de zorgzame woning
ontwerponderzoek naar tussenvormen in de zorg
KAW architecten in samenwerking met Middin en Vestia
december 2014
Inhoudsopgave
Context van dit onderzoek
5
Aanleiding 6 1.
Waarom is een zorgcomplex geen thuis?
8
2.
Vergelijkend onderzoek
10
3.
Hoe worden we oud?
18
4.
Onderzoekscase ´De Provenier´
22
5. Ontwerponderzoek
28
6. Inzichten
40
43
Bronnen
4
context
Context van dit onderzoek Huisvesting in de zorg kent van oudsher twee uitersten: of je wordt thuis oud óf in een zorgcomplex. Daarom is het aanbod ook betrekkelijk monotoon. Het is het één of het ander, terwijl zich steeds duidelijker aftekent dat tussenvormen nodig zijn. Dit is dan ook de context van dit onderzoek. Het “oud worden” - van onafhankelijk genieten van de oude dag tot aan het afhankelijk en zorgbehoevend zijn - wordt namelijk alsmaar gedifferentieerder. Hiervoor zijn verschillende redenen te noemen. Wij benoemen hier drie belangrijke:
Gezondheid Mensen leven langer. Hierdoor worden de ziektebeelden steeds complexer. Waar je 100 jaar geleden overleed aan lichamelijke uitputting is dat tegenwoordig steeds minder het geval. Soorten ziekten en beperkingen, van lichamelijk tot geestelijk, stapelen zich op. Eendimensionale therapie is steeds minder aan de orde.
Lifestyle Het recht op zelfbeschikking speelt een steeds belangrijkere rol. Dat betekent niet zomaar dat mensen allemaal individualisten worden. Maar het is een algemene trend dat mensen – ook als ze ouder zijn – steeds meer het recht claimen om zo te kunnen leven als zij dat zelf goed achten. Of dit nou individueel is of gemeenschappelijk.
Stad De context waarin nieuwe ontwikkelingen ontstaan is sterk veranderd. Waar we voorheen in de groene wei vanuit de overheid gestuurde concepten konden uitproberen en uitrollen, worden stedelijke ontwikkelingen in de huidige situatie over de gehele linie bepaald door transformatie van het bestaande. Of het nou om gebouwen gaat of stedelijke structuren.
context
5
aanleiding
Aanleiding voor dit onderzoek Er wordt momenteel veel gediscussieerd over vernieuwing in de zorg. Deze discussie is over het algemeen economisch gedreven. Wat ons opvalt, is dat hierbij onderwerpen zoals flexibiliteit en aanpasbaarheid de boventoon voeren. Terwijl de oplossingen over het algemeen gebaseerd zijn op traditionele principes: concepten, die uitgaan van een tabula rasa, (“schone-lei-gedachte”). De drie genoemde elementen, gezondheid, lifestyle en stad, worden nagenoeg volledig buiten beschouwing gelaten. Daarom richt zich dit onderzoek op vormen van huisvesting, die zich in het gebied tussen woning en instituut bevinden, die te maken hebben met een hoge mate van stedelijke complexiteit, en waar de invloed van de toekomstige bewoner een rol speelt in het denken. Ook hierbij ontbreekt de economische component niet.Voor ons onderzoek is dit echter een laag om de discussie te starten over het hoe: hoe kun je van nieuwe modellen een hefboom maken om werkelijk tot realisatie over te kunnen gaan?
Het onderzoek draagt de verraderlijke titel “de zorgzame woning”. Bij start was het vertrekpunt om het schemergebied tussen woning en zorgcomplex te verkennen vanuit de woning. Dit had te maken met het perspectief van de initiërende partijen KAW (woningbouwarchitect), Vestia (woningbouwcorporatie) en Steinmetz / De Compaan (nu Middin, huisvester voor zorg). Gedurende het onderzoek deed zich echter de gelegenheid voor, om onze theorieën vanuit het tegenovergestelde perspectief te testen: hoe kan een zorgcomplex voor mensen werkelijk “thuis” worden. Hoe kan zich dit vertalen in een nieuwbouwsituatie, maar vooral ook bij de aanpassing van een bestaand complex. Deze perspectiefverschuiving bleek gaandeweg steeds meer de boeiende en actuele vraag te worden. Hierdoor is het perspectief van het onderzoek verschoven ten opzichte van de uitgangspositie. Maar de titel is gebleven, want de motivatie blijft hetzelfde.
aanleiding
7
1
waarom is een zorgcomplex geen thuis?
Waarom is een zorgcomplex geen thuis? Je moet verschrikkelijk oppassen, dat je bestaande zorgcomplexen niet bekijkt met een blik van “daar zou ik nooit dood gevonden willen worden !” Zo een oordeel lijkt in veel gevallen gerechtvaardigd, maar er zijn ook voldoende mensen die blij zijn om in een zorgcomplex te wonen. Maar je kunt niet ontkennen, dat zorgcomplexen het inmiddels zwaar hebben en het nog zwaarder zullen krijgen. Dat heeft ongetwijfeld veel te maken met aangepaste wetgeving, maar daarnaast groeit de aversie tegen het idee om in een complex te wonen. Dat heeft er vooral mee te maken, dat zorgcomplexen over de hele linie weinig ruimte laten voor gedifferentieerde woonwensen.
Top Down Het bestaansrecht van zorgcomplexen is het goed en betaalbaar leveren van zorg, in een vorm die in het eigen huis niet meer lukt. Daarom worden de hiervoor bestemde gebouwen ook volledig rondom dit principe opgezet. Hierbij staat het organisatie- en verdienmodel van de zorg centraal en niet zozeer de wens van de bewoner. Er is een duidelijke tendens bij zorginstellingen om hier anders over te denken en ook anders te willen. Maar tot op de dag van vandaag heeft dit nog nauwelijks geleid tot werkelijk andere gebouwvormen. Sterker nog: wij zien nog steeds gebouwen volgens de normen van de zorg opgeleverd worden, waarvan zelfs de eigenaren bij oplevering twijfelen, of deze eigenlijk wel passen bij deze tijd.
Van het ontstaan van de Begijnhoven en Proveniershuizen tot aan moderne woonvormen voor psychogeriatrische patiënten en complexe aandoeningen is de structuur van zorgarchitectuur gaan meebewegen met de maatschappelijke opvattingen en theorieën over optimale omstandigheden om zorg te kunnen leveren. Dit heeft een aantal generaties aan zorggebouwen opgeleverd. de geschiedenis laat zien dat nog geen enkel zorgconcept de bijhorende afschrijvingstermijn heeft gehaald. Gebouwen worden voor minimaal 50 jaar ontwikkeld, en na ongeveer 20 jaar wordt meestal duidelijk, dat maatschappelijke veranderingen het gebruik van dit gebouw op zijn minst minder effectief, zo niet onmogelijk maken. Dit inzicht heeft ervoor gezorgd, dat het momenteel mode is om over flexibele en aanpasbare gebouwen te praten. Maar ook dit is een technisch reactie, die niets te maken heeft met de drie belangrijke onderwerpen, die wij in het begin centraal hebben gesteld. Deze inzichten moeten duidelijk maken, dat bij de ontwikkeling van gebouwvormen niet de zorglogistiek centraal zou moeten staan, maar de relatie van het gebouw met zijn gebruikers en de omgeving.
waarom is een zorgcomplex geen thuis?
9
2
vergelijkend onderzoek
Vergelijkend onderzoek Zorggebouwen zijn in hun hele opzet collectieve gebouwen. Dat is verder niet bijzonder, zorginstellingen zijn namelijk over het algemeen zo ingericht, dat ze zorg bieden aan groepen mensen. Eén op één verzorging krijg je thuis, of institutioneel alleen, als je extreem welgesteld bent. Dit heeft echter tot gevolg, dat de grootste zorg ook is, om de gebouwen steeds efficiënter te maken. Vergelijk een willekeurig zorggebouw, en je ziet dat alles collectief is: de ingang, de ontsluiting, gemeenschappelijke ruimten, gemeenschappelijke tuinen, gemeenschappelijke activiteiten. In het kader van de discussie over vereenzaming lijkt dit niet verkeerd. De dwangmatigheid en afhankelijkheid van deze hele specifieke vorm van gemeenschappelijkheid zorgen er echter voor, dat er voor mensen die in een zorggebouw terecht komen niets te kiezen is. De huidige generatie ouderen wil kunnen kiezen voor een gebouw en zorgwoning die bij hun leefstijl past. Wij hebben door middel van een vergelijkend onderzoek op een rij gezet, waarin een regulier woongebouw verschilt van een zorggebouw. Hiervoor hebben we twee gebouwen met elkaar vergeleken, die in dezelfde periode ontworpen zijn. Vanuit verschillende thema’s op het niveau van het complex en de woning.
vergelijkend onderzoek
11
Het gebouw in zijn omgeving Het onderzochte zorggebouw is een woonzorggebouw sociale huur met gemeenschappelijke ruimten op een inbreidingslocatie in een naoorlogse wijk in Nieuwerkerk a/d Ijssel. Dit soort gebouwen zijn de afgelopen 20 jaar in veel woonwijken ontwikkeld, om een antwoord te geven op de groeiende vraag naar flexibel te verhuren en relatief onafhankelijk te bewonen complexen. De omliggende bebouwing bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen. Hoewel het nieuwe gebouw in de hoogte min of meer aansluit bij de bestaande bebouwing, sluit het qua vorm en maat niet aan bij het bestaande. Het is één groot gebouw en zo ligt het ook op het kavel. De omliggende bebouwing heeft een voor- en achtertuin, waarbij de voortuin en ontsluiting aan de straat ligt. Bij het woonzorgcomplex ligt de privébuitenruimtes aan de straatzijde en ontsluiting en gemeenschappelijke tuin aan de binnenzijde. Hierdoor is de privé ontsluiting altijd gemeenschappelijk en de privé buitenruimte altijd openbaar. Door de organisatievorm dwingt het gebouw letterlijk tot de tegenovergestelde vorm van bewoning als de buurt waarin het ligt. Het onderzochte woongebouw is een galerijflat sociale huur die ter vervanging van een portiekflat in een naoorlogse wijk in Dordrecht is gebouwd. De nieuwbouw neemt stedenbouwkundig de positie van het oorspronkelijk gebouw in ene zoomt een laagbouwbuurt af. Ook al is woon je in de galerijflat op de verdieping dan heb je toch een vergelijkbare verhouding tussen privé en openbaar als in de omliggende eengezinswoningen. De galerij fungeert naar de openbare ruimte als een soort voortuin, de balkons liggen als tuinen op de zon van de buurt af. Het gebouw heeft op de ontsluiting en parkeren niets wat tot gemeenschappelijkheid dwingt.
Straatprofiel doorsnede Kloosterstraat, Dordrecht
privé
openbaar
semi-openbaar
privé
semi-openbaar
openbaar
Straatprofiel doorsnede de Tweemasters privé
openbaar
privé
collectief
privé
openbaar
privé
zorggebouw in Nieuwerkerk aan de IJssel
doorsnedes 10.909 Kloosterstraat Dordrecht / VO / in opdracht van Kristal projectontwikkeling, Rotterdam
1 : 300
9 januari 2009
Straatprofiel doorsnede Kloosterstraat, Dordrecht
privé
openbaar
semi-openbaar
privé
semi-openbaar
openbaar
woongebouw in Dordrecht 0
12
vergelijkend onderzoek Straatprofiel doorsnede de Tweemasters privé
openbaar
privé
collectief
privé
openbaar
privé
doorsnedes 10.909 Kloosterstraat Dordrecht / VO / in opdracht van Kristal projectontwikkeling, Rotterdam
1 : 300
9 januari 2009
20
50m
Ontsluiting Het zorggebouw heeft één hoofdingang van waaruit de woningen worden ontsloten. De galerij vormt een rondgang rond het atrium. Hier is gekozen voor een overlap tussen de gemeenschappelijke ruimte en de verkeersruimte. Dit betekent dat je als bewoner altijd in contact bent met de gemeenschappelijke ruimten op weg van of naar je woning. Er is wel een duidelijk onderscheid tussen privé en collectief. Zo gauw je je drempel over bent, is het huis privé en heb je ook een privé buitenruimte. In dit gebouw is relatief veel verkeersruimte door de rondgang wat ten koste gaat van de grootte van de woningen. Ook het woongebouw heeft één hoofdingang, die voor iedereen als primaire ontsluiting dient.Van daaruit loopt de gang/ galerij door het gebouw en het gemeenschappelijke gebied. Een deel van de woningen ligt direct aan de trappenhuizen en zo door een soort portiekontsluiting ontsloten. Er zijn twee verticale ontsluitingen, waarbij het tweede trappenhuis als secundaire entree en gang dient. De ontsluiting van de galerij ligt aan de buitenzijde van het gebouw, waar ontmoeting met de buren plaatsvindt.
ontsluiting zorggebouw
ontsluiting woongebouw
vergelijkend onderzoek
13
Buitenruimte In het zorggebouw bevinden zich ook twee typen buitenruimten. De privé buitenruimten voor elke woning en de galerij aan het atrium, als collectieve verkeersruimte. Deze kan wel als buitenruimte dienen maar is altijd gemeenschappelijk. Ook het woongebouw heeft twee typen buitenruimten: een gemeenschappelijke buitenruimte, (de galerij), en de privébuitenruimtes (balkons). De privé buitenruimten zijn aan de buitenzijden van het gebouw gelegen en dus ook echt privé.
buitenruimtes zorggebouw
buitenruimtes woongebouw
14
vergelijkend onderzoek
Privé/collectief Het zorggebouw wordt door het atrium in drieën gedeelt. De twee buitenkanten naar de straat zijn de privézones. In het midden liggen aan beide kanten de woningen en daartussen de collectieve ruimtes (gecombineerd met de verkeersruimte). De verhouding privé/collectief is ongeveer 60/40%. Wat betekent dat er relatief veel collectieve ruimte is. Het woongebouw is een strook verdeeld in privé-buitenruimte, privéwoning en de collectieve verkeersruimte. Op de entreehal, fietsenberging en parkeerplaatsen na is er geen collectieve ruimte. Hierdoor is de verhouding privé/collectief 80/20%. Er is vooral privé ruimte, het collectieve is ondergeschikt.
privé / collectief zorggebouw
privé / collectief woongebouw
vergelijkend onderzoek
15
Keuken
Keuken
Badkamer
Keuken
Badkamer
Badkamer
Keuken
Wonen Wonen
Slapen
Keuken
Slapen
Badkamer
Badkamer
Slapen
Privé
Privé
Collectief
Slapen
Badkamer
Keuken
Wonen
Slapen
Badkamer
Badkamer Keuken
Keuken
Slapen
SlapenWonen Wonen
Badkamer
CollectiefCollectief
Slapen
Badkamer Keuken
Keuken
Wonen Wonen
Privé
Privé
1. buitenruimtes woning zorggebouw
Collectief Collectief
Wonen
Slapen
Keuken
Badkamer
Wonen
Slapen
Keuken Badkamer
Wonen
Slapen
Badkamer
Wonen
Keuken
Wonen
Keuken Badkamer
Slapen
Badkamer
Slapen
Privé
Privé
1. buitenruimtes woning woongebouw
16
Slapen
Badkamer
Keuken
Privé
2. en 3. veranderbaarheid woning zorggebouw
Collectief
Keuken
Privé
Privé
2. en 3. veranderbaarheid woning woongebouw
vergelijkend onderzoek Collectief
Slapen
Badkamer
Badkamer Keuken
Keuken
Badkamer
Collectief Collectief
Slapen
Badkamer Keuken
Keuken
Woning analyse Hoewel de woningplattegronden voor dit onderzoek minder belangrijk zijn, is het toch goed om te kijken wat de kwaliteiten en diskwaliteiten van deze plattegronden zijn in relatie tot het gebouw en de clustering van de woningen. Buitenruimte Beide woningtypes hebben eenzelfde verdeling van de buitenruimte. Elke woning heeft een privébuitenruimte. En aan de andere zijde van de woning een buitenruimte welke samenvalt met de collectieve verkeersruimte. Flexibiliteit In de plattegrond van het zorggebouw liggen de vaste ruimten aan de ontsluitingszijde. Wonen en slapen liggen beide aan de privékant. Deze kunnen technisch wel verwisseld worden, maar de woonkamer wordt dan in verhouding een stuk kleiner dan de slaapkamer. Het slapen kan alleen verplaatst worden naar de gangzijde, als een grote bouwkuindige ingreep plaatsvindt: uitbreiding aan de gangzijde. De ruimtelijke reservering hiervoor is er, maar het is niet geloofwaardig dat dit feitelijk ooit gaat gebeuren, gezien de zwaarte van de ingreep, en de afhankelijkheid van de aangrenzende woningen om ook mee te doen. De plattegrond van het woongebouw is zodanig flexibel door de vaste en centrale kern van badkamer en keuken. Het wonen en slapen kan eenvoudig omgewisseld worden in deze plattegrond. Daarmee is aanpasbaarheid in relatie tot een veranderende woonwens van bewoner tot bewoner mogelijk.
vergelijkend onderzoek
17
3
hoe worden we oud?
Hoe worden we oud? Wij hebben een onderzoek uitgevoerd naar de leefstijlpatronen van mensen die ouder worden en daarmee potentieel zorgbehoevend. In dit onderzoek hebben wij de mate van afhankelijkheid van zorg afgezet ten opzichte van de woonwens van mensen (uitgedrukt in en sterk individuele of collectieve woonbehoefte).
leefstijlpatronen ouderen
Wat in de grafiek opvalt, is dat het aantal ouderen, dat redelijk onafhankelijk van zorg kan en wil wonen onverminderd groot is. Deze groep groeit zelfs, ook omdat actuele wetgeving hier toe dwingt. De behoefte bij deze groep “vitale senioren” om zelf beschikt te kunnen leven en wonen is vrij groot. Dat zijn al die mensen die thuis oud worden. Dit geldt zelfs in vrij grote mate voor dementerende ouderen: in Nederland hebben ongeveer 160.000 mensen een beschermde woonomgeving nodig, tegenover 260.000 die thuis wonen. Uiteraard zijn er ook veel mensen die sterk afhankelijk zijn van zorg. Aan de andere kant van het spectrum valt op, dat deze groep veel gedifferentieerder is dan je zou denken. De grafiek kan slechts een beperkt spectrum weergeven. Er is uiteraard sprake van een nog veel fijnmaziger beeld. Maar een ding wordt snel duidelijk: als wij zorg in de toekomst realistisch, betaalbaar en menselijk willen houden, zullen wij moeten zorgen voor een aanbod voor deze gedifferentieerde vraag.
hoe worden we oud?
19
Je kunt hiervoor nieuwe concepten bedenken. Maar er is zo veel bestaand vastgoed. Er staan in Nederland weliswaar zeker niet zo veel m² zorgvastgoed leeg als kantoren, maar de trend is dezelfde: er worden nog steeds nieuwe gebouwd, terwijl ze in feite niet nodig zouden zijn. Hoe kunnen we dan omgaan met de bestaande situatie? Wil je een hefboom ontwikkelen om aan deze opgave te beginnen, dan moet je eerst een gevoel ontwikkelen voor waar te beginnen. Het gemiddelde businessmodel van een zorggebouw ziet er ongeveer als volgt uit:
100
500
investering en bouw
gebruikskosten
20.000
activiteitskosten
Je moet kosten maken om te realiseren (nieuwbouw, grond, ontwikkelkosten e.d.). in bovenstaande grafiek hebben wij deze op 100 gezet. Als je deze kosten vergelijkt met de kosten die je gedurende de exploitatie moet maken voor onderhoud, beheer en energie, dan is dat bedrag ongeveer 500. En als je dit vergelijkt met de kosten voor activiteiten (dus voornamelijk het zorgpersoneel en de daarbij behorende organisatie, maar ook leegstandsbeheer en verhuur), dan is dat met afstand de grootste post, namelijk ongeveer 20.000. Je ziet direct, dat de sleutel voor de oplossing niet zit in de bouwkosten, maar in de substantiële invloed op het gehele business model.
20
hoe worden we oud?
Wij hebben in een concreet project ervaren, dat deze invloed vanuit de ontwerpende discipline mogelijk is en aantoonbare en meetbare effecten heeft. Wij hebben in 2010 het kleine zorgcomplex Petterhusterstate in Stiens opgeleverd. Bij de ontwikkeling is op twee effecten ingezet: de rea-lisatie van ten eerste een duurzaam en ten tweede een effectief gebouw. Beide thema’s zijn consequent onderdeel geweest van de ontwerpopgave. Dit heeft niet tot een spectaculair ander gebouw geleid, maar tot behoudende en realistische aanpassingen. Om het complex te begrijpen moet worden gezegd, dat het hier een gebouw betreft in een dorpse setting, waarbij bewust gestuurd is op inbedding in de voor dit dorp specifieke collectieve processen. Dat had effect op drie elementen: De gebouwvorm Het gebouw is zonder gangen ontwikkeld, Hierdoor is een groot deel van de betaalbare m² aangewend voor ruimten die iets toevoegen aan de leefkwaliteit van de bewoners.Voor hetzelfde geld hebben de mensen grotere huiskamers. De energierekening Het gebouw is uitgevoerd met een EPC van 0,8. Niet spectaculair, maar voor die tijd bijzonder voor een zorggebouw van dit soort. Het gevolg: lagere maandlasten voor de energie. De organisatie Vanwege de inbedding in de dorpse cultuur, maar ook eenvoudigweg de overzichtelijke gebouwstructuur is voor de organisatie op jaarbasis een volle FTE minder nodig dan normaal. Deze drie aspecten zorgen ervoor, dat de eigenaar gedurende de exploitatieperiode de volledige bouwkosten terugverdient. Je zou kunnen zeggen: het gebouw is gratis gebouwd. Maar al deze maatregelen hebben een nog veel interessanter bijeffect: Petterhusterstaete wordt door de Hanzehogeschool Groningen gemonitord. Wat blijkt: door de precies op de leefstijl afgestemde gebouwvorm kun je aantonen dat mensen in dit gebouw langer leven dan gemiddeld, minder medicijnen gebruiken en daardoor een aantoonbaar zelfstandiger leven kunnen leiden. Je ziet aan dit voorbeeld, dat belangrijke ontwerpelementen aantoonbaar effect hebben op de manier waarop zorg zich kan ontwikkelen.
Petterhusterstaete in haar dorpse omgeving
hoe worden we oud?
21
4
onderzoekscase
De onderzoekscase Provenier Rotterdam Het zorgcentrum ‘De Provenier’ aan de Provenierssingel in Rotterdam is een verpleeghuis uit de late jaren ’70 van de vorige eeuw. Het staat model voor een gebouwvorm conform de toen geldende opvattingen over zorg en betaalbare architectuur. Het gebouw heeft een gietbouw betonskelet en metselwerk gevels met houten kozijnen. Je ziet het resultaat van een voor die tijd logische zoektocht naar betaalbaar bouwen: minimale materiaaltoepassing zowel in omvang (isolatie, kozijnen, buitenschil, constructie) als uitstraling (goedkope, onderhoudsarme materialen binnen en buiten). In zijn gebouwstructuur is het een typisch voorbeeld voor al die gebouwen uit deze periode, die de “sociale touch” van architecten als Hertzberger en Van Eyck na-ijlden. De betere architecten slaagden er in de late jaren ‘60 in, ondanks goedkope en lelijke materialen toch mooie ruimtevormen te ontwikkelen, waar ontmoeting en beleving een zekere rol speelden. De volgers van deze school pakten compositie elementen op als “het is gezelliger als niet alles recht is” en “je kunt ook met goedkope materialen mooie ruimten maken”. Maar slaagden er verder zelden in, om dit tot een hoger niveau te brengen. Proveniershuis en Provenierskerk De Provenierssingel ontleent haar naam aan het Proveniershuis, dat rond 1900 is gesloopt. Het stond oorspronkelijk op de hoek Provenierssingel / Schiekade tussen de Proveniersstraat en de Provenierssingel. De stedenbouwkundige footprint is tegenwoordig nog enigszins af te lezen omdat het water in de singel een stuk voor de Schiekade (toen nog de Schie met water) stopt, en de huizen op de kop tussen Provenierssingel en Proveniersstraat uit een andere periode zijn dan die verder richting station. Het Proveniershuis werd in de 17e eeuw opgericht. Hier kochten zich mensen met geld in, om op hoge leeftijd zorg te kunnen krijgen. Op de plek van het huidige zorggebouw “De Provenier” stond tot na 1975 de Provenierskerk. Deze kerk kwam ongeschonden uit het bombardement en werd toch gesloopt, omdat het aantal gelovigen sterk terugliep.
vroeger- Proveniershuis
vroeger- Provenierskerk
onderzoekscase
23
wezen van Provenierswijk Rotterdam
singelbebouwiing
bestaand zorggebouw in omgeving
24
onderzoekscase
Zorggebouw De Provenier Over de ontwerpmotieven van het huidige zorggebouw De Provenier is weinig bekend. Maar als je het gebouw analyseert, kom je tot de conclusie dat het past in het beeld van de zorgarchitectuur uit de late jaren 70. De gebouwvorm zet zich duidelijk af van de directe omgeving. Dat zou je als een historische referentie kunnen beschouwen. Immers stond er met de Provenierskerk op deze plek ooit een stedenbouwkundige uitzondering. Maar deze gedachte gaat niet op. Het lijkt er meer op, dat het gebouw ontstaan is uit een mix van veel banalere motieven: het maken van een efficiënt zorggebouw, het in aanleg zo bouwen als dat in die tijd “modern” leek (zie hierboven), en een zeer modernistische Nederlandse architectuurschool, die nog diep geworteld was in de afkeer van alles wat oud was. Door deze ingrediënten is een gebouw ontstaan, wat een soort inverse relatie aangaat met de omgeving: Het is een object in de ruimte, met alle buitenruimten gekeerd naar de openbare ruimte. De hele Provenierswijk daarentegen is een klassiek Hollandse stadwijk uit de bloeitijd van de Rotterdamse haven in de 19e eeuw. Brede groene singels omzoomen een gebied met smalle straten waaraan alle voordeuren van de woningen liggen. De begane grond wordt gedomineerd door woning entrees naar de bovengelegen woningen of kleine bedrijfs-ruimten. De gebouwen omsluiten binnenhoven en private tuinen die geen enkele relatie met de openbare ruimte hebben. Deze structuur zorgt voor een wijk met een vrij consistente bewoning, ook al zijn veel woningen pas laat in de 20e eeuw gebouwd . Het zorggebouw De Provenier ligt als een exact omgeklapte woonvorm als een “Fremdkörper” in de stedenbouwkundige context.
zorggebouw De Provenier - bewijs dat het anders moet
onderzoekscase
25
Woonmilieu’s en leefstijlen in de Provenierwijk
Fremdkörper in haar omgeving
26
onderzoekscase
Nieuwbouw, kans om aan te sluiten bij de wijk
Woonmilieuanalyse Deze gebouwstructuur zorgt ervoor, dat het gebouw het exacte tegendeel is van de manier, waarop mensen in de Provenierswijk wonen. En dat is op zijn minst opmerkelijk te noemen, gezien het feit dat zo een gebouw in beginsel gemaakt is voor de mensen uit de directe omgeving. Het woonmilieu in de Provenierswijk is een typisch stedelijk woonmilieu. Er wordt hier weliswaar niet anoniem gewoond, maar er is sprake van een zeer duidelijke scheiding tussen openbaar en privé. De binnengebieden zijn alleen toegankelijk voor bewoners en de woonruimten grenzen over het algemeen niet aan de straat maar liggen verhoogd t.o.v. de openbare ruimte. Het voorzieningenniveau sluit hierop aan. In de directe omgeving bevinden zich kleinschalige buurtfuncties zoals restaurants, kroegen, winkels, wasserettes en medische voorzieningen. Meest opvallend is het Centraal Station tegenover de Provenierssingel. De vernieuwing van het station zorgt ook voor een veel betere relatie met het centrum van Rotterdam. De Provenierswijk is een van de best bereikbare stadwijken van Rotterdam, met trein, metro en tram, de bereikbaarheid vanuit het centrum met langzaam verkeer maar ook met de auto door de nabijheid van de snelwegring aan de noordzijde van het stadscentrum.
In het gebouw De Provenier heeft zijn hoofdentree niet aan de singel maar terugliggend aan het kleine voorterrein aan de Versijdenstraat. Je kunt achter het gebouw parkeren in een klein hof, dat zich net als het voorterrein naar de openbare ruimte aan de Van Waerschutstraat opent. Dit hof is afgesloten met een hek. Hier komt het probleem van een in zich gekeerd, modern gebouw in een oude stadswijk het meest zichtbaar naar voren. De ruimte is duidelijk slecht te beheren, ziet er lelijk uit en vormt een grote achterkant naar de openbare ruimte. Het probleem van de matige ontwerpfilosofie zet zich ook in het gebouw voort. Je treft een, voor die tijd passende, wirwar aan ruimten aan, waarbij je aan de plattegronden kunt aflezen, dat het voor de architect belangrijker was om duidelijke, rechte lijnen te vermijden dan mooie, interessante ruimtes te scheppen. Het gevolg: voor een deel verloopt de gebouwstructuur onder 45 graden, waardoor je direct bij binnenkomst de oriëntatie kwijt bent. Ook sluiten bouwdelen niet goed op elkaar aan, wat in combinatie met slecht materiaalgebruik een buitengewoon armoedig beeld oplevert. In de weinige overzichtelijke gangen verspringen de interne gevels van de kamers, zodat ook hier rommelige en slecht bruikbare ruimtes ontstaan.
onderzoekscase
27
5
ontwerponderzoek
Ontwerponderzoek Op welke manier kunnen ontwerpoplossingen een bijdrage leveren aan de veranderingen in de tot nu toe geschetste situatie? Om dit te onderzoeken, hebben wij de casus De Provenier op twee manieren bekeken: ten eerste hebben wij een ontwerpvoorstel ontwikkeld voor de locatie, onafhankelijk van het bestaande gebouw. Daarna hebben wij de resultaten van de nieuwbouw variant gespiegeld aan mogelijk behoud. De uitkomsten van dit vergelijkend ontwerponderzoek bieden interessante handvaten in de discussie over de omgang met zorgvastgoed. Stedelijke theorie voor nieuwbouw In de nieuwbouwvariant hebben wij een concept ontwikkeld met een hoog contextueel gehalte. De theorie hierbij was: je ontwikkelt een zorggebouw in een wijk, die door zijn fysieke verschijningsvorm een groot selectief vermogen in bewoning heeft bewezen. Hoe dichter je bij het basisprincipe van de wijk blijft, hoe aannemelijker het is, dat je een woonvorm ontwikkelt voor mensen, die in deze wijk wonen.
Aansluiting zoeken bij omgeving
ontwerponderzoek
29
Aansluiting zoeken op straatniveau met actieve plint
Aansluiting zoeken met omliggende singelbebouwing
Aansluiting zoeken met gevarieerde karakter zijstraten
30
ontwerponderzoek
Opzet gebouw Het nieuwbouw voorstel voor De Provenier sluit aan de bij de stedenbouwkundige context. De kavel wordt afgebouwd zoals dat ook in de rest van de buurt is gedaan, er komt een duidelijk onderscheid tussen de openbare ruimte op straat en de private ruimte aan de binnenzijde. De plek heeft daarmee nadrukkelijk geen uitzonderingspositie meer (wat zoals hierboven in de analyse van het bestaande gebouw aangetoond met een programma dat zich er niet toe leent ook gedoemd zou zijn om te mislukken). In de omgeving kun je een duidelijk verschil zien tussen de singelbebouwing en de bebouwing in de woonstraten van de buurt. Dit principe hebben wij door vertaald naar de gebouwstructuur. De nieuwbouw kan dus een geheel complex zijn, maar bestaat in onze visie uit samenhangende onderdelen, die zich anders gedragen naar gelang aan welke stedelijke ruimten zij zich bevinden. Interessant detail hierbij is, dat het historische Proveniershuis ook dit principe is gaan volgen. Deze benadering om tot een gebouwvorm te komen is een theoretische benadering vanuit stedenbouw en wonen. Om deze theorie aan zorg te testen, hebben wij de verschillende gebouwonderdelen aan een ontwerponderzoek onderworpen. Wat blijkt: de zorgorganisatie kan naadloos aansluiten bij het gebouwprincipe. Het gebouwdeel aan de singelzijde leent zich – net als de aangrenzende bebouwing – voor een actieve, levendige plint, met wonen op een hoger niveau. De gebouwen in de woonstraten daarentegen zijn geschikt voor een wat rustiger woonmilieu zonder functies in de plint.Vanuit deze woningen kunnen de leefruimten mooi worden georiënteerd op het binnenterrein. Dit kan, al naar gelang, deels individueel maar ook gemeenschappelijk worden ingericht. In het ontwerponderzoek hebben wij ook bekeken, in hoeverre een nieuw zorggebouw ook een andersoortig impuls voor de buurt kan zijn. Hierbij is gebleken, dat nagenoeg alle voorzieningen, die de zorginstelling zelf wil organiseren, reeds in de buurt aanwezig zijn. Denk aan eten, wassen, therapie e.d. Het nieuwe gebouw zou dus niet alleen kunnen werken als zorggebouw, maar ook als etalage en gebruiker van lokaal ondernemerschap. Daarmee wordt fysieke structuur van het gebouw niet alleen een ruimtelijke maar ook een sociale en economische sluitsteen van de buurt.
Functies aanwezig in Provenierswijk
ontwerponderzoek
31
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
32
ontwerponderzoek
Behoud Wij hebben de uitkomsten en met de nieuwbouw geformuleerde doelen vervolgens gespiegeld aan mogelijkheid tot behoud. Hierbij hebben wij drie ‘ingreep’niveaus afgewogen ten opzichte van elkaar, en op het hoogste niveau een visie op faseerbaarheid ontwikkeld. Niveau 1 – behoud met kleine aanpassingen In dit scenario hebben wij de doelstelling voor stedenbouwkundige aansluiting verwezenlijkt met een bewuste en ontworpen afsluiting van de naar buiten geklapte binnenterreinen. Door de afscheidingen te ontwerpen, ontstaat een betere relatie met de omgeving en daarmee bruikbaarheid van de gebieden. Ook kan hierbij de hoofdentree worden verlegd en het gebouw geadresseerd worden daar waar het hoort: aan de singel. Dit ingreepniveau lost niet alles op, maar laat zien, dat op een laag niveau meer mogelijk is dan verwacht, indien juist toegepast. Niveau 2 – toevoegen lichte bijgebouwen In dit scenario hebben wij het afsluiten van de buitenterreinen overdreven door er licht bij te bouwen. De structuur wordt daarmee bouwkundig afgemaakt en er ontstaat ook op de verdieping ruimte voor stedelijk buitenruimtes zoals balkons en terrassen. De interne organisatie is hierbij weinig aangepast, omdat dit niet aansluit bij het ingreepniveau zonder structurele wijzigingen. Niveau 3 – structureel verbeteren In dit laatste scenario hebben wij onderzocht, in hoeverre niet alleen de stedenbouwkundige relatie, maar ook de manier van wonen en zorg leveren in het gebouw sterk kan worden verbeterd. Wij zijn tot de conclusie gekomen, dat dit weliswaar alleen mogelijk is met gedeeltelijke sloop, maar dat dit in een aantal stappen goed te realiseren is. Doelstelling in de hoofdstructuur was ook hierbij, om het gebouw “om te klappen”, dus te komen tot duidelijk afgebakende ruimte, afgescheiden van de openbare ruimte. Hiervoor ontstaat aan de singel een atrium, die op gezette tijden opengezet kan worden voor publiek. Een vorm van gecontroleerde openbare ruimte. Op het binnenterrein ontstaat een ruim hof, dat individueel of gemeenschappelijk kan worden ingericht. Door deze ingrepen ontstaat een gebouwvorm, die net als de nieuwbouw een zonering kent van drie zones. Deze zones kunnen worden ingezet voor verschillende manieren van wonen (leefstijl) maar ook zwaarte van zorg (van zeer afhankelijk naar zo veel als mogelijk onafhankelijk).
ontwerponderzoek
33
Niveau 1 - behoud met kleine aanpassingen
Nieuwe relatie tot omgeving met verleggen entree’s
Begane grond
34
ontwerponderzoek
scenario 2 - toevoegen lichte bijgebouwen
Structuur afmaken
Begane grond
ontwerponderzoek
35
Impressie nieuwe hal
impressie mogelijke inpassing gevel
36
ontwerponderzoek
Impressie nieuw hof
scenario 3 - structureel verbeteren
Bijbouwen nieuwe woningen
Begane grond
ontwerponderzoek
37
4
5
1
2
Fasering van oud naar nieuw
38
ontwerponderzoek
3
Faseerbaar De meest voor de hand liggende ingreep is behoud en aanpassing van de streng woningen in de Versijdenstraat. Deze kunnen op eenvoudige wijze worden losgekoppeld van het hoofdgebouw en worden voorzien van een eigen entree en ontsluiting. Door twee units van 22 m² samen te voegen ontstaan kleine appartementen van 45 m². Drie units vormen een woning van 68 m². In deze vleugel kan zonder grote moeite een mix van verschillende afmetingen worden gerealiseerd. De tweede fase kan zijn het opruimen van de te complexe structuur in de kern van het gebouw. Dit zal bouwkundig het meest complexe onderdeel zijn. Hierbij zal de structuur, die er momenteel onder 45 graden in ligt verwijdert moeten worden en vervangen voor een eenduidiger opbouw. Het voordeel bij deze ingreep is, dat zich hier ook de centrale verticale ontsluiting bevindt, evenals een aantal algemene ruimten. Intensieve verbetering van juist deze plek zorgt dus ook direct voor integrale verbetering van het gehele gebouw. In de derde fase kan het huidige hoofdgebouw worden getransformeerd tot een woonvorm voor intensieve zorg voor bijvoorbeeld psychogeriatrische patiënten. De huidige plattegrond is een aaneenschakeling van gangen en hoeken. Door deze te transformeren in een duidelijke structuur met een open middenzone en ruimten aan de rand, ontstaat overzicht en ruimtelijke samenhang. In tegenstelling tot de eerste fase, waarin min of meer onafhankelijke woningen ontstaan, leent dit deel zich meer tot ruimtelijke kwaliteit die aan het principe van een hotel doet denken. In de vierde fase kun je de gebouwvorm afmaken met een nieuw te bouwen atrium. Deze dient op de begane grond als buurtcafé en ontmoetingsruimte aan de singel. Op de verdiepingen kun je om dit atrium heen woongroepen organiseren. Tot slot kun je met de vijfde fase ervoor zorgen, dat de chaotische bebouwing op het binnenterrein wordt vervangen door een nieuw bouwdeel, dat het grote binnenterrein afschermt en geschikt maakt voor gemeenschappelijk gebruik.
bestaande woning
nieuwe woningplattegronden
ontwerponderzoek
39
6 inzichten
Stimulans en perspectief De ingreep met behoud van het bestaande gebouw levert een aantal inzichten op. Ten eerste is het interessant om te constateren, dat ook met een bestaand gebouw de stedenbouwkundige relaties substantieel kunnen worden veranderd. Natuurlijk gaat het hier met gedeeltelijke sloop om geen eenvoudige aanpassingen. Toch is het opmerkelijk, dat de verschillende fasen relatief onafhankelijk van elkaar kunnen worden ontwikkeld, en ook ieder een potentiële eindsituatie weerspiegelen. Dit laat zien, dat zo een proces mogelijk is met een zeer grote risicospreiding en kans op aanpassingen i.v.m. wijzigende inzichten. Verder hebben wij het gebouw op bruikbaarheid voor de zorg getoetst. Het aangepaste concept kent drie verschillende ruimten: een groot hof, een atrium en een centrale vide. Rondom deze ruimten kun je zorg organiseren, afhankelijk van de mate van afhankelijkheid. Het is logisch om afhankelijkere zorgvormen te organiseren met kleine looplengtes i.v.m. bereikbaarheid en zorgzwaartes. Voor mensen die onafhankelijker zijn en toch afhankelijk van zorg, is het daarentegen ook minder belangrijk dat er constant en snel iemand kan komen. In tegendeel, het zal wellicht zelfs voordelig kunnen werken voor de zelfredzaamheid, als mensen niet het gevoel hebben, in een zorgcomplex te wonen. Zo ontstaat een constructie met kleine en grote zorgcirkels, waar de zorgorganisatie centraal aanwezig kan zijn. Dit maakt de interne organisatie en communicatie klein en effectief. Deze aanpak kent in de aanleg een grote flexibiliteit (zie uitleg over risico en fasen hiervoor), maar ook in het gebruik. De veel duidelijkere gebouwstructuur maakt verschuivingen in de verschillende programmaonderdelen eenvoudiger. Afhankelijk van vraag en bezetting kunnen woongroepen elkaar overlappen en anders worden samengesteld. Dit zou zelfs zo ver kunnen gaan, dat bewoners zelf kunnen kiezen, bij welke groep zij willen aansluiten. Je moet ook als je oud wordt, maar net het geluk hebben, dat je met mensen mag samenwonen met wie je kunt opschieten. Tot slot maakt het onderzoek duidelijk, dat het zowel in het scenario nieuwbouw als ook renovatie mogelijk is, om een zorggebouw vanuit woonbehoefte te ontwikkelen. En dit allemaal zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit of effectiviteit van zorg. Het ontwerponderzoek is dan ook vooral stimulans en perspectief voor aanbieders van nieuwe vormen van wonen en zorg, om zorglogistiek minder leidend te maken en huisvesting primair te ontwikkelen vanuit een gedifferentieerde visie op bewoning.
inzichten
41
42
Bronnen • College bouw zorginstellingen, Zorgzame architectuur, www.bouwcollege.nl • BNA onderzoek & TU Delft Zorg voor leegstand. Herbestemmen van leegstaande kantoren naar woonzorggebouwen, 2011; • KAW architecten, http://www.kaw.nl/online-analyses/woonmilieucheck/ • Liempd, van ,H.; Hoekstra, E.; Jans,J.; Huibers, L.; Oel, van, C.; Evaluatieonderzoek kwaliteit kleinschalige woonvormen, 2009 • Mens,N.;Wagenaar,C.; Architectuur voor de gezondheidszorg in Nederland, 2010 • Nauta, J [College bouw zorginstellingen]: Gevolgen van zwaartebekostiging, Zorg en Ondernemen, 2006; • Verbeek, H.; ,Rossum,van,E.; Zwakhalen,S.; Kempen,G; Hamers,J; Effecten van kleinschalig wonen voor ouderen met dementie, 2011
bronnen
43
Colofon December 2014
projectteam Reimar von Meding Diet Hensums Jeen Woudwijk Eric Borggreve Candice de Rooij Beatrice Montesano
- KAW - KAW - Vastgoed Middin - Vestia Hoofddorp - KAW - KAW
KAW Architecten Van Nelleweg 2426 3044 BC Rotterdam T: +31 (0)88 529 00 00 Middin Prinses Beatrixlaan 16 2285 VZ Rijswijk Vestia Stationsweg 10 2131 XG Hoofddorp
Dit onderzoek is tot stand gekomen door een subsidie van het
Stimuleringsfonds creatieve industrie.
Dit onderzoek is tot stand gekomen door een subsidie van het Stimuleringsfonds creatieve industrie.