9 1,5 12 70
PAK 10 VROM
I 141 9,1 61 111 7,2 374 200 66 342
9,9 24 AW 184 0,6 14,5 39,3 0,15 49,4 1,5 34 137
1,5
40
PCB (som 7)
0,017
Minerale olie (totaal)
165
I 605 12 232 187 9,9 524 200 204 703
11,3 25 AW 190 0,6 15,0 40,9 0,15 50,8 1,5 35 142
I 625 12 240 190 10,0 530 200 210 720
1,5
40
1,5
40
1,5
40
0,87
0,018
0,90
0,020
0,99
4350
171
4500
188
4950
1,00 215
5000
Tabel 8: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) humus (% op ds) lutum (% op ds) Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
11,5 30 AW 221 0,7 17,3 44,3 0,16 53,8 1,5 40 157
I 727 13 277 211 11 571 200 240 808
12,2 27 AW 202 0,6 15,9 42,8 0,16 52,5 1,5 37,0 149
PAK 10 VROM
I 666 13 255 204 10 557 200 222 767
25,5 2 AW 98 0,7 4,3 34,8 0,12 45,4 1,5 12 94
1,7
46
PCB (som 7)
0,023
Minerale olie (totaal)
218
I 161 15 68 166 8,3 484 200 72 484
73,2 18 AW 147 1,6 11,7 77,5 0,19 83,1 1,5 28 214
I 484 32 188 369 13 882 200 168 1098
1,8
49
3,8
102
4,5
120
1,1
0,024
1,2
0,051
2,5
0,060
3,0
5750
232
6100
479
12750
570
15000
Tabel 9: Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) humus (% op ds) lutum (% op ds) Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
76,6 7,2 AW 98 1,6 6,7 72,5 0,18 78,7 1,5 17,2 187
I 266 32 107 345 12 836 200 103 958
PAK 10 VROM
4,5
120
PCB (som 7)
0,060
3,0
Minerale olie (totaal)
570
15000
Toelichting bij de tabel: De toetsingsnormen zoals vermeld in de Wet Bodembescherming worden gecorrigeerd voor de geldende lutum- en humuswaarden. In bovenstaande tabel worden de normen gegeven bij de voorkomende lutum- en humuswaarden in dit onderzoek. AW I
= Achterwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = Interventiewaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: 23 oktober 2008 Pagina 8 van 8
Bijlage IV Analysetabellen grond en grondwater met toetsingsnormen
Tabel 10: Grondwaternormen van de Wet Bodembescherming (µg/l) S
T
I
Barium [Ba] Cadmium [Cd] Cobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mb] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65
338 3,2 60 45 0,18 45 153 45 433
625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800
Xylenen (som, 0.7 factor) Naftaleen (GC) Styreen (Vinylbenzeen) Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xylenen (som)
0,20 0,010 6,0 0,20 7,0 4,0 0,20
35 35 153 15 504 77 35
70 70 300 30 1000 150 70
1,1-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen Dichloormethaan Dichloorpropaan Tribroommethaan (bromoform) trans-1,2-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethaan cis-1,2-Dichlooretheen Tetrachlooretheen (Per) Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride
7,0 0,010 0,010 0,80
454 5,0 500 40
0,010 7,0 0,010 0,010 0,010 0,010 0,010 24 6,0 0,010
10,0 204 10,0 20 5,0 150 65 262 203 2,5
900 10,0 1000 80 630 20 400 20 40 10,0 300 130 500 400 5,0
Minerale olie (totaal)
50
325
600
Toelichting bij de tabel: S T I
= Streefwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = Tussenwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming = Interventiewaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming
Ordernummer: 39383.00 Rapportnummer: 3415001 Revisie: 0 Datum: oktober 2008 Pagina 1 van 25
Bijlage V: Analysecertificaten Onderstaande kopieën van analysecertificaten zijn opgenomen in deze bijlage: Laboratorium
Lijstnummer
Aantal bladen, incl. bijlagen
11353862
15
11356047
9
Grond ALcontrol Laboratories Grondwater ALcontrol Laboratories Totaal Totaal aantal bladen (incl. voorblad) : 25
24
Bodem risico categorie
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
A A A A A A A A A A A A A
1
A
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
A A A A A A A A A A A
faciliteiten en personeel
detectie in tank
gecontroleerde overloopafvoer
lekdetectie
vulinstructie
CUR/PBV-44
visueel toezicht
leidinginspectie
Eind score Incidenten management
Toezicht
visuele inspectie
lengte/positie vulslang
speciale embalage (verpakking)
(dubbele onafhankelijke) overvulbeveiliging
appendages
wegrijbeveiliging
hemelwater
ontluchting (CPR)
vulpunt en vulleidingen
vloeistofdicht ontwerp
bovengronds
ondergronds
onderhoudsprogramma
Bijzonder operationeel onderhoud
Aandacht voor
gesloten systeem
lekdetectie
lekbak
X X
X X X X
dubbelwandig
kerende voorziening
vloeistofdichte voorziening
Aanleg/uitvoering
Beheermaatregelen
algemene zorg
Systeemontwerp
inspectieprogramma
NRB (sub) Begin activiteit score
automatische afslag met detectie in slang
Installatie onderdeel
schrobwater
Nr
ASU skid 1a 1b 1c 1d 1e 1f 1g 1h 1i 1j 1k 1l 1m 1n
ASU opslag smeerolie Opslag triethyleen glycol (TEG) ASU overslag van smeerolie Overslag TEG ASU: Koelwater circuit binnen (1e traps luchtkoeling) ASU: Koelwater circuit buiten (1e traps luchtkoeling ASU Chilledwater circuit binnen (2e traps luchtkoeling) ASU Chilledwater circuit buiten (2e traps luchtkoeling) ASU smeerolie circuit voor compressoren ASU 2 traps nakoeler (L-V-95103) met afscheiding van vrije vloeistof ASU Adsorbent circuit (binnen) Transformator ASU ASU workshop met opslag van reserve vaten smeerolie & TEG Olie-water-scheiding (aan- en afvoerleidingen zijn vloeistofdicht ontworpen)
1.3 1.3 3.4 3.4 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1 5.4 5.4
2 2 4 4 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4
2a 2b 2c 2d 2e 2f 2g 2h 2i 2j 2k
NCU opslag smeerolie/vet NCU overslag van smeerolie Overslag en intern transport NCU draintank M-V-62301 (ledigen) Verf (en gerelateerde producten) opslag in gebouw voor NCU NCU smeermiddelen algemeen: binnen NCU verzameling tbv tank M-V-62301: buiten NCU koelwatercircuit: binnen NCU koelwatercircuit: buiten NCU cilinder smering: binnen NCU afscheiding smering cilinders: buiten NCU smeerolie: binnen
1.3 2.1 2.1 3.4 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1
2 4 4 4 3 3 3 3 3 3 3
X X
instructie instructie instructie instructie
X X
overkapping overkapping
X X
overkapping
X X X X X X X X
X X
overkapping X
X X X
overkapping overkapping overkapping overkapping overkapping
X instructie
X
X X
X
X X X X X
X X X X X X X X X X X
X X X
X X
X
X
X X X X X X X X X X X X X
X
X X X X X
drainsysteem
drainsysteem
X
X
X X
X X X X X X X X X X X X X X
NCU skid X X X X X
X
instructie instructie instructie
PRV's
X X
overkapping overkapping overkapping overkapping overkapping drainsysteem overkapping
X X X X X X X X X X
X X
overkapping drainsysteem overkapping
X X
X X X
X X X X X X X X X X X
X
Hoofdgebouw 3a 3b 3c 3d 3e 3f 3g 3h 3i 3j 3k
Diesel Opslag Dagtank noodstroomvoorziening Overslag en intern transport diesel Leidingtransport diesel naar noodstroomvoorziening Uninterruptible Power Supply/UPS (NiCd batterij) NiCd startaccu noodstroomvoorziening Opslag smeermiddelen controlegebouw Noodstroomvoorziening Instrumentenluchtsysteem Transformator controlegebouw Werkplaats controlegebouw
1.3 1.3
2 2
2.1
4
2.2
2
4.1 4.1 3.4 4.1 4.1
3 3 4 3 3
4.1 5.3
3 4
1.4
4
2.1
4
2.1
4
2.1
4
X X
X
instructie
X
instructie
X
X via retour leiding
instructie X
X X X X
X X
X
X
overkapping
X
X
overkapping
X slang lengte < vloer
drainsysteem geen appendages
X overkapping overkapping overkapping overkapping overkapping/ drainsysteem overkapping overkapping
X X
X X
X
X
X
1
A
X
X
X
X
1
A
X
X
X
X
1
A
X
X
1
A
X
X X X X
X X X X
X X X X
1 1 1 1
A A A A
X
X
X
X
1
A
X X
X X
X X
1 1
A A
X
X
X
X
1
A
X
X
X
X
1
A
X
X
X
X
1
A
X
X
X
X
X
1
A
X X X X X X X
X
X
1 1 1 1 1 1 1
A A A A A A A
drainsysteem
drainsysteem drainsysteem
X
Truck Loading 4a 4b 4c 4d
(AC) drainpit 0-T-73101. Overslag en intern transport (AC) drainpit 0-T-73101. Verlaadplaat voor lossen verse TEG Verlaadplaat voor afvoer gebruikte TEG
X
X
X
instructie
drainsysteem
X
instructie
drainsysteem
X
instructie
drainsysteem
X
X
instructie
drainsysteem
X
slang lengte < vloer slang lengte < vloer slang lengte < vloer slang lengte < vloer
Withdrawal Area 5a 5b 5c 5d 5e 5f 5g
TEG opslag TEG pompen De withdrawal train: slugcatcher, filter, absorber De withdrawal train: overig Regeneratie skid TEG skid TEG unit
1.3 2.3 4.1 4.1 4.1 4.1 4.1
2 5 3 3 3 3 3
beton vloer X X
instructie
X overkapping drainsysteem
X X
drainsysteem beton vloer
X
drainsysteem
X X X X X X X
X X X X
X X X X X X X
! #$ % &'(
"
#
#$ % )% * &+( !
,
-
-
,
,
.
.
! /
-
. , ,
/ ,
!
$
-
.
0 1)
-
)% *
. 1)
* * "% "$2 3$
45))52% 56
)% * (
6 % 78 !
9
9
)% * #
: "$ %
!
,
#
-
.
$
9 ;
!"
##$ %
&"
!"
##$ %
&"
;
6'7
,
#
<7
<7
<7
+ =$08>
; <$08>
; <$08>
'
678
,
#
77
77
77
; 7$08>
; 7$08>
' 7$08>
+
6>7
,
#
77
77
77
; >$08>
? 8$08>
; '$08?
<
6;88
,
#
?8
?8
?8
; >$08>
= '$08>
; ?$08?
?
6;78
,
#
?+
?+
?+
' >$08>
; @$08?
' ?$08?
@
6'88
,
#
?+
>=
>=
> '$08>
; 7$08?
' '$08?
;8
6'78
,
#
?+
=+
=+
; '$08?
; '$08?
' 8$08?
;'
6+88
,
#
>;
;; 8
;; 8
; ;$08?
@ @$08>
; 7$08?
;?
6<88
,
#
@>
;< '
;< '
@ 8$08>
+ @$08>
> 7$08>
;@
6<78
A?8
>8
@+
; @$08?
; >$08?
'8
6788
A?8
>@
='
; ?$08?
; 7$08?
'<
6?88
A?8
=+
;; ;
; '$08?
; 8$08?
+8
6>78
A?8
;; ?
;+ @
> 7$08>
7 @$08>
+?
6=88
A?8
;+ =
;? <
< +$08>
+ ;$08>
<'
6;878
A?8
;? ;
;= ;
' 7$08>
; 7$08>
<@
6;'88
A?8
;@ +
'; >
; <$08>
> ?$08@
:
B ;@C D8 77
;?C
D
;C $ -
. 8 77
5
' &;( ;8E
'8 78
&'(
' !"
##$ %
'
&"
!"
##$ %
&"
;
6'7
,
#
<7
<7
<7
< ?$08?
< ?0$8?
< 7$08?
'
678
,
#
77
77
77
> >$08?
> ?$08?
> ?$08?
+
6>7
,
#
77
77
77
= +$08?
= +$08?
= '$08?
<
6;88
,
#
?8
?8
?8
; ;$087
; ;$087
= @$08?
?
6;78
,
#
?+
?+
?+
; '$087
; ;$087
@ @$08?
@
6'88
,
#
?+
>=
>=
; '$087
; '$087
; 8$087
;8
6'78
,
#
?+
=+
=+
' <$08>
; 8$08=
; 8$08=
;'
6+88
,
#
>;
;;
;;
' ?$08>
7 >$08@
; 8$08=
;?
6<88
,
#
@>
;< '
;< '
< ;$08>
' '$08>
; 8$08=
;@
6<78
A?8
>8
@+
; 8$08=
; 8$08=
'8
6788
A?8
>@
='
; 8$08=
; 8$08=
'<
6?88
A?8
=+
;; ;
; 8$08=
; 8$08=
+8
6>78
A?8
;; ?
;+ @
' 8$08>
; +$08>
+?
6=88
A?8
;+ =
;? <
' @$08>
; @$08>
<'
6;878
A?8
;? ;
;= ;
' @$08>
; >$08>
<@
6;'88
A?8
;@ +
'; >
' <$08>
; +$08>
!!
:
B #$ % &'( ;8E
78 6
78
;8E
;8E
78 : ;?F
&;(
"
!
I &'( &+(
6
! 6
# &!!
"
!
!
-) % *. ;>
!
,
$: '88@ ) 8+@<
'88= $
%
)% * ; !'
'88=
GH #
'; '88= !
$
I
,)
Laan van Nieuw Oost-Indië 25 • 2593 BJ Den Haag Postbus 16029 • 2500 BA Den Haag Telefoon 070 348 09 11 • Fax 070 348 06 45
[email protected] • www.tebodin.com
Opdrachtgever: Gasunie Project: N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Auteur: S. Weustenenk Telefoon: +31 74 249 6226 Telefax: +31 74 249 6215 E-mail:
[email protected] Datum: 25 augustus 2009
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 2 van 40
5
25-08-2009
Update rapportage m.b.t. referenties van faalfrequenties
S. Elbers
R. Hogenkamp
4
02-07-2009
Update rapportage m.b.t. insluitsystemen stikstof
S. Weustenenk
S. Elbers
3
16-06-2009
Update rapportage m.b.t. insluitsystemen aardgas
S. Weustenenk
S. Elbers
2
04-06-2009
Update rapportage m.b.t. faalfrequenties stikstofsysteem
S. Weustenenk
S. Elbers
1
28-04-2009
Definitieve rapportage na verwerking commentaar Gasunie
S. Weustenenk
S. Elbers
0
10-04-2009
Concept rapportage locatie Zuidbroek
S. Weustenenk
S. Elbers
Omschrijving
Opsteller
Gecontroleerd
Wijz. Datum © Copyright Tebodin
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 3 van 40
Inhoudsopgave
Pagina
1
Inleiding
8
2
Beschrijving van de inrichting
9
3
De QRA methodologie
10
4
De selectie van relevante installatieonderdelen (subselectie)
11
4.1
De subselectie
11
5
Definitie van de beschouwde ongevalscenario’s
13
5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.3 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.4.5 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3 5.5.4 5.5.5 5.6 5.6.1 5.6.2 5.6.3 5.6.4 5.6.5 5.7 5.7.1 5.7.2 5.7.3 5.7.4 5.7.5 5.8
Algemeen Insluitsysteem 1: de Air Separation Unit (ASU) Installatieonderdelen Procescondities Faalfrequenties LOC scenario’s Modellering Insluitsysteem 2 (leiding tussen ASU en NCU) Insluitsysteem 3: de Nitrogen Compressor Unit (N-CU) Installatieonderdelen Procescondities Faalfrequenties LOC scenario’s Modellering Insluitsysteem 5: Stikstoftransportleiding van- en naar Heiligerlee Installatieonderdelen Procesconditie Faalfrequenties Overzicht LOC scenario’s Modellering Gastoevoer systeem 10 Installatieonderdelen Procesconditie Faalfrequenties Overzicht LOC scenario’s Modellering Insluitsysteem 10: Mengstation Installatieonderdelen Procesconditie Faalfrequenties Overzicht LOC scenario’s Modellering Insluitsysteem 11: Retour-/ opstartleiding
13 14 15 15 15 16 16 16 17 18 18 18 19 19 19 19 19 19 20 20 20 20 21 21 21 21 22 22 22 22 23 23 23
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 4 van 40
5.8.1 5.8.2 5.8.3 5.8.4 5.8.5 5.9
Installatieonderdelen Procesconditie Faalfrequenties Overzicht LOC scenario’s Modellering Algemene aannames
23 23 24 24 24 25
6
Algemene uitgangspunten voor de modellering
26
6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Kans op ontsteking van brandbare stoffen Letaliteit criteria Methaan Stikstof Weergegevens Uitstromingsrichting Ruwheidslengte van de omgeving Bevolkingsgegevens
26 26 26 27 28 29 29 29
7
Resultaten
30
7.1 7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.1.4 7.1.5 7.1.6 7.1.7 7.1.8
Plaatsgebonden risico Inleiding Risiconormering Plaatsgebonden risico locatie Zuidbroek Invloedsgebied Groepsrisico Inleiding Risiconormering Groepsrisico locatie Zuidbroek
30 30 30 31 32 33 33 33 33
8
Conclusies
34
Referenties
35
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 5 van 40
Bijlage 1:
Plotplan locatie Zuidbroek
36
Bijlage 2:
De Subselectie
37
Bijlage 3:
LOC scenario’s
38
Bijlage 4:
Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen (+ begeleidende brief)
39
Bijlage 5:
Uittreksel ‘Risicoanalyse aardgastransportinrichtingen’ + toelichting (email J. Bos)
40
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 6 van 40
Samenvatting In opdracht van de N.V. Nederlandse Gasunie (verder aangeduid als Gasunie) is door Tebodin Consultants & Engineers een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd voor het stikstof mengstation op de locatie Zuidbroek. Op het mengstation Zuidbroek wordt hoog calorisch gas gemengd met stikstofgas om zodoende de gewenste calorische waarde te bereiken. Het stikstofgas dat hiervoor nodig is wordt eveneens op de locatie Zuidbroek geproduceerd. Omdat de productie van het stikstofgas een continue activiteit is, maar het op specificatie brengen van hoog calorisch gas slechts gedurende bepaalde periodes in het jaar plaatsvindt, is er voor gekozen het stikstofgas tussentijds op te slaan in een voormalige zoutcaverne op de Gasunie locatie Heiligerlee. Beide locaties zijn via een ondergrondse transportleiding (lengte ca. 9,7km, diameter 16 inch) met elkaar verbonden. Met uitzondering van de faalfrequenties voor de binnen de inrichting aanwezige pijpleidingen (zie hieronder) is de kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd volgens de richtlijnen uit de Handleiding Risicoberekeningen Bevi (HARI) [2] en berekend m.b.v. het geünificeerde risicoanalyse pakket Safeti-NL [1]. Bij de uitvoering van deze QRA is besloten om uitsluitend voor het stikstof gedeelte een subselectie uit te voeren. Deze subselectie heeft geresulteerd in een 4-tal insluitsystemen. Voor het aardgas gedeelte is geen subselectie uitgevoerd omdat zowel een breuk als een lekkage van een bovengrondse aardgasleiding als ook een breuk van een ondergrondse leiding kan resulteren in een effect buiten de inrichting. In totaal zijn in de QRA de volgende 7 insluitsystemen beschouwd: • Systeem 1: Air Separation Unit oftewel ASU; • Systeem 2: leiding van de ASU naar de Nitrogen Compressor Unit (N-CU); • Systeem 3: N-CU; • Systeem 5: stikstoftransportleiding DN300 van en naar Heiligerlee; • Gastoevoer naar de mengstraat; • Systeem 10: De mengstraat; • Systeem 11: Opstart/ retourleiding. Voor de bovengenoemde systemen en de daarbinnen aanwezige procesonderdelen zijn vervolgens ongevalscenario’s opgesteld. Uitzondering hierop zijn de insluitsystemen 1,2 en 3. Voor deze systemen ontbreekt hiervoor de benodigde detailinformatie. In plaats daarvan zijn voor deze systemen op basis van de systeeminhoud een aantal referentiescenario’s opgesteld die vervolgens op alle hoekpunten van de ‘’battery limit’’ zijn beschouwd om zodoende het maximale effect naar de omgeving te bereiken. Verder wordt ten aanzien van de faalfrequenties voor de LOC scenario’s voor binnen de inrichting aanwezige pijpleidingen voor het transport van aardgas aangesloten bij de door de Gasunie beschikbaar gestelde faaldata. Voor stikstofleidingen is voor het breukscenario gebruik gemaakt van de faalfrequentie die overeenkomt met de waarde zoals genoemd in de notitie ‘Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen’ [7]. Voor het stikstofscenario “lekkage ondergrondse leiding” werd ten tijde van de uitvoering van de QRA geen exacte waarde genoemd waardoor voor dit scenario is aangesloten bij de in de HARI [2] genoemde faalfrequentie. De in de notitie ‘Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen’ [7] genoemde faalfrequentie ligt een factor 2,5 lager dan de waarde uit de HARI [2] waardoor de gehanteerde faalfrequentie voor het scenario “lekkage ondergrondse leiding” als conservatief kan worden aangemerkt.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 7 van 40
Uit de berekeningen van het plaatsgebonden risico blijkt dat er geen PR 10-6 contour buiten de terreingrens wordt berekend waardoor wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico zoals deze zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen [4]. Vanwege het feit dat zich binnen het invloedsgebied – als gevolg van een ongewenste gebeurtenis binnen de inrichting – geen bevolking bevindt, kan tevens worden geconcludeerd dat er sprake is van een verwaarloosbaar groepsrisico.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 8 van 40
1
Inleiding N.V. Nederlandse Gasunie (verder aangeduid als Gasunie) is voornemens een stikstof mengstation te installeren op de locatie Zuidbroek. Het doel van deze installatie is om hoogcalorisch gas te mengen met stikstof waardoor de juiste calorische waarde van gas bereikt wordt alvorens het aan het Gasunie netwerk wordt geleverd. Dit proces zal enkele periodes in het jaar plaatsvinden. Omdat het mengstation in deze zogenaamde piekperiodes over voldoende stikstof moet kunnen beschikken, wordt continu stikstof geproduceerd en opgeslagen in een voormalige zoutcaverne in Heiligerlee. Het transport van stikstof vindt plaats middels een daarvoor aangelegde 16 inch transport leiding met een lengte van 9,7 kilometer. Als onderdeel van het basic engineering project dat Tebodin in opdracht van de Gasunie uitvoert, is deze kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Deze QRA beslaat zowel het aardgas als het stikstofgedeelte van het mengstation op de inrichting. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de transportleiding van- en naar Heiligerlee buiten het kader van deze opdracht valt. In een QRA wordt het risico voor de omgeving bepaald dat veroorzaakt wordt door mogelijke ongewenste gebeurtenissen binnen de inrichting. Als eerste stap in de QRA worden ongevalscenario’s gedefinieerd voor installatieonderdelen waarin zich gevaarlijke stoffen bevinden. Het vrijkomen van een brandbare stof (bijvoorbeeld aardgas) kan resulteren in een brand en/ of een explosie, en wanneer de gevaarlijke stof toxisch is kan het vrijkomen van deze stof resulteren in een toxische gaswolk. Hoewel stikstof niet als toxisch is geclassificeerd, kan het vrijkomen van stikstof wel resulteren in letaliteit onder de blootgestelde personen als gevolg van zuurstofverdringing (asphyxiatie). De volgende stap is om de consequenties van de ongevalscenario’s te bepalen en de bijbehorende frequenties van optreden van deze ongevalscenario’s. Door het berekende effect van de ongevalscenario’s te combineren met de kans van optreden wordt vervolgens het risico (= kans x effect) bepaald. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (gepresenteerd met behulp van risicocontouren) en het groepsrisico (gepresenteerd met behulp van een groepsrisicocurve). Dit rapport is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de inrichting. Hoofdstuk 3 geeft een schematisch overzicht van de QRA methodologie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de uitkomsten van de subselectie waarna in hoofdstuk 5 alle geselecteerde systemen worden beschreven. De gebruikte uitgangspunten en aannames ten tijde van de modellering zijn in hoofdstuk 6 beschreven. Tot slot worden de resultaten en conclusies, respectievelijk in hoofdstuk 7 en 8 beschreven.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 9 van 40
2
Beschrijving van de inrichting Het stikstof mengstation wordt gebouwd nabij het dorp Zuidbroek aan de Hondenlaan, ten westen van de N33 in de provincie Groningen. Op de topografische kaart van Menterwolde/ Muntendam is de locatie te vinden op sectie A, nummers: 987, 988 en 1349, zie figuur 1.
Figuur 1: Topografische kaart Meterwolde/ Muntendam De dichtstbijzijnde bebouwing bevindt zich op ongeveer 1100 meter afstand ten noordwesten van de inrichting. Het stikstof mengstation op locatie Zuidbroek bestaat uit 4 installatieonderdelen: • Het stikstof productie systeem (de Air Separation Unit, ASU genaamd); • Het stikstof compressor systeem (de Nitrogen Compressor Unit, NCU genaamd); • Het stikstof behandelingssysteem (de withdrawal area, WD genaamd); • Het stikstof mengstation. Voor het plotplan van de locatie Zuidbroek wordt verwezen naar bijlage 1.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 10 van 40
3
De QRA methodologie De gebruikte methode bij het uitvoeren van deze QRA is gebaseerd op het identificeren van alle insluitsystemen op basis van de aanwezige automatische afsluiters ook wel Remote Operated Valves (ROV’s) genoemd en terugstroomkleppen ook wel Check Valves genoemd. Op basis hiervan zijn de Loss of Containment (LOC) scenario’s per insluitsysteem gedefinieerd en beschouwd. De onderstaande figuur geeft een schematisch overzicht van de stappen binnen de QRA.
Selectie van relevante insluitsystemen (subselectie) (hoofdstuk 4)
Definitie van ongevalscenario’s (LOC’s) per insluitsysteem (hoofdstuk 5)
Bepaling van
Bepaling van de tijdsduur totdat een
faalfrequenties
veiligheidsmaatregel ingeschakeld wordt
LOC’s (hoofdstuk 5)
(hoofdstuk 5)
Modellering van: • Uitstroming; • Dispersie; • Ontsteking; • Consequenties.
Meteorologische
Bevolking
informatie
gegevens
(hoofdstuk 5 en 6)
Berekening van het risico (plaatsgebonden - en groepsrisico) (hoofdstuk 7)
Evaluatie van het berekende risico (hoofdstuk 8)
Figuur 2: Schematische weergave QRA methodiek Alle genoemde stappen in Figuur 2 worden beschreven in de hierna volgende hoofdstukken.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 11 van 40
4
De selectie van relevante installatieonderdelen (subselectie) In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de reeds uitgevoerde subselectie voor het stikstof mengstation op de locatie Zuidbroek. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen de stikstof- en aardgas installatieonderdelen. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een overzicht gegeven van alle relevante installatieonderdelen in relatie tot de Loss of containment (LOC) scenario’s.
4.1
De subselectie Omdat binnen een inrichting niet alle aanwezige installatie onderdelen een significante bijdrage leveren aan het externe risico geeft de Handleiding risico berekeningen (verder aangeduid als HARI [2]) aan dat een zogenaamde subselectie uitgevoerd mag worden. In deze QRA is daarbij onderscheid gemaakt in aardgas- en stikstof systeemonderdelen. Voor aardgas installatieonderdelen is geen subselectie uitgevoerd omdat hiervoor reeds is onderkend dat: • het scenario “breuk van de leiding” bij ondergrondse pijpleidingen kan resulteren in een effectafstand die buiten de inrichting komt; • de scenario’s “lek 10% de leiding diameter” en “breuk van de leiding” kunnen resulteren in een effectafstand die buiten de inrichtingsgrens komt. Dit betekent dat de subselectie uitsluitend betrekking heeft op het stikstof gedeelte van het mengstation. Hiertoe zijn allereerst de stikstof installatieonderdelen onderverdeeld op basis van de aanwezigheid van automatische afsluiters. Dit heeft geresulteerd in een 8-tal insluitsystemen. Voor elk van deze insluitsystemen zijn vervolgens de effecten beschouwd voor een 4-tal referentiescenario’s (instantaan vrijkomen van de hele inhoud, uitstroming van de gehele inhoud in 10 minuten, lekkage 50 mm en lekkage 10 mm). In de onderstaande tabel staan deze referentiescenario’s genoemd en is telkens de bijbehorende effectafstand en de afstand van het insluitsysteem tot de terreingrens (het hekwerk) weergegeven. Insluitsystemen waarvan de effectafstand in één van de referentiescenario’s groter is dan de afstand van het systeem tot aan de terreingrens zijn geselecteerd voor de QRA.
Tabel 1: Overzicht van effectafstanden en afstand tot de inrichtingsgrens per insluitsysteem. Afstand 1% letaliteit (m) Insluitsysteem
Instantaan falen
10 min uitstroming
Lek 10 mm
Lek 50 mm
Minimale
Selectie in
afstand tot
QRA
terreingrens (m)
F1.5
D5
F1.5
D5
F1.5
D5
F1.5
D5
1
24
16
<1
<1
<1
<1
<1
<1
18
Ja
2
23
14
<1
<1
<1
<1
<1
<1
20
Ja
3
23
13
<1
<1
<1
<1
<1
<1
23
Ja
4
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
81
Nee
5
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
Ja
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 12 van 40
Afstand 1% letaliteit (m) Insluitsysteem
Instantaan falen
10 min uitstroming
Lek 10 mm
Lek 50 mm
Minimale
Selectie in
afstand tot
QRA
terreingrens (m)
F1.5
D5
F1.5
D5
F1.5
D5
F1.5
D5
6
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
58
Nee
7
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
95
Nee
8
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
32
nee
Uit deze tabel blijkt dat de volgende stikstof installatieonderdelen geselecteerd zijn voor de QRA, te weten: • Insluitsysteem 1: de Air Separation Unit (ASU); • Insluitsysteem 2: de leiding van de ASU naar de Nitrogen Compressor Unit (N-CU); • Insluitsysteem 3: de N-CU; • Insluitsysteem 5: de stikstoftransportleiding DN300 van en naar Heiligerlee. De uitgebreide rapportage van de subselectie is als bijlage 2 aan het voorliggende rapport toegevoegd.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 13 van 40
5
Definitie van de beschouwde ongevalscenario’s
5.1
Algemeen Zoals blijkt uit hoofdstuk 4 zijn voor het stikstofgedeelte een 4-tal insluitsystemen geselecteerd voor de QRA. Het aardgas gedeelte bestaat uit een drietal insluitsystemen die eveneens in de QRA worden meegenomen. In totaal zijn de volgende 7 systemen geselecteerd voor de QRA: • Insluitsysteem 1: de Air Separation Unit (ASU); • Insluitsysteem 2: de leiding van de ASU naar de Nitrogen Compressor Unit (N-CU); • Insluitsysteem 3: de N-CU; • Insluitsysteem 5: de stikstoftransportleiding DN400 van en naar Heiligerlee; • Aardgastoevoer naar mengstation (verder aangeduid als ‘’gastoevoer systeem 10’’); • Insluitsysteem 10: mengstation; • Insluitsysteem 11: retour- /opstartleiding. In de onderstaande paragrafen wordt elk insluitsysteem beschreven aan de hand van de volgende specificaties: (1) welke systeemonderdelen zijn aanwezig, (2) wat zijn de procescondities hiervan, (3) wat zijn de faalfrequenties, (4) welke ongevalscenario’s zijn van toepassing en tot slot (5) op welke manier wordt het systeem gemodelleerd. Hierbij wordt opgemerkt dat ongevalscenario’s met een kans van optreden van minder dan 1*10-10 per jaar niet worden beschouwd in de QRA en derhalve in het overzicht niet zijn meegenomen. Verder wordt ten aanzien van de faalfrequenties voor de LOC scenario’s voor binnen de inrichting aanwezige pijpleidingen voor het transport van aardgas aangesloten bij de door de Gasunie beschikbaar gestelde faaldata. In [6] wordt nader ingegaan op de wijze waarop deze faalfrequenties tot stand zijn gekomen. Een uittreksel hiervan is opgenomen in bijlage 5. Tevens bevat deze bijlage een nadere uitleg (email) over de faalfrequenties. Voor stikstofleidingen is voor het breukscenario gebruik gemaakt van de faalfrequentie zoals opgenomen in het conceptvoorstel van het RIVM [5]. De betreffende faalfrequentie is inmiddels overgenomen in de notitie ‘Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen’ [7] welke als bijlage 4 aan deze rapportage is toegevoegd. Voor het stikstofscenario “lekkage ondergrondse leiding” werd in het conceptvoorstel van het RIVM geen exacte waarde genoemd maar uitsluitend een brandbreedte waardoor voor dit scenario is aangesloten bij de in de HARI [2] genoemde faalfrequentie voor een lekkage van een leiding behorende tot de categorie “overige”. De gehanteerde faalfrequentie uit de HARI was daarbij een factor 2 hoger dan de in het conceptvoorstel genoemde bovengrens van de brandbreedte. Ook de in de notitie ‘Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen’ [7] genoemde faalfrequentie ligt een factor 2,5 lager dan de waarde uit de HARI [2]. De gehanteerde faalfrequentie voor het scenario “lekkage ondergrondse leiding” kan daardoor als conservatief worden aangemerkt. Daarnaast zijn er voor de stikstofsystemen 1 (ASU) en 3 (NCU) specifieke aannames gemaakt in verband met ontbreken van detailinformatie voor de binnen deze insluitsystemen aanwezige procesonderdelen, zie paragraaf 5.2 en 5.4. Als gevolg hiervan is ook insluitsysteem 2 (leiding tussen ASU en NCU) een specifieke aanname gedaan, zie paragraaf 5.3.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 14 van 40
5.2
Insluitsysteem 1: de Air Separation Unit (ASU) Voor insluitsysteem 1, de ASU, is uitgegaan van een systeeminhoud van 40 m3. In het systeem bevinden zich een viertal procesonderdelen, te weten een destillatiekolom, een reboiler, een refluxvat en een condensor die zorgen voor de productie van vloeibare stikstof. Omdat het engineeringproces voor dit insluitsysteem nog niet is afgerond zijn er binnen dit systeem nog onvoldoende gegevens bekend voor een gedetailleerde uitvoering van de QRA. Zo is niet duidelijk wat de lengte en diameter van de pijpleidingen binnen de ASU sectie zijn en wat de uiteindelijke procescondities zullen zijn voor de verschillende installatieonderdelen. Evenmin zijn de exacte afmetingen van de installatieonderdelen bekend. Om in dit stadium toch een indicatie te kunnen geven van het mogelijke risico van dit insluitsysteem op de omgeving, is gekozen voor de volgende benadering. De ASU is beschouwd als één systeem dat ingeval van een Loss of Containment (LOC) geheel kan leegstromen. Dit systeem is daarom gemodelleerd als één ‘procesvat’ met een inhoud van 40 m3 vloeibare stikstof. Daarbij is uitgegaan van de hoogste temperatuur waarbij de stikstof nog net vloeibaar is, te weten -147 °C. Dit resulteert voor een verzadigde vloeistof in de hoogste dampspanning (32,8 barg). Omdat eveneens informatie ontbreekt over de aanwezige opvangmogelijkheden is voor de vorming van een vloeistofplas uitgegaan van een oppervlak van 1500 m2. Een dergelijk oppervlak wordt vanwege de aanwezigheid van putten en goten op het terrein gezien als het maximale plasoppervlak dat ingeval van een spill op het terrein zal ontstaan. Conform de HARI dienen voor een procesvat de volgende scenario’s te worden beschouwd, te weten: 1. 2. 3.
Instantaan vrijkomen van de gehelen inhoud van het insluitsysteem; uitstroming van de gehele inhoud van het systeem in 10 minuten; een lekkage in het systeem uit een gat met een diameter van 10 mm.
De bovengenoemde modellering kan qua berekening van de effectafstanden als conservatief worden aangemerkt omdat voor het gehele insluitsysteem is uitgegaan van vloeibar stikstof met een temperatuur van 147 °C (dampdruk 32,8 barg). In werkelijkheid zal in een gedeelte van het systeem sprake zijn van gasvormige stikstof (topzijde destillatiekolom, inlaatzijde condensor waardoor in geval van een LOC er per tijdseenheid minder kilogrammen stikstof zullen vrijkomen. Voor het gedeelte waar zich vloeibare stikstof bevindt (bodemzijde destillatiekolom, reboiler, uitlaatzijde condensor) zal voor een deel sprake zijn van een temperatuur die overeenkomt met het kookpunt van stikstof waardoor sprake is van een lagere temperatuur dan -147 °C (atmosferisch kookpunt is -195 °C) en bijbehorende (lagere) dampspanning. Verder geldt dat ingeval van een LOC voor een installatieonderdeel (bijvoorbeeld het falen van de condensor) eerst de daarin aanwezige hoeveelheid stikstof uitstroomt waarna een eventuele verdere uitstroming wordt bepaald door het nominale debiet dat binnen de ASU geldt. Het is dan ook niet te verwachten dat de gehele systeeminhoud in een dergelijk geval zal uitstromen. Verder blijkt uit de berekeningen die in het kader van de subselectie zijn uitgevoerd dat het instantaan vrijkomen van de gehele inhoud resulteert in de grootste effectafstand. Met betrekking tot de frequentie van optreden van een LOC scenario is gekeken naar de faalfrequenties van de bovengenoemde procesonderdelen. De resulterende faalfrequentie hiervan bedraagt voor het catastrofaal falen zo’n 2*10-5 /jaar hetgeen overeenkomt met de faalfrequentie van 4 procesvaten. In deze faalfrequentie is impliciet rekening gehouden met de aanwezigheid van een leiding totaan de eerste afsluiter hetgeen overeenkomt met een lengte van 10 meter (Op basis van 4 procesvaten bedraagt de beschouwde leidinglengte dus 40 meter). Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 15 van 40
Behoudens deze leidingen zijn geen verdere leidinglengtes beschouwd omdat verwacht wordt dat de resulterende faalfrequentie (gebaseerd op de initiële faalfrequentie en de totale leidinglengte) niet significant zal bijdragen aan de faalfrequentie die gebaseerd is op 4 procesvaten. In de berekening van de faalfrequentie is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van pompen. De reden hiervoor is dat het falen van een pomp (gemodelleerd als een breuk van de leiding aan de perszijde van de pomp) er voor zal zorgen dat de uistromng gerelateerd is aan het nominale doorstroomdebiet (conform het Paarse Boek wordt voor een dergelijk uitstroming uitgegaan van 150% van het nominale doorstroomdebiet vanwege het feit dat door het wegvallen van de tegendruk de pomp harder zal draaien. Tevens is in deze toeslagfactor rekening gehouden met terugstroming vanuit het achterliggende systeem). De hoeveelheid die ingeval van het falen van een pomp uitstroomt is dus veel beperkter in verhouding tot het (instantaan) falen van één van de genoemde procesonderdelen. Tot slot wordt opgemerkt dat geen informatie beschikbaar is die betrekking heeft op de locatie waar binnen de ASU unit de procesonderdelen worden opgesteld. Om die reden is besloten om de beschouwde ongevalscenario’s op elk van de 4 hoekpunten te laten plaatsvinden. Dit betekent dat elk scenario (dat qua frequentie is gebaseerd op de aanwezigheid van 4 procesonderdelen) dus feitelijk 4 keer is meegenomen. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat aan op basis van de gekozen hoeveelheid die kan uitstromen inclusief de daaraan gerelateerde procescondities en de locatie waar de LOC scenario’s plaatsvinden, sprake is van een conservatieve benadering van het risico.
5.2.1
Installatieonderdelen Aanname: 4 procesvaten die onderdeel uitmaken van een systeem met een inhoud van 40 m3 vloeibare stikstof (= 14210 kg stikstof).
5.2.2
Procescondities Voor de procescondities is uitgegaan van de hoogste temperatuur waarbij de stikstof nog vloeibaar is, te weten -147 °C. Dit resulteert automatisch in de grootste bijbehorende dampspanning (33 barg). Samenvattend is voor het systeem uitgegaan van de volgende procescondities: • Werkdruk: 33 barg; • Temperatuur: -147 °C.
5.2.3
Faalfrequenties Voor het beschouwde procesvat bedragen de referentiescenario’s conform de Handleiding Risicoberekeningen Bevi [2]:
Tabel 2: Faalfrequenties systeem 1 ‘procesvat’
(*)
scenario
Frequentie/ jaar
Catastrofaal falen
2,00E-05(*)
uitstroming gedurende 10 min.
2,00E-05(*)
Lek 10 mm
4,00E-04(*)
De faalfrequentie is gebaseerd op de aanwezigheid van vier procesvaten.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 16 van 40
5.2.4
LOC scenario’s Tabel 3: LOC scenario’s systeem 1 [2] Nr.
5.2.5
Uitgestroomde Uitstroomdebiet Uitstromingstijd hoeveelheid (kg/s) (s) (kg) ~14207 n.v.t. n.v.t.
scenario
consequentie
1.
Instantaan
Uitstroming gehele inhoud procesvat
2.
vaste tijdsduur
uitstroming van stikstof in 10 min.
~14400
~24
600
3.
lekkage
uitstroming van stikstof door 10 mm gat
~3600
~2
1800
Modellering Omdat de exacte gegevens m.b.t. de locatie van de systeemonderdelen ontbreken, is er bij de modellering voor gekozen om de referentiescenario’s met de ongevalfrequentie zoals weergegeven in § 5.2.3 op alle hoekpunten van de ‘’battery limit’’ te laten plaatsvinden. Op deze wijze wordt een maximale bijdrage vanuit de installatie op de omgeving bereikt.
5.3
Insluitsysteem 2 (leiding tussen ASU en NCU) Voor insluitsysteem 2, de leiding tussen de ASU en de NCU, is uitgegaan van een volume van 2m3 (circa 40 meter DN250). Daarbij moet worden opgemerkt dat hierin geen procesonderdelen aanwezig zijn en dat deze leiding zich voor het overgrote gedeelte ondergronds bevindt. In de subselectie (bijlage 2) zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd om de maximale massa die kan uitstromen van insluitsysteem 2 te kunnen berekenen: 1. 2. 3. 4.
Naast het stikstofvolume van de beschouwde systemen worden ook de volumes van de aansluitende insluitsystemen meegenomen; De reactietijd van de afsluiters wordt meegenomen door 120 seconden keer het doorstoomdebiet van het betreffende insluitsysteem op te tellen bij het totale volume, zoals bepaald onder 1; De aanwezigheid van terugslagkleppen worden niet meegenomen in de berekeningen; De uitstroming vindt altijd horizontaal plaats op een hoogte van 1 meter boven het maaiveld.
Met behulp van deze aannames is voor insluitsysteem 2 berekend dat de totale hoeveelheid stikstof die kan uitstomen neerkomt op 3863 kg. Vervolgens zijn de effecten bepaald aan de hand van een aantal generieke scenario’s uit de HARI, te weten ‘catastrofaal falen’, ‘uitstroom in 10 minuten’, ‘lek 10 mm’ en ‘lek 50 mm’. Uit de berekende effectafstanden blijkt dat insluitsysteem 2 uitsluitend is geselecteerd op basis van het scenario ‘instantaan falen’. Voor alle andere scenario’s blijven de effecten binnen de terreingrens. Bij nader inzien is het voor een systeem dat alleen uit pijpleidingen bestaat (en niet uit procesvaten) niet logisch om het scenario ‘instantaan falen’ te beschouwen, immers in geval van een leidingbreuk zal niet de gehele inhoud instantaan vrijkomen. Een betere benadering is om insluitsysteem 2 in de subselectie te modelleren als ‘Line rupture’. Dit scenario heeft de volgende uitkomsten opgeleverd: maximale uitstroming 85,6 kg/s gedurende 45,12 seconden, resulterend in een effectafstand (1% letaliteit) van 2,2 meter (op 1 meter hoogte).
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 17 van 40
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat insluitsysteem 2 onterecht door de subselectie is gekomen omdat het scenario ‘instantaan falen’ voor de subselectie van insluitsysteem 2 niet van toepassing is. Daarnaast is uit berekeningen gebleken dat ook een realistisch scenario als ‘line rupture’ voor dit insluitsysteem geen effect buiten de inrichting oplevert, namelijk 2,2 meter. Het insluitsysteem is daarom in tegenstelling tot het resultaat uit de subselectie niet nader beschouwd in de QRA.
5.4
Insluitsysteem 3: de Nitrogen Compressor Unit (N-CU) Insluitsysteem 3, de NCU, heeft een volume van 9 m3 gasvormige stikstof (= 1630 kg stikstof). In het systeem bevinden zich een viertal parallel geplaatste compressoren die de druk van de stikstof verhogen naar maximaal 160 barg (ontwerpdruk). Omdat het engineeringproces voor dit insluitsysteem nog niet is afgerond zijn er binnen dit systeem nog onvoldoende gegevens bekend voor een gedetailleerde uitvoering van de QRA. Zo is niet duidelijk wat de lengte en diameter van de pijpleidingen binnen de NCU sectie zijn en wat de uiteindelijke procesdrukken zullen worden. Evenmin is de exacte uitvoering van de compressor bekend, waardoor onduidelijk is of terugstroming vanuit het gedeelte stroomafwaarts van de compressor realistisch is (bijvoorbeeld door aanwezigheid van terugslagkleppen). Om in dit stadium toch een indicatie te kunnen geven van het mogelijke risico van dit insluitsysteem op de omgeving, is gekozen voor de volgende benadering. De NCU is beschouwd als één systeem dat ingeval van een Loss of Containment (LOC) geheel kan leegstromen. Dit systeem is daarom gemodelleerd als één ‘procesvat’ met een inhoud van 9 m3 gasvormige stikstof, een druk van 160 barg en een temperatuur van 10 °C1. Voor een dergelijk procesvat dienen conform de HARI de volgende scenario’s te worden beschouwd, te weten: 1. 2. 3.
Instantaan vrijkomen van de gehelen inhoud van het insluitsysteem; uitstroming van de gehele inhoud van het systeem in 10 minuten; een lekkage in het systeem uit een gat met een diameter van 10 mm.
De bovengenoemde modellering kan qua berekening van de effectafstanden als conservatief worden aangemerkt omdat de scenario’s die betrekking hebben op het gedeelte stroomafwaarts van de compressor in werkelijkheid gerelateerd zijn aan het nominale doorstroomdebiet (conform het Paarse Boek wordt voor een dergelijk uitstroming uitgegaan van 150% van het nominale doorstroomdebiet vanwege het feit dat door het wegvallen van de tegendruk de compressor harder zal draaien. Tevens is in deze toeslagfactor rekening gehouden met terugstroming vanuit het achterliggende systeem). Voor het gedeelte stroomopwaarts van de compressor is de gekozen modellering conservatief omdat de druk hier lager zal zijn dan de maximale ontwerpdruk. Verder blijkt uit de berekeningen die in het kader van de subselectie zijn uitgevoerd dat het instantaan vrijkomen van de gehele inhoud resulteert in de grootste effectafstand. Omdat de frequentie van optreden van een LOC scenario voor een compressor hoger is dan die voor een procesvat, is qua faalfrequentie wel uitgegaan van de waarden die behoren bij een compressor. 1
Dit betreft de minimum temperatuur. Bij deze temperatuur heeft het gas de grootste dichtheid en bevat het dus de meeste kilogrammen stikstof per m3.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 18 van 40
Daarbij wordt opgemerkt dat voor een compressor slechts twee scenario’s worden beschouwd, te weten het catastrofaal falen (gemodelleerd als een breuk van de leidingaansluiting aan de perszijde van de compressor) en een lekkage van de compressor (overeenkomend met een gat ter grootte van 10% van de leidingdiameter). Omdat voor een procesvat naast een lekkage twee andere scenario’s worden beschouwd, te weten instantaan vrijkomen van de gehele inhoud en het vrijkomen van de inhoud in 10 minuten, is de faalfrequentie van het catastrofaal falen van de compressor evenredig verdeeld over beide scenario’s (dus 50% kans op het instantaan vrijkomen van de gehele inhoud en 50% kans op het vrijkomen van de gehele inhoud in 10 minuten). In de berekening van de overall frequentie is daarbij uitgegaan van de aanwezigheid van 4 compressoren. In de faalfrequentie is impliciet rekening gehouden met de aanwezigheid van een leiding tot aan de eerste afsluiter hetgeen overeenkomt met een lengte van 10 meter. (op basis van 4 compressoren bedraagt de beschouwde leidinglengte dus 40 meter). Behoudens deze leidingen zijn geen verdere leidinglengtes beschouwd omdat verwacht wordt dat de resulterende faalfrequentie (gebaseerd op de initiële faalfrequentie en de totale leidinglengte) niet significant zal bijdragen aan de faalfrequentie die gebaseerd is op 4 compressoren. Tot slot wordt opgemerkt dat geen informatie beschikbaar is die betrekking heeft op de locatie waar binnen de NCU unit de compressoren worden opgesteld. Om die reden is besloten om de beschouwde ongevalscenario’s op elk van de 4 hoekpunten te laten plaatsvinden. Dit betekent dat elk scenario (dat qua frequentie is gebaseerd op 4 compressoren) dus feitelijk 4 keer is meegenomen. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat aan op basis van de gekozen faalfrequentie, de hoeveelheid die kan uitstromen inclusief de daaraan gerelateerde procescondities en de locatie waar de LOC scenario’s plaatsvinden, sprake is van een conservatieve benadering van het risico.
5.4.1
Installatieonderdelen Aanname: 4 compressoren die onderdeel uitmaken van een systeem met een inhoud van 9 m3 gasvormige stikstof (= 1630 kg stikstof).
5.4.2
Procescondities Op basis van de reeds uitgevoerde subselectie zijn de volgende procescondities gebruikt: • Werkdruk: 160 barg; • Temperatuur: 10 °C.
5.4.3
Faalfrequenties Voor de beschouwde procesvaten bedragen de referentiescenario’s conform de Handleiding Risicoberekeningen Bevi [2]:
Tabel 4: Faalfrequenties systeem 3 ‘compressor’ [2] scenario
(*)
Frequentie/ jaar
Catastrofaal falen
2,00E-04(*)
uitstroming gedurende 10 min.
2,00E-04(*)
Lek 10 mm
1,76E-02(*)
De faalfrequenties zijn vermenigvuldigd met een factor 4 (is aantal compressoren)
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 19 van 40
5.4.4
LOC scenario’s Tabel 5: LOC scenario’s systeem 3 [2] Nr.
5.4.5
Uitgestroomde Uitstroomdebiet Uitstromingstijd hoeveelheid (kg/s) (s) (kg)
scenario
consequentie
1.
instantaan
Uitstroming gehele inhoud proces vat
~1630
n.v.t.
n.v.t.
2.
vaste tijdsduur
uitstroming van stikstof in 10 min.
~1626
~2,71
~600
3.
lekkage
uistroming van stikstof door 10 mm gat
~1631
~2,66
~613
Modellering Net als voor de ASU geldt dat op elk van de hoekpunten van de installatiegrens (battery limit) de ongevalscenario’s met de faalfrequenties zoals aangegeven in § 5.4.3 zijn beschouwd.
5.5
Insluitsysteem 5: Stikstoftransportleiding van- en naar Heiligerlee
5.5.1
Installatieonderdelen Systeem 5 heeft de volgende installatie onderdelen: • Ondergrondse leiding (lengte ~ 9,7 km/ DN400 waarvan 116 meter binnen terreingrens).
5.5.2
Procesconditie Systeem 5 werkt bij de volgende procescondities: • Werkdruk: 159 barg; • Temperatuur: 9 °C; • Debiet: 66 kg/s.
5.5.3
Faalfrequenties De faalfrequenties van de onderstaande leidingen zijn gebaseerd op het conceptvoorstel van het RIVM [5] (leidingbreuk) respectievelijk de HARI [2] (leiding lekkage), zie toelichting paragraaf 5.1. Tabel 6: faalfrequenties systeem 5 ondergrondse stikstofleiding scenario
DN
SMYS
Materiaal
wanddikte (mm)
Frequentie (km/jr)
Leiding breuk ondergronds
400
L413
X60
15,2
1,5E-04(*)
Leiding lek ondergronds
400
L413
X60
15,2
1,5E-03(**)
(*)
Voorstel modellering leidingbreuken binnen mijnbouwinrichtingen (Concept), Eelke Kooi, d.d.17 mei 2009 [5]. Deze faalfrequentie komt overeen met de waarde zoals genoemd in de notitie ‘faalfrequenties ondergrondse buisleidingen’ welke als bijlage 4 aan het rapport is toegevoegd.
(**)
De faalfrequentie is afkomstig uit de HARI [2], tabel 28. Zoals aangegeven in § 5.1 ligt deze faalfrequentie een factor 2,5 hoger dan de waarde zoals genoemd in de notitie ‘faalfrequenties ondergrondse buisleidingen’ (zie bijlage 4).
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 20 van 40
5.5.4
Overzicht LOC scenario’s Tabel 7: LOC scenario’s systeem 5 nr segment 1
1. 2. 3. 4. 5.
2
1. 2. 3. 4. 5.
3
n.v.t.
scenario Leiding breuk Leiding breuk Leiding breuk Leiding breuk Leiding breuk Leiding breuk Leiding breuk Leiding breuk Leiding breuk Leiding breuk Leiding lek
Uitgestroomde Uitstroom hoeveelheid debiet (kg) (kg/s)
Uitstromingstijd (s)
consequentie
DN
transportleiding + 120 sec *debiet (BOP)
400
~91630
~595
~154
transportleiding + 120 sec *debiet (BOP)
400
~91409
~323
~283
transportleiding + 120 sec *debiet (BOP)
400
~91323
~219
~417
transportleiding + 120 sec *debiet (BOP)
400
~91674
~198
~463
transportleiding + 120 sec *debiet (BOP)
400
~91390
~190
~481
Systeem (5 + 4) + 1800 sec * debiet (BOP)
400
~91630
~595
~154
Systeem (5 + 4) + 1800 sec * debiet (BOP)
400
~91409
~323
~283
Systeem (5 + 4) + 1800 sec * debiet (BOP)
400
~91323
~219
~417
Systeem (5 + 4) + 1800 sec * debiet (BOP)
400
~91674
~198
~463
Systeem (5 + 4) + 1800 sec * debiet (BOP)
400
~91390
~190
~481
Safeti bepaald
400
~19080
~10,6
~1800
Voor een volledig overzicht van de beschouwde LOC scenario’s en gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar bijlage 3.
5.5.5
Modellering De pijpleiding is gemodelleerd als een route segment waarbij zich, afhankelijk van de leidinglengte, op elke 5 of 10 meter een ongevalscenario kan voordoen. De scenario’s “breuk en lek van de leiding” zijn gemodelleerd als line rupture model . Met betrekking tot het uitstroomdebiet is eveneens conform de QRA voor Heiligerlee [3] uitgegaan van uitstroomdebiet overeenkomstig de blowout potential van de caverne (= 186,5 kg/sec).
5.6
Gastoevoer systeem 10
5.6.1
Installatieonderdelen Gastoevoer systeem 10 bestaat, voor zover aanwezig binnen de inrichting Zuidbroek, uit de volgende onderdelen: • Ondergrondse leiding B (lengte ~ 205 meter/ DN1200); • Ondergrondse leiding A (lengte ~ 188 meter/ DN1200); • Ondergrondse leiding B - 1 (lengte ~ 102 meter/ DN900); • Ondergrondse leiding A - 1 (lengte ~ 104 meter/ DN900); • Ondergrondse leiding B - 2 (lengte ~ 9 meter/ DN900); • Ondergrondse leiding A - 2 (lengte ~ 9 meter/ DN900).
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 21 van 40
5.6.2
Procesconditie Gastoevoer systeem 10 heeft de volgende procescondities: • Aardgas systeem; • Werkdruk: 70,6 barg • Temperatuur: 15 °C.
5.6.3
Faalfrequenties De faalfrequenties van de onderstaande leidingen (tabel 8) zijn afkomstig van de Gasunie. In [6] wordt nader ingegaan op de wijze waarop deze faalfrequenties tot stand zijn gekomen. Een uittreksel hiervan is opgenomen in bijlage 5. Tevens bevat deze bijlage een nadere uitleg (email) over de faalfrequenties.
Tabel 8: Faalfrequenties ondergrondse leiding ‘gastoevoer systeem 10 (A/ B)’
5.6.4
scenario
DN
SMYS
Materiaal
wanddikte (mm)
Leiding breuk ondergronds
1200A
L415
L415 MB
21,7
Frequentie (km/jr) 7,59E-08
Leiding lek ondergronds
1200B
L415
L415 MB
21,7
3,12E-06
Leiding breuk ondergronds
900A
L415
L415 MB
16,4
3,14E-07
Leiding lek ondergronds
900B
L415
L415 MB
16,4
6,32E-06
Overzicht LOC scenario’s Tabel 9: LOC scenario’s ‘gastoevoer systeem 10 (A/ B)’ Uitgestroomde Uitstroomdebiet Uitstromingstijd hoeveelheid (kg/s) (s) (kg)
Nr.
scenario
consequentie
DN
1.
Leiding breuk
uitstroming ‘gastoevoer systeem 10 (A of B)’ *
1200
~60300
~13319
~4,53
2.
Leiding breuk
uitstroming ‘gassysteem 10 (A of B)’
900
~60300
~7492
~8,05
3.
leiding breuk
uitstroming ‘gastoevoer systeem 10 (A of B)’ + terugstroming systeem 10 gedurende 120 sec**
1200
~60300
~13319
~4,53
4.
leiding breuk
uitstroming ‘gastoevoer systeem 10 (A of B)’ + terugstroming systeem 10 gedurende 120 sec**
900
~60300
~7492
~8,05
5.
Leiding lek
uitstroming van gas wordt door Safeti bepaald
1200
~6660
~3,7
~1800
6.
Leiding lek
uitstroming van gas wordt door Safeti bepaald
900
~6660
~3,7
~1800
Voor een volledig overzicht van de beschouwde LOC scenario’s en gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar bijlage 3.
5.6.5
Modellering Vanwege het grote aandeel van methaan in aardgas is methaan als representatief voor aardgas beschouwd. De pijpleiding is gemodelleerd als een route segment waarbij zich, afhankelijk van de leidinglengte, op elke 5 of 10 meter een ongevalscenario kan voordoen. De scenario’s “breuk en lek van de leiding” zijn gemodelleerd als line rupture model .
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 22 van 40
5.7
Insluitsysteem 10: Mengstation
5.7.1
Installatieonderdelen Systeem 10 bestaat uit de volgende onderdelen: • Ondergrondse leiding (lengte ~353 meter/ DN1200); • Ondergrondse leiding DN900 – 1 (lengte ~ 44 meter/ DN900); • Ondergrondse leiding DN900 – 2 (lengte ~ 44 meter/ DN900); • Ondergrondse leiding DN900 – 3 (lengte ~ 5 meter/ DN900); • Ondergrondse leiding DN750 – 1 (lengte ~ 32 meter/ DN750); • Ondergrondse leiding DN750 – 2 (lengte ~ 10 meter/ DN750); • Ondergrondse leiding DN750 – 3 (lengte ~ 26 meter/ DN750); • Bovengrondse leiding (lengte ~ 67 meter/ DN400); • Bovengrondse leiding (lengte ~ 34 meter/ DN200).
5.7.2
Procesconditie Systeem 10 heeft de volgende procescondities: • Aardgas systeem; • Werkdruk: 70,6 barg; • Temperatuur: 15 °C.
5.7.3
Faalfrequenties De faalfrequenties van de onderstaande leidingen (tabel 10) zijn afkomstig van de Gasunie. In [6] wordt nader ingegaan op de wijze waarop deze faalfrequenties tot stand zijn gekomen. Een uittreksel hiervan is opgenomen in bijlage 5. Tevens bevat deze bijlage een nadere uitleg (email) over de faalfrequenties.
Tabel 10: Faalfrequenties onder- en bovengrondse leidingen systeem 10
(*)
scenario
DN
SMYS
Materiaal
wanddikte (mm)
Frequentie (km/jr)
leiding breuk ondergronds
1200
L415
L415 MB
21,7
7,59E-08
Leiding lek ondergronds
1200
L415
L415 MB
21,7
3,12E-06
leiding breuk ondergronds
900
L415
L415 MB
16,4
3,14E-07
Leiding lek ondergronds
900
L415
L415 MB
16,4
6,32E-06
leiding breuk ondergronds
750
L415
L240 NB/ MB
13,8
5,78E-07
Leiding lek ondergronds
750
L415
L240 NB/ MB
13,8
8,37E-06
leiding breuk bovengronds
400
L240
L240 NB/ MB
14,2
7,74E-07
Leiding lek bovengronds
400
L240
L240 NB/ MB
14,2
0,00+00(*)
leiding breuk bovengronds
200
L240
L240 NB/ MB
7,9
2,26E-06
Leiding lek bovengronds
200
L240
L240 NB/ MB
7,9
1,01E-05
Door Gasunie is aangegeven dat een lekkage van de pijpleiding met een gat ter grootte van 40 mm (=10% van de leidingdiameter, conform HARI [2]) niet optreedt.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 23 van 40
5.7.4
Overzicht LOC scenario’s Systeem 10 heeft een inhoud van zo’n 22,6 ton aardgas. Bij de uitgestroomde hoeveelheid wordt echter ook rekening gehouden met de toevoer van gas gedurende 120 seconden (= reactietijd inblokafsluiters). Hierdoor is de uitgestroomde hoeveelheid zoals gepresenteerd in onderstaande tabel groter dan de maximale hoeveelheid in het insluitsysteem.
Tabel 11: LOC scenario’s systeem 10 Nr.
scenario
1. 2.
Uitgestroomde Uitstroomdebiet Uitstromingstijd hoeveelheid (kg/s) (s) (kg)
consequentie
DN
leiding breuk
systeem 10 + 120 sec * 1,5 * debiet
200
~82900
~370
~224
leiding lek
Uitstroming van gas wordt door Safeti bepaald
200
~6660
~3,7
1800
3.
leiding breuk
systeem 10 + 120 sec * 1,5 * debiet
400
~82900
~1480
~56
4.
leiding breuk
systeem 10 + 120 sec * 1,5 * debiet
750
~82900
~5200
~16
5.
leiding lek
Uitstroming van gas wordt door Safeti bepaald
750
~6660
~3,7
1800
6.
leiding breuk
systeem 10 + 120 sec * 1,5 * debiet
900
~82900
~7490
~11
7.
leiding lek
Uitstroming van gas wordt door Safeti bepaald
900
~6660
~3,7
1800
8.
leiding breuk
systeem 10 + 120 sec * 1,5 * debiet
1200
~82900
~13320
~6
9.
Leiding lek
Uitstroming van gas wordt door Safeti bepaald
1200
~6660
~3,7
1800
Voor een volledig overzicht van de beschouwde LOC scenario’s en gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar bijlage 3
5.7.5
Modellering Vanwege het grote aandeel van methaan in aardgas is methaan als representatief voor aardgas beschouwd. De pijpleiding is gemodelleerd als een route segment waarbij zich, afhankelijk van de leidinglengte, op elke 5 of 10 meter een ongevalscenario kan voordoen. De scenario’s “breuk en lek van de leiding” zijn gemodelleerd als line rupture model .
5.8
Insluitsysteem 11: Retour-/ opstartleiding
5.8.1
Installatieonderdelen Systeem 11 bestaat uit de volgende onderdelen: • Ondergrondse leiding (lengte ~ 19 meter/ DN300).
5.8.2
Procesconditie Systeem 11 heeft de volgende procescondities: • Aardgas systeem; • Werk druk: 66,2 barg; • Temperatuur: 15 °C;
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 24 van 40
5.8.3
Faalfrequenties De faalfrequenties van de onderstaande leidingen (tabel 12) zijn afkomstig van de Gasunie. In [6] wordt nader ingegaan op de wijze waarop deze faalfrequenties tot stand zijn gekomen. Een uittreksel hiervan is opgenomen in bijlage 5. Tevens bevat deze bijlage een nadere uitleg (email) over de faalfrequenties.
Tabel 12: Faalfrequenties ondergrondse leiding systeem 11 scenario
DN
SMYS
Materiaal
wanddikte (mm)
Frequentie (km/jr)
Leiding breuk ondergronds
300
L240
L240 NB/ MB
11
9,95-06
Leiding lek ondergronds
300
L240
L240 NB/ MB
11
0,00E+00*
* Door Gasunie is geen frequentie voor een leiding lekkage opgegeven op basis waarvan is uitgegaan van een frequentie van 0,00E+00.
5.8.4
Overzicht LOC scenario’s Systeem 11 heeft een inhoud van zo’n 60 kg aardgas. Bij de uitgestroomde hoeveelheid wordt echter ook rekening gehouden met de toevoer van gas gedurende 120 seconden (= reactietijd inblokafsluiters). Hierdoor is de uitgestroomde hoeveelheid zoals gepresenteerd in onderstaande tabel groter dan de maximale hoeveelheid in het insluitsysteem.
Tabel 13: LOC scenario’s systeem 11 Uitgestroomde Uitstroomdebiet Uitstromingstijd hoeveelheid (kg/s) (s) (kg)
Nr.
scenario
Consequentie
DN
1.
leiding breuk
systeem 10 + 120 sec * 1,5 * debiet
300
~8000
~730
~11
2.
leiding breuk
Systeem (10+11) + toevoer gedurende 120 sec
300
~30600
~730
~42
Voor een volledig overzicht van de beschouwde LOC scenario’s en gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar bijlage 3
5.8.5
Modellering Vanwege het grote aandeel van methaan in aardgas is methaan als representatief voor aardgas beschouwd. De pijpleiding is gemodelleerd als een route segment waarbij zich, afhankelijk van de leidinglengte, op elke 5 of 10 meter een ongevalscenario kan voordoen. De scenario’s “breuk en lek van de leiding” zijn gemodelleerd als line rupture model .
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 25 van 40
5.9
Algemene aannames Met betrekking tot de LOC scenario’s die beschreven staan in de paragrafen 5.2 tot en met 5.8 zijn de volgende algemene aannames gemaakt: 1.
De automatische afsluiters (kans op falen is 0,001) en terugstroomklep (kans op falen is 0,06) zijn beschouwd als veiligheidssystemen. Door deze systemen kan in geval van een LOC scenario de totale uitstromingshoeveelheid worden beperkt (zie bijlage 4). De faalfrequenties van deze automatische afsluiters en terugstroomkleppen zijn afkomstig uit de HARI [2];
2.
Automatische kleppen werken los van elkaar en daarom wordt het gelijktijdig falen van de automatische afsluiters is niet beschouwd;
3.
De reactietijd van een automatische afsluiter is 120 seconden, dit gegeven is gebaseerd op de HARI [2];
4.
Een terugstroomklep sluit instantaan wanneer terugstroming plaatsvindt;
5.
Bij het falen van een automatische afsluiter is de massa van het aangrenzende systeem ook meegenomen in de beschouwing;
6.
In geval van een leidingbreuk is een extra massa opgeteld bij de massa van het betreffende stikstof insluitsysteem zodat rekening is gehouden met de maximale uitstrominghoeveelheid. Deze extra massa is 1.5 keer het debiet van het betreffende systeem, gedurende 120 seconden (in geval dat de automatische afsluiter werkt), of 1800 seconden (als automatische afsluiter faalt). De periode van 1800 seconden is conform de HARI gekozen in verband met de maximale blootstellingduur van 30 minuten voor toxische stoffen. Voor het aardgas systeem geldt dat de maximale effecten al bereikt worden in zeer korte tijd (20 seconden) waardoor de uitstroming van 1800 seconden niet relevant is;
7.
Scenario’s waarbij de berekende kans van optreden kleiner is dan 1*10-10 per jaar zijn niet beschouwd in de QRA;
8.
Domino effecten als gevolg van interne of externe oorzaken zijn niet meegenomen in deze QRA;
9.
De blootstellingduur voor brandbare stoffen bedraagt 20 seconden en voor toxische stoffen 30 minuten.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 26 van 40
6
Algemene uitgangspunten voor de modellering In dit hoofdstuk zijn de additionele uitgangspunten beschreven die gehanteerd zijn ten behoeve van de modellering van de LOC scenario’s in Safeti.Nl [1].
6.1
Kans op ontsteking van brandbare stoffen Met betrekking tot de ontsteking van brandbare stoffen is onderscheidt gemaakt tussen directe ontsteking (1) en vertraagde ontsteking (2). Ad 1) Directe ontsteking In deze studie is het gas gemodelleerd als methaan. Tabel 19 laat de kans op ontsteking van methaan zien volgens de HARI [2].
Tabel 14
Ontstekingskansen voor methaan [2] Bron Continue uitstroming Instantaan vrijkomen < 10 [kg/s] < 1000 [kg] 10-100 [kg/s] 1000-10000 [kg] > 100 [kg/s] > 10000 [kg]
Stof Methaan 0,02 0,04 0,09
Ad 2) Vertraagde ontsteking Met betrekking tot de vertraagde ontsteking is de ‘vrije veld’ methode gehanteerd. Dit wil zeggen dat ontsteking plaats vindt op het tijdstip waarbij de wolk zijn maximale omvang heeft bereikt.
6.2
Letaliteit criteria
6.2.1
Methaan De Letaliteit effecten voor methaan zijn bepaald aan de hand van de probit relatie voor warmte straling conform de HARI. Hieronder een overzicht van relevante letaliteit criteria voor deze QRA: Directe ontsteking, zie gebeurtenissenboom vrijkomen brandbaar gas, HARI [2] 1% 10kW/m2 (jetfire) 100% 35kW/m2 (jetfire) Vertraagde ontsteking, zie gebeurtenissenboom vrijkomen brandbaar gas, HARI [2] 100% direct vlam contact (flash fire) Overdruk effecten; voor het groepsrisico is aangenomen dat bij een explosie 100% letaliteit optreedt voor een overdruk van minimaal 0,3 bar. Voor een overdruk tussen 0,3 en 0,1 bar bedraagt het letaliteitpercentage 2,5 % gebaseerd op het overlijden van personen als gevolg van het instorten van het huis/ bouwwerk. Voor het plaatsgebonden risico treedt uitstuitend 100 % letaliteit op bij een overdruk van minimaal 0,3 bar.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 27 van 40
6.2.2
Stikstof Voor de modellering van de effecten met betrekking tot het vrijkomen van stikstof is aangesloten bij de uitgangspunten van de QRA voor Heiligerlee. De relevante uitgangspunten zijn hieronder samengevat. In een QRA wordt conform de HARI [2] uitgegaan van een maximale tijdsduur van 1800 seconden. Deze tijdsduur heeft betrekking op het vrijkomen van toxische stoffen. Voor deze stoffen wordt namelijk uitgegaan van een maximale duur van de blootstelling van 30 minuten. De effecten die na deze tijdsduur plaatsvinden worden derhalve niet beschouwd. Stikstof is een inerte stof die als ‘niet toxisch’ is geclassificeerd. Het vrijkomen van stikstof kan daarentegen wel resulteren in letaliteit onder de blootgestelde personen als gevolg van zuurstofverdringing (asphyxiatie). Om die reden is in de QRA gekeken naar de consequenties van het vrijkomen van stikstof. Daarbij is gebruikt gemaakt van de in de HARI [2] genoemde probit functie, te weten: Pr = -65,7 + ln (C5,2 x t) Waarin: Pr = probitwaarde behorende bij de overlijdenskans (-) t = blootstellingduur (min) C = concentratie op tijdstip t (ppm)
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 28 van 40
Bij (de modellering van) een uitstroming van stikstof speelt, in tegenstelling tot een brandbare stof(2), niet de initiële uitstroming een grote rol in het uiteindelijke effect maar de totale dosis (= concentratie x tijdsduur) waaraan personen worden blootgesteld. Dit betekent dat eveneens de duur van de uitstroming relevant is. Om die reden is bij berekeningen die zijn uitgevoerd met het zogenaamde ‘long pipeline model’ uitgegaan van een multiple rate. Dit houdt in dat er gerekend wordt met een tijdsafhankelijke uitstroming in 5 stappen. Hiervoor is gekozen omdat de uitstroming in parameters (temperatuur, uitstroomhoeveelheid, uistroomsnelheid) sterk varieert in de tijd zoals is afgebeeld in Figuur 3.
Rate 1
Rate 2
Uitstroming in Kg/s
Rate 3
Rate 4
Rate 5 0 Tijd in sec
1800 sec
Figuur 3: Schematische weergave “multiple rate” uitstroming uit een lange pijpleiding
6.3
Weergegevens De weersgegevens die gebruikt zijn in deze QRA zijn afkomstig van weerstation Eelde en worden representatief geacht voor de locatie Zuidbroek. De verdere atmosferische gegevens die zijn gebruikt zijn afkomstig uit Safeti_NL en kunnen worden gezien als standaard waardes: • Temperatuur 12 °C overdag en 8 °C gedurende de nacht; • Druk 1,0155 bar overdag en gedurende de nacht; • Luchtvochtigheid 76,5% overdag en 86,3% gedurende de nacht.
(2)
Voor de uitstroming van een brandbare stof geldt dat het effectgebied grotendeels wordt bepaald door de hoogte van de initiële uitstroming.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 29 van 40
6.4
Uitstromingsrichting Voor bovengrondse pijpleidingen is de uitstroming in horizontale richting gemodelleerd, voor ondergrondse pijpleidingen is uitgegaan van een verticale de uitstromingsrichting één en ander conform de HARI [2].
6.5
Ruwheidslengte van de omgeving De omgeving van het stikstof mengstation kan worden aangeduid als een bosrijke, agrarische omgeving. Daarom is een waarde van 30 mm gekozen als ruwheidlengte met betrekking tot de dispersie van vrijgekomen aardgas / stikstof.
6.6
Bevolkingsgegevens De dichtstbijzijnde bebouwing is gelegen op 1100 meter ten noorden van het mengstation “Zuidbroek”. Omdat deze afstand groter is dan het invloedsgebied, is het niet nodig om deze bevolkingsgegevens nader te specificeren.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 30 van 40
7
Resultaten Risico wordt bepaald door twee aspecten, te weten de gevolgen van mogelijke ongevallen (effecten) en de frequentie waarmee die gevolgen optreden. Het risico wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het risico voor de inrichting van Zuidbroek is berekend met behulp van het software programma Safeti_NL versie 6.53.1.
7.1
Plaatsgebonden risico
7.1.1
Inleiding Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een willekeurig persoon die zich, onbeschermd, continu op een locatie buiten een inrichting met gevaarlijke stoffen bevindt, dodelijk getroffen wordt door een ongewoon voorval binnen deze inrichting. Het PR houdt geen rekening met de vraag of er daadwerkelijk personen in de omgeving aanwezig zijn. Het PR wordt gepresenteerd door middel van contouren die plaatsen verbinden met een gelijk risico rondom de activiteiten met gevaarlijke stoffen.
7.1.2
Risiconormering De grenswaarden voor het PR komt voort uit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). Deze grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar [2]. Dit wil zeggen dat voor nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden indien zich woningen of gevoelige objecten (ziekenhuizen, e.d.) bevinden tussen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour en de terreingrens (het hekwerk).
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 31 van 40
7.1.3
Plaatsgebonden risico locatie Zuidbroek Op basis van de beschouwde scenario’s is met behulp van Safeti-NL [1] een berekening uitgevoerd voor het plaatsgebonden risico. De resultaten van deze berekening zijn in Figuur 4 weergegeven.
Figuur 4: PR contouren voor de locatie Zuidbroek Uit Figuur 4 blijkt dat de berekeningen geen PR 10-6 per jaar contour buiten de terreingrens opleveren. De inrichting voldoet daarmee aan de in het Bevi gestelde eisen. Dit geldt ook voor de PR 10-7 per jaar contour.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 32 van 40
De weergegeven PR 10-8 en 10-9 per jaar contouren bevinden zich op respectievelijk circa 200 en circa 300 meter afstand van de terreingrens. Met behulp van zogenaamde risico ranking punten is vervolgens nagegaan welke ongevalscenario’s bijdragen aan de ligging van deze contouren. Het resultaat hiervan is in Tabel 15 weergegeven.
Tabel 15: Risk ranking points 10-8 en 10-9 PR contour ten Oosten en Westen van locatie Zuidbroek. Risk Ranking Points
Scenario 10-1
10-9 PR contour Oost
4,0
94,0
Gastoevoer-2
4,0 1,8
99,8
Overige
0,2
100,0
10-1
61,0 29,2
90,2
3,9
94,1
10-2 10-3
leiding breuk
10-2
leiding breuk
98,0
61,0
3,9
98,0
Gastoevoer-2
1,8
99,8
Overige
0,2
100,0
Gastoevoer-1
65,3
65,3
10-1
27,0 4,2
92,3
1,7
98,2
10-3
Gastoevoer-2 10-2
leiding breuk
10-3
10-9 PR contour West
62,4 90,1
Gastoevoer-1 10-8 PR contour West
Risicobijdrage (%) Cummulatief
62,4 27,7
Gastoevoer-1 10-8 PR contour Oost
Individueel
96,5
1,7
99,9
Overige
0,1
100,0
Gastoevoer-1
53,9
53,9
10-1
36,9 3,4
90,8
10-2 10-3 Gastoevoer-2
leiding breuk
94,2
3,4
97,6
2,4
100,0
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de berekende contouren worden bepaald door een leidingbreuk in ‘’gastoevoer naar systeem 10 (A/B)’’ en een leidingbreuk in systeem 10.
7.1.4
Invloedsgebied Op verzoek van de Gasunie zijn in de rapportage geen effectafstanden weergegeven.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 33 van 40
7.1.5
Groepsrisico
7.1.6
Inleiding Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van (meer dan) N personen wordt gedood door een ongeval binnen de inrichting. Het GR brengt de actuele bevolkingsdichtheid rond de activiteit in rekening. Het groepsrisico wordt gepresenteerd m.b.v. een fN curve waarin de kans op een dergelijk ongeval staat uitgezet tegen de aantallen dodelijke slachtoffers (N).
7.1.7
Risiconormering Voor het groepsrisico geldt geen ‘harde’ norm maar een oriënterende waarde. Dit betekent dat het bevoegde gezag in bepaalde situaties een overschrijding van de oriënterende waarde, mits gemotiveerd, kan toestaan. Voor een groep van tenminste 10 slachtoffers bedraagt de maximaal toegestane frequentie 10-5 per jaar. Voor een n maal groter aantal slachtoffers is de bijbehorende frequentie een factor n2 lager (met andere woorden: voor een aantal van 100 slachtoffers bedraagt de maximaal toegestane frequentie 10-7 per jaar).
7.1.8
Groepsrisico locatie Zuidbroek Vanwege het feit dat zich binnen het invloedsgebied als gevolg van een ongewenste gebeurtenis binnen de inrichting op Zuidbroek geen bevolking bevindt, kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een verwaarloosbaar groepsrisico.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 34 van 40
8
Conclusies Tebodin Consultants & Engineers heeft een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor het stikstofmengstation op de locatie Zuidbroek. Met uitzondering van de faalfrequenties voor pijpleidingen binnen de inrichting is deze kwantitatieve risico analyse uitgevoerd volgens de richtlijnen uit de HARI en berekend met behulp van het geünificeerde risicoanalyse pakket Safeti-NL. Ten aanzien van de faalfrequenties voor de LOC scenario’s voor binnen de inrichting aanwezige pijpleidingen voor het transport van aardgas aangesloten bij door Gasunie beschikbaar gestelde faaldata. Voor stikstofleidingen is voor het breukscenario gebruik gemaakt van de faalfrequentie die overeenkomt met de waarde zoals genoemd in de notitie ‘Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen’ [7]. Voor het stikstofscenario “lekkage ondergrondse leiding” werd ten tijde van de uitvoering van de QRA geen exacte waarde genoemd waardoor voor dit scenario is aangesloten bij de in de HARI [2] genoemde faalfrequentie. De in de notitie ‘Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen’ [7] genoemde faalfrequentie ligt een factor 2,5 lager dan de waarde uit de HARI [2] waardoor de gehanteerde faalfrequentie voor het scenario “lekkage ondergrondse leiding” als conservatief kan worden aangemerkt. Verder wordt ten aanzien van de faalfrequenties voor de LOC scenario’s voor binnen de inrichting aanwezige pijpleidingen voor het transport van aardgas aangesloten bij de door de Gasunie beschikbaar gestelde faaldata.
In de QRA zijn de volgende installatie systemen beschouwd: • Systeem 1: Air Separation Unit oftwel ASU; • Systeem 2: leiding van de ASU naar de Nitrogen Compressor Unit (N-CU); • Systeem 3: N-CU; • Systeem 5: stikstoftransportleiding DN300 van en naar Heiligerlee; • Gastoevoer naar de mengstraat (gastoevoer systeem 10); • Systeem 10: De mengstraat; • Systeem 11: Opstart/ retourleiding. Op basis van de beschouwde scenario’s is met behulp van Safeti-NL [1] een berekening uitgevoerd voor het plaatsgebonden risico. Uit de resultaten van de risicoberekening blijkt echter dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour waardoor de inrichting voldoet aan de in het Bevi gestelde eisen. Vanwege het feit dat zich binnen het invloedsgebied – als gevolg van een ongewenste gebeurtenis binnen de inrichting – geen bevolking bevindt, kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een verwaarloosbaar groepsrisico.
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 35 van 40
Referenties [1]
Safeti_NL versie 6.53.1
[2]
Handleiding Risicoberekeningen Bevi, RIVM/ CEV versie 3 dd. 1 januari 2009
[3]
Kwantitatieve risicoanalyse locatie Heiligerlee, Tebodin rapport 38719.22 - 3318004
[4]
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi), Staatscourant, 10 juni 2004
[5]
Voorstel modellering leidingbreuken binnen mijnbouwinrichtingen (Concept), Eelke Kooi (RIVM), d.d. 17 mei 2009. Voorstel nieuwe indeling leidingen binnen BRZO inrichtingen en mijnbouwinrichtingen, email van Eelke Kooi (RIVM) dd. 27-05-2009
[6]
Risicoanalyse aardgastransportinrichtingen (concept), DET 2008.R.0384, versie 2.1, augustus 2009
[7]
Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen, 217/09 CEV Spo/tr dd. 15 juli 2009
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 36 van 40
Bijlage 1:
Plotplan locatie Zuidbroek
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 37 van 40
Bijlage 2:
De Subselectie
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 38 van 40
Bijlage 3:
LOC scenario’s
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 39 van 40
Bijlage 4:
Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen (+ begeleidende brief)
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318 002 Revisie: 5 Datum: 25 augustus 2009 Pagina: 40 van 40
Bijlage 5:
Uittreksel ‘Risicoanalyse aardgastransportinrichtingen’ + toelichting (email J. Bos)
Kwantitatieve risicoanalyse N2 peak shaving project
Tebodin B.V. Drienerstate, P.C. Hooftlaan 56 • 7552 HG Hengelo Postbus 233 • 7550 AE Hengelo Telefoon 074 249 64 96 • Fax 074 242 57 12
[email protected] • www.tebodin.com
Opdrachtgever: Gasunie Project: N2 peak shaving project
Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318001 Revisie: 0 Auteur: S Weustenenk Telefoon: 074 249 6226 Telefax: 074 249 62 15 E-mail:
[email protected] Datum: 10 februari 2009
Kwantitatieve Risico Analyse N2 Peak shaving project - Sub selectie -
Tebodin B.V. Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318001 Revisie: 0 Datum: 10 februari 2009 Pagina: 2 van 8
0
10-02-2009
Definitieve rapportage
S. Weustenenk
S. Elbers
Wijz.
Datum
Omschrijving
Opsteller
Gecontroleerd
© Copyright Tebodin Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
Kwantitatieve Risico Analyse N2 Peak shaving project - Sub selectie -
Tebodin B.V. Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318001 Revisie: 0 Datum: 10 februari 2009 Pagina: 3 van 8
Inhoudsopgave
Pagina
1
Inleiding
4
2
Systeem inventarisatie
5
3
Effect berekeningen
7
4
Conclusie
8
Kwantitatieve Risico Analyse N2 Peak shaving project - Sub selectie -
Tebodin B.V. Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318001 Revisie: 0 Datum: 10 februari 2009 Pagina: 4 van 8
1
Inleiding Dit rapport maakt onderdeel uit van de kwantitatieve risico analyse (QRA) voor het stikstof meng station binnen de inrichting van de Gasunie op de locatie Zuidbroek. Het doel van dit rapport – de subselectie – is de insluitsystemen binnen deze inrichting aan te wijzen die bepalend zijn voor het externe risico. Insluitsystemen die geen bijdrage hebben op het externe risico hoeven op grond van deze systematiek niet te worden meegenomen in de QRA. De gebruikte methodiek voor subselectie komt voort uit de HARI (Handreiking Risicoberekeningen, Bevi versie 3.0). Hierbij wordt de maximale effect afstand waarbij 1 % letaliteit optreed voor elk insluitsysteem vergeleken met de afstand tot de terreingrens. Indien de berekende effectafstand kleiner is dan de afstand tot aan de terreingrens kan geconcludeerd worden dat het betreffende scenario geen bijdrage levert aan het risico voor de omgeving.
Kwantitatieve Risico Analyse N2 Peak shaving project - Sub selectie -
Tebodin B.V. Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318001 Revisie: 0 Datum: 10 februari 2009 Pagina: 5 van 8
2
Systeem inventarisatie De subselectie heeft binnen de inrichting van de Gasunie locatie Zuidbroek betrekking op het stikstofsysteem. Systeemonderdelen die aardgas bevatten maken geen onderdeel van deze analyse uit omdat op voorhand is gesteld dat zowel een breuk als een lekkage van een bovengrondse aardgasleiding kan resulteren in een effect buiten de inrichting, evenals een breuk van een ondergrondse leiding. Voor het stikstofsysteem is onderscheid gemaakt tussen de verschillende insluitsystemen op basis van de automatische afsluiters . Om deze insluitsystemen te bepalen is gebruikt gemaakt van de documenten genoemd in tabel 1.
Tabel 1: Gebruikte documenten voor het bepalen van de insluitsystemen Document
Tekening nummer(s)
Revise
Datum
Pressure safety diagram
F-437-….. (geen nadere specificatie)
2
30-01-2009
PFD ASU, NCU and N2 drying
F-437-A-LS-900-001 sht 004 + sht 005
2
30-01-2009
PFD N2 peak installation
A-437-A-LS-900-001-sht 001 + sht 002
1-2
30-01-2009
PI&D N2 peak shaving installation
A-437-A-LS-900-002 sht 002 t/m sht 017
1-2
30-01-2009
In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van insluitsystemen die zijn bepaald. Tabel 2: overzicht van de insluitsystemen Insluitsysteem
1
Beschrijving
Air
Minimale
maximale
minimale
maximale
Volume
P (barg)
P (barg)
T (°C)
T (°C)
(m3)
8
-180
35
40
0
N2
8
10
35
2
5,55
N2
separation
Debiet (kg/s)
Stof
unit (ASU) 2
361
From ASU up to M-CU
3
N2
V (Nm3)
18 8
160
10
140
9
5,55
N2
70
160
10
35
7
5,56
N2
70
160
0
65,97
N2
70
160
compression unit (M-CU) 4
Flowline up to
2178
cavern and WD train 5
Flowline up to
1264 45
cavern (9,5 km) 6
HP section of
7916 5
45
61
71,53
N2
15
30
31
71,53
N2
WB train 7
LP section of
11369 71
WB train 8
Buffer
2443 71
Kwantitatieve Risico Analyse N2 Peak shaving project - Sub selectie -
5
30
110
71,53
N2
8668
Tebodin B.V. Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318001 Revisie: 0 Datum: 10 februari 2009 Pagina: 6 van 8
Om te kunnen bepalen wat het maximale volume is van de insluitsystemen tijdens de scenario’s worden de volgende aannames gedaan: 1. Naast het stikstofvolume van de beschouwde systemen worden ook de volumes van de aansluitende insluitsystemen meegenomen; 2. De reactie tijd van de afsluiters wordt meegenomen door 120 seconden keer het doorstroomdebiet van het betreffende insluitsysteem op te tellen bij het totale volume, zoals bepaald onder 1; 3. De aanwezigheid van terugslagkleppen worden niet meegenomen in de berekeningen; 4. De uitstroming vindt altijd horizontaal plaats op een hoogte van 1 meter boven het maaiveld. Tabel 3: overzicht verlies aan massa (kg) per systeem unit Insluitsysteem
1
Aansluitende Totale Totale 3 insluitsystemen V (m ) V 3 (Nm ) 1+2 42 379
Massa (kg)
Extra massa (kg)
Totale massa (kg)
474
0
474
2 3
1+2+3 2+3+4
51 18
2558 3460
3197 4325
666 666
3863 4991
4 5*
3+4+5+6 4+5
77 7
22727 9180
28409 11475
667,2 7916,4
29076 19391
6 7
4+6+7 6 + 7+ 8
99 202
15075 22480
18844 28100
8583,6 8583,6
27428 36683
8
7+8
141
11111
13889
8583,6
22472
* Het volume in de leiding van en naar Heiligerlee wordt niet volledig meegenomen in de effectberekeningen omdat het scenario ‘instantaan falen’ niet als realistisch gezien kan worden gezien de lengte van de leiding. Om die reden is gekozen het uitstroomdebiet keer 120 seconden mee te nemen als volume voor het betreffende insluitsysteem.
Het volume in Nm3 is berekend met de volgende formule:
(
)
( )
V Nm 3 = V m 3 * P *
(T + 273) (Z * 273)
Z is daarbij de compressie factor (~1) en om de stikstof massa in kg te bepalen is uitgegaan van 1,25 kg/ Nm3.
Kwantitatieve Risico Analyse N2 Peak shaving project - Sub selectie -
Tebodin B.V. Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318001 Revisie: 0 Datum: 10 februari 2009 Pagina: 7 van 8
3
Effect berekeningen De effect afstand waarbij 1% letaliteit optreed is berekend met behulp van de geünificeerde rekenmethode SafetiNL (versie 6.53) voor de weercategorieën F1.5 en D5. Weerklasse D5 (neutraal weer met een windsnelheid van 5m/s0 is de meest voorkomende weerklasse terwijl weerklasse F1.5 (zeerstabiel weer met een windsnelheid van 1.5 m/s) de meest conservatieve windrichting is met betrekking tot de dispersie van een toxische gaswolk (grootste effect afstand). Voor de effect berekeningen zijn de scenario’s ‘catastrofaal falen’ en ‘uitstroom in 10 minuten’ beschouwd, dit volgens de HARI paragraaf 2.3.3. Daarnaast zijn ook de scenario’s ‘lek 10 mm’ en ‘lek 50 mm’ beschouwd. Vervolgens is gekeken naar de effect afstanden van de insluitsystemen en de afstand hiervan tot de terreingrens. Deze afstanden zijn verkregen uit de plotplan locatie Zuidbroek van d.d. 4 februari 2009 en de situatie tekening ‘toekomstig N2- mengstation Zuidbroek’ van d.d. 10 november 2008. Hieronder een overzicht van de scenario’s, effect afstanden en de afstand tot de terreingrens voor alle insluitsystemen.
Tabel 4: Overzicht van effectafstanden en afstand tot terreingrens per insluitsysteem Afstand 1% letaliteit (m)
Minimale afstand
Insluitsysteem
Instantaan falen
10 min uitstroming
Lek 10 mm
Lek 50 mm
Selectie tot
QRA
terreingrens (m)
F1.5
D5
F1.5
D5
F1.5
D5
F1.5
D5
1
24
16
<1
<1
<1
<1
<1
<1
18
Ja
2
23
14
<1
<1
<1
<1
<1
<1
20
Ja
3
23
13
<1
<1
<1
<1
<1
<1
23
Ja
4
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
41
Nee
5
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
Ja
6
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
51
Nee
7
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
77
Nee
8
23
12
<1
<1
<1
<1
<1
<1
24,2
nee
Kwantitatieve Risico Analyse N2 Peak shaving project - Sub selectie -
in
Tebodin B.V. Ordernummer: 39725.00 Documentnummer: 3318001 Revisie: 0 Datum: 10 februari 2009 Pagina: 8 van 8
4
Conclusie Op basis van de subselectie methode uit de HARI zijn in eerste instantie 8 insluitsystemen gedefinieerd waarbij voor elk insluitsysteem is gekeken naar de maximale effect afstand en de afstand tot de terreingrens. Hieruit is 4 systemen gekomen die mogelijk effecten hebben buiten de inrichtingsgrens: • • • •
Systeem 1: Air Separation Unit (ASU) Systeem 2: Pipeline from ASU to Compressor Unit (M-CU) Systeem 3: Compressor Unit (M-CU) Systeem 5: Flowline to and from cavern.
Kwantitatieve Risico Analyse N2 Peak shaving project - Sub selectie -
LOC scenario's Gasunie N2 peakshaving - system 5: Transportleiding (stikstof) naar caverne Heiligerlee
Systeem 4
1.
Systeem 5 transportleiding naar caverne
scenario's
ROV 1
Consequenties
Systeem 5 + 120 sec *debiet (BOP)
totale massa in kg
275380
Factor
9,99E-01
N
Frequentie
Temperatuur (°C)
Druk (barg)
uitstromingsrichting
1,74E-05 9,99E-02
45
170
verticaal
fractie
1,74E-08 1,00E-04
45
170
verticaal
fractie
fractie
1,74E-04 1
p= 9,99E-01 ondergronds 1. Breuk leiding (Dnom = 400 mm)
frequentie 1,50E-04 (km/j)
p= 1,00E-03 Y Systeem (5 + 4) + 1800 sec * debiet (BOP) 590280
1,00E-03
ondergronds 2. Lek leiding (20 mm) frequentie (km/j)
1,50E-03
Uitstroming van stikstof wordt door Safeti bepaald
1,00E+00
45
170
verticaal
Opmerkingen ondergronds L=116meter
LOC scenario's Gasunie N2 peakshaving: Gastoevoer systeem 10
Gastoevoer systeem 10 (A of B)
2.
systeem 10
1.
Factor scenario's
falen Check Valve 1.
Falen ROV 2.
Consequenties
Temperatuur (°C)
Druk (barg)
Richting uitstoming
totale massa in kg.
DN1200 9B DN1200 9A L= 205 m L= 188 m
Gemiddelde frequentie DN900 9B-1 DN900 9A-1 DN900 9B-2 L= 102 m L= 104 m L= 9
DN900 9A-2 L= 9
N uitstoming ''gastoevoer systeem 10''*
60300
9,E-01
15
70,6
verticaal fractie
1,46E-08 2,29E-02
1,34E-08 2,29E-02
3,01E-08 4,67E-02
3,07E-08 4,67E-02
2,66E-09 2,77E-03
2,66E-09 2,77E-03
fractie
9,33E-10 1,46E-03
8,55E-10 1,46E-03
1,92E-09 2,98E-03
1,96E-09 2,98E-03
1,69E-10 1,76E-04
1,69E-10 1,76E-04
9,40E-01 1. breuk leiding
frequentie (km/j)
3,14E-07 7,59E-08
N
900
uitstroming ''gastoevoer systeem 10'' + terugstroming systeem 10 ged. 120 sec**
1200
6,00E-02
60300
6,E-02
15
70,6
verticaal
9,99E-01
Y 1,00E-03
2. Lek leiding frequentie (km/j)
6,32E-06 3,12E-06
uitstroming ''gastoevoer systeem 10'' + systeem 10 + terugstroming systeem 10 ged. 120 sec**
n.v.t. f,< 10E-10
uitstoming van gas wordt door Safeti bepaald
60300
6,E-05
15
70,6
verticaal
9,34E-13
8,56E-13
1,92E-12
1,96E-12
1,70E-13
1,70E-13
1
15
70,6
verticaal
6,40E-07 1
5,87E-07 1
6,45E-07 1
6,57E-07 1
9,61E-07 1
9,61E-07 1
Y 900 1200
(*) De uitstroming is gebaseerd op 1,5 * nominale debiet gedurende 120 sec (de factor 1,5 compenseert voor het wegvallen van tegendruk waardoor er een toename in debiet optreedt). Eveneens is hierin terugstroming verdisconteerd. (**) Terugstroming uit systeem 10 is reeds verdisconteerd in de factor 1,5 (zie *).
LOC scenario's Gasunie N2 peakshaving - systeem 10: Mengstation
2. .
A
3.
systeem 10 Gasunie netwerk
1.
4
5 . gastoevoer systeem 10
Gastoevoer systeem 10 scenarios
B
Systeem 11
Gasunie netwerk
falen ROV 1.
falen check valve 2.
Systeem 11 falen ROV 3.
falen check valve 4.
falen ROV 5.
n
consequenties uitstroom
systeem 10 + gastoevoer systeem 10 ged. 120 sec(***)
totale massa in kg.
Factor
Temperatuur (°C)
Druk (barg)
uitstromingsrichting
82900
8,83E-01
15
70,6
verticaal/ horizontaal fractie
DN200 DN400 L=34 m L=67 m 6,78E-08 4,58E-08 1,98E-01 1
DN750-1 L=32 m 1,63E-08 6,10E-02
Leiding breuk (frequenties) DN750-2 DN750-3 DN900-1 L=27 m L= 27m L = 44 m 1,89E-08 1,38E-08 1,22E-08 6,10E-02 6,10E-02 4,39E-02
DN900-2 L = 44 m 1,22E-08 4,39E-02
DN900-3 L=5m 1,39E-09 4,39E-02
DN1200 L = 353 m 2,37E-08 2,15E-02
9,40E-01 N 6,00E-02
9,99E-01
systeem 10 + gastoevoer systeem 10 / terugstroming vanuit systeem 11 gedurende 120 sec (***)
82900
5,63E-02
15
70,6
1,00E-03
systeem (10 +11) + gastoevoer systeem 10 / terugstroming vanuit systeem 11 gedurende 120 sec (***)
n.v.t. f< 10 E-10
5,63E-05
15
70,6
verticaal/ horizontaal fractie verticaal
4,33E-09 2,92E-09 1,04E-09 1,20E-09 8,78E-10 7,78E-10 7,78E-10 8,84E-11 1,51E-09 1,26E-02 6,38E-02 3,89E-03 3,89E-03 3,89E-03 2,80E-03 2,80E-03 2,80E-03 1,37E-03 4,33E-12 2,92E-12 1,04E-12 1,20E-12 8,79E-13 7,78E-13 7,78E-13 8,85E-14 1,51E-12
systeem 10 + gastoevoer systeem 10 / terugstroming vanuit Gasunie net gedurende 120 sec (***)
82900
5,63E-02
15
70,6
verticaal
4,33E-09 2,92E-09 1,04E-09 1,20E-09 8,78E-10 7,78E-10 7,78E-10 8,84E-11 1,51E-09 1,26E-02 6,38E-02 3,89E-03 3,89E-03 3,89E-03 2,80E-03 2,80E-03 2,80E-03 1,37E-03
Y
N
Y p= 9,40E-01
120
N p=
9,40E-01
p=
6,00E-02
fractie
N p= 9,99E-01
N
Y
9,99E-01
systeem 10 + gastoevoer systeem 10 / terugstroming vanuit systeem 11/ terugstroming uit Gasunie net gedurende 120 sec (***)
82900
3,59E-03
15
70,6
1,00E-03
systeem (10 +11)+ gastoevoer systeem 10 / terugstroming vanuit systeem 11/ terugstroming uit Gasunie net gedurende 120 sec (***)
N.v.t., f < 1E-10
3,59E-06
15
70,6
verticaal/ horizontaal fractie verticaal
2,76E-10 1,86E-10 6,64E-11 7,68E-11 5,60E-11 4,96E-11 4,96E-11 5,64E-12 9,62E-11 8,03E-04 4,07E-03 2,48E-04 2,48E-04 2,48E-04 1,78E-04 1,78E-04 1,78E-04 8,73E-05 2,76E-13 1,86E-13 6,65E-14 7,68E-14 5,61E-14 4,96E-14 4,96E-14 5,64E-15 9,63E-14
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
5,63E-05
15
70,6
verticaal
4,33E-12 2,92E-12 1,04E-12 1,20E-12 8,79E-13 7,78E-13 7,78E-13 8,85E-14 1,51E-12
9,99E-01
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
3,59E-06
15
70,6
verticaal
2,76E-13 1,86E-13 6,65E-14 7,68E-14 5,61E-14 4,96E-14 4,96E-14 5,64E-15 9,63E-14
1,00E-03
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
3,60E-09
15
70,6
verticaal
2,76E-16 1,87E-16 6,65E-17 7,69E-17 5,61E-17 4,97E-17 4,97E-17 5,65E-18 9,64E-17
p= 6,00E-02 N
Y
Y 10 9,99E-01
N p= 1,00E-03
1. Breuk leiding ondergronds
p=
N p=
frequentie (km/j)
6,00E-02
Y
200*
Y
400
5,78E-07 750 3,14E-07 900 7,59E-08 1200
1,00E-03 Y
2. Breuk leiding bovengronds
N N
frequentie (km/j)
9,40E-01
Y
2,26E-06 200 7,74E-07 400
p= 9,40E-01
p=
9,40E-01
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
8,84E-04
15
70,6
verticaal
6,79E-11 4,58E-11 1,63E-11 1,89E-11 1,38E-11 1,22E-11 1,22E-11 1,39E-12 2,37E-11
9,99E-01
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
5,63E-05
15
70,6
verticaal
4,33E-12 2,92E-12 1,04E-12 1,20E-12 8,79E-13 7,78E-13 7,78E-13 8,85E-14 1,51E-12
1,00E-03
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
5,64E-08
15
70,6
verticaal
4,33E-15 2,92E-15 1,04E-15 1,21E-15 8,80E-16 7,79E-16 7,79E-16 8,85E-17 1,51E-15
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
5,63E-05
15
70,6
verticaal
4,33E-12 2,92E-12 1,04E-12 1,20E-12 8,79E-13 7,78E-13 7,78E-13 8,85E-14 1,51E-12
9,99E-01
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
3,59E-06
15
70,6
verticaal
2,76E-13 1,86E-13 6,65E-14 7,68E-14 5,61E-14 4,96E-14 4,96E-14 5,64E-15 9,63E-14
1,00E-03
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
3,60E-09
15
70,6
verticaal
2,76E-16 1,87E-16 6,65E-17 7,69E-17 5,61E-17 4,97E-17 4,97E-17 5,65E-18 9,64E-17
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
5,64E-08
15
70,6
verticaal
4,33E-15 2,92E-15 1,04E-15 1,21E-15 8,80E-16 7,79E-16 7,79E-16 8,85E-17 1,51E-15
9,99E-01
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
3,60E-09
15
70,6
verticaal
2,76E-16 1,87E-16 6,65E-17 7,69E-17 5,61E-17 4,97E-17 4,97E-17 5,65E-18 9,64E-17
1,00E-03
Niet relevant, f < 1e-10
N.v.t., f < 1E-10
3,60E-12
15
70,6
verticaal
2,77E-19 1,87E-19 6,66E-20 7,70E-20 5,62E-20 4,97E-20 4,97E-20 5,65E-21 9,65E-20
Uitstroming van gas wordt door Safeti bepaald
82900
1
15
70,6
verticaal/ horizontaal
3,43E-07 0,00E+00 2,68E-07 3,10E-07 2,26E-07 2,78E-07 2,78E-07 3,16E-08 1,10E-06 1 1 1 1 1 1 1 1
N
6,00E-02
Y
Y
1,80E+03
N p=
9,40E-01
N
N p= 9,99E-01
p=
6,00E-02
Y 6,00E-02
Y Y
N p= 1,00E-03
p=
9,40E-01
p=
6,00E-02
Y N
Y 3. Lek leiding ondergronds frequentie 200 (km/j) 400 8,37E-06 750 6,32E-06 900 3,12E-06 1200
4. Lek leiding bovengronds frequentie 1,01E-05 200 (km/j) 0,00E+00 400
Y
* Opmerking: De DN200 en 400 leidingen worden tezamen gemodelleerd. ** Bij de controle van de resulaten is geconstateerd dat in systeem 10 - tussen de tie in met de opstart/ retourleiding - eveneens een ROV is gepositioneerd. Deze ROV verlaagt de kans op terugstroming vanuit het Gasunie netwerk. In de QRA is deze klep niet meegenomen op grond waarvan de resultaten als conservatief kunnen worden beschouwd. (*) De uitstroming is gebaseerd op 1,5 * nominale debiet gedurende 120 sec (de factor 1,5 compenseert voor het wegvallen van tegendruk waardoor er een toename in debiet optreedt). Eveneens is hierin terugstroming verdisconteerd.
LOC scenario's Gasunie N2 peakshaving - systeem 11 retour-/ opstartleiding
3. 2.
1.
systeem 10
systeem 11
systeem 10
gastoevoer systeem 10
Frequentie leiding-
gastoevoer systeem 10 Factor
scenario's
falen ROV 1.
Falen Check Valve 2.
Falen ROV 3.
Consequenties
Temperature (°C)
Pressure (barg)
Direction
totale massa in kg.
DN300-1 L= 15
breuk DN300-2 L= 15
N N 9,40E-01
systeem 11 + toevoer vanuit systeem 10 gedurende 120 sec (*)
8000
9,E-01
15
62,2
Verticaal fractie
9,99E-01
9,99E-01
systeem 11 + toevoer vanuit systeem 10 / terugstroming vanuit ''gastoevoer systeem 10'' gedurende 120 (*)
8000
6,E-02
15
62,2
Verticaal
Y
1,00E-03
systeem 11 + toevoer vanuit systeem 10 / terugstroming vanuit ''gastoevoer systeem 10'' gedurende 120 (**)
n.v.t., f < 1E-10
6,E-05
15
62,2
Verticaal
8,95E-12
8,95E-12
systeem (11+ 10) + toevoer vanuit systeem 10 gedurende 120 sec (*)
30600
9,E-04
15
62,2
Verticaal
1,40E-10 1,00E-03
1,40E-10 1,00E-03
6,00E-02 Y
frequentie(***)
9,95E-06
1,40E-07 1 8,94E-09 6,38E-02
N
fractie 1. breuk leiding (Ondergronds)
1,40E-07 1 8,94E-09 6,38E-02
N
DN300
9,40E-01 1,00E-03
N
9,99E-01
systeem (11 + 10) + toevoer vanuit systeem 10 / terugstroming vanuit ''gastoevoer systeem 10'' gedurende 120 (*)
n.v.t., f < 1E-10
6,E-05
15
62,2
Verticaal
8,95E-12
8,95E-12
Y
1,00E-03
systeem (11+10) + toevoer vanuit systeem 10 / terugstroming vanuit ''gastoevoer systeem 10'' gedurende 120 (**)
n.v.t., f < 1E-10
6,E-08
15
62,2
Verticaal
8,96E-15
8,96E-15
uitstroming van gas wordt door Safeti bepaald
8000
1
15
62,2
Verticaal
0,00E+00
0,00E+00
Y 6,00E-02 Y
2. Lek leiding (Ondergronds) frequentie(***)
0,00E+00
DN300
(*) De uitstroming is gebaseerd op 1,5 * nominale debiet gedurende 120 sec (de factor 1,5 compenseert voor het wegvallen van tegendruk waardoor er een toename in debiet optreedt). Eveneens is hierin terugstroming verdisconteerd. (**) De terugstroming heeft betrekking op 1800 seconden; echter bij uitstroming van een brandbaar gas wordt het maximale effect reeds binnen 120 seconden bereikt. (***) Door Gasunie is geen frequentie voor een leiding lekkage opgegeven op basis waarvan is uitgegaan van een frequentie van 0,00E+00.
Postbus 1
A. van Leeuwenhoeklaan 9
Tel (030) 274 91 11
[email protected]
3720 BA Bilthoven
3721 MA Bilthoven
Fax (030) 274 29 71
www.rivm.nl
Ministerie van VROM Directie Risicobeleid T.a.v. Ing. C.J. Theune Postbus 16191 2500 BD DEN HAAG
Onderwerp
Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen
Geachte heer Theune, Datum 15 juli 2009 Ons kenmerk 217/09 CEV Spo/tr Blad 1/1
Op uw verzoek heeft het Centrum Externe Veiligheid (CEV) de faalfrequenties van ondergrondse buisleidingen, zoals beschreven in het Paarse Boek, en de hantering ervan tegen het licht gehouden. In de memo worden voorstellen gedaan voor: a) het aanpassen van de indeling van ondergrondse buisleidingen; b) de faalfrequenties voor ondergrondse buisleidingen conform huidige inzichten; c) het verwerken van aanvullende maatregelen in de faalfrequenties.
Behandeld door Margreet Spoelstra
De totstandkoming en uitwerking van de resultaten vindt u in bijgevoegde memo.
MEV/CEV Tel 030 274 7558 Fax 030 274 4442
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor vragen kunt u contact opnemen met mevrouw M. Spoelstra, telefoonnummer 030 – 274 7558.
[email protected]
Hoogachtend, Bijlagen Brief Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen
Ir. C.M.van Luijk Hoofd Centrum Externe Veiligheid
Faalfrequenties ondergrondse buisleidingen Opdrachtgever: Datum: Briefnummer: Uitvoerders:
Ministerie van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 15 juli 2009 217/09 CEV Spo/tr Margreet Spoelstra, Rikkert Hansler, Centrum voor Externe Veiligheid
Vraagstelling Het Paarse Boek deelt een ondergrondse buisleiding in op grond van het type buisleiding of van de ligging1. Er wordt onderscheid gemaakt tussen leidingen in een leidingstraat, leidingen die voldoen aan de NEN 3650 norm en overige leidingen. Vanwege de huidige ontwikkelingen, zoals het toepassen van reductiefactoren2 en het opstellen van een rekenmethodiek voor “Overige leidingen”3, is het van belang dat het toepassen van faalfrequenties zo adequaat mogelijk en volgens de laatste inzichten gebeurt. In opdracht van VROM heeft het Centrum Externe Veiligheid (CEV) de faalfrequenties voor leidingen uit het Paarse Boek tegen het licht gehouden. In deze brief worden voorstellen gedaan voor: A) het aanpassen van de indeling van ondergrondse buisleidingen; B) de faalfrequentie voor ondergrondse buisleidingen conform huidige inzichten; C) het verwerken van aanvullende maatregelen in de faalfrequenties. A) Indeling ondergrondse buisleidingen De beschrijving van de ondergrondse transportleidingen in het Paarse Boek is als volgt: Leiding in een leidingstraat Dit zijn leidingen die behoren tot een groep (gebundelde) leidingen op een speciaal daarvoor bestemd tracé. Het betreft leidingen in de gereserveerde stroken van de Buisleidingenstraat. NEN 3650 leidingen De normenreeks NEN 3650 is van toepassing op buisleidingen voor het transport van een stof onder (hoge) druk. Er staan eisen in beschreven ten aanzien van ondermeer ontwerp, aanleg, beheer en veiligheid. Er zijn aanvullende eisen die afhankelijk zijn van het materiaal waarvan de leiding gemaakt is. Overige leidingen Met ‘overige leidingen’ worden leidingen bedoeld die niet in een leidingstraat liggen en die geen NEN 3650 leiding zijn. De naam ‘overige leidingen’ kan verwarring oproepen omdat ze ook wordt gebruikt voor leidingen die geen aardgas onder hoge druk of K1K2K3-vloeistoffen vervoeren. Omdat de indeling van transport buisleidingen, zoals die hierboven beschreven staat, in de praktijk niet wordt gehanteerd, wordt voorgesteld om uit te gaan van de in de praktijk al gehanteerde indeling: 1. Hogedruk aardgasleidingen; 2. K1K2K3-leidingen4; 3. Overige leidingen. Door de veranderde indeling is de oorspronkelijke indeling van de standaard faalfrequentie niet meer van toepassing zijn. Hier wordt in de volgende paragraaf op in gegaan. B) Standaard faalfrequenties ondergrondse buisleidingen De standaard faalfrequenties uit deel 2 van het Paarse Boek staan beschreven in Tabel 1 en zijn bedoeld voor ondergrondse transportleidingen buiten inrichtingen (Tabel 1) 5. Met het hanteren van een andere praktische
1 2
3 4
VROM, Publication Series on Dangerous Substances (PGS 3), Guidelines for quantitative risk assessment (2005) RIVM, Achtergronden bij de vervanging van zoneringafstanden hoge druk aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie, rapport 620121001 (2008) Door RIVM in 2009 op te stellen rekenmethodiek. Zie voor de definitie van K1-, K2- en K3-leidingen de Handleiding Risicoberekening Bevi, versie 3.2 (2009).
- 1 van 5 -
Aanpassing faalfrequenties buisleidingen
indeling, zal ook gekeken moeten worden naar de te hanteren standaard faalfrequenties. De totstandkoming van deze frequenties als ook de daarbijbehorende overwegingen, staan in deze paragraaf beschreven. Tabel 1 – Standaard faalfrequenties per kilometerjaar voor diverse leidingen. Leiding in leidingstraat
Leiding voldoet aan NEN 3650
Overige leidingen
1.
Breuk
7 × 10-6
1,525 × 10-4
5 × 10-4
2.
Lek (20 mm)
6,3 × 10-5
4,575 × 10-4
1,5 × 10-3
7 × 10-5
6,1 × 10-4
2 × 10-3
Totaal
1. Hogedruk aardgastransportleidingen Het Gasunierapport Risicoanalyse transportleidingen6 en het RIVM-rapport2 beschrijven hoe er gerekend wordt met hogedruk aardgastransportleidingen. De standaard faalfrequenties worden gegenereerd met behulp van het rekenprogramma Pipesafe (en in de toekomst met CAROLA7). De faalfrequenties zijn locatie- en leidingspecifiek en de invloed van de WION is meegenomen8. Lekkages van hogedruk aardgastransportleidingen worden niet beschouwd2, 6 (zie tabel 2). Tabel 2 – Voorstel voor standaard faalfrequenties voor diverse leidingen. Type leiding Hoge druk aardgasleidingen K1K2K3-leidingen Overige leidingen
Standaard faalfrequentie Breuk:
Locatie- en leidingspecifiek (inclusief WION)
Lek:
Niet beschouwd
Breuk:
1,5·10-4 km-1 jaar-1 (inclusief WION)
Lek:
Niet beschouwd.
Breuk:
1,5·10-4 km-1 jaar-1 (inclusief WION)
Lek:
5,8·10-4 km-1 jaar-1 (inclusief WION)
2. K1K2K3-leidingen Het RIVM-rapport Risicoanalyse voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen9 beschrijft hoe er gerekend wordt met K1K2K3-leidingen. De faalfrequenties die aangehouden worden (afgeleid uit de CONCAWE database), zijn overeenkomstig de standaard faalfrequenties voor NEN 3650 leidingen uit het Paarse Boek, omdat gebleken is dat de faalfrequenties in de diverse bronnen allemaal in dezelfde orde van grootte liggen. De frequentie van breuk is 1,5 x 10-4 km-1 jaar-1 en de frequentie voor lek 4,6 x 10-4 km-1 jaar-1. Het rapport geeft verder aan dat lekkages van K1K2K3-leidingen echter een dusdanig lage uitstroom geven, dat dit geen significante invloed heeft op de ligging van de risicocontouren. Lekkages worden daarom niet meegenomen in de berekeningen. In 2008 is de faalfrequentie voor breuk van K1K2K3-leidingen opnieuw onderzocht waarbij de invloed van de WION is meegenomen10. Dit leidde tot een standaard faalfrequentie voor breuk van 1,4 x 10-4 km-1 jaar-1 (op basis van een Poissonverdeling met een 95%-enkelvoudige betrouwbaarheidsinterval). Deze waarde
5
Voor ondergrondse transportleidingen binnen inrichtingen wordt echter van dezelfde faalcijfers uitgegaan (zie Handleiding Risicoberekening Bevi, versie 3.2 (2009)). In deze brief wordt een scheiding aangehouden tussen ondergondse transportleidingen binnen en buiten een inrichting, omdat de huidige rekenmethodieken en bijbehorende programma’s momenteel nog op een dergelijke indeling zijn ingesteld. 6 Gasunie, Risicoanalyse aardgastransportleidngen, DEI 2008.R.0930 (2008) 7 Zie voor verdere informatie over CAROLA http://www.rivm.nl/milieuportaal/bibliotheek/modellen/carola.jsp 8 WION staat voor Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten, ook wel de Grondroerdersregeling genoemd. 9 RIVM, Risicoanalyse voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen, RIVM-rapport 620120001 (2006). 10 RIVM-brief 099-08/CEV Rik/mjd (11 april 2008).
- 2 van 5 -
Aanpassing faalfrequenties buisleidingen
komt nagenoeg overeen met de al gehanteerde standaard faalfrequentie van 1,5 x 10-4 km-1 jaar-1, reden waarom deze standaard faalfrequentie voor breuk gehanteerd blijft. 3. Overige leidingen Een leiding die geen aardgas onder hoge druk transporteert en geen K1K2K3-vloeistof vervoert, wordt ondergebracht in de categorie “overige leidingen”. Het betreft dan met name leidingen die stoffen als ammoniak, chloor en CO2 vervoeren. De risicomethodiek voor overige leidingen is nog in ontwikkeling. Vanwege het ontbreken van bruikbare historische breuk- en lekgegevens, wordt voor de bepaling van de standaard breuk- en lekfrequentie aangesloten bij de bepaling van de frequenties voor K1K2K3-leidingen. De standaard faalfrequentie voor breuk voor overige leidingen is dan 1,5 x 10-4 km-1 jaar-1. Voor de bepaling van de lekfrequentie is in 2009 een analyse uitgevoerd van gegevens over Nederlandse K1K2K3-leidingen van CONCAWE, waarbij rekening is gehouden met de invloed van de WION. Deze analyse leidt tot een frequentie voor lek van 5,8 × 10-4 km-1 jaar-1 in plaats van 4,6 x 10-4 km-1 jaar-1 (zie hiervoor bijlage 1). C) Aanvullende maatregelen in standaard faalfrequenties Van de standaard faalfrequentie kan worden afgeweken door het toepassen van additionele maatregelen wanneer bewezen kan worden dat deze preventieve maatregelen de standaard faalfrequentie doet afnemen. Diverse reductiefactoren zijn afgeleid voor hogedruk aardgasleidingen, maar kunnen ook worden toegepast op andere ondergronds gelegen leidingen. Op deze manier kan voor een leiding worden uitgegaan van de standaard faalfrequentie, waarna aan de hand van de genomen maatregelen de standaard faalfrequentie hiervoor kan worden gecorrigeerd. De omschrijving en doorwerking van diverse reductiefactoren staan beschreven in RIVM-rapport 6201210012. Omdat de reductiefactoren alléén betrekking hebben op het gedeelte van de standaard faalfrequentie dat veroorzaakt wordt door ‘external interference’ , moet bij het bepalen van de gereduceerde faalfrequentie hier rekening mee worden gehouden. Voor het toepassen van de desbetreffende reductiefactoren zal daarom de bijdrage van graafschade op de totale kans op falen moeten worden vastgesteld. Voor de gereduceerde faalfrequentie geldt dan: Faalfrequentienieuw = (
rel.bijdrage FO1 rel.bijdrage FO2 + + enz ) ∗ faalfrequentiestandaard reductiefactor FO1 reductiefactorFO2
FO = faaloorzaak
- 3 van 5 -
Aanpassing faalfrequenties buisleidingen
Bijlage 1: Analyse faalkansen “Overige leidingen” Inleiding Bij risicoberekeningen aan buisleidingen worden faalfrequenties gehanteerd, die de kans op breuk of lek van de leiding weergeven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen aardgastransportleidingen, buisleidingen met brandbare vloeistoffen en ‘overige leidingen’. Deze bijlage gaat in op de frequenties voor overige leidingen.
Bepaling faalfrequenties De risicomethodiek voor overige leidingen is nog in ontwikkeling. Vanwege het ontbreken van bruikbare historische breuk- en lekgegevens voor de categorie ‘Overige leidingen’, wordt voor de bepaling van de breuk- en lekfrequentie aangesloten bij de bepaling van de frequenties voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen (‘K1K2K3-leidingen’). De faalfrequenties voor K1K2K3-leidingen zijn vastgelegd in RIVM-rapport 6201200019 en naderhand geactualiseerd in een RIVM-brief10. Omdat het lekscenario voor K1K2K3-leidingen geen significante bijdrage levert aan het risico, is in het rapport alleen een frequentie voor leidingbreuk afgeleid. Voor overige leidingen is het lekscenario mogelijk wel relevant; daarom wordt hiervoor zowel een breuk- als een lekfrequentie bepaald. Frequentie breuk Voor de breukfrequentie voor K1K2K3-leidingen is uitgegaan van de breukfrequentie voor NEN 3650 leidingen uit het tweede deel van het Paarse Boek9. De frequentie is gebaseerd op een standaard faalfrequentie van 6,1 × 10-4 km-1jaar-1 en een waarschijnlijkheid voor breuk van 0,25. In RIVM-rapport 620120001 is deze frequentie vergeleken met zowel gegevens over Nederlandse K1K2K3leidingen van CONCAWE11 over de periode 1990-2004 als met de resultaten van een inventarisatie door de VELIN12. Beide liggen in dezelfde orde van grootte als de frequentie uit het Paarse Boek. In 2008 heeft het RIVM een aanvullende analyse10 uitgevoerd van CONCAWE-data over de periode 19712004, waarbij tevens rekening is gehouden met de invloed van de WION13. Ook de resultaten van deze analyse liggen in dezelfde orde van grootte als de frequentie uit het Paarse Boek. Er wordt daarom voorgesteld de breukfrequentie voor overige leidingen gelijk te stellen aan die voor K1K2K3-leidingen. Deze frequentie bedraagt 1,5 × 10-4 km-1jaar-1. Frequentie lek Voor de bepaling van de lekfrequentie is een analyse uitgevoerd van gegevens over Nederlandse K1K2K3leidingen van CONCAWE over de periode 1971-2006, waarbij rekening is gehouden met de invloed van de WION. Deze analyse (Poissonverdeling, 95% enkelzijde betrouwbaarheidsinterval) leidt tot een frequentie voor lek van 5,8 × 10-4 km-1 jaar-1. Conclusie
11
CONCAWE is een Europees samenwerkingsverband van oliebedrijven en verzamelt feiten en statistieken ten aanzien van incidenten en lekken gerelateerd aan Europese buisleidingen. VELIN staat voor Vereniging van Leidingeigenaren in Nederland. 13 Onder de WION wordt een reductiefactor toegepast voor het aantal incidenten als gevolg van ‘external interference’ (RIVM brief 243/07 CEV Lah/sij-1633). 12
- 4 van 5 -
Aanpassing faalfrequenties buisleidingen
Voor risicoberekeningen aan overige leidingen worden de volgende frequenties voorgesteld voor breuk en lek: Breuk Lek
1,5 × 10-4 km-1jaar-1 5,8 × 10-4 km-1jaar-1
- 5 van 5 -
!" # $
!" $%&'
#
( *+$,!!- ./0 )
) *+1!!- 2"0 34 5
#
6 3 7.$%8 - 9"!
:
4
26
./0
; 3"< !/
2"0
; 23$< ! 3 : A
,!
A
%!
:
?
= >?
$!@
= >?
$!@
) B) B)
B C> D 3
? 4 4 C>
.4 ,16 A%! 6
3* 3? B ) )
B
.3.3$4
) $26
3* E? E
6 3
*
) 3
4 * F
B
)
*
*
6
!" $%&'
#
( *+$,!!- ./0
) *+1!!- 2"0 *+ %!-2!0 *+.!!-$"0 *+,!!-/0 3
# : ; 23$< ! :
7.$%8 - 9"!
7,.!+ H 8 -5
3
4 2!0 ; %3/< ! 3
26
; 3"< !/
) B
./0
)
)
2"0
B)
B) 3
:
$!4 C> *+,!!4 $"0
6
6
*+.!!H 5 6
4
3 ""3,
/!
3* 4
) 6
34 ? 6 ( ) 9"!4
$"0 B)
6 3 $"0
5
$"0
/! 3*
)
Hiervoor geldt weer hetzelfde verhaal als hierboven beschreven.
3
=
>? :8 B)
) D
I
B)
B 5
) 6
) 3*
5
4 3? ) B B
>? :8
! B)
>? :8 4 B B ) 5 "
3
*
)
)
B
3 3 3 )
38
B)
>? :8 )
5
)
B B
3
Best Regards, Jolmer Bos Researcher Gas Infrastructure & Transport KEMA Nederland BV Energieweg 17 9743 AN Groningen Registered Arnhem 09080262 T +31 (0)50 5212319 F +31 (0)50 5211946
[email protected] Please visit our website www.kema.com
#
$ !
% %
! #$ % +
&'$() ! %
&
* !+
*
*
+ +
6
12100H Gasunie Opslag van gevaarlijke stoffen. Omschrijving Volume/fles (liter) In bedrijf Stikstof met 3-5ppm O2 50 3 Mengsel 50% O2 / 50% N2 50 1 Zuurstof met 8-10 ppm CO2 50 3 Synthetic air 21%O2/ 79%N2 50 1 Mengsel 1%H2/ 99% air Air 10 1 N2 10 1 Fuelgas voor CxHy analysers 40% H2/ 60%N2 50 2 Ijkgas Ijkgas Ijkgas Ijkgas Ijkgas
50 50
1 1
13/08/2009 Aantal flessen Reserve Totaal Jaarverbruik Locatie 3 6 2 Wand gebouw 1 2 2 Wand gebouw 3 6 2 Wand gebouw 1 2 6 Wand gebouw 1 1 1
2 2 3
2 Wand gebouw 2 Wand gebouw 12 Wand gebouw
1 1
2 2
Werkplaats Werkplaats
Snijbrander
Acetyleen Zuurstof
Smeeroliedrums
Compressoren Turbine
200 200
1 1
1 1
Werkplaats
Glycol
Koelvloeistof
200
1
1
Werkplaats
Tijdens opstartperiode kunnen grotere hoeveelheden olie en glycol aanwezig zijn
12100H GU 20090624 Opslag gevaarlijke stoffen rev 1.xls