Dieren op de boerderij
Dit project wordt gefinancierd door het Departement Landbouw en Visserij
‘… Natuuronderwijs in het basisonderwijs is situaties creëren waarin de leerlingen de kans krijgen om te ontdekken, te ervaren, te exploreren en al spelend te onderzoeken …’ ‘… In een door mensen geconstrueerde wereld kan men zich moeilijk een situatie voorstellen die niet in mindere of meerdere mate een technische dimensie bezit. Dit is ook de wereld waarin jonge kinderen opgroeien en waarop ze zowel mentaal als materieel greep willen krijgen …’ ‘… leren rekening houden met andere gezinsvormen dan het eigen gezin of in het eigen denken en handelen vormen van racisme en etnocentrisme leren onderkennen en vermijden …’ ‘… De kinderen verwerven inzicht en worden vaardig in het omgaan met de dagelijkse of cyclische tijd en met de historische of lineaire tijd, …’ Dit zijn enkele citaten uit de eindtermen voor het basisonderwijs rond natuur, techniek, ruimte, maatschappij, tijd, … Het is voor leerkrachten niet altijd eenvoudig om met hun leerlingen deze eindtermen te behalen. Met dit beeldmateriaal willen wij jullie op weg helpen. Duidelijk beeldmateriaal is moeilijk te vinden, maar is heel belangrijk. We leven nu eenmaal in een visuele cultuur, waar beelden langer blijven hangen dan woorden. Het bijbehorende lesmateriaal is zo opgesteld dat de leerlingen op een leuke en speelse manier leren werken met het beeldmateriaal en kennis opdoen over landbouw, het gezinsleven, de natuur, … Door realistische foto’s aan te bieden willen wij een waarheidsgetrouw beeld geven van onze landbouw. Zo kunnen de kinderen zien hoe het er in werkelijkheid aan toegaat. Een varkensstal is niet kleurrijk, een varken is niet felroze en mest heeft niet alle kleuren van de regenboog. Bekijk de foto’s met je leerlingen, steek je neus in de lucht en voor je het weet sta je al met je voeten in de aarde, op een echte boerderij. Wat kan je zoal verwachten? BOER in BEELD bestaat uit verschillende themareeksen. Elke reeks behandelt een bepaald aspect van de boerderij, een bepaalde teelt of diersoort. Een fotoreeks bestaat uit de volgende elementen: • Tien tot vijftien basisfoto’s, gedrukt op hard karton op A4-formaat. Op de achterkant van deze foto’s vind je (voor)leesteksten, weetjes, opdrachtjes of zegswijzen. • Bij elke reeks hoort ook een aanvullende reeks foto’s die het thema verder uitdiepen. Deze foto’s vind je in het klein op de achterkant van de basisfoto’s. Je kan ze via de website www.boerinbeeld.be bijbestellen of downloaden. • Een lesboekje met meer uitleg over de te behalen eindtermen/ontwikkelingsdoelen, enkele suggesties en voorstellen voor lessen en de nodige achtergrondinformatie over het thema. De fotoreeksen, aangevuld met extra werkblaadjes, knutselopdrachten, tekenprenten enz. vind je ook terug op de website www.boerinbeeld.be.
-3-
Dieren op de boerderij
Inhoud
De boerderij herbergt een rijkdom aan dieren. Niet alleen de gekende landbouwdieren zoals de runderen, varkens, kippen, … komen in deze fotoreeks aan bod. Ook de poes, de hond, de muis en de spin krijgen hun plaatsje. Er is enorm veel te vertellen over deze dieren. Hoe heet het wijfje van een konijn bijvoorbeeld ook alweer? En heeft een spin nu acht of zes poten? Sommige dieren krijg je maar in één seizoen te zien, zoals een boerenzwaluw. Die is meestal maar in de zomer aanwezig op de boerderij. Met deze fotoreeks over de dieren op de boerderij kan je als leerkracht werken rond dit leerrijke, boeiende thema en met je klas een aantal eindtermen voor het vak wereldoriëntatie behalen.
Ontwikkelingsdoelen (kleuters) . ............................................................................................ Eindtermen (1e graad) ............................................................................................................ Aan de slag (kleuters) ............................................................................................................ Aan de slag (1e graad) ............................................................................................................ Ideeënbus . .............................................................................................................................. Op de achtergrond, info voor de leerkracht............................................................................ Bronnen................................................................................................................................... Colofon ....................................................................................................................................
6 8 10 14 18 20 28 30
Pictogrammen
Onderwijs/leergesprek
kringgesprek
zelfstandig werken
partnerwerk
groepswerk
luisteren
denken
zoeken
lezen lijmen knippen meten
-4-
tekenen
-5-
Ontwikkelingsdoelen (kleuters) Wereldoriëntatie De kleuters 1.1 kunnen mensen, dieren en planten ordenen aan de hand van een eenvoudig, zelfgevonden criterium. 1.2 kunnen in verband met de voortplanting van mensen en dieren getuigen van het inzicht dat een levend wezen steeds voortkomt uit een ander levend wezen van dezelfde soort; dat de geboorte wordt voorafgegaan door een periode van gedragen worden door de moeder of door de ontwikkeling van het jong in een ei; dat de geboorte het verlaten van het moederlichaam of van het ei betekent. 1.6 kunnen bij zichzelf aangeven welk lichaamsdeel instaat voor het horen, zien, ruiken, proeven en voelen. 1.6 kunnen verschillen in de vorm, de geur, de smaak, het geluid, de kleur en in aanvoelen onderscheiden. 1.8 kunnen met hulp van een volwassene eenvoudige bronnen hanteren om meer te weten te komen over de natuur.
Wiskundige initiatie De kleuters kunnen 2.1 handelend en verwoordend twee dingen op hun kwalitatieve eigenschap vergelijken. 2.2 dingen kwalitatief vergelijken en samenbrengen op basis van één of twee gemeenschappelijke kenmerken.
Nederlands De kleuters kunnen 1.3 een voor hen bestemde mondelinge boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen. 1.5 een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen. 2.1 een voor hen bestemde mededeling, een verhaal, zo (her)formuleren dat de inhoud ervan herkenbaar overkomt. 2.5 iemand of iets beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of specifieke eigenschappen. 4.1 een ervaring, een verhaal weergeven door middel van visueel materiaal.
Muzische vorming De kleuters kunnen 1.1 hun visuele waarneming en beeldend geheugen versterken en vergroten door beeldelementen te herkennen. 1.5 impressies uiten in een persoonlijke, authentieke creatie en plezier scheppen in het zoeken en vinden. 2.1 klanken, geluiden, stilte en stemmingen in beluisterde muziek ervaren en herkennen. 3.1 eigen belevenissen, ervaringen, gedachten, gevoelens en handelingen verwoorden. 3.2 zich inleven in personages en dingen uit de omgeving en deze uitbeelden. 6.1 openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving. 6.3 vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven hun eigen expressiestijl tonen.
-6-
-7-
Eindtermen (1ste graad)
De leerlingen kunnen de informatie ordenen die voorkomt in 3.5 voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën.
Wereldoriëntatie De leerlingen 1.1 kunnen in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden. 1.3 kunnen bij organismen kenmerken aangeven waaruit hun aangepastheid blijkt aan hun voeding, aan bescherming tegen vijanden en aan omgevingsinvloeden. 1.4 kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van planten en dieren in zijn omgeving beïnvloedt. 4.8 kunnen illustreren dat verschillende sociale en culturele groepen verschillende waarden en normen bezitten. 5.9 tonen belangstelling voor het verleden, het heden en de toekomst, hier en elders. 7. kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.
Sociale vaardigheden De leerlingen 1.2 kunnen in de omgang met anderen respect en waardering opbrengen. 1.6 kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren. 1.9 kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren. 2 kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
Muzische vorming De leerlingen kunnen 1.3 een voor hen bestemde mondelinge boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen. 1.5 een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen. 2.1 een voor hen bestemde mededeling, een verhaal, zo (her)formuleren dat de inhoud ervan herkenbaar overkomt. 2.5 iemand of iets beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of specifieke eigenschappen. 4.1 een ervaring, een verhaal weergeven door middel van visueel materiaal.
Nederlands De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in 1.3 een uiteenzetting of instructie van een medeleerling, bestemd voor de leerkracht. De leerlingen kunnen op basis van hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen de informatie beoordelen die voorkomt in 1.8 een discussie met bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze 2.1 aan leeftijdsgenoten informatie over zichzelf verschaffen. 2.2 aan iemand om ontbrekende informatie vragen. 2.5 vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden. 2.7 bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdsgenoten.
-8-
-9-
Aan de slag (kleuters) Beelden die spreken Algemeen doel Kennismaking met de dieren en aandachtig leren kijken.
Doelstellingen • • • • • •
De kleuters kunnen plezier beleven aan activiteiten waardoor ze de wereld verkennen. De kleuters kunnen het verhaal van het dier begrijpen. De kleuters kunnen verwoorden welk dier ze zien. De kleuters kunnen vragen stellen over wat ze op de foto’s zien. De kleuters kunnen het verhaal van het dier weergeven door middel van de foto’s. De kleuters kunnen onder meer de volgende woorden begrijpen en gebruiken: veulen, merrie, hengst, bok, geit, lam, mekkeren, teef, reu, pup, blaffen, kat, kater, kitten, miauwen, haan, kuiken, kip …
Algemeen doel De kleuters kunnen dieren ordenen aan de hand van eenvoudige criteria.
Doelstellingen • De kleuters kunnen een dier beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of specifieke eigenschappen. • De kleuters kunnen dieren ordenen aan de hand van eenvoudige, zelf gevonden criteria. • De kleuters kunnen verschillen in vorm, geluid en kleur onderscheiden. • De kleuters kunnen twee dingen op kwalitatieve eigenschappen vergelijken. • De kleuters kunnen dieren kwalitatief vergelijken en samenbrengen op basis van één of twee gemeenschappelijke kenmerken. • De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen in hun omgeving.
Materiaal
Materiaal
• Foto’s ‘Dieren op de boerderij’ • Pictogrammen Werkdieren, Landbouwdieren, Andere dieren (zie website)
• Foto’s ‘Dieren op de boerderij’
Lesverloop
Lesverloop
Introductie
Introductie
De kleuters zitten samen met de leerkracht in een praatkring. Laat de kleuters nog eens de foto’s zien en laat hen (kort) het verhaal rond de foto nog eens vertellen.
De kleuters zitten samen met de juf in een kring. De juf vertelt dat ze enkele foto’s mee heeft van dieren die op de boerderij wonen. Laat de kleuters verwoorden wat ze al weten over de dieren op de boerderij.
Kern
Kern De juf legt de foto’s in de kring. Laat de kleuters even kijken. Een kleuter mag een foto uitkiezen en vertellen wat er op de foto te zien is. De kleuter mag weer gaan zitten en de juf vertelt het verhaal dat bij de foto hoort. Na het voorlezen worden de moeilijke woorden uitgelegd. Toon de foto en stel er enkele vraagjes over: Welk dier is dit? Hoe heten de papa, de mama en het kindje? Welk geluid maakt het dier? … Dit doe je met alle foto’s. Slot Als alle foto’s besproken zijn, mogen de kleuters vertellen welk dier ze het leukst vinden en waarom ze het een leuk dier vinden.
- 10 -
Alles op orde!
De juf legt de foto’s in de kring. Laat de kleuters even kijken. Een kleuter mag een foto uitkiezen en vertellen welk dier er op de foto te zien is. De kleuter mag weer gaan zitten. Stel de kinderen vraagjes zodat je tot een conclusie kan komen. Enkele vraagjes: Kan je dit dier opeten? Kan je het dier melken? Doet het dier werk op de boerderij? Moet de boer het dier zelf eten geven? Hoeveel poten heeft het dier? Heeft het dier pluimen? Welk geluid maakt het dier? Welke kleur heeft het dier? …
- 11 -
Je kan de dieren onderverdelen in landbouwdieren, werkdieren en andere dieren. Om ze te verdelen kan je de pictogrammen van de website afdrukken en elke foto onder de juiste categorie hangen of leggen. Je kan ze ook in andere categorieën onderverdelen: vacht, poten, kleur, …
Lesverloop Introductie De kleuters zitten in de kring en krijgen elk een groen en een rood kaartje. De juf vertelt hen dat ze vraagjes zal stellen. Als het juist is, mogen de kleuters een groen kaartje in de lucht steken, als het fout is een rood.
Landbouwdieren
Werkdieren
Andere dieren
geit
ezel
hond
kip
trekpaard
kat
Kern
schaap
spin
varken
vlieg
Zorg ervoor dat je voldoende vragen hebt om de quiz te spelen. Maak de vragen niet te moeilijk. Steek er af en toe ook een grappige vraag in.
koe
muis
konijn
boerenzwaluw
gans Slot Laat de kinderen om beurt verwoorden welk dier ze zelf zouden willen zijn en waarom.
Opdrachten Noem eens: - een groot dier; - een klein dier; - een dier met een lange staart; - een dier met acht poten; …
Uitbeelden Wie een dier wil uitbeelden steekt een kaartje in de lucht.
Gezond boerenverstand aan zet Algemeen doel Evalueren wat de kleuters hebben geleerd.
Doelstellingen • De kleuters kunnen plezier beleven aan activiteiten waardoor ze de wereld verkennen. • De kleuters kunnen onder meer de volgende woorden begrijpen en gebruiken: veulen, merrie, hengst, geit, bok, lam, beer, zeug, big, knorren, hinniken, balken, blaffen, … • De kleuters kunnen bij zichzelf aangeven welk lichaamsdeel instaat voor het horen, zien, ruiken, proeven en voelen. • De kleuters kunnen zich inleven in dingen uit de omgeving en deze uitbeelden. • De kleuters kunnen tegen hun verlies.
Materiaal • Foto’s ‘Dieren op de boerderij’ • Groene en rode kaartjes • Een prijs voor de kleuters (boerderijdiploma, een glas melk, …)
- 12 -
Raadseltjes - Ik geef melk en heb zwarte vlekken. - Ik geef melk en heb een sik. - Ik ben klein, heb een lange staart en ik piep. - Ik maak een web. - Ik leg vaak een ei, ik woon in een hok en ik zeg tok. …
Rijmen - Geen boer zonder paard, geen varken zonder (staart). - Geen zee zonder boten, geen dier zonder (poten). - Ik kakel in de wei en dan leg ik een (ei). - Ik zit op een stok en ik zeg (tok). - Een warme muts op mijn bol, een schaap geeft (wol). …
Goed of fout: - Een kip legt een ei. - Een hond miauwt. - Een koe geeft chocomelk. - Een ezel heeft pluimen. …
Slot Zet de klas terug in orde en reik de prijs uit.
- 13 -
Aan de slag (1ste graad)
Als alle foto’s uithangen, mogen de leerlingen vertellen welk dier ze het leukst vinden, wat ze niet wisten, wat ze wel al wisten, waar ze al iets gehoord hebben (bv. op tv) over het dier. Nu kunnen de leerlingen zinnen maken met de naam van het dier.
Beelden die spreken Algemeen doel
Slot
Kennismaking met de foto’s, aandachtig leren kijken en lezen.
Laat de kinderen een leuke tekening maken over het gezin van het dier dat zij het leukst vinden.
Doelstellingen • • • • • • •
De leerlingen kunnen plezier beleven aan activiteiten waardoor ze de wereld verkennen. De leerlingen kunnen uit een aantal vaststellingen zelf conclusies trekken. De leerlingen kunnen het verhaal voorlezen en begrijpen. De leerlingen kunnen verwoorden wat ze zien. De leerlingen kunnen vragen stellen over wat ze zien op de foto’s. De leerlingen kunnen vragen stellen waarvan de antwoorden onderzoekbaar of opzoekbaar zijn. De leerlingen kunnen onder meer de volgende woorden begrijpen en gebruiken: veulen, merrie, hengst, bok, geit, lam, mekkeren, teef, reu, pup, blaffen, kat, kater, kitten, miauwen, haan, kuiken, kip, … • De leerlingen kunnen zich inleven in het leven van het dier. • De leerlingen leren de dieren op de boerderij van naderbij kennen.
Materiaal • Foto’s ‘Dieren op de boerderij’
Lesverloop Introductie De leerlingen zitten samen met de leerkracht in een praatkring. Laat de kinderen verwoorden wat ze al weten over de dieren op de boerderij. Toon hen de foto’s en laat ze vertellen wat ze zien. Straks vertelt de leerkracht het verhaal dat erbij hoort. Kern Elk om beurt vertellen een leerling en de juf het verhaal op de achterkant van de foto. We lezen het verhaal twee keer, zodat alle leerlingen het verhaal goed gehoord hebben. Na het voorlezen worden de moeilijke woorden uitgelegd. Vraag eerst of er leerlingen zijn die het woord kennen en laat hen het uitleggen. Toon de foto’s en stel er enkele vraagjes over: Welk dier is dit? Hoe heten de papa, de mama en het kindje? Welk geluid maakt het dier? … Als je een foto besproken hebt, hang die dan aan het bord en schrijf er telkens de naam van de mama, de papa en het jong onder.
- 14 -
Alles op orde! Algemeen doel De leerlingen bewust maken over de dieren op de boerderij. Welke dieren zijn landbouwdieren (dieren waarmee de landbouwer zijn brood verdient), welke zijn werkdieren en welke wonen gewoon op de boerderij?
Doelstellingen • • • • • • •
De leerlingen kunnen uit een aantal vaststellingen zelf conclusies trekken. De leerlingen kunnen vragen stellen waarvan de antwoorden onderzoekbaar of opzoekbaar zijn. De leerlingen kunnen zich inleven in het leven van een dier. De leerlingen kunnen een gepast taalregister gebruiken tijdens het bespreken van de foto’s. De leerlingen kunnen hun eigen mening zeggen. De leerlingen kunnen argumenten of meningen van iemand anders aanvaarden. De leerlingen kunnen verwoorden wat ze zelf willen zeggen of wat anderen willen zeggen.
Materiaal • Foto’s ‘Dieren op de boerderij’ • Pictogrammen Werkdieren, Landbouwdieren, Andere dieren en Knuffeldieren (zie website)
Lesverloop Introductie De leerlingen zitten samen met de leerkracht in een praatkring. Laat de kinderen de foto’s nog eens zien en laat hen het verhaal rond de foto nog eens vertellen. Kern Houd met de leerlingen enkele discussies over de foto’s. Stel enkele eenvoudige vragen zodat de leerlingen zelf tot de conclusie komen of het dier nodig is om centjes te verdienen of niet.
- 15 -
Enkele vraagjes: Kan je het dier opeten? Kan je het dier melken? Doet het dier werk op de boerderij? Moet de boer het dier zelf eten geven? Welke dieren zitten in een hok, stal, wei? Welke lopen vrij rond? … Je kan de dieren onderverdelen in landbouwdieren, werkdieren en andere dieren. Om ze te verdelen kan je de pictogrammen afdrukken en elke foto onder de juiste categorie hangen of leggen. Landbouwdieren
Knuffeldieren
Werkdieren
Andere dieren
geit
hond
ezel
spin
kip
kat
trekpaard
vlieg
schaap
konijn
muis
varken
vlieg
koe
boerenzwaluw
konijn gans Slot Laat de kinderen om beurt verwoorden welk dier ze zelf zouden willen zijn en waarom.
Gezond boerenverstand aan zet Algemeen doel Evalueren wat de leerlingen hebben geleerd.
Doelstellingen • De leerlingen kunnen plezier beleven aan activiteiten waardoor ze de wereld verkennen. • De leerlingen kunnen onder meer de volgende woorden begrijpen en gebruiken: veulen, merrie, hengst, geit, bok, lam, beer, zeug, big, knorren, hinniken, balken, blaffen, … • De leerlingen leren de dieren op de boerderij van dichtbij kennen. • De leerlingen kunnen verwoorden wat ze geleerd hebben. • De leerlingen kunnen tegen hun verlies.
- 16 -
Materiaal • Foto’s ‘Dieren op de boerderij’ • Een prijs voor de winnaar
Lesverloop Introductie Zet de tafels en stoelen aan de kant en verdeel de klas (niet de leerlingen) in twee: A en B. Straks lees je een vraag met twee mogelijke antwoorden. De leerlingen hebben 10 seconden de tijd om bij het juiste antwoord te gaan staan. Wie het fout heeft, valt af. De winnaar is de beste dierenkenner. Kern Zorg ervoor dat je voldoende vragen hebt om de quiz te spelen. Maak de vragen niet te moeilijk. Steek er af en toe ook een grappige vraag in. Laat de kinderen die afgevallen zijn na een tijdje opnieuw meedoen (1 herkansing). Schrijf de namen van de kinderen op het bord. Telkens als ze een vraag juist hebben, zet je een streepje bij hun naam. Enkele voorbeelden van vragen: Hoe heet een mama-paard? A. merrie B. hengst Welk geluid maakt een ezel? A. blaffen B. balken Wat eet een varken? A. snoepjes B. meel Speel de quiz. Slot Zet de klas terug in orde en reik de prijs uit aan de winnaar.
- 17 -
Ideeënbus Enkele ideetjes om dit thema verder uit te diepen … Kleuters
1ste graad
Je kan een varkensmasker maken met karton, yoghurtpotjes, elastiekjes, …
Stel het dierengezin samen. Hang de foto’s aan het bord, laat de kinderen aan de hand van het verhaal zoeken hoe de mama, de papa en het jong heten. (De juiste namen vind je in het Dierenpaspoort verder in deze bundel.)
Een poppenspel maken rond de dieren van de boerderij, met als titel bv. ‘Mia muis op stap door de boerderij’, …
Een varkenswashandje maken is heel leuk. Met wat knopen, vilt en naaigerief kan je je op een leuke manier wassen.
Maak een dierengeluidenrooster. Dan kan je met de kinderen een dierenorkest samenstellen. Op de website vind je de voornaamste dierengeluiden. Die kan je de kinderen laten beluisteren.
Een gedicht maken over je lievelingsboerderijdier kan heel verrassende dingen opleveren. Wie weet zit er wel een nieuwe Paul Van Ostaijen in de klas.
Een boerderij tekenen of schilderen kan misschien wel leiden tot een klastentoonstelling voor de hele school.
Je kan ook rekenen met boerderijdieren. Op de website vind je enkele leuke rekenwerkblaadjes.
Een tekening maken van het leukste boerderijdier.
Een stripverhaal tekenen over de dieren op de boerderij. Maak van je leerlingen de evenknie van Studio Vandersteen, Merho, …
In de poppenhoek/verkleedhoek dierenkostuums hangen.
Een verhaal of opstel maken over de dieren op de boerderij. Laat de kinderen hun fantasie gebruiken.
Een logiset maken met de dieren op de boerderij kan een leuke wiskundeactiviteit zijn.
Maak een pen met een ganzenveer en laat de kinderen er hun naam mee schrijven.
Leg enkele leuke boerderijboekjes in de boekenhoek.
Wol spinnen. Op de website ontdek je hoe je dit doet.
Laat de kleuters een boerderij bouwen in de bouwhoek.
Je kan de kinderen een eigen pennenzak laten haken. (De werkwijze vind je op de website.)
In de turnles kan je de kinderen laten stappen zoals dieren.
Maak een spinnenweb met satéstokjes. (De werkwijze vind je op de website.)
Stel het dierengezin samen van de kip, de koe, het varken, …
Voor kleuters en 1ste graad - Op bezoek gaan bij een echte boerderij kan de leerlingen helpen om zich alles levendiger voor te stellen. ‘Met de klas de boer op’ is een project van de Provincie West-Vlaanderen. Een zestigtal boerderijen wordt begeleid, gevormd en ondersteund voor het ontvangen van kinderen op de boerderij. Adressen vind je op www.metdeklasdeboerop.be. - Verschillende dierenrassen ontdek je op het internet. - Neem een foto van een kleuter/leerling of juf en vergelijk de lichaamsdelen met die van een gekozen dier. - Laat de kinderen de dierengeluiden nadoen op verschillende manieren: blij, verdrietig, boos, verliefd … De kinderen kunnen de bewegingen van het dier ook nadoen op die manier. - Sorteer de dieren op criteria als de liefste, de grootste, de kleinste, vleeseter of planteneter, … - Producten leren kennen. Proeven van een voedingsproduct waarin iets verwerkt is van een dier dat op de boerderij woont. Je kan een verkiezing houden voor het lekkerste gerechtje. - Maak in de turnles een ‘vlieg’parcours (een hindernisparcours) voor de kinderen. Ze mogen telkens maar vijf tellen op de hindernis blijven zitten, anders ‘slaat’ (tikt) de boer hen met de vliegenmepper. - Zelf marsepeinen diertjes maken, en natuurlijk ook opeten. - Bekijk eens de film Charlotte’s web of Babe. Daar komen veel dieren in voor die op de boerderij wonen. - Print de dierentekeningen die je op de website vindt. De kinderen moeten de ontbrekende delen erbij tekenen. - Maak in de turnles of in de klas een groot spinnenweb. Hang hier en daar een belletje aan. Wie een belletje laat rinkelen tijdens het doorkruipen zit gevangen als een vlieg. - Al van een pizzapoes, een eierhaan of een eiermuis gehoord? Deze lekkere receptjes vind je op de website. - Welke neus, oor, poot, staart, vacht is van welk dier? Een leuk werkblad vind je op de website! - …
Een wedstrijdje koetje melken? Kijk even op de website hoe je dit kan aanpakken.
Maak een wollen schaap: teken een schaap en laat de kleuters het lijf bekleven met watten of met echte wol.
- 18 -
- 19 -
Op de achtergrond, info voor de leerkracht Het varken Het varken wordt gehouden voor het vlees of om te fokken. De ene soort zijn dus vleesvarkens of mestvarkens, de andere zijn fokvarkens. Het verhaal van het varken begint bij de geboorte. Er ontstaat direct een hiërarchie onder de biggen. De sterkste kiezen onmiddellijk de voorste tepel bij de zeug, want daar komt de meeste melk uit. Later zijn het ook de sterkste biggen die het eerst bij de etensbak staan. De zwakke biggen daarentegen worden vaak verwond en hebben meer kans om te sterven. Varkens zijn niet zo lief en zachtaardig als ze eruitzien. Gewonde dieren worden vaak verstoten. Dit is een gedrag dat nog afstamt van de wilde varkens, waar gewonde dieren de kudde deden vertragen en een gevaar vormden met het oog op roofdieren. De keuze was simpel: ofwel het zwakke dier achterlaten, ofwel het dier meenemen en de kans lopen aangevallen te worden. Het varken is een proper dier; het houdt een deel van zijn hok als toilet, een ander deel als eetruimte en nog een ander deel als slaapplaats. Maar waarom ploetert een varken dan zo graag in de modder? Dat varkens van modder houden, komt omdat ze niet kunnen zweten. Ze gebruiken de modder als afkoelingsmiddel. Die modder beschermt hen ook tegen vliegen, parasieten, muggen, … Varkens zien niet goed, maar ruiken des te beter. Dat is een wetenschap die mensen al heel lang gebruiken om onder andere truffels uit de grond te halen. Varkens hebben ook een ‘talenknobbel’: aan de hand van ongeveer 26 knorgeluiden communiceren ze met elkaar. Meer info over het varken vind je ook terug in de fotoreeks ‘Varkens’.
Het schaap Op de boerderijen worden schapen vooral gehouden voor hun melk of voor hun vlees. Heb je al eens ooien met een gekleurde stip op hun achterste gezien? Dat geeft aan dat de ram hen bevrucht heeft. De ram krijgt een soort gesp rond zijn borst met een vet kleurkrijt erin. Als de ram een ooi dekt, krijgt de ooi een kleurstreep. Zo kan de boer zien welke ooien gedekt zijn. Schapen zijn echte kuddedieren. Je ziet ze altijd in groep, zelden alleen. Vroeger trok de herder de weiden in met zijn schapen. Daar liet hij ze grazen en ’s avonds keerde hij met hen terug naar de stal. In de Kempen heb je heideschapen. Deze worden door een herder door de heide gedreven. Dit doet men om de heide in haar oorspronkelijke toestand te houden. Het schaap is natuurlijk het meest gekend om zijn wol. In mei of juni worden alle schapen geschoren, of het nu vlees-, melk- of wolschapen zijn. De dieren zouden het anders veel te warm hebben in de zomer. Schapen kunnen het hele jaar door buiten staan. Met hun wollen ‘jas’ kunnen ze vriestemperaturen aan. Als ze binnen zitten, moet er voldoende ventilatie zijn, anders krijgen ze het te warm. Net als geiten en koeien zijn schapen herkauwers. Ze hebben dus ook vier magen.
- 20 -
Het rund Op de boerderij vind je voornamelijk vleesvee of melkvee. Er bestaan ook nog dubbeldoelrassen, dit zijn runderen die zowel voor het vlees als voor de melk gekweekt worden. Vleesvee is erg gespierd en ziet er dik uit, terwijl melkvee er mager uitziet. Voor elk doel bestaat er een type rund. Onder het vleesvee is het Belgisch witblauw ras een topper en onder het melkvee spant de Holsteiner-Friesian de kroon. Runderen krijgen meestal hoorns, zowel de stieren als de koeien. Maar omdat het veiliger is voor de landbouwer en voor de dieren zelf, worden die hoorns van jongs af aan afgebrand of met een pasta ingesmeerd zodat ze niet meer groeien. Een stier heeft meestal een neusring in zijn neus. Door die neusring kan de boer de stier makkelijker in toom houden. Dat is nodig, want jaarlijks zijn er boeren die gewond raken of sterven na een aanvaring met hun stier.
Het trekpaard Het heeft lang geduurd voor de mens het paard domesticeerde. Dit kwam vooral omdat het moeilijk in bedwang te houden was. Eenmaal getemd werd het paard een trouwe partner van de mens, zowel op het land, op de weg als in de strijd. Het trekpaard werd (wordt) vooral gebruikt als werkdier. Door zijn sterk, taai en gedwee karakter was het ideaal om te gebruiken in de landbouw. Het Belgische trekpaard, de Ardenner, de Brabander en het Vlaamse paard waren (zijn) wereldwijd geëerd om hun werkkracht. Door de mechanisering van de landbouw verdween het trekpaard naar de achtergrond. Nu worden trekpaarden vooral gekweekt voor folklore, hobby en wedstrijden. Een paard is een edel dier. We benoemen de lichaamsdelen zoals bij een mens: we spreken van benen en hoofd in plaats van poten en kop.
Het geit Geiten worden in onze contreien vooral gehouden voor de melk. Daarmee worden allerhande kazen gemaakt. Maar er bestaan ook angorageiten. Deze geiten hebben een lange vacht en worden vooral gehouden voor hun wol. Er worden ook veel geiten gehouden als huisdier. Een geit is een herkauwer. Dat wil zeggen dat ze eerst een hoeveelheid eet en daarna rustig gaat herkauwen. Daarom heeft een geit ook vier magen: de pens, de netmaag, de boekmaag en de lebmaag. Al het gras wordt in de pens opgeslagen. Tijdens het herkauwen wordt het gras in brokjes terug naar de bek gebracht om na het kauwen de verteringsweg verder te volgen. Een herkauwer kan je makkelijk herkennen: zijn hoeven zijn in twee gesplitst. (Zoals onder andere bij een koe en een schaap.) Geiten hebben liefst een hok in hun wei staan. Ze houden namelijk niet van nat weer. Ze houden wel heel erg van klimmen. Wat klautermateriaal in de wei is voor hen dus net zoiets als een speeltuin voor onze kinderen.
- 21 -
De ezel Vroeger was de ezel een lastdier. Het trok karren en vervoerde allerhande dingen. In vele landen wordt de ezel nog steeds gebruikt als trekdier. Wat is het verschil tussen een ezel en een paard? Een ezel is geen paard met lange oren. Een ezel heeft een stugge, droge vacht. Daardoor kan het regenwater erdoorheen dringen tot op de huid. Daarom heb je voor een ezel een schutplaats nodig tegen de regen, anders kan hij ernstig ziek worden. Een paard heeft een veel vettiger vacht, waardoor de regen ervan afloopt. De ezel komt oorspronkelijk uit droge, warme streken. Zijn hoeven zijn zachter dan die van een paard, daarom moeten ze vaak gecontroleerd en schoongemaakt worden. Zijn oren zijn ook langer dan die van een paard. Ezels zijn veel taaier dan paarden. Ze kunnen veel meer pijn verdragen en zijn daardoor goede werkkrachten. Een ezel kan je wel kruisen met een paard. Een kruising tussen een paardenhengst en een ezelin is een muilezel, een kruising tussen een ezel en een paardenmerrie is een muildier. Deze kruisingen kunnen niet verder kweken.
De hond De hond is een dier dat over heel de wereld in groten getale voorkomt. Het wordt gezien als het oudste huisdier. De hond werd (en wordt nog steeds) gebruikt als trekdier of kreeg bewakingstaken, gaande van herdershond tot bewaker van fabrieken. In principe mag een hond in België niet meer werken; daarvoor heb je een vergunning nodig. Als een hond hier werkt, is het als politiehond, bewaker bij een bewakingsfirma of hulphond (blindengeleidehond). Vroeger werden honden ingeschakeld om melkkarren voort te trekken of om in een rad te lopen. In Scandinavische landen worden sleehonden ingeschakeld om sleeën voort te trekken. Bij de jacht worden honden gebruikt om het wild op te jagen en het geschoten wild te vinden. Het gehoor is bij de hond heel sterk ontwikkeld, net zoals de neus. Bij ons is een hond vooral een gezelschapsdier, net zoals op de boerderij. Heel veel landbouwers nemen hun hond mee op de tractor, naar het land … Een hond dient dus niet enkel om de boerderij te bewaken.
De kat Katten zijn net als honden een van de eerste huisdieren. Maar ze zijn niet zo afhankelijk van de mens. Ze leefden bij de mensen om makkelijk aan eten te komen. Vroeger joegen ze in schuren op kleine knaagdieren als ratten en muizen. Nu dienen ze vooral als gezelschapsdier. Behalve op de boerderij, daar zijn nog muizen genoeg. De kat heeft heel gevoelige snorharen. Die heeft ze nodig om te voelen. Ook haar staart is heel belangrijk. Ze gebruikt die om haar evenwicht te bewaren en om te communiceren met andere katten. Dat katten goede klimmers zijn, zal je wel al eens gezien hebben, maar wist je dat poezen altijd op hun pootjes terechtkomen? Tijdens een val draait een poes zich zodanig dat ze op haar
- 22 -
poten landt. Luieren is een van de hoofdbezigheden van de kat. Om zichzelf schoon te maken heeft ze zo’n twee uur per dag nodig. Katten leven alleen, het zijn solitaire dieren, maar als er meerdere katten in huis zijn, zijn ze bereid een familieband met elkaar aan te gaan.
De kip Een kip wordt gehouden voor het vlees (vleeskippen) of voor de eieren (legkippen). Kippen beginnen te leggen wanneer ze 5 à 6 maanden oud zijn. Een hen legt ongeveer één ei per dag (die kunnen zowel bevrucht als onbevrucht zijn). Ze doet er 25 uur over om één ei te maken. Kippen zitten lichamelijk heel vernuftig in elkaar. Zo hebben ze een krop waar hun opgepikte eten in terechtkomt. Daar wordt het met speeksel geweekt om het beter te verteren. Ze hebben twee magen om het voedsel klein te krijgen. Daarom pikken ze ook kleine steentjes op, om te helpen bij het fijnmaken van de zaadjes. Kippen hebben een hiërarchische ladder. Dat wil zeggen dat elke kip een bepaalde plaats heeft in de groep.
De gans Als een ganzenkuiken uit het ei kruipt, neemt het het eerste wat het ziet bewegen als zijn moeder aan. Als het dus een kind, kip, … of zelfs een tractor als eerste ziet bewegen, denkt het dat dit zijn moeder is. De ganzerik en de gans blijven hun leven lang bij elkaar. Ze leven in groepen en als ze uitvliegen, vliegen ze meestal in een V-vorm. Met hun gegak ‘praten’ ze met elkaar en geven ze signalen. Ganzen zijn herbivoren (planteneters). Op de boerderij kunnen ganzen voor verschillende doeleinden gekweekt worden. Bij ons is het meestal voor de foie gras, maar ook voor hun donsveren, eieren en vlees worden ze gekweekt. Ganzen dienen soms zelfs als ‘waakhond’, want bij het minste zetten ze hun soms oorverdovend gegak in. Voor er balpennen waren, gebruikte men ganzenveren om te schrijven.
De spin Spinnen zie je vaak op boerderijen. Niet omdat een landbouwer die speciaal koopt en kweekt, maar op een boerderij zitten vaak veel insecten, en spinnen eten die insecten. De spin behoort tot de geleedpotigen maar is geen insect. Een spin heeft acht poten, een kopborststuk en een achterlijf. Op het kopborststuk vind je ofwel 3x2 of 4x2 ogen. De poten van de spin zijn erg gevoelig. Ze zijn bedekt met haren, die aanrakingen, luchtvochtigheid, vibratie, geuren en smaken kunnen waarnemen.
- 23 -
Het typische kenmerk van spinnen is natuurlijk hun spinrag en het web dat ze daarmee maken. Met hun spintepels maken spinnen spinragdraden, elk voor een specifiek doel: signaaldraad, kleefdraad, draad voor cocons … Spinrag is zelfs sterker dan de synthetische materialen die mensen maken. Spinnen weten waar de ‘droge’, niet-klevende draden in hun web zitten. Zo blijven ze zelf niet vastzitten in hun web. Wanneer er een prooi in het web komt, begint het web te trillen. De spin loopt ernaartoe, verlamt de prooi en spint haar helemaal in. Omdat een spin enkel vloeibaar eten kan opzuigen, spuit ze verteringssappen in haar prooi. Die zorgen ervoor dat het vlees vloeibaar wordt. Een spin legt eieren, die ze in een groepje afzet in een eicocon. Spinnen zijn pas volwassen na vijf tot tien keer vervellen. Hooiwagens zijn geen spinnen, maar horen ook bij de familie van de spinachtigen.
De huisvlieg De vlieg is een insect. Dat wil zeggen dat het lijf uit drie delen bestaat: kop, borststuk en achterlijf. Aan het borststuk heeft een insect zes poten en eventueel vleugels. Een huisvlieg behoort tot de tweevleugeligen. Dat wil zeggen dat ze maar één paar vleugels hebben. Hun ogen bestaan uit zo’n tweeduizend facetten. Met hun zuigsnuit zuigen huisvliegen hun voedsel op. Met hun speeksel maken ze het voedsel vloeibaar zodat ze het kunnen opzuigen. Hun voedsel bestaat uit mest en etensresten, vandaar dat er op een boerderij veel vliegen te zien zijn. Daar is eten in overvloed. De wijfjes leggen hun eitjes in halfvergane organische materialen zoals mest, etensresten … Ook daarom zie je veel vliegen op de boerderij. Uit die eitjes komen larven, die na een tijd gaan verpoppen. Uit die poppen komen er volwassen vliegen. Een vlieg leeft ongeveer twee maanden. Huisvliegen zijn echte overbrengers van ziektekiemen. Doordat ze met hun poten overal aanzitten, brengen ze heel gemakkelijk ziekten over, bijvoorbeeld op eten.
De muis Dit kleine knaagdiertje vind je overal. Muizen planten zich razendsnel voort. Een vrouwtje kan vijf tot tien keer per jaar jongen werpen, met telkens tussen de drie à twaalf jongen per worp. Na enkele weken zijn die jongen ook geslachtsrijp. Het gaat dus erg snel. Muizen knagen overal aan. Ze eten graan, zaden, noten, wortelen, wormen … Bij schaarste eten ze zelfs papier en lijm. Ze eten geen grote hoeveelheden, maar hun uitwerpselen en urine vervuilen voedsel dat voor mensen bestemd is. Zo brengen ze ziektes over en daarom zijn ze zo schadelijk. Ook knagen ze draden, dozen en verpakkingen kapot. Daarom heeft een boer liever geen muizen op zijn erf.
Het konijn Konijnen worden vooral gekweekt voor hun vlees en hun pels, maar de meeste konijnen worden gehouden als hobbydier. Bij konijnen moet je opletten voor bepaalde ziektes: myxomatose en VHS. Deze ziektes zijn dodelijk. Als een konijn eenmaal besmet is, is het niet meer te redden. Nog een vaak voorkomend probleem zijn de doorgroeiende tanden. Als deze niet afslijten, kunnen de dieren hun mond niet meer dichtdoen en kunnen ze niet meer eten. Door hen een wilgentak te geven (dit hout versplintert niet) slijten hun tanden vanzelf af.
De boerenzwaluw Deze trekvogels trekken in de lente van hun overwinteringsplaats in het zuiden naar hun broedplaatsen hier bij ons. Net als de andere zwaluwen leven ze meestal in groepjes. In de herfst verzamelen ze zich in grote groepen om dan terug naar het zuiden te trekken. De boerenzwaluw bouwt zijn nest meestal in stallen, onder bruggen of afdaken. Als nest maakt de boerenzwaluw een halfcirkelvormige kom met bovenaan een kleine opening. Het nest is gemaakt van vochtige aarde en speeksel, dat wordt verstevigd met halmen en haar. In het nest legt het wijfje vier tot vijf eieren, die na ongeveer 14 dagen uitkomen. De beide ouders brengen voedsel aan en verzorgen samen hun jongen. Na 21 dagen verlaten de jongen het nest. Een koppel kan twee tot drie legsels in een jaar leggen. Een boerenzwaluw zal meestal naar zijn oude nest terugkeren om het wat te herstellen en er zich opnieuw te nestelen. De boerenzwaluw eet voornamelijk insecten, die hij al vliegend uit de lucht kan happen. Ook drinken doet hij al vliegend: hij scheert over het water en schept water met zijn bek.
- 24 -
- 25 -
Dierenpaspoort Dier
Mannetje
Vrouwtje
Jong
Geluid
Latijnse naam
Familie
Dracht en aantal jongen
Ezel
ezelhengst
ezelin
veulen
balken
Equus asinus
zoogdier
12 maanden 1 veulen
Varken
beer
zeug
big
knorren
Sus scrofa domesticus
zoogdier
3 maanden, 3 weken en 3 dagen 9 tot 15 biggen
Geit
bok
geit
lam
mekkeren
Capra hircus
zoogdier herkauwer
5 maanden 2 lammetjes
Hond
reu
teef
pup
blaffen
Canis lupus familiaris
zoogdier
64 dagen Het aantal pups is afhankelijk van het ras. Van 1 tot 10 pups
Kat
kater
kattin
kitten
miauwen
Felis catus
zoogdier
9 weken 4 à 5 kittens
Kip
haan
hen
kuiken
kakelen (kip) kraaien (haan)
Gallus gallus domesticus
vogel
21 dagen broeden 3 tot 8 eieren (De kip legt 1 ei per dag)
Schaap
ram
ooi
lam
blaten
Ovis aries
zoogdier herkauwer
21 weken 1 tot 3 lammetjes
Gans
ganzerik/gent
gans
kuiken
gakken
Anatidea anserinae
vogel
4 weken broeden 3 tot 8 eieren (De gans legt 1 ei per dag en er komt 1 kuiken per dag uit.)
Spin
Araneae
spinachtige
Legt 100 tot 200 eitjes.
Vlieg
Musca domestica
insect
Legt eitjes.
fluiten
Hirundo rustica
vogel
14 dagen broeden 4 tot 5 eieren
Boerenzwaluw Trekpaard
hengst
merrie
veulen
hinniken
Equus caballus
zoogdier
11 maanden 1 veulen
Rund
stier
koe
kalf
loeien
Bos taurus
zoogdier herkauwer
281 dagen 1 kalf
piepen
Mus musculus
zoogdier
20 dagen 3 tot 12 jongen
Oryctolagus cuniculus
zoogdier
30 dagen 3 tot 12 lampreien
Muis Konijn
- 26 -
rammelaar
voedster
lamprei
- 27 -
Bronnen Op de website kan je werkblaadjes en bijkomende foto’s downloaden en bestellen. Surf even naar www.onthaalopdeboerderij.be. Bij het onderdeel ‘Didactische ondersteuning’ vind je ‘Boer in beeld’, waar je alle info krijgt.
Websites www.onthaalopdeboerderij.be www.plattelandsklassen.be www.grasspriet.be www.vilt.be www.hetvirtueleland.be www.varkensvlees.be http://srsh.be (website Koninklijke maatschappij St-Hubertus, hondenstamboek) www.lessenpakketten.be www.vlam.be www.weidepoort.be www.hetkleineloo.nl
Weetjes • Je kan allerhande lesmateriaal gratis lenen in de provinciale uitleendiensten landbouweducatie. Om te weten waar er een uitleendienst in je buurt is, surf je naar www.onthaalopdeboerderij.be. Je vindt er alle adressen en een overzicht van het beschikbare lesmateriaal. • Breng ook eens een bezoek aan een boerderij. In de brochure ‘Met de klas de boer op’ vind je zeker een boerderij in je buurt. Via de website onthaalopdeboerderij (zie websites) kan je de folder verkrijgen. Ook via
[email protected] vind je bijkomende informatie. • Via www.vilt.be krijg je actuele informatie en de laatste nieuwtjes over de landbouw. De website heeft ook een educatief luik, waar je lesmateriaal kan downloaden. • Plattelandsklassen vzw heeft een aantal Grassprietjes (educatief tijdschrift) uitgewerkt over bepaalde dieren. Je kan ze gratis downloaden op hun website (zie hierboven). • Plattelandsklassen vzw heeft ook een lesbundel voor kleuters uitgewerkt over boerderijdieren, ‘Vlekje op vier poten’. Meer informatie vind je op hun website (zie hierboven).
Nuttige adressen Provinciehuis Olympia Landbouweducatie Koning Leopold III-laan 66 8200 Sint-Andries
[email protected] T 050 40 71 69 Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingsinstituut voor Land- en Tuinbouw (POVLT) Ieperseweg 87 8800 Beitem/Rumbeke www.povlt.be T 051 27 32 00
- 28 -
- 29 -
Dit lesmateriaal is ontwikkeld door WAVI vzw (erkend centrum voor landbouweducatie) in samenwerking met de Provincie West-Vlaanderen.
Voor algemene informatie over ‘Boer in Beeld’: Landbouweducatie Provinciehuis Olympia Koning Leopold III-laan 66 8200 Sint-Andries T 050 40 71 69 E
[email protected]
Colofon Redactie: Griet Dewaele, Bart Verhaeghen, Nele Dejonckheere Opmaak: Reclamebureau Magenta, Brugge, www.magenta.be Foto’s: Daniël De Kievith Peter Cardoen, www.petercardoen.be Speciale dank aan: De leerkrachten voor hun feedback en het nalezen van de teksten. Mia Verstraete, tekstchirurg, voor het vervolmaken van de eindteksten.
Meer info over de verschillende initiatieven van de provinciale dienst landbouweducatie vindt u terug op de website www.onthaalopdeboerderij.be. Tekst en beeld van dit lespakket zijn uitsluitend bestemd voor gebruik in het onderwijs. Bij gebruik door uitgevers en andere organisaties, is vooraf schriftelijke toestemming nodig van de eigenaar van deze tekst en beelden: Provinciebestuur West-Vlaanderen, Provinciehuis Olympia, Koning Leopold III laan 66, 8200 Sint-Andries. Dit project werd gefinancierd door Departement Landbouw & Visserij van de Vlaamse Overheid.
- 30 -