10272/03 (Presse 164) (OR. en)
2516e zitting van de Raad
- LANDBOUW EN VISSERIJ Luxemburg, 11-12-17-18-19-25-26 juni 2003
Voorzitter:
de heer Georgios DRYS Minister van Landbouw van de Helleense Republiek
Internet: http://ue.eu.int/ E-mail:
[email protected]
Voor meer informatie: tel. 32 2 285 95 89 – 32 2 285 81 11
10272/03 (Presse 164)
1
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003
INHOUD 1
DEELNEMERS.................................................................................................................................. 4
BESPROKEN PUNTEN LANDBOUW...................................................................................................................................... 6 HERVORMING VAN HET GLB: EEN BELEIDSPERSPECTIEF OP LANGE TERMIJN VOOR EEN DUURZAME LANDBOUW.......................................................................................... 6 BESTRIJDING VAN MOND- EN KLAUWZEER............................................................................ 8 VISSERIJ.......................................................................................................................................... 10 WESTELIJKE WATEREN ............................................................................................................... 10 DIVERSEN........................................................................................................................................ 11 –
VIERDE MINISTERIËLE CONFERENTIE OVER DE BESCHERMING VAN BOSSEN IN EUROPA (Wenen, 28-30 april 2003) ................................................................. 11
ZONDER DEBAT GOEDGEKEURDE PUNTEN LANDBOUW –
Gevaar van BSE - Openbare beraadslaging..............................................................................................................I
–
Vervoer van dieren - gebruik van halteplaatsen * ....................................................................................................I
–
Controles op verplaatsingen van schapen en geiten .................................................................................................I
–
EG-Zwitserse Bondsstaat - Gemengd Veterinair Comité - Reglement van orde.....................................................II
–
EG-Andorra - Protocol inzake veterinaire vraagstukken.........................................................................................II
–
Zaden * ....................................................................................................................................................................II
–
Granen .....................................................................................................................................................................II
LEVENSMIDDELEN – 1
Zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt - Openbare beraadslaging ........................................ III
Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens. De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad
http://ue.eu.int. Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.
10272/03 (Presse 164)
2
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 VISSERIJ –
Extern visserijbeleid - Visserij in de wateren van Mauritius ................................................................................. III
–
TAC's en quota * ................................................................................................................................................... III
–
Het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen * ................................................................................ IV
MILIEU –
Halonen, chloorfluorkoolstoffen en broomchloormethaan - Openbare beraadslaging .......................................... IV
INTERNE MARKT –
Vennootschapsrecht * - Openbare beraadslaging ................................................................................................... V
VOLKSGEZONDHEID –
Drugsverslaving - Aanbeveling ............................................................................................................................. VI
VERVOER –
Tweede spoorwegpakket* - Openbare beraadslaging............................................................................................ VI
EXTERNE BETREKKINGEN –
Samenwerking met China op het gebied van vreedzaam gebruik van kernenergie..............................................VII
EUROPEES VEILIGHEIDS - EN DEFENSIEBELEID –
Starten van de militaire operatie van de EU in de Democratische Republiek Congo...........................................VII
HANDELSPOLITIEK –
Tsjechië - Letland - Litouwen - Slowakije - Slovenië - Landbouwproducten .................................................... VIII
ECOFIN –
Globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Gemeenschap (2003-2005)........ VIII
–
Economisch en Financieel Comité / Comité voor de economische politiek.......................................................... IX
–
Communautaire organen ....................................................................................................................................... IX
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN –
EU-actieplan inzake drugs..................................................................................................................................... IX
–
Drugsverslaving binnen de nationale gezondheidszorg - Resolutie ....................................................................... X
–
Onderwijsprogramma's inzake stoornissen in verband met misbruik van stimulerende middelen Resolutie...............................................................................................................................................................XII
–
Jonge drugsgebruikers - Resolutie...................................................................................................................... XIII
10272/03 (Presse 164)
3
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003
DEELNEMERS De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd: België: mevrouw Annemie NEYTS-UYTTEBROEK de heer José HAPPART de heer Ludo SANNEN Denemarken: mevrouw Mariann FISCHER BOEL de heer Poul OTTOSEN Duitsland: mevrouw Renate KÜNAST de heer Alexander MÜLLER
minister, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw minister van Landbouw en Landelijke aangelegenheden (Waals Gewest) Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking minister van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij staatssecretaris, ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij minister van Consumentenbescherming, Voedselvoorziening en Landbouw staatssecretaris, ministerie van Consumentenbescherming, Voedselvoorziening en Landbouw
Griekenland: de heer Georgios DRYS
minister van Landbouw
Spanje: de heer Miguel ARIAS CAÑETE
minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
Frankrijk: de heer Hervé GAYMARD
minister van Landbouw, Voedselzaken, Visserij en Plattelandszaken
Ierland: de heer Joe WALSH de heer Dermot AHERN
minister van Landbouw en Voedselvoorziening minister van Communicatie, Mariene en Natuurlijke Hulpbronnen
Italië: de heer Giovanni ALEMANNO
minister van Land- en Bosbouw
Luxemburg: de heer Fernand BODEN
minister van Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling
Nederland: de heer Cees VEERMAN
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Oostenrijk: de heer Joseph PRÖLL
minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding
Portugal: de heer Armando SEVINATE PINTO de heer Luís FRAZÃO GOMES
minister van Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Visserij toegevoegd staatssecretaris, tevens bevoegd voor Visserij
Finland: de heer Juha KORKEAOJA
minister van Land- en Bosbouw
Zweden: mevrouw Ann-Christin NYKVIST mevrouw Ingrid PETERSSON
minister van Landbouw, Voedselvoorziening en Visserij staatssecretaris, ministerie van Landbouw, Voedsel en Visserij
10272/03 (Presse 164)
4
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003
Verenigd Koninkrijk: mevrouw Margaret BECKETT
minister van Milieubeheer, Voedselvoorziening en Plattelandszaken staatssecretaris van Milieubeheer, Voedselvoorziening en Plattelandszaken minister van Milieu en Plattelandsontwikkeling (Schotse regering) minister van Plattelandsaangelegenheden (Welshe Assemblee) staatssecretaris van Landbouw en Plattelandsontwikkeling (Noord-Ierland)
de heer Eliott MORLEY de heer Ross FINNIE de heer CARWYN JONES de heer Ian PEARSON
* Commissie: de heer Franz FISCHLER de heer David BYRNE
*
*
Lid Lid
De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:
Tsjechische Republiek: de heer Jaroslav PALAS
minister van Landbouw
Estland: de heer Tiit TAMMSAAR
minister van Landbouw
Cyprus: de heer Michael CONSTANTINIDES
secretaris-generaal, ministerie Natuurlijke Rijkdommen en Milieu
Letland: de heer Martins ROZE
minister van Landbouw
Litouwen: de heer Jeronimas KRAUJELIS
minister van Landbouw
Hongarije: de heer Imre NÉMETH
minister van Landbouw en Plattelandszaken
Malta: de heer George PULLICINO
minister van Plattelandszaken en Milieubeheer
Polen: de heer Jerzy PLEWA
vice-staatssecretaris van Landbouw
Slowakije: de heer Zsolt SIMON
minister van Landbouw
Slovenië: de heer Franc BUT
minister van Landbouw
10272/03 (Presse 164)
5
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003
BESPROKEN PUNTEN
LANDBOUW HERVORMING VAN HET GLB: EEN BELEIDSPERSPECTIEF OP LANGE TERMIJN VOOR EEN DUURZAME LANDBOUW Na moeizame onderhandelingen heeft de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een politiek akkoord bereikt over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), zulks op basis van een compromistekst van het voorzitterschap. De Portugese delegatie kon niet instemmen met het akkoord. De verschillende juridische ontwerpen zullen in een later stadium worden bijgewerkt en tijdens een komende zitting van de Raad worden aangenomen. Om het Europees Landbouwmodel te verwezenlijken, heeft de Raad besloten dat de hervorming van het GLB duurzaam moet zijn en overeen moet stemmen met de doelstellingen van Agenda 2000, waarbij op bepaalde gebieden het hervormingsproces wordt afgerond en op andere gebieden een stabiel kader tot stand wordt gebracht. Het compromis is in overeenstemming met het tot 2013 vastgestelde algemene begrotingskader voor de uitgebreide Unie. De Commissie zal tijdig de nodige maatregelen voorstellen om deze hervorming uit te breiden tot de nieuwe lidstaten. Met deze hervorming stuurt de Raad een krachtige boodschap naar de Europese landbouwers, de Europese burgers en de wereld, in het bijzonder naar de ontwikkelingslanden. Voorts beantwoordt deze hervorming aan de eis voor gezond voedsel, meer kwaliteit, milieu- en diervriendelijke productiemethoden, het behoud van natuurlijke levensomstandigheden en de zorg voor het platteland. Het hervormde GLB strekt er onder andere toe de Europese landbouwers een duidelijk planningkader voor hun zakelijke beslissingen te bieden. Hierdoor zullen zij als ondernemer beter kunnen produceren wat de consumenten en de markt wensen. De hervorming vormt een belangrijke bijdrage aan de ontwikkelingsagenda van Doha en stelt het kader vast voor de onderhandelingen van de Unie in de WTO-ronde (Wereldhandelsorganisatie)
10272/03 (Presse 164)
6
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 De belangrijkste elementen van deze overeenkomst zijn onder andere: 1.
een enkele bedrijfstoeslag voor EU-landbouwers, onafhankelijk van de productie (productiegerelateerde elementen mogen in beperkte mate worden gehandhaafd om het staken van de productie te voorkomen);
2.
de enkele bedrijfstoeslag zal worden gekoppeld aan de naleving van normen voor het milieu, voedselveiligheid, gezondheid van dieren en planten, en dierenwelzijn, alsook aan de eis om voor alle landbouwgrond goede landbouw- en milieuomstandigheden te handhaven ("cross-compliance"),
3.
een versterkt beleid voor plattelandsontwikkeling met meer EU-geld, nieuwe maatregelen ter bevordering van het milieu, de kwaliteit en het dierenwelzijn, en ter ondersteuning van de landbouwers om te voldoen aan de met ingang van 2005 geldende productienormen;
4.
een beperking van de rechtstreekse betalingen ("modulatie") aan grotere landbouwbedrijven om het nieuwe beleid voor plattelandsontwikkeling te financieren;
5.
een overeenkomst inzake financiële discipline om ervoor te zorgen dat de tot 2013 vastgestelde landbouwbegroting niet wordt overschreden;
6.
herzieningen van het marktbeleid van het GLB, zoals -
asymmetrische prijsdalingen in de zuivelsector (de interventieprijs voor boter zal met 25% verminderen in vier jaar en die voor magermelkpoeder met 15% in drie jaar);
-
halvering van de maandelijkse stijgingen in de graansector (de huidige interventieprijs wordt gehandhaafd);
-
hervormingen in de sectoren rijst, durumtarwe, noten, zetmeelaardappelen en gedroogde voedergewassen;
7.
hervormingen inzake de zogenoemde mediterrane producten (bijvoorbeeld olijfolie, tabak, katoen) zullen naar verwachting uiterlijk in september 2003 worden ingediend, met inachtname van het bestaande begrotingskader.
10272/03 (Presse 164)
7
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 BESTRIJDING VAN MOND- EN KLAUWZEER De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer (doc. 15831/02), en wel op basis van een gewijzigd voorstel dat unaniem door de Commissie en de lidstaten is bekrachtigd. Tijdens de Raad van 8 april 2003 zijn twee vraagstukken behandeld (doc. 7434/03): 1)
De erkenning door derde landen van de nieuwe aanpak van het richtlijnvoorstel, dat de rol van noodvaccinatie en het beginsel van regionalisatie benadrukt.
2)
De financiële consequenties,
zowel de directe, zoals de preventieve vaccinatie van dieren, als
de indirecte, zoals de afzet van producten, afkomstig van gevaccineerde dieren. Voor beide vraagstukken is een oplossing gevonden, zodat de weg vrij is voor een politiek akkoord. De meest recente wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel, waaronder veel van de amendementen van het EP, betreffen een aantal bijkomende beperkingen van het verkeer en het vervoer van dieren en de producten ervan in het beschermingsgebied, en betere voorlichting aan het publiek over producten van gevaccineerde dieren. Een en ander volgt op een eerste presentatie door Commissielid BYRNE van het voorstel aan de Raad op 27 januari (doc. 5433/03). Het voorstel is erop gericht geharmoniseerde bepalingen vast te stellen voor communautaire maatregelen, om:
·
MKZ bij een uitbraak te bestrijden, door de vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen voor de lidstaten die moeten worden getroffen wanneer de aanwezigheid van mond- en klauwzeer wordt vermoed,
·
de paraatheid van de lidstaten te verbeteren bij een mogelijke uitbraak van MKZ door meer bepaald de rol van noodvaccinaties te versterken.
10272/03 (Presse 164)
8
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 Het nieuwe voorstel verstrekt meer details over de te nemen maatregelen bij een uitbraak en geeft een hoofdrol aan noodvaccinaties om te voorkomen dat dieren in het kader van de bestrijdingsmaatregelen in bepaalde specifieke omstandigheden massaal moeten worden geslacht. Wanneer er een uitbraak van MKZ wordt vermoed, dienen verscheidene maatregelen te worden genomen zoals het tellen van de dieren van het vermoedelijk besmette bedrijf door de bevoegde autoriteit, het verbod op verplaatsingen naar en vanuit het bedrijf, en de instelling van een gemeenschappelijke bank voor vaccins en antigenen. Wanneer de uitbraak van MKZ wordt bevestigd omvatten de maatregelen ook het ter plaatse doden van ziektegevoelige dieren, ontsmettingsprocedures en het traceren van stoffen en producten die zijn verkregen van of in contact zijn geweest met verdachte dieren. De voorwaarden voor het starten van noodvaccinaties zijn onder meer gebaseerd op het potentiële risico dat de uitbraak van MKZ in een regio van de EU naar een andere regio kan overslaan, als gevolg van de geografische situatie of weersomstandigheden. De financiële belangen van dit voorstel zijn groot wat betreft de communautaire bijdragen op veterinair gebied (Beschikking 90/424/EEG van 26 juni 1990). Het aandeel van de begroting van de Gemeenschap wordt geraamd op 16,176 miljoen euro over een periode van tien jaar, uitgesplitst in financiering uit de begroting, technische en administratieve bijstand en personele middelen. Het Europees Parlement heeft op 15 mei 2003 advies uitgebracht. Het Europees Parlement heeft een aantal amendementen aangenomen waarmee moet worden gewaarborgd dat noodvaccinatie een goede oplossing is wanneer een uitbraak van MKZ wordt vermoed of bevestigd. Ook wilde het Parlement een accentverschuiving teweegbrengen in het EU-beleid zodat het sociale en psychologische effect van ziekten zoals MKZ op de bevolking ook aandacht krijgt en er niet uitsluitend op basis van commerciële overwegingen wordt gehandeld. In een ander belangrijk aangenomen amendement wordt voorgesteld dat het besluit tot invoering van noodvaccinatie niet alleen op verzoek van de Commissie of de getroffen lidstaat kan worden genomen, maar ook op verzoek van een buurland dat gevaar loopt, op voorwaarde dat er nauw met de lidstaat in kwestie is samengewerkt.
10272/03 (Presse 164)
9
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003
VISSERIJ WESTELIJKE WATEREN De Raad heeft nota genomen van een voortgangsverslag over het voorstel betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (doc. 10405/03) en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93. De Raad heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers opgedragen de bespreking op technisch niveau voort te zetten, zodat dit dossier zo spoedig mogelijk kan worden aangenomen. Dit voorstel, dat aan de Raad is voorgelegd tijdens diens bijeenkomst van 16-20 december 2002 (doc. 15636/02), komt in de plaats van eerdere verordeningen over de westelijke wateren. Deze verordeningen, waarvan de looptijd op 31 december 2002 is verstreken, moesten een stijging van de algemene visserij-inspanning binnen gebieden en bestanden voorkomen, op basis van de Akte van Toetreding uit 1985 van Spanje en Portugal. Bij deze verordeningen wordt in het bijzonder een beperking ingesteld van de visserij-inspanning per type visserij en gebied, en deze beperking wordt geëvalueerd op basis van de traditionele visserij-activiteiten, met uitzondering van Spaanse vaartuigen (40 op ieder moment sinds 1996) in een gebied tot 50 mijl voor de Ierse kust, bekend als de "Irish box". Het voorstel beoogt met name:
·
de visserij-inspanning te beheersen om discriminatie tussen de lidstaten te voorkomen,
·
de huidige maxima voor de visserij-inspanning opnieuw te bezien rekening houdend met de beperking van de vangstmogelijkheden in de afgelopen zeven jaar,
·
de visserij-inspanning voor pelagische soorten en de toegang tot de wateren in ultraperifere gebieden te beperken.
Krachtens de raadplegingsprocedure (artikel 37 van het Verdrag) heeft het Europees Parlement zijn niet-bindend advies gegeven tijdens de plenaire vergadering op 4 juni 2003.
10272/03 (Presse 164)
10
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 DIVERSEN –
VIERDE MINISTERIËLE CONFERENTIE OVER DE BESCHERMING VAN BOSSEN IN EUROPA (Wenen, 28-30 april 2003) De Oostenrijkse delegatie legde schriftelijke informatie voor over het resultaat van de vierde ministeriële conferentie over de bescherming van bossen in Europa (Wenen, 28-30 april 2003) (doc. 10120/03).
10272/03 (Presse 164)
11
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003
ZONDER DEBAT GOEDGEKEURDE PUNTEN
LANDBOUW Gevaar van BSE - Openbare beraadslaging De Raad heeft een verordening aangenomen van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur van overgangsmaatregelen (doc. 3617/03). Verordening (EG) nr. 999/2001 geeft voorschriften voor de bepaling van de BSE-status (boviene spongiforme encefalopathie) van een lidstaat, een derde land of een gebied daarvan. Volgens de verordening kunnen zolang de BSE-status nog niet bepaald is, voor een periode van maximaal twee jaar overgangsmaatregelen worden vastgesteld. Verordening (EG) nr. 1326/2001 van de Commissie tot vaststelling van overgangsmaatregelen met het oog op de overgang op Verordening (EG) nr. 999/2001 is van toepassing vanaf 1 juli 2001. De overgangsmaatregelen gelden dus uiterlijk tot en met 30 juni 2003. Er hebben zich bepaalde problemen voorgedaan met het gebruik van de criteria in Verordening (EG) nr. 999/2001 voor het bepalen van de BSE-status, op het punt van de noodzaak om nieuwe indelingscriteria te definiëren die het BSE-gevaar aangeven. De wetenschappelijke risicobeoordelingen van alle landen zijn nog niet voltooid. De Commissie heeft met de lidstaten mogelijke wijzigingen van deze criteria besproken om status en risico beter op elkaar af te stemmen. Derhalve wordt Verordening (EG) nr. 999/2001 verlengd tot 1 juli 2005. Vervoer van dieren - gebruik van halteplaatsen * De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid (de Britse delegatie onthield zich van stemming) een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/97 met betrekking tot het gebruik van halteplaatsen (doc. 9473/03 + 9608/03 ADD 1). De verordening scherpt de diergezondheidsvoorschriften voor de halteplaatsen (reiniging en ontsmetting) aan als reactie op het uitbreken van mond- en klauwzeer in de Gemeenschap in 2001, die verband hield met de onderlinge contacten tussen dieren op de halteplaatsen. Alleen dieren die voldoen aan de communautaire gezondheidsvoorschriften mogen halteplaatsen aandoen. Controles op verplaatsingen van schapen en geiten De Raad heeft een richtlijn aangenomen tot wijziging van Richtlijn 91/68/EEG met betrekking tot de intensivering van de controles op verplaatsingen van schapen en geiten (doc. 9471/03). Deze richtlijn moet voor 1 juli 2004 door de lidstaten omgezet zijn in nationale wetgeving. In verband met de recente uitbraak van mond- en klauwzeer in 2001 en de besmetting van schapen en geiten, zijn de controles door de lidstaten op de registratie en de identificatie van schapen en geiten versterkt.
10272/03 (Presse 164)
I
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 EG-Zwitserse Bondsstaat - Gemengd Veterinair Comité - Reglement van orde De Raad heeft een besluit aangenomen inzake het standpunt van de Gemeenschap betreffende het reglement van orde van het Gemengd Veterinair Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondstaat inzake de handel in landbouwproducten (doc. 9108/03). EG-Andorra - Protocol inzake veterinaire vraagstukken De Raad heeft een ontwerp-besluit aangenomen van het Gemengd Comité EG-Andorra tot vaststelling van bepalingen voor de verdere uitvoering van het Aanvullend Protocol inzake veterinaire vraagstukken bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra, ondertekend te Brussel op 15 mei 1997 (doc. 9480/03). Zaden * De Raad heeft een richtlijn tot wijziging van eerdere richtlijnen betreffende het in de handel brengen van verschillende categorieën zaden aangenomen (doc. 10012/03 + 9915/03 ADD 1). De gewijzigde richtlijnen bevatten wijzigingen op het stuk van de communautaire vergelijkende tests en proeven, die met name tests en proeven zullen omvatten met betrekking tot in derde landen geoogst zaaizaad, voor biologische landbouw geschikt zaaizaad, zaaizaad dat in de handel wordt gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen. Deze vergelijkende tests en proeven moeten worden gebruikt om de technische certificeringsmethodes te harmoniseren. De lidstaten moeten deze richtlijn drie maanden na de inwerkingtreding omzetten in hun nationale recht. Granen De Raad heeft een besluit aangenomen tot vaststelling van het in de Internationale Graanraad en het Comité voor voedselhulp namens de Gemeenschap in te nemen standpunt (doc. 10139/03). Doel van dit besluit is de Commissie te machtigen om namens de Gemeenschap te stemmen voor de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999 en het Graanhandelsverdrag 1995 met twee jaar. Het Graanhandelsverdrag 1995 is door de Gemeenschap gesloten bij Besluit 96/88/EG 1 van de Raad en is in juni 1999 gewijzigd en verlengd voor een periode van twee jaar. Dit verdrag is bij een besluit van de Internationale Graanraad in juni 2001 verlengd, blijft van kracht tot en met 30 juni 2003, en kan met ten hoogste twee jaar worden verlengd. Het Voedselhulpverdrag 1999 is bij Besluit 2000/421/EG 2 van de Raad door de Gemeenschap gesloten en is bij besluit van het Voedselhulpcomité in december 2002 verlengd. Deze verdragen hebben ten doel de internationale samenwerking op het gebied van de voedselhulp te bevorderen en gemeenschappelijke gegevens en statistieken over de graanmarkten tot stand te brengen.
1 2
PB L 21 van 27.1.1996, blz. 47. PB L 163 van 4.7.2000, blz. 37.
10272/03 (Presse 164)
II
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 LEVENSMIDDELEN Zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt - Openbare beraadslaging De Raad heeft zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (doc. 9714/03 + 10422/03 ADD 1 REV 1). VISSERIJ Extern visserijbeleid - Visserij in de wateren van Mauritius De Raad heeft een besluit aangenomen betreffende de ondertekening namens de Gemeenschap en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de verlenging van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Mauritius inzake de visserij in de wateren van Mauritius voor de periode van 3 december 2002 tot en met 2 december 2003 (doc. 9381/03). Bij dit besluit worden de vangstmogelijkheden voor bepaalde lidstaten (Frankrijk, Italië, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Portugal) in de wateren van Mauritius uitgebreid. Deze vangstmogelijkheden worden verdeeld over verschillende soorten vaartuigen (vaartuigen voor de zegenvisserij op tonijn, vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, vaartuigen die vissen met lijnen). TAC's en quota * De Raad heeft een verordening aangenomen houdende tweede wijziging van Verordening (EG) nr. 2341/2002 tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (doc. 9894/03 + 9908/03 ADD 1). De verordening diende te worden gewijzigd als gevolg van besluiten die recentelijk op grond van internationale overeenkomsten zijn genomen. De verordening omvat met name een verdeling tussen Noorwegen en de Europese Gemeenschap van de quota voor door Noorwegen in de communautaire wateren opgeviste zandaal, een overdracht van quota van de Europese Gemeenschap voor schelvis en schol in de Noordzee, nieuwe toegang van de Gemeenschap tot de visserij op haring in de Noorse wateren en nieuwe mogelijkheden voor de Gemeenschap met betrekking tot de visserij op lodde in de wateren van Groenland.
10272/03 (Presse 164)
III
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 Het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen* De Raad heeft een verordening aangenomen betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (doc. 10255/03 + 10372/03 ADD 1). Deze verordening is van toepassing op het afsnijden van haaienvinnen, het aan boord houden, overladen en het aanlanden van haaien of haaienvinnen door vaartuigen in maritieme wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de lidstaten vallen, alsmede door vaartuigen welke de vlag van een lidstaat voeren of geregistreerd zijn in een lidstaat, in andere maritieme wateren. Zij heeft tot doel de uitbreiding van de praktijk van het vinnen van haaien te beperken of te voorkomen en het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen te verbieden met het oog op de positieve gevolgen daarvan voor de instandhouding van de haaienbestanden. MILIEU Halonen, chloorfluorkoolstoffen en broomchloormethaan - Openbare beraadslaging De Raad heeft, na begin juni 2003 een akkoord te hebben bereikt met het Europees Parlement, in eerste lezing een verordening aangenomen ten aanzien van de controle op de uitvoer van halonen voor kritische toepassingen, de uitvoer van producten en apparatuur die chloorfluorkoolstoffen bevatten, en voorschriften voor broomchloormethaan (doc. 3629/03). De verordening heeft tot doel de ozonlaag extra te beschermen, de mondiale productie van ozon afbrekende stoffen te verminderen, veilige methoden voor het vervoer van ozon afbrekende stoffen te bevorderen, een verplicht toezicht op de uitvoer in te stellen en waar nodig te zorgen voor juridische duidelijkheid. Zij strekt meer bepaald tot wijziging van Verordening nr. 2037/2000/EG betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen, met name met het oog op een doeltreffende en veilige uitvoering van de bepalingen. Een van de hoofddoelen van de verordening is een eind te maken aan de toenemende uitvoer van gebruikte koel- en klimaatregelingsapparatuur (met name huishoudelijke koelkasten, diepvriezers en isolatieschuim voor de bouw die CFK's bevatten) naar ontwikkelingslanden. Derhalve moet de uitvoer van gereguleerde stoffen, en van gereguleerde stoffen bevattende producten, worden verboden. CFK's bevattende niet-gereguleerde producten (bijvoorbeeld tweedehands luchtvaartuigen en voertuigen die vast isolatieschuim of integraal schuim bevatten dat met CFK's is geproduceerd) worden uitgesloten van de werkingssfeer van de verordening. De verordening voorziet in de mogelijkheid om tijdschema's vast te stellen voor de vermindering van het gebruik van halonen voor kritische toepassingen, rekening houdend met de beschikbaarheid van technisch en economisch haalbare alternatieven of technologieën die vanuit milieu- en gezondheidsoogpunt aanvaardbaar zijn bij de herziening van bijlage VII (kritische toepassingen van halonen) van Verordening nr. 2037/2000/EG. Daardoor kan de ozonlaag zich sneller herstellen.
10272/03 (Presse 164)
IV
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 Bovendien mogen voor brandbestrijding in de Europese Gemeenschap vanaf 1 januari 2004 enkel nog halonen worden ingezet die voor de in bijlage VII 2 van de bovengenoemde verordening genoemde toepassingen worden gebruikt. Halonen bevattende apparatuur die niet in die bijlage wordt genoemd, wordt als niet-kritisch beschouwd en moet derhalve vóór 31 december 2003 buiten gebruik zijn gesteld. Voor de uitvoer bestemde halonen voor kritische toepassingen in bulk zijn toegestaan tot 31 december 2009, voorzover zij afkomstig zijn van teruggewonnen, gerecycleerde en geregenereerde halonen uit opslaginstallaties die door de bevoegde autoriteit zijn erkend of worden geëxporteerd. Het verbod van de uitvoer van halonen in bulk kan op basis van een evaluatie op een eerdere datum ingaan, indien zulks wenselijk is. De uitvoer van halonen voor kritische toepassingen na 31 december 2003 wordt verboden, indien de halonen niet afkomstig zijn van door de bevoegde autoriteit erkende of geëxploiteerde installaties voor de opslag van dit soort halonen. Tenslotte voorziet de verordening in hetzelfde niveau van toezicht op broomchloormethaan als geldt voor de andere gereguleerde stoffen; aldus komt de Gemeenschap haar verbintenissen na uit hoofde van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken.3 INTERNE MARKT Vennootschapsrecht * - Openbare beraadslaging De Raad heeft een besluit aangenomen met betrekking tot de openbaarmakingsvereisten voor bepaalde soorten ondernemingen, na overeenstemming met het Europees Parlement in eerste lezing krachtens de medebeslissingsprocedure (doc. 3620/03 + 9462/03 ADD 1). De amendementen waarover de Raad en het Europees Parlement het eens zijn geworden betreffen voornamelijk de termijn voor de uitvoering van de voorschriften van de richtlijn, namelijk uiterlijk 1 januari 2007.
2
3
"Gebruik van halon 1301: in luchtvaartuigen voor de beveiliging van bemanningscabines, motorgondels, vrachtruimten en droge ruimten (dry bays), in bemande ruimten en motorkamers van militaire landvoertuigen en zeeschepen, voor het inert maken van bemande ruimten waarin brandbare vloeistoffen en/of gassen kunnen vrijkomen in de militaire, de olie-, gas- en de petrochemische sector, en op bestaande vrachtschepen, voor het inert maken van bestaande, bemande communicatie- en commandoposten van het militaire sector of die om andere redenen essentieel zijn voor landsregeringen en nationale veiligheid, voor het Gebruik van halon inert maken van ruimten waarin gevaar voor verspreiding van radioactief materiaal bestaat, in de Kanaaltunnel met de bijbehorende installaties en het rollend materieel. Gebruik van halon 1211: in handblusapparaten en vaste blusapparatuur voor motoren aan boord van luchtvaartuigen, in luchtvaartuigen voor de beveiliging van bemanningscabines, motorgondels, vrachtruimten en droge ruimten (dry bays), in blusapparaten die essentieel zijn voor de persoonlijke veiligheid bij het eerste bluswerk door brandweerlieden, in blusapparaten van militaire sector en politie voor gebruik op personen." Voor meer informatie over de inhoud van het protocol, zie website http://www.unep.org/ozone/montreal.shtml.
10272/03 (Presse 164)
V
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 Met de tekst wordt beoogd de eerste vennootschapsrechtsrichtlijn te wijzigen zodat er een betere en snellere toegang komt tot bedrijfsinformatie voor belanghebbenden door gebruikmaking van moderne technologie voor het indienen en openbaarmaken van bedrijfsinformatie. Ook vereenvoudigt de richtlijn de openbaarmakingsvereisten voor bedrijven aanzienlijk. VOLKSGEZONDHEID Drugsverslaving - Aanbeveling De Raad heeft een aanbeveling aangenomen betreffende de preventie en de beperking van de risico's die samenhangen met drugsverslaving, waarbij de Italiaanse delegatie tegenstemde (doc. 8069/03). De ontwerp-aanbeveling maakt deel uit van de drugsstrategie 2000-2004 die de Europese Raad van Helsinki van december 1999 heeft goedgekeurd om het illegale drugsgebruik te verminderen, de incidentie van drugsgerelateerde gezondheidsschade aanzienlijk terug te dringen en het aantal met succes behandelde drugsverslaafden aanzienlijk te verhogen. De aanbeveling roept de lidstaten op om een reeks uiteenlopende diensten en faciliteiten aan te bieden die met name de vermindering van de risico's tot doel hebben. De tekst bevat een aantal specifieke aanbevelingen inzake voorlichting en begeleiding, straathoekwerk, betrokkenheid van groepsgenoten ("peers"), hulpdiensten, netwerken tussen instanties, integratie van gezondheids- en sociale zorg, alsmede opleiding en erkenning van beroepskrachten. Bijzondere nadruk wordt gelegd op de preventie van drugsgerelateerde infectieziekten (zoals HIV, hepatitis B en C, tuberculose en seksueel overdraagbare ziekten). Gememoreerd zij dat de Raad in zijn zitting van 2-3 december 2002 overeenstemming heeft bereikt over een algemene oriëntatie, nadat de Commissie het voorstel op 26 juni 2002 had ingediend. Voor meer informatie zie persmededelingen 14892/02 en 10090/02. Voor de volledige tekst van de aanbeveling, zie doc. 8069/03 op de website van de Raad (http://ue.eu.int/en/summ.htm; link "Toegang tot documenten"). VERVOER Tweede spoorwegpakket* - Openbare beraadslaging De Raad heeft zijn gemeenschappelijke standpunten betreffende het "Tweede Spoorwegpakket" voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt voor vervoerdiensten per spoor vastgesteld, waarbij de delegaties van België, Frankrijk en Luxemburg tegenstemden. De gemeenschappelijke standpunten zullen overeenkomstig de medebeslissingsprocedure voor een tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden.
10272/03 (Presse 164)
VI
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 Dit pakket omvat de volgende juridische teksten: -
de richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese spoorwegsysteem (doc. 8556/03); de richtlijn inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (doc. 8557/03); de richtlijn betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap ("markttoegang") (doc. 8011/03); de verordening tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (doc. 8558/03)
Gememoreerd zij dat de Raad tijdens zijn zitting van 28 maart 2003 een politiek akkoord over het gemeenschappelijk standpunt heeft bereikt. Voor meer informatie zie persmededeling 7685/03 op de website van de Raad (http://ue.eu.int/newsroom/; Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie) EXTERNE BETREKKINGEN Samenwerking met China op het gebied van vreedzaam gebruik van kernenergie De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij de Commissie wordt gemachtigd om te onderhandelen over een overeenkomst voor samenwerking op het gebied van het vreedzaam gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en China. Volgens de aan het besluit gehechte onderhandelingsrichtsnoeren kan de samenwerking onderstaande activiteiten omvatten: · · · · · ·
Stillegging, ontsmetting en ontmanteling van nucleaire installaties. Beheer van radioactief afval. Beheerste kernfusie. Stralingsbescherming. Andere activiteiten op het gebied van nucleaire technologieën en veiligheid. Activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de EU.
Samenwerking geschiedt uitsluitend voor vreedzame doeleinden. Onderzoek naar en ontwikkeling van nucleaire explosiemiddelen worden uitdrukkelijk uitgesloten. EUROPEES VEILIGHEIDS - EN DEFENSIEBELEID Starten van de militaire operatie van de EU in de Democratische Republiek Congo De Raad heeft een besluit aangenomen betreffende het starten van de militaire operatie van de Europese Unie in de Democratische Republiek Congo (DRC), operatie Artemis (doc. 10200/03). Bij dit besluit heeft de Raad het operatieplan goedgekeurd en de operationeel commandant met onmiddellijke ingang gemachtigd het activeringsbevel uit te vaardigen teneinde het inzetten van de troepen voorafgaand aan de overdracht van het gezag na hun aankomst ter plaatse te effectueren en met de uitvoering van de missie te kunnen beginnen. Operatie Artemis is hiermee op 12 juni 2003 gestart.
10272/03 (Presse 164)
VII
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 Het besluit volgt op de vaststelling door de Raad op 5 juni 2003 van een gemeenschappelijk optreden inzake de militaire operatie van de EU in de DRC. Artemis is een door de EU geleide operatie die zal worden uitgevoerd overeenkomstig het mandaat in Resolutie 1484 (2003) van de VN-Veiligheidsraad. Deze resolutie geeft toestemming voor de inzet van een voorlopige multinationale noodtroepenmacht in Bunia (DRC). Volgens Resolutie 1484 is het doel van deze multinationale troepenmacht: bijdragen tot de stabilisatie van de veiligheidssituatie en de verbetering van de humanitaire situatie in Bunia; zorgen voor de bescherming van de luchthaven en van de binnenlandse ontheemden in de kampen in Bunia en, indien de situatie zulks vereist, bijdragen tot de veiligheid van de bevolking, het VN-personeel en de humanitaire aanwezigheid in de stad. HANDELSPOLITIEK Tsjechië - Letland - Litouwen - Slowakije - Slovenië - Landbouwproducten De Raad heeft verordeningen aangenomen krachtens welke handelsconcessies met betrekking tot verwerkte landbouwproducten die met Tsjechië, Letland, Litouwen, Slowakije en Slovenië zijn overeengekomen, per 1 juli op voorlopige basis zullen worden toegepast (doc. 9315/03, 9487/03, 9489/03, 9842/03 en 9841/03). Deze overeenkomsten zijn een vervolg op de onderhandelingen die de Commissie met alle geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa heeft gevoerd met het oog op verdere liberalisering in deze sector. ECOFIN Globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Gemeenschap (2003-2005) De Raad heeft de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor de periode 2003-2005 aangenomen op basis van de conclusies van de Europese Raad, die deze richtsnoeren al op 20-21 juni in Thessaloniki had bekrachtigd (doc. 10782/03). De Europese Raad had met name de aandacht gevestigd op de voornaamste beleidsprioriteiten die ten grondslag liggen aan de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de herziene richtsnoeren voor de werkgelegenheid: optimale economische voorwaarden creëren ter bevordering van groei, ten eerste door een op stabiliteit gericht macro-economisch kader te scheppen dat een platform kan bieden voor de versterking van de binnenlandse vraag en het scheppen van banen, en ten tweede door meer concurrentie en een grotere dynamiek na te streven door middel van investeringen in menselijk en fysiek kapitaal en O&O, door een verbetering van de toepassing van technologie en de benutting van onderzoek in alle sectoren van de economie, door middel van volledig geïntegreerde financiële markten in de EU, alsmede door bevordering van ondernemerschap en verbetering van de randvoorwaarden voor het bedrijfsleven,
10272/03 (Presse 164)
VIII
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 hervormingen tot stand brengen om meer en betere banen te scheppen ter bevordering van volledige werkgelegenheid, die de arbeidsmarkten efficiënter, inclusiever en aanpasbaarder maken, belasting- en uitkeringsstelsels aanpassen om werken lonend te maken, de arbeidsmarktparticipatie verhogen overeenkomstig de doelstellingen van Lissabon, een nieuw evenwicht bevorderen tussen flexibiliteit en werkzekerheid, de arbeidsmobiliteit stimuleren en vaardigheden verbeteren en op peil houden die leiden tot een hogere productiviteit en kwalitatief betere banen, en de overheidsfinanciën houdbaarder maken met name door de overheidsschuldquote verder te verlagen en de pensioenstelsels en de stelsels voor de gezondheidszorg nú te hervormen, nu de demografische situatie ons nog tijd laat, en er aldus voor te zorgen dat de komende generaties niet met een loodzware last worden opgezadeld, en door de arbeidsdeelname te verhogen. Economisch en Financieel Comité / Comité voor de economische politiek De Raad heeft de statuten van het Economisch en Financieel Comité en het Comité voor de economische politiek herzien, zodat beide comités ook na de toetreding goed blijven functioneren; daartoe werden hun werkmethoden aangepast (doc. 8750/03 + 9667/03). Communautaire organen Als gevolg van de aanneming van het nieuwe financieel reglement op 26 juni 2002 heeft de Raad besloten de oprichtingsbesluiten van de communautaire organen te wijzigen, enerzijds wat betreft de toepasselijke budgettaire en financiële voorschriften, en anderzijds wat betreft de toegang tot de documenten (doc. 9010/03, 9011/03, 9012/03, 9013/03, 9014/03, 9015/03, 9016/03, 9017/03, 9018/03, 9019/03, 9020/03, 9021/03). Gememoreerd zij dat het nieuwe financieel reglement op 1 januari 2003 in werking is getreden (PB L 248 van 16.9.2002). JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN EU-actieplan inzake drugs De Raad heeft in het kader van de uitvoering van het EU-actieplan inzake drugs een uitvoeringsnota betreffende de terugdringing van vraag en aanbod goedgekeurd (doc. 8926/03).
10272/03 (Presse 164)
IX
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 Drugsverslaving binnen de nationale gezondheidszorg - Resolutie De vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hebben een resolutie aangenomen betreffende de opneming in de nationale gezondheidszorg van de doeltreffende beheersing van drugsverslaving (diagnose, korte interventies, verwijzingen) en de medisch ondersteunde behandeling van opiaatafhankelijke patiënten. "De vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, GEZIEN 1. de Drugsstrategie van de Europese Unie (2000-2004), waarin het aanzienlijk doen toenemen van het aantal met succes behandelde verslaafden als derde strategische doelstelling wordt genoemd; 2.
de Drugsstrategie van de Europese Unie (2000-2004), waarin de aanzienlijke terugdringing, in vijf jaar tijd, van drugsgerelateerde gezondheidsschade en het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen als tweede strategische doelstelling word genoemd;
3.
de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1998 en de Verklaring over de richtsnoeren voor het terugdringen van de vraag naar drugs (punten 10 en 12) waarin de lidstaten van de VN worden opgeroepen maatregelen te nemen om tijdige hulp en toegang tot zorg te bieden aan hen die het nodig hebben, en om maatregelen te nemen teneinde het streven om de vraag naar drugs te verminderen onderdeel te maken van de bredere beleidsdoelstellingen van welzijn en bevordering van de gezondheid;
4.
het actieplan inzake drugs (2000-2004) van de Europese Unie, meer bepaald de punten 3.1.2.6, 3.1.3.1 en 3.1.3.2, waarin de lidstaten worden opgeroepen strategieën voor een betere toegankelijkheid en beschikbaarheid van diensten te zoeken zodat drugsgebruikers worden bereikt die een groot risico lopen, en toereikende middelen voor drugsbehandeling toe te wijzen, zodat gewaarborgd is dat verslaafden binnen een redelijke termijn een intramurale of ambulante behandeling kunnen krijgen;
5.
de Nota van de Raad aan de Europese Raad betreffende de tussentijdse evaluatie van het actieplan van de Europese Unie inzake drugs (CORDROGUE 103, par. 7, punt 4), waarin een van de hoofddoelen is na te gaan welke EU-programma's en -instrumenten kunnen bijdragen tot de verhoging van het aantal met succes behandelde drugsverslaafden;
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT: 6.
het feit dat drugsafhankelijkheid in onze samenleving een probleem is met juridische gevolgen, gevolgen voor de gezondheid en andere ernstige gevolgen, zowel voor het individu als voor de samenleving;
7
het feit dat drugsafhankelijke mensen die geen behandeling volgen, bijdragen tot de verdere verspreiding van de drugsepidemie door het aantrekken van nieuwe gebruikers;
8.
het toegenomen gevaar dat HIV, hepatitis en andere infectieziekten door niet-behandelde spuitende drugsgebruikers worden overgedragen op andere gebruikers en op de algemene bevolking;
9.
de economische kosten van drugsafhankelijkheid voor de samenleving, het gerechtelijke apparaat en het gezondheidszorgstelsel;
10.
het feit dat drugsgebruik veranderingen meebrengt op biologisch, psychosociaal en maatschappelijk vlak die zo complex interageren dat ze de behandeling van drugsafhanklijke patiënten hinderen;
10272/03 (Presse 164)
X
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003
11.
het feit dat de klinische ervaring aantoont dat chronische afhankelijkheid langdurige geïntegreerde multidisciplinaire interventies vergt;
12.
de degelijk onderbouwde vaststelling dat een substitutiebehandeling, indien zij correct is voorgeschreven en goed geïntegreerd met andere behandelingen, een gunstige invloed heeft op de vermindering van de algemene schade van de opiaatafhankelijkheid, zowel voor het individu als voor de samenleving, door de verbetering van de gezondheid en de vergemakkelijking van het maatschappelijk herstel;
13.
het feit dat drugsafhankelijkheid een volksgezondheidsprobleem is en dat drugsafhankelijken recht hebben op een passende en laagdrempelige geïntegreerde behandeling;
14.
het feit dat de problemen van middelenafhankelijkheid breder zijn dan alleen opiaatafhankelijkheid en dat psychoactieve stoffen een enorme last leggen op onze samenleving;
15.
de vereiste dat een behandelingsprogramma voor middelenafhankelijkheid idealiter het volledige herstel van druggebruikers, zowel wat hun fysieke en hun geestelijke gezondheid als wat hun maatschappelijke integratie betreft tot doel moet hebben;
wijzen erop dat het van belang is om: 16.
waar mogelijk te bevorderen dat de diagnose van drugsafhankelijkheid, de korte interventies, de verwijzingen en de medisch ondersteunde behandeling in de eerstelijns- en tweedelijnsvoorzieningen van de algemene gezondheidszorg worden opgenomen;
17.
te zorgen voor grotere zorgcontinuïteit door middel van nauw contact en enge samenwerking tussen alle betrokkenen, ongeacht hun specialisme, inclusief de verstrekkers van de nodige aanvullende medische zorg aan drugsafhankelijke patiënten met een dubbele diagnose die een behandeling volgen;
18.
de medische en psychosociale behandeling te combineren met sociale reïntegratiediensten zoals huisvesting, opleiding, onderwijs en werk;
19.
ervoor te zorgen dat doeltreffende, ruime en toegankelijke behandelprogramma's beschikbaar komen, inclusief substitutietherapie en dat de wachtlijsten zo kort mogelijk worden;
20.
passende systemen op te zetten voor het toezicht op patiënten die een substitutietherapie volgen en de nodige maatregelen te nemen, inclusief toezicht op de voorschrijfprocedures om misbruik van stoffen te voorkomen;
21.
ervoor te zorgen dat gezondheidswerkers en andere professionals een gepaste opleiding volgen zodat zij de nodige vaardigheden kunnen verwerven om aan drugsgebruikers diensten van hoge kwaliteit te verstrekken;
22.
informatie en nieuwe kennis over drugsafhankelijkheid in universitaire en andere hogere opleidingen voor gezondheidswerkers en andere professionals te bevorderen, en meer bepaald in de medische faculteiten, met als doel hun attitudes en vaardigheden bij te brengen waarmee ze toegerust zijn om op een doelmatige manier (preventie, vroegtijdige opsporing, kortdurende interventies, zorg of verwijzing) met drugsafhankelijke cliënten om te gaan;
10272/03 (Presse 164)
XI
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 23.
patiënten die de behandeling staken te volgen en hun de mogelijkheid te bieden de behandeling bij terugval te hervatten;
24.
bijzondere aandacht te besteden aan de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens van de patiënten, in het bijzonder wanneer de gegevens aan officieel erkende instellingen worden doorgegeven voor statistische en onderzoeksdoeleinden door gebruik te maken van een nietidentificeerbare persoonlijke codering;
25.
het evidence-based behandelpraktijken te bevorderen, inclusief in verband met het voorschrijven van een specifieke dosis vervangingsmiddelen voor iedere patiënt, de voorlichting van de patiënten over de risico's van het gebruik van andere psychoactieve stoffen tijdens de substitutiebehandeling, het constante toezicht op de behandeling en de resultaten ervan, waarbij in het bijzonder wordt gelet op de mate van herstel van behandelde personen, zowel wat hun fysieke en psychische toestand als wat hun maatschappelijke reïntegratie betreft;
26.
er met name op toe te zien dat langdurige medicamenteuze behandeling wordt voorgeschreven na zorgvuldige beoordeling van de haalbaarheid van een substitutiebehandeling waarbij voortdurend zorg wordt gedragen voor de veiligheid van de patiënt, in combinatie met psycho-sociale interventies;
27.
te onderzoeken welke maatregelen vereist zijn om patiënten in staat te stellen hun behandeling voor te zetten wanneer zij in het ziekenhuis zijn opgenomen wegens lichamelijke klachten, in een penitentiaire inrichting verblijven of naar een andere stad en, voor zover mogelijk, een ander land reizen."
Onderwijsprogramma's inzake stoornissen in verband met misbruik van stimulerende middelen - Resolutie De vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hebben een resolutie aangenomen betreffende de opstelling van onderwijsprogramma's inzake stoornissen in verband met misbruik van stimulerende middelen, ten behoeve van medische studenten, studenten en werknemers in de gezondheidszorg, alsmede de opneming ervan in de universitaire opleidingen. " De vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen 1.
GEZIEN de drugsstrategie van de Europese Unie (2000-2004) en met name doelstelling 2 van de strategie om de incidentie van drugsgerelateerde gezondheidsschade en het aantal drugsgerelateerde sterfgevallen in vijf jaar tijd aanzienlijk terug te dringen;
2.
GEZIEN het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004) en met name de specifieke punten van doelstelling 2 van de strategie, waarin de lidstaten worden opgeroepen om de hoogste prioriteit te verlenen aan activiteiten op het gebied van gezondheid, onderwijs, onderzoek en opleiding, alsook aan instrumenten om sociale uitsluiting te bestrijden; vast te stellen wat de beste praktijken inzake het terugdringen van de vraag zijn en deze uit te wisselen; voor het bovengenoemde de passende middelen beschikbaar te stellen; de bevordering van professionele netwerken te ondersteunen; de kwaliteit van alternatieve behandelingen te verbeteren;
3.
MEMOREREND dat in het EU-actieplan wordt gevraagd aandacht te schenken aan de bescherming van de volksgezondheid als uitgangspunt voor maatregelen om de vraag terug te dringen, de beschikbaarheid van en de gemakkelijke toegang tot een breed en kwalitatief hoogwaardig intra- en extramuraal behandelingsaanbod te garanderen; maatregelen te nemen om terugval te voorkomen; cursussen op drugsgebied ten behoeve van beroepsbeoefenaars te ontwikkelen en deze op te nemen in de onderwijsprogramma's voor toekomstige werknemers in de gezondheidszorg, het maatschappelijk werk en de wetshandhaving; en het gebruik te bevorderen van nieuwe media, met name het internet, bij het opzetten, uitvoeren en evalueren van educatieve preventieprogramma's;
10272/03 (Presse 164)
XII
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 OVERWEGENDE hetgeen volgt: 4.
Het is duidelijk aangetoond dat de behandeling en de preventie van stoornissen in verband met misbruik van stimulerende middelen doeltreffend en kostenefficiënt zijn.
5.
Medici en andere gezondheidswerkers kunnen een belangrijke rol spelen bij de preventie en behandeling van stoornissen in verband met misbruik van stimulerende middelen.
6.
De medische opleiding op universitair niveau en de opleiding van andere gezondheidswerkers met betrekking tot de problemen die verband houden met drugsverslaving kunnen worden verbeterd.
7.
De opleiding van medici en van andere gezondheidswerkers moet worden bevorderd, teneinde hen de nodige bekwaamheden bij te brengen om te kunnen vaststellen welke personen misbruik maken van stimulerende middelen en hen op passende wijze te kunnen behandelen.
Benadrukken dat het van belang is: 8.
de belangrijke rol van medici en andere gezondheidswerkers bij de aanpak van stoornissen in verband met misbruik van stimulerende middelen te erkennen en te bevestigen;
9.
ervoor te zorgen dat medici en andere gezondheidswerkers door middel van het juiste onderwijs en adequate opleiding in staat zijn om op vaststaande gegevens gebaseerde beste praktijken toe te passen bij de aanpak van stoornissen in verband met misbruik van stimulerende middelen;
10.
de samenwerking op interministerieel niveau, waar nodig en gepast, te bevorderen, teneinde geschikte curricula inzake stoornissen in verband met misbruik van stimulerende middelen te ontwikkelen, als integrerend onderdeel van medische onderwijsprogramma's op universitair niveau en van onderwijsprogramma's voor andere gezondheidswerkers;
11.
internationale samenwerking en uitwisseling van informatie over opgedane ervaring en kennis van de onderwijsprogramma's voor medici en andere gezondheidswerkers binnen Europa en met landen buiten Europa te bevorderen, in het bijzonder via netwerken en het internet.
Jonge drugsgebruikers - Resolutie De Raad heeft een resolutie aangenomen over het belang van vroegtijdige interventie ter voorkoming van drugverslaving en daarmee verbonden problemen bij jonge drugsgebruikers. "DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, 1.
MERKT OP dat experimenten met drugs, occasioneel drugsgebruik en recreatief drugsgebruik, vooral van synthetische drugs, bij jongeren een wijdverbreid fenomeen en een sociaal probleem zijn geworden,
2.
MERKT OP dat sociale en gezondheidsproblemen die verband houden met drugs vaak pas onderkend en ontdekt worden als ze ernstig worden en het welzijn van de betrokkenen en hun gezin beïnvloeden,
10272/03 (Presse 164)
XIII
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003
3.
MERKT OP dat jongeren die drugs gebruiken of ermee experimenteren meestal het risico onderschatten dat hun drugsgebruik en drugverslaving ernstiger vormen aanneemt, en dat zij derhalve geen contact opnemen met de advies- of behandelcentra,
4.
NEEMT NOTA VAN het wijdverbreide gebruik van cannabis en synthetische drugs onder jongeren en van het feit dat velen onder hen ten onrechte menen dat deze drugs niet gevaarlijk zijn,
5.
MERKT OP dat er steeds meer wetenschappelijke bewijzen bestaan dat bij recreatief drugsgebruik verschillende risiconiveaus en soorten risico's voor zowel de fysieke als de mentale gezondheid te onderscheiden zijn, afhankelijk van de frequentie en de individuele kwetsbaarheid,
6.
MERKT OP dat het scala van strategieën voor vroegtijdige interventie beperkt en onvoldoende geactualiseerd is, en dat het een bijzondere uitdaging vormt om doelgerichte en innovatieve benaderingswijzen voor vroegtijdige interventie te ontwikkelen, uit te voeren en te evalueren om drugsverslaving en met drugsgebruik verbonden risico's bij jongeren te voorkomen, en dat er bij het publiek onvoldoende begrip voor is,
7.
MEMOREERT dat het sterk terugdringen van het gebruik van illegale drugs, alsmede van het aantal nieuwe drugsgebruikers, in het bijzonder jongeren tot 18 jaar, een van de hoofddoelstellingen is van de drugsstrategie van de Europese Unie (2000-2004) die door de Europese Raad in december 1999 in Helsinki is goedgekeurd,
8.
MEMOREERT het door de Europese Raad van Santa Maria da Feira in juni 2000 onderschreven EU-actieplan inzake drugs (2000-2004), waarin sterk wordt gepleit voor proactieve maatregelen betreffende de preventie van drugsgebruik, de preventie van drugsgerelateerde misdaad en de beperking van de negatieve gevolgen van drugs op de gezondheid en het sociale leven,
9.
MEMOREERT de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tussentijdse evaluatie van het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004), waarin wordt bevestigd dat de lidstaten innovatieve preventieprogramma's moeten blijven ontwikkelen en beste praktijken moeten uitwisselen betreffende alle aspecten van drugspreventie, daarbij gebruik makend van Europese kanalen zoals het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs- en Drugverslaving (EWDD) om de informatie doeltreffender te verspreiden,
10.
MEMOREERT DAT in die mededeling van de Commissie wordt gesteld dat het probleem van synthetische drugs een topprioriteit moet blijven voor de Europese Unie, en wordt erkend dat er een algemene behoefte bestaat aan informatie over nieuwe trends in drugsgebruik, alsook over nieuwe drugs die op de markt komen,
11.
MEMOREERT DAT de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, op initiatief van het Spaanse voorzitterschap (CORDROGUE 2 REV 3 - 15.04.2002), een resolutie over de preventie van recreatief drugsgebruik hebben aangenomen,
12.
IS INGENOMEN MET de desbetreffende studies en activiteiten die in de Gemeenschap en in de lidstaten reeds worden uitgevoerd;
10272/03 (Presse 164)
XIV
NL
11-12-17-18-19-25-26.VI.2003 13.
BENADRUKT HET BELANG van een gedeelde verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap en de lokale gemeenschappen bij de preventie van drugverslaving bij jongeren en daarmee verband houdende problemen,
14.
BENADRUKT HET BELANG van het tijdig onderkennen van drugsgebruik onder jongeren die het risico lopen verslaafd te raken en met drugsgerelateerde problemen te maken te krijgen,
15.
BENADRUKT HET BELANG van innovatieve toezichtmaatregelen en benaderingswijzen voor vroege interventie om problematisch drugsgebruik, drugverslaving en de daarmee verbonden gezondheidsschade en sociale schade, alsook de mogelijke betrokkenheid bij delinquent gedrag, te voorkomen bij jongeren in een vroeg stadium van drugsgebruik: experimenteel, incidenteel, recreatief of toevallig gebruik,
16.
BENADRUKT HET BELANG van lokale gemeenschappen, scholen en andere betrokkenen bij de preventie van drugsgebruik en bij de interventie en de behandeling in de vroege stadia van drugsgebruik wanneer verslaving en andere drugsgerelateerde problemen nog niet de belangrijkste zorg van de jongere zijn,
17.
BENADRUKT HET BELANG om in het kader van de preventie ernaar te streven kwetsbaarheidsfactoren aan te pakken zoals slechte schoolresultaten, gebrek aan sociale en levensvaardigheden, schooluitval, betrokkenheid bij antisociale en delinquente activiteiten, zelfvernietigend gedrag, agressie en angst,
18.
IS VAN OORDEEL DAT, om de jongeren te beschermen tegen de toename van het drugsgebruik en het verslavingsrisico, het van belang is de aandacht te richten op onder meer: technieken en strategieën voor straathoekwerk met het oog op vroegtijdige interventie voor jongeren die risico lopen en voor hun sociale omgeving, laagdrempelige advies- en behandelingsdiensten voor adolescenten en hun gezin en het voorzien in individuele en collectieve mogelijkheden voor participatieve betrokkenheid, adequate methodes en middelen om leraren, gezondheidswerkers, politieagenten, rechters en mensen die beroepshalve bezig zijn met sport en recreatieve activiteiten en alle andere betrokkenen, waaronder de adolescenten zelf en hun gezin, de noodzakelijke interventievaardigheden bij te brengen.
19.
VERZOEKT de lidstaten, de Commissie en het EWDD om in het kader van hun respectieve bevoegdheden: samen te werken bij de uitwisseling van informatie, ervaring en beste praktijken om jongeren beter te kunnen helpen in een vroeg stadium van hun drugsgebruik, te overwegen de belangrijkste innovatieve methodes en middelen voor vroegtijdige interventie in de databank van de EDDRA op te nemen, een nieuwe koers in overweging te nemen voor de uitvoering van op interventie gerichte onderzoeksprojecten teneinde strategieën doelmatiger te maken, een handboek op te stellen met richtsnoeren op het gebied van bewezen goede praktijken inzake vroegtijdige interventie dat beginselen, uitvoeringsmethodes en evaluatiemiddelen bevat." _______________
10272/03 (Presse 164)
XV
NL