Docentenhandleiding training vrijwilligers Palliatieve Terminale zorg in de Geestelijke Gezondheidszorg
Inhoudsopgave Introductie ....................................................................................................................................... 4 Visie op kwaliteit ........................................................................................................................... 4 Aandachtspunten bij voorbereiding............................................................................................... 5 Aandachtspunten bij uitvoering ..................................................................................................... 5 Aandachtspunten bij nabespreking ............................................................................................... 6 Aandachtspunten bij rollenspellen ................................................................................................ 6 Aandachtspunten bij feedbackregels ............................................................................................ 6 Thema 1. Palliatieve Terminale Zorg............................................................................................. 8 Oefeningen bij kennismaken......................................................................................................... 8 Oefening 1
Naam ..................................................................................................................... 8
Oefening 2
Wie is de ander?.................................................................................................... 8
Oefening 3
Vrijwilliger in de psychiatrie? ................................................................................. 9
Oefening 4
Geven en ontvangen ............................................................................................. 9
Oefening 5
‘Er zijn’ ................................................................................................................... 9
Oefening 6
De film ‘Mijn tante is thuis gestorven’. ................................................................ 10
Oefening
Jouw taken, jouw grenzen! Hoe zie jij dat?.......................................................... 10
Thema 2. Communicatie............................................................................................................... 12 Oefeningen ................................................................................................................................. 12 Terugblik Thema 1 ...................................................................................................................... 12 Oefening 1
De eigen ruimte ................................................................................................... 13
Oefening 2
Inhoud en betrekking ........................................................................................... 13
Oefening 3
Beschrijven of interpreteren?............................................................................... 14
Oefening 4
Concretiseren ...................................................................................................... 14
Oefening 5
Communicatie in de GGZ .................................................................................... 14
Extra oefeningen........................................................................................................................... 15 Oefening
Bijzondere vormen van communicatie..................................................................... 15
Oefening
Luisteren en Rapporteren ...................................................................................... 15
Het verhaal.................................................................................................................................. 16 Thema 3. Psychiatrische Stoornissen 1 ..................................................................................... 17 Oefening 1
Presentatie ‘Psychose en Schizofrenie’ ............................................................. 17
Oefening 2
De stemmendoos ................................................................................................ 17
Oefening 3
Casus Dhr. A. ..................................................................................................... 18
Oefening 4
Video over schizofrenie ....................................................................................... 19
2
Thema 4. Psychiatrische stoornissen 2...................................................................................... 20 Oefening 1
Verlies en depressie ............................................................................................ 20
Oefening 2
De reddersdriehoek ............................................................................................. 20
Oefening 3
Claimend gedrag ................................................................................................. 21
Oefening 4
Welke informatie heb ik als vrijwilliger nodig? ..................................................... 21
Thema 5. Verlies, dood en rouw ................................................................................................. 23 Oefening 1
Rouwtaken........................................................................................................... 23
Oefening 2
Eigen ervaringen ................................................................................................. 24
Oefening 3
Rollenspelen........................................................................................................ 25
Oefening 4
‘ je plaats te midden van de disciplines’ .............................................................. 25
Oefening 6
Gedachtenisplek (facultatief alleen GGzcentraal) ............................................... 26
Extra oefening ............................................................................................................................... 26 Oefening
Waar wordt het spannend? ..................................................................................... 26
Thema 6 Spiritualiteit en Sterven in de GGZ. ............................................................................. 28 Oefening 1
De generaties en hun visie op leven en dood. .................................................... 28
Oefening 2
De film ................................................................................................................. 28
Oefening 3
Laatste wensenboekje......................................................................................... 29
Oefening 4
Een voorbeeld uit de GGz ................................................................................... 29
Evaluatie ..................................................................................................................................... 30 Extra Oefeningen thema 6............................................................................................................ 30 Oefening 1
Top 2 van eigen overtuigingen ............................................................................ 30
Oefening 2
De zin van je bestaan .......................................................................................... 31
Colofon .......................................................................................................................................... 31
3
Introductie Voor je ligt de docentenhandleiding van de training. De training bestaat uit de volgende thema’s: Organisatie van de palliatieve terminale zorg Communicatie Psychiatrische ziekte 1 Psychiatrische ziekte 2 Verlies, dood en rouw Spiritualiteit
Deze docentenhandleiding beschrijft hoe de training opleidt tot het begin van het vrijwilligerswerk in de palliatieve terminale zorg in de GGz. De docent vindt in deze handleiding inhoud, doelstellingen en werkvormen bij de thema’s. De training vormt de gelegenheid tot kennismaking: de instelling met de vrijwilliger, maar vooral ook de vrijwilliger met de instelling. Deze handleiding is deels een bewerking van een uitgave van het Landelijk Steunpunt VPTZ te Bunnik 2009, 5e herziene druk, ten behoeve van palliatieve terminale zorg in GGZ- instellingen. En een bewerking van de module Basiscursus psychiatrie voor vrijwilliger, Claudia Barneveld en Rolienke de Bruine, uitgave GGz Centraal 2008. De training is ontwikkeld in samenwerking met het Landelijk Steunpunt VPTZ en GGz Eindhoven en de Kempen. Werken met groepen vraagt een gedegen voorbereiding. Voor je begint, moet je bedenken wat je op welk moment en met welk doel wilt gaan doen. Hiermee krijg je alle aspecten en gewenste effecten van de training op een rij. Neem daar goed de tijd voor. Werken met groepen vereist dat je goed kunt observeren en een flexibele instelling hanteert. Het kan best zijn dat door omstandigheden in een groep, je andere dingen gaat doen of langer praat over een bepaald onderdeel waardoor je geen tijd hebt voor andere oefeningen. Dat vraagt ‘durven loslaten’ om het proces in de groep te kunnen volgen. Het is belangrijk dat je ziet, hoort en begrijpt wat er in de groep gebeurt en dat je daarop kunt en durft in te spelen. Bij de start van de training leg je de nadruk op het belang van een veilige werksfeer. Ruimte, respect, rust en humor zijn daarbij de uitgangspunten. Het zijn belangrijke ingrediënten voor een geslaagde training waarin de deelnemers zich vrij voelen om mee te doen. Bij ieder thema in deze training staan meerdere oefeningen beschreven. Afhankelijk van de tijd die je hebt en wat je wilt bereiken, kies je welke oefening(en) je gaat inzetten. Het is niet zo dat je alle oefeningen moet gebruiken. De keuze is aan jou als docent van de groep.
Visie op kwaliteit Bij de voorbereidende werkzaamheden voor de training hoort ook de bezinning op de kwaliteitsvisie van de instelling. Medewerkers en dus vrijwilligers dragen die kwaliteit uit. De Introductietraining is een mogelijkheid om deze kwaliteit voor te doen, een bepaalde ‘kleur’ te geven en om de aanstaande vrijwilligers de sfeer van de organisatie te laten ervaren. Een gastvrijheid zoals ook uitgedragen zal worden door diezelfde vrijwilligers straks in het contact met de patiënt en diens naasten.
4
Binnen VPTZ is sinds 2007 een kwaliteitsstuurgroep bezig met het vormgeven van kwaliteit. Daarin is uitgesproken dat het de intentie is om bij alle werkzaamheden in de organisatie ons steeds te richten op de essentie van het werk. De essentie staat voor ‘Er zijn’, voor het met aandacht, respect en vertrouwen zijn voor de mens in zijn laatste levensfase. Deze essentie ‘Er zijn’ zal in ongeveer vergelijkbare termen per organisatie beschreven zijn. VPTZ Nederland beschrijft de missie van vrijwilligers als volgt: "aan een ieder in de laatste levensfase en diens naasten bieden vrijwilligers, daar waar nodig, tijd, aandacht en ondersteuning". GGz Centraal onderschrijft deze visie en sluit daarbij aan. Hoe wordt die essentie vervolgens zo krachtig mogelijk ingevuld? Door de essentie als persoon zo authentiek mogelijk te laten zijn. Persoonlijke vorming van een vrijwilliger is dus een pijler in het kwaliteitsbeleid, en het is dan ook nodig dat een vrijwilliger over een lerende houding beschikt. Dat hij/zij er plezier in heeft om samen met collega’s een zoektocht aan te gaan hoe de zorgverlening (het gedrag) nog effectiever een uiting kan zijn van de eigen goede intenties. Een voorbeeldvraag zou kunnen zijn; “Waarom doe ik het zo, en niet anders, en kan ik iets verbeteren, zodat mijn handeling nog waardevoller wordt voor de ander?”. Om die reden wordt in de trainingen met leerdoelen/leervragen gewerkt. Het draagt bij tot deze gewenste houding, maakt de landelijke training meer persoonlijk en geeft meer verdieping voor de individuele deelnemer. Aandachtspunten bij voorbereiding De volgende punten kun je als een checklist gebruiken voor je eigen voorbereiding bij elke oefening. • • • • • • • •
Lees de oefening goed door. Vraag je af of je de opdracht goed begrijpt. Neem rustig de tijd om het doel te formuleren en schrijf deze op. Stel de oefening zo nodig bij naar jouw wensen en doel. Maak een lijst met wat je nodig denkt te hebben bij de uitvoering van de opdracht. Verzamel al de benodigdheden. Als er bij een oefening opdrachten nodig zijn op papier, zorg dan voor voldoende kopieën. Doe geen oefeningen waar je twijfels bij hebt, waar je niet zeker van bent, wat je vreemd vindt of om welke reden ook niet zit zitten. • Maak een (globaal) tijdpad voor het programma dat je per trainingdagdeel wilt geven.
Aandachtspunten bij uitvoering De volgende punten kun je als een checklist gebruiken bij de uitvoering per oefening. • • • • • •
Vertel de groep wat je gaat doen, geef ze kort en bondig de grote lijn. Leg uit waarom en waartoe je iets doet (wat het doel is). Geef duidelijk aan wat je van de deelnemers verwacht. Schrijf zo nodig de aandachtspunten op een flap. Vraag of iedereen de opdracht begrijpt. Realiseer je dat de oefeningen een persoonlijke inbreng en betrokkenheid vragen van de deelnemers en dat het emoties kan oproepen en spannend kan zijn. • Maak, zeker bij het werken met subgroepen, afspraken wie de tijd bewaakt.
5
Aandachtspunten bij nabespreking Het is belangrijk dat je na elke oefening gelegenheid geeft om na te bespreken. De deelnemers kunnen een korte reactie geven op wat ze van de oefening vonden en krijgen ruimte om hun emoties te uiten. De volgende punten kun je als checklist gebruiken bij het nabespreken. • Geef waar nodig, de gelegenheid ‘stoom af te blazen’, dat wil zeggen dat alle deelnemers na afloop kort kunnen zeggen wat de oefening met hen deed. • Neem rustig de tijd voor de nabespreking. • Zorg dat ieder die dat wil aan bod komt. • Zorg ervoor dat degenen die praten niet meer tijd nemen dan nodig. • Houd in de gaten wie stil is en probeer ze zelf actief te betrekken door bijvoorbeeld gericht te vragen hoe ze het vonden. • Beperk degene die iets inbrengt tot één aspect, rond dat af en ga dan verder. • Als je iemand met een opmerking of vraag ‘in de wacht zet’, d.w.z. even laat wachten op antwoord, vergeet hem niet, kom daar zo gauw het past op terug. • Rond de nabespreking af door te vragen of iedereen heeft kunnen zeggen wat hij wilde en of iedereen verder kan bijvoorbeeld in energie of emoties. • Je kunt ook een rondje maken en elke deelnemer even kort laten vertellen over hoe hij de oefening heeft ervaren en hij heeft geleerd. • Geef een korte samenvatting van wat je hebt gezien en wat je nog wilt meegeven aan de deelnemers.
Aandachtspunten bij rollenspellen De volgende aandachtspunten kunnen je helpen om praktijksimulaties goed voor te bereiden en goed uit te voeren: • Gebruik korte, duidelijke rolomschrijvingen die de spelers ruimte geven voor eigen inbreng. • Geef een zorgvuldige schets van de situatie en de karakters en vraag de spelers of het duidelijk voor ze is en welke informatie ze eventueel nog missen. • Geef de spelers voldoende voorbereidingstijd, zodat ze goed in hun rol kunnen komen. • Zorg voor voldoende rust en aandacht bij de uitvoering. • Geef de spelers na afloop de gelegenheid ‘stoom af te blazen’.
Aandachtspunten bij feedbackregels Geef aan de groep de volgende basisvoorwaarden ten aanzien van feedback na een oefening of rollenspel. Schrijf ze op een flap zodat de deelnemers ze zelf kunnen lezen. Deze voorwaarden zijn belangrijk om een veilig klimaat te scheppen voor de deelnemers. Bij de feedbackronde, is dit de volgorde van de mensen die het woord krijgen. 1. de spelers; 2. de observanten, bijvoorbeeld de groep; 3. de docent. Vraag aan de deelnemer voorafgaand aan de simulatie waarover hij feedback wil en beperk de feedback daartoe. Je beschrijft eerst ‘ik zie...’ of ‘ik hoor...’. Vervolgens ‘ik voel daarbij...’ of ‘het doet met mij...’. Tot slot ‘herken je wat ik bedoel’ en ‘ik denk dat...’ gevolgd door een tip, advies of aanwijzing; Wees altijd concreet en duidelijk in wat je beschrijft.
6
Veroordeel niet. Dus niet: ’Jij bent...’. Houd het bij beschrijving van gedrag en interpreteer niet wat je ziet. Het gaat niet om ‘goed’ of ‘fout’, maar wel om het effect van het gedrag. Was het effect gewenst of ongewenst voor de deelnemer zelf, of voor de organisatie, of voor de patiënt. Dat is afhankelijk van de gevraagde feedback. Het gaat om bewust worden van het eigen handelen en zien en ervaren wat je kunt leren. Voor de docent zijn de volgende aandachtspunten nog van belang: • Zorg dat de feedback bruikbaar is en geef tips als afronding van de feedback. • Beperk de feedback tot datgene waarover feedback gevraagd is door de deelnemer. • Help de ontvanger bij de feedback niet in de verdediging te gaan maar te ontvangen, dat wil zeggen, aanhoren wat tegen hem gezegd wordt. • Vraag de ontvanger eventueel welk(e) punt(en) uit de feedback hij gehoord heeft en met welk(e) punt(en) hij ook iets wil gaan doen. • Ga uiterst zorgvuldig om met feedback en wees je ervan bewust hoe gevoelig dit kan zijn voor iemand. De waarde van de training wordt bepaald door de eigen inbreng van deelnemers en docent. Iedere inbreng heeft waarde. Respect voor elkaar is het uitgangspunt, los van de betekenis die de inbreng van een ander voor jou heeft. Als docent zul je bewust ruimte moeten creëren voor ieders inbreng. Ruimte creëer je door grenzen helder te hebben. Om voor iedereen voldoende ruimte te laten bestaan, zullen er ook grenzen gesteld moeten worden aan de individuele inbreng van een ieder. Waar draagt het nog wat bij aan het geheel of waar wordt het een te persoonlijk doel, is wat de docent zich af kan vragen, juist omdat menige oefening de deelnemers uitnodigt om wat van zichzelf te laten zien.
7
Thema 1. Palliatieve Terminale Zorg Oefeningen bij kennismaken Inhoud De deelnemers de gelegenheid geven om zich aan elkaar voor te stellen De deelnemers stimuleren hun persoonlijke motivatie onder woorden te brengen De deelnemers delen hun kennis en ervaring tot nu toe met psychiatrische ziekte en ervaring met begeleiden van stervenden “Er zijn” is de korte weergave van de missie van de VPTZ. De deelnemer vertelt wat dat voor hem betekent in zijn vrijwilligerswerk en hoe hij dat ‘Er zijn’ vorm en inhoud denkt te geven. Doel De deelnemers leren elkaar kennen Het creëren van een vertrouwd en veilig en leerklimaat binnen de groep De deelnemers krijgen inzicht in hun motivatie om Vrijwilliger in de Palliatieve Terminale Zorg in de GGZ te worden Oefening 1
Naam
Doel Kennismaking Uitvoering Iedere deelnemer noemt zijn of haar naam Iedereen vertelt waar de naam vandaan komt. Ben je wel of niet vernoemd? Ieder vertelt wat die naam voor jezelf betekent. Uitvoering Totaal bij 10 personen
Oefening 2
1 minuut per persoon 10 minuten
Wie is de ander?
Doel Verdieping kennismaking Voorbereiding Laat de groep tweetallen maken. Uitvoering De tweetallen bedenken met elkaar één vraag, die zij aan straks aan alle andere deelnemers stellen met het oog op verdere kennismaking als vrijwilligers palliatieve zorg. De vragen worden door ieder beantwoord. Uitvoering tweetallen Uitvoering groep
3 minuten 15 minuten
8
Oefening 3
Vrijwilliger in de psychiatrie?
Doel Kennismaking en uitwisseling ervaring psychiatrie Voorbereiding Laat de deelnemers een kring maken zonder tafels ertussen Uitvoering Op welke moment dacht je ‘nu ga ik mij opgeven als vrijwilliger’. Waarom in de psychiatrie? Welke ervaring ligt er achter? Uitvoering groep
Oefening 4
15 – 20 minuten
Geven en ontvangen
Doel Bewustwording motivatie. Voorbereiding Een stapel (kunst)kaarten of foto’s liggen klaar. Uitvoering Wat hoop je te geven en wat hoop je te ontvangen als vrijwilliger. Kies één of twee kaarten, die daar iets van uitdrukken. Ieder vertelt kort iets over geven en ontvangen aan de hand van een kaart Uitvoering groep
Oefening 5
15 – 20 minuten
‘Er zijn’
Doel Helderheid over de VPTZ-missie ‘Er zijn’. Voorbereiding Korte theorie over ‘Er zijn’: missie VPTZ, Andries Baart, Rogers. Eventueel de dvd ‘Er zijn’ van de VTPZ klaarzetten. Elk groepje krijgt een flap. Uitvoering We beginnen met een eigen ervaring: herinnering aan een situatie, waarbij jezelf de ervaring hebt opgedaan, dat iemand anders ‘er voor je was’. Wat gebeurde er in die ervaring? De ingrediënten voor die ervaring worden op de flap geschreven. De ingrediënten voor die ervaring worden eventueel aangevuld met de visie van ‘er zijn’ (Baart, Rogers) of vergeleken met de gesprekken op de dvd ‘Er zijn’. Hoe zou je op de palliatieve unit in de GGz ‘Er zijn’ kunnen invullen? Welke (on)mogelijkheden kun je tegenkomen. Uitvoering groep
30 minuten
9
Oefening 6
De film ‘Mijn tante is thuis gestorven’.
Doel Kennismaking met sterven in de GGz Voorbereiding De film en afspeelapparatuur staat klaar Uitvoering De film wordt bekeken Gelegenheid om een eerste reactie te geven
Uitvoering groep
30 minuten
______________________________________________________________________________
Extra oefening Oefening
Jouw taken, jouw grenzen!
Hoe zie jij dat?
Doel Bewustwording van grenzen in het werk. Voorbereiding Geef een korte inleiding over taken en grenzen van een Vrijwilliger Palliatieve Terminale Zorg, maar zonder dat je daarbij een lijst geeft wat deze taken of grenzen precies zijn. Uitvoering Laat de deelnemers een lijst maken van taken en grenzen van een Vrijwilliger Palliatieve Terminale Zorg zoals zij dat zien. Laat ze twee kolommen op een A4 maken met boven de ene kolom ‘Wat doe je wel?’ en boven de andere ‘Wat doe je niet?’. Als de deelnemers aan het werk zijn, maak jij dezelfde flap. Na ongeveer 10 minuten ga je de uitkomsten van elke groep plenair bespreken. Degene die begint, noemt van zijn eigen papier uit elke kolom één onderdeel, jij schrijft dat mee op de flap. Dan is de volgende aan de beurt en benoemt van zijn papier één onderdeel per kolom en jij schrijft; Ga zo verder één of twee keer de kring rond. Vraag of iemand nog iets heeft dat er niet op staat. Ga vervolgens samen op zoek naar grensgevallen in wat je wel of niet doet. Voorbereiding Uitvoering individueel Uitvoering plenair Totaal
5 minuten 10 minuten 20 minuten 35 minuten
Huiswerk Voorbereiding volgende bijeenkomst. De deelnemers denken na over wat zij willen leren in de training aan de hand van het visiedocument GGz Centraal en de grondhouding zoals door de VPTZ is geformuleerd. De docent heeft voor iedere cursist het volgende deel van het visiedocument GGz Centraal gekopieerd:
10
‘Een vrijwilliger kan ondersteuning en zorg bieden en heeft aandacht voor mensen in al hun eigenheid. De vrijwilliger respecteert de waardigheid van de ander en beseft dat deze een leven achter zich heeft. De vrijwilliger reduceert mensen niet tot hun ziekte, geeft ruimte en kan dingen laten. De vrijwilliger is flexibel in tijd en denken en heeft geen vrijblijvende houding. Wie zich verbindt met mensen in de laatste fase van hun leven, kan het niet laten afweten. De vrijwilliger heeft affiniteit in het omgaan met mensen met een psychiatrische ziekte/stoornis”. De docent heeft daarnaast elementen van een juiste grondhouding voor een VPTZ vrijwilliger op papier: Bereid en in staat zijn de ander te ontmoeten. Het kunnen bieden van onvoorwaardelijke en niet oordelende aandacht en respect. Invoelend zijn en het kunnen tonen van medeleven en begrip. Zelfreflecterend vermogen. Flexibel kunnen zijn. Geduldig kunnen zijn. Openheid en bereidheid hebben om te leren. Terughoudendheid in eigen reacties. Respectvol kunnen communiceren met patiënt, medebewoners en familie, hierbij de valkuilen kunnen benoemen en daar oplossingen voor zoeken. Veiligheid en vertrouwen kunnen bieden. Kunnen aansluiten bij de leef- en belevingswereld van patiënt, medebewoners en verpleegkundigen. Creatief durven zijn in de communicatie. Vragen Welke van bovenstaande kwaliteiten vind je wellicht gemakkelijk en welke moeilijk te realiseren? Beschrijf wat je zou willen leren in de training? Wat vind je noodzakelijke kennis over palliatieve zorg, psychiatrische ziekte en communicatie? Lezen De cursisten lezen lesbrief Thema 2 over communicatie.
11
Thema 2. Communicatie Inhoud De deelnemers stimuleren hun leerthema’s en persoonlijke motivatie onder woorden te brengen. De deelnemers de gelegenheid geven om kennis te maken met hoe in de GGZ het sterven begeleid wordt door de verschillende disciplines. Doel De deelnemers hebben inzicht in hun motivatie om een vrijwilliger in de Palliatieve Terminale Zorg te worden. De deelnemers zijn zich bewust van hun leerthema’s en kunnen dit verwoorden. De deelnemers hebben inzicht in verschillende aspecten van communicatie. De deelnemers herkennen bepaalde communicatiepatronen. Oefeningen Inhoud Effectiviteit van communicatie vergroten door ‘actief te luisteren’ Observatie als belangrijk onderdeel van communicatie. Wat zie je? Wat hoor je? Wat voel je? Hoe doe je verslag? Oefenen basisvaardigheden: Slop staat voor: stilte, lichaamstaal, onder woorden brengen, praktische handelingen. Doelen De deelnemer kan actief luisteren De deelnemer is in staat om zowel inhoud- als betrekkingsniveau in de communicatie aan te voelen en te benoemen De deelnemer kent het belang van goed observeren, signaleren en rapporteren De deelnemer heeft inzicht in eigen kwaliteiten en valkuilen in communicatie
Terugblik Thema 1 De deelnemers hebben nagedacht over wat zij belangrijke leerthema’s vinden Uitwisseling van de leerthema’s in de kring De coördinator verzamelt de vragen en leerthema’s en komt daar gedurende de training op terug Uitvoering groep
10 minuten
12
Oefening 1
De eigen ruimte
Doel Bewustwording van afstand en nabijheid in de verschillende relaties Voorbereiding Tafels en stoelen staan aan de kant. De deelnemers staan in twee rijen tegenover elkaar. Ieder heeft één partner tegenover zich op ruim drie meter afstand.
Uitvoering Loop langzaam naar elkaar toe en nader elkaar zo dicht mogelijk en zoek daarna voor jezelf de juiste afstand en beweeg net zo lang totdat je beide een goede afstand tot elkaar hebt en kijk elkaar aan. Ga naast elkaar staan, schouder aan schouder, en kijk samen naar een bepaald punt en ervaar hoe dicht je bij elkaar kunt staan zonder dat het hindert. Wissel van schouder. Maakt het verschil? Nagesprek. De verschillende ervaringen worden besproken: ieder heeft een bepaalde ruimte om zich heen nodig en dat is voor ieder verschillend. Het recht in de ogen kijken is moeilijk en meestal niet lang vol te houden. Het naast elkaar naar iets te kijken: doorgaans is nabijheid beter te verdragen naast elkaar dan tegenover elkaar. Experimenteer in tweetallen met stoelen. Zet de stoelen zo neer dat het voor beide prettig voelt. Probeer allerlei vormen uit. En bespreek de verschillen. In de GGz kom je mensen tegen die het gevoel hebben dat ze openliggen, geen huid hebben, dat anderen bepaalde gedachten in je hoofd kunnen stoppen. De helft van de groep stelt zich voor patiënt te zijn, die zich onbeschermd voelt. De ander nadert langzaam de bewoner op verschillende manieren. Experimenteer met verschillende houdingen. In het nagesprek kan naar voren komen, dat bewoners graag met hun rug tegen de muur zitten of zich klein maken en overzicht houden. Wat zijn de verschillen als je jezelf heel open voelt. Over het algemeen hebben patiënten dan meer afstand nodig. Ook hier geldt: steeds aftasten wat een goede afstand is. Uitvoering groep
Oefening 2
20 minuten
Inhoud en betrekking
Doel Onderscheiden tussen het wat (inhoud) en hoe (betrekking) in de communicatie. Voorbereiding Inhoud en betrekking. Korte uitleg van de begrippen en van de transactionele analyse. Het model staat op een flap. Eén en dezelfde zin, zoals bijvoorbeeld ‘ruim die rommel op’ kan vanuit de kritische ouder, voedende ouder, volwassene, rebelse/afhankelijke of vanuit het vrije kind gezegd worden. Uitvoering De deelnemers oefenen met de situatie, dat een bewoner te weinig drinkt. Vanuit het verpleegkundig team is de vraag naar voren gekomen om de bewoner te stimuleren genoeg te drinken. Vanuit verschillende posities wordt een zin gezegd om de patiënt te
13
Noem voorbeelden waarin het handiger is op de inhoud of de betrekking in te gaan. Bijvoorbeeld: iemand zegt; “Het gaat goed”, maar de toon is somber. In drietallen oefenen in wijze van reageren.
Uitvoering
Oefening 3
15 minuten
Beschrijven of interpreteren?
Doel Bewustwording van het verschil tussen de feiten of de gebeurtenis en de interpretatie daarvan. Uitvoering De deelnemers gaan in tweetallen tegenover elkaar zitten. Beschrijf de kleren die de partner tegenover je aan heeft en vermijd iedere interpretatie, zoals ‘mooie trui, maar zeg: ‘”Ik zie een wollen trui met witte bolletjes”. Bespreken met elkaar. Het blijkt heel moeilijk om alleen te beschrijven. Beschrijf elkaars gezicht en vermijd iedere interpretatie (de docent kan in het nagesprek een verbinding leggen met EE bij schizofrenie: neutrale communicatie met zo weinig mogelijk emotionele uitdrukkingen en met rapporteren, waarin beschrijven van belang is) Uitvoering
Oefening 4
15 minuten
Concretiseren
Doel Oefenen in actief luisteren en de ander aanmoedigen tot vertellen Uitvoering In drietallen. Eén deelnemer vraagt de andere naar een herinnering uit de jeugd, bijvoorbeeld de tijd van de basisschool. Degene die vraagt probeert niet te interpreteren, maar stelt ‘hoe, wat en wanneer’ vragen, zodat de ander meer details gaat vertellen. De derde observeert en zegt ‘nog eens’ als er geïnterpreteerd wordt. De observator probeert vervolgens kort en zo precies mogelijk na te vertellen wat hij of zij gehoord heeft. Ook hier geldt geen interpretaties. De cursisten wisselen uit wat ze lastig hebben gevonden. Deze oefening wordt drie keer gedaan, zodat ieder in alle rollen aan bod komt. Uitvoering
20 minuten
Oefening 5
Communicatie in de GGZ
Doel Bewustwording van de (on)mogelijkheden in de communicatie met psychiatrische patiënten. Voorbereiding De film staat klaar om gedraaid te kunnen worden. Uitvoering
14
De deelnemers krijgen de opdracht om vooral op de communicatie te letten. Wat wordt er over de communicatie van mevrouw K. gezegd. En hoe wordt er met mevrouw K. gesproken. Voor welke dilemma’s staan de hulpverleners? Wat valt op? Hoe lost de geestelijk verzorger, de verpleegkundige en de arts het op? (plaatsvervangend spreken). Iedere deelnemer krijgt één focus bij het kijken. Voor welke dilemma’s, vermoed je, kun je als vrijwilliger komen te staan?
Uitvoering 35 minuten ______________________________________________________________________________
Extra oefeningen Oefening
Bijzondere vormen van communicatie
Doel Ervaren en experimenteren met ‘plaatsvervangend spreken’. Voorbereiding De ruimte is zo ingedeeld, dat deelnemers op twee stoelen kunnen liggen Er liggen fotoboeken, kunstboeken, kalenders met mooie foto’s klaar Uitvoering In drietallen: Eén van de drie deelnemers ligt op bed of zit in de stoel en kan niet spreken. Het gaat erom dat diegene die niet kan spreken allerlei ervaringen opdoet. De ene vrijwilliger krijgt de opdracht vooral vragen te stellen aan de bewoner. Daarna komt de ander vrijwilliger op bezoek met de opdracht om vanuit zichzelf iets te vertellen over wat ze ziet of wat haar bezighoudt. Wat heb je als degene, die niet kan spreken ervaren? Uitwisseling over de verschillen. Van rol wisselen: De opdracht voor één van de bezoekers is om te experimenteren met zwijgen (met of zonder aanraking), de ander neemt een kunstboek mee of levensboek en mijmert wat bij wat er te zien is. Degene die de rol van diegene die niet kan spreken op zich heeft genomen, neemt bij zichzelf waar wat er intern gebeurt bij de verschillende benaderingswijze van de bezoekers. Nabespreking in de grote kring. Uitvoering Oefening
20 minuten Luisteren en Rapporteren
Voorbereiding Gebruik hiervoor het onderstaande verhaal. Een eigen concreet verhaal/verslag met een aantal duidelijke feiten en cijfers (op papier!) kan natuurlijk ook. Zorg voor voldoende kopieën van het verhaal dat je later uitdeelt aan de subgroepen van drie nadat je het verhaal plenair hebt voorgelezen; Vraag de groep in een kring te gaan zitten, zonder tafels.
15
Het verhaal Gisteren moest ik onverwacht nog even een boodschap doen. De auto was voor groot onderhoud bij de garage, dus ik moest door weer en wind op de fiets naar het centrum. Geen pretje, want dat is een goede 15 minuten doortrappen. En dat met dit hondenweer. Vlak voor ik bij de winkel kwam, hoorde ik een doordringend, gierend geluid en direct daarop een harde knal. Toen nog wat glasgerinkel en daarna werd het stil, doodstil. Ik trapte hard door in de richting van de volgende kruising en zag daar twee auto’s staan, midden op de kruising. De neuzen waren in elkaar gekreukeld. De blauwe, oude eend kon zo naar de schroot. De andere auto was een splinternieuwe kersenrode Citroen C3. Nog zusjes ook dus. Ik schrok me natuurlijk rot want bij het zien van de auto’s realiseerde ik mij dat de inzittenden wel eens gewond zouden kunnen zijn. Omdat ik jarenlang op de eerste hulp afdeling van een ziekenhuis heb gewerkt, gooide ik zonder nadenken mijn fiets aan de kant en rende ik naar de auto’s toe. Daar zag ik dat ik niet meer nodig was. Naast de eend stond de verdwaasde maar ongeschonden eigenaar. Een wat oudere man van een jaar of 60 met een bruine labrador dicht tegen zich aan gedrukt. En naast de andere auto stond een verbouwereerde knappe jonge vrouw die een gesprek aan het voeren was met haar mobiele telefoon. Toen ik bij ze aankwam, stopte een toevallig, passerende politieauto. De agenten stapten uit en ik kon mijn weg vervolgen richting de supermarkt. Uitvoering Lees het verhaal rustig voor. De deelnemers mogen niet meeschrijven. Geef na het verhaal de gelegenheid aan de deelnemers om een kort rapport te schrijven. In het rapport staan de belangrijkste momenten en feiten in het verhaal. Verdeel de groep in drietallen. Geef het verhaal aan de drietallen en laat hun dit vergelijken met de eigen rapporten die ze hebben geschreven. Stel de vraag; ‘Wat valt op in die vergelijking?’. Bespreek deze vraag vervolgens plenair, laat elke groep hun bevindingen vertellen. Bespreek wat de uitkomsten van deze oefening zijn voor het werk als vrijwilliger. Voorbereiding Uitvoering verhaal Uitvoering rapport Uitvoering 3-tallen Uitvoering bespreken Totaal
5-10 minuten 15 minuten 5 minuten 20 minuten 20 minuten ± 60 minuten
Huiswerk Lesbrief thema 3 laten lezen.
16
Thema 3. Psychiatrische Stoornissen 1 Voor achtergrondinformatie: zie lesbrief 3. In deze training wordt er voor gekozen om het fenomeen psychose en de ziekte schizofrenie uitvoerig te behandelen, omdat de vrijwilliger met deze verschijnselen veel te maken krijgt. Kennis van en herkennen van symptomen, die bij psychiatrische stoornissen, zoals schizofrenie voorkomen, kunnen de vrijwilliger helpen met de patiënt adequaat om te gaan. Doel Kennis van veel voorkomende verschijnselen zoals psychose en de ziekte schizofrenie Bewustwording dat de communicatie door de ziekte beïnvloed wordt en hoe je daar mee om kunt gaan. Bewustwording van de gevolgen van de ziekte; zoals gering sociaal netwerk, wonen in een instelling Inzicht in de verschillende soorten ‘angst’; existentiële angst (angst voor eenzaamheid, de dood) en angsten voortkomend uit de ziekte.
Oefening 1
Presentatie ‘Psychose en Schizofrenie’
Vooraf verzamelen wat de deelnemers al weten over de ziekte. Inventariseren welke ervaringen de deelnemers hebben met mensen die lijden aan schizofrenie. Bespreking van het verschijnsel psychose en het ziektebeeld schizofrenie aan de hand van een presentatie. Enkele teksten worden met elkaar gelezen, waarin mensen vertellen over hun psychose, over welke beelden ze hadden (uit boek van de Bosch).
Uitvoering Oefening 2
25 minuten De stemmendoos
Doel De deelnemers ervaren hoeveel concentratie het vraagt om een gesprek te voeren als ‘er stemmen‘ gehoord worden. Voorbereiding De koptelefoons liggen klaar. Uitvoering In tweetallen. De één doet de koptelefoon op en zet de band aan. De ander knoopt een gesprek aan. Na een minuut of vijf als de band ophoudt, wisselen van rol. Nabespreken in de grote groep: uitwisselen van ervaringen De docent reikt handvatten aan voor de communicatie (zie ook lesbrief) Uitvoering
20 minuten
17
Oefening 3
Casus Dhr. A.
Voorbereiding Voor iedere deelnemer ligt een kopie van de casus klaar. Uitvoering De docent leest de casus voor. In twee of drietallen worden de vragen besproken Nabespreking in de hele groep Dhr. A. is ongeveer ruim een jaar voor zijn dood gediagnosticeerd met darmkanker. Hij kreeg een rectumamputatie en een stoma. Hiervoor is hij ongeveer zes weken opgenomen geweest in het Catharina-ziekenhuis. Die opname was onvermijdelijk, maar maakte de verpleging wél duidelijk dat we A. het meeste zouden kunnen helpen als we hem op onze afdeling zouden kunnen verplegen! Door zijn paranoïde schizofrenie was een opname in het ziekenhuis met alle vreemde apparatuur en vreemde mensen voor A. een ware hel. Op de afdeling hebben we hem in eerste instantie begeleid met het omgaan van de stoma. Dat leverde dikwijls, onhygiënische toestanden op. A. werd erg achterdochtig van het stomazakje en accepteerde het ternauwernood. Hij trok het te pas en te onpas van zijn buik en liet het vallen waar hij stond. Van pijn was op dat moment geen sprake, of in elk geval meldde A. dat niet! Klagen hoorde niet bij hem. In een later stadium gaf A. wel pijn aan en was het ook zo hevig dat hij niet meer op de afdeling wilde blijven, hij wilde naar de separeer. Daar kon hij zich laten gaan in zijn pijn; en dat deed hij ook; hij schreeuwde het van zich af! Als de arts kwam, vroeg hij aan A. of hij pijn had. A. ontkende dat: hij was achterdochtig ten opzichte van de arts. Daardoor kwam er dus geen adequate medicatie. Tot in het allerlaatste stadium werd A. de nacht ingestuurd met 2x 500 mg paracetamol. Elf dagen voor A’s dood kon hij opeens niet meer lopen. Hij zakte door zijn benen en bleef vanaf toen veel in bed. Hij gaf erge hoofdpijn aan en schreeuwde het uit van de pijn. Hij is nog naar het ziekenhuis gebracht voor een scan van zijn hoofd, waaruit bleek dat hij een enorme tumor in zijn hoofd had. Uiteindelijk heeft A de avond voor hij stierf morfine gekregen. De volgende dag om 18 uur is hij (37 jaar) overleden. Nabespreken Wat betekent de ziekte voor de communicatie tussen de hulpverleners, de vrijwilliger en de patiënt? (Bijvoorbeeld; het uithouden in de onmacht de ander te kunnen bereiken of geconfronteerd worden met hallucinaties en wanen. Voorzichtig zijn met aanraking). Wat kun je wel en niet bespreken als er geen ziekte inzicht is? Waar kun je opletten? Wat zou je rol in deze situatie als vrijwilliger kunnen zijn? Wat is het belang van observeren en rapporteren en samenwerking verpleegkundig team? Uitvoering
20 minuten
18
Oefening 4
Video over schizofrenie
Voorbereiding De dvd ‘Kopzorgen’ ligt klaar Uitvoering De dvd wordt bekeken Nabespreking Uitvoering
30 minuten
Huiswerk Lesbrief 4 over depressie en borderline lezen. De informatie over ziektebeelden die worden besproken in de lesbrief kunnen aan de orde komen aan de hand van casussen, die de vrijwilligers kunnen inbrengen tijdens de terugkomdagen.
19
Thema 4. Psychiatrische stoornissen 2 Doel Kennis van en herkennen van verschijnselen, die bij veel voorkomende psychiatrische ziekten, zoals depressie (en borderline) voorkomen Bewustwording dat de communicatie door de ziekte beïnvloed wordt en hoe je daar mee om kunt gaan Experimenteren en ervaren van veel voorkomende communicatiepatronen Oefening 1
Verlies en depressie
Uitvoering Aan de hand van de theorie van Herman de Mönnink over verlieskunde wordt het model van de KERN geïntroduceerd (hoofdstuk 6). Bij groot verlies wordt de KERN aangetast. In het leven maken alle mensen allerlei soorten verlies mee (in de volgende lesbrief komen we daar op terug). Vele mensen lukt het met steun uit de omgeving om verlies te boven te komen en de draad van het leven weer op te pakken. Herstel van de KERN noemt Mönnink dat. In het verwerken van verlies ervaren de meeste mensen periodes waarin zij zich gedeprimeerd voelen, somber zijn. Dit zijn normale gevoelens passend bij de gebeurtenissen in het leven, zoals bij rouw. Deze gevoelens zijn niet blijvend, maar kunnen wel een periode van je leven aanwezig zijn. Veel hangt af van de draagkracht van de persoon en de steun vanuit de omgeving hoe met verlies wordt omgegaan en hoe lang mensen de last van het verlies ervaren. Ook de vrijwilliger heeft verlies geleden en een eigen omgang met verlies gevonden. Inventarisatie kennis over depressie in de groep. We spreken van depressie als ziekte wanneer er sprake is van een heel aantal factoren. Zie daarbij de lesbrief. De omgang met mensen die lijden aan depressie vergt veel van de familie, de hulpverleners en de vrijwilligers. Vooral de gevoelens van onmacht vragen in de omgang met de depressieve patiënt extra aandacht. Uitvoering
Oefening 2
25 minuten
De reddersdriehoek
Doel Experimenteren met en ervaren van een veel voorkomend communicatiepatroon. Uitvoering In de inleiding wordt verteld dat we een bepaald type van communicatie gaan ervaren, die niet alleen bij bepaalde vormen van depressie voorkomt, maar ook in lichte en zwaarder varianten voorkomt bij veel mensen. De bedoeling is dat de deelnemers eerst ervaren hoe de communicatie van de dramadriehoek werkt. Het gaat er in deze oefening niet om zo goed mogelijk te communiceren, maar om iets in dat rollenspel te ervaren. Twee deelnemers krijgen de opdracht om een bepaalde rol te spelen, namelijk iemand die niks kan, niks wil, over al tegen opziet en tot geen enkele activiteit is te verleiden. De deelnemers moeten in hun rol blijven en spelen het ‘ja, maar’ spel. Bijvoorbeeld: de hulpverlener vraagt aan de patiënt: ‘Bent u al buiten geweest, het is zulk prachtig weer?” Waarop de patiënt zegt op klagende toon: “Ik kan helemaal niet naar buiten, ik heb zulke
20
De andere deelnemers weten niet wat afgesproken is met de spelers. Zij krijgen de opdracht om bij meneer h. op bezoek te gaan. Het gaat al een tijdje niet goed met hem. De verpleegkundige denkt dat enige afleiding misschien kan helpen. De bedoeling is dat de deelnemers bij zichzelf gewaarworden wat er intern bij hen gebeurt en hoe zij dat vertalen in de communicatie. Meestal gaat de bezoeker aan het werk en probeert allerlei dingen aan te dragen om de ander op te beuren. Wanneer dat niet ontvangen wordt door de bewoner, voelt de vrijwilliger zich machteloos en kan die machteloosheid vertalen in verlies van vertrouwen in zichzelf of in irritatie naar de patiënt.
Nabespreking Wat heeft ieder ervaren in de verschillende rollen. De reddersdriehoek wordt uitgelegd. De valkuil van willen helpen en troosten komt naar voren. Wat vraagt het van de vrijwilliger om het uit te houden in gevoelens van onmacht? Uitvoering
Oefening 3
25 minuten
Claimend gedrag
Doel De deelnemer is zich bewust van de (on)mogelijkheden van manier van omgaan met claimend gedrag
Uitvoering Welke ervaringen hebben de vrijwilligers met claimend gedrag? Welke soorten claimend gedrag zijn er? Voor welk claimend gedrag ben je vooral gevoelig? Hoe geef je op een adequate manier je grenzen aan? Experimenteren met rollenspelen.
Uitvoering Oefening 4
20 minuten Welke informatie heb ik als vrijwilliger nodig?
Voorbereiding Voor iedere deelnemer ligt een kopie van de casus klaar. De vrijwilliger heeft geen inzage in het patiëntendossier. Het verpleegkundige team bepaalt bij iedere patiënt welke informatie de vrijwilliger nodig heeft om adequaat te kunnen functioneren. Wanneer de palliatieve terminale fase ingaat wordt er een communicatieschrift gemaakt voor de vrijwilliger, waarin zowel de vrijwilligers als de verpleegkundigen dagelijks verslag doen. Casus In het communicatieschrift staat: Meneer B is 78 jaar, sinds 1988 is hij opgenomen. De laatste tien jaar heeft hij op Beukenhorst gewoond. Bij de patiënt is vorig jaar kanker geconstateerd. Een maand geleden verergerden de lichamelijke klachten en is B. twee weken in het ziekenhuis opgenomen. Hij komt thuis om te sterven en wordt op de palliatieve unit opgenomen. De psychische kant van meneer B. baart zorg. In het ziekenhuis was hij helder. Alle medicatie voor zijn stoornis is gestopt. Op de eigen afdeling was hij weer onrustig. De medicatie is hervat en zijn
21
emoties zijn afgevlakt. Er is moeilijk contact te krijgen. Hij zegt overal nee op, onduidelijk is of hij dan ook nee bedoelt. De vraag is, wat betekent het nee van de patiënt. Soms lijkt hij fysiek heel goed, soms heel slecht. Het is druk op de afdeling, zonder de hulp van de dochter zou het heel moeilijk zijn. Bij de ondersteuning van meneer B. merkt de verpleging op dat het alleen liggen voor meneer B te belastend is voor hem en voor henzelf. Rol mantelzorg De dochter van meneer B komt regelmatig en masseert hem, dat helpt hem zichtbaar. Er moet opgepast worden dat de draaglast van de dochter niet groter wordt dan haar draagkracht. Taken vrijwilliger Bij meneer zitten, naar gelang de behoefte voor korte of wat langere tijd. Er zijn voor de dochter, zodat zij stoom kan afblazen. ‘Er zijn’ tijdens de piektijden, waarin de verpleging het druk heeft: etenstijden, ADL verzorgingstijden, teamoverleg en overdracht. Vragen: U komt voor het eerst. De verpleegkundige geeft u het schrift en meldt dat zij nog even iets doen, voordat zij verder met u kan kennismaken. U leest wat er in het schrift staat. Aan welke informatie zou u nog meer behoefte hebben? Welke vragen stelt u? De vragen worden in tweetallen geformuleerd De vragen worden in de groep besproken Uitvoering
30 minuten
Huiswerk Lesbrief 5 laten lezen.
22
Thema 5. Verlies, dood en rouw Inhoud De deelnemers onderzoeken wat er bij verlieservaringen gebeurt in voelen, denken en doen De deelnemers gaan aan de hand van eigen voorbeelden op zoek naar rouwtaken Gesprekken over eigen ervaringen in verlies en afscheid met aandachtspunten als ‘Waar (in welke situatie) wordt het spannend voor je?’ en ‘Wat heb je nodig in moeilijke situaties?’ Stil staan bij de vraag; Wat is troost? Doel Bewustwording van verschillende processen die plaats kunnen vinden bij verlies Herkennen van rouwtaken Inzicht krijgen in eigen reacties en copingmechanismen en die van anderen op verlies Ontdekken wanneer het moeilijk is om te praten over verlies Aan kunnen geven wat je nodig hebt als het moeilijk wordt in verliessituaties Bewustwording van eigen troostbehoefte en hoe dat door kan werken in het doen
Oefening 1
Rouwtaken
Naast de gedachten en visies over de verschillende fases in een periode van rouw zoals onder andere beschreven door Elisabeth Kübler Ross, bestaat de laatste tijd meer aandacht voor rouwtaken zoals beschreven door William Worden en de wijze waarop mensen omgaan met het levenseinde van zichzelf of van anderen, de zogenaamde copingstrategieën. Bereid een korte uitleg hierover voor. Je kunt de informatie uit thema 4 halen en/of gebruik maken van de beschreven literatuur. Voorbereiding Schrijf de fasen van Kübler Ross, de rouwtaken van Worden en de copingstrategieën op een flap of gebruik de beamer. Maak een kring, zonder tafels.
Uitvoering Kort aangeven dat mensen op verschillende wijze reageren op de dood van anderen en van zichzelf aan de hand van de theorie. Vraag ieder terug te denken aan hun ouders, aan een periode uit hun leven, toen zij een dierbaar iemand hadden verloren, neem één voorbeeld in gedachten. Hoe gingen zij met hun verlies om? Hoe zag je dat anderen met hun verdriet omgingen? Geef de tijd om de deelnemers het één en ander op te laten schrijven. Voer een plenair gesprek over wat ieder zich heeft herinnerd. Verbind de theorie met deze herinneringen.
Voorbereiding Uitvoering herinneren Uitvoering bespreken Totaal
5 minuten 5 minuten 20 minuten 30 minuten
23
Oefening 2
Eigen ervaringen
Voorbereiding Schrijf de vragen en opdrachten voor de tweetallen op een flap. Begin in een kring zonder tafels. Uitvoering Zeg de deelnemers dat zij alle vrijheid hebben om aan te geven. Wat ze wel of niet willen of kunnen delen. Niets moet. Ruimte en respect staan boven alles. Iedereen mag altijd zeggen dat hij even niet mee praat.
Vraag de deelnemers na te denken over eigen ervaringen met de dood. Welke ervaring die je wilt en kunt delen, wil je als eerste benoemen? Kun je aangeven waarom het juist deze ervaring is? Hoe heb je deze ervaring een plek gegeven in je leven? Welke copingstrategieën herken je? Wat heb je zelf als ondersteunend ervaren van anderen? Wat betekent deze ervaring in de keuze voor dit werk?
Vraag de groep tweetallen te vormen en geef ze het volgende mee: Zoek ergens een goede plek om te praten. Vertel alleen dat wat je wilt vertellen. Ga met respect en aandacht met elkaar om. Om de beurt vertelt ieder zijn verhaal. Terwijl de één vertelt, luistert de ander en stelt hooguit enkele vragen ter verduidelijking. Zorg voor een goede afronding. Terug in de groep ga je weer in een ruime kring zitten. Ga in de nabespreking van persoonlijke ontdekkingen naar algemeen geldende punten.
Mogelijk vervolg in de uitvoering Vraag of ieder wil proberen de persoonlijke antwoorden te vertalen naar algemene antwoorden. Bespreek de uitkomsten plenair en schrijf de algemene antwoorden op een flap. Stel de volgende vraag: ‘Als je teruggaat naar die ingrijpende gebeurtenis die bovenaan in je herinnering ligt, Welke manieren van omgaan (copingstrategieën) kunnen we noemen? Wat is helpend in een periode van verlies en rouw? Mensen reageren verschillend op verlies. Het is van belang om als vrijwilliger bewust te zijn van de eigen wijze van reageren en van hulp ontvangen. Dat kan voor de ander anders liggen.
Voorbereiding Uitvoering 2-tallen Uitvoering bespreken Totaal
5 minuten 20 minuten 15 minuten 40 minuten
24
Oefening 3
Rollenspelen
Voorbereiding Kopieën van onderstaande casus of een recente casus liggen klaar. De docent nodigt de deelnemers uit om te experimenteren en te oefenen naar aanleiding van vragen lesbrief, film of onderstaande casus. Casus Dhr. Janssen is 67 jaar, weduwnaar en heeft een onbehandelbare tumor in het strottenhoofd. Dhr. is opgenomen op de palliatieve unit omdat alleen thuis blijven niet meer lukte en hij een levensverwachting heeft van minder dan drie maanden. Dhr. heeft een alcoholverleden, is toenemend afhankelijk van zorg en niet meer in staat zelf uit bed te komen. Hij drinkt af en toe wat en eet nauwelijks meer. Hij ontkent in eerste instantie dat hij ongeneeslijk ziek is en geeft aan dat hij tot rust wil komen. Maar hoopt ook weer naar huis te kunnen gaan. Dhr. vertelt af en toe een verhaal wat niet geheel overeenstemt met de realiteit. Hij beseft dat hij steeds minder kan. Hij krijgt geregeld bezoek van zijn kinderen die goed beseffen dat hij niet lang meer te leven heeft. Dhr. zelf geeft aan zich rustig te voelen, zich veilig te voelen en heeft de vooral behoefte om soms een sigaret te roken en als het kan even naar buiten gaan. Hij is blij als zijn kinderen op bezoek komen. Een belangrijke vraag is hoe je om kunt gaan met het gegeven dat het sterven niet bespreekbaar is, omdat er geen taal meer is en de patiënt zwijgt of wanneer het naderende einde ontkend wordt. Mevrouw K. zit veel in de huiskamer. Wat betekent het dat het vrijwilligerswerk op de afdeling plaatsvindt waar ook andere bewoners zijn. Waar kunt u op letten (het samen lachen met een verpleegkundige kan bij iemand die enigszins paranoïde is, de indruk wekken dat men om de patiënt lacht). Mevrouw K. kan niet aangeven of ze pijn heeft. Stel dat mevrouw iets wil zeggen en je begrijpt het niet. Zij probeert iets duidelijk te maken. Dat is niet eerder voorgekomen. De verpleegkundigen zijn in bespreking: ga je naar binnen of wacht je en hoe ga je naar binnen en wat communiceer je? Als vrijwilliger merk je dat de verpleegkundige de zorg moeilijk kan loslaten. Je vraagt je af ‘wat doe ik hier eigenlijk’ als alles al gedaan wordt voor de patiënt. Hoe kun je op z’n situatie reageren? De familie is kritisch naar de instelling en klaagt de huisarts en de verpleegkundige of andere hulpverlener aan. Wat is de rol van de vrijwilliger ten aanzien van de familie, die klachten heeft? Uitvoering
Oefening 4
30 – 40 minuten
‘ je plaats te midden van de disciplines’
Voorbereiding Een stapel A-3 papier ligt klaar Iedere deelnemer krijgt zes vellen papier. Op ieder papier staat een discipline, die zorg draagt voor de patiënt. Op één papier staat de eigen naam van de vrijwilliger, de naam van een patiënt, de familie, verpleging, arts en de ergotherapeut. Het papier met de patiënt wordt als eerste op de grond neergelegd. De andere bladen met familie en hulpverleners worden in relatie tot elkaar op de grond gelegd. De afstand of
25
Ieders compositie wordt bekeken en besproken. Groepsgesprek: Naast zorg voor de patiënt en de familie is er ook zorg voor de professionele verlieservaring van de hulpverleners en de vrijwilligers. Wat zijn overeenkomsten en verschillen wat betreft verliesverwerking directe nabestaanden en de professionals en vrijwilligers in de psychiatrie?
Uitvoering
Oefening 6
25 minuten
Gedachtenisplek (facultatief alleen GGzcentraal)
De werkgroep palliatieve zorg heeft op het terrein van Zon en Schild een gedachtenisplek ingericht. Uitvoering De groep loopt naar de gedachtenisplek op het terrein van Zon en Schild Aan de deelnemers wordt gevraagd wat deze plek aan associaties bij hen oproept De docent vertelt iets voer de symboliek van de plek. Als er verdriet en rouw is in het bestaan, hebben vele de behoefte aan rituelen en een plek om verdrietig te kunnen zijn. Voor sommige mensen is de kerk een goede plek om even in de stilte te zijn, een kaarsje aan te steken of te bidden. Echter niet voor iedereen is dit de plaats om te vertoeven als je verdriet hebt. Ook binnen de psychiatrie werd de behoefte gevoeld aan een speciale plek om te kunnen rouwen. Zo ontstond het idee van de gedachtenisplaats. De banken zijn geplaatst op een rustige plek. Zij staan in een open cirkel en symboliseren door hun verscheidenheid de eigenheid van ieders gedachtenis. De open ruimten ertussen staat symbool voor de toegankelijkheid voor iedereen. De ruimte wil een plaats zijn waar een ieder kan aanschuiven. Elk ingelegd steentje is uniek van vorm en van kleur. Samen vormen ze een kleurrijk patroon. Met verdriet en verlies worstelt een mens ten diepste alleen, maar hij maakt eveneens deel uit van een wereld waarin ook anderen lijden. De gedachtenisplaats is een waardevolle plek voor veel mensen geworden. ______________________________________________________________________________
Extra oefening
Oefening
Waar wordt het spannend?
Als de vrijwilliger in aanraking komt met mensen met een psychiatrische stoornis die binnen afzienbare tijd gaan sterven en de naasten die hier dicht bij betrokken zijn, kan hij voor emotionele momenten komen te staan. Het kan gebeuren dat een bepaalde situatie hem plotseling confronteert met een bepaalde herinnering die bij hem diepe emoties oproept. Vandaar de vraag: ‘Waar wordt het spannend?’ Bereid een korte inleiding voor op dit thema naar aanleiding van informatie uit thema 4 en/of de beschreven literatuur.
Voorbereiding Maak een ruime kring zonder tafels. Uitvoering Vraag ieder 5 minuten na te denken over de vraag ‘Waar wordt het voor mij spannend in de begeleiding van stervenden?’. Vraag de deelnemers dat op te schrijven.
26
Vorm tweetallen die de volgende vragen bespreken. Wanneer wordt het spannend voor jou? Wat heb je nodig op een dergelijk moment? Wat wil je zeker niet? Vraag de tweetallen de antwoorden op te schrijven en mee te nemen naar de plenaire bespreking. Bepreek de antwoorden plenair. Goed afronden en opletten of de oefening voor de deelnemers goed is afgerond.
Voorbereiding Uitvoering reflectie Uitvoering 2-tallen Uitvoering bespreken Totaal
10-15 minuten 5-10 minuten 20-30 minuten 15-20 minuten 60-70 minuten
Huiswerk Lesbrief 6 laten lezen.
27
Thema 6 Spiritualiteit en Sterven in de GGZ. Inhoud Eigen overtuigingen wat betreft ‘goed sterven’ kunnen grote invloed hebben op het werk van de vrijwilliger. Daarom is bewustzijn over deze overtuiging voor elke vrijwilliger belangrijk. De vrijwilliger helpen de zin van hun bestaan en eigen spiritualiteit te verwoorden. Hoe gaan vrijwilligers om met de grenzen die volgen uit eigen overtuigingen? Doel Vrijwilligers weten welke overtuigingen en waarden voor hen belangrijk zijn. Vrijwilligers kennen hun grenzen t.a.v. andere waarden en overtuigingen en weten hoe zij die grenzen kunnen aangeven. Vrijwilligers zijn in staat eigen gedachten met betrekking tot zingeving onder woorden te brengen. Vrijwilligers weten hoe belangrijk het is om zich in te leven in de zingeving en spiritualiteit van de ander. Oefening 1
De generaties en hun visie op leven en dood.
Voorbereiding De docent leidt kort het thema in. Deel de kopieën met de kolommen uit en geef aan de hand van voorbeelden uit het eigen levensverhaal wat de bedoeling is van de oefening. Vier kolommen: grootouders
ouders
de vrijwilliger
kinderen/kleinkinderen
Omschrijf kort de levensbeschouwing van ieder. Omschrijf belangrijke waarden van ieder. Omschrijf de visie op leven en dood (in de inleiding de 5 hoofdgedachten over leven na dit leven van Ariès aangeven: hiernamaals, leeft voort in de kinderen, leeft voor in de vruchten van je werk, je houdt op, opgaan in groter geheel, zoals de natuur, het grote al, het goede) Omschrijf welke rouwrituelen een ieder kent.
Uitwisseling Wat opvalt wordt besproken. In de uitwisseling komt ook de schroom aan de orde om iets te vertellen over eigen gedachten en de dood: de intimiteit betreden. Wat is daarvoor nodig? Wat heb je nodig om daar iets over te zeggen en hoe zal dat voor de stervende zijn? Uitvoering Oefening 2
30 – 40 minuten De film
Voorbereiding De film “Mijn tante is thuis gestorven” staat klaar. Uitvoering De film wordt vanaf het stuk bekeken waar de geestelijke verzorger in beeld komt. Van te voren wordt gezegd, dat Stella Muns een protestante pastor is. Wat valt op?(Stella bidt ‘het wees gegroet’, een rk-gebed). Welke rituelen zien we verder? In de film komt ook Geeske Hofstra aan het woord: welke overtuiging en welke waarden hoor je in haar verhaal als het gaat om het begeleiden van stervenden?
28
Hoe ga je om met verschillen in geloof en beleven?
Uitvoering Oefening 3
35 minuten Laatste wensenboekje
Voorbereiding Het laatste wensenboekje ligt voor iedere deelnemer klaar. Uitvoering Zou je zelf een laatste wensenboekje invullen/maken? Sommige vrijwilligers hebben wellicht iets klaargelegd voor de nabestaanden voor het geval dat…..! Hoe zou het laatste wensenboekje kunnen functioneren in de begeleiding? Wat denk en doe je als er dingen in staan die tegen je eigen overtuiging of eigen voorkeuren ingaan? Casus In het laatste wensenboekje staat dat moeder begraven wil worden vanuit de Open Kapel. De twee kinderen die nauwelijks contact hebben gehad de laatste jaren met moeder vinden een dergelijke begrafenis niet nodig. Zij willen dat moeder zo snel mogelijk wordt overgebracht naar een rouwcentrum buiten de instelling. De vrijwilliger en de verpleegkundigen hebben de laatste weken voor het sterven de laatste wensen nog besproken. Hoe gaat u er als vrijwilliger mee om en hoe bespreekt u dit met de verpleegkundige en andere hulpverleners? Uitvoering
Oefening 4
25 minuten
Een voorbeeld uit de GGz
Voorbereiding Kopieën van de casus liggen klaar. Dhr. S is 30 jaar oud en opgenomen op een afdeling voor psychotische stoornissen. Dhr. heeft een nierinsufficiëntie en gaat drie keer per week naar het ziekenhuis voor dialyse. Op het moment dat hij een levensverwachting van hooguit 3 maanden heeft, wordt hij overgeplaatst naar een afdeling voor psychiatrie & somatiek. Dhr. is afkomstig uit Nigeria en spreekt Engels, geen Nederlands. Dhr. ontkent zijn ongeneeslijke lichamelijke ziekte. Hij denkt nog terug te kunnen naar familie, belt één keer per week met broer, die dominee is in Nigeria. Het invullen van de checklist palliatieve terminale zorg en het laatste wensenboekje zijn niet mogelijk door ontkenning van zijn ziekte. Het gaat om een trotse man, die niet in een rolstoel wil en niet door vrouwen gewassen wil worden. Hier wordt zo veel mogelijk rekening mee gehouden maar het geeft ook dilemma’s in de zorg. Sociale contacten bestaan uit enkele verpleegkundigen die op bezoek komen van de afdeling waar hij vandaan kwam. Zij komen vrijwel elke dag een kroketje brengen, waar dhr. gek op is.
Overlijden Na het overlijden wordt de laatste zorg gegeven door verpleegkundigen van Berkenrode en de afdeling waar dhr. vandaan kwam. Het gedeelte vanaf de navel naar beneden is door een mannelijke verpleegkundige verzorgt. Dhr. wordt uitgedragen door de meest betrokken medewerkers. Familie is bij de rouwdienst in de
29
Kapel en op de begraafplaats voortdurend op de hoogte via de telefoon, zij kunnen er vanwege de grote afstand zelf niet bij zijn. Per video worden opnames van de uitvaart gemaakt en later opgestuurd naar familie. Op de kist licht een Nigeriaanse vlag. Passend bij de stijl en cultuur van dhr. wordt tijdens de uitvaardienst gesproken, herdacht en muziek gedraaid. De tijd is te kort om recht te doen aan de wens voor een internationale kerkdienst. De afronding is een informele samenkomst op de begraafplaats met veel verbinding tussen alle mensen die er staan, wat prachtig is. ______________________________________________________________________________ Evaluatie De training wordt geëvalueerd. Wat heeft ieder geleerd. Wat zijn aandachtspunten? Welke vragen zijn blijven liggen? De leervragen worden verzameld voor de terugkomdagen? ____________________________________________________________________________
Extra Oefeningen thema 6
Oefening 1
Top 2 van eigen overtuigingen
Voorbereiding Maak een kring zonder tafels. Verzorg een inleiding over de kracht van overtuigingen. Je kunt de volgende informatiegebruiken: Levensbeschouwing: waarin jij zin ervaart en/of wat jij gelooft dat de kern van dit bestaan is; Overtuiging: wat voor jou waar en bepalend is in je doen en laten, jouw basiswaarden; Gedrag: wordt beïnvloed en meebepaald door jouw overtuigingen, jouw basiswaarden en ook door je levensbeschouwing. Deel per deelnemer, twee witte blanco kaarten uit. Uitvoering Vraag de groep om kort en bondig zoveel mogelijk eigen overtuigingen op te schrijven, geef hier 5 minuten voor. Vraag de deelnemers de twee belangrijkste uit hun lijstje te kiezen. Vraag iedereen om deze twee op de kaartjes te schrijven, één overtuiging per kaartje. Iedereen vertelt wat hij heeft opgeschreven. Iedereen doet afstand van één overtuiging door die kaart aan jou te geven en daarna te zeggen wat dat voor hem betekent om deze overtuiging weg te geven. Vraag vervolgens: Welke kaartjes heb je over? Hoe belangrijk is die voor jou? Wat betekent deze overtuiging voor je gedrag? Zorg voor een goede afronding. Voorbereiding Uitvoering
5 minuten ± 45 minuten
30
Totaal Oefening 2
45-60 minuten De zin van je bestaan
Voorbereiding Maak een ruime kring zonder tafels. Vraag de groep tweetallen te vormen. Uitvoering Geef de tweetallen de volgende opdracht: Vraag naar de zin van jouw bestaan, wat is voor jou belangrijk, wat geeft zin? De tweetallen hebben 10 tot 15 minuten; Laat de deelnemers n.a.v. het verhaal, elkaar twee woorden geven die naar hun mening samenvattend zijn voor zijn verhaal; Bij de nabespreking geef je ieder de gelegenheid de twee woorden te noemen; Er mogen drie vragen worden gesteld aan degene die zijn woorden noemt. Voorbereiding Uitvoering 2-tallen Uitvoering bespreken Totaal
5 minuten 30 minuten 30 minuten ± 60 minuten
____________________________________________________________________________
Colofon Samenstelling: Omslag foto’s: Overige foto’s: Vormgeving: Eindredactie:
Heidi de Kam, Hennie Kievit Bewerking filmbeelden Bart Nelissen Bram van den Heuvel Yvette Riedstra Heidi de Kam, Hennie Kievit,
Dit is een uitgave van GGz Centraal, Amersfoort 2011, 1e druk en mogelijk gemaakt met financiële ondersteuning van het Innovatiefonds Zorgverzekeraars Nederland.
Correspondentieadres: GGz Centraal Zon & Schild, www.ggzcentraal.nl
31