WDO Vastgoed BV Gemeente Heusden
Ruimtelijke onderbouwing Drie bedrijfsverzamelgebouwen Middelweg te Nieuwkuijk Definitief
Rapportnummer:
211x02050.041379_1
Datum:
21 januari 2008
Contactpersoon
Dhr. Klerks (Ingenieursbureau Rosmalen), dhr. W. van Delft
opdrachtgever:
(WDO Vastgoed BV)
Projectteam BRO:
Susanne de Geus, Ellen van den Oetelaar, Tamara Kruidhof
Trefwoorden:
Ruimtelijke onderbouwing, Nieuwkuijk, bedrijfsverzamelgebouwen
Beknopte inhoud:
Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de realisatie van drie bedrijfsverzamelgebouwen in Nieuwkuijk, gemeente Heusden
BRO Boxtel Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 Boxtel T +31 (0)411 85 04 00 F +31 (0)411 85 04 01 E
[email protected]
Inhoudsopgave
pagina
SAMENVATTING
3
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Leeswijzer
5 5 5
2. INTEGRAAL GEBIEDSPROFIEL 2.1 Inleiding 2.2 Ligging projectgebied 2.3 Beschrijving huidige situatie en omgeving 2.4 Vigerend bestemmingsplan
7 7 7 7 9
3. INTEGRAAL PROJECTPROFIEL
13
4. PLANOLOGISCH RELEVANTE ASPECTEN 4.1 Inleiding 4.2 Beleidsafstemming
19 19 19
4.2.1 Rijk 4.2.2 Provinciaal en regionaal beleid 4.2.3 Gemeentelijk beleid 4.3 Programmatisch, ruimtelijke en mobiliteitsaspecten 4.4 Milieuaspecten
19 20 24 25 27
4.4.1 Flora en Fauna 4.4.2 Bodem 4.4.3 Bedrijven en milieuzonering 4.4.4 Kabels en leidingen 4.4.5 Externe veiligheid 4.4.6 Geluid 4.4.7 Waterhuishouding 4.4.1 Luchtkwaliteit 4.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden 4.6 Economische uitvoerbaarheid
28 29 30 31 31 34 34 38 40 40
5. CONCLUSIE
Inhoudsopgave
43
1
BIJLAGE Berekening verkeersproductie
45 45
BIJLAGE Voorzet bestemmingsplankaart
49 49
2
Inhoudsopgave
SAMENVATTING
Inleiding WDO Vastgoed BV is voornemens drie bedrijfsverzamelgebouwen op te richten aan de Middelweg te Nieuwkuijk, gemeente Heusden. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Hiervoor wordt een artikel 19, lid 1, Wet op de Ruimtelijke Ordening procedure doorlopen. Door middel van deze procedure wordt vrijstelling verleend van het bestemmingsplan. Toetsingskader In de voorliggende ruimtelijke onderbouwing is de beoogde ontwikkeling beschreven, en het project beoordeeld in relatie tot de omgeving. Hiervoor wordt het project getoetst aan: - het beleid (zowel rijks-, provinciaal- als gemeentelijk beleid); - milieuaspecten; - waarden zoals natuur, archeologie en cultuurhistorie; - ruimtelijke en functionele aspecten; - de economische uitvoerbaarheid van het project. Conclusie Het voorliggende rapport is de ruimtelijke onderbouwing horende bij de artikel 19 procedure. Uit deze rapportage blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot aantasting van de waarden van het gebied zelf en/ of van waarden die in de directe omgeving aanwezig zijn. In het algemeen kan gesteld worden dat de voorgestane ontwikkeling in het projectgebied in relatie tot de omgeving ruimtelijk, functioneel, financieel-economisch en milieuhygiënisch verantwoord is.
Samenvatting
3
4
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding WDO Vastgoed BV is voornemens drie bedrijfsverzamelgebouwen op te richten aan de Middelweg te Nieuwkuijk, gemeente Heusden. Het projectgebied is gelegen binnen het bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk” van de gemeente Heusden, vastgesteld op 18 september 2001 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 23 april 2002. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Op grond van artikel 19, lid 1 WRO kan de gemeenteraad vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dit bestemmingsplan niet ouder is dan 10 jaar en mits vooraf een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is ontvangen. Tevens dient het project voorzien te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing. Het vigerende bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk” is niet ouder dan 10 jaar. Samen met voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt daarmee voldaan aan de procedurele voorwaarde voor het voeren van een artikel 19, lid 1 WRO procedure.
1.2 Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie van het projectgebied en de omgeving. Er wordt tevens ingegaan op het geldende bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk”. Het daaropvolgende hoofdstuk gaat in op de toekomstige ontwikkeling. Dat wil zeggen een omschrijving van het project waarvoor vrijstelling van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Daarbij komen de ruimtelijke en functionele aspecten aan bod. Het vierde hoofdstuk van deze rapportage bevat een toetsing en beoordeling van de ontwikkeling waarbij verschillende aspecten aan bod komen zoals het beleid, het milieu, archeologie etc. Waarna in hoofdstuk 5 de conclusie gegeven wordt.
Hoofdstuk 1
5
6
Hoofdstuk 1
2.
INTEGRAAL GEBIEDSPROFIEL
2.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de huidige situatie van het projectgebied en de directe omgeving. Daarna wordt ingegaan op de geldende bestemming in het projectgebied.
2.2 Ligging projectgebied Het projectgebied ligt aan de zuidzijde van de Middelweg, ten zuiden van het bedrijventerrein Nieuwkuijk in Nieuwkuijk, gemeente Heusden. Het perceel is kadastraal bekend als Gemeente Vlijmen, sectie M, nummer 601 (een gedeelte daarvan) en Gemeente Vlijmen, sectie M, nummer 918.
2.3 Beschrijving huidige situatie en omgeving Het projectgebied is gelegen ten zuiden van het bedrijventerrein Nieuwkuijk. Dit bedrijventerrein ligt ten zuiden van de A59 tussen Vlijmen en Waalwijk. Het bedrijventerrein huisvest circa 85 kleine en middelgrote bedrijven. Het projectgebied ligt ten zuiden van de Middelweg. De omgeving van het projectgebied wordt ten noorden en ten oosten ervan gekenmerkt door bedrijfsbebouwing van diverse formaten. Er zijn onder andere een distributiecentrum, een bedrijf in staalbouw, een groothandel in meubels en kantoren aanwezig. Ten zuiden en ten westen is het gebied omgeven door grasland. In de toekomst zal een parallelweg langs de A59 aangelegd worden, daardoor zal de bereikbaarheid voor zowel het projectgebied als de omgeving daarvan verbeteren. Projectgebied Het projectgebied ligt aan de zuidzijde van de Middelweg. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 10.000 m² en bestaat op dit moment grotendeels uit grasland. Een gedeelte van het gebied is verhard met puin, daarop vindt de opslag van ijzer en staal en de stalling van voertuigen plaats van het bedrijf W. van Delft Staalbouw BV dat direct ten noorden van het projectgebied, ook aan de Middelweg, gesitueerd is (de eigenaar van dit bedrijf is tevens de initiatiefnemer van dit project). Het terrein is toegankelijk via een rolpoort. Aan de noordzijde van het gebied is een watergang aanwezig, die door middel van twee bruggen is voorzien in toegang tot het projectgebied. De ene brug is toegankelijk voor voertuigen, de andere is smaller en niet door gemotoriseerd verkeer te gebruiken.
Hoofdstuk 2
7
8
Hoofdstuk 2
2.4 Vigerend bestemmingsplan De gronden in het projectgebied behoren tot het bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk” van de gemeente Heusden, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 september 2001 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 23 april 2002 (nr. 789164). Goedkeuring is o.a. onthouden aan de op het projectgebied opgenomen wijzigingsbevoegdheid naar Bedrijfsdoeleinden/Woondoeleinden. Dit in verband met de constatering dat in de toelichting van het bestemmingsplan slechts summier het door de PPC noodzakelijk geachte inzicht in de hoofdlijnen van beleid wordt weergegeven. Er wordt geen inzicht gegeven hoe de functiewijziging ten opzichte van hetgeen in de StructuurvisiePlus is beoogd, zich verhoudt met de in de structuurvisie voorgestane totale gemeentelijke ontwikkeling. Één van de aspecten die gemist wordt, is de verhouding van de mogelijke ontwikkelingen tot de gemeentelijke bedrijfsterreinenbehoefte, in relatie tot reeds aanwezige en mogelijk nieuwe locaties. In hoofdstuk 3 van de onderbouwing zal aandacht worden besteed aan een visie over de mogelijke inrichting van het totale gebied Middelweg-zuid, waarop deze wijzigingsbevoegdheid betrekking had. Hieronder wordt kort ingegaan op de voor het bouwplan relevante bestemmingen en bijhorende voorschriften. Op het projectgebied rust de bestemming ‘Agrarische doeleinden Ag’. Gebruiksvoorschriften De gronden met de bestemming zijn bestemd voor: a. grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven; b. bedrijfswoningen; c. verkeersdoeleinden, waaronder langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen ten dienste van de bestemming; d. bij de bestemming behorende bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. Bouwvoorschriften Op de als zodanig aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende eisen: a. omschakeling van de aard van de agrarische bedrijvigheid van grondgebonden naar niet-grondgebonden of vice versa, is niet toegestaan; b. situering van de bebouwing uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak; c. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 4,5 m en de nokhoogte ten hoogste 8 meter; d. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van de hoogte van terreinafscheidingen en voedersilo’s, ten hoogste 3 m; e. de hoogte van voedersilo’s ten hoogste 6 m;
Hoofdstuk 2
9
10
Hoofdstuk 2
f.
de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot enig ander gebouw ten minste 5 m; g. het aantal bedrijfswoningen per bedrijf één.
Vrijstelling met betrekking tot het bouwen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 sub c tot een goothoogte van ten hoogste 6 m en een nokhoogte van ten hoogste 10 m. De vrijstelling wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat: a. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast; b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast. Afwijking Bestemmingsplan Dit project beoogt de ontwikkeling van drie bedrijfsverzamelgebouwen. Aangezien het geen agrarische bedrijvigheid betreft, past dit functioneel gezien niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast is er binnen het projectgebied geen bebouwingsvlak aanwezig waardoor het realiseren van bebouwing niet mogelijk is en de voorgestane ontwikkeling ook ruimtelijk niet binnen het vigerende bestemmingsplan past.
Hoofdstuk 2
11
12
Hoofdstuk 2
3.
INTEGRAAL PROJECTPROFIEL
Onderhavig project heeft betrekking op een beperkt gedeelte van het gebied Middelweg-zuid en voorziet in de bouw van drie bedrijfsverzamelgebouwen. De realisatie van de drie gebouwen is een ontwikkeling die vooruitloopt op de ontwikkeling van de locatie Middelweg-zuid. Middelweg-zuid De locatie Middelweg-zuid in Nieuwkuijk wordt omsloten door de Middelweg, Venbroekstraat, Nieuwkuijksestraat en Kerkstraat. Ten noorden van de Middelweg is het bedrijventerrein Nieuwkuijk gesitueerd. Het bedrijfsmatige karakter wordt langs de Venbroekstraat voortgezet, met dien verstande dat de woonfunctie in zuidelijke richting toeneemt. De Nieuwkuijksestraat kent nog de oorspronkelijke lintbebouwing met langgerekte kavels achter de woningen, waarop allerlei bedrijfsgebouwen zijn gesitueerd. Regelmatig is daarbij sprake van een dubbel bebouwingslint. Aan de Nieuwkuijksestraat is ook de kerk met kerkhof gesitueerd. Het ligt daarbij achteraf op het langgerekte perceel. Aan de Kerkstraat is momenteel de ingang tot de sportvelden van Nieuwkuijk gesitueerd. Voor het totale plangebied is een globale structuurvisie opgesteld waarbij ook de sportvelden zijn betrokken. Bij deze visie hoort nevenstaande schets. De structuurvisie geeft de richting aan waarin de transformatie van het desbetreffende gebied op hoofdlijnen vorm dient te krijgen en op welke wijze de overgang tussen de bedrijfsfunctie aan de noordzijde van de Middelweg en de voorgestane woonfunctie langs de Nieuwkuijksestraat gestalte krijgt. In deze structuurvisie wordt de voorgestane bedrijfsfunctie, met uitsluitend bedrijven in de categorie 1+2, aan de noordzijde van de Middelweg en gedeeltelijk aan de zijde van de Venbroekstraat afgescheiden van de aangrenzende woonfunctie door een robuuste groenzone, waarin tevens een waterpartij wordt gesitueerd die mede zorgt draagt voor de opvang van het schone hemelwater vanaf de verharding en bebouwing. Aan de zuidzijde van de Middelweg wordt de bedrijfsfunctie in een zone over de volledige breedte voortgezet. De exacte diepte hiervan wordt te zijner tijd bepaald, daarbij zal rekening worden gehouden met de ontwikkelingsmogelijkheden van de gevestigde bedrijven en de beoogde gevoelige functies. De structuur van de verkaveling van deze bedrijfsfunctie is oost-west georiënteerd, waarbij de ontsluiting plaatsvindt vanaf de Middelweg. Maximaal categorie-2 bedrijven worden hier toegestaan.
Hoofdstuk 3
13
Het wonen krijgt in het zuidelijk deel van het gebied van de structuurvisie een plaats. De bestaande structuur van langgerekte kavels aan de noordzijde van de Nieuwkuijksestraat wordt hier qua maat en schaal voortgezet door hierbij nadrukkelijk aansluiting te zoeken. Er is gekozen voor woonclusters van relatief geringe omvang die invulling geven aan het oorspronkelijke boerenerf. De oriëntatie van de woningen is noord-zuid. De woon- en bedrijfsfuncties worden in de structuurvisie nadrukkelijk van elkaar gescheiden door een brede en robuuste groenzone in oost-westelijke richting. Beide functies kunnen hierdoor naast elkaar functioneren en een goed woon- en leefklimaat kan zodoende worden gegarandeerd. Deze groenzone vormt een essentiële groene drager in het plangebied. In deze groene drager zal water de beleving van het groen versterken. Bovendien wordt hierdoor de mogelijkheid geboden om in het plangebied hydrologisch neutraal te bouwen. Parallel aan de Middelweg is aan de zuidzijde een watervoerende sloot gelegen. Gegeven deze functie dient het aantal overkluizingen geminimaliseerd te worden. Echter de verkeersafwikkeling van het plangebied dient via de Middelweg plaats te vinden waardoor bruggen noodzakelijk zijn. Om het plangebied te kunnen ontsluiten worden 2 nieuwe aansluitingen (ontsluitingsstructuur) op de Middelweg voorgesteld. Via een tweetal bruggen wordt de watergang doorkruist en de bedrijven die ten zuiden van deze watergang zijn gesitueerd worden dan ook via een parallelweg op de Middelweg ontsloten. Volgens de huidige inzichten zal het plangebied gefaseerd worden ontwikkeld. De sportvelden zullen immers vooralsnog op de huidige locatie gehandhaafd blijven waardoor ontwikkeling van het westelijk deel op dit moment nog niet aan de orde is. De structuurvisie laat echter wel zien hoe een integrale ontwikkeling van het plangebied in zijn geheel vorm kan krijgen. Op de structuurvisie zijn de verschillende milieucontouren aangegeven. Ook hier geldt dat de woonfunctie daadwerkelijk gerealiseerd kan worden, nadat de desbetreffende milieucontour niet meer aanwezig is c.q. dusdanige voorzieningen zijn aangepast zodat de aanwezige belemmeringen zijn opgeheven. Het projectgebied De drie bedrijfsverzamelgebouwen worden voorzien op een perceel met een oppervlakte van circa 10.000 m². De panden zullen rechthoekig van vorm zijn en krijgen een totale oppervlakte van circa 4.628 m². Daarbij zullen de twee westelijke gebouwen een oppervlakte van circa 1.850 m² hebben en het oostelijke gebouw zal een oppervlakte van circa 920 m² krijgen. De bouwhoogte van de gebouwen zal 8.00 meter bedragen. De drie gebouwen staan evenwijdig aan elkaar, haaks op de Middelweg. Aan de zijde van de Middelweg is voorzien in een wand voor de drie gebouwen, waardoor de door de gemeente in de totaalvisie beoogde oost-west georienteerde verkavelingsstructuur voor het zicht vanaf de Middelweg in stand blijft.
Hoofdstuk 3
15
16
Hoofdstuk 3
De gebouwen staan op een afstand van circa 15 meter van elkaar, in de wand aan de voorzijde zijn openingen aanwezig waardoor het verkeer toegang heeft. Deze ruimte tussen de gebouwen zal onder meer ingericht worden met twee parkeerplaatsen per bedrijfsunit. In totaal zijn er 35 units in de bebouwing aanwezig. De twee grote gebouwen bestaan ieder uit 14 units, het kleinere gebouw bestaat uit 7 units. De units hebben een oppervlakte van circa 114 / 116 m². De drie gebouwen hebben dezelfde uitstraling en indeling. De units hebben een oppervlakte van circa 114 /116 m² waarbij er op de helft van de units een verdieping gerealiseerd zal worden. Uitbreiding van deze verdieping voor de gehele oppervlakte behoort tot de mogelijkheden. De units die aan de voorzijde van de gebouwen aan de Middelweg zijn gesitueerd, hebben een iets grotere oppervlakte, variërend van circa 118 m² tot 129 m² en zijn voorzien van een showroom. De units zullen verhuurd of verkocht worden aan bijvoorbeeld loodgieter-, stucadoor- en schilderbedrijven, reclamebedrijven en motorreparatiebedrijven. De huidige opslag op het projectgebied van het bedrijf W. van Delft Staalbouw BV zal in de toekomst op eigen terrein aan de noordzijde van de Middelweg plaatsvinden. De smalle brug die niet toegankelijk is voor voertuigen zal worden weggehaald waardoor het gebied alleen nog via de andere brug toegankelijk is. Voor het projectgebied is een nadere uitwerking in de vorm van een voorzet voor een bestemmingsplankaart gemaakt. Deze kaart is in de bijlage opgenomen.
Hoofdstuk 3
17
18
Hoofdstuk 3
4.
PLANOLOGISCH RELEVANTE ASPECTEN
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het project gemotiveerd. Gekeken wordt hoe het project past binnen de randvoorwaarden van beleid, milieu, ruimte en financiën. Daarnaast worden de effecten van de ingreep op de omgeving aangegeven.
4.2 Beleidsafstemming 4.2.1 Rijk In de Nota Ruimte1 wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Nota Ruimte maakt onderscheid in verantwoordelijkheden. Het rijk concentreert zich op die aspecten die van nationaal belang zijn, de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Voor het gebied dat niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur behoort, beperkt het rijk zich tot het stellen van enkele (algemene) beleidsregels. Hiermee legt het kabinet een grotere verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier doelen: • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; • bevordering van krachtige steden en vitaal platteland; • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; • borging van de veiligheid. Om deze doelen te bereiken wil het Rijk verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. ‘Bundeling van verstedelijking en infrastructuur’ en ‘organiseren in stedelijke netwerken’ zijn de beleidsstrategieën die gehanteerd worden voor economie, infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn:
1
De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden.
Hoofdstuk 4
19
• • • • • • • •
ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra; versterking van de economische kerngebieden; verbetering van de bereikbaarheid; verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden; bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden; behoud en versterking van de variatie tussen stad en land; afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding; en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.
Het plangebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en –regels die het Rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen. De Nota Ruimte bevat hier generieke regels voor, waaraan alle betrokken partijen zijn gebonden. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingbeleid, het locatiebeleid, een goede balans tussen rode (stedelijke) en groen/blauwe (natuur en water) functies, milieuwetgeving en veiligheid. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om de stad. Doorwerking projectgebied Het projectgebied ligt aan de rand van een bedrijventerrein. Door de bouw van de bedrijfsverzamelgebouwen wordt de bebouwing geïntensiveerd. Dit past binnen de kaders van de Nota Ruimte. 4.2.2 Provinciaal en regionaal beleid Streekplan Noord-Brabant 2002 Het streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in Balans’ biedt een provinciaal kader voor het ruimtelijk beleid in de komende periode. Hoofddoel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Economische ontwikkelingen moeten in balans zijn met het ecologische en sociaal-culturele kapitaal van Brabant, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is in Noord-Brabant. Om dit hoofddoel te realiseren kent het ruimtelijk beleid vijf leidende principes: • meer aandacht voor de onderste lagen; • zuinig ruimtegebruik; • concentratie van verstedelijking; • zonering van het buitengebied, en; • grensoverschrijdend denken en handelen.
20
Hoofdstuk 4
In het streekplan heeft het provinciebestuur vastgelegd dat er voor vijf stedelijke en veertien Landelijke Regio’s uitwerkingsplannen opgesteld moeten worden. Hierin wordt nauwkeuriger bepaald op welke locaties woningbouw kan plaatsvinden, bedrijventerreinen kunnen worden aangelegd, in welke gebieden natuur, landschap en landbouw ruimte moeten krijgen. De uitwerkingsplannen zijn samen met de gemeenten en waterschappen opgesteld en met belangenorganisaties besproken. De provincie werkt momenteel aan een interimstructuurvisie in het kader van de Wro. De inhoud van het streekplan en het uitwerkingsplan is hierin overgenomen. Uitwerkingsplan Waalboss In dit uitwerkingsplan zijn de ruimtelijke ontwikkelingen voor de stedelijke regio Waalboss tot 2015 vastgelegd, met een doorkijk naar 2020. De stedelijke regio Waalboss omvat gebieden die behoren tot de gemeenten Waalwijk, Loon op Zand, Heusden, Vught, ’s-Hertogenbosch, Maasdonk, Oss en Bernheze. Ook een klein deel van het grondgebied van de gemeente Sint-Michielsgestel ligt binnen de grenzen van Waalboss. Het uitwerkingsplan geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weer en bevat voor onderdelen afspraken over de realisering daarvan. In dit plan wordt vastgelegd hoe het programma voor wonen en werken verdeeld wordt, welke locaties worden ontwikkeld en in welke volgorde en tempo dat programma gerealiseerd wordt. Voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stedelijke regio Waalboss gelden de volgende zes principes: - versterken stedelijkheid op dekzandrug; - behouden van de landschappelijke structuur; - optimaliseren bestaand stedelijk gebied; - versterken ecologisch en watersysteem; - benutten economische en infrastructurele potenties; - versterken stedelijke structuren. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen ligt de nadruk op inbreiden en herstructureren en meervoudig ruimtegebruik in het bestaand stedelijk gebied. Uitbreidingen worden zo goed mogelijk aangesloten op bestaande stedelijke concentraties. Bestaande stedelijke structuurdragers vormen het uitgangspunt voor zowel herstructurerings-, inbreidings- als uitbreidingsopgaven. Het ruimtebudget (oftewel de ruimtebehoefte uit het Streekplan) voor de stedelijke regio Waalboss voor de periode 2000-2020 is 1.000 hectare bruto. Bij het opstellen van het kwantitatieve programma is uitgegaan van de periode 2002-2020. Daarom is de hoeveelheid uitgegeven bedrijventerreinen in 2000 en 2001, zijnde 25 ha. bruto van dit budget afgetrokken. Het ruimtebudget voor de periode 2002-2020 bedraagt dus 975 ha bruto. In het uitwerkingsplan wordt het programma tot 2015 geaccommodeerd met een doorkijk naar de periode daarna.
Hoofdstuk 4
21
In het Streekplan is de ambitie geformuleerd om van de totale behoefte van 7.000 ha bedrijventerrein voor de hele provincie Noord-Brabant tot 2020, 2.000 ha in te winnen door bestaande terreinen intensiever te benutten en verouderde bedrijventerreinen te herstructureren alsmede het ruimtegebruik op nieuwe (uitbreiding)locaties te intensiveren. Door een deel van de behoefte op een andere wijze in te vullen zal naar verwachting slechts bruto 5000 ha ‘aan de buitenkant’ hoeven te worden ontwikkeld en te worden uitgegeven. Ook in dit uitwerkingsplan is de ambitie om 30% ruimte te besparen uitgangspunt en dient het streven erop te zijn gericht om dit op inrichtingsniveau ook te realiseren. Als leidraad wordt daarbij gehanteerd een percentage van ongeveer 15 % ruimtewinst bij het intensiever benutten van nieuwe terreinen, ongeveer 10 % bij het herstructureren van bestaande terreinen en ongeveer 5 % door in bestaand stedelijk gebied in te breiden.
Bron: Uitwerkingsplan Waalboss
In de gemeente Heusden wordt de bedrijventerreinenopgave geconcentreerd op de locatie Het Hoog. In eerste instantie wordt de bestaande plancapaciteit (30 hectare bruto) benut, waarna in de periode tot 2015 in noordelijke richting zal worden uitgebreid. Voor de periode van 2015-2020 wordt een verdere ontwikkeling in westelijke richting voorzien. Doorwerking projectgebied Diverse gebieden, waaronder het projectgebied, zijn in het uitwerkingsplan aangewezen als herstructureringsgebied. Daar ligt nu of in de toekomst een herstructureringsopgave omdat het gebied nu of binnenkort niet goed genoeg meer functioneert, in ruimtelijke dan wel in functionele zin. Stedelijke vernieuwing door herstructureren wordt in deze gebieden bevorderd. Dit betekent dat grote delen van deze zones in de toekomst veranderen van inrichting en meestal ook van functie. De strategie herstructurering stedelijk gebied staat dan ook voor het revitaliseren van
22
Hoofdstuk 4
woon- en werkgebieden die niet meer optimaal functioneren. De ontwikkeling van het projectgebied (als onderdeel van de gehele gebiedsontwikkeling met bedrijven en wonen) past binnen het beleid van het uitwerkingsplan. Handleiding voor ruimtelijke plannen Beleidsbrief Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzieningen Deze beleidsbrief geeft een handleiding hoe het Streekplan 2002 en de bijbehorende partiële herziening 2004 en de streekplanuitwerkingen moeten worden vertaald in ruimtelijke plannen. Bedrijventerreinen De uitgeefbare ruimte op bedrijventerreinen dient in het algemeen beschikbaar te zijn voor bedrijfsactiviteiten die vanwege hun milieuhinder, hun omvang en/of hun verkeersaantrekkende werking niet in een (gemengde) woonomgeving passen. In het algemeen moet in ruimtelijke plannen voor bedrijventerreinen aan de volgende uitgangspunten worden voldaan: - hanteren van een minimale kavelgrootte (>1.000 m²); - hanteren van minimale bouwhoogtes; - hanteren van een minimaal bebouwingpercentage van 50% van de kavel. Naast deze toetsende criteria adviseert de provincie met de volgende punten rekening te houden: - toepassen van een milieuzonering op bedrijventerreinen, bedrijven behorend tot dezelfde milieucategorie groeperen op het bedrijventerrein; - parkeerplaatsen op het eigen terrein (met uitzondering van collectieve parkeervoorzieningen) worden ondergebracht, bij voorkeur ondergronds of op het dak; - kantooractiviteiten moeten bij voorkeur inpandig worden gerealiseerd; - mogelijkheden bezien om het eerste terugkooprecht van gemeenten bij het vertrek van een bedrijf op te nemen in het ruimtelijke plan; - opstellen van een beeldkwaliteitplan. Indien na uitbreiding groter dan 15% van de bedrijfsoppervlakte de bovengrens van 5.000 m² wordt overschreden is in de Landelijke Regio’s een afweging van de ruimtelijke aspecten van de bedrijfsbelangen én regionale afstemming noodzakelijk. Voor een goede afweging adviseert de provincie de gemeenten het gebruik van een ruimtelijk afwegingskader. Doorwerking projectgebied De ontwikkeling van het projectgebied past vrijwel geheel binnen de kaders van het beleidsbrief. Ook de voorwaarde dat een minimaal bebouwingspercentage van 50% moet worden gehanteerd, wordt nagenoeg behaald. Er is hier echter sprake van een
Hoofdstuk 4
23
bijzondere situatie, 35 bedrijfseenheden in drie bedrijfsverzamelgebouwen waardoor sprake is van optimaal ruimtegebruik. 4.2.3 Gemeentelijk beleid StructuurvisiePlus gemeente Heusden ‘Vooruitgang tussen duinen en vesting’
Bron: StructuurvisiePlus gemeente Heusden
Op 14 februari 2006 heeft de gemeenteraad de StructuurvisiePlus “Vooruitgang tussen duiven en vesting” vastgesteld. In deze structuurvisie is het programma voor wonen en werken met een planhorizon tot 2015 opgenomen. Deze structuurvisie voorziet ten aanzien van zowel woningbouw als werken in ontwikkelingen. Ten aanzien van de uitwerking van het gebied Vlijmen en Nieuwkuijk doen zich mogelijkheden voor tot transformatie van een gebied bij industrieterrein Nieuwkuijk. In de overgangszone naar de bestaande woongebieden is nog ruimte te vinden. Door herstructurering op het bestaande bedrijventerrein in combinatie met de realisatie van een nieuwe mix van wonen en werken is ontwikkeling hier mogelijk. Voorts blijkt uit deze StructuurvisiePlus dat er in Nieuwkuijk, aansluitend aan het bestaande industrieterrein Nieuwkuijk, ontwikkelingspotentie is voor een gemengd bedrijvenmilieu. Over deze overgangszone tussen wonen en werken is een milieuzonering van toepassing als gevolg van hinder vanuit de bestaande bedrijven. In deze zone zal, indien de vraag zich voordoet, ruimte worden gecreëerd voor lichtere vormen bedrijvigheid. Om hoeveel ruimte het gaat, hangt sterk af van de vraag naar gemengde bedrijvenmilieus. Vanuit de huidige inzichten is de verwachting dat de helft van de locatie benut zal worden voor woningbouw. In het Sociaal Economische Plan van de gemeente Heusden (januari 2007) is voorts als actiepunt opgenomen het faciliteren van de ontwikkeling van bedrijfsverzamel-
24
Hoofdstuk 4
gebouwen op enkele plaatsen in de gemeente Heusden. Met dit actiepunt ontstaat een “waaier’ aan vestigingsmogelijkheden en kan een diversiteit van bedrijvigheid worden aangetrokken. Daarbij wordt met name gedacht aan wonen in combinatie met werken, bedrijfsverzamelgebouwen voor speciale doelgroepen zoals startende ondernemers, etc. Doorwerking projectgebied In de structuurvisie wordt aangegeven dat het projectgebied en omgeving eventueel in aanmerking komen voor de ontwikkeling van lichtere vormen van bedrijvigheid. Zodoende past de ontwikkeling van het projectgebied en omgeving binnen het beleid van de structuurvisie.
4.3 Programmatisch, ruimtelijke en mobiliteitsaspecten Stedenbouwkundige inpassing en beeldkwaliteit De realisatie van de bedrijfspanden past in het beeld van de noordzijde van de Middelweg. Het bevindt zich immers aan de rand van het bedrijventerrein Nieuwkuijk. Er bevinden zich bedrijven van diverse formaten en de te realiseren panden passen in deze omgeving. In de bestaande situatie zijn de percelen aan de zuidzijde van de Middelweg voornamelijk ingericht als grasland. In de toekomst zal, naast het projectgebied, ook aan het overige deel van de zuidzijde van de Middelweg bedrijfsbebouwing gerealiseerd worden, waardoor het aansluit op dat toekomstige beeld in de omgeving. De drie gebouwen staan evenwijdig aan elkaar, haaks op de Middelweg. Aan de zijde van de Middelweg is voorzien in een wand voor de drie gebouwen, waardoor de beoogde oost-west georiënteerde verkavelingsstructuur voor het zicht vanaf de Middelweg in stand blijft. Het plan past binnen de schets van de gemeente voor de structuurvisie van de ontwikkeling van de locatie Middelweg-zuid. Verkeer en parkeren De vestiging van drie bedrijfsverzamelgebouwen aan de Middelweg in Nieuwkuijk brengt verkeersbewegingen met zich mee. Werknemers rijden van en naar hun werkplekken in de verschillende units in de gebouwen. Het is van belang om bij de planvorming voor de bedrijfsverzamelgebouwen rekening te houden met verkeer. Bij het reserveren van ruimte voor parkeren, moeten voldoende plaatsen worden gerealiseerd voor de parkeervraag die ontstaat bij de functie. Bovendien is nader onderzocht welke invloed de extra verkeersbewegingen op de doorstroming van het verkeer op de omliggende wegen hebben.
Hoofdstuk 4
25
Parkeerbehoefte De berekening van de parkeerbehoefte van de bedrijfsverzamelgebouwen is gebaseerd op de bereikbaarheid van de locatie en parkeerkencijfers van het CROW.2 De totale parkeerbehoefte van de drie gebouwen samen op ongeveer 70 plaatsen (tabel 1). In het ontwerp van de gebouwen op het terrein zijn in totaal 35 units opgenomen, zodat de parkeerbehoefte per unit neerkomt op 2 parkeerplaatsen. Tabel 1: parkeerbehoefte oppervlakte (m2 bvo)
Aantal parkeerplaatsen
parkeerkencijfer (pp per 100 m2 bvo)
1,7
gebouw A
1643
28
gebouw B
11633
28
gebouw C
812
14
Totaal
70
In het DO zijn voor de locatie per eenheid 2 parkeerplaatsen opgenomen en daarnaast voor de eenheden op de kop, welke ook een functie als showroom kunnen vervullen, ieder 2 extra parkeerplaatsen. Het ontwerp omvat dus voldoende parkeerplaatsen. Verkeersproductie
Bereikbaarheid bedrijvenpark Nieuwkuijk
2
CROW, publicatie 182, Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering, juni 2003
26
Hoofdstuk 4
Door werknemers en bezoekers van de bedrijfsverzamelgebouwen worden per dag circa 260 voertuigverplaatsingen gegenereerd.3 Verkeer van en naar het perceel met de drie gebouwen verdeelt zich over de Middelweg in oostelijke en westelijke richting. Verkeer op Middelweg in oostelijke richting verdeelt zich verder over de Parallelstructuur en de Venbroekstraat. De geschatte percentages waarmee de verkeersproductie zich verdeelt, zijn opgenomen in tabel 2. De etmaalintensiteiten op de genoemde wegvakken zijn voor diverse toekomstige jaren berekend op basis van: - aangeleverde etmaalintensiteiten 2015/2020 (gemeente Heusden); - groeifactor verkeer (o.b.v. etmaalintensiteiten): Middelweg 1,5% per jaar Nieuwkuijksestraat 1,7% per jaar; - groeifactor verkeer (aanname): Parallelstructuur 1,5% per jaar Venbroekstraat 1% per jaar; - een percentuele verdeling (aanname) van de verkeersproductie over wegen in de omgeving; - realisatie van de drie bedrijfsverzamelgebouwen in 2008. Het aantal voertuigverplaatsingen dat in het realisatiejaar door de bedrijfsverzamelgebouwen aan de Middelweg in Nieuwkuijk wordt gegenereerd, zorgt met name op de Middelweg en Venbroekstraat voor een merkbare toename van het verkeer. Dit benadeelt de doorstroming van het verkeer niet. De capaciteit van de wegen biedt voldoende ruimte om de toename op te vangen en de berekende etmaalintensiteiten passen binnen de functie van de wegen. Tabel 2: etmaalintensiteiten rond drie bedrijfsverzamelgebouwen Verdeling
2007
verkeersproductie Middelweg ri. west
20%
2008
2010
2015
2017
2020
2370
2552
2666
2752
(realisatiejaar) 2215
2301
Middelweg ri. oost
80%
2215
2457
2526
2708
2822
2908
Parallelstructuur
40%
2570
2713
2793
3004
3136
3954
Venbroekstraat
40%
439
547
556
579
589
604
4.4 Milieuaspecten Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid, landschap en ruimtelijke ordening. De milieu- en landschapskwaliteit vormen een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van ruimtelijke functies dient te worden onderzocht welke milieuhygiënische en waterhuishoudkundige aspecten daarbij een rol spelen. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op flora- en fauna, bodem, bedrijfshinder, kabels en leidingen, externe veiligheid, geluid, watertoets, en luchtkwaliteit.
3
Bron: Mobiliteitsonderzoek Nederland 2005 en zie ook bijlagen
Hoofdstuk 4
27
4.4.1 Flora en Fauna Op basis van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet is het een vereiste om inzicht te bieden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zullen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of zijn leefgebied, zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Zijn deze effecten niet weg te nemen, bijvoorbeeld door een andere locatie te kiezen, of op en andere manier naar een oplossing te zoeken, terwijl de uitvoering van het plan noodzakelijk wordt geacht (dwingende redenen van groot openbaar belang) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden gevraagd en zal moeten worden voorzien in compensatie. Daarnaast voorziet de sinds februari 2005 in werking getreden nieuwe AmvB in een wijziging van het ‘Besluit beschermde dier- en plantsoorten’. Met de inwerkingtreding van dit besluit is een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten afgegeven. Voor deze soorten is geen ontheffing van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet meer nodig. Het projectgebied is in de huidige situatie grotendeels ingericht als grasland. Een gedeelte is verhard met puin en doet dienst als opslag voor ijzer en staal en als stalling van voertuigen. Er zijn geen bomen in het gebied aanwezig die voor dit project gekapt moeten worden. Het projectgebied ligt niet binnen Habitatrichtlijn- en Vogelrichtllijngebieden. Natuurloket is geraadpleegd. Natuurloket geeft per km2 weer welke soortgroepen daar voorkomen en of daarbij wettelijk beschermde soorten en / of soorten van de Rode lijst voorkomen. De globale verspreidingsgegevens van Natuurloket geven alleen een indicatie, omdat de gegevens verstrekt worden op km2-schaal. Van dit km-hok waarin het projectgebied gelegen is, zijn nauwelijks bruikbare gegevens voorhanden. Wel blijkt uit de gegevens dat er een kans aanwezig is dat er binnen het projectgebied broedende vogels aanwezig kunnen zijn. Verstoring van alle inheemse soorten broedende vogels is verboden volgens de Flora- en faunawet. Als er verstoring te verwachten is dient ontheffing te worden aangevraagd. Een eventuele ontheffingsaanvraag met betrekking tot vogels zal beoordeeld worden volgens de uitgebreide toets. Er dient daarom te worden gezocht naar alternatieven waarbij geen verstoring optreedt. Dit alternatief is er, namelijk geen werkzaamheden verrichten die broedende vogels kunnen verstoren. Als buiten de periode 15 maart tot 15 juli gewerkt wordt is de kans op broedende vogels het kleinst. Ook buiten die periode moet het plangebied vooraf gecontroleerd worden op broedende vogels en mag niet in de buurt van broedende vogels worden gewerkt.
28
Hoofdstuk 4
Conclusie Het ruimtelijk plan kan wat betreft beleid en wetgeving op het gebied van natuur doorgang vinden. Het verdient aanbeveling rekening te houden met broedende vogels, omdat deze streng beschermd zijn. Als buiten de periode 15 maart tot 15 juli gewerkt wordt is de kans op broedende vogels het kleinst. Ook buiten die periode moet het plangebied vooraf gecontroleerd worden op broedende vogels en mag niet in de buurt van broedende vogels worden gewerkt. 4.4.2 Bodem In het kader van de vrijstellingsprocedure vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Er heeft een tweetal verkennende bodemonderzoeken4 plaatsgevonden. Het doel van de onderzoeken is vast te stellen of de grond en/of het grondwater ter plaatse van het onderzoeksterrein verontreinigingen bevatten welke een belemmering of beperking zouden kunnen vormen bij de voorgenomen nieuwbouw van een drie bedrijfspanden. Conclusie perceel M 918 (grootste, westelijke deel) Op basis van het bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd: - in de bovengrond zijn op een verwaarloosbare overschrijding voor minerale olie na, alle NEN-5740-parameters in gehalten beneden de streefwaarde aangetroffen; - in de ondergrond zijn alle NEN-5740-parameters in gehalten beneden de streefwaarde aangetroffen; - in het grondwater is nikkel in een gehalte boven de streefwaarde aangetroffen. Dergelijke lichte verhogingen komen regelmatig voor in de regio. Op grond van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek vormt de kwaliteit van de bodem geen belemmering voor de voorgenomen nieuwbouw van bedrijfspanden op het terrein. Conclusie perceel M 601 (oostelijke deel) Op basis van het bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd: - in de bovengrond op het noordelijke terreindeel onder de stelconplatenverharding en de laag puingranulaat zijn alle NEN-5740-parameters in gehalten beneden de streefwaarden aangetroffen. - In de bovengrond op het zuidelijke terreindeel is minerale olie in een gehalte boven de streefwaarde aangetroffen. Gezien het chromatogram (alleen zware fracties aanwezig) is dit deels veroorzaakt door humusbestanddelen. - In de ondergrond zijn alle NEN-5740-parameters in gehalten beneden de streefwaarde aangetroffen.
4
Verkennend bodemonderzoek Middelweg (t.o. 4) Nieuwkuijk (BM/1366-07). Bakker Milieuadviezen Waalwijk, april 2007. Verkennend bodemonderzoek Middelweg (M601) Nieuwkuijk, Bakker Milieuadviezen Waalwijk, september 2007.
Hoofdstuk 4
29
-
In het grondwater zijn alle NEN-5740-parameters in gehalten beneden de streefwaarde aangetroffen. Op grond van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek vormt de kwaliteit van de bodem geen belemmering voor de voorgenomen nieuwbouw van bedrijfspanden op het terrein. Opgemerkt wordt dat bij afvoer naar elders van eventuele overtollige grond danwel puingranulaat altijd het Bouwstoffenbesluit van toepassing is. 4.4.3 Bedrijven en milieuzonering Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering van de VNG5. Deze publicatie is recent (2007) vernieuwd. Hierin is meegenomen dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik het de voorkeur verdient om functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is. Een gemengd gebied met een mix aan wonen, werken, winkels, horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Daarom is in de VNG-publicatie een nieuwe regeling voor functiemenging geïntroduceerd. Het grote verschil ten opzichte van de voorgaande edities is dat uitgegaan wordt van gemotiveerd toepassen van de richtafstanden die in de publicatie opgenomen zijn. Er zijn richtlijnen opgenomen voor de milieuzonering (functiescheiding) en voor als zodanig aangeduide gebieden met functiemenging. In de huidige situatie is er sprake van functiescheiding: een nieuwe bedrijvenontwikkeling op afstand van een (gemengd) woongebied. Hiervoor is in de VNG-notitie een richtlijnenafstand tabel opgesteld, die de gemeente toepast bij de toetsing. Conclusie In de omgeving van het projectgebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Gezien het feit dat er bedrijfsverzamelgebouwen gerealiseerd worden op de locatie hoeft met deze bedrijven geen rekening te worden gehouden. Daarnaast is de invloed die de bedrijven in de nieuwe bedrijfsverzamelgebouwen zullen hebben op de (bedrijfs)woningen die in de omgeving aanwezig zijn van belang. Door de gemeente is aangegeven dat er slechts bedrijven uit de milieucatego-
5
Bedrijven en milieuzonering, VNG 16 april 2007.
30
Hoofdstuk 4
rie 1 en 2 in de gebouwen gevestigd mogen worden. Dat betekent dat er op basis van de door VNG opgestelde lijst een afstand van maximaal 30 meter aangehouden dient te worden. Aangezien de woningen op een afstand van minimaal 150 meter van de gebouwen gesitueerd zijn, levert dit geen belemmeringen op voor de ontwikkeling van de bedrijfsverzamelgebouwen. In de toekomst zal er ten zuiden van het projectgebied volgens de ontwikkelingsvisie van de gemeente voor het gehele gebied woningbouw plaatsvinden. De woningbouw zal grenzen aan het projectgebied. De ontwikkeling levert geen belemmeringen op voor deze toekomstige woningbouw: het betreft immers categorie 1 en 2 bedrijven. Daarbij komt, dat het toekomstige woongebied grenzend aan de bestaande kern van Nieuwkuijk als een ‘gemengd gebied’ opgevat zou kunnen worden, waardoor het volgens de VNG-notitie verantwoord is om een ‘stapje terug’ te doen. Dit betekent dat bij een categorie 2 bedrijf een richtlijnafstand van 10 meter toegepast mag worden. Daarnaast zal er binnen het projectgebied een zodanige interne bedrijfszonering toegepast worden, dat de activiteiten in de lichtste milieucategorie aan de zijde van de toekomstige woningbouwlocatie gesitueerd worden, waardoor 10 meter de richtafstand zal zijn. 4.4.4 Kabels en leidingen Uit de uitgevoerde Klicmelding blijkt dat in de nabijheid van het projectgebied een buisleiding loopt, waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. De buisleiding is gesitueerd aan de noordzijde van de Middelweg en ligt op een afstand van circa 50 meter van het projectgebied. Op zeer korte termijn zal Gasunie de exacte gegevens over de buisleiding leveren. Voor 99% is zeker dat deze geen belemmering vormt, de feitelijke onderbouwing wordt binnenkort door Gasunie geleverd. 4.4.5 Externe veiligheid In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn de normen met betrekking tot externe veiligheid rond bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Naast de risico’s die het gevolg zijn van het werken met gevaarlijke stoffen, zijn er risico’s met gevaarlijke stoffen bij vervoer via de weg, het spoor, de binnenvaart en buisleidingen externe veiligheidsrisico’s verbonden. Bij de ontwikkeling van kwetsbare objecten dient rekening gehouden te worden met eventuele aanwezige externe risico’s die de veiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg,
Hoofdstuk 4
31
spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is. Groepsrisico Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in het grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm). Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer. (Beperkt) kwetsbare objecten De ontwikkeling van een bedrijfsverzamelgebouw met een bruto vloeroppervlak van circa 4.650 m2 is een (beperkt) kwetsbaar object en moet getoetst worden aan het Bevi en de wet- en regelgeving voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Volgens de risicokaart van de Provincie Noord-Brabant liggen in de directe omgeving van het projectgebied een risicovolle inrichting en de Rjiksweg A59. Vanwege deze bevindingen is er door Oranjewoud een onderzoek ingesteld naar de externe veiligheid in en rond het projectgebied.6 Hieronder wordt enkel de conclusie van dit onderzoek weergegeven. De volledige rapportage is een separate bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing.
6
Onderzoek externe veiligheid drie bedrijfsverzamelgebouwen Middelweg te Nieuwkuijk (projectnr. 177746/conceptrapportage). Oranjewoud, 21 januari 2008.
32
Hoofdstuk 4
Bron: Risicokaart provincie Noord-Brabant
Er is geïnventariseerd welke risicobronnen in de omgeving van het projectgebied aanwezig zijn. Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten: 1. Inrichtingen, welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen; 2. Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water; 3. Hogedruk aardgasleidingen en K1, K2, K3-vloeistofleidingen. Er blijkt in de nabije omgeving van het projectgebied één risicovolle inrichting aanwezig is. De plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van deze BRZOinrichting reiken niet tot het plangebied, waardoor géén belemmeringen aan de voorgenomen ontwikkeling kunnen worden opgelegd. In de nabijheid van het projectgebied bevinden zich geen spoorlijnen en waterwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit de uitgevoerde Klicmelding blijkt dat in de nabijheid van het projectgebied een buisleiding loopt, waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. De buisleiding is gesitueerd aan de noordzijde van de Middelweg en ligt op een afstand van circa 50 meter van het projectgebied. De zone van deze buisleiding is echter 30 meter waardoor dit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling vormt.
Hoofdstuk 4
33
Conform de Risicoatlas vervoer van gevaarlijke stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003) en door de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat recent uitgevoerde tellingen (2006, 2007) bevindt het projectgebied zich op een afstand van circa 100 meter van de A59 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De risico’s voor het projectgebied als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A59 dienen door middel van een kwantitatieve risico analyse in beeld te worden gebracht. Het plaatsgebonden risico, ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A59, vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen in het projectgebied. Omdat er geen sprake is van een 10-6 contour, welke over het projectgebied valt, wordt voldaan aan de normen uit de circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. De conform de circulaire vereiste basisbescherming wordt geboden. Het groepsrisico neemt niet rekenkundig toe. 4.4.6 Geluid In de Wet geluidhinder (WGH) is vastgesteld, indien in het plangebied geluidsgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van: - wegen die in een als ‘woonerf’ aangeduid gebied liggen; - wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Met dit project wordt voorzien in de ontwikkeling van een drietal bedrijfsverzamelgebouwen. Aangezien dit geen geluidsgevoelige functie is, hoeft er geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. 4.4.7 Waterhuishouding Beleidskader Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Noord-Brabant, het Waterbeheersplan van Waterschap Aa en Maas, de Vierde Nota Waterhuishouding, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende driestapsstrategieën zijn leidend: • vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit); • voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit). Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met hemelwater. Ook hier gelden de driestapsstrategieën.
34
Hoofdstuk 4
Beleidsnota uitgangspunten Watertoets van waterschap Aa en Maas Waterschap Aa en Maas heeft een nota opgesteld waarin de uitgangspunten voor de watertoets zijn verwoord. Deze uitgangspunten zijn: • Gescheiden houden van het vuil water en het schoon hemelwater. Het streefbeeld is het schone regenwater af te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via de riolering afgevoerd en blijft het schone regenwater in het ideale geval binnen het plangebied; • Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde schone hemelwater dient worden omgegaan gelden de volgende afwegingsstappen: ‘hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer’; • Hydrologisch Neutraal bouwen: Bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) mag niet verlaagd worden en het waterpeil sluit aan bij optimale grondwaterstanden; • door de ruimtevraag van waterbeperkt worden; • Water als kans. De belevingswaarde van water kan bijvoorbeeld voor meerwaarde zorgen; • Meervoudig ruimtegebruik. Omdat de m² duur zijn, wordt aangeraden naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het ‘verlies’ van m² • Voorkomen van vervuiling. Nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden.
Hoofdstuk 4
35
Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkelingen De maaiveldhoogte van het plangebied bedraagt 2,50 - 2,80 m +NAP. De bodem bestaat uit zand en de doorlatendheid van de bodem is vastgesteld op 2 m/dag.7 De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) is ingeschat op 1,8 m +NAP (0,7 à 1,0 meter onder maaiveld). Langs de Middelweg ligt een watervoerende watergang die in het beheer is bij waterschap Aa en Maas. Het plangebied is momenteel onbouwd en grotendeels onverhard. Door de voorgenomen ontwikkelingen wordt het plangebied geheel verhard. Uitgangspunt is hydrologisch neutraal bouwen, waarbij het hemelwater binnen het plangebied vastgehouden wordt. Uit het infiltratieonderzoek blijkt dat het hemelwater kan infiltreren in de bodem. Om het hemelwater te infiltreren zal een doorlatende verharding met daaronder een laag gebroken steen of grind (Aquaflow) toegepast worden. Uitgangspunt bij de dimensionerng is een berging van een 27,3 mm per m2 verhard oppervlak. Het verharde oppervlak, dat op het infiltratiesysteem wordt aangesloten, bedraagt 9.248 m². Uitgaande van de eis van het Waterschap Aa en Maas, dat 27,3 mm/m² verhardoppervlak moet worden geborgen, moet het infiltratiesysteem een bergend vermogen hebben van 253 m3. Om het effect opeenvolging van buien in te calculeren moet rekening worden gehouden met 25 % extra benodigde berging. De benodigde berging van het systeem komt daarmee op 316 m3. Uitgaande van een porositeit van 40 % en een dikte van de laag gebroken stenen of grind van 0,35 m., moet het infiltratie systeem een oppervlak krijgen van ten minste 2.258 m2. Uitgaande van een infiltratieoppervlak van 2.258 m2 en een k-waarde van 1 m/d, kan bij voldoende wateraanbod maximaal 94 m3/u geïnfiltreerd worden. Op voorgaande pagina is het ontworpen watersysteem afgebeeld. Samenwerking met de waterbeheerder De initiatiefnemer heeft de plannen met Dhr. van Balen van het waterschap Aa en Maas besproken, er is een mondeling akkoord met de voorgestelde maatregelen. Vervolgens is er op 12 november 2007 door het waterschap een ontheffing verleend voor de aanleg van een bestrating binnen 5 meter van de insteek van de leggerwatergang, één poort haaks op de leggerwatergang, de aanleg van vier uitstroomvoorzieningen in het talud van de leggerwatergang, een pompput binnen 5 meter vanuit de leggerwatergang en de kruising van een leiding over de 7
Mos Grondmechanica B.V., Funderings- en infiltratieadvies ten behoeve van nieuwbouw aan de Middelweg te Nieuwkuijk, 10 mei 2007, kenmerk R518207-Rh_1
Hoofdstuk 4
37
bestaande duiker in de leggerwatergang (registratienummer 07/14863, verzenddatum 12 november 2007). De ruimtelijke onderbouwing zal voor een formeel schriftelijk watertoetsadvies naar het waterschap Aa en Maas gestuurd worden. 4.4.1 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze Wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid8: a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen Het Besluit NIBM Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.
Interimperiode: 1% grens De 3% grens is van toepassing, vanaf het moment dat het NSL definitief is vastgesteld (zie artikel 2, lid 2, Besluit NIBM). In de periode tussen de inwerkingtreding van het Besluit NIBM en de definitieve vaststelling van het NSL wordt een NIBM-grens gehanteerd van 1%. Dit staat gelijk aan 0,4 microgram/m³. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is, is vóór en na de inwerkingtreding van het NSL gelijk.
8
let wel op een zorgvuldige belangenafweging, en het (toekomstige) Besluit gevoelige bestemmingen
38
Hoofdstuk 4
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft: a. Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM. Dit volgt uit artikel 4, lid 1, van het Besluit NIBM. b. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1% of 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 1% of 3% grens niet wordt overschreden. Als de 1% of 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden. Bij de start van een project wordt onderzocht of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Artikel 2 uit het Besluit NIBM geeft aan dat aannemelijk gemaakt moet worden, dat de 3% respectievelijk 1% grens niet wordt overschreden. Als de grens niet wordt overschreden is het project NIBM. De Regeling NIBM geeft getalsmatige grenzen waarbinnen een project altijd NIBM is. In het Besluit NIBM is geregeld dat binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling een project altijd NIBM is. Er zijn immers alleen categorieën van gevallen aangewezen, waarvan aannemelijk is dat de toename van de concentraties in de betreffende gevallen niet de 1% of 3% grens overschrijdt. Wanneer een categorie eenmaal is aangewezen, mag er zonder meer van worden uitgegaan dat deze bijdrage NIBM is. Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt, is een project in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 1% of 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is. De Regeling NIBM geeft vooralsnog invulling aan de volgende categorieën: - woningbouw- en kantoorlocaties, alsmede een combinatie daarvan (artikel 3 en bijlage C) - Inrichtingen (artikel 1 en bijlage A). Hieronder vallen landbouwinrichtingen en spoorwegemplacementen. Veehouderijen van beperkte omvang zijn nog niet in de Regeling NIBM opgenomen, dit zal op een later moment wel gebeuren. Daarnaast is een voorschrift gereserveerd voor defensie-inrichtingen, maar hieraan is nog geen invulling gegeven. In de Regeling NIBM is opgenomen dat een plan van 500 woningen niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Uitgaande van een standaard verkeersproductie 6 licht motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning resulteert de reali-
Hoofdstuk 4
39
satie van 500 woningen in een verkeersproductie van minimaal 3.000 motorvoertuigen. Onderliggend initiatief genereert circa 260 motorvoertuigen. Dit aantal blijft ruim onder de verkeersproductie van 500 woningen zoals gesteld in de Regeling NIBM. Dit betekent dat het initiatief niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van een bepaalde stof. Een luchtkwaliteitonderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Conform de Wet luchtkwaliteit 2007 kan het initiatief dan ook doorgang vinden. (Daarnaast heeft in het verleden verricht onderzoek voor het initiatief aangetoond dat er voor wat betreft luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van de drie bedrijfsverzamelgebouwen.)
4.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden Archeologie en cultuurhistorie Op de indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW, 2e generatie) is de kans op het aantreffen van archeologische resten aangegeven. Op deze kaart is aangegeven dat er voor het projectgebied geen gegevens bekend zijn. In de omgeving van de locatie zijn gebieden met een hoge of middelhoge trefkans op archeologische waarden aanwezig. Zodoende is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het verrichte ‘Inventariserend veldonderzoek, deel karterend9’ laat zien dat verspreid in de huidige bouwvoor sporen van baksteen, sintels en houtskool aangetroffen zijn. Deze hebben echter geen archeologische betekenis. In de ongestoorde delen van het plaggendek werden drie fragmenten van grijs gedraaid aardewerk aangetroffen, daterend uit de volle en/of late middeleeuwen (12e – 14e eeuw). Conclusie van het onderzoek is dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht voor het gebied. Deze conceptonderzoeksresultaten worden getoetst door het bevoegd gezag: de gemeente Heusden.
4.6 Economische uitvoerbaarheid Behoudens kosten voor ambtelijke voorbereiding en begeleiding van het planproces zijn er geen kosten voor de gemeente in exploitatieve sfeer. De toegelaten ontwikkelingen bevinden zich op particulier terrein en de ontwikkeling betreft een particulier initiatief.
9
Inventariserend veldonderzoek, deel karterend, Middelweg te Nieuwkuijk, conceptrapport, Synthegra bv, septem,ber 2007
40
Hoofdstuk 4
Er is een planschadeanalyse10 opgesteld. Uit deze analyse blijkt of er reële kans aanwezig is op planschadeclaims. Afhankelijk van de resultaten van deze analyse zal de initiatiefnemer samen met de gemeente een planschadeovereenkomst kunnen afsluiten over de afwikkeling van mogelijke planschadeclaims.
10
Planschade(risico)analyse drie bedrijfsverzamelgebouwen aan de Middelweg te Nieuwkuijk (gemeente Heusden) 211x02050. BRO, Boxtel, 16 januari 2008.
Hoofdstuk 4
41
42
Hoofdstuk 4
5.
CONCLUSIE
WDO Vastgoed BV is voornemens drie bedrijfsverzamelgebouwen op te richten aan de Middelweg te Nieuwkuijk, gemeente Heusden. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Hiervoor wordt een artikel 19, lid 1, Wet op de Ruimtelijke Ordening procedure doorlopen. Door middel van deze procedure wordt vrijstelling verleend van het bestemmingsplan. Het voorliggende rapport is de ruimtelijke onderbouwing horende bij de artikel 19 procedure. Uit deze rapportage blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot aantasting van de waarden van het gebied zelf en/ of van waarden die in de directe omgeving aanwezig zijn. In het algemeen kan gesteld worden dat de voorgestane ontwikkeling in het projectgebied in relatie tot de omgeving ruimtelijk, functioneel, financieel-economisch en milieuhygiënisch verantwoord is.
Hoofdstuk 5
43
44
Hoofdstuk 5
BIJLAGE
Berekening verkeersproductie
Benodigd aantal parkeerplaatsen bedrijfsverzamelgebouwen Middelweg 1 t/m 79, Nieuwkuijk parkeerbehoefte oppervlakte (m2 bvo) parkeerkencijfer (pp per 100 m2 bvo) gebouw A gebouw B gebouw C Totaal
1643 1633 812 4089
aantal parkeerplaatsen 1,7 28 28 14 70
Verkeersproductie bedrijfsverzamelgebouwen Middelweg 1 t/m 79, Nieuwkuijk oppervlakte terrein (m2) netto model bedrijventerrein aantal voertuigverplaatsingen model verkeersproductie kantoor 25 m2 oppervlakte kantoor (bvo in m2) oppervlakte arbeidsplaats (bvo in m2) aantal arbeidsplaatsen aantal bezoekers (10%) woon-werk-verplaatsingen per auto autobezettingsgraad woon-werk-verplaatsin zakelijke verplaatsingen per auto medewerkers bezoekers Totaal kantoor 35 m2 oppervlakte kantoor (bvo in m2) oppervlakte arbeidsplaats (bvo in m2) aantal arbeidsplaatsen aantal bezoekers (10%) woon-werk-verplaatsingen per auto autobezettingsgraad woon-werk-verplaatsin zakelijke verplaatsingen per auto medewerkers bezoekers Totaal afgeronde verkeersproductie
Uitgangspunten: * groeifactor verkeer 1% per jaar
9484 232-307 vtgverpl (gemiddeld 257 vtgverpl/etm)
4089 25 164 16 57% 1,11 90% 170 29 199 4089 35 117 12 57% 1,11 90% (aanname) 121 21 142 260 vtg/verpl/etm
Middelweg
1,5% berekend o.b.v. intensiteiten 2015/2020
Parallelstructuur Venbroekstraat Kerkstraat Nieuwkuijksestraat * verkeersproductie (vtgverpl/etm): * verdeling over de wegen (aanname):
1,5% 1% 1% 1,7%
(aanname) (aanname) (aanname) berekend o.b.v. intensiteiten 2015/2020
260
Middelweg (A) Middelweg (B) Parallelstructuur (C) Venbroekstraat (D) Kerkstraat Nieuwkuijksestraat * aanleverde etmaalintensiteiten 2015/2020 (gemeente Heusden)
20% 80% 40% 40%
Etmaalintensiteiten autonome groei Middelweg (A) Middelweg (B) Parallelstructuur (C) Venbroekstraat (D) Kerkstraat Nieuwkuijksestraat
2007 2215 2215 2570 439 439 3008
2008 2249 2249 2609 443 443 3060
2010 2318 2318 2689 452 452 3167
2015 2500 2500 2900 475 475 3450
2017 2614 2614 3032 485 485 3629
2020 2700 2700 3850 500 500 3750
20% 80% 40% 40%
2008 2007 (realisatiejaar) 2215 2301 2215 2457 2570 2713 439 547
2010 2370 2526 2793 556
2015 2552 2708 3004 579
2017 2666 2822 3136 589
2500
3450
Etmaalintensiteiten inclusief ontwikkeling
verdeling verkeersproductie Middelweg (A) Middelweg (B) Parallelstructuur (C) Venbroekstraat (D)
2020 2752 2908 3954 604
2008 2% 9% 4% 23%
Mobiliteitsonderzoek Nederland 2005 Tabel 7.1 Verplaatsingen naar motief en hoofdvervoerwijze, 2005 Auto (bestuurder)
Auto passagier)
Trein
Bus/tram/ metro
Bromfiets
Fiets
Lopen
Overig
Totaal
gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag
Van en naar het werk Zakelijk bezoek in werksfeer Diensten/persoonlijke verzorging Winkelen, boodschappen doen Onderwijs/cursus volgen
0,26 0,07 0,05 0,21 0,01
0,03 0,01 0,02 0,10 0,03
0,02 0,00 0,00 0,00 0,02
0,02 0,00 0,00 0,01 0,02
0,01 0,00 0,00 0,00 0,00
0,13 0,01 0,02 0,18 0,13
0,02 0,00 0,02 0,13 0,06
0,01 0,00 0,00 0,01 0,00
0,51 0,09 0,12 0,64 0,28
Visite/logeren Sociaal recreatief overig Toeren/wandelen Overige
0,14 0,12 0,03 0,09
0,13 0,11 0,03 0,03
0,01 0,01 0,00 0,00
0,01 0,01 0,00 0,00
0,00 0,00 0,00 0,00
0,09 0,12 0,05 0,07
0,06 0,06 0,15 0,04
0,00 0,01 0,01 0,00
0,44 0,43 0,27 0,23
Totaal
0,97
0,48
0,06
0,08
0,02
0,80
0,55
0,04
3,00
BIJLAGE
Voorzet bestemmingsplankaart