Diamuraal Kwaliteitsjaarverslag 2013
Diamuraal score 2013 Diamuraal score 2012 Gemiddelde score zorggroepen 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
1
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5.
Kwaliteitsrapportages Algemeen en meerjarenbeleid Organisatie kwaliteitsbeleid Uitkomsten 2013 Informatiebeleid
Bijlage 1A KKK DM 2013 Bijlage 1B KKK COPD 2013 Bijlage 1C KKK VRM 2013 Bijlage 2A Overzicht structuurgegevens Bijlage 2B Uitkomsten DM huisartsen Bijlage 2C Uitkomsten DM Meander MC Bijlage 2D Uitkomsten COPD Bijlage 2E Uitkomsten CVRM
2013 2013 2013 2013 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
2
1. Kwaliteitsrapportages In 2013 heeft Diamuraal, evenals in voorgaande jaren, deelgenomen aan meerdere landelijke kwaliteitsbeoordelingen. Insteek van deze beoordelingen varieert van het beoordelen van de kwaliteit van (keten)organisatie tot het beoordelen van het kwaliteitsbeleid. Naast deze kwaliteitsbeoordelingen worden proces en uitkomsten van geleverde zorg jaarlijks beoordeeld middels deelname aan de landelijke benchmark. Voor dit laatste wordt verwezen naar hoofdstuk 4 met bijlages. NAD beoordeling kwaliteitsbeleid In 2012 en 2013 participeerde Diamuraal in het door het Julius centrum te Utrecht uitgevoerde NAD onderzoek betreffende gevoerd kwaliteitsbeleid. Nevenstaande weergave geeft de twee meetmomenten in relatie tot het gemiddelde van de zorggroepen in Nederland weer. De score in 2012 is weergegeven in blauw, de score in 2013 in het rood. De groene lijn weerspiegelt de gemiddelde score van de zorggroepen in 2013
OMK In 2013 nam Diamuraal tevens deel aan de evaluatie ontwikkeling ketenorganisatie middels het OMK (ontwikkelingsmodel ketenzorg) uitgevoerd door Vilans, kenniscentrum langdurige zorg. Uitkomst laat in samenvatting nevenstaande weergave zien waarbij de groene, buitenste cirkel, de positie van Diamuraal toont ten opzichte van het gemiddelde van de zorggroepen in Nederland, weergegeven door de binnenste rode cirkel. Hiermee bevindt Diamuraal zich in de uitbouw en monitoringsfase als opstap naar verduurzaming en transformatie.
KwaliteitsJaarverslag 2013
3
2. Algemeen en meer jaren beleid Het meerjarenbeleid is gericht op het leveren en verbeteren van best mogelijke gestructureerde ketenzorg op de meest wenselijke plaats, georganiseerd rond de patiënt. Hiertoe dient regelmatige monitoring en terugkoppeling van uitkomsten aan de zorgverleners plaats te vinden evenals daar waar noodzakelijk ondersteuning van op maat aangeboden verbetertrajecten. Middels wetenschappelijk onderzoek in samenwerking met het Julius Centrum wordt onderzocht hoe we nog beter zicht krijgen op de organisatie en de uitkomsten van DM zorg en de patiënten participatie. In het vierde kwartaal van 2012 is de pilot voor het ketenprogramma VRM van start gegaan. Deze is in 2013 in ongewijzigde vorm voortgezet met de intentie per 2014 te verbreden. Het VRM ketenprogramma wordt gefinancierd middels een koptarief. Een terugkerend discussiepunt met de zorgverzekeraars in het opstarten van een nieuwe keten betreft de bekostiging van de inclusie van de patiënten. Huisartsen moeten extra tijd steken in het includeren van patiënten. Deze extra inspanning wordt niet door de zorgverzekeraars vergoed. Diamuraal komt de huisartsen financieel tegemoet voor deze extra zorg. Aangezien Achmea in een pilotsetting de VRM keten wil doorrekenen en beoordelen is er ook in 2013 sprake van beperkte deelname aan deze pilot. Tot en met eind 2013 participeren 16 huisartsen. Toezegging van Achmea is dat per 2014 dit aantal kan worden uitgebreid waarbij de pilotduur zal worden verlengd tot eind 2016. Vanaf het tweede kwartaal 2013 heeft Diamuraal op verzoek van de regionale husartsenvereniging verkennende stappen gezet in het GGZ dossier. Aanleiding hiervoor is de per 2014 veranderende organisatie en financiering binnen de GGZ. Doel voor 2013 was te komen tot een overzicht aangaande de mogelijkheden en onmogelijkheden in de organisatie POH-GGZ, te verkennen welke rol ter facilitering de zorggroep zou kunnen vervullen en te komen tot heldere informatie voorziening hieromtrent richting de huisartsen praktijken. Hiertoe is als projectleider de regionale kaderarts GGZ en ter ondersteuning een POH-GGZ aangetrokken. Eind 2013 werd middels de beleidsregel en de invulling hiervan door Achmea pas duidelijk dat slechts op de onderdelen consultatie en E-health separate financiering , lopend via de huisartsenpraktijken, mogelijk was, waarop het project zich met het oog op 2014 heeft toegelegd op het uitrollen van deze twee items gekoppeld aan de ondersteuning van de organisatie GGZ binnen de huisartsenpraktijken. Daarbij is het streven dat de in 2013 gestarte overleggen met de verschillende GGZ aanbieders in de regio in 2014 zullen leiden tot een raamovereenkomst waarin bovengenoemde items alsmede communicatie, registratie en verwijs en terugverwijs afspraken zullen worden geregeld. Diamuraal blijft zich hardmaken voor de transmurale benadering van de ketenzorg. Begin 2013 is Diamuraal samen met diëtistes gestart om voor de dieetadvisering te komen tot normen voor zinnige en zuinige zorg. De begrippen zinnig en zuinig worden door het CVZ gehanteerd naast het begrip “zoveel als nodig” om de aanspraak op dieetadvisering te duiden. In kwartaal 2 van 2014 vindt een eerste terugkoppeling aan alle diëtistes plaats over de inzet en resultaten van dieetadvisering. Achmea heeft het transmurale concept zowel in 2012 als 2013 voor bestaande ketens wederom omarmd. Het unieke van het Diamuraal concept is dat ook alle patiënten met DM2 in het Meander MC geïncludeerd zijn. De overdracht van kennis, informatie en KwaliteitsJaarverslag 2013
4
hoofdbehandelaarschap tussen eerste en tweede lijn kan hierdoor optimaal gefaciliteerd worden. Voor de komende jaren heeft Achmea bedongen dat gedurende 2014 de transmurale werkwijze opnieuw wordt beoordeeld waarbij de toekomstige nieuwe financiering huisartsenzorg mee genomen zal worden. De zorgverzekeraars zijn de afgelopen jaren bezig meer vat/controle te krijgen op de (organisatie van de) ketenzorg. Dit merken we op een aantal manieren: Middels benchmarks worden zorggroepen met elkaar vergeleken. In deze benchmarks scoort Diamuraal goed op patiëntenzorg en minder op de totale regionale zorgkosten. Hierin spelen het transmurale karakter van de DM2 keten en niet door de zorggroep beïnvloedbare kosten voor Diamuraal een rol. Over 2010 en 2011 is een materiële controle uitgevoerd door Achmea. Over de opzet en conclusies van dit onderzoek vindt nog immer afstemming plaats met Achmea De tarieven staan de laatste jaren fors onder druk. Voor 2013/2014 zijn tarieven aangeboden door Achmea die tot 15% lager liggen dan de tarieven van 2010 en 2011. Nieuwe ketens worden door Achmea vooralsnog alleen nog maar met een koptarief aangeboden. Een ketentarief kan een zorggroep na verloop van tijd “verdienen” door aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen. Diamuraal voldoet aan deze kwaliteitseisen en heeft voor DM2 en COPD een integraal tarief afgesproken. We constateren een toenemende regeldruk bij de zorgverzekeraars. De verplichte rapportages, gegevens aanleveren over kwaliteitsaspecten en de toenemende bepalingen en verplichtingen in contracten zijn hiervan voorbeelden. Met de huisartsenvereniging Eemland en de MCCE wordt gekeken naar uitbreiding van de dienstverlening van Diamuraal. In 2013 heeft het MCCE de VRM pilot middels werkafspraken ondersteund. Tevens is er betreffende het GGZ dossier meerdere malen overleg geweest over de juiste invulling, welk heeft geresulteerd in terugverwijsafspraken specialistische GGZ richting de huisartsenzorg. Verwijs en terugverwijsafspraken aangaande de basis GGZ zullen in 2014 als onderdeel van de raamovereenkomst GGZ volgen.
3. organisatie kwaliteitsbeleid Het kwaliteitskader van Diamuraal wordt bepaald door de toegevoegde waarde die zij heeft in aanvulling op de individuele zorgverlener. De zorgverlener is verantwoordelijk voor de zorg die in de praktijk wordt verleend en is daarop aanspreekbaar. Diamuraal voegt waarde toe door het faciliteren, monitoren en bevorderen van de binnen de keten geleverde zorg en het protocollair bewaken en ontwikkelen van bestaande en nieuwe ketens. Binnen Diamuraal zijn twee commissies kwaliteit actief, die dit beleid moeten borgen. Als uitgangspunt hierin conformeert Diamuraal zich aan het door het LOK/ Ineen ontwikkelde kwaliteitskader zorggroepen. De thema’s, waarop de Diamuraal haar toegevoegde waarde realiseert, zijn: A B C D E F
Optimale zorg en uitkomsten Samenwerking Patiënten participatie Continuïteit en overdracht Bestuur en organisatie Informatiesystemen
KwaliteitsJaarverslag 2013
5
Volgens het principe van het LOK/Ineen kunnen kwaliteitseisen geformuleerd worden, als afgeleide van deze thema’s. Deze kwaliteitseisen kunnen worden gezien als Kritische kwaliteitsKenmerken (KKK) waarnaar een zorggroep zou moeten streven. Gedurende 2012 zijn 16 KKK‘s door de adviesgroep ketenzorg geformuleerd. In 2013 zijn deze uitgebreid tot 21, weergegeven in onderstaand schema.
KKK 2013 KKK’s 2013 Gezamenlijk zorgprogramma gebaseerd op zorgstandaard (A) Persoonlijke zorgdoelen patiënt zijn vastgelegd(A) Beleid tav zorgverleners die onvoldoende presteren (A) Bespreekt kwaliteit van zorg op praktijkniveau (V) Ondersteunt uitvoering in de praktijk (V) Praktijken hebben adequaat zorgteam(S) Biedt scholing aan zorgverleners (S) Geeft feedback over structuur, proces en uitkomst (M)
Samenwerkingsafspraken en kwaliteitseisen met alle ketenpartners (SLA’s) (A) Biedt trainingen mbt zorginhoud en samenwerking multidisciplinair aan (V)
De patiënt is geïnformeerd over het zorgprogramma en uitvoering (A) Werkt aan beleid aangaande zelfmanagement(S) Heeft een adequate klachtenregeling (S)
Er zijn verwijs en terugverwijsafspraken (A) Er is voor patiënten een helder eerste aanspreekpunt (A)
Heeft missie en visie (A) Zorggroep is statutair vastgelegd (S) Heeft beleid incidenten te gebruiken ter verbetering kwaliteit (S)
Voldoet aan privacy richtlijnen (A) Verzamelt en rapporteert landelijke indicatoren (S) Beschikt over kwaliteitsjaarverslag, financieel jaarverslag en begroting (M)
KwaliteitsJaarverslag 2013
6
Eind 2012 heeft Diamuraal er voor gekozen deze systematiek te gaan volgen. Binnen het Kwaliteitsbeleid krijgen daarmee genoemde KKK’s continu aandacht. 2013 is het eerste jaar waarop we het kwaliteitsbeleid volledig conform deze systematiek zullen rapporteren. Uitgaande van deze domeinen zijn in 2013 resultaten geboekt welke in bijlage 1 A,B,C, gerangschikt naar keten, zijn weergegeven Kwaliteitsinitiatieven welke extra vermelding verdienen zijn: - Het verbeterplan uitkomsten DM: Vanaf de start van Diamuraal is de focus bij evaluaties primair gericht geweest op procesindicatoren, vanuit de ervaring dat uitkomsten bij het op orde hebben van het proces meestal in positieve zin volgen. Gemiddelde waarden waren daarbij veelal leidend. Nu het proces bij de meeste praktijken op orde is of komt is de focus aan het verschuiven naar een nog prominentere rol voor de uitkomsten, hetgeen tevens de mogelijkheid biedt nieuwe afkappunten, benoemd in de standaard, te implementeren en differentiatie en fine-tunig binnen praktijken uit te voeren. Hiertoe heeft eind derde kwartaal een extra evaluatie plaatsgevonden van alle praktijken op de drie belangrijkste indicatoren, HBA1C, Systolische tensie en LDL. Daar waar geïndiceerd is samen met de kwaliteitsmedewerker een op maat gesneden verbeterplan opgesteld welk zal worden geëvalueerd gedurende 2014. Tot slot zijn op het proces zorggroep breed voor alle deelnemende praktijken de procesindicatoren opgetrokken tot de streefwaarde van minimaal 90%. - Verbeterplan proces COPD: indachtig het gegeven dat het volledig in zorg houden van de COPD patiënt in de praktijk moeilijker blijkt dan bij andere chronische ziekten, is op de keten COPD een extra evaluatie gedaan op het proces. Uitkomsten hiervan zijn gerapporteerd naar deelnemende praktijken met het gegeven dat de norm moet zijn bij minimaal 80% van de geïncludeerde patiënten de controle met MRC, CCQ en spirometrie uit te voeren. Ter stimulans is bij het niet bereiken van deze norm een verrekening op de vergoeding in het vooruitzicht gesteld. Evaluatie vindt plaats in het tweede kwartaal 2014. - IMIS : Wereldwijde studies tonen aan dat verbetering van de inhalatie techniek nog immer grote verbetering in de behandeling van COPD kan bewerkstelligen. Om deze interventie voldoende actueel te houden, zal aan alle POH’s en huisartsen de inhalatie nascholing conform de IMIS worden aangeboden. - Verbeterplan spirometrie: Hoewel voor alle deelnemende praktijken scholing middels de Caspir verplicht gesteld is lijkt er onvoldoende zicht op de resultaten van de binnen de huisartsenpraktijken uitgevoerde spirometrie. Om te beoordelen of deze diagnostiek voldoet aan de veronderstelde kwaliteitsnorm zal gedurende het jaar 2014 per POH ad random 5 longfuncties ter beoordeling aan de longarts worden aangeboden. Geleverde feedback zal besproken worden met de betreffende praktijken. - BI-tool : Ter verbetering van de feedbackrapportages en overzicht over de geleverde kwaliteit blijkt de zorggroep toenemend behoefte te hebben aan een nieuwe tool voor dataverwerking. De huidig in gebruik zijnde systematiek blijkt bij het toenemen van de data en uitkomstvragen tegen grenzen aan te lopen. Hierop is in samenwerking met Porta Vita het initiatief genomen te komen tot een nieuwe vorm van databeoordeling middels een nieuw te ontwikkelen applicatie. Ontwikkelversies van deze BI-tool zijn gedurende het jaar beoordeeld. Een definitieve versie wordt medio 2104 verwacht. - Individueel zorgplan : Conform de laatste inzichten is er binnen alle ketens behoefte aan het ontwikkelen en opstellen van een individueel zorgplan. ICT ondersteuning lijkt daarbij onontbeerlijk. In samenwerking met Porta Vita is hiertoe gedurende het jaar een ruwe versie ontwikkeld, afkomstig uit het ouderen dossier, welk aan alle praktijken is aangeboden. Verdere ontwikkeling ter verbetering van functie en gebruikersgemak is onontbeerlijk en staat gepland voor 2014. - Patiëntenverenigingen : Ter verbetering van de patiëntenparticipatie is gedurende 2013 hernieuwd contact gelegd met de DVN, en het longfonds. Hieruit zijn afspraken gekomen KwaliteitsJaarverslag 2013
7
aangaande het participeren in het longpunt en het elkaar ondersteunen bij het bereiken en betrekken van patiënten zowel bij DM als COPD. - Scholing : Gedurende het jaar zijn er meerdere scholingsactiviteiten ontwikkeld en uitgevoerd. Naast het aanbieden en financieel faciliteren van reeds bestaande nascholingen als de Caspir en Langerhans cursus met herhaalmodules, zijn er initiatieven ontplooid binnen de COPD, VRM en DM keten. Huisartsen, POH’s, diëtistes en fysiotherapeuten ontvingen begin 2013 tijdens een grote gezamenlijke multidisciplinaire nascholing feedback, waarbij uitkomsten en samenwerkingsaspecten extra aandacht kregen. Tevens werden de laatste inzichten in de behandeling van COPD besproken. Binnen de VRM werd gestart met de motivational interviewing scholing voor de POH en vonden meerdere inhoudelijke en implementatie scholingen op de keten plaats. DM scholing beperkte zich gedurende 2013 tot de reguliere feedback en de daaraan gekoppelde verbeterplannen. - Ontwikkeling indicatoren ketenzorgpartners : Gedurende het jaar 2013 bleek, geluxeerd door de opstelling van Achmea binnen de dieetzorg te komen tot zinnige en zuinige zorg, behoefte aan het ontwikkelen van indicatoren voor ketenzorgpartners conform nu al gebruikelijk is binnen de huisartsen en specialistische zorg. Daar er in den lande geen bruikbare bestaande set voor handen is waarvan gebruik gemaakt kan worden is Diamuraal in gesprek gegaan met een afvaardiging van diëtistes om te komen tot een eerste aanzet in deze. Gedurende 2014 zullen deze met alle diëtistes gecommuniceerd en bediscussieerd worden waarmee de hoop bestaat gedurende dat jaar tot een werkzaam format te komen. - Patiëntenfolder : Met het voor de patiënt inzichtelijk worden van de afrekeningen binnen de zorg ontving Diamuraal toenemend vragen aangaande betalingen van zorgverzekeraars aan Diamuraal. Om op deze vragen een helder en inzichtelijk antwoord te formuleren is de folder “zorg achter de zorg” ontwikkeld. Deze is afgeleverd bij alle deelnemende praktijken met het verzoek deze uit te delen aan alle patiënten die in zorg zijn binnen de ketens. Tevens is een beeldscherm versie ontwikkeld welke kan worden toegepast op de binnen de praktijken veelvuldig in gebruik zijnde informatieschermen in de wachtkamer. Voor een volledig overzicht van de in 2013 ontplooide kwaliteitsinspanningen gecategoriseerd naar thema en KKK, verwijzen wij naar bijlage 1A tot en met 1C.
4. uitkomsten 2013 DM Het totaal aantal patiënten geïncludeerd in de ketenzorg DM2 bedraagt momenteel 13051. Dit is een toename van ruim 5% ten opzichte van eind 2012. Deze toename is vooral te verklaren uit instroom van nieuw gedetecteerde patiënten en slechts voor een klein deel uit de groei van het aantal deelnemende huisartsen. Eind 2012 bedraagt deze 160, een groei die voornamelijk lijkt toe te schrijven aan verbetering van registratie. Het aantal participerende samenwerkingsverbanden nam toe tot 67. Het aantal patiënten DM2 met een hoofdbehandelaar in het Meander Medisch Centrum bedraagt 1695. Hiervan heeft 23% een huisarts die niet is aangesloten bij Diamuraal, waarmee het percentage DM2 patiënten onder behandeling in de tweede lijn binnen Diamuraal huisartsen uitkomt op 10%. Een verlaging ten opzichte van vorig jaar met 3 %. Opgemerkt dient te worden dat het hier een telling op peildatum betreft en in deze berekening patiënten onder behandeling in andere ziekenhuizen dan het Meander Medisch Centrum helaas niet meegenomen kunnen worden, waardoor dit cijfer een licht vertekend positief beeld zou kunnen opleveren. Evaluatie in het verleden in samenwerking met Achmea echter toonde aan dat het hier om beperkte aantallen gaat. De trend van verplaatsing van zorg van de tweede naar de eerste lijn welke zich vanaf de start van KwaliteitsJaarverslag 2013
8
Diamuraal aftekent lijkt zich daarmee gestaag voort te zetten. Voor een volledig overzicht van de structuur gegevens wordt verwezen naar bijlage 2A. Het gemiddeld aantal DM2 patiënten per aangesloten huisarts fte toont een stijging van 8% tot een absoluut aantal van 85 per normpraktijk. Dit getal benadert de landelijk aangenomen incidentie van 10% waarbij benadrukt dient te worden dat er binnen de zorggroep geen zicht is op mortaliteit. De prevalentie komt op 4,1% een getal dat in de pas lijkt te lopen met landelijke RIVM cijfers waar voor heel Nederland wordt uitgegaan van 4,3% en voor de regio midden Nederland van 3,1%. Stedelijke gebieden scoren daarbij evident hoger hetgeen de afwijking naar boven binnen Diamuraal zou kunnen verklaren. In absolute zin scoort Diamuraal op het aantal patiënten per aangesloten huisarts lager dan op basis van landelijke gegevens zou zijn te verwachten. Verklaring hiervoor is dat niet alle aangesloten huisartsen geteld mogen worden als normpraktijk. ( bijlage 2A) Het aantal patiënten met een inlogcode voor het digitaal logboek is absoluut gezien gestegen tot 3301, een toename van 29% . Percentueel is er daarmee ook sprake van een stijging van 21% naar 25%. Het lopend onderzoek in samenwerking met het Julius Centrum heeft hier mogelijk een positieve bijdrage geleverd en geeft naar verwachting inzicht in en handvaten tot verdere verbetering van dit getal, ter stimulering van het zelfmanagement. ( bijlage 2A) In bijlage 2B is het overzicht van de uitkomsten DM zorg 2013 terug te vinden. De lay-out is vergelijkbaar met afgelopen jaar waarbij de indicatoren set welke jaarlijks aan de zorgverzekeraar opgeleverd wordt, aangevuld met de meest recente benchmark (2012) en absolute gegevens 2013 uitgangspunt zijn. De benchmark geeft het door het LOK berekende landelijk behaald gemiddelde per indicator van zorggroepen weer. Ten opzichte van afgelopen jaar zijn enkele indicatoren toegevoegd en enkele aangescherpt dan wel naar leeftijd gedifferentieerd. De indicatoren set is analoog aan de door het NHG ontwikkelde dataset. Ten opzichte van de e-dataset van het NAD ontbreken daarin onderdelen van de voetcontrole, voedingspatroon, beweegadvies, en co morbiditeit, welke wel in het KIS worden geregistreerd, maar vooralsnog niet kunnen worden gedestilleerd. De nieuw op te leveren BI tool medio 2014 zou in dit hiaat moeten voorzien. Kijkend naar de procesindicatoren ( bijlage 2B) op jaarcontrole zien wij een trend dat de zorggroep op alle parameters beter scoort dan in 2012. De in 2013 nieuw ingestelde streefwaarde van 90% op het proces wordt bij HBA1c, bloeddruk en gewicht reeds bereikt, en nadert bij de andere parameters deze grens. De achterstand ten opzichte van de landelijke benchmark is daarmee bij meerdere parameters goed gemaakt en bij andere verkleind. Het in 2013 ingezette beleid middels verbeterprogramma’s het proces op of boven de landelijke benchmark te krijgen en de streefwaarde op het proces op te trekken lijkt daarmee zijn vruchten af te werpen. Benadrukt dient te blijven worden dat eventuele onder score op jaarcontrole beïnvloed blijft door het feit dat het hier een meting over 12 maanden betreft. Uitgestelde of verlate jaarcontroles kunnen daardoor niet meegenomen worden. Uitkomsten van het proces op patiënt niveau liggen uiteindelijk dan ook hoger dan de nu gepresenteerde cijfers. Dissonant in de proces score is de parameter alle controles. Deze blijft achter bij voorgaande jaren en de landelijke trend. Hier is mogelijk sprake van een cumulatief negatief effect en verdient nadere analyse. De uitkomstindicatoren laten een beeld zien dat daar waar het de waarde van het HBA1C betreft Diamuraal gelijk aan de benchmark scoort en daar waar het LDL, gewicht, retinopathie en bloeddruk aan gaat de zorggroep beter dan landelijk gemiddeld scoort. Alle parameters lijken verbetering ten opzichte van 2012 te vertonen waarbij met name de uitkomst op de bloeddruk KwaliteitsJaarverslag 2013
9
spectaculair is verbeterd. Uitdaging blijft zowel de proces als de uitkomst indicatoren het komend jaar verder te verbeteren. Hiertoe is medio 2013 een verbetertraject met, daar waar geïndiceerd, individuele verbeterplannen opgesteld. De uitkomsten van de DM zorg geleverd in het Meander Medisch Centrum zijn te vinden in bijlage 2C. Proces indicatoren uit de eerste en tweede lijn vergelijkend valt op dat de huisartsenpraktijken de historisch bestaande achterstand grotendeels hebben goed gemaakt. Alleen op de parameters bepaling Cockroft, alle controles en uitvoering voetonderzoek / Simm scoort het Meander nog evident beter. Bij de uitkomst indicatoren zien wij bij vergelijking 1e en 2e lijn de opvallende uitkomst dat daar waar in voorgaande jaren het Meander altijd beter scoorde op LDL en bloeddruk, de huisartsen praktijken nu op alle parameters beter scoren dan de tweede lijn. Bedacht moet worden dat beide populaties uiteraard niet vergelijkbaar zijn en deze trend waarschijnlijk tegemoet komt aan het uitgangspunt dat de juiste patiënt toenemend op de juiste plaats wordt behandeld. COPD De in 2011 gestarte ketenzorg COPD toont in 2013 een groei van 10% in het aantal aangesloten praktijken. Het aantal deelnemende huisartsen is daarmee gestegen tot 112 met een gemiddeld aantal patiënten van 26 per fte huisarts. Het totaal aantal geïncludeerde patiënten bedraagt 2249, ten opzichte van eind 2012 een stabilisatie. De prevalentie komt daarmee op 1,1% hetgeen lager is dan de landelijk gemelde aantallen van 2,1%. Dit lagere percentage komt voort uit het feit dat alleen COPD patiënten uit de eerste lijn zijn geïncludeerd en zorgmijders protocollair na twee jaar uit ketenzorg vallen wegens het stop zetten van financiering. Tevens blijkt dat bij de protocollair geïndiceerde her-evaluatie de historisch in het HIS vastgelegde diagnose COPD in minimaal 10% van de gevallen kan worden verworpen, hetgeen een daling in de loop der tijd genereert bij nieuw aan gesloten praktijken. Ondanks deze nuancering lijkt er binnen de keten sprake van onder-inclusie van mogelijke COPD patiënten, waarvoor in 2014 een verbetertraject zal worden gestart. De in 2012 gestarte pilot werkrelatie met fysiotherapeutengroepen betreffende het aanbieden van beweegprogramma’s COPD is in 2013 uitgebreid tot 19 en omgezet in een bestendige werkrelatie. (bijlage 2A)
Bijlage 2D toont de uitkomsten COPD zorg in 2013. In deze weergave zijn de totale uitkomsten, evenals bij DM, gerangschikt naar de momenteel gehanteerde dataset en afgezet tegen de landelijke benchmark. Het betreft daarbij alleen proces indicatoren. Indachtig het gegeven dat er bij COPD structureel sprake is van zorgmijding waarmee de populatie moeilijk in zorg is te houden laten de procesparameters van de zorggroep fraaie uitkomsten zien die substantieel hoger scoren dan de landelijke benchmark. De door de zorggroep gehanteerde streefwaarde van minimaal 80% aangaande het verrichten van spirometrie, jaarcontrole, en MRC/CCQ wordt overal gehaald. Ten opzichte van 2012 is dat een enorme verbetering welke toe te schrijven is aan het eerder genoemde protocollair her evalueren, maar ook aan het medio 2013 ingezette verbeterprogramma op deze parameters. Conform de contractering wordt binnen de ketenzorg 100% patiënten in de eerste lijn behandeld. De parameter influenzavaccinatie scoort ondermaats. Dit is geheel te wijten aan de onvoldoende communicatie tussen het HIS en het KIS en is dus te beoordelen als een registratie omissie. Het hoge percentage consultatie longarts is een uitvloeisel van de protocollaire verplichting bij nieuw geïncludeerde en/of her beoordeelde patiënten de longarts digitaal te laten meekijken naar de beoordeling en kwaliteit van de uitgevoerde longfunctie. Ondanks de verhoogde aandacht voor en inspanning bij het stoppen met roken, bij 73% is een SMR advies gegeven, is het aantal actieve rokers gestabiliseerd op 38%. Dit percentage lijkt wat hoger dan algemeen landelijk wordt gerapporteerd. Blijvende aandacht op dit dossier middels scholing motivational interviewing staat ook voor 2014 gepland. KwaliteitsJaarverslag 2013
10
Kijkend naar de verdeling in BMI ziet men een percentage BMI< 21 dat redelijk in de pas loopt met het percentage verwijzing naar de diëtist ooit. Controle op beweging lijkt een geïmplementeerd onderdeel van de controle te zijn geworden hetgeen de mogelijkheid zou moeten openen gerichter beweegprogramma’s in te kunnen zetten. Financieringsblokkades echter maken deze interventie nog immer moeilijk inzetbaar. Bij beoordeling op ziektelast lijkt de juiste groep patiënten in zorg te weten die met lichte en matige ziektelast. Aanname vooraf dat de verdeling tussen licht en matig zou uitkomen op 77% en 23% lijkt vooralsnog niet uit te komen en ongunstiger uit te vallen. Het feit dat mogelijk een substantieel deel van de COPD’ers, waarschijnlijk vallend in de lichte ziektelast, nog niet voldoende in beeld is speelt hierin mogelijk een rol. VRM Najaar 2012 is de pilot VRM van start gegaan met 5752 op medicatie en ATC code geïncludeerde patiënten, verdeeld over 16 huisartsen werkzaam in 9 samenwerkingsverbanden. Doel was al deze patiënten, opgenomen in het EPD, op de juistheid van de diagnose VRM en op de behandelindicatie eerste lijn te screenen waarna een evident kleinere groep in zorg zou blijven. Begin 2013 bedroeg het aantal potentiele VRM patiënten 5524, waarvan er aan het eind van het jaar 3941 nog geïncludeerd waren. Dit aantal komt neer op 247 patiënten per normpraktijk. (bijlage 2A) Het werkelijk aantal VRM patiënten per normpraktijk zal waarschijnlijk evident hoger zijn. Eerstens is er een cohort patiënten onder behandeling in de tweede lijn, en ten tweede is, protocollair ingegeven door financiering en deelname aan het Achmea onderzoek, een deel van de dossiers eind 2013 gestaakt omdat daar nog sprake was van een ( deels) leeg EPD. Per januari 2014 bestaat hierop de systematiek dat deze pas weer heropend kunnen worden bij werkelijke inclusie hetgeen het uiteindelijke percentage naar verwachting zal doen stijgen. Deze systematiek van inclusie zal per 2014 ook gaan gelden voor 22 nieuw in te stromen samenwerkingsverbanden, waarmee het aantal deelnemende husartsen zal uitkomen op 70 en het potentieel aantal in zorg te nemen patiënten op ruim 14000. Gedurende 2013 is veel aandacht besteed aan het in zorg krijgen van de juiste patiënt en het op orde brengen van het proces. In bijlage 2E zijn de uitkomsten, evenals bij DM en COPD , gerangschikt naar de momenteel gehanteerde dataset en afgezet tegen de landelijke LOK benchmark. Proces parameters scoren daarin zeer goed en substantieel boven de benchmark , waarbij aangetekend dient te worden dat er bij de zorggroep parameters sprake is van een mogelijk wat positief vertekend beeld ten gevolge van het eerder genoemd sluiten van lege EPD’s. Dissonanten in deze goede processcores zijn de bepaling van de nuchtere glucose en de griepvaccinatie. Beiden berusten op registratie problemen en geven geen goede weergave van de werkelijkheid. Bij 70% van de in 2013 geïncludeerde patiënten is er sprake van primaire preventie. Bij slechts 71% was het , ondanks zeer hoge proces scores op bloeddruk en cholesterol bepaling, mogelijk een risicogetal te bepalen. Reden hiervoor is dat de risico tabel alleen te hanteren is binnen beperkte waarden voor ratio, leeftijd en bloeddruk, waarmee een deel van de patiënten buiten de tabel komt te vallen. 44% van de te bepalen groep bleek een risico te hebben boven de 20%, waarbij opgemerkt dient te worden dat moeilijk te beïnvloeden parameters als leeftijd (en roken) bij deze berekening veel gewicht in de schaal leggen. Slechts 33% scoort een risicopercentage onder de 10%. Kijkend naar de uitkomsten ( bijlage 2E) valt op dat zowel bij de instelling van de bloeddruk als de regulatie van het vetspectrum nog winst lijkt te halen. Vergelijking met de benchmark echter toont aan dat de zorggroep op deze uitkomsten bij de secundaire preventie beter dan landelijk gemiddeld scoort. Ook de uitkomsten bij de primaire preventie lijken nog voor verbetering vatbaar. 75% van deze populatie, gecorrigeerd naar leeftijd, scoort een LDL hoger dan 2,5. 30% scoort een bloeddruk hoger dan 140 systolisch. KwaliteitsJaarverslag 2013
11
Statines en in mindere mate antihypertensiva lijken bij beide groepen, primair en secundair, nog onvoldoende te worden benut. Daar waar bij het eerste volledige jaar VRM keten zorg de nadruk lag op het op orde brengen en implementeren van het proces zal de komende jaren het zwaartepunt dienen te verschuiven naar de uitkomsten. GGZ Vanaf het tweede kwartaal 2013 heeft Diamuraal op verzoek van de regionale husartsenvereniging verkennende stappen gezet in het oppakken van het GGZ dossier. Uitkomst hiervan is dat per 2014, 102 huisartsen, verdeeld over 37 samenwerkingsverbanden Diamuraal gemandateerd hebben e-health en consultatie tegen vergoeding voor hen te contracteren en te organiseren. Het betreft daarbij een patiënten populatie van 180000. ( bijlage 2A) Gedurende 2014 zal zichtbaar worden volgens welke lijnen deze organisatie vorm zal krijgen waarbij de nadruk zal liggen op het tot stand komen van een raamovereenkomst GGZ in de regio, het helder formuleren en aanbieden van e-health mogelijkheden, het contracteren en inzichtelijk maken van consultatie en het digitaal ondersteunen van deze functionaliteiten. 2013 heeft daarbij in het teken gestaan van het verkennen, afstemmen, informeren en voorbereiden van deze nieuwe organisatie van zorg.
5.
informatie beleid
Informatie is voor Diamuraal van essentieel belang. Informatie is noodzakelijk om de kwaliteit van zorg te monitoren en te beoordelen. Daarnaast is informatie nodig om de zorg te kunnen declareren en uit te betalen. Het KIS is hierin een essentieel hulpmiddel. In 2013 werden wij met twee tegenslagen in het KIS geconfronteerd. Vanaf de start van het KIS is aangegeven een goede rapportage tool te missen in het KIS. In deze omissie van het KIS heeft Diamuraal zelf voorzien door met een derde partij een eigen voortgangsrapportage (VR) te bouwen. Andere zorggroepen maken gebruik van deze VR. Deze VR vertoonde in de loop van 2013 steeds meer kuren. De derde partij kon het onderhoud niet meer regelen en nieuwe releases van het KIS leverde conversie problemen op. Na nogmaals aangedrongen te hebben op een rapportage tool binnen het KIS, heeft PortaVita toegezegd voor eind 2013 met een oplossing te komen. PortaVita verwacht nu medio 2014 met een oplossing te kunnen komen. De tweede tegenslag betreft het feit dat PortaVita nog niet had ingespeeld op de nieuwe GGZ ontwikkelingen, hetgeen het noodzakelijk maakte voor een ondersteuningstool GGZ uit te wijken naar een ander systeem. Hierbij is de keuze gevallen op Zorg IQ,. In het werkgebied van Diamuraal doen meerdere huisartspraktijken mee met de ouderzorgmodule kwetsbare ouderen. Van twee praktijken ontving Diamuraal het verzoek graag gebruik te maken van de oplossing die PortaVita gebouwd heeft voor het ouderendossier. Omdat deze praktijken al in PortaVita werken via het DM ketenprogramma van Diamuraal, werd Diamuraal daarbij verzocht hierin als contractpartij op te treden. Van deze constructie heeft Diamuraal vooralsnog afgezien, omdat het protocol ouderen nog onvoldoende uitgekristalliseerd is; het PV onderdeel van de ouderenzorg nog onvoldoende door Diamuraal beoordeeld is en Diamuraal alleen een programma (onderdeel) kan ondersteunen, dat past binnen de kaders van Diamuraal.
KwaliteitsJaarverslag 2013
12
Bijlage 1A Kwaliteit KKK DM 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
Bijlage 1B Kwaliteit KKK COPD 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
Bijlage 1C Kwaliteit KKK CVRM 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
Bijlage 2A Overzicht structuurgegevens 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
Bijlage 2B Uitkomsten DM huisartsen 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
20
Bijlage 2C Uitkomsten DM Meander Medisch Centrum 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
21
Bijlage 2D Uitkomsten COPD 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
Bijlage 2E Uitkomsten CVRM 2013
KwaliteitsJaarverslag 2013
23