De financiële positie van het MKB in 2014 en 2015
ISBN
: 978-90-371-1125-5
Rapportnummer
: A201419
Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl) Panteia BV
Panteia BV
Bredewater 26
P.o. box 7001
2715 CA Zoetermeer
2701 AA Zoetermeer
079 322 22 00
The Netherlands
www.panteia.nl
+31 79 322 22 00
Tommy Span Zoetermeer , mei 2014 Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia . Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia. Panteia aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia . Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned . No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia . Panteia does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections .
Inhoudsopgave Inleiding
5
1
De bedrijfsbezittingen
7
2
Het vermogen
11
3
Financiële positie van het MKB
13
3.1 3.2
Financiële kengetallen naar grootteklasse Ontwikkeling van de financiële kengetallen, 2011 - 2015
4
Financiële positie naar sectoren
4.1 4.2
Financiële kengetallen naar sector Ontwikkeling financiële kengetallen naar sector, 2013 - 2015
Bijlage 1
Begrippen financiering
13 15
19 19 22 24
3
Inleiding De Nederlandse economie is uit de recessie. De jaren 2014 en 2015 vormen samen het begin van een opgaande conjunctuur die voortgestuwd wordt door de uitvoer en door aantrekkende bedrijfsinvesteringen.
Vanaf 2015 neemt bovendien ook
de
particuliere consumptie weer toe, nadat 2014 nog wordt aangegrepen voor extra besparingen door huishoudens. Tegen deze achtergrond maken zowel het MKB als het grootbedrijf groei door. De bedrijfsbezittingen nemen toe, veelal gefinancierd vanuit vreemd vermogen. Het MKB blijft echter last ondervinden van een aangescherpte kredietverlening die het vooral voor kleinere bedrijven moeilijk maakt om externe financiering aan te trekken. De rentabiliteit van het MKB neemt in 2014 weer iets toe (8,4%) en blijft vervolgens op dat niveau. De groei wordt vooral gedragen door de industriële sectoren die sterk profiteren
van
hun
internationale
verwevenheid
en
van
de
aantrekkende
bedrijfsinvesteringen. Ook de bouw ziet na een aantal zeer zware jaren weer tekenen van herstel, onder meer door de zachte winter en de teruggekeerde rust op de huizenmarkt 1. Voor dienstverlenende bedrijven blijven de eerste post-crisis jaren moeilijk, omdat de noodzaak van de door hen geleverde diensten nog steeds continue tegen het licht wordt gehouden. Voor
het
beoordelen
resultatenrekening
en
van de
de
financiële
balans
positie
onlosmakelijk
van met
het
bedrijfsleven
elkaar
zijn
de
Op
de
verbonden.
resultatenrekening zijn de stroomgrootheden van de bedrijven weergegeven, zoals productie, verkopen, kosten en winst, en op de balans staan de voorraadgrootheden (activa) en de beschikkingsmacht over het vermogen (passiva). Voor de productie en verkoop van goederen en diensten zijn kapitaalgoederen nodig. Voor de productie en verkoop moeten voorts voorraden grondstoffen, halffabricaten , gereed product en handelsgoederen worden aangehouden en heeft de onderneming te maken met het feit
dat
levering
en
betaling
niet
synchroon
lopen.
De
ondernemer
moet
voorfinancieren en dient voortdurend geld in kas te hebben voor het doen van investeringen, inkopen, salarissen e.d. Dit kan met eigen dan wel met vreemd vermogen.
De
geldverschaffer wil wel een vergoeding
voor
deze financiering:
rentebetalingen bij het vreemd vermogen en winstuitkering/dividend bij het eigen vermogen. Winsten die niet worden uitgekeerd, leiden tot een verhoging van het eigen vermogen. Met financiële kengetallen wordt de financiële positie van de bedrijven beoordeeld. Ze zijn deels geheel van de balans afgeleid en deels door een koppeling van balans en resultatenrekening. De vorm van financiering is geen eenduidige en ondernemingen hebben de keuze uit zowel interne als externe bronnen van vermogen. De interne bron is met name de winstinhouding. Extern aangetrokken vermogen kan eigen vermogen dan wel vreemd vermogen zijn. De verhouding tussen eigen en vreemd vermogen bepaalt de kapitaalstructuur van een bedrijf. Welke afwegingen aan de precieze keuze voor een bepaalde kapitaalstructuur ten grondslag liggen, is onderwerp van decennia aan financieel-economisch onderzoek. Absolute antwoorden heeft dit onderzoek nog niet opgeleverd, maar duidelijk is in ieder geval dat er veel factoren meespelen in de
1
De gemiddelde verkoopprijs van bestaande koopwoningen was in het eerste kwartaal van 2014 voor het eerst sinds eind 2010 weer hoger dan in het voorgaande kwartaal. Zie CBS Statline tabel Bestaande koopwoningen; woningtype; verkoopprijzen prijsindex.
5
keuze
voor
financiering
uit
vreemd,
dan
wel
eigen
vermogen.
De
gekozen
financieringsstructuur en de financiële gezondheid van bedrijven kan worden afgeleid uit de balansstructuur en de gerelateerde financiële kengetallen. D o e l va n d e ra pp or ta g e Deze rapportage maakt de financieringsstructuur van het Nederlandse midden - en kleinbedrijf (MKB) inzichtelijk. Ook worden recente ontwikkelingen toegelicht en wordt een blik geworpen in de nabije toekomst. Specifiek worden de jaren 2014 en 2015 onder het vergrootglas gehouden. Dit gebeurt in een vergelijkend kader waarbij de structuur
gehanteerd
grootbedrijf.
Ook
in
wordt
het
MKB
binnen
vergeleken het
MKB
wordt
een
met
verdere
de
structuur
uitsplitsing
in
het
naar
de
onderliggende grootteklassen gemaakt en worden verschillende sectoren met elkaar vergeleken. In de rapportage uit 2013 is veel meer dan dit jaar ingegaan op de theorie achter bepaalde balansposten en kengetallen 2. D a ta e n a na l ys em od e l Het
Centraal
Bureau
voor
de
Statistiek
(CBS)
verzamelt
balans-
en
resultatenrekeninggegevens van het niet-financiële bedrijfsleven 3 in de Statistiek NietFinanciële Ondernemingen (NFO). Data op ondernemingsniveau over het jaar 2011 zijn gekoppeld aan het Algemeen Bedrijven Register (ABR) om een indeling te kunnen maken naar grootteklasse op basis van het aantal werkzame personen. Met behulp van het door Panteia ontwikkelde financieel-analytisch model FAMOS 4 zijn deze data geactualiseerd. In het model en in dit hoofdstuk worden de volgende grootteklassen onderscheiden, die aansluiten op de Europese afbakening: -
microbedrijf (minder dan 10 werkzame personen)
-
kleinbedrijf (10 - 49 werkzame personen)
-
middenbedrijf (50 - 249 werkzame personen)
-
grootbedrijf (minstens 250 werkzame personen)
Binnen
het
microbedrijf
wordt
bovendien
een
onderscheid
gemaakt
tussen
ondernemingen met en zonder rechtspersoonlijkheid. Gegeven de verschillen in risico en aansprakelijkheid die deze twee rechtsvormen kenmerken, verschillen zowel de financieringsbehoefte als de uiteindelijk gekozen financieringsmix sterk van elkaar. Dit onderscheid wordt enkel gemaakt binnen het microbedrijf, omdat hier verreweg het grootste deel van de niet-rechtspersonen onder vallen. Dit zijn bijvoorbeeld de eenmanszaken, de vennootschappen onder firma en de maatschappen.
2
Zie voor meer uitgebreide theoretische achtergronden en toelichtingen Span, T., W. Verhoeven & A. Ruis (2013), De financiële positie van het MKB in 2013 en 2014; Panteia. 3 Financiële instellingen, verzekeraars en de onroerend goed sector blijven buiten beschouwing. 4 Zie Verhoeven, W., T. Span & A. Ruis (2013), FAMOS 2013: a size-class based financial analysis model; Panteia.
6
De bedrijfsbezittingen De balans maakt de structuur van een bedrijf inzichtelijk en geeft een overzicht van de bezittingen van een bedrijf en de manier waarop het bedrijf gefinancierd is. De twee zijden van de balans zijn daarom per definitie gelijk aan elkaar. De bezittingen, ook wel de activa genoemd, zijn de middelen waarmee een bedrijf haar activiteiten uitvoert en continuïteit waarborgt. Deze activa worden ruwweg verdeeld naar de tijd die zij aanwezig zijn binnen het bedrijf. Vaste activa worden meerdere productiecycli ingezet. Vlottende activa worden binnen een cyclus verbruikt. In de praktijk ligt de grens veelal op één jaar. In tabel 1.1 wordt de activastructuur van het niet-financiële bedrijfsleven naar grootteklasse gepresenteerd voor het jaar 2014.
middenbedrijf
MKB
grootbedrijf
vaste activa
65
80
55
47
53
57
73
- (im)materiële activa
41
80
32
34
35
43
39
- financiële activa
24
0
23
13
18
14
34
vlottende activa
35
20
45
53
47
43
27
7
7
6
12
10
9
4
21
8
25
28
27
23
18
8
5
15
13
9
10
5
microbedrijf nrp
kleinbedrijf
activastructuur van het niet-financiële bedrijfsleven naar grootteklasse, 2014 5
microbedrijf rp
tabel 1.1
totaal
1
% in balanstotaal
- voorraden - kortlopende vorderingen - liquiditeiten
Bron: Panteia o.b.v. FAMOS en microdata CBS, 2014
V a s te a c t iva g est uw d do o r de e ln e mi ng en e n p ri v é be z it t in ge n De vaste activa bestaan uit materiële, immateriële activa en financiële activa. De materiële activa worden gevormd door de tastbare zaken in het bezit van het bedrijf: grond, bedrijfspand, machines en het wagenpark. De immateriële activa bestaan uit niet-tastbare zaken zoals goodwill, patenten en merknamen. De financiële activa zijn deelnemingen in bedrijven: een langlopend kapitaalbelang in een ander bedrijf. Bekeken over de gehele vaste activa is geen duidelijke samenhang tussen de omvang van het aandeel in de balans en de bedrijfsomvang te ontwaren. Dit aandeel is 57% in het MKB en 73% in het grootbedrijf. Tegelijkertijd is het niet persé zo dat de kleinste bedrijven ook het laagste aandeel hebben. Een uitsplitsing naar (im)materiële en financiële vaste activa verschaft meer inzicht. Bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid in het microbedrijf hebben veruit het grootste aandeel vaste activa. Door het gebrek aan rechtspersoonlijkheid bestaat er geen scheiding tussen de bedrijfsbezittingen en de privébezittingen van de ondernemer. De privéwoning telt zwaar mee in de vaste activa van deze bedrijven. Het grot e aandeel vaste activa in het grootbedrijf blijkt volledig toe te schrijven te zijn aan het grote 5
De afkorting nrp staat voor niet-rechtspersonen, de afkorting rp voor rechtspersonen.
7
aandeel financiële activa dat grote bedrijven aanhouden: dit zijn de moederbedrijven die aan het hoofd van grote concerns staan. Opvallend genoeg is dit aande el ook hoog in het microbedrijf. Het aandeel financiële activa blijkt bovengemiddeld hoog te zijn in de sectoren delfstoffenwinning (25%) en vooral informatie en communicatie (54%). M e er b eh o eft e a a n f le x ib i l i t e it i n h et M KB De vlottende activa zijn logischerwijs en per definitie hoger in het MKB dan in het grootbedrijf. Bedrijven in het midden- en kleinbedrijf houden relatief meer voorraden aan, hebben meer kortlopende vorderingen uitstaan en hebben meer liquiditeiten in huis. Dit is grotendeels terug te voeren op de omvang van deze bedrijven en het grotere risico op ‘omvallen’. Het is voor kleine bedrijven door hun geringe marktmacht moeilijker om beter betalingsgedrag van hun debiteuren te vragen, omdat zij vaker leverancier zijn en niet het risico kunnen lopen een grote klant kwijt te raken. Het is voor kleinere bedrijven bovendien moeilijker om krediet te krijgen, waardoor het belang van voldoende werkkapitaal voor hen groter is: zij moeten dus meer liquiditeiten aanhouden, die bovendien minder renderen dan vaste activa. Ten slotte is er een minimale efficiënte omvang van de voorraden. Er bestaat altijd frictie tussen de momenten waarop een productiecyclus is afgerond en een product uit de voorraad wordt afgenomen, er bestaan schaalvoordelen bij de produ ctie en er dient altijd een buffer aangehouden te worden voor een onvoorziene hausse in de vraag. Door de omvang van de bedrijven drukt deze vaste kern aan voorraden zwaarder bij kleine bedrijven. figuur 1.1
ontwikkeling activa van het MKB en het grootbedrijf in het niet-financiële bedrijfsleven, 20142015, mutaties t.o.v. voorgaand jaar in %
4,5 4,00
4,0 3,5
3,25 3,00
3,0
2,75
2,5 2,0
2,75
2,50 2,25 2,00
2,00
2,25 2,00
2,00
1,5 1,0 0,5 0,0 2014
2015
2014
vaste activa
Bron: Panteia o.b.v. FAMOS en microdata CBS, 2014
8
2015
vlottende activa mkb grootbedrijf
2014
2015
totaal activa
B ed r i jv en inv es t er en we e r De ontwikkeling van de bedrijfsbezittingen wordt in figuur 1.1 gepresenteerd. Na een dubbele dip in de vorm van de kredietcrisis en de daaropvolgende Europese schuldencrisis zijn 2014 en 2015 de beginjaren van een opgaande conjunctuur. Het Centraal Planbureau voorspelt dat de economie in beide jaren weer een kleine groei vertoont 6. Het belang van de uitvoer voor de Nederlandse economie blijft ook in deze jaren weer voorop staan, maar het CPB verwacht dat nu ook de binnenlandse investeringen aantrekken. Dit vertaalt zich in beide jaren naar een groei in de vaste activa in zowel het MKB als in het grootbedrijf. In het grootbedrijf ligt deze groei hoger, mogelijk omdat zij minder belemmeringen ondervinden in het aantrekken van kapitaal om deze investeringen te financieren. De vlottende activa groeien harder dan de vaste activa. Bedrijven gebruiken het ingezette herstel om hun werkkapitaal weer op niveau te brengen en breiden hun voorraden uit.
6
Zie Centraal Planbureau (2014:14) - Centraal Economisch Plan 2014: Voorzichtig economisch herstel; EMUsaldo onder 3 procent.
9
Het vermogen De rechterzijde van de balans brengt de vermogensstructuur van bedrijven in beeld. Het laat zien hoe de bezittingen gefinancierd zijn. Ook hier bestaat een tweedeling, die tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Het eigen vermogen bestaat uit het kapitaal dat bij de oprichting van een onderneming gestort is, dat later is opgehaald via aandelenemissies en dat verder is uitgebreid met winstinhoudingen. Daarmee vertegenwoordigt het de aanspraken die de eigenaren op het bedrijf hebben. Het vreemd vermogen wordt bij derden aangetrokken en bestaat uit verplichtingen van het bedrijf aan externe partijen. Voorbeelden zijn bancair krediet en obligaties die een bedrijf uitgeeft. Het vreemd vermogen is bovendien, net als de activa, onder te verdelen naar terugbetalingstermijn. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen lang en kort vreemd vermogen, waarbij de grens in de praktijk op één jaar ligt. De verhouding tussen het eigen en vreemd vermogen staat bekend als de hefboom ratio, zo genoemd omdat het vreemd vermogen als een soort hefboom werkt. Met een beperkte hoeveelheid eigen vermogen dat de eigenaren van een bedrijf investeren, kunnen meer bedrijfsinvesteringen gedaan en meer omzet gerealiseerd worden. Hier staat tegenover dat voor de financiers de risico’s toenemen en zij minder bereid zijn financiering te verlenen. Het is dan ook de taak van de financieel manager van een bedrijf om een verhouding te kiezen die de waarde van het bedrijf maximeert. Er bestaat
een
breed
economisch-theoretisch
kader
dat
ingaat
op
de
ideale
kapitaalstructuur van een bedrijf, ooit begonnen met het idee dat de precieze kapitaalstructuur geen enkele invloed heeft op de waarde van een bedrijf 7. Hier zijn in de afgelopen decennia vele inzichten aan toegevoegd. In
tabel 2.1 wordt de
vermogensstructuur van het niet-financiële bedrijfsleven naar grootteklasse in 2014 gepresenteerd.
middenbedrijf
MKB
grootbedrijf
eigen vermogen
42
26
48
39
41
39
45
vreemd vermogen
58
74
52
61
59
61
55
- lang vreemd vermogen
32
54
32
28
26
33
30
- kort vreemd vermogen
26
19
20
33
33
28
25
microbedrijf nrp
kleinbedrijf
vermogensstructuur van het niet-financiële bedrijfsleven naar grootteklasse, 2014
microbedrijf rp
tabel 2.1
totaal
2
% in balanstotaal
Bron: Panteia o.b.v. FAMOS en microdata CBS, 2014
G r oo tb e dr i jf f i na nc i e rt m e e r va nu it e i g en ve r mo g en Grofweg kan gesteld worden dat het eigen vermogen toeneemt met de omvang van bedrijven. Het aandeel eigen vermogen is 39% in het MKB en 45% in het grootbedrijf. Dit verband blijkt minder rechtlijnig te zijn wanneer de onderliggende grootteklassen 7
Zie Modigliani, F. & M.H. Miller (1958) - the Cost of Capital, Corporation Finance and the Theory of Investment.
11
in het MKB nader bekeken worden. Toch geldt dat het grootbedrijf een betere toegang tot de aandelenmarkt heeft dan ondernemingen met een kleinere omvang. Bij grote bedrijven is er sprake van meer transparantie en minder informatieasymmetrie. Volgens de pikordetheorie8 heeft interne financiering de absolute voorkeur. Voor grote bedrijven is het gemakkelijker om deze vorm van financiering uit eigen vermogen (ingehouden winsten) op te brengen. De groep bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid in het microbedrijf
heeft een
uitzonderlijk laag aandeel eigen vermogen in hun kapitaalstructuur. Dit is de keerzijde van het uitzonderlijke hoge aandeel vaste activa dat deze groep bedrijven heeft. Net als de bezittingen is ook het privévermogen van deze ondernemers niet los te zie n van het bedrijfsvermogen. De hypotheek op de privéwoning drukt zwaar op de balans in de vorm van een groot aandeel lang vreemd vermogen. V e r mo ge ns ont w ik k e l ing vo l gt co n jun ctu u r, ma a r M KB b l i jf t a cht e r De ontwikkeling van de vermogensstructuur van het niet-financiële bedrijfsleven wordt in figuur 2.1 gepresenteerd. figuur 2.1
ontwikkeling passiva van het MKB en het grootbedrijf in het niet-financiële bedrijfsleven, 20142015, mutaties t.o.v. voorgaand jaar in %
3,5
3,25
3,25 3,25 3,00
3,0
2,75 2,50
2,5
2,0
2,25 2,00
2,25
2,25
2,00 1,75
1,5
1,0
0,5
0,0 2014
2015
eigen vermogen
2014
2015
lang vreemd vermogen mkb grootbedrijf
2014
2015
kort vreemd vermogen
Bron: Panteia o.b.v. FAMOS en microdata CBS, 2014
De groei van de economie vertaalt zich naar een toename in het eigen vermogen. Het bedrijfsleven rendeert weer beter en het wordt gemakkelijker om het eigen vermogen aan te vullen met winstinhoudingen. Het MKB ondervindt duidelijk meer last van de aanhoudend strenge kredieteisen en weet, zeker nog in 2014, minder gemakkelijk vreemd vermogen aan te trekken.
8
12
Zie Myers, S.C. (1984), the Capital Structure Puzzle.
3
Financiële positie van het MKB Financiële kengetallen maken de informatie die ingesloten ligt in de balans en resultatenrekening van bedrijven inzichtelijk voor belanghebbende partijen. Met behulp van deze kengetallen is het gemakkelijker om een vergelijking van de financiële positie van verschillende bedrijven te maken en om de ontwikkeling door de tijd heen waar te nemen. Financiers zijn bijvoorbeeld sterk geïnteresseerd in de solvabiliteit en liquiditeit van ondernemingen. De kengetallen brengen het financiële wel en wee van bedrijven in beeld en richten zich op zaken als solvabiliteit, winstgevendheid en de betalingstermijn die debiteuren hanteren. Een definitie van de gebruikte kengetallen wordt in de bijlage tot deze rapportage gegeven.
Financiële kengetallen naar grootteklasse Het gebruik van kengetallen in een analyse van de financiële positie van het bedrijfsleven maakt het mogelijk de verschillen tussen grootteklassen helder in beeld te brengen. In tabel 3.1 worden de kengetallen naar grootteklasse gepresenteerd.
224,5
160,5
141,7
153,4
109,9
42,1
26,2
47,6
38,9
41,1
38,8
45,3
rentabiliteit eigen vermogen in %
7,8
1,1
7,3
9,5
10,9
8,4
7,3
rentabiliteit totaal vermogen in %
4,3
0,1
4,1
5,0
6,4
4,4
4,3
omloopsnelheid vermogen in %
84,9
72,6
64,7
135,0
123,9
105,8
64,7
voorraadtermijn in dagen
29,1
36,7
31,9
32,6
30,2
32,1
24,4
debiteurentermijn in dagen
88,8
42,1
139,4
76,1
79,8
80,1
102,5
crediteurentermijn in dagen
24,8
25,5
26,2
25,9
22,3
24,4
25,4
solvabiliteit in %
grootbedrijf
105,7
MKB
microbedrijf rp
132,5
liquiditeit (current ratio) in %
kleinbedrijf
microbedrijf nrp
middenbedrijf
tabel 3.1 financiële kengetallen voor het niet-financiële bedrijfsleven naar grootteklasse, 2014
totaal
3.1
Bron: Panteia o.b.v. FAMOS en microdata CBS, 2014
G r ot e b ed r i jv en h eb be n e en b et e r l i qu i di t e it enb e he e r De liquiditeitspositie van bedrijven relateert de omvang van hun vlottende activa aan het kort vreemd vermogen en meet derhalve de mate waarin zij in staat zijn om aan hun korte termijn verplichtingen te voldoen. Een hoge werkkapitaalratio of current ratio is daarom een eerste indicatie van financiële gezondheid van een bedrijf. Uit
de
tabel
blijkt
een
neerwaartse
tendens
in
de
liquiditeit
bekeken
naar
bedrijfsomvang: hoe groter bedrijven worden, hoe slechter hun liquiditeitspositie. Gebaseerd op het voorgaande doet dit vermoeden dat grote bedrijven slechter in staat zijn om aan hun korte termijn verplichtingen te voldoen. Echter, het aanhouden van liquiditeiten is kostbaar. Vlottende activa renderen slechter dan vaste activa. Grote bedrijven zijn beter in staat hun liquiditeiten te beheren. Het voorraadbeheer van deze bedrijven is efficiënter, zij kunnen meer druk uitoefenen op hun debiteuren en het is
13
voor deze bedrijven relatief gemakkelijk om via externe financiers werkkapitaal aan te trekken. Kleinere bedrijven zijn genoodzaakt voldoende vlottende middelen aan te houden, omdat het voor hen minder gemakkelijk is dit extern aan te trekken. Werkkapitaal is het belangrijkste doel van gezochte externe financiering voor alle groepen bedrijven, maar dit aandeel is het grootst in het kleinbedrijf 9. Bovendien wordt de financieringsvraag van het kleinbedrijf relatief het meest afgewezen: in 2013 werd 50% van de door het kleinbedrijf gezochte financiering volledig afgewezen. In het middenbedrijf was dit 28%, in het grootbedrijf 24%. Uitzondering op de regel wordt gevormd door bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid in het kleinbedrijf. Zij hebben met slechts 105,7% de laagste current ratio van alle groepen. De voorraad vlottende activa is dus maar net iets groter dan het kort vreemd vermogen van deze groep. Dit volgt op de kapitaalstructuur van deze groep bedrijven die reeds in tabel 2.1 werd gepresenteerd: de eigen woning drukt erg zwaar op de balans en zorgt er voor dat de vaste activa relatief erg hoog zijn. S o l v a b i l i te i t be pa a lt ern st l a g e l i qu i d it e it De financiële welgesteldheid van bedrijven wordt ook gemeten aan de hand van de solvabiliteit: het aandeel eigen vermogen in het totale vermogen. Deze indicator geeft een benadering van de mate waarin bedrijven in staat zijn te voldoen aan hun lange termijn verplichtingen. Bovendien is deze ratio van groot belang voor kredietverleners in hun beoordeling van een kredietaanvraag. Bedrijven met een gezonde solvabiliteit kunnen dus gemakkelijker vreemd vermogen aantrekken10. Ten slotte geldt dat er een wisselwerking bestaat tussen de liquiditeitspositie en de solvabiliteit: lage liquiditeit is pas een probleem wanneer ook de solvabiliteit slecht is. Een solvabele onderneming kan altijd bijlenen 11. Dit in acht genomen wordt een groot verschil duidelijk tussen de betekenis van de lage current ratio van het kleinbedrijf zonder rechtspersoonlijkheid (met een solvabiliteit van slechts 26,2%) en het grootbedrijf (solvabiliteit van 45,3%). De verhouding tussen bedrijfsomvang en solvabiliteit is minder eenduidig. Ruwweg is het zo dat grotere bedrijven relatief meer eigen vermogen hebben. De solvabiliteit van het MKB is 38,8% en in het grootbedrijf bedraagt deze 45,3%. Voor grote bedrijven is het gemakkelijker om eigen vermogen aan te trekken door aandelen uit te geven, omdat zij doorgaans transparanter zijn en ook meer gediversifieerd, waardoor zij als belegging minder risicovol zijn. Veruit de laagste solvabiliteit hebben bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid in het microbedrijf: 26,2%. Het persoonlijk vermogen van ondernemers telt bij deze bedrijven mee in het vermogen en hypothecaire leningen maken dat het vreemd vermogen relatief groot is. Bedrijven mét rechtspersoonlijkheid in het microbedrijf hebben echter de hoogste solvabiliteit: 47,6%. Voor deze groep bedrijven is het desondanks in 2013 erg moeilijk gebleken om vreemd vermogen aan te trekken 8,12, waardoor hun eigen vermogenspositie relatief hoog blijft. B ed r i jv en in he t M KB p re s te r en he t b est Bekeken naar de drie prestatie indicatoren die in de tabel zijn opgenomen, leveren bedrijven in het midden- en kleinbedrijf de beste prestaties. De rentabiliteit van het eigen vermogen was 8,4% voor het MKB en 7,3% voor grote bedrijven. Deze maatstaf 9
Zie Braaksma, R., W. Verhoeven, L. Smit & T. Span (2014:22), Financieringsmonitor 2014-1: Onderzoek naar de financiering van het bedrijfsleven; Panteia. 10 Uit de Financieringsmonitor 2014-1 blijkt dat 14% van alle niet (volledig) toegekende kredietaanvragen in 2013 werd afgewezen omdat de solvabiliteit van het bedrijf onvoldoende was. In 2012 was dit nog 6%. 11 Klaassen, J. en M.N. Hoogendoorn (2004:341), Externe verslaggeving. 12 Uit cijfers van De Nederlandsche Bank blijkt dat de acceptatiecriteria van Nederlandse monetaire financiële instellingen in 2013 consequent zijn verscherpt. Dit gold echter in aanzienlijk sterkere mate voor het MKB dan voor grote bedrijven.
14
relateert de winst ná belasting aan het eigen vermogen in de onderneming en is vooral interessant voor de belegger die een vergelijking wil maken
met zijn
rendementseis. Dit kengetal is echter gevoelig voor de manier waarop het bedrijf gefinancierd is. Deze rentabiliteitsindicator kan opgestuwd worden door meer vreemd vermogen in de onderneming te pompen: het hefboomeffect. De rentabiliteit van het totaal vermogen relateert de winst vóór belasting aan het totale vermogen en is robuuster voor de keuze van invulling van de kapitaalstructuur. Verschillen tussen het MKB (4,4%) en het grootbedrijf (4,3%) verdwijnen nagenoeg. Dit komt omdat het grootbedrijf
over
meer
eigen
vermogen
beschikt.
Bedrijven
zonder
rechtspersoonlijkheid hebben veruit de slechtste rentabiliteitscijfers, maar hebben wel vooruitgang geboekt. In 2013 was de rentabiliteit voor deze groep bedrijven als geheel nog negatief. De omloopsnelheid van het vermogen laat wel weer grote verschillen zien. Dit cijfer vertegenwoordigt de verhouding tussen de netto omzet van een bedrijf en haa r totale vermogen en is daarmee een indicatie van de doelmatigheid van het vermogen dat in de onderneming is geïnvesteerd. Het laat zien hoeveel omzet er gerealiseerd kan worden met het in de onderneming geïnvesteerde kapitaal. De omloopsnelheid is met 135,0% het hoogst in het kleinbedrijf. M KB hou dt g r ot er e vo o rr a d en la n ge r a a n De gemiddelde duur van de periode dat grondstoffen, materialen en geproduceerde (tussen)producten
binnen
de
onderneming
blijven,
wordt
gemeten
door
de
voorraadtermijn. Uit de tabel blijkt dat dit gemiddeld langer is in het MKB (32 dagen) dan in het grootbedrijf (24 dagen). Het grootbedrijf voert een meer efficiënt voorraadbeheer. Het aanhouden van onnodig omvangrijke voorraden gaat immers gepaard met kosten. D e b it eu r en - en c r ed i te ur e nt e rm i jn la g e r v oo r he t MKB De debiteurentermijn meet hoe lang ondernemingen gemiddeld moeten wachten voordat de uitstaande vorderingen op hun klanten worden betaald. Binnen het MKB ligt deze termijn op gemiddeld 80 dagen, in het grootbedrijf is deze hoger, gemiddeld 103 dagen: meer dan drie maanden. Deels hangt dit samen met de sectorstructuur. Voor het MKB is de detailhandel met veel contante betalingen belangrijker dan voor het
grootbedrijf.
Grote
bedrijven
kunnen
voorts
door
een
doorgaans
betere
diversificatie economische tegenvallers beter opvangen en zijn daarom iets minder gedreven om achter hun debiteuren aan te zitten. Daarbij is het ook waarschijnlijk dat zij meer zaken doen met vaste afnemers, waardoor een goede handelsrelatie ontstaat en beide partijen flexibeler kunnen zijn met het aanhouden van de betalingstermijn . De crediteurentermijn is eveneens iets lager bij het MKB (24 dagen) dan in het grootbedrijf (25 dagen), zij het verwaarloosbaar. Dit kengetal meet het gemiddeld aantal dagen dat de bedrijven zelf hun crediteuren laten wachten op betalingen door de post crediteuren te relateren aan de omzet. Opvallend is dat dit stukken lager ligt dan
de
debiteurentermijn,
waarschijnlijk
omdat
onder
de
crediteuren
ook
de
vermogensschieters van het verstrekte rekening-courant krediet vallen, die strengere betalingseisen hanteren dan handelscrediteuren.
3.2
Ontwikkeling van de financiële kengetallen, 2011 - 2015 Het gebruik van financiële kengetallen maakt het niet alleen mogelijk om sectoren en grootteklassen in een jaar met elkaar te vergelijken, maar laat het ook beter toe om
15
ontwikkelingen over de tijd zichtbaar te maken. Tot nu toe lag de focus op het jaar 2014. In tabel 3.2 wordt de ontwikkeling van de financiële kengetallen voor het gehele MKB in de periode van 2011 tot 2015 getoond. De geanalyseerde jaren beslaan een interessante periode die het laatste deel van de dubbele dip van de kredietcrisis en de daaropvolgende Europese staatsschuldencrisis in beeld brengen en ook de eerste jaren van opgaande conjunctuur. Waar het jaar 2011 nog een tussentijdse opleving vormde, werd in het laatste kwartaal van dat jaar een nieuwe recessie ingeluid die zich in 2012 en 2013 voortzette. In 2014 stapt de Nederlandse economie echter eindelijk volledig uit de crisis. Het CPB beraamt voor dit jaar een groei van het BBP van 0,75% en een voortzetting van deze opgaande conjunctuur in 2015: een BBP-groei van 1,25% 13. Deze economiebrede ontwikkelingen zijn goeddeels zichtbaar in de ontwikkeling van de kengetallen. tabel 3.2 ontwikkeling financiële kengetallen voor het niet-financiële MKB, 2011-2015 2011 liquiditeit (current ratio) in %
2012
2013
2014
2015
154,8
153,7
153,7
153,5
153,1
38,1
38,3
38,9
38,8
38,6
rentabiliteit eigen vermogen in %
9,8
8,6
8,2
8,4
8,4
rentabiliteit totaal vermogen in %
4,8
4,4
4,2
4,4
4,4
108,6
107,1
105,3
105,8
107,0
voorraadtermijn in dagen
32,3
32,3
32,1
32,1
31,9
debiteurentermijn in dagen
80,2
80,7
80,3
80,1
79,8
crediteurentermijn in dagen
24,2
24,4
24,5
24,4
24,2
solvabiliteit in %
omloopsnelheid vermogen in %
Bron: Panteia o.b.v. FAMOS en microdata CBS, 2014
A m b ig ue re la t ie l iq ui d ite i ts p os it i e en eco no m isc h ti j Het is niet gemakkelijk een eenduidige relatie tussen de economische gang van zaken en de liquiditeitspositie van bedrijven te schetsen. Feitelijk is de liquiditeit een maatstaf van de welgesteldheid van bedrijven. Hoe beter het hen afgaat, hoe beter zij in staat zijn aan hun (korte termijn) betalingsverplichtingen te voldoen. Tegelijkertijd geldt ook dat hun vlottende activa, en daarmee hun liquiditeit, bij economisch herstel zullen afnemen. Hun voorraden zullen immers weer afgenomen worden, klanten zullen hun rekeningen sneller voldoen en wanneer ook de kredietverstrekking verbetert, hoeven bedrijven minder liquide middelen in kas aan te houden. Deze wisselwerking vertaalt zich naar een liquiditeitspositie die verslechtert in de recessiejaren 2012 en 2013, maar die vervolgens nog verder afneemt wanneer de economie in de twee daaropvolgende jaren weer aantrekt. R e nta b i l it e it e n o m lo ops ne l he i d vo l ge n de c on ju nct uu r Indicatoren die de bedrijfsprestaties inzichtelijk maken, zoals de rentabiliteit en de omloopsnelheid van het vermogen, vertonen een duidelijker relatie met de macroeconomische ontwikkelingen. De rentabiliteit van het eigen vermogen vertoont een duidelijke neerwaartse beweging in 2012 die nog iets doorzet in 2013. De twee jaren die daar op volgen vertonen een bescheiden herstel: de rentabiliteit ligt in die jaren
13
Zie Centraal Planbureau (2014:14) - Centraal Economisch Plan 2014: Voorzichtig economisch herstel; EMUsaldo onder 3 procent.
16
op 8,4%. De omloopsnelheid van het vermogen vertoont een vergelijkbare beweging, met een meer geprononceerde opleving in 2015.
17
4
Financiële positie naar sectoren Naast een blik op het gehele niet-financiële bedrijfsleven en een verbijzondering naar grootteklasse, is het ook mogelijk om de financiële kengetallen van de verschillende sectoren met elkaar te vergelijken. In FAMOS worden 17 sectoren onderscheiden. De sectoren landbouw, delfstoffenwinning, nutsbedrijven en zorg zijn tijdens de meest recente herschatting van het model in 2013 nieuw toegevoegd.
4.1
Financiële kengetallen naar sector De financiële sectoren worden in deze analyse buiten beschouwing gelaten, omdat deze bedrijven door de aard van hun werkzaamheden over een balansstructuur beschikken die zich geenszins laat vergelijken met de rest van het bedrijfsleven . Onder deze sectoren vallen de financiële instellingen, het verzekeringswezen en de handel
in
onroerende
goederen.
Ook
de
overheid
valt
buiten
de
analyse.
Desalniettemin blijft er ruimte voor voldoende variatie en is er plaats voor unieke sectoren zoals de delfstoffenwinning en de zorg. De financiële kengetallen voor het MKB naar sector worden in tabel 4.1 gepresenteerd. In 2014 vertoont de Nederlandse economie voor het eerst sinds 2011 weer tekenen van groei. Deze groei wordt aangejaagd door een blijvend toenemende uitvoer en door bedrijfsinvesteringen die na twee opeenvolgende jaren van krimp weer groei vertonen. De particuliere consumptie blijft dit jaar nog iets achter bij de groei en daalt door additionele besparingen van huishoudens. Deze componenten van de groei zorgen er voor dat de ontwikkelingen op sectorniveau sterk gedifferentieerd zijn . I nd ust r i ë le s ec to r en
p ro f it e re n v a n ex po r t en a a n t rek k en d e in ve st e r in g en
De industriële sectoren profiteren van het open karakter van de Nederlandse economie en het feit dat de uitvoer ondanks de crisisjaren jaar op jaar groei vertoont. In 2014 is de groei, in historisch perspectief bezien, dan nog bescheiden, maar de dip van 2013 is in ieder geval geslecht. Daarnaast hebben de industriële sectoren profijt van de aantrekkende investeringen in het bedrijfsleven. Als gevolg neemt de industriële productie weer toe en ook het producentenvertrouwen is in 2014, buiten een minimaal dipje in februari van dit jaar, voor het eerst sinds half 2011 weer positief 14. Dit vertaalt zich naar een consequent sterke liquiditeitspositie voor de chemie, metaal en overige industrie. De chemie en metaal laten zich bovendien kenmerken door een bovengemiddeld sterke solvabiliteit. De metaalindustrie profiteert van orders uit opkomende landen en de eerste tekenen van herstel in de bouwnijverheid. De winstcijfers in de twee deelsectoren zijn echter bescheiden. De opgaande conjunctuur wordt vooralsnog gebruikt om de openstaande productiecapaciteit beter te benutten en de winstcijfers weer terug te laten klimmen tot pre-crisis niveaus. Dit speelt minder sterk in de voedings- en genotmiddelenindustrie. Deze sector is minder gevoelig voor conjunctuurschommelingen, omdat ook de uitgaven aan voeding minder conjunctuurgevoelig zijn. De marges in de sector staan echter onder druk door stijgende prijzen van grondstoffen op de wereldmarkt. Dit vertaalt zich naar lagere rentabiliteitscijfers dan over 2013 (toen respectievelijk 25,7% REV en 13,6% RTV). 14
Zie CBS Statline, Producentenvertrouwen; stemmingsindicator van de industrie, geraadpleegd op 29-042014.
19
delfstoffenwinning
voeding- en genotmiddelen
chemie
metaal
overige industrie
nutsbedrijven
bouw
autohandel
groothandel
detailhandel
horeca
transport
ICT
zakelijke diensten
zorg
overige diensten
financiële kengetallen voor het niet-financiële MKB naar sector, 2014
landbouw
tabel 4.1
144,6
105,3
115,8
173,4
166,6
151,2
101,5
164,5
159,9
171,6
154,1
68,3
118,9
141,2
176,3
162,4
107,8
solvabiliteit in %
29,6
37,4
35,2
49,4
41,7
37,9
39,6
33,4
30,1
46,9
32,0
27,1
30,7
43,4
41,9
34,5
28,4
rentabiliteit eigen vermogen in %
-2,4
56,6
21,6
3,7
5,4
14,4
12,2
10,4
2,9
11,3
-2,6
23,6
5,1
6,3
-0,9
37,2
4,1
rentabiliteit totaal vermogen in %
0,0
30,1
10,1
5,3
2,4
6,4
8,9
4,1
1,1
7,0
-2,1
8,0
1,4
2,3
-0,3
16,7
2,6
omloopsnelheid vermogen in %
40,2
98,7
186,9
70,7
103,8
113,5
73,3
103,2
189,9
174,9
163,2
63,8
67,2
59,4
67,3
102,1
53,4
voorraadtermijn in dagen
41,3
13,9
27,6
45,9
48,3
43,2
13,1
51,0
52,0
32,8
46,9
12,3
9,6
8,8
15,3
8,9
15,6
debiteurentermijn in dagen
76,1
74,6
55,4
139,9
90,7
80,7
100,0
80,3
41,9
64,8
35,8
73,3
96,3
155,6
143,0
74,5
83,1
crediteurentermijn in dagen
26,4
32,6
21,0
27,3
33,2
29,7
37,1
36,7
21,1
20,2
21,7
20,1
28,0
26,9
24,9
13,8
28,9
liquiditeit (current ratio) in %
Bron: Panteia o.b.v. FAMOS en microdata CBS, 2014
20
B ed r i jv i gh e id in d e bo uw n i jv er he i d ne e mt to e De bouwnijverheid is zwaar getroffen door de opvolgende crises 15. Met de opgaande conjunctuur lijkt ook de bouw echter uit het dal op te krabbelen. In tegenstelling tot het voorgaande jaar laat de bouw in 2014 positieve rentabiliteitscijfers zien. Ook de liquiditeitspositie van de bouw is verbeterd en de solvabiliteit is toegenomen. Deze ontwikkelingen zijn onder meer het gevolg van de zachte winter, waardoor productie in de bouw niet stil heeft gelegen, en van een voorzichtig herstel van de woningmarkt in de tweede helft van 2013. De verwachting is dat dit herstel verder voortzet en dat de bouwnijverheid ook zal profiteren van de aantrekkende bedrijfsinvesteringen. H a n de l v e rto on t d iff uu s b ee l d De handelssectoren komen verschillend uit de crisis. De detailhandel laat net als in 2013 jaar een negatieve rentabiliteit zien. Het consumentenvertrouwen is begin 2014 dan nog steeds negatief, het ontwikkelt zich wel steeds sterker naar een positieve teneur16. De daadwerkelijke koopbereidheid van consumenten blijft voorlopig echter nog achter. De verwachting is dat de door lagere premies toegenomen ko opkracht in 2014 wordt benut voor extra besparingen en aflossingen van hypotheken en zich dus nog niet door vertaalt naar een toename in de consumptie van huishoudens. Het Centraal Planbureau gaat uit van een 0,25% afname van de consumptie in 2014 en voorspelt een plus van 0,5% in 2015. De autohandel ondervindt dit eveneens en vertoont in 2014 iets slechtere cijfers dan in het voorgaande jaar. In het eerste kwartaal van 2014 werden minder auto’s verkocht dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder en per 1 januari is bovendien het belastingvoordeel op zuinige personenauto’s komen te vervallen. De groothandel vertoont de meest gunstige cijfers op het conto van de internationale oriëntatie van deze sector. Toch liggen de rentabiliteitscijfers lager dan in 2013, omdat de marges een neerwaartse druk ervaren van ontwikkelingen van de grondstofprijzen. V e r vo e r k ra b b e lt o p De dubbele dip die zich in recente jaren heeft voorgedaan had zijn weerslag op de transportsectoren. Zo hadden bedrijven in de sector in 2012 al de laagste rentabiliteit, een benedengemiddelde solvabiliteit en een slechte liquiditeitspositie 17. In 2013 kampte de sector zelfs met een negatief rendement op het eigen vermogen 18. In 2014 krabbelt het vervoer echter weer op. Het vrachtvolume neemt toe, de internationale handel trekt aan en de overslag in de Rotterdamse haven blijft groeien. Activiteiten in het wegvervoer en de binnenvaart zijn in het eerste kwartaal van 2014 toegenomen. De sector benut deze kans om haar liquiditeitspositie en solvabiliteit te verbeteren. D i e ns te n g r oe i en m e e, ma a r w or d en co nst a nt te g en h et l i ch t g eh ou d en De opgaande conjunctuur maakt dat veel sectoren in 2014 al tek enen van herstel laten zien. Dit is van groot belang voor de dienstverlenende sectoren: dit zijn sectoren die veelal werk uitvoeren voor bedrijven in andere sectoren. Denk bijvoorbeeld aan architecten en ingenieurs in relatie tot de bouw. Veel bedrijven zu llen 2014 echter aangrijpen om weer orde op zaken te stellen in hun bedrijfsfinanciën en in dat kader 15
De productie-index van gebouwen nam vanaf 2010 consequent af (CBS Statline; tabel Prijsindexcijfers van de productie van gebouwen) en ook de omzet is buiten een kortstondige positieve ontwikkeling in 2011 vanaf 2009 enkel afgenomen, (CBS Statline; tabel Bouwnijverheid; omzetontwikkeling). 16 Zie CBS Statline, tabel Consumentenvertrouwen, economisch klimaat en koopbereidheid. 17 Zie Braaksma, R., W. Verhoeven, L. Smit & T. Span (2014), Financieringsmonitor 2014-1: Onderzoek naar de financiering van het bedrijfsleven; Panteia. 18 De rentabiliteit op het eigen vermogen was dat jaar -2,6%. Zie Span, T., W. Verhoeven & A. Ruis (2013), De financiële positie van het MKB in 2013 en 2014; Panteia.
21
de noodzaak van ondersteunende diensten constant tegen het licht blijven houden. Bovendien blijven ook overheidsopdrachten achter als gevolg van aanblijvende bezuinigingen bij de overheid. Het gevolg is dat zowel de zakelijke als overige diensten een zeer bescheiden herstel laten zien in hun financiële cijfers (rentabiliteit op eigen vermogen was in 2013 respectievelijk -9,1% en -9,6%) en ook hun liquiditeitspositie en solvabiliteit wat verbeteren. V o o rra a dt e rm i jn be pa a ld do or t yp e p ro du ct i e De gemiddelde voorraadtermijn voor het gehele niet-financiële MKB in 2014 is 29,1 dagen. Hier wijkt een aantal sectoren behoorlijk van af. Typerende voorbeelden zijn die bedrijfstakken waar diensten worden aangeboden die simpelweg niet op de plank kunnen blijven liggen, zoals de zakelijke en overige dienstverlening en vooral de zorg. Sectoren waar (tussen)producten voortgebracht worden (metaalindustrie, landbouw), sectoren waar veel materiaal in het productieproces gebruikt wordt (bouw) en sectoren
waar
vanuit
voorraad
verkocht
wordt
(handel)
hebben
een
langere
voorraadtermijn. K o rt e d eb i te ur en - e n c re d i te ur en t er m i jn i n de ha nd e l De debiteurentermijn wordt bepaald door het soort handeling dat verricht wordt. In de handel betalen veel klanten direct voor het goed dat zij afnemen. In deze sectoren is de
debiteurentermijn
dan
ook
het
kortst.
Sectoren
waar
op
bestelling
wordt
geproduceerd (chemische en overige industrie) of waar veel tijd kan verstrijken tussen het gunnen en daadwerkelijke betalen van een opdracht (zakelijke dienstverlening en ICT) kennen een langere debiteurentermijn. Ondernemingen in deze sectoren moeten gemiddeld langer wachten voordat hun openstaande rekeningen voldaan worden, soms pas na voltooiing van de opdracht. De
crediteurentermijn
ligt
over
de
gehele
linie
een
stuk
lager
dan
de
debiteurentermijn. Het MKB is (gedwongen) een betere betaler dan haar afnemers. Ook de crediteurentermijn is in de handel benedengemiddeld kort. De liquide middelen die in deze sectoren rondgaan door de directe betalingen voor fysieke goederen van klanten worden direct gebruikt om openstaande rekeningen te vereffenen.
4.2
Ontwikkeling financiële kengetallen naar sector, 2013 - 2015 Het jaar 2013 vormde de ommekeer: sinds het derde kwartaal van dat jaar is Nederland officieel uit de recessie. De opgaande conjunctuur heeft zich in 2014 ingezet en de verwachting is dat deze ontwikkeling zich voortzet in 2015. In tabel 4.2 wordt inzichtelijk gemaakt hoe drie financiële kengetallen (liquiditeit, solvabiliteit en omloopsnelheid van het vermogen) zich stuk voor stuk ontwikkelen in deze dynamische jaren in de onderscheiden sectoren. D o e lma t ig he i d ge ï nv es te e r d ve rm og en v e rb et er t Het omslagpunt van crisis naar opwaartse conjunctuur ligt midden in de periode die in de tabel uitgelicht wordt. Logischerwijs vertaalt dit zich naar prestatieverbeteringen in de sectoren. De omloopsnelheid van het vermogen laat dit zien: de indicator relateert de omzet aan het totale vermogen en is daarmee een maatstaf van de doelmatigheid van het vermogen dat in de onderneming geïnvesteerd is. In haast alle sectoren ligt de omloopsnelheid in 2015 hoger dan in 2013. Er wordt meer omzet gerealiseerd met het geïnvesteerde kapitaal. De delfstoffenwinning, de drie dienstensectoren en de zorg vormen uitzonderingen op deze ontwikkeling. De delfstoffenwinning ervaart de gevolgen van een verminderde
22
gasproductie in Groningen, op de aanbieders van diensten wordt ook in 2015 nog steeds mondjesmaat beroep gedaan door het bedrijfsleven en door de overheid en veranderingen in de zorg leiden er toe dat de productie in de zorg in 2015 voor het eerst in jaren afneemt 19. tabel 4.2
ontwikkeling financiële kengetallen niet-financiële MKB naar sector, 2013 - 2015 liquiditeit
solvabiliteit
omloopsnelheid vermogen
2013
2015
2013
2015
2013
2015
landbouw
143,8
145,4
30,5
28,6
38,9
41,5
delfstoffen
105,4
104,8
33,3
40,9
105,4
94,4
voedings- en genotmiddelen
115,1
116,8
35,0
35,5
182,1
193,0
chemie
172,4
175,1
49,5
49,1
69,2
72,5
metaal
166,2
167,5
41,9
41,4
101,3
106,2
overige industrie
151,7
150,3
37,6
38,0
112,1
115,4
nutsbedrijven
101,3
101,7
38,6
40,2
71,6
76,5
bouw
165,3
162,2
33,2
33,2
102,1
106,4
autohandel
160,5
159,0
30,3
29,9
189,1
190,9
groothandel
172,6
170,9
47,0
46,7
174,0
175,7
detailhandel
154,6
153,5
32,4
31,1
162,3
166,6
67,1
70,1
26,6
27,7
62,7
65,0
transport
118,0
120,2
30,8
30,5
67,0
67,6
informatie en communicatie
141,8
140,3
43,4
43,2
59,8
58,6
zakelijke diensten
176,5
173,7
42,9
40,6
68,1
68,0
zorg
163,4
161,9
32,4
36,6
105,2
100,3
overige diensten
108,5
107,9
28,4
28,1
54,2
53,7
horeca
Bron: Panteia o.b.v. FAMOS en microdata CBS, 2014
O ntw ik k e l in g l i qu i d it e it en s o lva b i l it e it i s a mb ig u e De opgaande conjunctuur wordt in veel sectoren gebruikt om de liquiditeitspositie weer te versterken en terug te brengen naar oude niveaus. In andere sectoren gaat de liquiditeit van bedrijven juist achteruit. Dit heeft ten dele te maken met voorraden waar een beroep op wordt gedaan wanneer de consumptie door huishoudens in 2015 voor het eerst sinds 2010 weer toeneemt. Ook trekken bedrijven in sectoren als de bouw en handel weer meer kort vreemd vermogen aan. De ontwikkeling van de solvabiliteit toont een vergelijkbaar ambigue uitkomst. In sommige sectoren is er sprake van een verbetering van de solvabiliteitspositie in 2015, in andere is deze juist verslechterd. In deze laatste sectoren hebben de verliesgevende jaren een te sterke afbreuk aan het eigen vermogen gedaan om deze teruggang in 2015 alweer teniet te doen. Overigens is er slechts spaarzaam sprake van substantiële verslechteringen van de solvabiliteit. De grootste teruggang doet zich voor in de landbouw en zakelijke diensten.
19
Zie Centraal Planbureau (2014:33) - Centraal Economisch Plan 2014: Voorzichtig economisch herstel; EMUsaldo onder 3 procent.
23
Bijlage 1
Begrippen financiering Activa
De
activa
van
een
bedrijfsbezittingen,
onderneming waarbij
een
weerspiegelen onderscheid
de
wordt
gemaakt tussen vaste activa en vlottende activa. Current ratio
Een kengetal voor liquiditeit, waarbij de vlottende activa gerelateerd
worden
aan
de
kortlopende
schulden
(vlottende activa gedeeld door kort vreemd vermogen maal 100%). Een bedrijf met een current ratio met een waarde hoger dan 100%
is in staat om aan zijn
kortlopende verplichtingen te voldoen. Crediteurentermijn
De crediteurentermijn geeft een beeld van de termijn dat
rekeningen
van
leveranciers
openstaan.
De
crediteurentermijn wordt berekend door de waarde van de openstaande rekeningen (crediteuren) te relateren aan de omzet (crediteuren gedeeld door omzet maal 365 dagen). Debiteurentermijn
De debiteurentermijn dagen)
van
het
geeft een indicatie (in aantal
betaalgedrag
van
klanten.
De
debiteurentermijn wordt berekend door de waarde van de vorderingen te relateren aan de omzet (vorderingen gedeeld door omzet maal 365 dagen). Eigen vermogen
Het eigen vermogen is dat deel van het vermogen dat resteert
van
de
activa
na
aftrek
van
het
vreemd
vermogen. Financiële activa
De
financiële
activa
betreffen
onder
andere
deelnemingen in groepsmaatschappijen en beleggingen. Immateriële activa
De
immateriële
activa
omvatten
minder
tastbare
bezittingen, zoals goodwill, patenten en octrooien. Het betreft
bezittingen
financiële
proces,
die
wel
maar
een nooit
rol in
spelen het
in
het
fysieke
bedrijfsproces. Kort vreemd vermogen
Tot het kort vreemd vermogen behoren de schulden die een looptijd kennen van minder dan een jaar.
Lang vreemd vermogen
Schulden behoren tot het lang vreemd vermogen indien de verplichtingen een looptijd hebben van meer dan een jaar.
25
Leverancierskrediet
De periode waarin een koper van goederen of diensten de rekening niet direct voldoet, geniet deze van een soort krediet. Dit krediet wordt als het ware verstrekt door de leverancier. Op de balans van de koper van goed of dienst verschijnt dit krediet onder de post crediteuren.
Liquiditeit
Een onderneming is liquide als er op korte termijn aan de betalingsverplichtingen kan worden voldaan.
Materiële activa
De materiële activa zijn de tastbare bezittingen, zoals gebouwen en machines.
Omloopsnelheid vermogen
De
omloopsnelheid
van
het
vermogen
geeft
de
doelmatigheid van het aangewende vermogen weer: de gegenereerde omzet per euro geïnvesteerd vermogen. De hoogte van de omzet wordt gerelateerd aan het totale vermogen (omzet gedeeld door totale vermogen maal 100%). Hoe hoger deze ratio is, des te minder vermogen
er
nodig
is om
een
bepaalde
omzet
te
tussen
de
behalen. Rentabiliteit
De
rentabiliteit
opbrengst
van
verwijst een
naar
de
onderneming
relatie en
het
vermogen
waarmee die opbrengst is gegenereerd. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt naar de rentabiliteit van het totale vermogen en die van het eigen vermogen. Rentabiliteit eigen vermogen De rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) is het aandeel van de nettowinst (na belasting) in het eigen vermogen. De REV wordt uitgedrukt in procenten (ratio vermenigvuldigd met 100%). Rentabiliteit totaal vermogen De rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) relateert het totale inkomen uit vermogen (de som van de nettowinst voor belasting en de rentelasten over het vreemd vermogen) aan het totale in de onderneming geïnvesteerde vermogen (eigen + vreemd vermogen). De
RTV
wordt
uitgedrukt
in
procenten
(ratio
vermenigvuldigd met 100%). Solvabiliteit
De solvabiliteit geeft weer in hoeverre een onderneming aan haar langetermijnverplichtingen kan voldoen.
Solvabiliteitsratio
Een kengetal om de solvabiliteit weer te geven. De solvabiliteitsratio is hier berekend als het aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen (eigen vermogen gedeeld door totale vermogen maal 100%). Minimumnormen voor de solvabiliteitsratio verschillen per sector, leeftijd en omvang van het bedrijf en liggen doorgaans tussen de 10% en 30%.
26
Vaste activa
Vaste
activa
zijn
de
bezittingen
met
een
lange
levensduur; lang wil in dit geval zeggen langer dan een jaar. Tot de vaste activa behoren de (im)materiële en financiële activa. Vermogensstructuur
De vermogensstructuur van een bedrijf geeft weer op welke wijze de activa zijn gefinancierd. Hierbij wordt een onderscheid
gemaakt naar
eigen
vermogen
en
vreemd vermogen. Vlottende activa
Vlottende activa zijn de bezittingen met een korte levensduur, met een looptijd van korter dan een jaar. Deze worden gebruikelijk onderverdeeld in voorraden (gereed product, grond- en hulpstoffen en onderhanden werk),
vorderingen op handelsdebiteuren
middelen
(geld
in
kas
of
banktegoeden
en liquide en
snel
verhandelbare vermogenstitels). Voorraadtermijn
De voorraadtermijn geeft het aantal dagen aan dat goederen en/of grondstoffen gemiddeld in voorraad zijn. De voorraadtermijn wordt berekend door de waarde van de
voorraad
te
relateren
aan
de
omzet
(voorraad
gedeeld door omzet maal 365 dagen). Vreemd vermogen
Het vreemd vermogen bestaat uit de verplichtingen, meestal in de vorm van schulden, die een bedrijf is aangegaan voor de financiering van bedrijfsactiviteiten. Bij het vreemd vermogen is een verdere verbijzondering mogelijk
naar
de
duur
waarvoor
de
schulden
zijn
aangegaan, namelijk in een verdeling in lang vreemd vermogen en kort vreemd vermogen.
27
29
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages A201417
25-04-2014
Entrepreneurship in the Netherlands, The top sectors
A201416
01-05-2013
Omvang en prestaties van het MKB in de topsectoren
A201415
16-04-2014
Monitor Inkomens Ondernemers Editie 2013
A201414
01-04-2014
Financieringsproblemen in de binnenvaart
A201413
03-04-2014
Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen van zzp'ers,
A201412
07-04-2014
Resultaten zzp-panel meting II 2013 Innovatie in de agrarische sector. De verschillende innovatievormen in beeld A201411
13-03-2014
Bedrijfsoverdrachten in een periode van recessie en
A201410
06-03-2014
Ondernemendheid in de culturele sector
A201409
27-02-2014
Topsectoren in beeld – Beleving van het
vergrijzing
ondernemingsklimaat - meting voorjaar 2013 A201408
18-02-2014
Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2013
A201407
25-02-2014
Inkomens Zelfstandigen 2013
A201406
11-03-2014
Samenwerken bij vernieuwing in de topsectoren
A201405
13-02-2014
Lokale lasten voor bedrijven
A201404
08-02-2014
De effecten van de topsectoren op de bredere economie
A201403
04-02-2014
Wat drijft MKB ondernemers
A201402
20-02-2014
Gebruikersinnovatie in het MKB
A201401
27-02-2014
Topsectoren in beeld. Ontwikkeling van de innovativiteit van
A201374
14-01-2014
A201373
07-01-2014
A201372
10-04-2014
A201371
17-3-2014
A201370
19-12-2013
A201369
23-12-2013
Ondernemen in de horecasector 2013
A201368
23-12-2013
Ondernemen in de groothandelsector 2013
A201367
23-12-2013
Ondernemen in de overige dienstverlening 2013
A201366
23-12-2013
Ondernemen in de bouwsector 2013
A201365
23-12-2013
Ondernemen in de transportsector 2013
A201364
23-12-2013
Ondernemen in de autosector 2013
A201363
19-12-2013
Bijdrage van buitenlandse werknemers aan innovatie in het
A201362
23-12-2013
Ondernemen in de zakelijke dienstverlening 2013
A201361
23-12-2013
Ondernemen in de metaalelektro 2013
A201360
23-12-2013
Ondernemen in de voedings- en genotmiddelenindustrie
A201359
23-12-2013
de topsectoren in najaar 2012-voorjaar 2013 MKB Rating: Smaakt naar meer, onderzoek naar bekendheid en gebruik van ratings door MKB-bedrijven Vertrouwen in eigen bedrijf keldert: ondernemersvertrouwen door de jaren heen Aankomende en opkomende challengers in de topsectoren Samenwerkingskenmerken van challengers in de topsectoren Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en 2014
MKB
2013 Ondernemen in de detailhandel 2013
31
A201358
17-12-2013
De grijze ondernemer. Internationale vergelijking van de grijze ondernemer
A201357
11-02-2014
Nulmeting studentbedrijven
A201356
18-03-2014
Toekomst van de maakindustrie. Knowledge based capital!
A201355
10-12-2013
Opleiding en scholing van zzp’ers – Resultaten zzp-panel
A201354
26-11-2013
A201353
19-11-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update oktober 2013
A201352
28-01-2014
Technologische en sociale innovatie in een concurrerende
meting I van 2013 Internationale benchmark ondernemerschap 2013. Tabellenboek
markt A201351
21-11-2013
Innovatie en internationalisering in het MKB
A201350
12-11-2013
Innovatie in het MKB, ontwikkelingen in de periode 2002-2013
A201349
31-10-2013
Fulfilment van online verkoop
A201348
15-10-2013
De overheid als klant van het MKB
A201347
26-09-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en
A201346
08-10-2013
De innovativiteit van het MKB in 2013
A201345
19-09-2013
Monitor buitenlandse investeringen MKB
A201344
14-11-2013
Sectorale veranderingen in de Nederlandse economie
A201343
03-04-2013
Geen vertrouwen ondernemers in het economische beleid -
A201342
12-09-2013
Verschillen tussen uitzendondernemingen
A201341
17-10-2013
Economische effecten verlaging van de administratieve
A201340
19-08-2013
Exportindex MKB. Ontwikkelingen 2008-2011
A201339
22-08-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update augustus 2013
A201338
12-09-2013
Bedrijfsfinanciering: zó kan het ook!
A201337
03-09-2013
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1998-2012
A201336
27-11-2013
Inkomens Zelfstandigen 2012
A201335
01-07-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en
A201334
15-07-2013
De rol van sociale media bij innovatie door zzp’ers
A201333
02-07-2013
Topsectoren in beeld. Internationale oriëntatie topsectoren
A201332
02-07-2013
Topsectorenpanel. Methodologische verantwoording
A201331
04-07-2013
Calimero creativiteit: De innovatieve netwerken van zzp’ers
A201330
25-06-2013
Hoe goed ligt de gemeente bij MKB?
A201329
18-06-2013
Monitor Inkomens Ondernemers
A201328
27-06-2013
Het wenkend perspectief van consumenteninnovatie
A201327
16-07-2013
Innoveren achter de schermen
A201326
19-07-2013
De financiële positie van het MKB in 2013 en 2014
A201325
9-07-2013
Minirapportage biomaterialen
A201324
5-06-2013
Ontwerp krapte-indicator belangrijke beroepen topsectoren
A201323
06-06-2013
Kleinschalig ondernemen 2013
A201322
13-06-2013
Topsectoren in beeld - Bekendheid met het
2014
Najaar 2013
lasten voor het bedrijfsleven
2014 – Update juni
topsectorenbeleid en beleving van het ondernemingsklimaat
32
A201321
21-05-2013
Administratieve lasten MKB
A201320
04-06-2013
Ambities en vermogensopbouw van zzp'ers
A201319
11-06-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling
A201318
April 2013
MKB en ondernemerschap in zakformaat, Editie 2012/2013