Programmaonderzoek M K B e n O nd e r ne m e r sc ha p A c t i v i t e i t e np l a n 2 0 0 9 Eerste tranche
Zoetermeer, november 2008
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Hoofdlijnen jaarprogramma
7
2.1
Datasets & modellen
7
2.2
Kennisopbouw
7
2.3
Kennisoverdracht
8
3
Datasets en modellen
9
3.1
Doelstelling en activiteiten van het deelprogramma
9
3.2
De datasets en modellen in vogelvlucht
9
3.3
Projecten eerste tranche
10
3.4
Vooruitblik tweede tranche
24
4
Kennisopbouw
25
4.1
Doelstelling en activiteiten van het deelprogramma
25
4.2
Programmering volgens visiepaper
25
4.3
Projecten eerste tranche
27
4.4
Vooruitblik tweede tranche
37
5
Kennisoverdracht
39
5.1
Doelstelling en activiteiten van het deelprogramma
39
5.2
Afstemming tussen de periodieke rapportages
39
5.3
Projecten eerste tranche
40
5.4
Vooruitblik tweede tranche
45
3
1
Inleiding
Onderhavige notitie omvat de eerste tranche van het activiteitenplan 2009 van het programmaonderzoek 'MKB en Ondernemerschap'. Deze tranche is opgesteld op basis van de adviezen van de Adviesraad en de richtlijnen van de Programmacommissie. Hoofdstuk 2 schetst in het kort de doelstellingen en accenten voor de drie deelprogramma's - datasets & modellen, kennisopbouw, kennisoverdracht voor 2009. In de daarna volgende drie hoofdstukken 3-5 volgt een nadere specificatie per deelprogramma. Achtereenvolgens komt in deze hoofdstukken aan bod: (i) korte aanduiding van doelstelling en activiteiten van het deelprogramma, (ii) een overzicht van de activiteiten op projectniveau die voor de eerste tranche worden voorgesteld en (iii) een vooruitblik op de tweede tranche.
5
2
Hoofdlijnen jaarprogramma
Dit hoofdstuk schetst in het kort de doelstellingen en accenten voor de drie deelprogramma's - datasets & modellen, kennisopbouw, kennisoverdracht voor 2009.
2.1
Datasets & modellen Het deelprogramma Datasets & modellen vormt de basis van het programma. Momenteel zijn er ongeveer twintig datasets beschikbaar, waarvan de meeste jaarlijks geactualiseerd worden. Daarmee wordt het meer en meer mogelijk ontwikkelingen in de tijd te analyseren en te volgen, hetgeen de datasets steeds krachtiger en waardevoller maakt. Het actualiseren en continueren van de reguliere datasets en modellen is derhalve een belangrijk doel voor 2009. Daarnaast willen we in 2009 een forse vernieuwing doorvoeren, die onder meer voortkomt uit de wensen van de grote stakeholders EZ en MKB Nederland. Zij hebben een groot aantal datawensen op het gebied van MKB en ondernemerschap, die via een cofinancieringsconstructie in het programmaonderzoek kunnen worden meegenomen. Het betreft hier bijvoorbeeld wensen op het gebied van microdata over specifieke typen ondernemers, zoals technostarters en ZZP’ers. Daarnaast is er behoefte aan specifieke kerncijfers en meer internationaal vergelijkingsmateriaal met betrekking tot ondernemerschap en MKB. Naast de huidige vaste cofinanciers MKB Nederland (ramingen MKB), UvT (onderzoeklijn m.b.t. tijdelijke organisaties) en NMa (concurrentieperceptie) en enkele grote cofinanciers van meer incidentele nieuwe dataverzameling zoals HBD, HBA en Bedrijfschap Horeca, levert ook EZ zelf hiermee een belangrijke bijdrage aan de cofinanciering in geld. Tevens zullen enkele voorstudies in 2008, zoals de inventarisatie van data over import en doorvoer en data over het aannemen van het eerste personeelslid, waarschijnlijk leiden tot daadwerkelijke dataprojecten op dit gebied. De Voorstudie financieringsmonitor heeft in 2008 al geleid tot een cofinancieringsproject ‘Financieringsmonitor’. Ten slotte blijft de toegankelijkheid van de data ook in 2009 een belangrijk aandachtspunt. De ontsluitingsapplicatie en de thesaurus zijn operationeel en worden nauwlettend gevolgd op toegankelijkheid en gebruiksgemak. Er wordt ruimte gereserveerd voor activiteiten op dit onderdeel, teneinde verbeteringen in beide applicaties te kunnen doorvoeren.
2.2
Kennisopbouw Het deelprogramma Kennisopbouw streeft naar de opbouw van vernieuwende inzichten en systematische kennis rond de thema's Oprichtingsdynamiek en MKB-bedrijfsprestaties. Er wordt daarbij ook aandacht gegeven aan internationale en regionale aspecten van deze thema's. Voor 2009 worden de volgende accenten gelegd:
7
−
De programmering van de kennisopbouw heeft plaats gevonden volgens de kaders zoals die geschetst zijn in het visiepaper. Hierbij is ernaar gestreefd een evenwichtige spreiding te verzorgen over de diverse onderwerpen, waarbij er dit jaar speciale aandacht is voor bedrijvendynamiek in bredere zin. Hierbinnen zijn weer accenten gelegd op de (door)groei van bedrijven en op het micro-niveau op de ondernemer en ondernemend gedrag.
−
Nieuw is dit jaar dat aan nagenoeg alle nieuwe projecten binnen de kennisopbouw de eis is gesteld dat het project voor ongeveer 50% wordt gecofinancierd. Dit heeft tot gevolg gehad dat er veel meer dan in andere jaren projecten in een vroeg stadium zijn afgevallen, omdat er onvoldoende uitzicht was op cofinanciering. Naar de indruk van de programmaleiding is dit gunstig geweest voor zowel de kwaliteit van de projecten als de maatschappelijke relevantie daarvan. De zoektocht naar cofinanciering blijkt evenwel tijdsintensief, waardoor de kennisopbouw in deze eerste tranche nog niet volledig is ingevuld. Er zijn evenwel voldoende initiatieven gaande, zodat verdere invulling in de tweede tranche met vertrouwen tegemoet kan worden gezien.
2.3
Kennisoverdracht De kennisoverdracht draagt er zorg voor dat de data, informatie en kennis die opgebouwd worden in de overige twee deelprogramma's via een multichannel aanpak onder de aandacht van een breed publiek gebracht worden. Accenten voor 2009 zijn: − Meer aandacht voor de gebruikers van het programmaonderzoek. Met de huidige website die nu anderhalf jaar in de lucht is, zijn de mogelijkheden voor het analyseren van de gebruikers en hun zoekgedrag sterk vergroot. Die mogelijkheden zullen in 2009 benut worden. De opgedane kennis wordt uiteraard gebruikt om de eindproducten (rapportages, beleidscafés, eventuele masterclasses, seminars, etc.) beter op de gebruikers af te stemmen, gebruikersgroepen uit te breiden en nieuwe gebruikersgroepen aan te boren. − Dankzij nieuwe gecofinancierde initiatieven bij de datasets zullen er twee nieuwe periodieke rapportages verschijnen met ingang van 2009. Zo zal de oude exportthermometer een grondige facelift ondergaan (waarbij de naam zal worden gewijzigd) en zal daarnaast de nieuwe financieringsmonitor verschijnen. − Twee periodieke producten zullen met ingang van 2009 worden gestopt. Zo zal de tiende “Entrepreneurship in NL” die begin volgend jaar zal plaats hebben tevens (voorlopig althans) de laatste zijn. Daarnaast zal de periodieke rapportage “MKB in regionaal perspectief” verdwijnen omdat het benodigde datamateriaal hiervoor niet meer geleverd kan worden. Er wordt nog nagedacht over een eventueel alternatief. − Tenslotte zal in 2009 ook nagedacht worden over een ‘spraakmakend’ rapport of boek over MKB en ondernemerschap, dat in cofinanciering gemaakt zou kunnen worden.
8
3
Datasets en modellen
3.1
Doelstelling en activiteiten van het deelprogramma Het deelprogramma Datasets & modellen vormt de basis van het programma. Momenteel zijn er ongeveer twintig datasets beschikbaar, waarvan de meeste jaarlijks geactualiseerd worden. Daarmee wordt het meer en meer mogelijk ontwikkelingen in de tijd te analyseren en te volgen, hetgeen de datasets steeds krachtiger en waardevoller maakt. De volgende activiteiten kunnen in dit deelprogramma worden onderscheiden: −
actualiseren of nieuw opstarten van datasets
−
beheer en onderhoud van datasystemen, waardoor zorg wordt gedragen voor kwaliteitscontrole en ontsluiting van de informatie in het datawarehouse
−
beheer, onderhoud en doorontwikkeling van modellen. Deze modellen hebben een intermediaire rol, in de zin dat van daaruit de prognoses worden geproduceerd, die vervolgens in de datasets worden opgenomen. Feitelijk maken de modellen dus onderdeel uit van de dataverwerking. Zij verdienen bijzondere aandacht, gezien het hoge kennisniveau dat vereist is om ramingmodellen te ontwikkelen en operationeel te maken en het grote belang voor de gebruiker van het kunnen leveren van actuele informatie.
−
investeringen in nieuwe producten in de vorm van inventarisatie- of haalbaarheidsstudies en de bouw van nieuwe ontsluitings- of verwerkingsapplicaties.
3.2
De datasets en modellen in vogelvlucht Voordat we in de volgende paragrafen op projectniveau de activiteiten van het deelprogramma presenteren, geven wij in deze paragraaf een overzicht van de datasets en modellen in vogelvlucht. De ongeveer 20 datasets uit het deelprogramma laten zich als volgt indelen: -
Acht datasets rond bedrijfsprestaties van het MKB. Aandacht hierbij zowel voor de kerngegevens (omzet, werkgelegenheid, winst, e.d.) als nadere verbijzonderingen naar financieringsgegevens, investeringen en export. Daarnaast verbijzonderingen naar historische cijfers en prognoses, gehanteerde MKB-definitie (de Nederlandse of de Europese), sectoren en regio’s.
-
Drie datasets rond de dynamiek van ondernemingen. Aandacht hierbij voor het aantal actieve bedrijven, de dynamiek daarin en regionale verbijzonderingen.
-
Een dataset over het inkomen van ondernemers.
-
Drie internationale datasets die benchmarking met het buitenland mogelijk maken op ondernemersgebied.
-
Drie bedrijvenpanels waarbij bedrijven jaarlijks geënquêteerd worden. Naast het algemene en veelomvattende MKB-beleidspanel zijn er nog meer gespecialiseerde panels: zo wordt een cohort bedrijven gevolgd, die in hetzelfde jaar zijn opgericht, en is een panel rond determinanten
9
van bedrijfsprestaties. Deze panels worden onder andere veelvuldig gebruikt voor onderzoek in de kennisopbouw (zie volgende hoofdstuk). -
Een bloemlezing uit de voorgaande datasets, voor quick reference op de website.
Met deze datasets wordt naar onze inschatting een breed en afgewogen palet geboden, dat recht doet aan de doelstelling van het programmaonderzoek. Deze keuze is ook in lijn met de visiepaper. Daarnaast worden de volgende modellen onderhouden voor het maken van de datasets die prognoses bevatten: -
de Prisma-modellenfamilie voor het maken van de prognoses kerngegevens MKB. Daarnaast levert dit model ook noodzakelijke input voor de prognoses van de modellen die hierna genoemd worden.
-
de Famos-module voor het maken van de prognoses omtrent financie-
-
Brunet voor het maken van prognoses van de inkomens van onderne-
ringsgegevens. mers. Naast het maken van deze prognoses kunnen deze modellen ook gebruikt worden voor beleids- en onzekerheidsanalyses.
3.3
Projecten eerste tranche
3 . 3 . 1 A c tua l is e r in g da ta se ts Historische reeksen kerncijfers MKB (D0901) In het kader van het project historische kerngegevens MKB beschikken we thans voor 20 bedrijfsgroepen over tijdreeksen 1993 -2006 gemaakt voor de diverse posten uit de exploitatierekening, de werkgelegenheid en het aantal ondernemingen, en de investeringen. Indien van toepassing worden ontwikkelingen steeds in een volume- en een prijscompenent gesplitst. Dit is gedaan door de resultaten uit met name ‘resultatenrekeningen MKBsectoren’ (die grootteklassen onderscheiden) te koppelen aan de Nationale Rekeningen. Deze dataset worden voor onderzoeksdoeleinden gebruikt (o.a. modelbouw); verder worden op basis van deze data ontwikkelingen zoals voorspeld met PRISMA-MKB, in historisch perspectief geplaatst, waardoor de interpretatie van modeluitkomsten verbetert. We stellen voor de dataset uit te breiden met statistiekjaar 2007. Contactpersoon Ton Kwaak Prognoses kerngegevens MKB (D0902) In het voorjaar verschijnt het Centraal Economisch Plan (CEP)van het CPB. In het CEP wordt de verwachte ontwikkeling geschetst van de Nederlandse economie in de jaren 2008, 2009 en 2010. Voor beleidsvormers is het van belang te weten hoe deze ontwikkeling zich vertaalt naar de ontwikkelingen van sectoren en de ontwikkeling van kleine, middelgrote en grote bedrijven. Per sector worden prognoses gemaakt van onder andere de omzet, toegevoegde waarde, winst, werkgelegenheid, zelfstandigen en investeringen. Sinds 2004 wordt door het CPB geen sectorprognose meer gegeven. Hiermee is het maatschappelijk belang van de EIM-sectorprognoses sterk toegenomen. In toenemende mate maken maatschappelijke organisaties en instellingen gebruik van de prognoses.
10
De sectorprognoses worden gerapporteerd in Kleinschalig Ondernemen 2009 en in Ondernemen in Sectoren 2009. Tevens zijn de hoofdlijnen van beide rapporten toegankelijk via de website www.ondernemerschap.nl in de rubriek ‘prognoses’. Onderdeel van deze rubriek van de website is de uitgebreide database ‘Prognose kerngegevens MKB’. Deze database bevat exploitatie- en werkgelegenheidsgegevens van een groot aantal (MKB-)sectoren, die tezamen de Nederlandse economie vormen. Deze database verschijnt in april op de website en wordt september en december geactualiseerd, op basis van de meest actuele macro-economische inzichten. Dit project wordt gecofinancierd door MKB-Nederland. Contactpersoon Klaas Bangma Kerncijfers Europese definitie MKB (D0903) In vrijwel alle nationale statistieken wordt de grens van 100 werknemers (wn) als afbakening van het midden- en kleinbedrijf (MKB) gehanteerd. Ook in onze datasets, die van bestaande statistieken zijn afgeleid, wordt de 100 wn-grens gebruikt. Deze afbakening heeft in de datasets haar langste tijd gehad. De Europese grens, die voor MKB gehanteerd wordt, is 250 wn. Dat houdt voor het CBS in dat voor de dataleveringen aan Eurostat deze grens al gehanteerd wordt. In toenemende mate worden er vergelijkingen gemaakt tussen het Nederlandse MKB en dat van andere EU-landen, waarbij deze grens gehanteerd wordt. Op een bepaald moment zullen de nationale statistieken overgaan van 100 naar 250 wn als MKB-grens, maar dit moment is nog niet bekend. Wanneer dat gebeurt, zullen onze datasets ook de 250 wn MKB-grens moeten hanteren. Om een voorschot te nemen op die ontwikkeling en om in te spelen op de Europese afspraken is een aparte dataset ontwikkeld voor een aantal kernvariabelen, waarin de 250 wn MKB-grens wordt gehanteerd. Op deze wijze doen we ervaring op met het maken van MKB-cijfers vanuit de 250 wn MKBdefinitie. Contactpersoon Kees Bakker Regionale kerncijfers MKB (D0904) De dataset ‘regionale kerndata MKB’ geeft een beschrijving van de structuur van het provinciale bedrijfsleven, onderverdeeld naar 20 bedrijfstakken en 3 grootteklassen. Toevoeging van de dimensie ‘grootteklasse’ maakt de dataset uniek in Nederland. Afgelopen jaar is deze dataset geactualiseerd tot en met statistiekjaar 2005. Voorgesteld wordt, op basis van nieuw beschikbaar CBS-materiaal deze dataset up-to-date te maken (toevoegen statistiekjaar 2006). Hierbij is – door het wegvallen van een CBS-bron - ten opzichte van eerdere jaren een aanpassing van methodiek nodig. Contactpersoon Ton Kwaak Resultatenrekeningen MKB-sectoren (D0905) Resultatenrekeningen MKB-sectoren is een database met daarin uitvoerige, onderling samenhangende gegevens over de omvang en structuur van het bedrijfsleven. Het gaat om 108 bedrijfsgroepen, die voor wat betreft het particulier bedrijfsleven zijn onderverdeeld in klein-, midden- en grootbedrijf. Het aantal variabelen bedraagt meer dan 60, onderverdeeld in de vol-
11
gende rubrieken: (1) macro-economische resultatenrekening, (2) bedrijfseconomische resultatenrekening, (3) energierekening, (4) werkgelegenheid. De samenhang bestaat daarin dat alle gegevens afkomstig zijn uit de CBS Productiestatistieken. Hiertoe worden de cijfers uit deze statistiek consistent en volledig gemaakt naar alle dimensies (variabelen, sector, grootteklasse, jaren), door transformaties van het bronmateriaal en aanvullende ramingen voor ontbrekende cellen. Dit maakt de dataset uniek ten opzichte van de onderliggende bronnen. Naast het feit dat de dataset structuurinformatie biedt op een lager aggregatieniveau dan de Korte termijn ramingen kerncijfers MKB, vormt de dataset de belangrijkste input voor de onderverdeling naar kleinbedrijf, middenbedrijf en grootbedrijf van de dataset Historische reeksen kerncijfers MKB, die op haar beurt de basis vormt voor de korte termijn ramingen. Contactpersoon Sjaak Vollebregt Financiering MKB (D0906) Elk jaar worden ten behoeve van de publicatie Kleinschalig Ondernemen ramingen gemaakt van de financieringsstructuur van het MKB ten opzichte van het grootbedrijf. Deze worden gemaakt met het financieringsmodel FAMOS. De ramingen worden geijkt op het meest recente jaar waarvoor de financieringsgegevens (Statistiek Financiën Ondernemingen, SFO) beschikbaar zijn. Het huidige basisjaar is 2004. De indeling in sectoren en grootteklassen in FAMOS sluit aan op die van PRISMA-K, het bedrijfstakkenmodel van EIM dat de macro-economische ontwikkeling voor de korte termijn beschrijft. De belangrijkste output van het FAMOS is een financieringsdataset die jaarlijks wordt ontsloten via de website. Deze dataset omvat de financieringsstructuur (verdeling activa-passiva) en een aantal financiële kengetallen (current-ratio, solvabiliteit etc.) naar sector en grootteklasse. Er is regelmatig vraag naar gegevens uit deze dataset, zowel in het kader van de Quick Service-faciliteit als eigen gebruik door derden. Het doel van dit project is actualisering van de financieringsdataset. Dit behelst: − het updaten van het basisjaar (één jaar ophogen) − het maken van nieuwe kortetermijn ramingen (actualisering en prognose) in het kader van Kleinschalig Ondernemen. Contactpersoon Mickey Folkeringa Actieve ondernemingen en vestigingen (D0907) De dataset Actieve Ondernemingen en Vestigingen bevat informatie op 4/5digit niveau over het aantal bedrijven en vestigingen van bedrijven in het naar bedrijfsgroepen en werknemersgrootteklassen verbijzonderde bedrijfsleven van Nederland. Via een dataverrijkinggsprogramma worden voor beide datasets de door CBS afgeronde aantallen onthuld. Voor de Actieve Ondernemingen wordt daarnaast ook de grootteklasse >100 uitgesplitst. Deze informatie wordt jaarlijks actueel gehouden door het verwerken van nieuwe inzichten bij CBS en uitbreiding met nieuwe waarnemingsjaren. Doel van het project: Het actualiseren van de reeksen Actieve Ondernemingen en Vestigingen 1993 – 2008 resp. 2000-2008 met het statistiekjaar 2009 Contactpersoon Sita Tan
12
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid (D0908) Het doel van het project is het actualiseren van bestaande tijdreeksen op het gebied van bedrijvendynamiek (geboorte en opheffing van bedrijven) en bedrijfstypen (zoals snelle groeiers) en het actualiseren en aanvullen van een database met individuele bedrijfsgegevens. Niet alleen door EIMonderzoekers, maar ook door beleidsmakers blijkt intensief gebruik gemaakt te worden van gegevens over ondernemingendynamiek en bedrijfsprestaties bij hun beleidsvorming en het schrijven van nota’s. De tijdreeksen op het gebied van ondernemingendynamiek blijken voor beleidsmakers belangrijk te zijn om onder andere het startersbeleid te kunnen monitoren. De gegevens en onderzoek op het gebied van bedrijfstypen heeft onder andere geleid tot ontwikkelen van specifiek beleid gericht op het vergroten van het aantal snel groeiende bedrijven in Nederland. De praktijk heeft uitgewezen dat de gegevens ook bruikbaar zijn voor beleidsmakers bij gemeenten. Zij kunnen de gegevens op nationaal niveau als een benchmark voor hun gemeente gebruiken. In 2009 zal de methodiek moeten worden aangepast wegens het verdwijnen van de ERBO enquete en het niet meer leveren van de mutatiebalansen door de KvK. Enig voorbehoud m.b.t. het programmeren van dit project is derhalve gerechtvaardigd. Contactpersoon Klaas Bangma Regionale bedrijvendynamiek (D0909) In het project ‘regionale bedrijvendynamiek’ zijn voor 1987 -2005 o.b.v. KvK cijfers data verzameld over de regionale bedrijvendynamiek: oprichten en opheffingen, en migratie van bedrijven, en de ontwikkeling van het aantal bedrijven. De data worden gebruikt in verschillende kennisopbouw projecten. We willen deze reeks actualiseren tot en met statistiekjaar 2007. Ook hier is sprake van een voorbehoud m.b.t. de uitvoering, gezien de bovengenoemde wijzigingen van de statistieken van de KvK. Contactpersoon Ton Kwaak Inkomens van ondernemers (D0910) Het doel van dit project is drieledig: − het produceren van ramingen 2007-2010 met BRUNET en het toevoegen hiervan aan de Inkomens dataset − het actualiseren van de Inkomens dataset met het statistiekjaar 2007 − het actualiseren van de Inkomensmonitor met het statistiekjaar 2007 BRUNET ramingen Op basis van BLISS Inkomens data 2006 (het ‘basisjaar’) worden ramingen 2007-2010 gemaakt van het bruto-netto traject van zelfstandige ondernemers t.b.v. de voorjaarsramingen van Kleinschalig Ondernemen. Deze ramingen zullen ook toegevoegd worden aan de dataset. Daarnaast wordt BRUNET gebruikt om de inkomenseffecten van veranderingen in wet- en regelgeving door te rekenen. Inkomens De datasets BLISS Inkomens Directeuren-grootaandeelhouders (DGA's) en zelfstandigen (ZLF) bevatten gegevens over inkomens directeurengrootaandeelhouders (gedesaggregeerd naar inkomensbestanddeel en inkomensdeciel) en van zelfstandigen (gedesaggregeerd naar inkomensbestanddeel en inkomenspercentiel). De datasets geven inzicht in de bruto en
13
netto inkomens van dga's en zelfstandigen en dienen met name als input voor het BRUNET model (zie boven). In 2009 dienen de datasets geactualiseerd te worden met statistiekjaar 2007. Inkomensmonitor De Inkomensmonitor is een aanvulling op BLISS Inkomens, die vorig jaar voor het eerst opgezet is. Deze dataset zal bestaan uit hoofd inkomensbestanddelen uitgesplitst naar persoonskenmerken. De Inkomensmonitor bouwt voort op een rapport uit 2007 over de inkomenspositie- en inkomensontwikkeling van ondernemers, waarin de inkomensgegevens over het statistiekjaar 1990-2004 worden gepresenteerd. Door koepel- en brancheorganisaties, overheden en door de pers, is veel belangstelling getoond voor de uitkomsten van dit rapport. (Zie bijvoorbeeld het artikel ‘Zelfstandige gaat betere tijd tegemoet' in het blad Ondernemen!, oktober 2006.) De inkomensmonitor zal behalve via een minirapportage ook als dataset worden ontsloten op het inter-/intranet. Hiervoor worden de mogelijkheden voor coproductie met CBS onderzocht. Contactpersoon Sita Tan Internationale benchmark ondernemerschap (D0911) Ondernemerschap is één van de speerpunten van EZ-beleid. Een belangrijk aspect daarbij is het bewaken en bevorderen van de concurrentiekracht van Nederland op de internationale markt. Om beleid te kunnen ontwikkelen en te voeren is het nodig om de Nederlandse situatie periodiek in internationaal perspectief te plaatsen. Centraal hierbij staan de aspecten ‘ondernemerschap’, ‘bedrijvendynamiek’ en ‘snelgroeiende bedrijven’. In deze offerte wordt een onderzoek gepresenteerd waarbij Nederland, net als in de voorgaande jaren, wordt vergeleken met 10 andere landen. Deze benchmarklanden zijn: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, het VK, de VS en Japan. In 1996 en 1999 zijn vergelijkbare onderzoeken in het kader van de toen bestaande beleidsruimte gefinancierd en in 2001 en 2003 vanuit de markt (EZ). Het project omvat, naast het data ’deel’ waar deze globale offerte betrekking op heeft, een in het kader van de publieksrapportages uit te brengen rapport. Contactpersoon Niek Timmermans Ondernemers internationaal (COMPENDIA) Dit reguliere dataproject wordt voor 2009 niet ingediend, aangezien pas in 2010 nieuw datamateriaal te verwachten is. We slaan derhalve een jaar over. Contactpersoon André van Stel Nieuw ondernemerschap internationaal (GEM) (D0912) Tien jaar geleden heeft een internationale research groep, onder leiding van prof. Paul Reynolds van Babson College en de London Business School, het initiatief genomen voor een zogenaamde Global Entrepreneurship Monitor (GEM). Hoofddoel is met vooraanstaande onderzoekers op het terrein van ondernemerschap internationaal vergelijkbare data over ondernemerschap in een groot aantal landen te verzamelen, te vergelijken en te analyseren, alsmede op basis van deze data het effect van “entrepreneurial activity” op economische groei te onderzoeken. Inmiddels doen hieraan 38 landen mee. Het is de bedoeling het
14
aantal deelnemende landen geleidelijk uit te breiden tot circa 50. Sinds 2001 participeert EIM, als partner voor Nederland, in het GEM-project. De voornaamste doelen van het project zijn:
− Jaarlijks unieke gegevens verzamelen over de mate van “(nascent) entrepreneurial activity” en de “entrepreneurial framework conditions” in Nederland. − Toegang krijgen tot een grote, internationale databank met soortgelijke gegevens voor alle deelnemende landen, zowel ten behoeve van benchmarking als van modelbouw. − Rapporteren over de ontwikkeling van het ondernemerschap in Nederland, in internationaal perspectief, en over de achtergronden van deze ontwikkeling. Contactpersoon Jolanda Hessels MKB-Beleidspanel (D0913) Het MKB Beleidspanel is begin 1999 van start gegaan. De aanleiding destijds was een behoefte aan kennis over de impact van het overheidsbeleid op het MKB. Wat is de kennis en houding van de ondernemers ten aanzien van het gevoerde overheidsbeleid en hoe wordt hier door ondernemers in hun bedrijfsvoering mee omgegaan? Het huidige doel van het MKB Beleidspanel is drieledig: − Het meten van ontwikkelingen in de tijd ten aanzien van het gedrag, de meningen en prestaties van MKB-ondernemingen − Cumulatie van kennis over het MKB in al zijn facetten − Optimale ontsluiting van data voor externen. In 2007 is voor het eerst gewerkt met vragensets van externe instanties (waaronder het WODC en de RaboBank). Dit project wordt gecofinancierd door MKB-Nederland. Contactpersoon Pim van der Valk Starters en jonge bedrijven (D0914) Gedurende lange tijd worden binnen het programmaonderzoek cohorten starters en jonge bedrijven gevolgd. Het in de tijd volgen van deze groepen bedrijven levert waardevolle informatie op, onder meer over de ontwikkeling van nieuwe en jonge bedrijven, de hierbij ervaren problemen en de factoren die overleving en bedrijfsgroei beïnvloeden. Inmiddels is op deze wijze een unieke longitudinale database opgebouwd met informatie over (de ontwikkeling) van startende en jonge bedrijven in Nederland. Diverse cohorten (een cohort bestaat uit bedrijven die in hetzelfde jaar gestart zijn) met verschillende startjaren worden gevolgd. Dit maakt het mogelijk om vergelijkingen te maken met uitkomsten van metingen tussen de verschillende cohorten. Zo kunnen we zien of en in hoeverre de ene lichting bedrijven zich onderscheidt van een andere lichting. Door met duizend starters een panel op te zetten is dit cohort zo’n 5 jaar te volgen. De uitkomsten kunnen gebruikt worden voor vergelijkingen met starters in andere economische omstandigheden. Centraal in de eerste meting staat de beleving van de marktomstandigheden door de starters. De cohorten 1998/2000 en 2003 worden stopgezet, aangezien de overblijvende aantallen jonge bedrijven te gering zijn om betrouwbare uitkomsten uit af te leiden.
15
In een (mini)rapportage worden de eerste ervaringen, startmotieven, marktomstandigheden vergeleken met die van de starters uit 1998/2000 en 2003. Dit gedeelte van het project valt onder 'kennisoverdracht'. Contactpersoon Dick Snel Determinanten bedrijfsprestaties MKB (D0915) De meeste datasets die worden verzameld in het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap kijken naar de prestaties van MKB-bedrijven an sich. Met de dataset Determinanten van Bedrijfsprestaties verzamelen we op systematische wijze informatie over verschillende aspecten van de bedrijfsvoering van MKB-bedrijven: ondernemerschap, innovatie, marketing, HRM en perceptie van concurrentie. Deze dataset beoogt om beleidsmakers, ondernemers en adviseurs actuele inzichten te geven in factoren die ten grondslag liggen aan vele vormen van dynamiek in het MKB. De dataset Determinanten van Bedrijfsprestaties is ook in 2006, 2007 en 2008 al verzameld; instrument hiervoor is een telefonische enquête onder circa 2500 ondernemers die samen een representatieve steekproef vormen voor het MKB. In dit project maken we een update van de dataset door de telefonische enquête te herhalen en op onderdelen aan te passen. Het project gebeurt met cofinanciering door de Nederlandse Mededingings Autoriteit. Contactpersoon Jeroen de Jong Kerncijfers MKB op de website (D0916) Uit de praktijk is gebleken dat veel mensen op zoek zijn naar een beperkt aantal cijfers over een bepaald thema of naar enkele basisgegevens over het MKB of een sector daaruit. Nu kunnen zij hiervoor de zoekfunctie gebruiken, bij de rapporten kijken of de datasets raadplegen. Dit is echter niet de snelste en effectiefste manier. Daarom is er op de website een aparte sectie met een toegankelijke ontsluiting van diverse informatie over het MKB uit de datasets. Via de sectie van de website Kerncijfers is het de bedoeling gebruikers te bedienen die een beperkt aantal cijfers of feiten in het kennisdomein ‘MKB en Ondernemerschap’ zoeken. Doel van dit project is ervoor te zorgen dat de ontsluiting via de kennissite verder verbeterd en de gegevens geactualiseerd worden. Met andere worden dat het aantal bezoekers wordt vergroot en de gemiddelde bezoekduur wordt verlengd. We willen dit bereiken door: een eenduidige, logische en veelvuldig toegepaste zoekstructuur via onderwerpen/thema’s - als aanvulling op de huidige datasets en rapporten - te geven; het aanbieden van de gezochte cijfers en feiten in de vorm van standaardtabellen; service te bieden via doorverwijzing naar gerelateerde onderwerpen en (recente) rapporten. Contactpersoon Dick Snel Aanschaf secundaire data (D0917) Aanschaf van de secundaire data benodigd volgens het Programmaonderzoek en de uitvoering van het logistieke proces rondom de verschillende databronnen en de diverse leveranciers. Ten behoeve van het programma worden centraal een aantal databronnen bij diverse leveranciers aangeschaft. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan bestellingen bij het
16
Centraal Bureau voor de Statistiek, Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken, Bureau van Dijk, OECD. De databronnen vormen de directe inputs voor de diverse datasets. Centrale aanschaf heeft voordelen, onder andere in de kostensfeer, opslag, expertise en de kwaliteitsbewaking. De kosten van secundaire databronnen, die voor meer dan één dataset worden gebruikt, worden uit dit project gefinancierd. Wijzigingen van de statistieken van de KvK (ERBO enquete en Mutatiebalansen) zullen in 2009 een gewijzigde invulling van dit project to.v. voorgaande jaren veroorzaken. Contactpersoon Sjaak Vollebregt Fusies en overnames (D0918) Het EIM heeft in het kader van diverse projecten tijdreeksen opgebouwd op het gebied van bedrijvendynamiek en bedrijfstypen. Deze tijdreeksen hebben onder andere betrekking op het aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven en het aantal opheffingen van bestaande bedrijven. Aanvullend hierop geeft inzicht in fusies en overnames een verdieping van de ze dynamiekcijfers. Deze verdieping is tot stand gebracht in het databestand fusies en overnames 1998-2007. De maatschappelijke relevantie ligt in de toenemende (beleidsmatige) belangstelling voor het met name onderwerp ‘overnames’. Zo staan er fiscale maatregelen op stapel om overnames eenvoudiger te maken. Binnen EIM wordt al onderzoek naar gedaan naar overdrachten van bedrijven van oudere ondernemers. Contactpersoon: Jan van der Weele Demografische aspecten van ondernemers (D0919) In 2008 is een dataset ontwikkeld, die de demografische aspecten van (Nederlandse) ondernemers in kaart brengt, zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, etniciteit, voorzover mogelijk met een verdeling naar sector en regio. Hierbij is aangesloten bij de aantallen, zoals vermeld in de ‘reeksen kerncijfers MKB’ en is er naar gestreefd de demografische cijfers als reeksen te presenteren. De dataset is ontsloten op de kennissite. Voorgesteld wordt deze dataset in 2009 te actualiseren. Contactpersoon Sjaak Vollebregt Investeringen MKB (D0920) In 2004 is de investeringsrekening opgezet voor de jaren 2000, 2001 en 2002. Daarin zitten investeringsgegevens, onder andere onderscheiden naar gebruik en eigendom en naar bedrijfsgroepen en grootteklasse. In 2005 is de investeringsrekening uitgebreid met gegevens over 2003. Latere jaren kwamen via statline niet of onvoldoende beschikbaar. Vervolgens is in 2008 de datavergaring gestart via de On Site faciliteit van het CBS. Daarmee konden de data direct uit de primaire CBS bestanden onttrokken worden. De statistiekjaren 2003 (controlejaar), 2004 en 2005 zijn voor zoveel mogelijk bedrijfsgroepen en grootteklassen afgeleid. In 2009 willen wij in ieder geval het statistiekjaar 2006 toevoegen (eventueel, indien de data beschikbaar komen, ook het statistiekjaar 2007) Contactpersoon: Pieter Fris
3 . 3 . 2 N i eu w e da ta se ts Export van het MKB (D0921)
17
In 2006 en 2007 heeft EIM in opdracht van EZ-BEB de exportindex MKB ontwikkeld. In deze publicatie werd aandacht geschonken aan het aantal exporteurs en de exportomvang naar grootteklasse en het theoretisch exportpotentieel. In de publicatie van 2007 is eveneens gekeken naar het fenomeen van de indirecte export. Het Ministerie van Economische Zaken ziet graag binnen het Programma een jaarlijks project. Het project behelst 3 delen: 1. continuering exportindex MKB 2. indirecte export 3. ontwikkelen maatstaf exportpotentieel ad 1. EZ zou graag zien dat het in kaart brengen van de export naar grootteklassen MKB jaarlijks wordt voortgezet binnen het programma. Er moet wel een dataknelpunt worden opgelost. Bij de vaststelling van de exportindex kunnen we geen gebruik meer maken van ERBO. We zullen nagaan in hoeverre de opvolger ‘Coen’ van het CBS bruikbaar is. Daarnaast is het CBS bezig met een traject waarbij de export op bedrijfsniveau wordt vastgesteld op basis van gegevens omzetbelasting. Hierover zijn nauwe contacten met het CBS. ad 2. Daarnaast zou de indirecte export meer aandacht moeten krijgen. Het blijkt dat in de industrie en de landbouw veel (kleinschalige) producenten niet zelf exporteren, maar gebruik maken van agenten en (gespecialiseerde) handelshuizen. De export verloopt vooral via de groothandel. De indirecte export zou jaarlijks gekwantificeerd moeten worden: komend jaar voor de periode 2000-2008. In het project van 2009 wordt nader ingezoomd op de indirecte export. In hoeverre vormt indirecte export een opstap voor exportstarters. Waarom kiezen bedrijven voor deze vorm? Bij dit deel willen we het Nederlands Verbond van de Groothandel betrekken. ad 3. In 2009 wordt tevens voorgesteld het exportpotentieel vanuit een theoretisch concept in te vullen, waarbij het mogelijk wordt dit kengetal beleidsmatig te gebruiken. Het theoretisch exportpotentieel zoals gehanteerd bij de exportthermometer heeft te veel beperkingen, zodat dit begrip beleidsmatig niet als monitoringsinstrument te gebruiken is. Dit project wordt gecofinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Contactpersoon: Wim Verhoeven Kengetallen ondernemerschap (D0922) In dit project worden belangrijke kengetallen over ondernemerschap bij elkaar gebracht. De meeste variabelen worden in andere projecten gemaakt. Voor zover gegevens beschikbaar zijn worden de kengetallen in een internationaal perspectief geplaatst. De kengetallen worden prominent op de Programmasite geplaatst. De variabelen betreffen: − de total entrepreneurial activity (TEA), met opsplitsing naar “nascent entrepreneurship rate” en “young business entrepreneurship rate”); − ondernemersquote;
−
aantal technostarters (jonge bedrijven met r&d gerelateerde omzet tot 5 jaar oud);
− −
aantal starters in technobranches (tot 1 jaar oud); aandeel technostarters (als % van totaal aantal bedrijven) obv omzet en werkgelegenheid;
− de totale door technostarters gerealiseerde omzet;
18
− overlevingskansen van starters (onder voorbehoud1); − het aantal faillissementen; − het aantal bedrijfsoverdrachten (onder voorbehoud1);
−
aantal snelle groeiers (op basis, werkgelegenheid, omzet en EIM-index);
− aandeel van snelle groeiers in de technobranches op basis van de omzet; − aandeel snelle groeiers (als % van het totale aantal bedrijven) op basis van de werkgelegenheidsgroei, omzet en EIM-index; − gemiddelde procentuele groei van de omzet bij snelle groeiers; − gemiddelde procentuele groei van de werkgelegenheid bij snelle groeiers; − aandeel van snelle groeiers in de technobranches op basis van de werkgelegenheid. Speciaal ten behoeve van het jaarverslag van EZ worden voor enkele variabelen (o.a. ondernemersquote en omzet technostarters) op nationaal niveau voorlopige schattingen gemaakt. Cofinancier onder voorbehoud: Ministerie van Economische Zaken Contactpersoon: Wim Verhoeven
3 . 3 . 3 I nf ra s tr uc tuu r, inv es te ri n ge n en on ts l u it in g da ta s ets Beheer en onderhoud datasystemen (D0924) Binnen de datasystemen zijn de afgelopen jaren verschillende subsystemen voor dataverwerking ontwikkeld, zoals Actieve ondernemingen en vestigingen, Prognoses kerngegevens MKB, Inkomens en andere. Deze (sub)systemen, het gaat hier om vaak complexe verwerkingsprogrammatuur en (relationele) databases, dienen voor de periodieke productie zowel technisch als functioneel goed te blijven werken. Wat betreft technische aspecten spelen de netwerkomgeving, de file- en databaseserver en de gebruikte software een belangrijke rol. De kosten van de benodigde licenties worden uit dit project gefinancierd. Wat betreft de inhoud zijn er jaarlijks kleine veranderingen die zich kunnen aandienen. In 2009 wordt geinvesteerd in het vergroten van de gebruikersvriendelijkheid van de toegang tot de dataappicaties. Contactpersoon Pierre Verhees Clearinghouse MKB Data (D0925) Binnen het deelprogramma Informatiesystemen worden jaarlijks in ongeveer 36 aparte projecten 36 datasets geproduceerd, waarvan enkele nieuw datasets. De datasets hebben betrekking op verschillende economische aspecten van het MKB. In het kader van de documentatie en het gebruik van deze datasets is centraal beheer van groot belang. In de afgelopen jaren is daartoe het Clearinghouse MKB Data opgezet. Het Clearinghouse MKB Data is een organisatievorm, waarbij de logistiek van de dataprocessen (verzamelen, opslaan, bewerken en ontsluiten van gegevens) centraal wordt gemanaged. Het bevorderen van het gebruik van de data is de hoofddoelstelling van het Clearinghouse. Ook voor 2009 wordt voorgesteld het Clearinghouse
te continueren . Contactpersoon Steven Meppelink
1
De Kamer van Koophandel hebben aangegeven geen maatwerk meer te kunnen leveren. Het is nu nog onduidelijk of dit gegeven volgend jaar beschikbaar is.
19
Ontsluiting datasets (D0926) In 2009 worden er binnen het deelprogramma informatiesystemen diverse datasets geactualiseerd, zoals Actieve ondernemingen en vestigingen, Resultatenrekening MKB sectoren, bedrijvendynamiek, e.d. Actualisatie betekent meestal dat aan de bestaande jaren een recenter jaar wordt toegevoegd. Alle geactualiseerde datasets worden elk jaar zoveel mogelijk ontsloten. Bij de ontsluiting staat de kennissite (www.ondernemerschap.nl) centraal. De laatste jaren is zeer veel datamateriaal via dit kanaal ontsloten. Eind 2009 zal er sprake zijn van een nieuwe Sbi-codering; dit kan betekenen dat een aantal datasets zal worden geupdated conform de nieuwe indeling. Behalve aanpassingen in de feitelijke data betekent dit ook dat de ‘metadata’ en de ’toelichtingen’ aanpassing behoeven. Contactpersoon Steven Meppelink Onderhoud en uitbouw thesaurus (D0927) De Thesaurus is een zoekinstrument dat gebruikers de mogelijkheid biedt met hulp van trefwoorden datasets en kerncijfers op de kennissite te kunnen vinden. In het najaar van 2008 is een review gehouden op het gebruik, waarbij zowel de ‘externe bereikbaarheid’ als het ‘interne functioneren’ van deze applicatie is geanalyseerd. Uitkomst was dat de thesaurus via zoekmachines zoals Google op relevante termen goed scoort, daarnaast is het aantal visits redelijk hoog, zeker gezien het feit dat de thesaurus in 2008 in produktie is gegaan. Bij de analyse van het zoekgedrag binnen de applicatie (N.B: mbv. een ’logging-module’ worden alle acties van gebruikers geregisteerd) bleek echter dat de wijze waarop gebruikers binnen de applicatie zoeken vaak ‘verschilt’ met de manier waarop het userinterface werkt. Door het userinterface te verbeteren is de verwachting dat de gebruikersinput beter herkend wordt waardoor er uiteindelijk meer en betere datasetverwijzingen zullen zijn. Concreet houdt dit in dat het mogelijk wordt input, waarbij de schrijfwijze enigszins afwijkt van een gangbare term, toch als zodanig te herkenen.. Ten slotte blijft het van belang de gebruikersperceptie over de applicatie te weten: een bondige enquete binnen de applicatie kan hiertoe bijdragen. Naast de uitbouw-activiteiten komt ook het reguliere werk aan bod: onderhoud van het idioom en de review van het systeem. Het idioom krijgt een uitbreiding met trefwoorden op sector-, grootteklasse- en geografisch nivo. Een optie hierbij is de sector-indeling direct aan te laten sluiten op de indeling die de dataset-applicatie op de kennissite heeft. De review biedt inzicht in welke mate de wijzigingen tot betere resultaten hebben geleid. Contactpersoon Steven Meppelink Post-mortem analyse prognoses MKB (D0928) In 2006 is voor het eerst een analyse van de voorspelkwaliteit van de korte termijn prognoses gemaakt; de huidige reeks betref statistiekjaar 2003 2005. De bedoeling is deze analyse uit te breiden met statistiekjaar 2006. In het project maken we een vergelijking met de prognoses voor 2006 (die uit 2005 en die uit 2006 zelf) met de realisaties. Tevens kan – door vergelijking met eerdere analyses – de ontwikkeling van de voorspelkwaliteit gemonitored worden. Hieraan worden indicaties voor de verdere verbetering van de voorspelkwaliteit ontleend.
20
Contactpersoon Ton Kwaak Voorstudie alternatieve bronnen KvK (D0929) Diverse projecten binnen het Programma MKB en Ondernemerschap maken gebruik van data van de Kamer van Koophandel:1. ERBO en de 2. Mutatiebalans van het Handelsregister. Beide datasets zijn in hun huidige vorm opgehouden te bestaan. Ad 1: Gebruik COEN (ERBO nieuwe stijl) ERBO is opgegaan in de nieuwe conjunctuurmeting Conjunctuurenquête Nederland (COEN) van het CBS. COEN kent een aantal belangrijke verschillen met de jaarlijkse ERBO-enquête die de KvK voorheen hield. Zo is het onderzoek op kwartaalbasis en niet op jaarbasis. Ook bevat het in eerste instantie geen kwantitatieve gegevens over omzet, uitvoer en dergelijke. terwijl bovendien alleen nog bedrijven vanaf 5 werkzame personen worden ondervraagd (was vanaf 2 werkzame personen) bij een veel kleinere steekproef. Hier staat tegenover dat het aantal kwalitatieve vragen wordt uitgebreid. De kwantitatieve gegevens werden gebruikt in ondermeer Kleinschalig Ondernemen, Ondernemen in de regio, Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid en de Exportindex MKB. In deze haalbaarheidsstudie kijken we wat nog precies verkrijgbaar is (detaillering sectoren/regio’s/grootteklassen) en of op basis van gegevens uit het verleden de kwalitatieve uitkomsten te vertalen zijn naar kwantitatieve schattingen. Hiervoor is nauw overleg met het CBS nodig. Ad 2: Gebruik Mutaties in het Handelsregister Met de fusie van de regionale Kamers en de opzet van het Nieuwe Handelsregister heeft de Kamer besloten om tot een andere wijze van registreren over te gaan. Standaardgegevens die ook intern worden gebruikt, komen nog wel normaal beschikbaar, maar maatwerk, zoals gegevens betreffende grootteklassen van starters en opheffingen, aantal overnemingen/overdrachten/fusies, overleving van starters e.d. is vooralsnog niet meer mogelijk. Toch is juist deze informatie van groot belang voor het Ondernemerschapsbeleid van EZ. EIM gebruikt deze informatie over de studies Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid, Meting prestaties van technostarters, Internationale Benchmark Ondernemerschap, Regionale Bedrijvendynamiek, Monitor nieuw Ondernemerschap en allerlei studies die in het kader van kennisopbouw weer gebruik maken van deze databases. Voor dit onderzoek is nader overleg met de Kamer van Koophandel nodig om alternatieven goed te kunnen beoordelen. Contactpersoon: Wim Verhoeven Haalbaarheidsstudie Uitgaande buitenlandse investeringen (D0930) In het kader van de globalisering zijn steeds meer bedrijven internationaal actief. Dit kan via export en import, maar ook door het hebben/overnemen/openen van/deelnemen in buitenlandse vestigingen. Hierover is echter nog weinig bekend. Het CBS beschikt niet over deze gegevens, maar denken er wel over na. De DNB verzamelt deze gegevens wel, maar kan de investeringen niet toewijzen aan bedrijven. EIM stelt voor te kijken in hoeverre de commerciële database REACH hierover informatie bevat. We kunnen in elk geval per sector en grootteklasse tellen hoeveel ondernemingen buitenlandse vestigingen/deelnemingen > 50% hebben en in welke landen dat is. Vervolgens zouden we in Amadeus, een commerciële database van Europese (mid-
21
del)grote bedrijven, kunnen kijken of de buitenlandse vestigingen in Europa daar zijn terug te vinden. Daarnaast willen we onder het Beleidspanel MKB een peiling houden. Bij het onderzoek houden we nauw contact met het CBS. Contactpersoon: Wim Verhoeven
3 . 3 . 4 M od e l l en PRISMA, onderhoud en uitbouw (D0931) De modellen PRISMA-K, PRISMA-M, PRISMA-R en PRISMA-MKB worden intensief gebruikt binnen het Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap ten behoeve van publieksrapportages. Input voor de modellen komt uit twee bronnen: datasets (historische kerngegevens MKB) en kennisopbouw (diverse projecten). Regelmatig onderhoud is nodig om de modellen actueel te houden, én om de kwaliteit en de doelmatigheid van het ramingsproces verder te verbeteren. Doel van het project is de modellen up-to-date te houden ten behoeve van kwalitatief optimale én efficiënt uitgevoerde ramingen. Contactpersoon Ton Kwaak BRUNET, onderhoud (D0932) BRUNET is hét instrument voor het maken van actuele ‘inkomensplaatjes’ voor zelfstandigen en DGA’s, en het analyseren van de effect van diverse maatregelen in de fiscale sfeer op de inkomens van zelfstandigen en DGA’s. De aan het model ten grondslag liggende database met gegevens voor het basisjaar moet geüpdate worden in het licht van nieuw beschikbaar gekomen statistisch materiaal (uit project ‘Inkomens van ondernemers’) . Verder moeten de modelparameters worden aangepast in het licht van nieuwe regelgeving. Tevens wordt een post-mortem analyse uitgevoerd, waarbij de ramingen en de realisaties met elkaar worden vergeleken; dit kan immers aanleiding zijn tot verdere modelverbetering. Het resultaat is een operationeel BRUNET-model t.b.v. prognoses en beleidsanalyses aangaande de inkomens van ondernemers (zelfstandigen en DGA’s) Contactpersoon Ton Kwaak Kwartaalprognoses BBP (D0833) EIM maakt al vele jaren jaarvoorspellingen van de Nederlandse economie, verbijzonderd naar sectoren en grootteklassen. Ontwikkelingen op de zeer korte termijn blijven echter achterwege, terwijl omslagen in de conjunctuur te veel buiten het zicht blijven. Interpretaties van ontwikkelingen in het lopende kwartaal zijn vaak moeilijk te maken. Zet de ontwikkeling door, of zwakt deze juist af, c.q. wordt deze versterkt? Derhalve is het zinvol behalve een kijk te hebben op de ontwikkelingen in de afgelopen kwartalen`(is in 2007 opgestart), ook zicht te hebben op de verwachte ontwikkelingen in de komende kwartalen. Kwartaalvoorspellingen maken het ook beter mogelijk om tijdig conjunctuuromslagen te zien aankomen. De kwaliteit van de voorspellingen in het lopende jaar t.b.v. Kleinschalig Ondernemen wordt hierdoor beter. Beleidsmatig is deze informatie ook zeer relevant. Het idee is om een model te ontwikkelen en toe te passen op basis van enkele leading indicators, waarmee op basis van oordelen en ontwikkelingen in
22
de afgelopen kwartalen een voorspelling van de nabije toekomst wordt gemaakt. Contactpersoon Wim Verhoeven
3 . 3 . 5 C o ö rd i na t i e en k wa l it e its ma na ge m ent Adviesgroep datasets & modellen (D0934) Voor het beleid rond de datasets en modellen is het van grote waarde de mening van externe deskundigen te vernemen en relevante onderwerpen met hen te bediscussiëren. Het doel is dat de Adviesgroep zich een oordeel vormt over verschillende aspecten van het deelprogramma Datasets en modellen en adviseert over de mogelijkheden om deze aspecten te verbeteren en/of de strategische keuzes die ten aanzien van de informatiesystemen gemaakt moeten worden. De Adviesgroep heeft de opdracht om zich een oordeel te vormen over verschillende aspecten van het deelprogramma Informatiesystemen (zie onder) en te adviseren over de mogelijkheden om deze aspecten te verbeteren en/of de strategische keuzes die ten aanzien van de informatiesystemen gemaakt moeten worden. De Adviesgroep bestaat uit Luuk Klomp (EZ), Frans Hoeven (CBS), Hans Stol (Stol Advies), John Sloof (VVK), Wim Boonstra (Rabobank Nederland), Gerrit de Wit (EIM), Pieter Fris (EIM) en Jan van der Linden (EIM). Daarnaast kunnen, afhankelijk van het onderwerp, andere betrokkenen worden uitgenodigd bij een vergadering van de Adviesgroep. Contactpersoon Pieter Fris 3 . 3 . 6 D o or l o pe nd e p ro j ec te n va nu it v or i g ja a r Vanwege de overprogrammering uit het vorige jaar zullen er een aantal projecten uit vorig jaar doorlopen in het huidige jaar. In dit stadium is nog niet volledig te specificeren om welke projecten het hierbij gaat. Naar onze inschatting zullen de volgende projecten gedeeltelijk doorlopen vanuit het vorige jaar: −
Dynamische verklaringen bedrijfsgrootteverdelingen
−
Pilot self employment harmonisations
−
Ondernemers internationaal (Compendia)
−
Regionale kerncijfers MKB
−
Actieve ondernemingen en vestigingen
−
Regionale bedrijvendynamiek
−
Resultatenrekeningen MKB sectoren
−
Inkomens van ondernemers
−
Consistent maken reeksen kerngegevens MKB
−
Internationale benchmark ondernemerschap
−
Organisatie conjunctuurdag
−
Dataset aannemen eerste personeelslid (voorstudie)
−
Vervolg Tijdelijke organisaties
−
Tijdelijke organisaties 2e meting
−
Financieringsmonitor
23
3.4
Vooruitblik tweede tranche Voor de tweede tranche verwachten we nog enkele voorstellen. In de eerste plaats betreft het ideeën uit 2008, waar een voorstudie m.b.t. dataverzamelingen op dit moment nog wordt uitgevoerd. Indien deze voorstudies de dataverzameling adviseren, worden indien mogelijk de volgende projecten voorgesteld in de 2 e tranche: −
Dataset aannemen eerste personeelslid (dataset)
−
Dataset importgegevens
Verder zijn er enkele projectideeën, die wel voortkomen uit de wensenlijst van EZ, MKB Nederland en het CBS, maar waar nog geen zekerheid bestaat voor cofinanciering. Dit betreft: −
Panel Technostarters
−
Panel ZZP’ers
−
Monitoren Innovatie en R&D
Getracht wordt om in de komende maanden (december 2008 en januari 2009) cofinanciering alsnog te realiseren voor deze nieuwe projectideeën.
24
4
Kennisopbouw
4.1
Doelstelling en activiteiten van het deelprogramma Het deelprogramma Kennisopbouw streeft naar de opbouw van vernieuwende inzichten en systematische kennis rond de thema's Oprichtingsdynamiek en MKB-bedrijfsprestaties. Er wordt daarbij ook aandacht gegeven aan internationale en regionale aspecten van deze thema's.
4.2
Programmering volgens visiepaper Op hoofdlijnen biedt het voorgestelde palet van projecten voor de eerste tranche van Kennisopbouw 2009, in combinatie met een aantal vanuit 2008 overlopende projecten, een evenwichtige invulling van de strategische kennisbehoefte zoals gesignaleerd in paragraaf 5 van het visiepaper. Daarbij zullen nagenoeg alle projecten tot stand komen met cofinanciering, met name in coproductie met andere onderzoeksinstellingen. De in het visiepaper onderscheiden hoofdthema's, te weten Oprichtingsdynamiek en Bedrijfsprestaties MKB, komen in het voorgestelde werkprogramma ruimschoots aan bod, met enige nadruk op het thema Bedrijfsprestaties. Enkele lacunes in het palet zullen in de tweede tranche worden ingevuld (zie paragraaf 4.4). Oprichtingsdynamiek Binnen het subthema cultuur en instituties lopen vier projecten vanuit vorig jaar door: een project naar de effecten van administratieve lasten op ondernemerschap binnen Nederland, een internationale vergelijking van de effecten van bedrijfsregulering op ondernemerschap en twee projecten rond onderwijs, namelijk een project naar het meten van de effecten van ondernemerschapsonderwijs ten behoeve van de nieuw opgezette Centres of Entrepreneurship in het hogere onderwijs en een project waarin op macroniveau de relatie tussen onderwijs en kwaliteit van ondernemerschap wordt onderzocht. Daarnaast wordt de derde fase van de programma(meta)evaluatie van het startersbeleid ingezet. Binnen de overige subthema’s worden drie projecten opgestart: een project naar de verschillen in werktevredenheid tussen ondernemers en werknemers, een project naar de invloed van rolmodellen bij het opstarten van een bedrijf en een project naar de verschillen tussen ondernemers die uit noodzaak ondernemer zijn geworden versus ondernemers die dat zijn geworden omdat zij een kans zagen. Tenslotte wordt bij het subthema effecten van oprichtingsdynamiek een vervolgproject opgestart naar de tweezijdige relatie tussen ondernemerschap en economische ontwikkeling. Bedrijfsprestaties MKB Het visiepaper heeft het grote belang van de prestaties van bestaande bedrijven en van ondernemend gedrag van zowel ondernemers als werknemers benadrukt, waarbij belangrijke kennislacunes op dit terrein werden geconstateerd. Binnen Bedrijfsprestaties MKB gaat er daarom dit jaar ruime aandacht naar de vele aspecten hiervan.
25
Allereerst worden er een vijftal projecten rond groei voorgesteld. Hierbij zijn twee projecten waarin de groeidynamiek van sectoren wordt verklaard, twee projecten rond snelle groeiers en een project waarin de overgang van ZZP’er naar ZMP'er (werkgever) wordt onderzocht. Rond de invloed van innovatie op bedrijfsprestaties zijn er drie projecten. Eén over meting, determinanten en consequenties van “opportunities” loopt door vanuit vorig jaar en er wordt een vervolgproject opgestart over gebruikersinnovaties. Tenslotte loopt dit jaar het grootschalige project af, waarin de innovatie in drie dienstensectoren wordt onderzocht, namelijk de detailhandel, het ambacht en de horeca. Een relatief nieuw onderwerp binnen het programmaonderzoek is de focus op intrapreneurship, ofwel ondernemend gedrag binnen organisaties. Vanuit vorig jaar loopt een project door over het meten hiervan. Daarnaast wordt er dit jaar een project gestart waarin landen, waaronder Nederland, vergeleken worden met betrekking tot dit aspect. Rond het subthema schaalvraagstukken loopt een project over waarin kennisspillovers tussen grote en kleine bedrijven wordt onderzocht. Tenslotte lopen projecten rond duurzaamheid en prestatiebeloning door vanuit vorig jaar en wordt een nieuw project gestart waarin – met het oog op de in gang zijnde vergrijzing van de beroepsbevolking - het effect van leeftijd op ondernemerschap wordt onderzocht. Internationale en regionale aspecten In diverse hierboven voorgestelde projecten wordt ook aandacht gegeven aan internationale of regionale aspecten. Deze facetten zijn daarnaast soms zelfstandig object van onderzoek. Bij internationale aspecten worden drie nieuwe projecten opgestart: een project naar de invloed van bedrijfsbeperkingen (bijvoorbeeld gebrek aan arbeid of kapitaal) op de bedrijfsprestaties en het internationaliseringsgedrag van MKB-bedrijven, een project waarin de tweezijdige relatie tussen innovatie en internationalisering bij MKBbedrijven wordt onderzocht en een haalbaarheidsstudie naar de relatie tussen export en productiviteit bij MKB-bedrijven. Met betrekking tot regionale aspecten loopt er vanuit vorig jaar een project door naar etnisch ondernemerschap op gemeentelijk niveau. Nieuwe projecten op dit gebied zijn uitgesteld tot de tweede tranche in afwachting van een agenda zettende workshop die aan het eind van dit jaar op dit terrein gehouden zal worden.
26
4.3
Projecten eerste tranche In deze paragraaf worden de projecten voor de eerste tranche achtereenvolgens kort toegelicht.
4 . 3 . 1 N i eu w i ng ed i en d e p ro j ec t en Programma-(meta)evaluatie startersbeleid deel 3 (B0901) Sinds 2007 werken het Programmaonderzoek en de Faculteit Bestuurskunde van de EUR, met cofinanciering door de Stichting Panteia, samen aan een programma-(meta)evaluatie van het in de afgelopen ca 25 jaar in Nederland (m.n. door EZ) gevoerde startersbeleid. Hieraan is een dissertatietraject verbonden, waarbij de promovendus (Hans Kuiper) jaarlijks ook een deelstudie uitbrengt als Research Publicatie van het Programmaonderzoek. Dit gebeurt in overleg met de promotoren alsmede met Sander Wennekers, die de programma-evaluatie begeleidt vanuit het programmaonderzoek. In 2007 is een historische omgevingsanalyse van het Nederlandse startersbeleid uitgevoerd (research publicatie H200807). Het rapport beschrijft hoe de ontwikkeling van het moderne startersbeleid in Nederland samenhangt met technologische, economische en maatschappelijke trends en met de evolutie in het denken over economie en arbeidsmarkt binnen het Ministerie van Economische Zaken en bij de adviesorganen WRR, SER en de toenmalige RMK. Het eind 2008 uit te brengen tweede rapport categoriseert het zich ontwikkelende startersbeleid in Nederland met behulp van twee in de internationale vakliteratuur vooraanstaande (eclectische) conceptuele modellen. Tevens worden eerste aanwijzingen gegeven waarom het beleidsprogramma zich op die wijze heeft ontwikkeld en welke argumenten van beleidsmakers en/of evaluatoren hiermee in verband gebracht kunnen worden. Het in 2009 uit te voeren deelonderzoek (deel 3) zal zich richten op een analyse van de beleidstheorie onder het zich ontwikkelende startersbeleid. Deze theorie omvat de door het beleid veronderstelde relaties tussen gehanteerde middelen en gestelde doelen, mede in het licht van de veronderstelde relaties tussen voor het beleid relevante oorzaken en gevolgen in de economie. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de in het tweede deel (2008) ontwikkelde categoriseringen van het beleid. De beleidstheorie is deels impliciet, maar kan worden afgeleid uit een analyse van beleidsdocumenten en uit interviews met beleidsmakers (in brede zin) die in de onderzochte periode bij de ontwikkeling van het beleid betrokken waren. Het feitelijk gevoerde beleid zal vervolgens vergeleken worden met de aldus gereconstrueerde beleidstheorie. Daarbij zal tevens een eerste indruk worden verkregen in hoeverre het zich ontwikkelende beleid heeft geleerd van, bijvoorbeeld via onderzoek, verkregen voortschrijdend inzicht in de werkelijke relaties tussen middelen en doelen en/of tussen oorzaken en gevolgen. Dit zal een opmaat vormen voor de in 2010 uit te voeren nadere analyse van het startersbeleid als ‘lerend beleid’ (deel 4), waarbij middels casestudies voor twee of drie relevante instrumenten meer en detail zal worden onderzocht hoe de fasen van de beleidscyclus (probleemanalyse; formuleren beleidsdoelstellingen; ontwerpen beleidsinstrumenten; besluitvorming; implementatie; evaluatie) in de beschouwde periode zijn doorlopen. Coproducent: Hans Kuiper (Faculteit Bestuurskunde EUR) Contactpersoon: Sander Wennekers
27
Job satisfaction of entrepreneurs and employees (B0902) Welke factoren bepalen of iemand tevreden is met zijn werk of niet? Zijn ondernemers meer tevreden dan werknemers of andersom of zijn er geen verschillen tussen beide groepen? En zijn er verschillen tussen landen als het gaat om werktevredenheid van ondernemers en werknemers en waar komen deze verschillen uit voort? Dit zijn vragen die aan bod zullen komen in dit onderzoek over werktevredenheid van ondernemers en werknemers. Er wordt gebruik gemaakt van een microdatabase met gegevens over huishoudens uit een groot aantal Europese landen (European Community Household Panel) voor diverse jaren. Met behulp van deze database is het mogelijk om de mate van werktevredenheid voor zowel ondernemers als werknemers voor de verschillende landen over de tijd in kaart te brengen en te vergelijken. Daarnaast zullen analyses gedaan worden om nader te analyseren welke factoren bepalend zijn voor werktevredenheid. Co-producenten: dr. José María Millán (Universidad de Huelva), prof.dr. Roy Thurik (Erasmus Universiteit Rotterdam), Jolanda Hessels (Erasmus Universiteit Rotterdam) Contactpersoon: Jolanda Hessels Role models and new venture creation activity (B0903) Recent onderzoek dat is uitgevoerd in het programmaonderzoek wijst op het belang van rolmodellen voor de keuze voor het ondernemerschap. Middels een follow-up onderzoek onder ondernemers die hebben aangegeven beïnvloed te zijn door rolmodellen wordt in dit onderzoek getracht meer inzicht te verkrijgen in de rol en invloed van rolmodellen. Vragen die met behulp van dit onderzoek beantwoord zullen worden zijn: In hoeverre worden ondernemers beïnvloed (en in welke fase) door anderen? En zijn dit 'peers' of meer tot de verbeelding sprekende rolmodellen? En in hoeverre vertaalt dit rolmodel effect zich in gevonden regionale verschillen? In dit project wordt samengewerkt met Niels Bosma (Universiteit Utrecht) en Mirjam van Praag (Universiteit van Amsterdam). Contactpersoon: Jolanda Hessels Opportunity and necessity entrepreneurs: a different species? (B0904) De bijdrage van ondernemerschap aan economische ontwikkeling en het welvaartsniveau in een land of regio is in belangrijke mate afhankelijk van het type ondernemerschap. Een belangrijk onderscheid hierbij is dat tussen (zogenaamde) ‘necessity’ en ‘opportunity’ ondernemers. Het gaat hier om ondernemers die worden gemotiveerd om een bedrijf te starten vanwege respectievelijk de noodzaak om brood op de plank te krijgen, en het zien en aangrijpen van een goede mogelijkheid voor persoonlijke ontwikkeling of het verdienen van meer geld dan in een baan in loondienst. Er wordt ook wel gesproken van ondernemers die door ‘push’ of ‘pull’ factoren worden aangezet tot het starten en leiden van een eigen bedrijf. Binnen de Global Entrepreneurship Monitor wordt al geruime tijd onderscheid gemaakt naar necessity en opportunity ondernemers, en ook binnen de Flash Eurobarometer van de Europese Commissie wordt dit onderscheid gehanteerd. Dit is zeer belangrijk aangezien het om twee verschillende fenomenen gaat. Ondernemers die starten vanuit noodzaak en ondernemers die starten omdat zij een mogelijkheid zien voor persoonlijke ontwikkeling
28
of 'entrepreneurial opportunity pursuit', zijn verschillende actoren: ze hebben verschillende drijfveren, zij spelen een andere rol in de economie en zullen ook op een andere wijze moeten worden gestimuleerd en/of ondersteund door de overheid. Het is dan ook noodzakelijk om meer inzicht te krijgen in deze twee verschillende typen ondernemers. In de onderzoekswereld is echter nog niet veel bekend over wie deze opportunity en necessity ondernemers zijn, waar ze vandaan komen en welke rol ze spelen. Dit onderzoeksproject beoogt de kennis over deze twee typen ondernemers te vergroten middels een gedetailleerde analyse van de factoren die een rol spelen bij beide typen ondernemers. Gebruik zal worden gemaakt van de Flash Eurobarometer data van de Europese Commissie. In deze data set zijn gegevens opgenomen van ongeveer 4000 opportunity en necessity ondernemers in 29 landen (25 landen van de EU, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein). Coproducenten: Prof. dr. Roy Thurik (Erasmus Universiteit Rotterdam), dr. Ingrid Verheul (Erasmus Universiteit Rotterdam), drs. Peter van der Zwan (Erasmus Universiteit Rotterdam), dr. Jolanda Hessels (Erasmus Universiteit Rotterdam en EIM). Contactpersoon: Jolanda Hessels The two-way relation between entrepreneurship and economic performance, fase 2 (B0905) Beleidsmakers zijn al langere tijd geïnteresseerd in het verband tussen ondernemerschap en economische ontwikkeling. Er vindt dan ook steeds meer empirisch onderzoek op dit gebied plaats, met name ook binnen het programmaonderzoek (zie proefschrift André van Stel). Wat echter minder goed bekend is, is de causale relatie tussen ondernemerschap en economische ontwikkeling. Beïnvloedt ondernemerschap economische groei of beïnvloedt economische groei ondernemerschap (of zijn beide waar)? Inzicht in de richting van de causale verbanden is voor het beleid van enorme importantie. Op het terrein van de relatie tussen ondernemerschap en economische groei opereert het programmaonderzoek al enige jaren aan de frontlinie van de wetenschap, onder meer door de beschikbaarheid van de twee belangrijkste datasets over ondernemersaantallen op landenniveau: de Global Entrepreneurship Monitor en COMPENDIA. EIM heeft al diverse studies op dit onderzoeksterrein gepubliceerd, gebruikmakend van deze beide datasets. In deze studies wordt de dubbele causale relatie erkend maar meestal wordt slechts één van beide relaties tegelijk onderzocht, waarbij dan veelal partieel gecontroleerd wordt voor de omgekeerde richting van causaliteit. Het ontbreekt in deze studies echter aan een geïntegreerde aanpak waarbij de dubbele relatie simultaan en eenduidig vastgesteld wordt. In het huidige project wordt de dubbele relatie onderzocht middels een superieure statistische techniek, namelijk de Johansen coïntegratie techniek (vector error correction model – VECM). Met deze techniek worden causale verbanden niet opgelegd maar juist getoetst zodat vastgesteld kan worden welke variabelen daadwerkelijk endogeen zijn. Naast de richting van causaliteit kan ook de vertragingsstructuur in het effect van ondernemerschap op economische groei en de lange termijn evenwichtsrelatie in één alomvattend model worden vastgesteld. Met het onderzoek wordt een grote stap gemaakt in het vergroten van onze kennis over de relatie tussen ondernemerschap en economische groei, doordat voor de vele lastige aspecten (endogeniteit, causaliteit, lange termijn relatie, vertragingsstructuur) van de relatie gecontro-
29
leerd wordt. Tot dusverre namen studies hooguit twee van deze aspecten mee, waardoor de modellen onvolledig waren. In fase 1 van dit project is een start gemaakt met het schatten van een VECM model gebruikmakend van de COMPENDIA data set. De resultaten waren veelbelovend. Veel van de eerder gevonden ‘stylised facts’ werden bevestigd met het meer robuuste VECM model. In het fase-1 project is een aantal resultaten gegenereerd die nu in diverse richtingen moeten worden uitgebreid. Onder meer zal de huidige specificatie worden uitgebreid met meer controlevariabelen, en zal getest worden of deze endogeen of exogeen zijn. Verder wordt onderzocht of de relatie verschilt tussen verschillende groepen van landen of over de tijd. Het te schrijven paper geeft het programmaonderzoek de kans een leidende positie in te nemen op dit specifieke onderzoeksterrein. Coproducenten: prof.dr. Simon Parker, Richard Ivey School of Business, prof.dr. Roy Thurik (Erasmus Universiteit Rotterdam). Contactpersoon: André van Stel Carrièrepaden van ondernemende senioren (B0906) De Nederlandse bevolking wordt steeds ouder. Na 2010 zal er een versnelling plaatsvinden in de toename van het aantal ouderen. De toenemende vergrijzing kan op verschillende manieren van invloed zijn op het ondernemerschap. Er kunnen minstens 3 verschillende effecten worden onderscheiden: − effecten van vergrijzing op het (relatief) aantal starters en overnemers. − verschillen in bedrijfsvoering en bedrijfsprestaties tussen oudere en jongere starters (waarbij het gaat om leeftijd van de ondernemer op het moment van de start); zelfs als de vergrijzing geen invloed heeft op de startersquote, dan nog kan vergrijzing zorgen voor een verandering in de bedrijfsvoering en bedrijfsprestaties van startende bedrijven. − verschillen in bedrijfsvoering en bedrijfsprestaties tussen oudere en jongere ondernemers (waarbij het gaat om de huidige leeftijd van de ondernemer); verandert de manier waarop ondernemers een bedrijf aansturen/managen naarmate ze ouder worden, en heeft dit gevolgen voor de bedrijfsprestaties? (oudere ondernemers kunnen profiteren van meer ervaring, grotere netwerken etc., maar zijn wellicht ook minder innovatief) Het voorgestelde onderzoek beoogt op wetenschappelijke wijze deze effecten van vergrijzing op ondernemerschap te onderzoeken. Hiervoor worden verschillende (inter)nationale databronnen gebruikt. Om te beginnen zullen data van EIM (m.n. de starterspanels en het MKB Beleidspanel) gebruikt worden om een verkennend onderzoek te doen naar elk van deze drie effecten. Deze datasets bieden echter onvoldoende inhoud voor een meer diepgravende analyse. Hiervoor willen we een unieke dataset gebruiken waarin een groot deel van de ondernemers uit een land over een langere periode zijn gevolgd. Een dergelijke dataset bestaat (nog) niet voor Nederland, maar wel voor Portugal: de Longitudinal Matched Employer-Employee Micro dataset (kortweg LMEEM). Deze dataset heeft als bijkomend voordeel dat de ondernemers over een langere periode worden gevolgd waardoor kan worden onderzocht welk carrièrepad ondernemende senioren bewandelen en hebben bewandeld. Coproducenten zijn dr. Ingrid Verheul (Erasmus Universiteit Rotterdam) en prof. dr. Rui Baptista en dr. Miguel Amaral (Instituto Superior Técnico, Portugal) Contactpersoon: Jan de Kok
30
User innovation in SMEs: Barriers and policies (B0907) Gebruikersinnovatie is een alternatieve vorm van innovatie die in het MKB veelvuldig voorkomt. Het betekent dat gebruikers van producten, machines, apparatuur en/of software zelfstandig innovaties ontwikkelen, niet om geld te verdienen, maar om in eigen procesmatige behoeften te voorzien. Innovaties van gebruikers zijn voor de start en groei van bedrijven van groot belang. Het leidt tot meer nieuwe bedrijvigheid (innoverende gebruikers die met hun vinding uiteindelijk toch de markt opgaan) en de groei van bestaande bedrijven (leveranciers die de innovaties van gebruikers overnemen). Naast geijkte voorbeelden als draadloos internet, mountainbikes, kitesurfing en vliegtuigen, behoren ook alle vormen van gedistribueerde innovatie, waaronder de ontwikkeling van open-source software, tot het domein van gebruikersinnovatie. In 2008 doet EIM samen met MIT Sloan School of Management een programmastudie naar gebruikersinnovatie in het MKB. Er blijkt dat gebruikersinnovatie een belangrijke bron is van radicale, Schumpeteriaanse innovaties, en vaak leidt tot nieuwe bedrijvigheid: − 21% van de ondernemers in het MKB heeft de afgelopen drie jaar gebruikersinnovaties gerealiseerd, − een op vier van deze innovaties wordt (meestal gratis) gedeeld met leveranciers en/of andere gebruikers, − 30% van het MKB weet te profiteren van de innovaties die eigen gebruikers hebben ontwikkeld. Als gevolg daarvan brengen zij vaker radicaal nieuwe producten op de markt. In 2009 willen we hieraan een vervolg geven met een studie naar de knelpunten en beleidsimplicaties van gebruikersinnovatie in het MKB. Innoverende gebruikers hebben te maken met specifieke knelpunten, niet zozeer in de sfeer van financiering en geschikt personeel, maar veel meer in hun vermogen om met andere innoverende gebruikers in contact te komen, en om bestaande kennis te mogen toepassen (intellectuele eigendomsrechten werken voor gebruikers vaak nadelig). Hetzelfde geldt voor gebruikers die op basis van hun vondsten een eigen bedrijf willen starten, en voor leveranciers die innovaties van hun gebruikers willen adopteren. In al deze gevallen is sprake van specifieke knelpunten die nog niet goed in kaart zijn gebracht en die gevolgen kunnen hebben voor de optimale vormgeving van het innovatie- en ondernemerschapsbeleid. Met deze studie willen we in deze kennislacunes voorzien. Het maatschappelijke belang van deze studie is groot. Gebruikersinnovatie leidt tot aanzienlijke kennisspillovers en vormt de bron van nieuwe bedrijvigheid en groei van bestaande ondernemingen. Bovendien wordt gebruikersinnovatie in beleidskringen tot nu toe over het hoofd gezien. Het onderzoek zal bestaan uit literatuuronderzoek aangevuld met case studies met innoverende gebruikers. Ook wordt overwogen om de deelnemers aan de User Innovation Conference 2009 in Hamburg bij het onderzoek te betrekken middels een essaywedstrijd. Het onderzoek voeren we uit in coproductie met de Sloan School of Management van het Massachuchets Institute of Technology (Eric von Hippel) en het International Development Research Centre in Ottowa, Canada (Fred Gault). Contactpersoon: Jeroen de Jong.
31
Aggregate entrepreneurial activity at the country level; institutions and modes of entrepreneurship (B0908) Most empirical studies of entrepreneurial activity at the country level have focused solely on independent entrepreneurship. This includes empirical counts by census bureaus or large scale surveys (e.g. GEM). Obviously, this does not cover all entrepreneurial behaviour. Entrepreneurial behaviour within existing firms (intrapreneurship) largely remains outside the lens of current empirical research, and until quite recently, has not been counted in an exhaustive cross-national data collection effort. This is an unwanted state of affairs. By omitting intrapreneurial behaviour we run the danger of reaching conclusions on the levels and causes of entrepreneurship that are only based on a limited part of this phenomenon. It might also lead to false policy recommendations regarding entrepreneurship. Fortunately, the most recent GEM survey (2008) includes a first measurement of intrapreneurship in a small number of countries. Using these data, this project aims to provide a first cross-national analysis of both intrapreneurship and independent entrepreneurship. This will provide a more complete insight into the ‘aggregate level’ of entrepreneurial behaviour in a society. In addition the project aims at an institutional explanation for the variations in levels of intrapreneurship and entrepreneurship. Hypothesis 1 states that in coordinated market economies (characterised by high levels of employment protection, high levels of employer investment in employees etc) in which employees are more loyal to their employer, intrapreneurship is a substitute for the high levels of (independent) entrepreneurship in liberal market economies (characterised by low levels of employment protection, low levels of employer investments in employees, etc) in which employees are less loyal to their employer and are more likely to exit their job in order to pursue opportunities in their own firm. Hypothesis 2 holds that aggregate entrepreneurial behaviour depends on the deeply ingrained culture of a society. This might mean that the levels of intrapreneurship and entrepreneurship are not substitutes but are positively correlated: societies with an entrepreneurial culture have high levels of both intrapreneurship and entrepreneurship. We will investigate these hypotheses with comparative international research using the newly collected GEM data on levels of intrapreneurship and entrepreneurship, and the national (formal and informal) institutional conditions. The results of these empirical tests may have profound implications for entrepreneurship policy. Coproductie met UU (Niels Bosma en Erik Stam) Contactpersoon: Sander Wennekers Groeidynamiek nader verklaard (B0909) Recent is in het kader van het programmaonderzoek een nieuwe indicator ontwikkeld (de zogeheten mobility index) die de mate van concurrentie tussen bestaande bedrijven in een markt meet. Zie EIM report H200816. Naar aanleiding hiervan is bij EIM een informele workshop met externe onderzoekers georganiseerd over dit paper en de ontwikkelde methodiek. Naast enthousiasme over het onderwerp en het paper leverde de workshop ook een reeks van concrete vragen op over de ontwikkelde index en de achterliggende data. Er bestond brede overeenstemming dat beantwoording van deze vragen belangrijk is om de waarden van de in het rapport gepresenteer-
32
de indexen beter te kunnen interpreteren. In het voorgestelde project willen we deze vragen beantwoorden door de achterliggende micro dataset nader te bestuderen. Dit is ook belangrijk vanwege het vervolgonderzoek dat hieronder wordt toegelicht. Contactpersoon: Sita Tan Determinanten van dynamiek onder bestaande bedrijven (B0910) Bedrijvendynamiek is belangrijk voor economische groei. In dynamische economieën is het niveau van concurrentie hoger en moeten bedrijven zich voortdurend verbeteren om te kunnen overleven. In dynamische economieen is de prikkel tot innovatie hoger hetgeen bijdraagt aan economische groei. Twee soorten bedrijvendynamiek kunnen worden onderscheiden: dynamiek onder starters en dynamiek onder bestaande bedrijven. De eerste soort kan gemeten worden door bijvoorbeeld het aantal startende bedrijven in een jaar uit te drukken als percentage van het totaal aantal bedrijven. De tweede soort is echter moeilijker meetbaar. In een eerder programmaproject is op het niveau van Nederlandse sectoren en regio’s de zogeheten mobiliteitsindex berekend. Deze index geeft weer in hoeverre individuele bedrijven in de tijd een andere rangorde krijgen in de bedrijfsgrootteverdeling van een markt. Indien de rangorde van een markt elk jaar hetzelfde is is er weinig mobiliteit, als hier veel verandering in plaatsvindt is er veel mobiliteit. Een hoge mobiliteit vormt een indicatie voor een sterke mate van concurrentie tussen bestaande bedrijven. Om de indexen te berekenen zijn honderdduizenden bedrijven gevolgd over een langere reeks van jaren. Het is nu tijd om deze unieke informatie uit te nutten in econometrisch onderzoek. In een eerste project in 2008 worden enige eerste empirische exercities uitgevoerd die inzicht geven in het verband tussen startersdynamiek, dynamiek onder bestaande bedrijven en (regionaal) economische groei. In het voorgestelde project worden deze empirische exercities uitgebreid en verfijnd. Zo willen we onder meer determinanten van mobiliteit in het model verwerken, zodat een completer beeld ontstaat van de economische oorzaken en gevolgen van bedrijvendynamiek onder bestaande bedrijven. Het spreekt voor zich dat de determinanten van bedrijvendynamiek ook beleidsmatig van het grootste belang zijn. Co-producent: dr. Sierdjan Koster (Rijksuniversiteit Groningen). Contactpersoon: André van Stel Van ZZP’er naar werkgever: determinanten (B0911) Ondernemers leveren een belangrijke bijdrage aan de economische prestaties van een economie. Echter, niet alle ondernemers leveren een even grote bijdrage. Zo zijn er zelfstandige ondernemers die louter voor zichzelf werken en zelfstandige ondernemers die personeel aannemen. Deze laatste groep creëert daadwerkelijk banen (naast de eigen baan als zelfstandige) en is daarmee extra belangrijk voor een economie. Met name het moment van het aannemen van de eerste werknemer is hierbij cruciaal, met andere woorden de transitie van zelfstandige zonder personeel (own account worker) naar werkgever (employer). Internationaal onderzoek (onder andere van de Universiteit van Huelva) suggereert dat met name Nederland relatief slecht scoort op deze transities. In het voorgestelde project zullen de transities van own account worker naar employer verklaard worden uit individuele en institutionele determinanten. Hiertoe wordt een micro dataset voor 15 EU-landen gebruikt (de zogeheten European Community Household Panel –
33
ECHP), waarbij own account workers kunnen worden gevolgd over de tijd (periode 1994-2001) en waarbij met name ook het belangrijke moment van de transitie naar werkgever kan worden bepaald. Met behulp van econometrische (logit) modellen proberen we vast te stellen welke factoren de kans beïnvloeden dat een ondernemer personeel gaat aannemen. We bestuderen hierbij zowel individuele determinanten (leeftijd, opleiding, arbeidsmarktervaring, etc) als land-specifieke (institutionele) determinanten zoals arbeidsmarktregulering, sociale zekerheidsuitgaven, enzovoort. Voor de institutionele determinanten zullen we onder meer putten uit een eerder in het kader van het programmaonderzoek opgesteld overzicht over beschikbare internationale datasets op het terrein van instituties (Voorstudie internationale databank instituties). Co-producenten: dr. André van Stel en prof.dr. Mirjam van Praag (beiden ACE, Universiteit van Amsterdam), en dr. Jose Millan, Concepcion Roman en prof.dr. Emilio Congregado (allen Universiteit van Huelva, Spanje) Contactpersoon: André van Stel Determinanten van snelle groeiers: een landen-analyse (B0912) Onderzoek naar de determinanten van het aantal snelle groeiers op macro niveau is een nog onontgonnen terrein. Waarom heeft een land meer snelle groeiers dan een ander land? Deze kennislacune komt onder meer door een gebrek aan (over landen vergelijkbare) data over het aantal snelle groeiers in verschillende landen. In het voorgestelde onderzoek zal een econometrisch model geschat worden waarbij het aantal snelle groeiers in verschillende landen de te verklaren variabele zal zijn. We maken gebruik van de unieke dataset over snelle groeiers die in de loop der jaren binnen EIM is opgebouwd in het kader van de Internationale Benchmark Ondernemerschap. De data zullen worden aangevuld met gegevens van economische en institutionele determinanten. Hiervoor worden bronnen als IMF, World Bank en OECD geraadpleegd. Determinanten zullen worden geselecteerd op basis van literatuur, met name het recente overzichtswerk van Magnus Henrekson over snelle groeiers. In dit project wordt samengewerkt met de Erasmus Universiteit Rotterdam. Contactpersoon: Gerrit de Wit Snelle groeiers en macro-economische groei (B0913) In dit project wordt een veelgemaakte veronderstelling in macroeconomisch beleid, namelijk dat landen met meer snelle groeiers daadwerkelijk hogere economische groei behalen, empirisch getoetst met behulp van data van de Global Entrepreneurship Monitor. Hierbij wordt ook onderzocht of de impact van snelle groeiers op macro-niveau samenhangt met het ontwikkelingsniveau van een economie. Er wordt een regressiemodel geschat waarbij economische groei onder meer afhangt van het aantal jonge bedrijven met groeiambitie (de high growth young business rate van de Global Entrepreneurship Monitor). Het model wordt geschat over meerdere perioden voor een groot aantal landen dat deelneemt aan de GEM. Het project bouwt voort op een eerder paper over de samenhang tussen ambitieuze ondernemers en economische groei (EIM Research Report H200608). De analyse zal in een aantal richtingen uitgebreid en verfijnd worden. Zo zal het model geschat worden voor meerdere perioden zodat de schattingsuitkomsten robuuster zijn. Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen groeiambities van nascent en young business
34
ondernemers. Het vermoeden bestaat dat de ambities van de laatste groep realistischer zijn dan die van de eerste groep, en dit kan zijn weerslag hebben op de samenhang met economische groei. Tenslotte willen we kijken in hoeverre het aantal ondernemers met groeiambitie uit GEM samenhangt met het aantal ondernemers met gerealiseerde groei uit de Internationale Benchmark Ondernemerschap. Hierbij willen we tevens onderzoeken of de maatstaf van het aantal snelle groeiers een groter effect op economische groei heeft dan de maatstaf van ambitieuze bedrijven. Samenvattend kunnen we aan het einde van dit deel van het project de volgende vragen beantwoorden: − Wat is het effect van het aantal ambitieuze ondernemers in jonge bedrijven op economische groei? − Is dit effect groter dan het effect van het aantal ambitieuze nascent ondernemers? − Wat is de samenhang tussen het aantal ondernemers met groeiambitie en het aantal ondernemers met groeirealisatie? Coproducent: Erik Stam (Universiteit Utrecht en Cambridge University) Contactpersoon: André van Stel The relationship between an SME's performance, internationalization profile and perceived business constraints (B0914) MKB-bedrijven hebben over het algemeen vaker te maken met beperkingen (bijvoorbeeld in termen van beschikbaarheid van kapitaal en gekwalificeerd personeel) dan grotere bedrijven. De mate waarin MKB-bedrijven te maken hebben met beperkingen en het soort beperkingen dat zij ervaren zal naar verwachting van invloed zijn op hun bedrijfsprestaties en hun internationaliseringsstrategie. Allereerst zal in dit onderzoek worden bekeken of bedrijven die geen beperkingen ervaren anders en/of beter presteren en een ander internationaliseringsprofiel hebben dan bedrijven die wel beperkingen ervaren. Daarnaast wordt voor diverse specifieke beperkingen onderzocht hoe deze inwerken op de prestaties (in termen van omzet en omzetontwikkeling) en het internationaliseringsprofiel van bedrijven. Bij het internationaliseringsprofiel van bedrijven is het mogelijk om onderscheid te maken tussen diverse vormen van internationalisering (export, exportintensiteit, import, directe buitenlandse investeringen en grensoverschrijdende samenwerking). In de analyses wordt gebruik gemaakt van de ENSR Enterprise Survey 2003. Omdat het gaat om een cross-sectie database wordt gebruik gemaakt van instrumentele variabele analyse. De resultaten bieden inzicht in de mate waarin diverse beperkingen inwerken op de prestaties en het internationaliseringsgedrag van MKB-bedrijven. Deze resultaten bieden aanknopingspunten voor overheden bij het vormgeven van beleid voor het wegnemen van beperkingen voor MKB-bedrijven en van beleid ter bevordering van internationaal ondernemen. Coproducenten: prof.dr. Simon Parker (Richard Ivey School of Business) en prof.dr. Paul Beamish (Richard Ivey School of Business), Jolanda Hessels (Erasmus Universiteit Rotterdam). Contactpersoon: Jolanda Hessels The two-way relationship between innovation and internationalization among SMEs (B0915) Zowel innovatie als internationalisering zijn belangrijk voor de Nederlandse economie en er bestaan vanuit de overheid diverse instrumenten om zowel
35
innovatie als internationalisering te bevorderen, waarbij er ook steeds meer aandacht is voor de samenhang tussen innovatie en internationalisering. In dit onderzoek wordt beoogd de relatie tussen innovatie en internationalisering nader te ontrafelen door aandacht te besteden aan beide causale richtingen (de invloed van innovatie op internationalisering en andersom) en aan verschillende vormen van internationalisering. Diverse eerdere studies duiden op een positieve samenhang tussen innovatie en internationalisering. Deze studies richten zich vooral op de relatie tussen innovatie en export, waarbij er met name aandacht is voor de invloed van innovatie op export en niet voor het omgekeerde effect van export op innovatie. Dergelijke studies bieden veelal geen inzicht in de aard van de exporten (gaat het bijvoorbeeld om bewerkte producten, om eerder geïmporteerde producten of om nieuw geproduceerde producten). Ook is er vooralsnog weinig aandacht in onderzoek voor de relatie tussen innovatie en andere vormen van internationalisering dan export zoals grensoverschrijdende samenwerking en directe buitenlandse investeringen. In zowel 2004 als 2008 zijn in het MKBBeleidspanel van EIM gegevens verzameld over deelname van het MKB aan diverse vormen van internationalisering en over innovatieve inspanningen van MKB-bedrijven (product-/diensteninnovatie en procesinnovatie). Met behulp van deze databestanden zal de tweezijdige relatie tussen innovatie en de diverse vormen van internationalisering nader worden geanalyseerd. Eerdere studies die gebruik maken van cross-sectie databestanden hebben onvoldoende aandacht besteed aan de endogeniteit van innovatie en internationalisering en om hier recht aan te doen wordt gebruik gemaakt van een simultaan probit model waarin zowel innovatie als de verschillende vormen van internationalisering (export, type export (bewerkt, onbewerkt etc.), grensoverschrijdende samenwerking en innovatie) als potentieel endogeen kunnen worden beschouwd. Mogelijk wordt ook de relatie tussen innovatie, internationalisering en omzetontwikkeling belicht. Het onderzoek zal inzicht verschaffen in de mate waarin innovatie leidt tot diverse vormen van internationalisering en in de mate waarin de diverse vormen van internationalisering bijdragen aan (verdere) innovatie. Co-producent: prof.dr. Simon Parker (Richard Ivey School of Business), Jolanda Hessels (Erasmus Universiteit Rotterdam) Contactpersoon: Jolanda Hessels Export and productivity among SMEs (B0916) De relatie tussen export en productiviteit is al jaren onderwerp van discussie zowel onder academici als beleidsmakers. Het is bekend dat exporterende bedrijven productiever zijn, maar het ontbrak aan inzicht in hoe de causale relatie precies loopt. Recent onderzoek suggereert dat het de productiviteit is die maakt dat bedrijven internationaal actief worden en niet dat export bedrijven productiever maakt. Deze resultaten zijn mogelijk vertekend doordat ze een bias hebben richting grote bedrijven. Mogelijk worden andere resultaten verkregen wanneer alleen MKB-bedrijven in beschouwing worden genomen, onder andere omdat de leereffecten van export in kleinere bedrijven naar verwachting groter zijn. In dit haalbaarheidsonderzoek wordt onderzocht of het mogelijk is om de relatie tussen export en productiviteit voor MKB-bedrijven te onderzoeken (er wordt in kaart gebracht of en, indien ja, welke data er beschikbaar zijn en hoe de relatie het beste onderzocht kan worden gegeven de data). Er is in voorzien om gesprekken te
36
voeren met ervaren onderzoekers van onder andere het CPB, het CBS en Universiteit Utrecht. Er wordt naar gestreefd om in dit project samen te werken met Peter van Bergeijk van EZ. Contactpersoon: Jolanda Hessels Wetenschappelijke artikelen (B0917) Veel onderzoeken binnen het deelprogramma Kennisopbouw lenen zich voor een wetenschappelijke publicatie in de vorm van een congrespaper of artikel in een wetenschappelijk tijdschrift. De onderliggende EIM-publicatie moet dan veelal nog wel bewerkt worden. Voor deze extra bewerkingsslag wordt een apart budget gereserveerd. De kennisuitwisseling met de internationale onderzoeksgemeenschap op het terrein van MKB en ondernemerschap is cruciaal voor de kwaliteit en vernieuwing van het programma. Contactpersoon: Gerrit de Wit 4 . 3 . 2 K wa l it e it sma na g em en t Petit Comité (B0918) Het Petit Comité speelt een belangrijke rol bij de formulering van de verschillende onderzoeken die worden opgezet binnen het Programmaonderzoek. De leden van het Petit Comité hebben een brede expertise en zeer ruime onderzoekservaring. Daarnaast zorgt het Petit Comité voor een kritische reflectie bij de onderzoeksopzet en draagt zij namen aan voor (academische) meelezers/coproducenten. Contactpersoon: Gerrit de Wit Commissie Scales (B0919) De Commissie Scales bestaat uit externen die (met name kwantitatieve) projecten beoordelen op hun kwaliteit en suggesties doen voor verbeteringen. Ten opzichte van het Petit Comité houdt de Commissie Scales zich meer bezig met de afronding van het onderzoek. Contactpersoon: Gerrit de Wit 4 . 3 . 3 D o or l o pe nd e p ro j ec te n va nu it v or i g ja a r Vanwege de overprogrammering uit het vorige jaar zullen er een aantal projecten uit vorig jaar doorlopen in het huidige jaar. In paragraaf 4.2 is al aangeduid om welke projecten het hierbij gaat.
4.4
Vooruitblik tweede tranche Momenteel lopen de volgende initiatieven waarvan wij hopen dat zij in de tweede tranche met cofinanciering van derden geprogrammeerd kunnen worden. In december wordt er op initiatief van het programmaonderzoek een workshop met externe deskundigen georganiseerd waarin de prioriteiten van het programma voor de komende tijd worden bepaald met betrekking tot regionale projecten. Mede hierom zijn er in deze eerste tranche nog geen regionale projecten geprogrammeerd. In dit stadium zijn er de volgende projectideeën (waarvan sommigen al ver en anderen wat minder ver zijn uitgewerkt): − De rol van ondernemerschap in achterstandswijken.
37
− Vervolgonderzoek naar etnisch ondernemerschap in gemeentes. − Bedrijfsprestaties MKB in steden in relatie tot stedelijk beleid. − Ontwikkeling van lokaal MKB-beleid. − Onderzoek naar in welke mate diverse aspecten van ondernemerschap regionaal bepaald zijn. Voor de hand liggende cofinanciers zijn hierbij het NICIS, individuele gemeentes en het DG Ruimtelijk Economisch Beleid (REB) van EZ. Er zijn al contacten gaande met betrekking tot bovenstaande ideeën. Met de Universiteit Delft lopen momenteel contacten om te komen tot coproductie met betrekking tot de volgende twee projectideeën: − De implicatie van technostarters voor de Nederlandse economie. − Valorisatie van kennis in Nederland. Loopt Nederland nog steeds achter en – zo ja – hoe komt dit? Tenslotte wordt nog gedacht aan projecten rond de thema’s sociale innovatie (er zijn contacten met Hogeschool Utrecht en TNO Arbeid), personeelsbehoefte in het MKB en bedrijfsopvolgingen.
38
5
Kennisoverdracht
5.1
Doelstelling en activiteiten van het deelprogramma Doel van het deelprogramma Kennisoverdracht is het ontsluiten van data, informatie en kennis, die in de andere deelprogramma's zijn opgebouwd. De doelgroepen van het onderzoeksprogramma MKB en Ondernemerschap - beleidsmakers, intermediaire organisaties, onderwijs- en kennisinstellingen, (georganiseerd) bedrijfsleven, media, onderzoeksbureaus en studenten moeten op een snelle, eigentijdse en eenvoudige wijze toegang hebben tot de resultaten van het programma. Om dit doel te verwezenlijken is een multichannel strategie ontwikkeld en vinden de volgende activiteiten binnen de Kennisoverdracht plaats: 1
Website (www.ondernemerschap.nl): het continu onderhouden en plaatsen van nieuwe content uit het programma.
2
Overige kennisoverdracht, zoals het leveren van data op maat n.a.v. ad hoc vragen, het beheer van het Datalab, het geven van lezingen en het organiseren van EIM Beleidscafés.
3
Periodieke rapportages: het ontsluiten van geactualiseerde data, informatie en kennis uit de Datasets & modellen, eventueel aangevuld met beschikbare data en informatie van derden en vertaald naar de gebruikers. Dit betreffen publicaties die jaarlijks geactualiseerd worden.
4
Ad hoc rapportages: minionderzoeken op verzoek, minirapportages (naar aanleiding van minionderzoek, actualiteiten, EIM Beleidscafés, MKB Beleidspanel, etcetera), publieksgerichte artikelen en een beperkt aantal eenmalige rapportages.
5.2
Afstemming tussen de periodieke rapportages De periodieke rapportages dragen er zorg voor dat na het actualiseren van een dataset de bevindingen die volgen uit de nieuwe cijfers, bij een breed publiek terecht komen. Afstemming van de diverse publicatiemomenten is daarbij van belang, enerzijds voor de herkenbaarheid van de diverse producten, anderzijds voor een spreiding over het gehele jaar. Daartoe hebben wij de volgende publicatiecyclus ontwikkeld: zie onderstaand schema. De ad hoc rapportages zullen verspreid over het jaar worden gepubliceerd, maar zoveel mogelijk op de ‘stille momenten’ wat betreft de periodieke rapportages. Elektronische updates op de website (w.o. de prognoses en bijbehorende teksten) vinden plaats, zodra de datasets geactualiseerd zijn.
39
Jaarcyclus periodieke rapportages
jan
feb
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
Periodieke rapportages GEM (internationaal) Kleinschalig Ondernemen Ondernemen in de sectoren Bedrijvendynamiek & werkgelegenheid Determinanten bedrijfsprestaties Starters en jonge bedrijven Internat. benchmark ondernemerschap
Minirapportages ad hoc n.a.v. EIM Beleidscafé’s n.a.v. metingen MKB Beleidspanel overige
5.3
Projecten eerste tranche
5 . 3 . 1 W e bs i te Beheer, onderhoud en content management (V0901) Dit project zorgt ervoor dat de ontsluiting van de producten uit het programmaonderzoek zo efficiënt en goed mogelijk plaatsvindt richting de doelgroepen. Het betreft: a. contentmanagement inclusief het technische beheer van de site, b. monitoring van het gebruik, verzamelen van feedback en analyse ervan, én c. voortdurende vernieuwing en verbetering van de site op basis van de gebruiksgegevens. Door proactief beheer en onderhoud verwachten we beter te kunnen aansluiten bij de bezoekers en het gebruik van de website te vergroten. Wat betreft dit laatste verwachten we ook een impuls door de in 2008 ontwikkelde RSS-feeds aan te gaan bieden. Het resultaat is een professionele, gebruikersvriendelijke en goed functionerende website. Contactpersoon: René Crooimans Uitbreiding kennissite (V0902) In 2008 is een vernieuwing van de website doorgevoerd gericht op de beheersbaarheid voor de toekomst. Er is o.a. een onderzoek uitgevoerd om de verbeterpunten voor zoekmachine optimalisatie in kaart te brengen. Die verbeterpunten zullen in 2009 doorgevoerd worden. Daarnaast zal auteursinformatie aangeboden gaan worden, waarmee extra ingangen naar publicaties, informatie en andere content gegenereerd worden. In 2009 zal hiervoor een uitbreiding in de in 2008 verbeterde beheermodule gemaakt moeten worden. Contactpersoon: René Crooimans PR van het programma (V0903) Actief bekendheid geven aan alles rondom het programmaonderzoek is cruciaal om de vruchten van de opgebouwde data, informatie en kennis te
40
nov
dec
plukken. De doelgroepen worden o.a. bereikt via de landelijke en regionale pers die door middel van dit project voorzien wordt van informatie over recente onderzoeksresultaten. Daarnaast wordt een scala aan andere PR activiteiten uitgevoerd. Concrete inhoud van het project: redactie van pers-, onderzoeks- en nieuwsberichten, uploaden ervan op de kennissite en ANP, maken van abstracts van publicaties en informatievoorziening rondom EIMBeleidscafé's. Contactpersoon: Hans de Wal Gebruikersonderzoek website (V0904) De webste bestaat nu in zijn huidige vorm anderhalf jaar. In 2009 is het tijd om te onderzoeken of de huidige functionaliteit van de website aansluit bij de wensen van interne en vooral externe gebruikers. Aandachtpunten daarbij zijn: toegankelijkheid van de verschillende onderdelen, mate van laagdrempeligheid en snelheid van zoeken en vinden. Uiteindelijk doel is om verbetervoorstellen te formuleren, wat kan leiden tot een implementatievoorstel in de tweede helft van 2009. Contactpersoon: René Crooimans
5 . 3 . 2 O ve r i ge k e nn is ov e rd ra ch t Dataleveringen op maat (V0905) Dit project betreft de ontsluiting van kennis en informatie uit het programma door middel van het beantwoorden van korte vragen. Die korte vragen betreffen hoofdzakelijk het leveren van specifieke databestanden en tabellen. Het gaat om directe kennisoverdracht naar de diverse doelgroepen van het programma; om maatwerk op uitdrukkelijk verzoek van de gebruikers. Contactpersoon: Jacqueline Snijders Lezingen (V0906) Het project Lezingen omvat directe kennisoverdracht van de resultaten uit het programma naar de diverse doelgroepen, vaak op uitdrukkelijk verzoek van de gebruikers. De volgende doelgroepen kunnen gebruik maken van deze faciliteit: beleidsmakers, intermediaire organisaties, commerciële adviesbureaus (accountants, banken), onderzoekers en docenten bij universiteiten, kennisinstellingen en onderzoeksbureaus, pers en andere media. Contactpersoon: Jacqueline Snijders EIM Beleidscafés (V0907) Een vorm van kennisoverdracht binnen het programmaonderzoek is het EIM Beleidscafé. De meerwaarde hiervan is het rechtstreekse contact en interactie met de doelgroepen van het programma. Het is vorm van kennisoverdracht die onder andere kennis oplevert - aan de hand van de gevoerde discussies - en voor een follow-up met betrekking tot het betrokken beleidsthema kan zorgen. In 2009 is het streven om wederom in het voor- en najaar een beleidscafé te organiseren. Contactpersoon: Wilma van Rijt
41
Beheer Datalab (V0908) De afgelopen jaren is het Datalab met succes gebruikt voor de externe ontsluiting van de primaire data uit het programma MKB en Ondernemerschap. Het gaat hier met name om het Starterspanel, het Jonge Ondernemerspanel en het MKB-beleidspanel. In 2008 hebben weer diverse externe bezoekers van het Datalab gebruik gemaakt. Deze bezoekers kunnen zelf rekenen met de microdata t.b.v. onderzoek en beleidsvragen. Dit project heeft tot doel het continueren van het Datalab voor het gebruik van de primaire data in 2009. Contactpersoon: Rob in ’t Hout Drukwerk fysieke publieksgerichte rapporten (V0909) Ook in 2008 zullen weer diverse rapporten gepubliceerd gaan worden. Hoewel het aantal rapporten dat van de kennissite gedownload wordt, steeds verder toeneemt, blijven de publieksgerichte fysieke rapporten zeker nog van nut. We gaan uit van eenzelfde aantal als in 2007. 5 . 3 . 3 P e r io d iek e ra p po rta ge s Kleinschalig Ondernemen (V0910) Eind maart 2009 brengt het CPB het Centraal Economisch Plan 2009 uit. Daarin wordt de verwachte ontwikkeling geschetst van de Nederlandse economie in de jaren 2008, 2009 en 2010. Beleidsvormers willen weten hoe deze ontwikkeling zich vertaalt naar ontwikkelingen van grootteklassen en sectoren. Kleinschalig Ondernemen biedt primair de vertaling naar grootteklassen en verschijnt in het voorjaar. Doel is het samenstellen en actualiseren van de periodieke rapportage 'Kleinschalig Ondernemen' en het bijbehorende websiteproduct ‘Elektronisch Kleinschalig Ondernemen’. De database ‘Prognoses Kerngegevens MKB’ maakt een geïntegreerd onderdeel uit van deze publicaties en de updates ervan. Contactpersoon: Klaas Bangma Ondernemen in de Sectoren (V0911) De rapportage vormt samen met de periodieke rapportage 'Kleinschalig Ondernemen' een eenheid omtrent de kortetermijnramingen. Terwijl 'Kleinschalig Ondernemen' inhaakt op de dimensie grootteklasse, doet 'Ondernemen in de Sectoren' dit naar sector. Het is een uniek product dat voorziet in een maatschappelijke behoefte aan het op een handzame wijze openbaar beschikbaar zijn van kwantitatieve en kwalitatieve sectorinformatie. Die informatie heeft EIM in huis in de vorm van basisinformatie (Datasets en modellen). De rapportage is een van de meest gedownloade publicaties. Gebruikers van het product zijn onder andere de sector- en brancheorganisaties, beleidsmakers en adviseurs/financiers van het MKB. Voorgesteld wordt om de publicatie van 2009 te actualiseren. Er zal wederom een actueel thema - met inzet het MKB Beleidspanel - uitgewerkt gaan worden. Contactpersoon: Wilma van Rijt Global Entrepreneurship Monitor 2008 (V0912) Doel van Global Entrepreneurship Monitor (inititatief van een internationale research groep onder leiding van prof. Paul Reynolds van Babson College en de London Business School) is met vooraanstaande onderzoekers op het terrein van ondernemerschap unieke, internationaal vergelijkbare data over ondernemerschap in een groot aantal landen te verzamelen, te vergelijken
42
en te analyseren, alsmede op basis van deze data het effect van 'entrepreneurial activity' op economische groei te onderzoeken. Sinds 2001 participeert Nederland jaarlijks in dit GEM-project. Ieder jaar verschijnen naar aanleiding hiervan een Global Report en een Country Report over de ontwikkeling van het ondernemerschap in Nederland, in internationaal perspectief, en over de achtergronden van deze ontwikkeling. En ieder jaar wordt een bijdrage geleverd aan de opbouw van een nascentspanel voor Nederland. Door beleidsmakers wordt GEM veel gebruikt t.b.v. internationale vergelijkingen. Daarom is dit project opgenomen als periodieke rapportage in 2009. Contactpersoon: Jolanda Hessels Internationale Benchmark Ondernemerschap (V0913) Ondernemerschap is één van de speerpunten van EZ-beleid. Een belangrijk aspect daarbij is het bewaken en bevorderen van de concurrentiekracht van Nederland op de internationale markt. Om beleid te kunnen ontwikkelen en te voeren is het nodig om de Nederlandse situatie periodiek in internationaal perspectief te plaatsen. Centraal bij deze positionering staan de aspecten ‘ondernemerschap’, 'bedrijvendynamiek' en 'snelgroeiende bedrijven'. Dit project voorziet in die behoefte. Het betreft een rapportage naar aanleiding van de jaarlijks te actualiseren data binnen het deelprogramma Datasets & modellen. Contactpersoon: Niek Timmermans Determinanten van bedrijfsprestaties (V0914) Vanaf 2006 verzamelt EIM in het programmaonderzoek systematisch gegevens over de determinanten van bedrijfsprestaties van MKB-bedrijven. Voor 58 sectoren en 2 grootteklassen worden gegevens verzameld (Datasets en modellen) over ondernemerschap, innovatie, marketing, HRM en perceptie van concurrentie. Dit gebeurt via het informatiesysteem Determinanten van Bedrijfsprestaties, waarbij de NMa optreedt als co-financier. De data worden op meso-niveau op de kennissite ontsloten en op microniveau in het datalab. Daarnaast worden zij ontsloten via de periodieke rapportages ‘Ondernemen in de Sectoren’ en in drie minirapportages. Dit project heeft betrekking op dit laatste. De minirapportages in 2009 gaan over: a. innovativiteit van MKB-bedrijven, b. beloningsvormen in het MKB, en c. een nader in te vullen onderwerp. Contactpersoon: Jeroen de Jong Starters en jonge bedrijven (V0915) Gedurende lange tijd worden binnen het programmaonderzoek cohorten starters en jonge bedrijven gevolgd. Het in de tijd volgen van deze groepen bedrijven levert waardevolle informatie op, onder meer over de ontwikkeling van nieuwe en jonge bedrijven, de hierbij ervaren problemen en de factoren die overleving en bedrijfsgroei beïnvloeden. In 2009 wordt een nieuwe panel van 1.000 starters ondervraagd, waarbij de beleving van de marktomstandigheden door deze ondernemers centraal staat. Deze uitkomsten worden vergeleken met de eerdere starterscohorten (1998/2000 en 2003): starters in andere marktomstandigheden. Op basis hiervan worden twee minirapportages of één uitgebreidere samengesteld. Contactpersoon: Dick Snel
43
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid (V0916) EIM heeft binnen het programmaonderzoek een groot aantal tijdreeksen opgebouwd op het gebied van bedrijvendynamiek en bedrijfstypen. Tevens is een database opgebouwd met een groot aantal gegevens (balans, resultatenrekening) van individuele bedrijven over een flink aantal jaren. Het rapport 'Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid' is gebaseerd op genoemde tijdreeksen en gegevens. Beleidsmakers maken intensief gebruik van gegevens over ondernemingendynamiek en bedrijfsprestaties bij hun beleidsvorming en het schrijven van nota's. Ook gebruiken zij het om onder andere het startersbeleid te kunnen monitoren en specifiek beleid te ontwikkelen, gericht op het vergroten van het aantal snel groeiende bedrijven in Nederland. Dit project betreft een actualisatie van het rapport uit 2008. Contactpersoon: Klaas Bangma Monitor Inkomens ondernemers (V0917) De vraag naar data over inkomens is de laatste tijd erg groot. De publicaties met betrekking tot dit thema behoren tot de meest gedownloade en krijgen ook veel persvermeldingen. Vanwege de structurele belangstelling naar deze data wordt voorgesteld ook in 2009 weer een minirapportage uit te brengen over de nieuwste ontwikkelingen op dit gebied. Die minirapportages gaat in op ontwikkelingen van de belangrijkste variabelen met betrekking tot inkomens van ondernemers: besteedbaar en belastbaar inkomen en winst uit onderneming, uitgesplitst naar persoonskenmerken. De minirapportage wordt gebaseerd op de Monitor Inkomens Ondernemers. Deze Monitor wordt jaarlijks ververst met de meest recente CBSgegevens (Datasets en modellen). Begin 2009 zal duidelijk worden of dit project in cofinanciering met het CBS zal plaatsvinden. Hierover zijn EIM en CBS in gesprek. Contactpersoon: Mickey Folkeringa Reviews (V0918) Binnen het programmaonderzoek is in de loop der jaren over een aantal onderwerpen regelmatig gepubliceerd naar aanleiding van strategisch onderzoek of datasets en modellen. Vraag is wat deze onderzoeken en publicaties feitelijk hebben opgeleverd. Wat is hun bijdrage geweest aan de kennisopbouw over dit onderwerp? Wat zijn de beleidsimplicaties geweest? Wat is de impact geweest op de ondernemend Nederland? Eind 2008 en begin 2009 worden enkele eerste thematische reviews afgerond (inkomens van ondernemers, snelle groeiers, internationalisering en de internationale ontwikkeling van ondernemerschap). Voor 2009 stellen we voor één nieuw review uit te voeren met betrekking tot een nader te bepalen onderwerp en de bevindingen daarvan te publiceren in de vorm van een Nederlandstalige minirapportage. Contactpersoon: Wilma van Rijt 5 . 3 . 4 O ve r i ge ra p po rta g es Minionderzoeken (V0919) Dit project betreft de ontsluiting van de kennis en informatie uit het programma door het beantwoorden van vragen waartoe een inspanning van de onderzoekers benodigd is van meer dan 1 dag en maximaal 5 dagen. In principe dienen de resultaten van deze activiteiten ontsloten te worden op de kennissite. Van deze faciliteit kunnen beleidsmakers in ruime zin (bij-
44
voorbeeld Ministerie van EZ, andere ministeries, lagere overheden, Europese Commissie, koepelorganisaties, vakbonden) gebruik maken. Contactpersoon: Jacqueline Snijders Minirapportages ad hoc (V0920) Al enige jaren worden data, informatie en kennis ontsloten via minirapportages. Deze vorm van ontsluiting is succesvol, gezien de vele reacties die bij EIM binnenkomen naar aanleiding van een dergelijke publicatie. Specifieke voordelen zijn: snelheid (inspelen op actualiteit), toegankelijkheid (concreet en direct) en bereikbaarheid (afgestemd op grote doelgroep). We onderscheiden twee groepen van minirapportages: a. naar aanleiding van de metingen van het MKB-Beleidspanel en de EIM-Beleidscafés en b. naar aanleiding van actualiteiten en kennisopbouw gedurende het jaar. Contactpersoon: Wilma van Rijt Publieksgerichte artikelen (V0921) Ook in 2009 streven we er naar publieksgerichte artikelen te plaatsen naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen in vakbladen, ondernemersbladen, branche- en sectorbladen en dergelijke, inclusief boekbijdragen en bijdragen aan congresbundels. Dit project maakt het mogelijk om data, informatie en kennis uit het programma via een ander kanaal nog breder te verspreiden. In dit kader hopen we ook vervolg te kunnen geven aan het leveren van artikelen op periodieke basis aan enkele vakbladen. Contactpersoon: Wilma van Rijt
5 . 3 . 5 D o or l o pe nd e p ro j ec te n va nu it v or i g ja a r Een aantal projecten uit 2008 zullen als gevolg van overprogrammering en geplande externe bijeenkomsten voor een beperkt deel doorlopen in 2009. In dit stadium is nog niet volledig te specificeren om welke projecten het hierbij gaat. Dat zal dan ook gebeuren in de tweede tranche. Naar onze inschatting zullen de volgende projecten in ieder geval gedeeltelijk doorlopen vanuit het vorige jaar: − Global Entrepreneurship Monitor 2008 − Internationale Benchmark Ondernemerschap − Review Internationale ontwikkeling van ondernemerschap − Seminar over Nalevingskosten van regulering (datum: 6 februari 2009) − Entrepreneurship in the Netherlands (datum: 5 februari 2009)
5.4
Vooruitblik tweede tranche Binnen de kennisoverdracht zijn enkele projecten die in de tweede tranche of later in 2009 wellicht voorgesteld gaan worden. Het gaat dan om: − Projecten (hoofdzakelijk minirapportages) die voortvloeien uit cofinancieringsprojecten uit ‘Datasets en modellen’; − Een project ter vervanging van de periodieke rapportage ‘MKB Exportthermometer’. De exportthermometer kan in 2009 niet voortgezet worden, vanwege het beëindigen en imkrimpen van de benodigde brondata (ERBO, HIS). In de loop van 2009 wordt duidelijk of een exportgerichte publicatie op basis van andere bronnen en bewerkingen (CBS, EIM) haalbaar is.
45
− Uit het voorgestelde ‘Gebruikersonderzoek website’ kunnen verbetervoorstellen komen, die een duidelijke toegevoegde waarde hebben voor de website. Hiervoor zal dan een uitvoeringsvoorstel worden ingediend.
46