Onder glas
Dit project wordt gefinancierd door het Departement Landbouw en Visserij
‘… Natuuronderwijs in het basisonderwijs is situaties creëren waarin de leerlingen de kans krijgen om te ontdekken, te ervaren, te exploreren en al spelend te onderzoeken …’ ‘… In een door mensen geconstrueerde wereld kan men zich moeilijk een situatie voorstellen die niet in mindere of meerdere mate een technische dimensie bezit. Dit is ook de wereld waarin jonge kinderen opgroeien en waarop ze zowel mentaal als materieel greep willen krijgen …’ ‘… leren rekening houden met andere gezinsvormen dan het eigen gezin of in het eigen denken en handelen vormen van racisme en etnocentrisme leren onderkennen en vermijden …’ ‘… De kinderen verwerven inzicht en worden vaardig in het omgaan met de dagelijkse of cyclische tijd en met de historische of lineaire tijd, …’ Dit zijn enkele citaten uit de eindtermen voor het basisonderwijs rond natuur, techniek, ruimte, maatschappij, tijd, … Het is voor leerkrachten niet altijd eenvoudig om met hun leerlingen deze eindtermen te behalen. Met dit beeldmateriaal willen wij jullie op weg helpen. Duidelijk beeldmateriaal is moeilijk te vinden, maar is heel belangrijk. We leven nu eenmaal in een visuele cultuur, waar beelden langer blijven hangen dan woorden. Het bijbehorende lesmateriaal is zo opgesteld dat de leerlingen op een leuke en speelse manier leren werken met het beeldmateriaal en kennis opdoen over landbouw, het gezinsleven, de natuur, … Door realistische foto’s aan te bieden willen wij een waarheidsgetrouw beeld geven van onze landbouw. Zo kunnen de kinderen zien hoe het er in werkelijkheid aan toegaat. Een varkensstal is niet kleurrijk, een varken is niet felroze en mest heeft niet alle kleuren van de regenboog. Bekijk de foto’s met je leerlingen, steek je neus in de lucht en voor je het weet sta je al met je voeten in de aarde, op een echte boerderij.
Wat kan je zoal verwachten? BOER in BEELD bestaat uit verschillende themareeksen. Elke reeks behandelt een bepaald aspect van de boerderij, een bepaalde teelt of diersoort. Een fotoreeks bestaat uit de volgende elementen: • Tien tot vijftien basisfoto’s, gedrukt op hard karton op A4-formaat. Op de achterkant van deze foto’s vind je (voor)leesteksten, weetjes, opdrachtjes of zegswijzen. • Bij elke reeks hoort ook een aanvullende reeks foto’s die het thema verder uitdiepen. Deze foto’s vind je in het klein op de achterkant van de basisfoto’s. Je kan ze via de website www.onthaalopdeboerderij.be/landbouweducatie bijbestellen of downloaden. • Een lesboekje met meer uitleg over de te behalen eindtermen/ontwikkelingsdoelen, enkele suggesties en voorstellen voor lessen en de nodige achtergrondinformatie over het thema. De fotoreeksen, aangevuld met extra werkblaadjes, knutselopdrachten, tekenprenten enz. vind je ook terug op de website www.onthaalopdeboerderij.be/landbouweducatie.
-3-
Onder glas
Inhoud
Lekkere zomergroenten het hele jaar door? Heerlijke aardbeien in november? Ja hoor, het kan! Maar eenvoudig is het natuurlijk niet. Velen kennen de serre wel, in de eigen tuin of die van de buurman. Slechts weinigen hebben ooit al een blik geworpen achter de schermen van een groot glastuinbouwbedrijf. Dat is veel meer dan een glazen huis alleen. Met dit thema willen we leerkrachten en kinderen de kans geven om kennis te maken met de teelt van groenten en fruit onder glas. Je zal algauw merken dat er heel wat bij komt kijken. De kinderen maken kennis met technologie, de oogstwerkzaamheden, de rol van hommels, de veiling,… We volgen het verhaal van een tomatenteler en de weg die de tomaten afleggen tot in de winkel, het hele jaar rond.
Eindtermen......................................................................................................................................................... 6 Aan de slag ....................................................................................................................................................... 8 Ideeënbus.........................................................................................................................................................12 Op de achtergrond, info voor de leerkracht..............................................................................................13 Bronnen.............................................................................................................................................................17 Colofon .......................................................................................................................................................... 18
Aan de slag Het werken met de foto’s in de klas is uitgewerkt in drie stappen. De eerste stap is een kennismaking met de foto’s en is erop gericht aandachtig te leren kijken. In stap twee gaan we dieper in op het onderwerp. We willen de kinderen meer bewust maken van het thema. De derde stap geeft je de kans de leerlingen op een plezierige manier te evalueren. Het lesboekje bevat ook bijkomende informatie over het thema, leuke activiteiten, websites… Zo kan je een hele tijd met dit lesmateriaal aan de slag.
Pictogrammen
Onderwijs/leergesprek
kringgesprek
zelfstandig werken
partnerwerk
groepswerk
luisteren
denken
zoeken
lezen lijmen knippen meten
-4-
tekenen
-5-
Eindtermen Wereldoriëntatie
Nederlands
De leerlingen 1.1 kunnen in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden. 1.4 kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van planten en dieren in zijn omgeving beïnvloedt. 1.12 kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren. 1.17 kunnen bij de verzorging van dieren en planten uit hun omgeving zelfstandig basishandelingen uitvoeren. 2.6 kunnen aan de hand van een al dan niet zelfgemaakte eenvoudige werktekening of handleiding het geschikte materiaal en gereedschap kiezen en daarmee de constructieactiviteit stap voor stap juist en veilig uitvoeren. 2.8 kunnen hun eigen werkwijzen vergelijken met andere werkwijzen en een oordeel geven daarover. 2.9 brengen waardering op voor eenvoudige inventieve technieken en voor esthetische aspecten van technische constructies en voorwerpen. 2.10 tonen zich bereid nauwkeurig en veilig te werken, geen materiaal te verkwisten en zorg te dragen voor hun gereedschap. 4.4 kunnen illustreren dat welvaart ongelijk verdeeld is, zowel over de verschillende landen in de wereld als in België. 4.8 kunnen illustreren dat verschillende sociale en culturele groepen verschillende waarden en normen bezitten. 4.11 kunnen illustreren dat arbeidsmigratie en het probleem van vluchtelingen een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van onze multiculturele samenleving. 5.9 tonen belangstelling voor het verleden, het heden en de toekomst, hier en elders. 7. kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.
De leerlingen kunnen de informatie achterhalen in 1.3 een uiteenzetting of instructie van een medeleerling, bestemd voor de leerkracht.
Muzische vorming
De leerlingen kunnen op basis van hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen de informatie beoordelen die voorkomt in 1.8 een discussie met bekende leeftijdsgenoten. De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze 2.1 aan leeftijdsgenoten informatie over zichzelf verschaffen. 2.5 vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden. 2.7 bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdsgenoten. De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking hetzij met de eigen mening, hetzij met andere bronnen 2.9 in een gesprek kritisch reageren op de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen. 2.10 tijdens een discussie met bekende volwassenen over een behandeld onderwerp passende argumenten naar voren brengen.
Sociale vaardigheden De leerlingen 1.2 kunnen in de omgang met anderen respect en waardering opbrengen. 1.6 kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren. 1.9 kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren. 2 kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
De leerlingen kunnen 5.1 beeldsignalen waarnemen zodat men opvallend goede en minder geslaagde dingen kan doorzoeken en herkennen.
-6-
-7-
laat de leerlingen enkele kernwoorden erbij bedenken. Als alle foto’s ophangen, mogen de leerlingen vertellen wat ze het opmerkelijkst vonden, wat ze niet wisten, wat ze wel al wisten, waar ze al iets over gehoord hebben, bijvoorbeeld op tv. Nu kunnen de leerlingen zinnen maken met de kernwoorden. Op die manier kan je controleren of de leerlingen de woorden begrijpen.
Aan de slag Beelden die spreken Algemeen doel
Slot
Kennismaking met de foto’s, aandachtig leren kijken en lezen. Laat de kinderen een woordzoeker maken met de kernwoorden.
Doelstellingen • • • • • • •
De leerlingen kunnen plezier beleven aan activiteiten waardoor ze de wereld verkennen. De leerlingen kunnen uit een aantal vaststellingen zelf conclusies trekken. De leerlingen kunnen het verhaal voorlezen en begrijpen. De leerlingen kunnen de foto’s kritisch bekijken en verwoorden wat ze zien. De leerlingen kunnen vragen stellen over wat ze zien op de foto’s. De leerlingen kunnen vragen stellen waarop de antwoorden onderzoekbaar of opzoekbaar zijn. De leerlingen kunnen onder meer de volgende woorden begrijpen en gebruiken: substraat, veiling, allochtonen, klimaatregeling, sensoren, luchtvochtigheid,… • De leerlingen kunnen zich inleven in het leven van een tuinbouwer. • De leerlingen leren de glasteelt van dichtbij kennen.
Materiaal • Foto’s ‘Onder Glas’
Lesverloop Introductie De leerlingen zitten samen met de leerkracht in een praatkring. Laat de kinderen verwoorden wat ze al weten over de glasteelt. Toon hen de foto’s en laat ze vertellen wat ze zien.
Landbouwlabo Algemeen doel De leerlingen bewust maken over de glastuinbouw, plantengroei en de vele aspecten ervan. De les duurt meer dan één lesuur, aangezien het telen van planten niet van vandaag op morgen gaat. Deze les is de introductieles voor een aantal proeven die de leerlingen kunnen doen. Geef ze in de komende weken enkele vrije momenten om hun experimenten op te volgen.
Doelstellingen • • • • • • • • • •
De leerlingen kunnen uit een aantal vaststellingen zelf conclusies trekken. De leerlingen kunnen vragen stellen waarop de antwoorden onderzoekbaar of opzoekbaar zijn. De leerlingen kunnen zich inleven in het leven van een glastuinbouwer. De leerlingen beseffen dat een landbouwbedrijf vasthangt aan regels en aan een bepaald ritme. De leerlingen kunnen met elkaar discussiëren over een bepaald thema. De leerlingen kunnen ontdekken dat er een energiebron nodig is om planten te laten groeien. De leerlingen kunnen ontdekken dat een plant enkele functies heeft om in leven te blijven. De leerlingen kunnen inzien dat een plant zich aanpast aan de leefomstandigheden. De leerlingen kunnen inzien dat een plant een ontwikkeling doormaakt. De leerlingen kunnen natuurkundige verschijnselen onderzoeken en zelf hun voorspellingen controleren.
Kern Om beurten vertellen twee leerlingen het verhaal op de achterkant van de foto. De andere leerlingen schrijven ondertussen de woorden op die ze niet begrijpen. We lezen het verhaal twee keer, zodat alle leerlingen het verhaal goed gehoord hebben. Na het voorlezen worden de moeilijke woorden uitgelegd. (Er staat een verklarende woordenlijst op het einde van deze bundel.) Vraag eerst of er leerlingen zijn die het woord kennen en laat hen het uitleggen. Toon de foto’s en stel er enkele vraagjes over: Waar dient dit voor? Waarom zou de tuinbouwer dit doen?… Als je een foto besproken hebt, hang die dan op aan het bord en
-8-
Materiaal • Experimenteerboekje (deze staan op de website).
-9-
Lesverloop Introductie
Lesverloop Introductie
De leerlingen zitten samen met de leerkracht in een praatkring. Laat de kinderen de foto’s nog eens zien en laat hen het verhaal rond de foto nog eens vertellen. Leg de leerlingen uit dat ze zullen experimenteren met planten rond licht, warmte en water. Kern Laat de leerlingen groepjes maken per twee of per drie. Wanneer ze hun partner gekozen hebben, mogen ze een experiment kiezen en de voorbereidingen treffen om hun proef uit te voeren. Plaats het materiaal voor hun experimenten op een goede locatie, waar het mag blijven staan. Help de leerlingen waar nodig. Wanneer hun experiment klaarstaat, moeten de leerlingen de bijbehorende werkblaadjes invullen. Geef hen vanaf nu elke dag even de tijd om hun werkblaadjes in te vullen. Slot Als alle experimenten afgelopen zijn, kan je een les invoegen waarin je de leerlingen hun experiment naar voor laat brengen en hen een eindconclusie laat trekken. Laat hen verwoorden wat ze zelf vonden van het experimenteren.
Gezond boerenverstand aan zet Algemeen doel Evalueren wat de leerlingen hebben geleerd.
Doelstellingen • De leerlingen kunnen plezier beleven aan activiteiten waardoor ze de wereld verkennen. • De leerlingen kunnen onder meer de volgende woorden begrijpen en gebruiken: substraat, veiling, allochtonen, klimaatregeling, sensoren, luchtvochtigheid,… • De leerlingen leren de glasteelt van dichtbij kennen. • De leerlingen kunnen verwoorden wat ze geleerd hebben. • De leerlingen kunnen tegen hun verlies.
Materiaal
Zet de tafels en stoelen aan de kant en verdeel de klasruimte (niet de leerlingen) in drie delen: A, B en C. Straks lees je een aantal vragen voor met telkens drie mogelijke antwoorden. De leerlingen hebben 10 seconden de tijd om bij het juiste antwoord te gaan staan. Wie het fout heeft, valt af. Speel het spel tot er nog één leerling over is. Kern Zorg ervoor dat je voldoende vragen hebt om de quiz te spelen. Bouw de moeilijkheidsgraad op, zodat er niet direct heel veel leerlingen afvallen. Steek er af en toe ook een grappige vraag in. Laat de kinderen die afgevallen zijn na een tijdje opnieuw meedoen (1 herkansing). Laat de kinderen hun naam op het bord noteren als ze afgevallen zijn. Laat hen erbij schrijven hoeveel vragen ze juist hadden. De kinderen die afgevallen zijn, kan je papier geven zodat ze hun antwoord kunnen noteren. Dan kunnen ze zien hoeveel vragen ze in totaal juist hadden en zo blijven ze meedenken. Enkele voorbeelden van vragen: Wat is een substraat? A. Een vangplaatje voor insecten. B. Een speciale sensor om de warmte te meten. C. De substantie waar de wortels van de planten in groeien. Op de vangplaatjes zitten A. schadelijke insecten B. eitjes van onschadelijke insecten C. netjes om vallende groenten op te vangen. Serregroenten worden meestal verkocht A. rechtstreeks aan de winkel B. op een veiling C. rechtstreeks aan de klant. Speel de quiz. Slot Zet de klas terug in orde en reik een prijs uit aan de winnaar.
• Foto’s ‘Onder Glas’ • Een prijs voor de winnaar
- 10 -
- 11 -
Ideeënbus
- 12 -
Enkele ideetjes om dit thema verder uit te diepen…
Discussie- en nadenkpuntjes
- Een gedicht maken over serres kan heel verrassende dingen opleveren. Wie weet zit er wel een nieuwe Paul Van Ostaijen in de klas. - Een bezoek aan een echte serre kan de leerlingen helpen om een levendiger beeld van de glastuinbouw te krijgen. Misschien kan je de leerlingen de tuinbouwer laten interviewen. Adressen vind je op www.onthaalopdeboerderij.be/landbouweducatie. - Maak een serre in de klas of in de schooltuin en kweek je eigen groenten en fruit. - Je kan ook rekenen met glasgroenten en -fruit. Op de website vind je enkele leuke rekenwerkblaadjes. - Zelf een leuke woordzoeker maken met termen uit de glastuinbouw. Je kan er ook eentje downloaden op de website. - De levenscyclus van glasgroenten of -fruit uittekenen. - Rekenactiviteiten rond glastuinbouw: oppervlakte van een serre, prijsberekeningen,… In het luik ‘Op de achtergrond, info voor de leerkracht’ in dit lesboekje vind je allerhande cijfermateriaal over de serres. - Producten leren kennen (proeven) waar glasgroenten en -fruit in verwerkt worden. Je kan een verkiezing houden voor het lekkerste stukje groente of fruit. - Groenten en fruit in het Frans. Download het werkblad op de website. - Op het internet kan je leuke experimentjes vinden met warmte, vocht, licht,… Misschien zit de nieuwe Einstein wel in jouw klas. - …
- Waaraan zouden groenten of fruit volgens jou moeten voldoen? - Is het nodig dat je het hele jaar door (zomer)groenten en (zomer)fruit kan eten? - Wat is jullie mening over het kweken op substraat en niet in grond? - Kunnen zieke mensen ook andere mensen besmetten? (Vogelgriep, aids, cholera, pest,…) Net zoals planten die dicht bijeen groeien elkaar ook besmetten met ziektes. - Wat doen mensen om te voorkomen dat er een epidemie uitbreekt? - Wat zouden jullie doen als er een ziekte uitbrak op school? - Zou een boer graag zijn werk doen? - Wat vind je van het feit dat allochtone mensen in de serres werken? - Waarom willen die allochtone mensen hier werken? - Blijven ze hier wonen of gaan ze terug naar hun moederland na de pluk? - Hoe zouden telers het werk van de plukkers makkelijker kunnen maken?
- 13 -
Op de achtergrond, info voor de leerkracht
planten’ staan ze op de plant zelf. De plant ‘vertelt’ zelf wanneer ze dorst heeft, of het te koud of te warm is, of er te weinig lucht is,… Zo kan de tuinder de planten nog beter verzorgen door meer water te druppelen bij die ene plant, door de warmte op te drijven, enzovoort. Dit alles bevindt zich nu nog in een onderzoekstadium, maar het is boeiend om dit alvast even te gaan bekijken.
De serre: een paradijs voor planten
Kriebelen in de serre
Een serre is een luilekkerland voor planten. De tuinbouwer zorgt ervoor dat het niet te warm, niet te koud, niet te nat en niet te droog is in de serre. Daar schuilt een hele technologie achter. In een gebouwtje naast de serre staat een computer. De tuinder geeft in die computer de juiste gegevens in over het klimaat dat hij wil in de serre. Op die manier kan hij met een gerust hart zijn serre alleen laten. Als het in de zomer te warm wordt in de serre, geeft de computer een signaal naar de ramen, zodat die automatisch opengaan. Wanneer het dan weer te fris wordt, gaan de ramen dicht. Het kan gebeuren dat de zon in de zomer te fel op de planten schijnt. Daardoor gaan de planten verbranden. Om dit tegen te gaan schuift er een scherm open aan het plafond, over de hele lengte van de serre. Zo wordt het felle zonlicht tegengehouden, maar krijgen de planten toch nog voldoende licht. Als er te veel warmteverlies is, moet de landbouwer ook veel meer bijverwarmen of stoken. Omdat er in de winter veel warmte in de serre moet gehouden worden, kan de tuinder de ramen bovenaan niet wijd openzetten. Daardoor komt er soms te weinig frisse lucht in de serre, zodat de planten te weinig koolzuurgas krijgen. En dat hebben ze nodig om te leven. Ook daar heeft de computer een oplossing voor. Hij zorgt ervoor dat er voldoende gas in de serre terechtkomt. Daarvoor gebruikt hij het koolzuurgas dat de verwarming produceert. Dit komt dus eigenlijk op recyclage neer. De computer houdt niet alleen rekening met warmte en lucht, maar ook met hoe nat of droog het is in de serre. Wanneer het te droog wordt, zorgt hij ervoor dat de sproeiers water over de planten sproeien. Een handig systeem, die computer!
Horror in de kas?
Gevoelige sensoren Een computer alleen, daar ben je nog niet veel mee. Daarom staan er in de serres sensoren. Dat zijn de voelsprieten van de computer. Net zoals onze zintuigen nemen ze bepaalde gegevens waar. De ene sensor meet de luchtvochtigheid, de andere controleert de warmte, nog een andere onderzoekt het koolzuurgehalte in de lucht,… Al deze gegevens worden via een draadnetwerk naar de computer geleid, die de gegevens verwerkt. Wanneer er iets tekort of te veel is, schiet de computer in actie. Hij seint bijvoorbeeld door aan de ramen dat die moeten opengaan. Wanneer het te koud wordt en de sensoren dit doorgeven, seint de computer dat de ramen weer dicht moeten. Geen enkel systeem is onfeilbaar, daarom heeft het een alarm. Wanneer de computer geen gegevens meer ontvangt van een sensor, of wanneer een opdracht niet wordt uitgevoerd, gaat er een alarm af. Zo weet de tuinder dat er iets mis is met het systeem en kan hijzelf of een specialist het herstellen. In de nabije toekomst zal men in serres ‘sprekende planten’ hebben. Proefcentra zijn momenteel bezig dit systeem te onderzoeken. Nu staan de sensoren verspreid over de serre, maar bij ‘sprekende
- 14 -
Als je in de serre komt, zal je vast en zeker een of ander insect tegenkomen. Sommige insecten zijn welkom in de serre, andere niet. Ongewenste insecten zijn ‘plaaginsecten’. Bij ons thuis vliegen insecten binnen als je een raam of deur laat openstaan. In serres is dat net zo. Veel van die insecten doen zich dan te goed aan de sappige blaadjes van de planten of vruchten. Resultaat: de planten raken beschadigd en worden ziek. Bladluizen, witte vliegen, thrips of donderbeestjes zijn zo’n insecten. Ze zuigen sap uit de bladeren, dragen virussen over, of hun uitwerpselen zorgen ervoor dat de plant plakkerig en vies wordt. Als de plant ziek wordt, geeft die slechte of kleinere vruchten, of minder vruchten. Dat kan een heel slechte oogst voor de tuinbouwer opleveren, waardoor hij minder verdient. Om te weten of er veel ongewenste insecten in zijn serre zitten, hangt de tuinder vangplaten op. Deze bevatten lijm. De gele kleur lokt de insecten en ze blijven aan de platen kleven. Als er veel van die schadelijke insecten op een vangplaat hangen, weet de tuinbouwer dat hij moet ingrijpen. Nuttige insecten zijn wel gewenst in de serre. De tuinder hangt in de serre ook kaartjes met poppen of eitjes van onschadelijke insecten. Dat zijn insecten die de planten niet beschadigen. Wanneer die poppen uitkomen of de eitjes ontluiken, vallen de kersverse nuttige insecten de schadelijke insecten aan. Elk insect doet dat op zijn eigen manier. Een sluipwesp bijvoorbeeld legt zijn eitjes in de larven van de witte vliegen. Wanneer het eitje uitkomt, eet het larfje van de sluipwesp de larve van de witte vlieg op. Bepaalde muggenlarven eten bladluizen gewoon op. Ook lieveheersbeestjes doen dat. Roofmijten en roofwantsen zijn ook gewenste insecten, die de schadelijke insecten opeten. Op die manier bestrijdt de tuinder de insecten op een natuurlijke manier. We spreken dan van ‘biologische bestrijding’. Insecticiden kan de tuinder moeilijk gebruiken, anders doodt hij ook zijn ‘goede’ insecten.
Over de bloemetjes en de hommels Aan de meeste planten komen bloemen. Die zorgen met hun stuifmeel voor de bestuiving van de andere bloemen, en ze worden ook zelf bestoven. Als bloemen bestoven zijn, kan er zich een vrucht vormen. Voor vruchtgroenten zoals tomaat, komkommer en paprika is dat precies wat de tuinder wil.
- 15 -
In de natuur zorgen insecten en de wind voor bestuiving. Daar zit de tuinder in serres natuurlijk met een probleem, want in de serre is er geen wind om de bloemen te bestuiven. De meeste insecten die in de serre aanwezig zijn, leven niet van de nectar die de bloemen aanmaken. Vroeger hadden de tuinders een toestelletje, een ‘trostriller’, waarmee ze van bloem tot bloem gingen. Op die manier bevruchtten ze de bloemen. Je kan je wel indenken dat dit een tijdrovend karwei was. Inventief zoals de mensen zijn, hebben ze daar natuurlijk een oplossing voor gevonden: ze zetten hommels in. De tuinder huurt hommelvolkjes. Die krijgt hij in grote kartonnen dozen, waar ze in wonen. Die dozen lijken op de bijenkasten van imkers. De hommels vliegen uit en bevruchten de bloemen zonder dat de tuinder er iets voor moet doen. Dit is een van de redenen waarom de tuinder in zijn serre niet met insecticiden kan spuiten. Hij zou de hommels doden en daardoor zou hij zijn bloemen weer zelf moeten bevruchten. En de huur van zo’n hommeldozen is natuurlijk niet goedkoop.
Planten telen zonder grond In veel serres staan de planten niet in volle grond, maar in substraat. De wortels van de planten ankeren zich vast in het substraat in plaats van in de grond. Daarmee heeft de plant natuurlijk niet genoeg. Net als elk ander levend organisme heeft een plant voedsel nodig. Dat komt voor een deel uit het koolzuurgas uit de lucht, maar daarnaast ook uit de grond. De grond bevat mineralen die zijn opgelost in water, zodat de plant die met haar wortels kan opzuigen. Substraat bevat deze voedingsstoffen niet, vandaar dat de tuinder die zelf moet toevoegen. Dit gebeurt via ‘druppelaars’ aan de voet van iedere plant. Het water dat de planten krijgen, is meestal gefilterd regenwater. Het wordt opgevangen in een groot bassin naast de serres. Hoeveel water en voedingstoffen de plant krijgt, wordt geregeld met de computer. Als de pluk voorbij is en de tuinder de serre opruimt, verwijdert hij de substraatmatten waarop de planten geteeld zijn. Zo vermijdt de tuinder dat er ziektes van de vorige teelt in de matten aanwezig blijven, die de volgende teelt zouden besmetten.
Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinwinkel Als een tuinbouwer zijn groenten of fruit wil verkopen, moeten die er mooi gaaf uitzien. Daarom moeten ze voorzichtig geoogst worden. Als de oogstrijpe planten of vruchten een beschadiging oplopen, worden ze veel vlugger rot en kan je ze moeilijker verkopen. Om die beschadigingen zoveel mogelijk te voorkomen worden de oogstproducten meestal met de hand geoogst. Dit moet hygiënisch gebeuren. De plukkers van vruchtgroenten dragen soms handschoenen om de kans op bevuiling met zweet of besmetting met micro-organismen te verkleinen. Na het plukken worden de vruchten in bakken gelegd, om ze daarna te sorteren. Het werk in de serre is intensief. Bij vruchtgroenten is het er altijd warm en je moet heel voorzichtig omgaan met de producten. De meeste groenten zijn in dezelfde periode oogstklaar en moeten dan zo vlug mogelijk geoogst worden. Omdat het om handenarbeid gaat, moeten er veel mensen aan het werk. Vroeger moesten de plukkers veel sjouwen met de zware bakken waarin de geoogste
- 16 -
groenten of vruchten terechtkwamen. Nu is het werk lichter geworden. De bakken worden nu getransporteerd op karren die op rails rijden. Soms rijden die karrren zelfs automatisch, zodat de teler geen tijd moet verliezen met heen en weer lopen. Omdat het tuinbouwwerk zo zwaar is, zijn de Belgen er niet meer zo geïnteresseerd in. Daarom werken er veel allochtonen en seizoensarbeiders in de glastuinbouw. Telers vinden anders niet genoeg werkkrachten om hun groenten te oogsten.
Kritische veiling Waar moeten al die groenten naartoe als ze geoogst zijn? Naar de veiling. Maar eerst moet er nog een en ander gebeuren. Vruchtgroenten moeten na het plukken nog gesorteerd worden op grootte, kleur, gaafheid, vorm,… Na het sorteren worden ze voorzichtig in bakken gelegd. Daarna wordt de bak overtrokken met een ‘dekvel’. Bladgroenten, zoals kropsla, veldsla en peterselie, worden vooraf nog afgespoeld om alle gronddeeltjes te verwijderen. De bakken worden op een vrachtwagen geladen en naar de veiling gebracht. Op de veiling worden de bakken weer uitgeladen. Controleurs, ook wel ‘keurders’ genoemd, bepalen het kwaliteitsniveau van de geleverde producten. Dan wordt de prijs bepaald. Hoe beter de kwaliteit van de groenten, hoe groter de kans op een goede prijs. Vroeger was het één chaotische toestand als je het vanop afstand bekeek. De groothandelaars stonden luidkeels te roepen en de tuinders wachtten vol spanning af hoeveel zij zouden betaald worden voor hun groenten. Tegenwoordig gaat het er bij de veilingverkoop minder lawaaierig aan toe. De groothandelaars hebben elk een tafeltje met een computer, een telefoon en knopjes. Soms is er ook een faxtoestel aanwezig. Vooraan in de veilingzaal hangt een klok waarmee de productprijs wordt bepaald. Die klok is tegenwoordig elektronisch gemaakt: in plaats van een wijzer verplaatst er zich een rij lichtjes langs de omtrek van de klok. Wanneer een bepaald ‘lot’ van groenten (dat is een bepaalde hoeveelheid van een product in een bepaalde kwaliteitsklasse) te koop wordt aangeboden, verschijnen de naam en de kwaliteitsklasse van het product en gaan de lichtjes branden bij de hoogste prijs. De verkoopleider drukt op een knop en de lichtjes gaan geleidelijk aan naar een steeds lagere prijs. Als een handelaar op de knop drukt, stoppen de lichtjes. Als je snel drukt, heb je de producten zeker, maar dan moet je ook veel betalen. Het is de kunst om op het juiste moment te drukken als je een bepaald lot groenten wil hebben. De tuinders krijgen thuis per fax of e-mail een bericht waarin wordt meegedeeld aan welke prijs hun groenten die dag verkocht zijn. De groothandelaar brengt zijn gekochte groenten naar zijn opslagplaats. Daar komen winkeliers ze kopen om ze dan in hun winkel te leggen. In de winkel komen wij om de groenten te kopen. Er zijn ook alternatieven, want niet alle groenten en fruit gaan naar de veiling. Sommige tuinbouwers verkopen hun producten rechtstreeks aan de consument in een thuiswinkel. Anderen verkopen hun groenten en fruit rechtstreeks aan kleinhandelaars of restauranthouders. Nog anderen verkopen ze rechtstreeks aan de industrie, waar ze verwerkt worden in maaltijden, diepvries, blik,…
- 17 -
Ook de buitenkant is belangrijk Een serre bestaat vooral uit glas en metalen constructieonderdelen: kolommen, glasroeden en goten. Naast de serres zie je vaak grote bassins. Hierin zit het regenwater dat rechtstreeks uit de lucht wordt opgevangen, maar ook uit de goten van de serre en de loods. (Tegen de serre aangebouwd staat meestal een grote loods. Hierin worden de geoogste groenten veilingklaar gemaakt en in de vrachtwagen geladen voor transport naar de veiling.) Vanuit deze bassins worden de planten van water voorzien: ofwel via de beregeningsinstallatie bovenin de serre, ofwel, bij planten in substraat, via druppelaars aan de voet van de plant. Een pomp stuwt het water vanuit het bassin naar beregeningsbuizen of naar de druppelleidingen. Bij bedrijven die niet met gas verwarmen, is een stookolietank aanwezig. Daarin wordt de brandstof opgeslagen die dient om de serres te verwarmen. Voor de verwarming zelf zorgt de verwarmingsketel met brander. Omdat er veel warmte door het glas verloren gaat, is die ketel enorm groot. De ketel verwarmt water tot ongeveer 70°C. Vanuit het ketelhuis wordt het warm water naar de serre geleid langs een groot netwerk van buizen. Gewoonlijk worden die wit geschilderd, om het zonlicht te weerkaatsen. Een serre is niet alleen gevuld met planten, maar ook met een ingewikkeld kluwen van buizen, leidingen, slangen en draden.
Enkele cijfers - De oppervlakte van een gemiddelde serre is 8000 m2 voor bladgroenten (zoals sla) en 2 ha voor vruchtgroenten (tomaten, komkommers, paprika,…). - De hoogte van een gemiddelde serre is 4 tot 5 meter. - De inhoud van een bassin: 1200 kubieke meter voor 4000 vierkante meter serre - Er staan 2 à 2.5 tomaatplanten per m2, 13 slaplanten per m2, 250 tot 500 veldslaplanten per m2. - Gemiddelde temperaturen in serres (minimumtemperatuur): voor sla 7°C, voor veldsla 4°C, voor tomaat 18°C. - De inhoud van een bak voor de veiling: 6 kg tomaten, 1 kg veldsla, 12 kroppen sla.
Bronnen Websites www.onthaalopdeboerderij.be/landbouweducatie www.plattelandsklassen.be www.grasspriet.be www.vilt.be www.hetvirtueleland.be www.lessenpakketten.be www.hetkleineloo.nl
Nuttige adressen Provinciehuis Olympia Landbouweducatie Koning Leopold III-laan 66 8200 Sint-Andries
[email protected] T 050 40 71 69 Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingsinstituut voor Land- en Tuinbouw (POVLT) Ieperseweg 87 8800 Beitem/Rumbeke www.povlt.be T 051 27 32 00
Weetjes • Je kan allerhande lesmateriaal gratis lenen in de provinciale uitleendiensten landbouweducatie. Om te weten waar er een uitleendienst in je buurt is, surf je naar www.onthaalopdeboerderij.be/ landbouweducatie. Je vindt er alle adressen en een overzicht van het beschikbare lesmateriaal. • Breng ook eens een bezoek aan een tuinbouwbedrijf. In de brochure ‘Met de klas de boer op’ vind je zeker een bedrijf in je buurt. Of kijk even op de website voor een overzicht van de tuinbouwers in West-Vlaanderen. • Via www.vilt.be vind je actuele informatie en de laatste nieuwtjes over de landbouw. De website heeft ook een educatief luik, waar je lesmateriaal kan downloaden. • Plattelandsklassen vzw heeft een Grassprietje over glastuinbouw uitgewerkt. Je kan het gratis downloaden op hun website (zie websites).
- 18 -
- 19 -
Dit lesmateriaal is ontwikkeld door WAVI vzw (erkend centrum voor landbouweducatie) in samenwerking met de Provincie West-Vlaanderen.
Voor algemene informatie over ‘Boer in Beeld’: Landbouweducatie Provinciehuis Olympia Koning Leopold III-laan 66 8200 Sint-Andries T 050 40 71 69 E
[email protected]
Colofon Redactie: Griet Dewaele, Bart Verhaeghen, Nele Dejonckheere Opmaak: Reclamebureau Magenta, Brugge, www.magenta.be Foto’s: Peter Cardoen, www.petercardoen.be Speciale dank aan: De familie Henk Vandevelde voor de gastvrijheid om foto’s te mogen nemen op hun bedrijf. Mia Verstraete, tekstchirurg, voor het vervolmaken van de eindteksten dr. ir. Peter Bleyaert, afdelingshoofd glasgroenten POVLT, voor het technisch en inhoudelijk advies.
Meer info over de verschillende initiatieven van de provinciale dienst landbouweducatie vindt u terug op de website www.onthaalopdeboerderij.be/landbouweducatie. Tekst en beeld van dit lespakket zijn uitsluitend bestemd voor gebruik in het onderwijs. Bij gebruik door uitgevers en andere organisaties, is vooraf schriftelijke toestemming nodig van de eigenaar van deze tekst en beelden: Provinciebestuur West-Vlaanderen, Provinciehuis Olympia, Koning Leopold III laan 66, 8200 Sint-Andries. Dit project werd gefinancierd door het Departement Landbouw & Visserij van de Vlaamse Overheid.
- 20 -