De ZORG de SCHOOL in! van specialisme naar (meer) integraal
Zorgbeleidsplan 2008-2012 van de
SCHOLENGEMEENSCHAP LELYSTAD
april 2008
”De welbekende Italiaanse kunstenaar Michelangelo schijnt een keer een avond doorgebracht te hebben met een paar vrienden onder het genot van een glas wijn. Het gesprek ging op een gegeven moment, zoals wel vaker, over de fouten van vrienden die er niet bij waren. Ieders persoonlijkheid werd kritisch geanalyseerd en er was er niet een die er ongeschonden vanaf kwam. Maar toen de avond vorderde viel het de groep op dat Michelangelo stil was en helemaal niet meedeed met het geroddel. Ze wendden zich tot de grote kunstenaar en vroegen hem waarom hij zo stil was. “Ik ben aan het nadenken over een schilderij”, legde Michelangelo uit. Ineens was de interesse van de vrienden gewekt. Ze wisten dat een schilderij van Michelangelo fantastisch was en vroegen hem aan wat voor schilderij hij dacht. De kunstenaar bood aan het schilderij ter plekke te maken. Hij bestreek een schilderdoek helemaal met witte verf en schilderde in het midden en zwarte stip. “Wat zien jullie?” vroeg Michelangelo. De vrienden keken nadenkend naar het schilderij. “We zien een zwarte stip,” antwoordden zij. Michelangelo wachtte een poosje. “Ik dacht al dat jullie dat zouden zien,” zei hij, “maar ik zie een groot wit vlak.” (Uit: “De kortste weg – verhalen honderduit” door Willem de Vos, uitgave BMC)
Door een kind te benoemen als een “autist”, een “PDD-NOS’er”, een “ADHD’er”, een “rugzakje”, zien we hem als een stip. We zien alleen de beperkingen en kijken niet meer naar de mogelijkheden die altijd aanwezig zijn. Onderwijs en Zorg op de Scholengemeenschap Lelystad dienen gericht te zijn op het benutten van alle mogelijkheden van elke SGL-leerling.
Onder “zorg” verstaan we de inzet die de SGL aan een leerling biedt voor een evenwichtige cognitieve, sociaal-emotionele, creatieve, culturele en sportieve ontwikkeling, met als uiteindelijk streven “een zelfstandig mens” (Visiedocument SGL). Begeleiding wordt in deze nota als synoniem gezien.
De titel van deze zorgnota mag geenszins veronderstellen dat de betrokkenen – zoals leerlingenbegeleiders, orthopedagoge, coördinatoren, RT’ers en anderen- zich niet voldoende hebben ingespannen voor een meer in het onderwijsproces geïntegreerde vorm van begeleiding. De subtitel suggereert ook niet dat we zonder specialisten zouden kunnen, het zal een ‘mix’ moeten worden. De ‘omarming’ van het onderwijsproces van kinderen met een grotere begeleidingsbehoefte verkeert nog in statu nascendi.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
2
Inhoudsopgave Leeswijzer Beleidsplan Inleiding Hoofdstuk 1- Visie van de SGL Preambule Zorg Hoofdstuk 2- De plek van de zorgstructuur in de organisatie Hoofdstuk 3- Zorg op de Scholengemeenschap Lelystad 3.1- Grenzen aan de zorg
blz. 5 blz. 6 blz. 7 blz. 9 blz. 10 blz. 11 blz. 13 blz. 14
Uitvoeringsplan Hoofdstuk 4- Huidige stand van zaken (2007-2008) 4.1- Aannamebeleid 4.2- Begeleidingsstructuur op de SGL Schema begeleidingsstructuur SGL 4.2.1Mentor 4.2.2Handelingsgericht werken 4.2.3Leerlingbegeleider 4.2.4Vertrouwenspersoon 4.2.5Werkgroep Opvang Anderstaligen, Startgroep 4.2.6Decaan 4.2.7Remedial Teaching 4.2.8Dyslexie 4.2.9Het ZorgAdviesTeam 4.2.10- Zorgcoördinator 4.2.11- Orthopedagoog 4.2.12- Jeugd en Veiligheid 4.2.13- Rebound / Op de Rails 4.2.14- Leerplichtambtenaar en verzuim 4.2.15- Medewerker Jeugdpreventiewerk / Veldwerk 4.2.16- Spilfunctionaris Bureau Jeugdzorg 4.2.17- Schoolarts 4.2.18- Permanente Commissie Leerlingzorg 4.2.19- Facilitering medewerkers ‘zorg’
blz. 15 blz. 16 blz. 16 blz. 17 blz. 18 blz. 19 blz. 20 blz. 21 blz. 22 blz. 23 blz. 24 blz. 25 blz. 25 blz. 27 blz. 27 blz. 28 blz. 28 blz. 30 blz. 31 blz. 31 blz. 32 blz. 32 blz. 32 blz. 33
Implementatieplan Implementatieplan
blz. 34 blz. 35
Bijlagen 1- Procedure Aanname SGL 1.1- Inleiding 1.2- Aanname: regulier 1.3- Aanname: LWOO 1.4- Aanname: REC-indicatie 1.4.1- Begeleidingsmogelijkheden en –onmogelijkheden 1.4.2- Criteria, beperkingen en verbeterpunten t.a.v. leerlingen met extra zorgbehoefte 1.5- Format inventarisatieschema mogelijkheden van de school 2- Handelingsgericht werken – format begeleidingsplan bij gedragsproblemen 2a- Format Logboek begeleidingsplan 3- Leerlingbegeleiding 3.1- Groepsgerichte trainingen 4- Vertrouwenspersoon 5- Werkgroep Opvang Anderstaligen - Startgroep
blz. 39 blz. 40 blz. 40 blz. 40 blz. 42 blz. 44 blz. 45
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
blz. 46 blz. 48 blz. 49 blz. 50 blz. 51 blz. 52 blz. 55 blz. 58
3
6- Remedial Teaching 7- Dyslexie Beleidsplan 7.1- Inleiding 7.2- Wat verstaan we onder dyslexie? 7.2.1- Wat zegt de wet? 7.2.2- Co-morbiditeit 7.3- Mogelijkheden van begeleiding van dyslectische leerlingen 7.4- Visie van de SGL op dyslexie en begeleiding 7.4.1- Hoe gaat de SGL met dyslexie om? 7.4.2- Wat doet de werkgroep remedial teaching voor de leerling Dyslexiepas 7.4.3- Wat wordt van de docent verwacht 7.4.4- Faciliteiten voor de leerling 8- Aanmeldingsformulier ZAT 9- Format handelingsplan voor leerling met indicatie 10- Jeugd en Veiligheid 11- Rebound / Op de Rails Stroomschema toeleiding Op de Rails 12- LGF – rol van betrokken personen en de handelingen Processen en verantwoordelijkheden bij een REC-4 aanvraag 13- Functiebeschrijvingen 13.1- Zorgcoördinator 13.2 -Orthopedagoog 13.3- Medewerker Jeugd en Veiligheid 14- Voorbeeld Taakbeschrijvingen 14.1 en 14.2- voorbeeld taakbeschrijving mentor 14.3- voorbeeld competentieprofiel mentor 14.4- voorbeeld taakbeschrijving leerlingbegeleider 14.5- voorbeeld taakbeschrijving remedial teacher 14.6- voorbeeld taakbeschrijving decaan 15- Intervisie vanuit de incidentmethode 16- Lijst met afkortingen
Versiebeheer Versie Datum 0.1 Mei 2004 0.2 Mei 2006 0.3 Juni 2007 0.4 Oktober 2007
Auteur/medewerking Marijke Hendriks / ZAT ZAT–specialisten Jan de Wit Jan de Wit / ZAT, herziening SL
0.5
Februari 2008
Jan de Wit, herziening ZAT
0.6 0.7
Februari 2008 Maart 2008
Jan de Wit / MR Jan de Wit / MR
0.8.
27 maart 2008
Jan de Wit
blz. 60 blz. 62 blz. 62 blz. 62 blz. 62 blz. 63 blz. 63 blz. 63 blz. 64 blz. 64 blz.65 blz. 65 blz. 66 blz. 68 blz. 69 blz. 70 blz. 72 blz. 73 blz. 74 blz. 76 blz. 77 blz. 77 blz. 79 blz. 79 blz. 81 blz. 81 blz. 83 blz. 85 blz. 86 blz. 86 blz. 88 blz. 90
Omschrijving Grenzen aan de zorg Werkdocument Zorg Herziene versie 0.1 en 0.2 De zorg de school in, Zorgnota 2008-2012 Herzieningen SL doorgevoerd De zorg de school in, Zorgnota 2008-2012 Herzieningen ZAT doorgevoerd Herziene versie ter informatie Herziene versie met opmerkingen vanuit MR voor peiling medewerkers. Instemming met de zorgnota, versie 7. Concept is definitief.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
4
Leeswijzer Dit Zorgbeleidsplan bestaat uit drie delen: - Het Beleidsplan - Het Uitvoeringsplan - Het Implementatieplan en daarnaast de bijlagen. Het Beleidsplan geeft de grote lijnen van het beleid voor de komende vier jaren. De rode lijn in het beleidsplan is weergegeven in de titel: “De Zorg de school in!”. “Van specialisme naar (meer) integraal”: de kern van de zorg moet terug naar het primaire proces in de klas. Dáár wordt een zorgbehoefte vaak het eerst opgemerkt en dáár is interventie in de meeste gevallen het meest effectief. Het Zorgbeleidsplan is onderhavig aan het Schoolplan en dus gerelateerd aan de visie van de SGL. Deze is dan ook richtinggevend voor het beleid. In het beleidsplan wordt aangegeven wat verstaan wordt onder “basiszorg”: de zorg die voor iedere leerling geldt. Daarnaast zijn er leerlingen die een extra interne zorgbehoefte hebben en leerlingen die daarbij nog externe zorg nodig hebben. In het aannamebeleid is bepaald dat er een kwalitatieve begrenzing van het aantal zorgleerlingen is: een cognitieve ondergrens en alleen leerdeficiënties waarvoor de school is toegerust. Leerlingen met (gedrags)problemen waarvan de structurele verstoring van het onderwijsproces voorspelbaar is, zijn niet toelaatbaar. De grenzen van de mogelijkheden van zorgverlening op de SGL zijn niet star. Door scholing en integratie van zorg in het primaire onderwijsproces kunnen deze opgerekt worden. Daartoe dienen de komende jaren beslissingen t.a.v. de grenzen genomen te worden. Scholing in het kader van de zorg dient onderdeel te zijn van het integrale scholingsplan. Het zal duidelijk zijn dat een starre afbakening op dit moment prematuur zou zijn. In het Uitvoeringsplan zijn de verschillende gremia van de zorgstructuur globaal beschreven. Dit kan in dit kader niet zo uitvoerig gebeuren dat het als het ware een protocol voor handelen wordt. Ieder gremium zal dit zelf moeten beschrijven en bijhouden. In de dynamiek van de aanhoudend veranderende zorgstructuur is dit geen sinecure. Uit de gesprekken met medewerkers en evaluaties van de zorgstructuur zijn speerpunten en implementatievoorstellen naar voren gekomen. Ook dit dient niet als een vaststaand gegeven voor vier jaar te worden beschouwd: de jaarlijkse evaluaties zullen ongetwijfeld tot herbezinning op de eerdere voorstellen leiden. Uiteindelijk zal na de periode van vier jaar de doelstelling behaald moeten zijn: de Zorg is meer ingedaald in het primaire onderwijsproces en de SGL is “Passend Onderwijs Proof”. Het Implementatieplan is –zoals het hoort- ambitieus opgesteld. Het geeft de samenvatting van de genoemde implementatievoorstellen uit het uitvoeringsplan. Ook hier is duidelijk dat niet vier jaren worden vol gepland, maar de uiteindelijke doelen zullen zijn: - de zorg is van ‘specialismen’ naar ‘meer integraal’ gegaan. - de zorg is ingebed in het primaire onderwijsproces, waardoor specialisten zich meer in de tweede lijn kunnen inzetten voor leerlingen met een extra zorgbehoefte. - de SGL is –samen met de andere scholen voor VO in de regio- voorbereid op “Passend Onderwijs in 2011”. De Bijlagen zijn een uitschrijving, veelal een operationalisatie, van het uitvoeringsplan. In de meeste gevallen zijn deze geschreven door de uitvoerende zorgspecialisten in het “Werkdocument” van mei 2006. Als bijlage 7 is het Dyslexie Beleidsplan opgenomen. Bij gebrek aan vastgestelde beschrijvingen zijn als laatste enkele voorbeelden van taakbeschrijvingen opgenomen; deze behoeven nadere bespreking in de school.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
5
Beleidsplan van het Zorgbeleidsplan SGL 2008 - 2012
Dit beleidsplan schets in globale lijnen de ontwikkeling voor de komende vier jaren. Het vormt de basis, het uitgangspunt en tevens het kader voor de uitvoering. Voor een meer expliciete en operationele uitwerking van de beleidslijnen wordt verwezen naar het Uitvoeringsplan en de Bijlagen. Het is kenmerkend voor een groeimodel dat het wel een beginpunt kent, maar geen eindpunt. Het is niet aan te geven, wanneer het beleidsplan “klaar” is.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
6
Inleiding Er is een toenemende druk op scholen om een aandeel te leveren in de oplossing van maatschappelijke en psycho-sociaal-emotionele problematiek van leerlingen. Immers: leerlingen verblijven een groot gedeelte van de dag onder de hoede van pedagogisch-didactisch hoogopgeleide professionals, die in de meeste gevallen met toewijding hun ‘werk’ doen. Dit ‘werk’ wordt door vrijwel niemand uitsluitend gezien als “het begeleiden naar een diploma”. Leerlingen brengen hun plezier én hun problemen mee naar school en de ‘peergroup’ van leeftijdgenoten is een belangrijk medium tot reflectie. Dit uit zich in de lessen en op de gangen. Een les kan niet bestaan zonder interactie van docent en leerlingen. Een docent wordt niet geacht om ongewenst of afwijkend gedrag te diagnosticeren, daar zijn de specialisten in de school voor. Maar een docent is de eerste professional is die ongewenst of afwijkend gedrag of leerproblemen signaleert. Daarom: de begeleiding van leerlingen begint bij de docent. Vandaar de titel van deze nota: De ZORG de SCHOOL in! Alle medewerkers op de SGL dragen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerlingen en collega’s, omtrent de veiligheid in de school, omtrent de sfeer! We kunnen de omslag van “exclusieve zorg naar inclusieve zorg” slechts maken als alle medewerkers zich verantwoordelijk opstellen t.a.v. de signalering én de te nemen eerste stappen bij problemen en daarnaast de diagnostisering en “waar-nodig en/of verplicht” de zorg over laten aan de specialisten op de SGL. Dat is een randvoorwaarde om te komen van een meer curatieve vorm van leerlingenzorg tot een meer preventieve vorm. Slechts dan kunnen cumulaties of excessen van ongewenst gedrag eerder gesignaleerd worden en dus met groter succes vermeden of effectiever begeleid worden. Het is het kader om te kunnen werken aan een veilige leefomgeving voor leerlingen en alle medewerkers: veiligheid maken we met elkaar! We blijven specialisten nodig hebben en –ondanks veel expertise en ervaring- zullen er meer docenten geschoold moeten worden omdat er meer expertise in het primaire onderwijsproces wordt verlangd: - Mentoren werken bij structureel wordende gedragsproblemen met begeleidingsplannen 1 om zodoende tot voldoende dossiervorming te komen. Zonder deze inzet is een externe hulpvraag of verwijzing niet mogelijk. - Docenten ontwikkelen een sterkere signaleringsfunctie om mogelijke problematiek snel in kaart te kunnen brengen en er adequaat op te reageren. - Door de Leerlinggebonden Financiering (LGF, “het rugzakje”) hebben ouders van kinderen met extra begeleidingsbehoefte de mogelijkheid om voor het reguliere onderwijs te kiezen. Docenten/coaches bespreken met ouders, leerlingen en Ambulant Begeleiders de verwachtingen van ouders en de mogelijkheden van de school. Coaches werken met handelingsplannen en voeren coachingsgesprekken met de leerlingen en bespreken de “hapla’s” in het team. 1
Bij de definiëring van deze begrippen wordt gebruik gemaakt van de omschrijving van Inge Schaap-Hummel: “Een begeleidingsplan is globaal geformuleerd, gaat over de ‘grote lijnen’ en heeft betrekking op een periode van 1 of 2 jaar. Begeleidingsplannen geven de kaders aan waarbinnen de handelingsplannen worden uitgewerkt. De specifieke uitwerking van het begeleidingsplan is een handelingsplan.” (Cordys, 2003) We spreken over een begeleidingsplan bij niet-geïndiceerde zorg (bv. bij handelingsgericht werken bij gedragsproblemen). Dit begeleidingsplan wordt opgesteld om cumulatie te voorkómen en/of het gedrag te verbeteren en gaat in die hoedanigheid minder uit van een bestendige aandoening. Een handelingsplan gebruiken we bij een geïndiceerde handicap of stoornis (bv. dyslexie, cluster-4). Een handelingsplan geeft handvatten voor wederzijdse aanpassing aan de aandoening.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
7
De overheid heeft scholen de vrijheid gegeven via lumpsum financiering prioriteiten te bepalen. De SGL zet hoog in op het welbevinden, de zorg en veiligheid van de leerlingen. Het positieve resultaat zien we gereflecteerd in de rapporten van de Inspectie en de positieve uitslagen van enquêtes en tevredenheidonderzoeken. De bestedingsruimte via lumpsum leidt wel tot een grotere verantwoordingsplicht van scholen naar overheid, inspectie, bestuur en last but not least naar ouders en leerlingen. Op 1 januari 2005 is de ‘Wet op de Jeugdzorg’ in werking getreden. Daarin is vastgelegd dat Bureau Jeugdzorg de toegangspoort is voor de geïndiceerde jeugdzorg. Doel is om door een (snellere) indicatiestelling de juiste zorg te kunnen bieden bij de juiste instelling. De specialisten in het zorgteam op de SGL overleggen met toestemming van de ouders (als de leerling jonger is dan 16 jaar, anders beslist hijzelf) aan de hand van het (zo volledig mogelijke) dossier wat de beste mogelijkheden voor de leerling met een hulpbehoefte is. Overleg met externe instanties vereist een toenemende expertise van de specialisten en afstemming van de verschillende gremia rond het probleem van het kind. Bij de interne zorgspecialisten bestaat een behoefte aan een heldere taakomschrijving of –in het geval van een functionaris- aan een geaccrediteerde functieomschrijving (zie: 4.2.19). In het functiebouwwerk zijn de laatste opgenomen en in deze nota overgenomen. Van de taakomschrijvingen zijn voorbeelden opgenomen, die in de nabije toekomst verder uitgekristalliseerd zullen worden. Het schrijven van een zorgplan is een wettelijke verplichting. Het is tevens voor intern gebruik goed om afspraken, werkwijzen en regelgeving op papier te hebben. In de kwaliteitscyclus wordt niet alleen bezien of de goede dingen gedaan worden, maar ook of de dingen goed gedaan worden. Regelmatige evaluaties van de werkzaamheden én van deze zorgnota worden op de betreffende plekken aangegeven. Deze evaluaties worden verzameld door de zorgcoördinator en schoolleiding en zonodig zal dit tot bijstelling van beleid zorgen. Deze notitie is samengesteld met behulp van informatie uit diverse gesprekken met betrokken specialisten, ZAT-besprekingen en –evaluaties en diverse notities die op de SGL en extern verspreid zijn. In enkele gevallen is informatie integraal overgenomen uit bv. het ‘werkdocument’ “Zorg op de SGL”. De wettelijke kaders zijn bij de samenstelling van deze notitie steeds in acht genomen. In het verleden is vaker getracht “de zorg de school in te krijgen” (o.a. ”Grenzen aan de Zorg -ruimte voor begeleiding”, 2004). De ingezette weg van integratie van de zorg wordt door deze notitie verder benadrukt. Door het invoeren en blijvend evalueren van een meerjaren implementatieplan wordt de structuur geboden waarlangs de invoering zijn vorm zal moeten krijgen. Slechts met het commitment van iedere medewerker die zich een ‘SGL-er’ noemt, zal deze operatie slagen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
8
1. Visie van de Scholengemeenschap Lelystad De visie van de SGL op onderwijs De SGL streeft ernaar een inspirerende school te zijn waarin uitdagend onderwijs en cultuur belangrijke elementen zijn. We leiden op tot een diploma, op een voor iedere leerling zo hoog mogelijk niveau. Daarbij bieden we leerlingen de ruimte hun talenten te ontplooien en hun verborgen talenten te ontdekken. In dit hoofdstuk lichten we die visie verder toe. Diploma Leerlingen komen allereerst op de SGL om een diploma te halen: VWO, HAVO of VMBO. We moedigen hen aan het diploma te halen dat bij hen past. Een diploma is immers het belangrijkste startbewijs voor een succesvolle deelname aan de maatschappij. De SGL brengt kennis, inzicht en vaardigheden goed in beeld en zorgt voor een goede doorstroming naar het vervolgonderwijs. De leerling centraal Binnen de SGL staat de leerling centraal. Ons onderwijs streeft naar ontwikkeling van hoofd, hart en handen. Een groot deel van hun leven brengen jongeren op school door. Daarom is het belangrijk dat leerlingen met plezier naar school komen om te leren. De school streeft ernaar een prettige en veilige plek te zijn om leerlingen uit te dagen het beste uit zichzelf te halen. We willen ze helpen te ontdekken wie ze zijn, wat ze kunnen en wat ze willen. Begeleiding van leerlingen is daarbij erg belangrijk. In deze begeleiding speelt het -meestal meerjarige- mentoraat een grote rol: de mentor zorgt met zijn docententeam voor een veilig leer- en leefklimaat. Uitdagend onderwijs Leerlingen worden graag uitgedaagd. Daarom betrekken we ze actief bij de les. We scheppen mogelijkheden om zelfstandig, in groepen en klassikaal te werken, te leren én te leren samenwerken. Er is tijd en ruimte om te ontdekken wat ieder kan en wil. Docenten gebruiken daarom veel variatie in hun werkvormen. We bieden de leerstof in samenhang aan en houden rekening met de leefwereld van leerlingen. Daarom is gekozen voor leergebieden en projecten. Die verbreden de horizon van leerlingen. Talenten ontplooien Iedere leerling is anders en iedere leerling heeft eigen talenten. Op de SGL stimuleren we de ontwikkeling van ieders capaciteiten en talenten. Ook laten we leerlingen nieuwe talenten ontdekken. Leerlingen leren verschillend: de een is praktisch ingesteld, de ander meer theoretisch. Daar spelen we op in. Ook leren we leerlingen goed om te gaan met die onderlinge verschillen. De creatieve en culturele ontwikkeling van leerlingen stimuleren we nadrukkelijk. Dat blijkt ook uit het lesprogramma en de lessentabel waarin een breed palet van kunstzinnige en culturele vakken wordt aangeboden. We steken ook veel energie in activiteiten en projecten op dit gebied. We bieden ze daarvoor zelfs letterlijk een podium. Respect en ruimte Binnen onze openbare school respecteren leerlingen en medewerkers elkaar vanuit een positief mensbeeld. Elke leerling verdient het gewaardeerd te worden, in de eerste plaats om wie hij is en vervolgens om wat hij kan. We leren leerlingen rekening te houden met elkaar en om te gaan met tegenslag zoals conflicten. Iedereen kan daarbij rekenen op extra ondersteuning. Leerlingen en medewerkers verschillen van elkaar en accepteren verschillen. We vinden het belangrijk dat leerlingen en medewerkers leren omgaan met deze verschillen. Verschillen tussen mensen leiden namelijk tot dynamiek en afwisseling in de school. De SGL biedt leerlingen een ruime en veilige leeromgeving. Niet alleen de sfeer maar ook de ruimte in en rond het gelijkvloerse gebouw van de SGL draagt daartoe bij. Bijdrage aan de maatschappij Leerlingen, medewerkers en ouders dragen in onze samenleving verantwoordelijkheid voor hun eigen doen en laten. Zelfredzaamheid is een voorwaarde om in de Nederlandse samenleving te functioneren. In onze maatschappij
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
9
worden leerlingen steeds opnieuw voor keuzes gesteld. Het bewust keuzes leren maken is voor leerlingen een belangrijke vaardigheid. De eigen verantwoordelijkheid van leerlingen, medewerkers en ouders wordt gestimuleerd binnen de SGL. De leerlingenraad en de oudervereniging leveren hieraan een belangrijke bijdrage. Binnen de SGL wordt veel waarde gehecht aan ouderparticipatie. De zelfredzaamheid van leerlingen en het nemen van initiatief door leerlingen waarderen en stimuleren we. Wij nemen de mensen serieus, wat blijkt uit de wijze waarop we binnen de SGL met afspraken omgaan. Kortom... Het pedagogisch-didactisch klimaat binnen de SGL is erop gericht, dat leerlingen als ‘zelfstandige mensen’ onze school verlaten. Bovenstaande elementen dragen er in ons onderwijs toe bij, dat we leerlingen zo breed en zo volledig mogelijk opleiden tot een voor hen zo hoog mogelijk niveau.
Preambule Zorg De SGL is een school voor alle leerlingen, ongeacht geloof of levensovertuiging, huidskleur, seksuele geaardheid. De grenzen voor de toelating liggen bij het cognitieve niveau van de leerlingen, op basis van voor de onderwijssoorten gemeenschappelijk bepaalde toelatingscriteria, en bij de mate waarin een leerling kan functioneren binnen de manier waarop wij ons onderwijsproces georganiseerd hebben. Een belangrijk uitgangspunt is dat de leerlingen die toegelaten worden tot onze school hun onderwijsproces, waaronder we ook het socialiseringsproces van de leerlingen rekenen, met elkaar kunnen volgen. Allerlei vormen van exclusieve (in de zin van buiten de groep) behandeling op basis van (specifieke) leerlingkenmerken moeten vermeden worden. Dit betekent dat de bekwaamheid van docenten om met diversiteit van leerlingen om te gaan een permanent punt van aandacht en scholing is. Er is echter ook een grens aan diversiteit. Deze grens geldt zowel de heterogene als de meer homogene groepen. Bij toelating wordt op grond van criteria (zie bijlagen 1.4.1, 1.4.2 en bijlage 1.5) door de aannamecommissie bepaald waar en wanneer deze grens bereikt is. Het zal duidelijk zijn dat eenvormigheid in tegenspraak is met de waarde die wij aan het individu toedragen. Per leerling zullen de criteria besproken moeten worden. Na toelating wordt zo nodig op teamniveau een handelingsplan bepaald. De school draagt er steeds zorg voor de best mogelijke oplossing voor een leerling na te streven, opdat het onderwijsproces leidt tot het behalen van een diploma op onze school of elders. Tijdens dit proces van bekwaamheidsontwikkeling wordt jaarlijks vastgesteld wat de capaciteit van de SGL is om leerlingen die bijzondere begeleiding nodig hebben op te nemen. Vaststelling vindt plaats op basis van formatie- en zorgplan. Als gevolg van de besturenfusie tussen de drie scholen voor voortgezet onderwijs in Lelystad zal de samenwerking intensiveren. Dit moet tot afstemming van de leerlingenzorg leiden. Een eerste aanwijzing hiervoor vond plaats in 2006 waarbij het aannamebeleid door de drie scholen is onderschreven. In het kader van Passend Onderwijs 2011 zullen alle scholen voor voortgezet onderwijs in de regio móeten samenwerken om voor leerlingen die niet voldoen aan de plaatsingsmogelijkheden van een school toch een passende opleiding te vinden.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
10
2. De plek van de zorgstructuur in de organisatie De verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden m.b.t. de zorg is globaal als volgt: De rector is verantwoordelijk voor het onderwijsbeleid. Begeleiding en zorg maken hiervan integraal deel uit. De conrector is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid. Hij draagt zorg voor een samenhangende uitvoering van het onderwijsbeleid, zowel binnen als tussen de afdelingen. De afdelingsleiders implementeren dit beleid op teamniveau en dragen zorg voor het vergroten van de bekwaamheid van de teamleden. Begeleiding van leerlingen dient een integraal onderdeel van het onderwijsproces te zijn. De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor allen die vanuit hun deskundigheid bijdragen aan het onderwijsproces van zorgleerlingen. Met het ZAT draagt hij zorg voor een goede leerlingeninformatie en -documentatie ten behoeve van de teams. Hij overlegt met de coördinator geïndiceerde zorg, de orthopedagogen, leerlingbegeleiders, decanen, afdelingsleiders en schoolleiding. Het overleg leidt tot (operationaliseerbare) informatie en adviezen aan afdelingsleiders en mentoren. Status en plaats van het Zorgplan op de Scholengemeenschap Lelystad. Het Zorgplan maakt onderdeel uit van het Schoolplan van de SGL. Dit zorgplan heeft de volgende hoofdfuncties: 1. Het is een wettelijke verplichting. 2. Het geeft een beschrijving van de zorgstructuur die een leerling krijgt aangeboden: a. schoolintern b. schoolextern 3. Het legt vast wie waarvoor verantwoordelijk is; 4. Het geeft aan welke actiepunten de SGL beoogt op het gebied van zorg voor de jaren 2008 t/m 2012. 5. Het legt vast hoe en wanneer op de diverse onderdelen geëvalueerd wordt. Het streven van de SGL zal in de komende jaren gericht zijn op het zonodig uitbreiden van de competenties van de docenten op het terrein van het integreren van zorgelementen in het onderwijsleerproces. Hiertoe is het noodzakelijk dat in het kader van het Intergraal Personeelsbeleid een competentiescan 2 zal plaatsvinden, waarin zal worden vastgesteld óf en zo ja, welke competentietraining noodzakelijk zal zijn. We hebben op de SGL veel expertise onder de mentoren. Het aannamebeleid is er altijd op gericht geweest dat nieuwe docenten bereid zijn een mentoraat te vervullen en zich zonodig hiervoor zullen (laten) scholen. Het zou in het kader van (ouderen)personeelsbeleid passen als we hiervoor de expertise van ervaren mentoren inzetten. Speerpunten voor de komende vier jaar: • Deskundigen in en verbonden aan het Zorgteam geven aan welke pedagogischdidactische aanwijzingen niet exclusief voor zorgbehoevende leerlingen noodzakelijk zijn, maar integraal toepasbaar zijn. • Mentoren en vakdocenten ontwikkelen een pedagogisch-didactische lessituatie waarin voor alle leerlingen aandacht is voor hun specifieke behoeften, b.v. didactische aanwijzingen t.b.v. dyslexie komen ten goede van alle leerlingen; positieve benadering uit faalangstreductietraining is zelfbewustzijnversterkend voor allen leerlingen, enz. • Mentoren en vakdocenten zijn allen geschoold en/of bekwaam op het terrein van signalering en de eerste begeleiding van leerlingen met problemen op leer- en/of sociaalemotioneel gebied. 2
Een competentiescan is programma waarmee via b.v. het internet getest kan worden of een docent de landelijk vastgestelde bekwaamheidseisen voor leraren beheerst. Ontwikkeld door het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren (www.lerarenweb.nl). In het kader van IPB / Wet BIO zijn deze verplicht gesteld.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
11
• • • •
In de verschillende afdelingen van de school wordt op de verschillende deelterreinen van de leerlingenzorg (dyslexie, begeleiding, faalangstreductie, enz.) op dezelfde manier gewerkt. Coaches zijn in staat tot het schrijven, bijhouden en uitvoeren van handelingsplannen t.b.v. leerlingen met een indicatie voor Leerlinggebonden Financiering (LGF). Mentoren en vakdocenten zijn in staat tot het schrijven, bijhouden en uitvoeren van begeleidingsplannen voor (nog) niet-geïndiceerde leerlingen. Tijdens de leerling(voortgangs)besprekingen worden voor problemen in de lessituatie d.m.v. collegiale intervisie en consultatie oplossingen gezocht ín de lessituatie. Hierbij kunnen de specialisten in de school een adviserende rol spelen. Doorverwijzing naar specialisten gebeurt in tweede instantie. Er is dus veel aandacht voor het ‘indalen’ van de begeleiding in het primaire proces. Met andere woorden: om te komen van exclusieve naar inclusieve, dus van een specialistische naar een meer integrale begeleiding.
¾ Jaarlijks wordt het Zorgplan 2008-2012 en het implementatieplan geëvalueerd en zo nodig bijgesteld door het zorgteam, de zorgcoördinator en de conrector met zorg in de portefeuille. Implementatie: - 2007-2008: Inventarisatie van scholingsbehoeften en –eisen van docenten, mentoren en zorgspecialisten. - Eerste scholing door REC-Flevoland (Hans Petersen) in 2 cycli van 3 dagdelen. Nadruk op signaleren van (al dan niet geïndiceerde) gedragsproblemen, het verkrijgen van ‘handvatten’ en expertise-ontwikkeling m.b.t. handelingsgericht denken en werken in het kader van “Passend Onderwijs in 2011”. - Bekendmaking en verkrijgen van draagvlak voor Zorgnota 2008-2012 in schoolleiding, MR, ZAT, teams, vakgroepen, oudervereniging en leerlingenparlement. - Bekendmaking Zorgnota 2008-2012 bij externe partners: ZAT-leden, OCIJ, PCL, de Rietlanden en ISG Arcus. - Opnemen van Zorgnota 2008-2012 in het schoolplan. - Doorontwikkelen en implementeren van ‘handelingsgericht werken’ en werken met begeleidingsplannen. - 2008-2009: Ontwikkelen van een meerjaren scholingsplan. - (Verder) Voorbereiden op ‘Passend Onderwijs 2011’: afspraken met andere scholen in de regio. - 2009-2010: Alle mentoren en coaches zijn bekend met handelingsgericht werken en het lezen, schrijven en bijhouden van begeleidings- en handelingsplannen. - Beleidsnota van de scholen in de regio, waarin passend onderwijs voorbereid is. - Jaarlijkse herijking en zo nodig bijstelling van het implementatieplan.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
12
3. Zorg op de Scholengemeenschap Lelystad Wat mogen leerlingen van de school verwachten als het gaat om begeleiding? De basisbegeleiding is voor alle leerlingen bestemd, daarnaast biedt de school bepaalde extra faciliteiten voor leerlingen met een bijzondere hulpvraag. Met deze vormen van begeleiding moet een leerling in staat zijn te voldoen aan de visie van de SGL (zie hoofdstuk 1). Is dit niet reëel haalbaar, dan is een leerling niet toelaatbaar of moet er tussentijds naar een andere vorm van onderwijs gezocht worden. Echter: als blijkt dat de SGL niet het juiste onderwijs voor een leerling kan bieden, zal het opgebouwde leerlingdossier de handelingsverlegenheid moeten aantonen. Signalering van stagnering in dit proces vindt plaats in het primaire proces door docenten en door mentoren. Wij bieden onze leerlingen een veilige en rustige leeromgeving met een goed ingericht mentoraat, sociale vaardigheidstraining, faalangstreductietraining en RT voor leerlingen die daarvoor in aanmerking komen. Door SGL-functionarissen / -deskundigen Voor alle leerlingen: - Mentorbegeleiding - Overleg met afdelingsleider - Keuzebegeleiding - Decanaat - Overleg met leerlingbegeleider - Overleg met (interne) vertrouwenspersoon - Sociaal emotionele training (Leefstijl) Basisbegeleiding - Bespreking in het zorgadviesteam op de SGL
Leerlingen waarbij is vastgesteld dat bijzondere, extra zorg nodig is, komen in aanmerking voor: Bespreking in ZAT Jeugd & Veiligheid WOA Remedial Teaching Motorische Remedial teaching Faalangstreductietraining Examenvreesreductietraining Sociale vaardigheidstraining Rebound / Op de rails
Leerlingen met een indicatie hebben recht op: LWOO Coach o.b.v. LGF Remedial teaching op gebied van dyslexie Voor alle leerlingen: Basisbegeleiding In geval van langdurige ziekte vindt (huiswerk)begeleiding vanuit school plaats buiten school
Extra faciliteiten
Door externe deskundigen Voor alle leerlingen: (Externe) vertrouwenspersoon Jeugdarts
Ambulante Begeleiding Leerlingen waarbij is vastgesteld dat bijzondere, extra zorg nodig is: Verwijzing naar buitenschoolse hulpverleners als BJZ, Stichting MEE, CAD, DDH, 3D
Buiten de basisbegeleiding kan de SGL alleen zorg bieden voor zover de school daarvoor tijd, formatie en deskundigheid beschikbaar heeft. Per casus en situatie wordt door de aannamecommissie en/of zorgteam bekeken of de SGL de gevraagde zorg kan verlenen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
13
3.1 Grenzen aan de zorg Het vaststellen van de omvang van de basisbegeleiding leidt tot de vraag welke zorg de SGL niet kan bieden. De definitie van het begrip “basisbegeleiding” (zie hierboven) geeft tegelijkertijd de grens aan van onze mogelijkheden ten aanzien van de zorg die wij kunnen bieden. Leerlingen kunnen een zodanige problematiek met zich meedragen, dat ze aangewezen zijn op extra zorg: begeleiding en/of extra voorzieningen. Wanneer de problematiek valt in een door de Commissie voor Indicatiestelling (CVI) vastgesteld beeld waarvoor extra zorg geïndiceerd is (zie bijlage 1.4.2), krijgt de leerling een eigen budget: de Leerlinggebonden Financiering (LGF, het ‘rugzakje’). Dit kan ingezet worden in het reguliere onderwijs, waar de leerling dan valt onder de Ambulante Begeleiding. Op de SGL wordt bij aanmelding van een leerling met een positieve beschikking van de CVI óf met een niet-geïndiceerde extra zorgbehoefte de onderwijskundige vragen van het kind doorgenomen. Dit kan bv. aan de hand van onderwerpen die in bijlage 1.5 in een schema zijn opgenomen, Vervolgens wordt aan de hand van die onderwijskundige vragen bezien of de school in staat is daaraan te kunnen voldoen en de gewenste zorg kan bieden. Centraal in die beantwoording staan het belang van het kind en de mogelijkheden van de school om het ontwikkelingsproces van het kind te ondersteunen met als doel: het behalen van een diploma. Deze vragen zullen allereerst positief beantwoord moeten worden alvorens besloten wordt of de leerling kan worden toegelaten. Toelating kan niet plaatsvinden als blijkt dat de school onvoldoende voorzieningen kan treffen om adequaat tegemoet te komen aan de specifieke hulpvragen. Dit geldt zowel voor de fysieke omgeving als voor de orthopedagogische en orthodidactische eisen die uit de hulpvraag voortvloeien. Ook indien er sprake is van een problematiek waardoor de veiligheid van de leerling zelf of die van medeleerlingen en/of het personeel in het geding komen, wordt de leerling niet toegelaten. Dit geldt ook voor gedrag waardoor anderen binnen de organisatie belemmerd worden in de onderwijsparticipatie. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een oppositionele gedragsstoornis (ODD), problematisch gedrag waarvoor een meervoudige behandeling plaats dient te vinden. De school zal bij de beantwoording van de vraag of de aangemelde leerling geplaatst kan worden, gebruik maken van het advies van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Uiteindelijk neemt het bevoegd gezag van de school een besluit tot toelating of weigering. Indien de school een leerling afwijst zal zij de ouders wijzen op andere (speciale) onderwijsvoorzieningen voor leerlingen met specifieke hulpvragen. De school heeft het recht een leerling niet toe te laten; het recht van de ouders op keuzevrijheid betekent namelijk geen toelatingsrecht in het regulier onderwijs. Wanneer de ouders/verzorgers en de school verschil van mening hebben over • de toelating van de leerling met een “rugzakje” • de begeleiding van deze leerling of • de besteding van het “rugzakje”, kan een beroep worden gedaan op de landelijke Advies Commissie Toelating en Begeleiding (ACTB) voor advisering en bemiddeling. In het kader van de wet “Passend onderwijs in 2011” verplichten besturen zich vanaf dat moment om voor ieder kind passend onderwijs in de regio te realiseren. Samenwerking met andere besturen is hierbij mogelijk en waarschijnlijk noodzakelijk.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
14
Uitvoeringsplan
van het
Zorgbeleidsplan SGL 2008 - 2012
Dit uitvoeringsplan kan eenvoudigweg twee- tot driemaal uitgebreider zijn. Het heeft dan ook niet de bedoeling volledig te zijn. De uitvoerenden zullen er zaken in missen of te globaal vinden voorgesteld. Protocollen dienen door hen zelf te worden opgesteld. Het uitvoeringsplan dient in feite een losbladig systeem te zijn dat jaarlijks wordt geëvalueerd, aangepast en uitgebreid als daar behoefte aan is.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
15
4. Huidige stand van zaken (2007-2008) Iedere nota voert een traject verbeteringen aan, waardoor het lijkt alsof er weinig goeds gebeurt. Het tegendeel is waar. Er wordt veel in de Zorgstructuur op de SGL gedaan. Niet voor niets wordt in de Inspectierapporten jaar in jaar uit de loftrompet gestoken over het niveau van de zorg voor onze leerlingen. Uit enquêtes en tevredenheidonderzoeken wordt de bijzondere aandacht voor onze leerlingen expliciet geroemd. Desalniettemin zijn er verbeterpunten te noemen: ¾ Er wordt niet gewerkt op basis van een taakomschrijving. Veel geschiedt op basis van ervaring en ongeschreven en ad-hoc afspraken. Als gevolg daarvan is een kwaliteitsevaluatie moeilijk: doen we de goede dingen, doen we de dingen goed? ¾ Op de SGL is (nog) geen goed werkend (digitaal) leerlingvolgsysteem. Er zijn enkele verschillende systemen, zoals van de casuïstiek, de dossiers in V5 en vaak eigen aantekeningen van mentoren, afdelingsleiders enz. Vaak is ook niet waarneembaar of een leerling bij de Leerlingbegeleiding in gesprek is. In het schooladministratiesysteem Magister is een module “LeerlingVolgSysteem” (LVS) opgenomen. Dit geeft mogelijkheid alle informatie betreffende een leerling op persoonsselectieve wijze op te nemen en uit te lezen. ¾ Zorgspecialisten dienen adequaat te worden ingezet voor leerlingen waarbij bijzondere, extra zorg noodzakelijk is. Een te ruime inzet kan leiden tot een kennislacune in het primaire onderwijsproces. Dit kan bij docenten leiden tot een gevoel van handelingsonbekwaamheid en een lage eigen-effectiviteitsverwachting waardoor weerstand ontstaat. Speerpunten voor de komende vier jaar: • Van alle medewerkers in de begeleidingsstructuur is een functie- of taakomschrijving, waarin bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd. • Binnen het schooladministratiesysteem wordt het Leerlingvolgsysteem (LVS) gebruikt om van alle gremia de gegevens van een leerling in de begeleiding op te nemen. • Scholing van docenten en mentoren is een randvoorwaarde om de zorg te laten indalen in het primaire proces. Er dient gestreefd te worden naar “bewuste bekwaamheid”. 4.1 Aannamebeleid Bij het aannamebeleid wordt bepaald welke leerlingen toelaatbaar zijn tot onze school. Daarbij valt het volgende te melden: a. Cognitief gezien is er een ondergrens die samenhangt met het laagste opleidingsniveau van de school, het basisberoepsgerichte onderwijs. Leerlingen beneden deze grens zijn niet toelaatbaar. In de informatie over de toelating wordt deze grens benoemd. (RVCnormen voor LWOO) b. Leerlingen met een LWOO-indicatie zijn toelaatbaar in klassen van een bepaalde grootte. Deze grootte hangt samen met de wegingsfactor van de LWOO-leerlingen. De grootte van deze klassen bepalen we op 15 leerlingen (+ of – 2). c. LWOO-leerlingen die niet in een LWOO-klas zitten nemen hun wegingsfactor mee naar de klas waarin ze geplaatst worden. Dit betekent dat naarmate aantal LWOO-leerlingen in een reguliere klas groter wordt, de klas in zijn geheel kleiner wordt. In reguliere klassen tellen we LWOO-leerlingen voor 1,9. Is een kleinere klas niet mogelijk dan zal m.b.v. facilitering extra aandacht voor leerlingen met een LWOO-indicatie mogelijk zijn. d. Leerlingen met specifieke leerdeficiënties maar zonder extra financiering zijn toelaatbaar, maar kunnen niet rekenen op bijzondere ondersteuning anders dan de voorzieningen die getroffen moeten worden op grond van de voorschriften, zoals bij dyslectische leerlingen. e. Leerlingen met een indicatie voor het speciaal voortgezet onderwijs zijn alleen toelaatbaar als hiervoor doorslaggevende argumenten zijn en alleen als de school facilitaire mogelijkheden heeft. Deze doorslaggevende argumenten zijn gebaseerd op De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
16
adviezen van deskundigen en niet in strijd met het indicatierapport. Leerlingen met een REC-4 indicatie zijn in principe toelaatbaar voor het VSO. Als ouders kiezen voor LGF zijn deze leerlingen in principe toelaatbaar in het regulier onderwijs. Uitgangspunt is toeleiding naar een VO-diploma. Adviezen van deskundigen worden altijd gerelateerd aan de mogelijkheden binnen de school. De aannamecommissie heeft het mandaat om hierover te beslissen. f. Leerlingen met (gedrags)kenmerken waarvan de structurele verstoring van het onderwijsproces van medeleerlingen voorspelbaar is, zijn niet toelaatbaar. De aannamecommissie heeft het mandaat om hierover te beslissen. Een belangrijk punt van afweging is enerzijds of deze kenmerken door de school beïnvloedbaar zijn en anderzijds of de school hiertoe in staat is. g. Formeel beslist het bevoegd gezag van een school (gedelegeerd aan de schoolleiding) over de toelating van leerlingen. In voorkomende gevallen waarin dit aannamebeleid niet voorziet, beslist het bevoegd gezag (de schoolleiding). Ouders kunnen bij afwijzing in beroep gaan. In bijlage 1.1 is de procedure van het aannamebeleid uitgewerkt. Deze uitgangspunten worden door de schoolleiding van de drie scholen voor v.o. in Lelystad onderschreven. Speerpunten: • Precisering van de sterkte en zwakte analyse van de SGL m.b.t. het kunnen bieden van zorg aan leerlingen als basis voor het aanname beleid (uitgaande van bijlage 1.4.2). • Het uitdragen van het aannamebeleid naar ouders van nieuwe leerlingen en basisscholen. • Opname van het aannamebeleid in de schoolgids. • Bijdragen tot de ontwikkeling van een elektronisch leerlingendossier waarmee relevante gegevens van basisschoolleerlingen worden doorgegeven aan de scholen voor voortgezet onderwijs. • Ontwikkelen van “Passend onderwijs” in de regio: afspraken tussen alle scholen van v.o. om samen de Regionale Expertise Centra een regionaal netwerk te vormen om leerlingen met extra zorgbehoefte en geïndiceerde leerlingen een plek te kunnen bieden. Dit beleid dient volgens de huidige richtlijnen in 2011 operationeel te zijn. Implementatie: - 2007-2008: Het aannamebeleid SGL is geaccepteerd en gecommuniceerd met ouders van nieuwe / toekomstige leerlingen. - Opname van het aannamebeleid in de nieuwe schoolgids. - Er wordt een verregaande start gemaakt met het LeerlingVolgSysteem in Magister. - In het VMBO zijn docenten gefaciliteerd om leerlingen met een LWOO-indicatie extra hulp te kunnen bieden. - 2008: Het aanname beleid wordt bij de aanname van leerlingen in 2008 operationeel. - 2008-2009: Onderzoek naar wenselijkheid en haalbaarheid van integratie LWOO en onderbouw BK. 4.2 De begeleidingsstructuur op de SGL Het uitgangspunt is dat iedere docent op de SGL mentor moet kunnen zijn. Daarmee vormt de mentor de spil van de begeleiding. Hieronder wordt daarnaast verder ingegaan op de gespecialiseerde vormen van leerlingenbegeleiding. Voorwaarde is wel een goede afstemming tussen de betrokken begeleiders: , mentoren, afdelingsleiders, docenten, studie- en leerlingbegeleiders, specifieke trainers en decanen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
17
Begeleidingsstructuur SGL Eindverantwoordelijke: Conrector met Zorg in de portefeuille GGZ
DDH
AMW Voogdij vereniging
Klein Zorg Advies Team St. MEE
Zorgcoördinator
Bureau Jeugdzorg Spilfunctionaris
- Zorgcoördinator (vz) - Coördinator geïndiceerde Zorg - Orthopedagoog - Leerlingbegeleiders - Coördinatoren Jeugd & Veiligheid - Rebound / Op de Rails
Werkgroep vroegtijdig schoolverlater
Jeugd preventiewerk
(voor betreffende lln.) - SL Zorg
Schoolarts H=B+G
politie
Groot Zorg Advies Team
Mentor als spil
Vertrouwenspersoon gemeente
AMK
Raad van de Kinderbescherming
Leerplichtambtenaar
Signalerings overleg Breakpoint
Rebound / Op de Rails (via PCL)
SCHOOL
Decanen
Jeugdpreventiewerker / Veldwerk
Permanente Commissie Leerlingenzorg
DTC training
BUDO training
ArbeidsTrajecten Werk
AMK = Advies Meldpunt Kindermishandeling AMW = Algemeen Maatschappelijk Werk DDH = Deeltijd DagHulp
DTC = DagTrainingscentrum GGZ = Geestelijke GezondheidsZorg H=B+G = Hulpverleningsdienst Flevoland (GGD)
Veldwerk leerplicht
4.2.1 De mentor De mentor is de spil in de begeleiding van de leerling. De mentor is de eerste aanspreekpersoon voor de leerling. De voornaamste contactpersoon tussen leerling en groep, tussen leerling en school, leerling en docenten, leerling en ouders. Hij/zij verzorgt de ouderavonden voor zijn/haar groep, gaat (soms) op huisbezoek, houdt de rapporten bij en begeleidt de leerling in zijn keuze voor een eindopleiding en een vervolgstudie. Collega’s informeren de mentor als zich bij een leerling bijzonderheden of problemen voordoen. De mentor is op de hoogte van het functioneren van zijn leerlingen. Het mentoraat dient de evenwichtige ontplooiing van leerlingen te bevorderen. Begeleiding dient gericht te zijn op persoonlijke groei. De leerlingen zitten het eerste jaar in dezelfde groep onder leiding van de mentor. In de daarop volgende leerjaren wordt dit principe zoveel mogelijk in stand gehouden. Ook in de hogere jaren hebben leerlingen een mentor en ook voor die leerlingen is de mentor de belangrijkste begeleider. Dat geldt ook voor studieproblemen en voor problemen die voortkomen uit privé-situaties die zich op school uiten. We streven naar een vertrouwensband tussen mentor en leerling, nodig om deze problemen goed te bespreken. De mentoren van de hogere leerjaren hebben voor de begeleiding van hun klas speciale begeleidingsuren Op de SGL wordt de mentor ondersteund door tweedelijns functionarissen: • Docenten remedial teaching voor studiebegeleiding (m.n. dyslexie) • Decanen voor beroepskeuzebegeleiding • Leerlingbegeleiders voor sociaal-emotionele begeleiding. Ondanks het bovenstaande is op het moment van het voltooien van deze notitie geen algemene taakomschrijving van de mentor vigerend. In het verleden zijn aanzetten hiertoe gedaan (o.a. door de leerlingbegeleiders in 1999, VMBO in 2004), maar deze zijn nooit algemeen goedgekeurd. Voor voorbeelden van kaders: zie bijlagen 13.1, 13.2, 13.3) Uitgangspunten mentortaak m.b.t. tot de zorg: • De mentor is in staat grenzen te stellen aan de verantwoordelijkheden van de school en te bepalen waar de taak van de ouders, interne specialisten en externe zorginstellingen begint. M.a.w.: hij kent de kaders waarbinnen de mentortaak valt en waar de mentortaak eindigt. • De mentor is in staat om gedragsdeviaties en leerdeficiënties te signaleren en/of op juiste wijze de specialisten op school te consulteren. • De mentor kan problemen desgewenst in een begeleidingsplan ‘vertalen’. • De mentor weet op het juiste moment en de juiste wijze door te verwijzen naar de afdelingsleider. • De mentor evalueert zijn werk en resultaten in het functioneringsgesprek met de afdelingsleider. Tussentijdse evaluaties vinden plaats tijdens teamintervisie. Speerpunten: • Er wordt een taakomschrijving van de mentor opgesteld die door alle afdelingen gedragen en uitgevoerd wordt. • Scholing – o.a. door REC-Flevoland over signaleren en hanteren van gedragsproblemen. • Gesprekstraining voor mentoren. Zowel coachingsgesprekken met leerlingen, als oudergesprekken. • Teamintervisie in OOT (breed) over de verantwoordelijkheden van de mentor. • Teamintervisie in OOT (breed) over uitstuurpreventie. • Teamintervisie in OOT (breed) over absentiepreventie. • Teamintervisie over leerlinggedrag. Zonodig dient een hernieuwde intervisietraining (volgens de incidentenmethode, zie bijlage 15) plaats te vinden.
Implementatie: - 2007-2008: Bespreken van taakomschrijvingen van de mentor per afdeling. - 2008-2009: Opstellen van een algemene taakomschrijving mentor. Goedkeuring door de MR. - 2007-2008: Eerste scholing door REC-Flevoland. Nadruk op signaleren van (al dan niet geïndiceerde) gedragsproblemen, het verkrijgen van ‘handvatten’ en expertiseontwikkeling m.b.t. handelingsgericht denken en werken in het kader van “Passend Onderwijs in 2011”. - Afdelingsleiders plaatsen uitstuurpreventie en absentiepreventie op de agenda van OOT. - 2008-2010: volgende cycli van scholingen: herkennen van gedragsdeviatie, handelingsgericht werken, gesprekstrainingen. 4.2.2 Handelingsgericht werken bij leerlingen met structurele gedragsproblemen Een potentiële zorgleerling (een leerling met extra zorgbehoefte) kan zich in eerste instantie karakteriseren door een leerhouding en/of een leerachterstand die niet voldoet aan het verwachte potentieel (Beperking Onderwijs Participatie / BOP). Deze leerachterstand wordt dan uitgangspunt voor structurele begeleiding met als doel de leerling weer op het te verwachten niveau te brengen. Daarnaast kan de BOP veroorzaakt worden door een (zeer) geringe communicatieve redzaamheid, waardoor bv. een training meer op zijn plaats is. Voor de formulering van een duidelijke hulpvraag, is na de signalering een heldere diagnose dus cruciaal. Dit is voorbehouden aan één van de zorgspecialisten. Na de diagnose wordt een begeleidingsplan opgesteld, dat een langere tijdspanne omvat (zie voetnoot blz.7). Hieruit kan een specifieker handelingsplan opgesteld worden. Daarnaast kan handelingsgericht werken worden ingezet bij startend risicogedrag: - ongewenste absentie of veelvuldig te laat komen zonder geldige reden; - ongewenst risicovol gedrag - onderpresteren (Beperking OnderwijsParticipatie), gerelateerd aan gedrag - afzijdigheid van klasgenoten. Het is zaak deze risico-indicatoren tijdig op te merken. Het absentieregistratiesysteem (zie: 4.2.14) geeft aan of er ongeoorloofde afwezigheid of te laat komen op te merken is. Mentoren en docenten dienen zonodig geschoold te worden in het signalering en juist benoemen van dit gedrag. Hieruit dient een heldere hulpvraag te kunnen worden geformuleerd. Bij constatering van vermoedelijk structurele gedragsproblemen is het noodzakelijk geworden om planmatig te handelen. Indien een leerling in een later stadium een beroep zal moeten doen op hulpverlening of indicatiestelling, wordt een dossier met handelsgerichte informatie verlangd. Bij verwijdering of uitgeleiding van een leerling naar ander, meer passend onderwijs is een dossier een vereiste. Bijlagen 2 en 2a geven aan waaraan het begeleidingsplan dient te voldoen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt met een handelingsplan, dat gebruikt wordt voor leerlingen met een indicatie (Bijlage 9). Minstens zo belangrijk als de beschrijving is het denkproces van de docent. Het nadenken over de leerling, het erover praten met collega’s, het nog eens observeren, etc, draagt allemaal bij tot het bewuster omgaan met de leerling en zijn specifieke probleem. Zie verder en voor de formats: bijlagen 2 en 2a. Speerpunten: • Afdelingsleiders zijn ingevoerd in het werken met de formats voor handelingsgericht werken. • Iedere mentor is doordrongen van de noodzaak van handelingsgericht werken (met een begeleidingsplan) bij structureel ongewenst gedrag. • Mentoren zijn geschoold in het (objectief) signaleren van risicogedrag en weten passend te handelen. • Mentoren zijn geschoold in het gebruik van begeleidingsplannen, handelingsgericht werken en het opstellen van een concrete hulpvraag.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
20
Implementatie: - Vanaf 2007-2008: leerlingen die worden aangemeld bij het ZAT (bijlage 8) dienen ‘in het bezit’ te zijn van een dossier waarin het handelingsgericht werken is opgenomen. - De eerste cycli van scholingen door REC-4 vinden plaats: gericht op signaleren van gedragsproblemen én handelingsgericht werken. Uitbouw van deze scholing vindt plaats in de daarop volgende jaren. - Afdelingsleiders zullen bij leerlingenbesprekingen aandringen op het maken van begeleidingsplannen met concrete en heldere hulpvragen. - 2007-2008: Begeleidingsplannen worden opgenomen in het LeerlingVolgSysteem. 4.2.3 Leerlingbegeleider De leerlingbegeleiders op de SGL zijn tevens de interne vertrouwenspersonen van de school. Ze participeren in het Zorgteam. Preventief: - Leerlingbegeleiders voeren met de mentoren van de eerste klassen gesprekken over de leerlingenscores op de Schoolvragenlijst (SVL), die aan het begin van het schooljaar in klas 1 wordt afgenomen. Aan de hand hiervan worden leerlingen geselecteerd voor bv. een faalangstreductietraining in klas 1. - Verzorgen of geven van andere trainingen: examenvreesreductietraining, sociale vaardigheidstraining, pestgedrag. - Ondersteuning en advisering van mentoren. - Geven van (groeps)trainingen aan docenten en klassen, bv. gericht op sociale veiligheid. (Zie verder: bijlage 3.1: Groepsgerichte trainingen). Curatief: Een leerling kan vastlopen op school. Om zicht te krijgen over de oorzaak of oorzaken en mate waarin deze problemen spelen, kan de Leerlingbegeleiding een leerling een individueel begeleidingstraject aanbieden. De problemen kunnen bijvoorbeeld liggen op: - Het psychisch vlak, zoals depressie, rouwverwerking, faalangst, enz. - Het sociale vlak, zoals onaangepast gedrag (brutaliteit, onbeschoftheid e.d.), problemen in de sociale omgang ( ruzie, verbroken relatie, e.d.), moeilijkheden thuis. - Aan school gerelateerd, zoals spijbelgedrag , problemen bij het leergedrag (concentratietekort, slechte huiswerkattitude, e.d.) - Het maatschappelijk vlak, zoals omgang met drugs, vluchtelingen (Ama's), slachteroffer geweld, enz. De grenzen tussen de hierboven genoemde probleemgebieden zijn niet altijd even duidelijk. In principe wordt een grens van vijf gesprekken gehanteerd. Het doel van deze vijf gesprekken is te achterhalen waarin en in welke mate de leerling op school vastloopt en hulp kan worden aangeboden. Wanneer het probleem groot blijkt te zijn en er andere hulp verlangd wordt of als na vijf gesprekken de problematiek nog niet helder of opgelost is, brengt de Leerlingbegeleiding de leerling in het bij het Zorgteam. Hier kan besloten worden welke inzet binnen of buiten school ondernomen moet worden om de leerling verder te helpen. De leerlingbegeleiders spelen ook een rol bij het coachen van mentoren als het gaat om de begeleiding van hun leerlingen en hun klas als groep. Die begeleiding is sterk afhankelijk van de specifieke aard van het probleem, maar ook van de betreffende mentor. De leerlingbegeleiders zijn altijd aanspreekbaar voor mentoren om over de grenzen van hun begeleiding binnen het mentoraat te spreken. Op verzoek van de afdelingsleiders kunnen de leerlingbegeleiders ingezet worden om advies te geven in zorgelijke klassensituaties. Hierbij hebben zij de instrumenten van observatie, advies en lessen. De leerlingbegeleiders houden zich beschikbaar voor onvoorspelbare crisissituaties waarin leerlingen in acute nood zitten. In principe is er op alle schooldagen een leerlingbegeleider aanwezig om crises te bezweren. De schoolorganisatie is flexibel georganiseerd zodat de begeleider zich in noodsituaties vrij kan maken.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
21
Verantwoordelijkheden In geval van aanmelding via ‘de gewone weg’ (zie Bijlage 3) is het Zorgteam ervan op de hoogte dat de leerling in gesprek is met de Leerlingbegeleiding. Wanneer een leerling in crisis bij de leerlingbegeleider binnenkomt, kan deze een leerling maximaal vijf gesprekken aanbieden zonder dit te hoeven melden bij het Zorgteam, ouders of schoolleiding. Het is van groot belang dat een leerling de Leerlingbegeleiding vertrouwelijk kan spreken over wat hem of haar dwarszit. Het vijf gesprekkenmodel bewaakt dat de leerlingbegeleider te zware problemen binnenkamers kan houden en tevens moet er door deze grens snel gewerkt worden naar een actie of oplossing. Een leerlingbegeleider is echter verplicht ouders in te lichten wanneer het leven of de gezondheid van de leerling in gevaar is. De leerlingbegeleider maakt de afweging of hij –na bespreking met de leerling- de aanmelding van de leerling direct doorgeeft aan de zorgcoördinator en afdelingsleider of op een later tijdstip. Met een directe melding wordt voorkómen dat door derden maatregelen worden genomen die niet passend zijn in de mogelijke crisissituatie van de leerling. Wanneer de leerlingbegeleider deze melding heeft gedaan, heeft hij ‘de regie’ over de desbetreffende leerling. Dat wil zeggen dat bij sanctionerend optreden van anderen éérst contact met de leerlingbegeleider wordt opgenomen. (Zie verder: bijlage 3). Speerpunten: • Er wordt een taakomschrijving van de leerlingbegeleider opgesteld die door alle afdelingen gedragen en uitgevoerd wordt. • Als een leerling bij de Leerlingbegeleiding is aangemeld, worden betrokkenen (zorgteam, afdelingsleiders) direct op de hoogte gesteld. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de aard van de aanmelding bekend wordt gemaakt (in het LVS wordt het mogelijk om bij een leerling ‘aan te vinken’ dat hij bij de Leerlingbegeleiding ‘loopt’). • Leerlingbegeleiding krijgt op het moment van aanmelding de ‘regie’ (zie hierboven). Dit wordt bekend gemaakt bij afdelingsleiders, die de mentor inlichten. • Taakbegrenzing mentor: Leerlingbegeleiding maakt via de afdelingsleiders duidelijk waar de taak en verantwoordelijkheid van de mentor stopt en die van de Leerlingbegeleiding begint. • Taakbegrenzing leerlingbegeleider: Leerlingbegeleiding maakt duidelijk waar de taak en verantwoordelijkheid van de Leerlingbegeleiding stopt en die van de externe hulpverlening begint. ¾ De leerlingbegeleider levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van de werkzaamheden en resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. Implementatie: - 2007-2008: Ontwikkeling taakomschrijvingen leerlingbegeleider. - Ontwikkeling van protocollen voor Leerlingbegeleiding. - 2008-2009: Verhoging van het potentieel aan interne trainers voor de diverse trainingen: Sociale vaardigheden, faalangstreductietraining. (collegiale uitwisseling, teach the teacher) 4.2.4 Vertrouwenspersoon Wettelijk is de directie van een school verplicht een beleid op te stellen ten aanzien van het voorkomen en bestrijden van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie, geweld en pesten. De peilers van dit beleid zijn het instellen van een intern vertrouwenspersoon en het opstellen van een klachtenregeling. De SGL heeft twee interne vertrouwenspersonen (een man en een vrouw) ingesteld en gebruikt de klachtenregeling voor het openbaar voortgezet onderwijs van het Bevoegd gezag (de Gemeente Lelystad). Na de besturenfusie valt de regeling onder het Bestuur van de drie scholen van Voortgezet Onderwijs Lelystad.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
22
De ‘ínterne’ en ‘externe’ vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon van de SGL functioneert ‘intern’, dit wil zeggen binnen de school op informele wijze, dit wordt ook wel in beleidsnotities een contactpersoon genoemd. De SGL heeft twee interne vertrouwenspersonen voor zowel leerlingen als personeelsleden. De interne vertrouwenspersoon is het oog en oor van de school ten aanzien van de omgangsvormen binnen de school. Hij/zij informeert zich en moet geïnformeerd worden over zaken die te maken hebben met deze omgangsvormen, in het bijzonder met seksuele intimidatie, discriminatie en pesten, zowel in de klas, de gang als de docentenkamer, dus binnen de hele school. De taak van de vertrouwenspersoon is goed zicht te hebben op de wijze van omgang binnen de school en zo nodig maatregelen voor te stellen om de cultuur te verbeteren of te herstellen. Verder doet de vertrouwenspersoon de opvang en begeleiding van de leerling of collega, die lastig gevallen, gediscrimineerd of onterecht behandeld wordt. Tot zijn taak behoort de bemiddeling en ondersteuning van de klager of klaagster wanneer er een officiële klacht gedaan wordt. Ook ouders kunnen de interne vertrouwenspersoon inschakelen voor hun kind. Er is (wordt) vanuit het bestuur een bovenschoolse externe vertrouwenspersoon aangesteld, die bij melding van een officiële klacht de zaak van de interne vertrouwenspersoon overneemt. De interne vertrouwenspersoon blijft dan, zoals gezegd, de ondersteuning voor de klager/klaagster. Verder dient de externe vertrouwenspersoon als ondersteuning/vraagbaak voor de interne vertrouwenspersoon. Voor klachten op het gebied van (seksueel) geweld, intimidatie, discriminatie, onverdraagzaamheid, radicalisering en dergelijke kan men ook contact opnemen met het landelijk meldpunt vertrouwensinspecteurs: Tel.: 0900 -1113111 (Zie verder: bijlage 4). Speerpunten: • Er wordt een taakomschrijving van de vertrouwenspersoon opgesteld die door alle afdelingen gedragen en uitgevoerd wordt. • Taakbegrenzing vertrouwenpersoon: de vertrouwenspersonen maken duidelijk waar de taak en verantwoordelijkheid van de vertrouwenspersoon stopt en die van de externe hulpverlening begint. • Er wordt een privacyreglement opgesteld. Melding hiervan in de schoolgids en op de website. Implementatie: - 2007-2008: Ontwikkeling taakomschrijvingen vertrouwenspersoon. - Ontwikkeling van protocollen voor vertrouwenspersoon. - Ontwikkeling van privacyreglement. ¾ De vertrouwenspersoon levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van de werkzaamheden en resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. 4.2.5 Werkgroep Opvang Anderstaligen (WOA), Startgroep Vanuit het verleden (toen nog met een asielzoekerscentrum in Zeewolde) heeft de SGL binnen Lelystad de taak op zich genomen om de eerste opvang van anderstalige leerlingen (veelal vluchtelingen) te regelen. Door afname van een non-verbale intelligentietest wordt bezien of leerlingen in aanmerking komen voor praktijkonderwijs of (op termijn) geplaatst kunnen worden in een LWOO-groep, danwel in een reguliere onderbouw groep. Om de lessen te kunnen volgen is een voldoende beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde. Deze cursus vindt plaats in de Startgroep. Ook de andere vakken uit het basispakket worden geïntroduceerd. In de Startgroep heeft de leerling een mentor. Bij voldoende beheersing vindt een –zo nodig- gefaseerde instroom in een LWOO-groep of onderbouwgroep plaats. De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
23
Het traject van de leerlingen is in hoge mate individueel, afhankelijk van de instroomcapaciteiten en de snelheid van beheersing van de Nederlandse taal. Nadat de leerling uit de Startgroep is overgeplaatst houdt de begeleiding van de WOAmentor niet op: de leerlingen komen regelmatig terug voor overleg en/of begeleiding, waarbij de WOA-mentor de voortgang van de leerling volgt. De facilitering wordt bekostigd uit ministeriële vergoeding (Nieuwkomers VO) en een gemeentelijke vergoeding. en de reguliere formatieve vergoeding als leerling van de SGL. Zie voor de verdere uitwerking: Bijlage 5. Speerpunten: • Voldoende ministeriële en gemeentelijke vergoeding opdat voldaan kan worden aan de gestelde onderwijstijd voor leerlingen in de Startgroep. • Mogelijk maken van vooraf testen van leerlingen zodat vóór inschrijving op de SGL duidelijk wordt of een leerling voldoende capaciteiten bezit of naar het praktijkonderwijs doorverwezen moet worden. • Afspraken met het ROC om leerlingen van 15-16 jaar die aangemeld worden op de SGL sneller door te kunnen verwijzen naar een niveau 1 opleiding of een NT2 cursus op het ROC. ¾ De docenten van de Werkgroep Opvang Anderstaligen leveren voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van de werkzaamheden en resultaten daarvan in bij de afdelingsleider LWOO / WOA. 4.2.6 Decaan De decaan op de SGL opereert nadrukkelijk in de tweede lijn: mentoren worden door hem ondersteund bij het traject van profiel- of sectorkeuze van hun leerlingen, de studie- en/of beroepskeuze en de keuzevakken (Programma over Loopbaan Oriëntatie en Beroep- LOB). Indien nodig voert hij ook individuele gesprekken met leerlingen over hun studie- en beroepsmogelijkheden. De decanen houden hun eigen infotheek bij met brochures en gidsen. De decaan kan de leerling ook een beroepeninteressetest afnemen. De decaan onderbouw speelt ook een rol in het determinatieproces. De decaan levert ook kengetallen over keuzes en groepssamenstellingen voor de formatie aan op uiterlijk 1 april van een schooljaar. Speerpunten: • Ontwikkeling taakomschrijving decaan, waarbij het functioneren in de tweede lijn en de daarbij behorende rol en verwachtingen van mentoren wordt aangegeven. • Automatisering van de gegevens. • Aandringen bij vervolgonderwijs om terugkoppeling van voortganggegevens van oudleerlingen. ¾ De decaan levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van zijn werkzaamheden en de resultaten daarvan in bij de afdelingsleider. Implementatie: - 2007-2008: ontwikkeling taakomschrijving decaan. - Opnemen van de in-, door- en uitstroomgegevens in het LVS van Magister. - 2008-2009: opzetten van een databank van oud-leerlingen met gegevens van vervolgonderwijs.
4.2.7 Remedial Teaching
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
24
Doelstelling:Signaleren, diagnosticeren en behandelen van leerproblematiek van leerlingen vanuit het idee zoveel mogelijk leerlingen binnen het reguliere onderwijs een diploma te laten halen.Vroegtijdige signalering van leerlingen met speciale begeleidingsbehoeften. In klas 1 wordt bij alle leerlingen de Instaptoets afgenomen. Samen met instroomgegevens (van de basisschool en uit de aannamegesprekken) vormt deze een indicator voor Remediale Hulp op het gebied van spelling, begrijpend lezen en handschrift. In het rooster worden twee uren ingeruimd waarop de geselecteerde leerlingen remediale hulp op het gebied van begrijpend lezen en/of spelling krijgen. Niet geselecteerde leerlingen krijgen – indien noodzakelijk- op dat moment andere taalondersteuning óf –naar keuze- Spaans of Latijn. In de lessen van de vakgroep wiskunde wordt bekeken of een leerling problemen heeft met cijferbetekenis/getalbegrip, kwantiteitsbegrip en daarmee rekenen. Er bestaat op de SGL geen specifieke remediale hulp voor dyscalculie. Daarnaast kunnen tijdens de lessen lichamelijke opvoeding leerlingen worden geselecteerd voor Motorische Remedial Teaching. (Zie verder: bijlage 6). Speerpunten: • Ontwikkeling taakomschrijving Remedial Teacher. • Erkenning van RT als wezenlijk onderdeel van de zorgstructuur van de SGL. • Aansturing op grotere betrokkenheid van docenten, mentoren en teams in het omgaan met specifieke leerproblematiek. Deskundigheidsbevordering indien noodzakelijk. Implementatie: - 2007-2008: ontwikkeling taakomschrijving Remedial Teacher. - Afdeling RT informeert de teams over specifieke aandachtspunten en faciliteiten per leerling. - 2008-2009: In het onderwijsconcept is ingebed dat didactische aanwijzingen voor specifieke leerproblematiek ingebed zijn in algemene didactiek. 4.2.8 Dyslexie Een leerling met een handicap moet het onderwijs kunnen doorlopen op een manier die aangepast is aan zijn of haar mogelijkheden. Dit is geen gunst, maar een recht: dit is wettelijk geregeld. Voor een uitgebreide behandeling wordt verwezen naar Bijlage 7: Dyslexiebeleidsplan. De SGL kent een werkgroep Remedial Teaching (RT), bestaande uit een orthopedagoge, een coördinator en een aantal RT-docenten. Zij kijken aan het begin van het eerste leerjaar de instaptoetsen na: een screeningsinstrument om leerachterstanden m.b.t. de basisvaardigheden (lezen en spellen) vast te stellen. Zij signaleren (leer)problemen en bespreken wekelijks welke aanpak het best past bij welke leerling. Zij zijn daarom de aanspreekpunten voor mentoren en vakleerkrachten als het gaat om dyslectische leerlingen. Er komen 2 groepen leerlingen met taalleerstoornissen voor op de SGL. Leerlingen die voor plaatsing op de SGL al een dyslexieverklaring hebben. Kort na de start van het schooljaar krijgen deze leerlingen een “coach” toegewezen. De coach gaat met de leerling na welke hulp voor de specifieke situatie van deze leerling in deze klas op deze school het best past. Zij krijgen een pasje waarop de faciliteiten zijn aangekruist waarop ze gebruik van kunnen maken. Leerlingen die volgens de gegevens van de basisschool en/ of de uitslag van de instaptoets dyslectische ‘kenmerken’ vertonen. Zij worden in aparte (extra kleine) RTgroepen geplaatst en krijgen ortho-didactische ondersteuning van een RT-coach. Zij krijgen een apart pasje waarop staat aangegeven dat ze door de werkgroep RT worden begeleid.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
25
Na twee jaar begeleiding van een dyslexiecoach krijgen de begeleidingsleerlingen, die problemen met spelling blijven houden, het advies om een dyslexietest (extern en voor eigen kosten) te doen. Uitgangspunten voor de begeleiding van leerlingen met dyslexie op de SGL: • Geïntegreerde aanpak- begeleiding binnen de klassikale lessen, door de vakdocent. • Economisch principe: minimale inspanning – maximaal resultaat (voldoende halen voor een vak – overgaan – diploma halen). • Toewijzing dyslexie-coach gedurende de hele schoolloopbaan. In de eerste twee leerjaren worden de leerlingen begeleid door RT-docenten. In de bovenbouw vanaf klas twee ligt de nadruk bij de begeleiding op consultatie waarbij het initiatief nu op de eerste plaats bij de leerling ligt. Het spreekt vanzelf dat er sprake is van een overgangsfase. (Zie verder: Dyslexiebeleidsplan bijlage 7). Speerpunten: • Eenduidigheid in de bereidheid op de SGL om dyslexie als een handicap te accepteren. • Er wordt een taakomschrijving van de remedial teacher opgesteld die door alle afdelingen gedragen wordt. • Nadruk van remedial teaching in klas 1 en 2. Overdracht van informatie bij overgang van onderbouw naar bovenbouw. In de bovenbouw worden leerlingen met dyslexie gecoacht door i.e.i. de RT-coaches. Per team is een coach beschikbaar voor een ‘inloopspreekuur’ en voor voorlichting aan het team. • Algemeen didactische aanwijzingen voor leerlingen met dyslexie aan docententeams bovenbouw. De afdelingsleiders ontvangen van de werkgroep dyslexie pedagogisch-didactische aanwijzingen, gericht op aanpassingen (ook) voor dyslectische leerlingen, en brengen deze in in het OOT. • Eenvormige naleving van het dyslexiebeleidsplan voor de hele school. De afdelingsleiders zorgen voor implementatie en naleving van zowel het pedagogischdidactisch proces als de toegekende faciliteiten op de dyslexiepas. • Integratie van RT in het algemene onderwijsproces. Per afdeling worden docenten geschoold op het begeleiden van (licht) dyslectische leerlingen. Hierdoor wordt het begeleidingsveld breder en minder specialistisch. De RT-coaches blijven zo veel als nodig de leerlingen in de onderbouw begeleiden en dragen de zorg over van klas 2 naar 3 aan de geschoolde docenten. • Onderzocht zal worden of de opzet dient te veranderen: alleen een coach bij geïndiceerde dyslexie. Hiervoor zal er meer nadruk op het laten testen komen. ¾ De coördinator RT levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van een overzicht van de werkzaamheden en de resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. Implementatie: - 2007-2008: Bekendmaking Zorgplan 2008-2012 en daarin opgenomen Dyslexiebeleidsplan (bijlage 7): eerste aanzet tot acceptatie van hulpverlening bij dyslexie: geen gunst maar een recht. - In het VMBO is een RT-coach extra gefaciliteerd voor 1 jaar om een aanspreekpunt te zijn voor leerlingen met dyslexie én om het team te instrueren hoe om te gaan met dyslexie in de primaire onderwijssituatie. - De werkgroep levert algemeen pedagogisch-didactische aanwijzingen die tijdens het primaire onderwijsproces (ook) ten gunste van leerlingen met dyslexie komen. - Afdelingsleiders plaatsen het dyslexiebeleid op de agenda van het OOT. - 2008-2010: Enkele docenten per afdeling krijgen een scholing (intern of extern van bv. de IJsselgroep) over begeleiding van leerlingen met dyslexie. Dit zal leiden tot begeleiding door docenten van bv. elk 5 leerlingen in de ‘eigen’ afdeling, waartegenover een formatieve vergoeding uit de vrije taakruimte zal staan.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
26
4.2.9 Het ZorgAdviesTeam Het Zorgadviesteam is een groep van zorgspecialisten met als doel de zorg rondom een leerling te coördineren en intervisie rondom problematiek te kunnen plegen. De wederzijdse consultatie kan een bijdrage leveren in de diagnostisering van het probleem. Het ZAT kan gevraagd en ongevraagd advies betreffende het zorgbeleid aan de schoolleiding verschaffen. Van afspraken wordt zorgvuldig dossier bijgehouden. Het Klein Zorgteam (KZT) vergadert om de 14 dagen. In het KZT hebben zitting: zorgcoördinator (voorzitter) orthopedagoge leerlingbegeleiders coördinator casusregie / REC bureau jeugdzorg / spilfunctionaris schoolleider met zorg in de portefeuille Desgewenst kunnen andere betrokkenen op afroep zitting nemen. Om eerder en passender door te verwijzen naar de buitenschoolse zorg is een breed Zorgadviesteam (ZAT) gevormd, dat één keer per maand vergadert i.p.v. het klein zorgteam. In het breed Zorgadviesteam zitten naast de bovengenoemden ook: schoolarts veldwerker Jeugdpreventiewerk leerplichtambtenaar. Ook in het ZAT kunnen andere betrokkenen op afroep zitting nemen. Werkwijze: De mentor brengt een leerling met speciale aandachtsbehoefte in in het team ter intervisie. De mentor zal bij de inschatting van een potentiële zorgleerling een begin maken met handelingsgericht werken door het maken van een begeleidingsplan (zie bijlage 2 en 2a) Zo nodig meldt de afdelingsleider en/of mentor –met toestemming van de ouders- de leerling aan via een ZAT-formulier bij de zorgcoördinator (zie bijlage 8). In het zorgteam worden alle aspecten die met de problematiek samenhangen in beeld gebracht. Na diagnostisering wordt in overleg besloten welke hulp wordt ingezet, dit kan zowel interne als externe hulp zijn. Een van de ZAT-leden wordt aangewezen als casemanager. Deze verzorgt de terugrapportage naar de verantwoordelijke afdelingsleider. Eén maal per maand staan beleidszaken op de agenda van het KZT. Daar wordt de planning en uitvoering van de zorgstructuur besproken en voorstellen gedaan en initiatieven ontwikkeld om de leerlingenzorg zo effectief mogelijk te maken. 4.2.10 De zorgcoördinator De zorgcoördinator is een functionaris die de werkzaamheden met betrekking tot de zorg, die buiten de verantwoordelijkheid van het team valt, coördineert. Dit betreft zowel de coördinatie van de interne begeleiding als van de externe hulpverlening. Hij is tevens de voorzitter van het zorgadviesteam. Op de SGL is om pragmatische redenen de taak van coördinatie van de geïndiceerde zorg onderscheiden. Dit behelst de leerlingen met een LWOO-indicatie, met een Leerling gebonden financiering (LGF) en leerlingen die naar Rebound/Op de Rails zijn verwezen. De coördinator geïndiceerde zorg valt in het functiebouwwerk onder de verantwoordelijkheid van de zorgcoördinator. In Bijlage 13.1 is de functie omschrijving van de zorgcoördinator opgenomen. Tweewekelijks spreekt de afdelingsleider met de zorgcoördinator de leerlingen door met risicofactoren (incidenten, ongeoorloofd verzuim, externe factoren) en de leerlingen die onderdeel van de zorgstructuur zijn. Eens in de twee weken vindt structureel overleg plaats tussen conrector zorg en de zorgcoördinator, waarin zowel evaluatieve als beleidsvoorbereidende onderwerpen aan de orde komen. De zorgcoördinator bereidt de zorgvergadering voor door de casuïstiek rond de leerling met problemen in beeld te brengen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
27
¾ De coördinator geïndiceerde zorg levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van zijn werkzaamheden en de resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. ¾ De zorgcoördinator levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van zijn werkzaamheden en de resultaten daarvan in bij de schoolleiding. ¾ De zorgcoördinator levert bij de schoolleiding de evaluatiepapieren in die hij heeft ingezameld van de diverse functionarissen. 4.2.11 De orthopedagoog Algemene begeleiding • De orthopedagoog houdt zich bezig met de instroom van nieuwe leerlingen. Zij richt zich vooral op zorgleerlingen en LWOO-aangemelde leerlingen. Zij ondersteunt teams en mentoren bij het aanpakken van problemen van hun leerlingen. • De orthopedagoog is lid van de werkgroep Remedial Teaching die zich bezighoudt met begeleiding bij leerproblematiek. In dit kader is dyslexiebeleid ontwikkeld en geïmplementeerd in de school. Zij ondersteunt dyslexiecoaches. • De orthopedagoog maakt, samen met de zorgcoördinator, leerlingbegeleiders, coördinator Jeugd en Veiligheid, de spilfunctionaris BJZ en de verantwoordelijke schoolleider, deel uit van het zorgadviesteam. • Een steeds grotere nadruk in de school komt te liggen op het vormen van dossiers en het opstellen van handelingsplannen. De orthopedagoog ondersteunt daarin. • De orthopedagoog adviseert bij beleidsvorming. Specifieke begeleiding Classificerende diagnostiek: Psychodiagnostisch onderzoek waarbij nagegaan wordt of de leerling binnen de grenzen van een bepaalde categorie valt (bv.dyslexie), dan wel of de leerling voldoet aan de normen van toelating voor het Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO). Toelaatbaarheid tot het LWOO gebeurt op basis van landelijke criteria van de Regionale Verwijzings Commissie (RVC) (zie bijlage 1.3). Handelingsgerichte diagnostiek: werken met handelingsplannen. Een vorm van diagnostiek die tot doel heeft bruikbare adviezen voor handelingsplanning te geven (zie 4.2.5). De diagnostiek leidt niet alleen tot inzicht in de problematiek van een leerling, maar betrekt ook kenmerken van de onderwijs-leersituatie en omgevingsfactoren (bv.gezin). Uiteindelijk ontstaat een richtlijn voor het handelen in de dagelijkse praktijk. De werkwijze omvat soms onderzoek van een leerling met tests, maar ook een diagnostisch gesprek, observatie van de onderwijsleersituatie, gesprek met ouders. Consultatieve begeleiding: Dit omvat een methodiek, waarin de orthopedagoog samen met een docent de problemen aanpakt die de docent ervaart bij het onderwijs aan leerlingen met leer- en gedragsproblemen. Door het probleem te omschrijven, te analyseren, zo nodig te diagnosticeren, wordt bijgedragen aan het maken van een handelingsplan. Behalve op de oplossing van het directe probleem is de consultatieve begeleiding ook gericht op vergroten van de professionaliteit van de docent. ¾ De orthopedagoog levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van de werkzaamheden en resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. In Bijlage 13.2 is de functie omschrijving van de orthopedagoog opgenomen. 4.2.12 Jeugd en Veiligheid De SGL heeft de naam een veilige school te zijn en streeft er bewust naar dit te blijven. Docenten, overige medewerkers en leerlingen presteren het beste wanneer zij leren en werken in een omgeving waarin zij zich veilig kunnen voelen. Deze veilige sfeer wordt in de eerste plaats nagestreefd door de lessen. De lesinhoud en de manier waarop leerkrachten en leerlingen met elkaar omgaan, bepalen op de allereerste plaats of men zich op zijn gemak voelt. Het spreekt vanzelf dat de mentor met dit gegeven heel bewust omgaat en probeert De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
28
een veilige omgeving voor de leerlingen te creëren. In de onderbouw gebeurt dit structureel door de Leefstijllessen, gegeven door mentoren die allen de training hebben gevolgd. Indien nodig kan de mentor gesteund worden door de zorgstructuur van de school. Daarnaast dragen alle medewerkers op de SGL bij aan de veiligheid op school door een proactieve houding. De landelijke veiligheidsmonitor (ITS), op de SGL afgenomen in 2006, gaf aan dat het gevoel van veiligheid niet afwijkt van het landelijk gemiddelde. Dit terwijl de sociografische gegevens voor de SGL vergelijkbaar zijn met “grootstedelijke problematiek” en de vergelijking in het rapport niet is gemaakt. Met andere woorden: we komen er goed uit tevoorschijn. Aandachtpunt was wel dat er meer aandacht moet worden besteed aan de bekendheid van het veiligheidsbeleid. Aanbevelingen hiertoe zijn in een aparte notitie “Veiligheid” (2006) opgenomen. In het schooljaar 2007-2008 zal opnieuw een veiligheidsmonitor worden afgenomen, waarbij mogelijke verbeteringen en/of trends t.o.v. de eerste afname zichtbaar zullen worden. De inspanningen van mentoren, docenten, overig personeel en de evt. inzet van de zorgstructuur ten spijt komt het toch voor dat er factoren zijn waardoor leerlingen of medewerkers zich onveilig voelen. Denk hierbij o.a. aan grensoverschrijdend, risicovol gedrag, uitingen van respectloosheid, racisme, diefstal, pesten, hinderlijk groepsgedrag. Deze factoren kunnen leiden tot ernstige incidenten, schorsing, spijbelen, schooluitval, lesuitval of overmatige inzet van de zorgvoorzieningen. Het is van belang dat bij het schenden van de schoolregels, de afspraken hoe met elkaar om te gaan, fatsoensnormen etc. , niet alleen vast te stellen dat de veilige sfeer aangetast is maar dat de situatie ook vraagt om adequate maatregelen om de veiligheid te herstellen of te waarborgen. Daartoe heeft de SGL de afdeling J&V in het leven geroepen. De medewerker J&V is het directe aanspreekpunt voor leerlingen en docenten. De functiebeschrijving van de medewerker J&V is in bijlage 13.3 weergegeven. De coördinator Jeugd en Veiligheid (op de SGL zijn er twee aangesteld) geeft richting aan het werk van de medewerker Jeugd en Veiligheid. Tevens dient de coördinator J&V tendensen in het gedrag van de leerlingen te signaleren. De schoolleiding wordt door hem geadviseerd. (Zie verder: bijlage 10). Speerpunten: • De notitie “Veiligheid” wordt geactualiseerd met de opmerkingen n.a.v. de ‘Veiligheidsmonitor’ 2006 en mogelijk 2008. • In het schooljaar 2007-2008 wordt een nieuwe ‘Veiligheidsmonitor’ afgenomen. • Waakzaamheid is geboden om de “veiligheid” op school niet het werk van specialisten te laten zijn. Veiligheid maken we met z’n allen, iedereen dient zich verantwoordelijk te voelen. • De afdelingsleiders agenderen regelmatig het onderwerp “veiligheid” op de teamvergaderingen. • Afdelingsleiders bewaken de uitvoering van het pauze-surveillancerooster op aangeven van de conciërges. • Afdelingsleiders zien er op toe dat er weinig tussenuren in het rooster zijn en dat er bij uitgevallen lessen zo mogelijk een oplossing wordt gevonden. • Leerlingen die zich na de laatste les (hinderlijk) ophouden in de gangen worden uit de school verwijderd. Hiertoe is iedere medewerker gemachtigd en verantwoordelijk. ¾ De medewerker Jeugd en Veiligheid levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van de werkzaamheden en resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. ¾ De coördinator Jeugd en Veiligheid levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van de werkzaamheden en resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
29
Implementatie: - Vanaf 2007-2008: regelmatig en zo nodig agenderen van “veiligheid” op de teamvergadering. - 2008: Afname Veiligheidsmonitor 2008. - Bijstelling notitie “Veiligheid”. 4.2.13 Rebound / Op de Rails “Deze onderwijsvoorziening is voor opvang van leerlingen die wegens gedragsproblemen de veiligheid van medeleerlingen en docenten negatief beïnvloeden en die een grens hebben overschreden of dreigen te overschrijden en daardoor tijdelijk niet meer te handhaven zijn binnen de school” (Wettekst). Door het tijdelijk onttrekken van de leerlingen aan het reguliere onderwijs en hen te plaatsen in een sterk gereguleerde en corrigerende voorziening, wordt de veiligheid en beheersbaarheid in het reguliere onderwijs bevorderd. Alle scholen voor VO in Lelystad hebben hun eigen voorziening binnen de school, die samen met REC-Flevoland / Stichting OCIJ gerealiseerd wordt. De school levert de didactische component en Stichting OCIJ de orthodidactische en psychologische expertise. Als contra-indicatie geldt dat de ernstige gedragsproblemen niet geïndiceerd mogen zijn als een geclassificeerde stoornis. Doelstellingen: - voorkómen van voortijdig schoolverlaten; - leerlingen meer inzicht geven in hun gedragsproblematiek en hoe hiermee om te gaan; - achterhalen van oorzaak gedragsproblematiek; - bieden van handelingswijzers bij terugkeer naar reguliere onderwijs; - korte lijnen met thuis. Werkwijze Rebound / Op de Rails: zie bijlage 11. Speerpunten: • Verkrijgen van duidelijkheid omtrent de regievoering van de Op de Rails klas: wettelijk bij de OCIJ. Praktisch: gedeeld met de SGL. • Signalering van potentieel drop-out gedrag en onbeheersbare gedragsproblemen zal in een vroeg stadium moeten plaatsvinden. Docenten / Mentoren dienen –zo nodig- hierin geschoold te worden. • Vanaf het moment van potentieel structureel probleemgedrag zal met begeleidingsplannen gewerkt moeten worden om dossiervorming te bewerkstelligen. • Het handelingsplan tijdens het verblijf in de “Op de Rails” klas is richtinggevend. • Het team waar de leerling uitkomt, blijft de didactische verantwoordelijkheid houden om lesstof en toetsen aan te bieden, zodat de leerachterstand tot een minimum beperkt blijft. • De gedragsbeïnvloedende handelingen vallen onder de verantwoordelijkheid van de “Op de Rails” mentor. • Verkrijgen van maatschappelijk werker als ondersteuning in de Op de Rails klas. ¾ De SGL-medewerker Rebound / Op de Rails levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van de werkzaamheden en resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. Implementatie: - 2007-2008: Overleg over regievoering ODR-klas met OCIJ-vertegenwoordiger en schoolleiding. Mogelijk is bovenschools overleg noodzakelijk. - Afdelingsleiders zorgen voor screening dossiers leerlingen onderbouw op (potentieel) gedragsdeviatie, zodat snel(ler) kan worden gehandeld. 4.2.14 Ambtenaar van afdeling Leerplichtzaken van de Gemeente Lelystad – Leerplichtambtenaar en verzuim De Leerplichtambtenaar heeft zitting in het ZAT.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
30
Een leerling is m.i.v. 1 augustus 2007 leerplichtig t/m het schooljaar waarin hij/zij 16 wordt (volledig leeerplichtig). Daarna start voor jongeren die nog geen startkwalificatie hebben, de kwalificatieplicht. Dat houdt in dat alle jongeren tot hun 18e verjaardag onderwijs moeten volgen, gericht op het halen van een startkwalificatie. Dit is een havo-, vwo- of mbo2diploma. Dit kan ook in deeltijd gebeuren. Veelvuldig te laat komen zonder reden en ongeoorloofd schoolverzuim (spijbelen) zijn indicatoren voor risicogedrag en voortijdig schoolverlaten. Verzuimregistratie op de SGL De SGL heeft sterk ingezet op het registeren en voorkómen van ongeoorloofd schoolverzuim. De registraties vinden digitaal plaats: iedere docent is in het bezit van een PDA. Hierop staat het absentieregistratieprogramma Maestro (van Schoolmaster). Dit correspondeert met het schooladministratiesysteem Magister. Een docent registreert aan het begin van een les de afwezigen op zijn PDA en synchroniseert het programma via access points met de hoofdserver. Hierdoor worden alle afwezigen opgenomen in Magister. De afdelingsleider (of gemandateerde) kan na het eerste lesuur waarnemen welke leerlingen afwezig zijn. Indien er geen afmelding bekend is, wordt er naar huis gebeld om de leerling afwezig te melden en een reden te vragen. Bij herhaaldelijk verzuim wordt de leerplichtambtenaar ingelicht door de afdelingsleider. De wettelijke normen voor melding zijn: Schoolverzuim: (termijnen volgens de wet) -3 dagen achter elkaar -1/8 van het aantal lesuren in 4 opvolgende weken De leerplichtambtenaar ziet toe op het naleven van de wet op de leerplicht. Eerder melden mág. De afdelingsleider bepaalt dit. De leerplichtambtenaar heeft na een melding door de school de volgende mogelijkheden: - hij stuurt een (waarschuwings)brief naar ouders/verzorgers en leerling, - hij roept ouders en leerling op voor nader gesprek, - hij meldt het bij signaleringsoverleg Breakpoint (kan ook door school), - hij laat veldwerkonderzoek verrichten (voornemen: in max. 14 dagen afgerond), - hij verwijst naar derden door, - hij maakt proces-verbaal op. Het gevolg kan zijn dat een leerling (en de ouders) een waarschuwing krijgt, mogelijk een geldboete of zelfs dat er een Haltprocedure wordt ingezet. Er vindt altijd terugkoppeling naar school plaats. Speerpunten: • Eenduidige afspraken tussen afdelingsleiders en zorgcoördinator over de regie en uitvoering bij melding aan leerplichtambtenaar (LPA). • Afdelingsleider bepaalt (desgewenst na overleg met mentor) over al dan niet melden van absentie bij LPA. Redenen worden aan zorgcoördinator gemeld. • Onderzoek naar automatisering van meldingssysteem bij veelvuldige absentie en te laat komen. 4.2.15 Medewerker Jeugdpreventiewerk / Veldwerk Doel JeugdPreventieWerk (JPW) Vroegtijdig onderkennen van probleemsituaties die kunnen leiden tot maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag bij individuele leerlingen. De inzet is het voorkomen van verder disfunctioneren op school en van verder verlies van verworvenheden door het verkeerde pad op te gaan.
Omschrijving JPW Het JeugdPreventieWerk draagt zorg voor laagdrempelige hulp aan leerlingen die binnen school gedragsmatig opvallen en risico lopen af te glijden in maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag en waarbij sprake is van “zorg”. Dit vraagt om een De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
31
begeleidingscontact binnen school in de persoon van een Jeugdpreventiewerker, die regelmatig en op afroep aanwezig is. Het JPW maakt deel uit van de zorgstructuur van de school, als discipline deskundig op het gebied van problematiek rond antisociale gedragingen op school. De JPW’er maakt deel uit van het zorgteam en is hierin ingebed als zijnde een discipline met een eigen inbreng en betrokkenheid bij de inbreng van anderen. Doel Veldwerk Adequaat reageren op jongeren met signaalverzuim ten einde schooluitval te verkomen. Omschrijving Veldwerk Leerplicht In opdracht van Leerplichtzaken gemeente Lelystad (4.2.14) verzorgt veldwerk leerplicht onderzoek en rapportage gericht op leerlingen die in het voortgezet onderwijs dreigen uit te vallen door veelvuldig verzuim. Veldwerk leerplicht adviseert aan de afdeling leerplichtzaken wat er nodig is om tot een gezonde schoolgang te komen. In navolging van het advies kan veldwerk leerplicht het door leerplichtzaken besloten traject begeleiden middels trajectbegeleiding. 4.2.16 Spilfunctionaris Bureau Jeugdzorg De taak van de spilfunctionaris van Bureau jeugdzorg is in belangrijke mate het geven van consultatie en advies bij sociaal emotionele problematiek van de leerling in het zorgadviesteam. De spilfunctionaris brengt samen met school en andere disciplines in kaart wat het probleem zou kunnen zijn bij een leerling. Hij/Zij geeft advies aan leerlingbegeleiders, zodat zij verder kunnen in hun eigen traject. Indien nodig wordt advies gegeven rondom het organiseren van andere hulp, eventueel extern daar waar de problematiek het zorgniveau overstijgt. De spilfunctionaris kan in het laatste geval worden beschouwd als spil in de route naar externe zorg middels verwijzing naar voorliggende voorzieningen of door zorg op indicatie vanuit Bureau Jeugdzorg te regelen. De spilfunctionaris heeft ook een signaleringsfunctie. Zij maakt de partners zo snel mogelijk attent op mogelijk onderliggende problematiek bij het gedrag van leerlingen die worden ingebracht. Problematiek wordt in een zo vroeg mogelijk stadium opgespoord en de spilfunctionaris levert daarin een bijdrage. 4.2.17 Schoolarts De schoolarts heeft zitting in het brede Zorg Advies Team. Hij heeft de bevoegdheid om – onder geheimhouding van gegevens- vanuit het ZAT contact op te nemen met een behandelend arts of instelling. Bij veelvuldige ziekmelding kan dit zinvolle informatie verschaffen of het verzuim al dan niet terecht is. Aan het begin van het eerste schooljaar wordt een psycho-medisch onderzoek door de GGD verricht. Dit kan relevante informatie opleveren. Daarnaast kan de schoolarts op indicatie van de Leerplichtambtenaar een leerling oproepen bij veelvuldig verzuim wegens ziekte. 4.2.18 Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) De Permanente Commissie voor Leerlingenzorg (PCL) is een instelling van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs / Speciaal Voortgezet Onderwijs (SWV/SVO) in Lelystad. Elke school in Lelystad, die deelneemt in het samenwerkingsverband, is vertegenwoordigd via één lid in de PCL. De PCL verzorgt het gehele traject t.a.v. de nieuwe aanmeldingen van leerlingen uit het basisonderwijs. Daarnaast houdt de PCL contact met de afdeling Leerplicht van de Gemeente Lelystad om te bezien of alle basisschoolverlaters zijn aangemeld bij een school voor VO of VSO. Ook leerlingen die tussentijds van school voor VO (willen) veranderen, worden in de PCL besproken, om te voorkomen dat leerlingeigen problematiek tot vluchtgedrag leidt. De PCL adviseert hierin over het verzoek van overplaatsing. Een leerling die op de SGL in de Startgroep (WOA) is geplaatst, wordt minimaal één maal per jaar besproken.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
32
Voor leerlingen die in de Op de Rails klas geplaatst worden, is –i.v.m. de financiering- een positief advies van de PCL noodzakelijk. Samengevat heeft de PCL tot taak de volgende functies te vervullen: a. de sluis-/ zeeffunctie; b. de beoordelingsfunctie; c. de onderzoeksfunctie; d. de consultatie-/ adviesfunctie; e. de begeleidingsfunctie; f. de monitorfunctie; g. de interne afstemmingsfunctie; h. de toewijzingsfunctie. De PCL heeft contact met de Regionale Verwijzings Commissie (RVC) te Zwolle. Speerpunten: • De PCL kan bijdragen aan duidelijkheid omtrent de eigen doelstelling en werkzaamheden door duidelijke een taakomschrijving en -afbakening. • De verantwoordelijkheden en daarmee de regie van verschillende activiteiten en functies dienen (bovenschools) nader gepreciseerd te worden.
4.2.19 Facilitering medewerkers ‘Zorg’ Bij de facilitering wordt onderscheid gemaakt tussen: - “functionarissen” 3 , die meer dan de helft van een volledige taakomvang (1 fte) aan hun “functie” besteden en: - “docenten met een taak”, die meer dan de helft van een volledige taakomvang aan lesgeven besteden. De “taak” wordt dan vanuit de ‘vrije taakruimte’ vervuld. Op de SGL wordt er naar gestreefd om een taak niet ten koste van lesvermindering te laten plaatsvinden. In de komende jaren zal hierop meer worden ingezet door bv. ‘stapeling’ van taken te voorkómen. - Zorgcoördinator en coördinator Jeugd en Veiligheid: - Orthopedagoge: uitgedrukt in klokuren (OOP): - Medewerker Jeugd en Veiligheid: uitgedrukt in klokuren (OOP):
0,5 fte. 0,7 fte. 0,66 fte.
De facilitering voor onderstaande docenten met een taak wordt na instemming van de MR met het taakbeleid opgenomen. - Coördinator Geïndiceerde Zorg en coördinator Jeugd en Veiligheid: - Remediale Hulp - Organisatie RT - Leerlingbegeleiding / vertrouwenspersoon - Decanaat: 240 vaste voet + aantal per ll. - Medewerker Rebound / Op de Rails
3
Een functie en een functionaris worden beschreven vanuit het functiewaarderingssysteem van het functiebouwwerk. Ze dienen niet te worden opgevat als afleidingen van het taalkundige begrip ‘functioneren’.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
33
Implementatieplan van het Zorgbeleidsplan SGL 2008 - 2012
Dit implementatieplan heeft niet de illusie om een ‘spoorboekje’ voor 4 jaar te maken. De realiteit wijst uit dat het goed is om een lange termijn planning te maken, maar dat de hectiek van de werkelijkheid vaak tot meer realiteitszin en dus bijstelling dwingt. Vandaar dat het beter is om ieder jaar het implementatieplan te evalueren, te herijken en zo nodig bij te stellen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
34
IMPLEMENTATIEPLAN ZORGNOTA 2008-2012 SCHOLENGEMEENSCHAP LELYSTAD Onderdeel Wie is uitvoerend Schooljaar Onderdeel verantwoordelijk Zorgplan (kan gemandateerd worden) SGL 20082012 Algemeen Inventarisatie van scholingsbehoefte van afdelingsleiders/team, (vanaf) (H2) docenten, mentoren en zorgspecialisten. zorgcoördinator 2007-2008
Aannamebeleid (H4.1)
Mentor (H4.2.1.)
Eerste scholing door REC-Flevoland. Nadruk op signaleren van (al dan niet geïndiceerde) gedragsproblemen, het verkrijgen van ‘handvatten’ en expertise-ontwikkeling m.b.t. handelingsgericht denken en werken in het kader van “Passend Onderwijs in 2011”. Bekendmaking en verkrijgen van draagvlak voor Zorgnota 2008-2012 in schoolleiding, MR, ZAT, teams, vakgroepen, oudervereniging en leerlingenparlement. Instemming MR. Bekendmaking Zorgnota 2008-2012 bij externe partners: ZAT-leden, OCIJ, PCL, de Rietlanden en ISG Arcus. Opnemen van Zorgnota 2008-2012 in het schoolplan. Doorontwikkelen en implementeren van ‘handelingsgericht werken’ en werken met begeleidingsplannen. Jaarlijkse herijking en zo nodig bijstelling van het implementatieplan. Het aannamebeleid SGL is geaccepteerd en gecommuniceerd met ouders van nieuwe / toekomstige leerlingen. Opname van het aannamebeleid in de nieuwe schoolgids. Het aannamebeleid wordt bij de aanname van leerlingen in 2008 operationeel. Er wordt een verregaande start gemaakt met het LeerlingVolgSysteem in Magister. In het VMBO zijn docenten gefaciliteerd om leerlingen met een LWOO-indicatie extra hulp te kunnen bieden. Ontwikkelen en bespreken van taakomschrijvingen van de mentor per afdeling. Opstellen van een algemene taakomschrijving mentor. Goedkeuring door de MR. Eerste scholing door REC-Flevoland (Hans Petersen) in 2 cycli van 3 dagdelen. Nadruk op signaleren van (al dan niet geïndiceerde) gedragsproblemen, het verkrijgen van ‘handvatten’ en expertise-ontwikkeling m.b.t. handelingsgericht denken en werken in het kader van “Passend Onderwijs in 2011”. Afdelingsleiders plaatsen uitstuurpreventie en absentiepreventie op de agenda van OOT.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
coördinator geïndiceerde zorg
schoolleiding zorg
schoolleiding zorg zorgcoördinator schoolleiding zorgcoördinator
zorgcoördinator schoolleiding zorg schoolleiding
schoolleiding schoolleiding schoolleiding schoolleiding
afdelingsleiders/team
schoolleiding
coördinator geïndiceerde zorg
afdelingsleiders
35
Schooljaar
Onderdeel Zorgplan SGL 20082012
(vanaf) 2007-2008 Handelingsgericht werken (H 4.2.2)
Leerlingbegeleider (H4.2.3)
Vertrouwenspersoon (H4.2.4)
Decaan (H4.2.6.)
Remedial Teaching (H4.2.7)
Dyslexie (H 4.2.8)
Onderdeel
Wie is uitvoerend verantwoordelijk (kan gemandateerd worden)
Opname van de in-, door- en uitstroomgegevens in het Leerlingvolgsysteem van Magister. Vanaf 2007-2008: leerlingen die worden aangemeld bij het ZAT (bijlage 8) dienen ‘in het bezit’ te zijn van een dossier waarin het handelingsgericht werken is opgenomen. De eerste cycli van scholingen door REC-4 vinden plaats: gericht op signaleren van gedragsproblemen én handelingsgericht werken. Uitbouw van deze scholing vindt plaats in de daarop volgende jaren. Afdelingsleiders zullen bij leerlingenbesprekingen aandringen op het maken van begeleidingsplannen met concrete en heldere hulpvragen. Begeleidingsplannen worden opgenomen in het LeerlingVolgsysteem. Ontwikkeling taakomschrijvingen leerlingbegeleider en vertrouwenspersoon.
decaan zorgcoördinator
Ontwikkeling van protocollen voor Leerlingbegeleiding. Ontwikkeling taakomschrijvingen vertrouwenspersoon.
zorgcoördinator leerlingbegeleiders zorgcoördinator schoolleiding zorg
Ontwikkeling van protocollen voor vertrouwenspersoon. Ontwikkeling van privacyreglement.
zorgcoördinator vertrouwenspesonen Zorgcoördinator schoolleiding zorg vertrouwenspesonen zorgcoördinator schoolleiding zorg zorgcoördinator schoolleiding zorg zorgcoördinator schoolleiding zorg
Ontwikkeling taakomschrijving decaan. Opnemen van de in-, door- en uitstroomgegevens in het LVS van Magister. Ontwikkeling taakomschrijving Remedial Teacher. Afdeling RT informeert de teams over specifieke aandachtspunten en faciliteiten per leerling. Bekendmaking Zorgplan 2008-2012 en daarin opgenomen Dyslexiebeleidsplan (Bijlage 7): eerste aanzet tot acceptatie van hulpverlening bij dyslexie: geen gunst maar een recht. In het VMBO is een RT-coach extra gefaciliteerd voor 1 jaar om een aanspreekpunt te zijn voor leerlingen met dyslexie én om het team te instrueren hoe om te gaan met dyslexie in de primaire onderwijssituatie. De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
zorgcoördinator
coördinator geïndiceerde zorg
afdelingsleiders
zorgcoördinator zorgcoördinator schoolleiding zorg
remedial teachers
schoolleiding zorgcoördinator
schoolleiding
36
Schooljaar
Onderdeel Zorgplan SGL 20082012
Jeugd en Veiligheid (H 4.2.12)
Onderdeel
(kan gemandateerd worden)
De werkgroep RT levert algemeen pedagogisch-didactische aanwijzingen die tijdens het primaire onderwijsproces (ook) ten gunste van leerlingen met dyslexie komen. Afdelingsleiders plaatsen het dyslexiebeleid op de agenda van het OOT. Verhoging van het potentieel aan interne trainers voor de diverse trainingen (collegiale uitwisseling, teach the teacher) Afname Veiligheidsmonitor 2008.
Bijstelling notitie “Veiligheid”.
Rebound / Op de Rails (H4.2.12)
2008-2009
Algemeen (H2)
Aannamebeleid (H4.1) Mentor (H4.2.1) Decaan (H4.2.6) Remedial Teaching (H4.2.7) 2008-2010
R.T.(H4.2.4)
Wie is uitvoerend verantwoordelijk
Regelmatig en zo nodig agenderen van “veiligheid” op de teamvergadering. Overleg over regievoering ODR-klas met OCIJ-vertegenwoordiger en schoolleiding. Mogelijk is bovenschools overleg noodzakelijk. Afdelingsleiders zorgen voor screening dossiers leerlingen onderbouw op (potentieel) gedragsdeviatie, zodat snel(ler) kan worden gehandeld. Ontwikkelen van een meerjaren scholingsplan. (Verder) Voorbereiden op ‘Passend Onderwijs 2011’: afspraken met andere scholen in de regio. Onderzoek naar wenselijkheid en haalbaarheid van integratie LWOO en onderbouw BK. Volgende cycli van scholingen: herkennen van gedragsdeviatie, handelingsgericht werken, gesprekstrainingen. Opzetten van een databank van oudleerlingen met gegevens van vervolgonderwijs. In het onderwijsconcept is ingebed dat didactische aanwijzingen voor specifieke leerproblematiek ingebed zijn in algemene didactiek. Enkele docenten per afdeling krijgen een scholing (intern of extern van bv. de IJsselgroep) over begeleiding van leerlingen met dyslexie. Dit zal leiden tot begeleiding door docenten van bv. elk 5 leerlingen in de ‘eigen’ afdeling, waartegenover een formatieve vergoeding uit de vrije taakruimte zal staan.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
zorgcoördinator werkgroep RT
afdelingsleiders zorgcoördinator schoolleiding zorg schoolleiding zorg
coördinator J&V schoolleiding zorg afdelingsleiders/team schoolleiding zorg zorgcoördinator
afdelingsleiders
schoolleiding zorg zorgcoördinator rector
schoolleiding
Schoolleiding zorg zorgcoördinator decanen
Schoolleiding zorg
schoolleiding zorg zorgcoördinator
37
Schooljaar
2008-2010
2009-2010
Onderdeel Zorgplan SGL 20082012 Leerlingbegeleider (H4.2.9) Algemeen (H2)
Mentor (H4.2.1) 2010-2011
Algemeen
Onderdeel
Wie is uitvoerend verantwoordelijk (kan gemandateerd worden)
Verhoging van het potentieel aan interne trainers voor de diverse trainingen (collegiale uitwisseling, teach the teacher). Alle mentoren en coaches zijn bekend met handelingsgericht werken en het lezen, schrijven en bijhouden van begeleidings- en handelingsplannen. Beleidsnota van de scholen in de regio, waarin passend onderwijs voorbereid is. Volgende cycli van scholingen: herkennen van gedragsdeviatie, handelingsgericht werken, gesprekstrainingen. De Zorg is meer ingedaald in het primaire onderwijsproces. De SGL is POP: “Passend Onderwijs Proof “.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
zorgcoördinator schoolleiding zorg zorgcoördinator schoolleiding zorg
rector schoolleiding zorgcoördinator
38
Bijlagen van het Zorgbeleidsplan SGL 2008-2012
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
39
Bijlage 1: Procedure aanname Scholengemeenschap Lelystad 1.1 Inleiding Voor de criteria voor de toelating tot de openbare scholengemeenschap Lelystad, de SGL, wordt verwezen naar punt 4.2. Formeel beslist het bevoegd gezag van een school over de toelating van leerlingen. Het bevoegd gezag heeft de ruimte om per situatie te bezien of toelating van een leerling, gezien de specifieke omstandigheden van deze leerling en de specifieke situatie van deze school, mogelijk is. Ouders kunnen bij afwijzing bij het bevoegd gezag in beroep gaan. De SGL moet in dat geval aannemelijk kunnen maken, waarom juist deze leerling niet toegelaten kan worden. Hierbij wordt verwezen naar bijlage 1.5. De inzet van de nieuwe Wet Passend Onderwijs in 2011 is een passend aanbod en de best mogelijke opleidingskansen voor zorgleerlingen (in het reguliere onderwijs en/of in het speciaal onderwijs), een betere positie voor de ouders van deze leerlingen, één regionaal loket voor de indicatiestelling en een onderwijsaanbod dat ook voor deze leerlingen inzet op passende onderwijs- en ontwikkelingsdoelen. Bovendien moet het beschikbare budget voor leerlingenzorg flexibel en doelmatig kunnen worden ingezet, zodat leerlingen de ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben. Bij “Passend Onderwijs” wordt er van uitgegaan dat er voor ieder kind passend onderwijs geboden wordt. Dit is afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen van de scholen in relatie tot de mogelijkheden en beperkingen van het kind en de wensen van de ouders. Scholen kunnen ‘all-rounder’ worden of ‘specialist’. Samen met andere scholen of instellingen binnen de regio moet een passend onderwijsarrangement aangeboden kunnen worden. Op grond hiervan zal het bestuur van de drie scholen voor voortgezet onderwijs in Lelystad beleid ontwikkelen om samen met de Regionale Expertise Centra (REC’s) een regionaal netwerk te ontwikkelen waarin alle expertise aanwezig is om passend onderwijs aan zorgleerlingen aan te kunnen bieden. In dit kader is het noodzakelijk het volgende helder te formuleren: • een omschrijving van de SGL-procedure in het kader van toelating (bijlage 1.2) • een visie op begeleidingsmogelijkheden en –onmogelijkheden (bijlage 1.4.1) 1.2 Aannamebeleid: Omschrijving van de SGL-procedure in het kader van reguliere toelating Inschrijving voor de 1e heterogene brugklas en voor de 1e klas LWOO gebeurt in 2 achtereenvolgende delen: • Administratieve inschrijving: invullen van het gedigitaliseerde officiële inschrijfformulier. • Gesprek: Inschrijvers brengen ouders en leerling naar een medewerker, met wie de “warme inschrijving” plaatsvindt. Doel van het gesprek over de aan te melden leerling is o.a.: signaleren van zorgleerlingen, leerlingen met speciale (begeleidings)behoeften. Gegevens worden op een (digitale) “gesprekskaart ” genoteerd. Bespreekpunten zijn: schoolloopbaan, leerproblemen, werkhouding, contacten met andere leerlingen, gedrag thuis en op school, gediagnosticeerde stoornis, LWOO verwijzing. Ouders wordt gemeld dat inschrijving niet automatisch plaatsing betekent. Screening onderwijskundige rapporten Afleverende basisscholen vullen onderwijskundige rapporten in. Zorgleerlingen kunnen ook vanuit die onderwijskundige rapporten, waarover SGL vanaf maart beschikt, getraceerd worden. Het valt te voorzien dat in de toekomst door de drie scholen voor voortgezet onderwijs een indicatie omtrent het te verwachten niveau verlangd wordt van de basisscholen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
40
Bezoek aan basisscholen De afdelingsleiders en enkele mentoren bezoeken basisscholen en gebruiken daarbij de onderwijskundige rapporten en gesprekskaarten, waarop het gespreksgedeelte met de ouders wordt aangevuld met schoolgegevens (achtergrondgegevens). Zo ontstaat per leerling een completer beeld. Signalering en aanname zorgleerlingen De orthopedagoge en de afdelingsleider LWOO screenen de gegevens van de aangemelde leerlingen voor het LWOO. De afdelingsleiders onderbouw en de orthopedagoge signaleren leerlingen waarvan verwacht wordt dat er meer behoefte is dan basisbegeleiding, m.b.v. de gegevens van: - de inschrijving, - het onderwijskundig eindrapport van de basisscholen en - het verslag van het bezoek aan basisscholen. • • • • •
Deze leerlingen worden in twee speciale vergaderingen van het Zorg Advies Team besproken. (april-mei).Bij deze vergadering zijn ook de afdelingsleiders onderbouw aanwezig. Er worden afspraken gemaakt over zaken als: verdere info-uitwisseling, vervolgprocedure, planning in de tijd en evt. raadplegen van de PCL. Per leerling wordt een “casemanager” toegewezen. Het ZAT adviseert uiteindelijk de toelatingcommissie over de toelaatbaarheid van leerlingen. De Toelatingscommissie neemt een besluit over de toelating.
De Toelatingscommissie centrale aanmelding eerste leerjaar LWOO bestaat uit: orthopedagoge, coördinator geïndiceerde zorg en afdelingsleider. De Toelatingscommissie centrale aanmelding onderbouw bestaat uit: de afdelingsleiders onderbouw. De gesprekken worden gevoerd door de afdelingsleiders. De toelatingscommissie wordt zo spoedig mogelijk bijeen geroepen nadat de gesprekken op de basisscholen zijn geweest en de gegevens zijn verwerkt. De beroepscommissie bestaat uit een delegatie van de schoolleiding (rector, conrector, afdelingsleiders). De gesprekken worden gevoerd door een afvaardiging van de beroepscommissie. De beroepscommissie komt per afroep bijeen in de maanden april, mei en juni. Indeling in heterogene klassen In juni van elk schooljaar worden nieuwe eerste klassen samengesteld. Hiervoor wordt de verzamelde informatie gebruikt. Criteria voor de indeling van heterogene klassen: -
Gelijke verdeling van het aantal jongens en meisjes. Gelijke verdeling van het aantal autochtone en allochtone leerlingen. Goede balans tussen het aantal cognitief zwakke en cognitief sterke leerlingen. Goede balans tussen het aantal leerlingen met en zonder gedragsproblematiek. Goede balans tussen het aantal leerlingen met en zonder leerproblematiek zoals bijv. dyslexie. Niet teveel leerlingen van eenzelfde basisschool in één klas. Rekening houden met de aangegeven keuze van leerlingen voor maximaal één vriend of vriendin Rekening houden met de fietsafstand van groepen kinderen. Voor de toekomst zal moeten worden bekeken of de laatste keuzemogelijkheid de werkzaamheid niet ernstig belemmert. Aangegeven kan worden dat gestreefd zal worden naar voorkeursplaatsing, maar dat de mentor er alles aan zal doen om groepsvorming te bevorderen. De klassen komen in hun nieuwe samenstelling, mét de nieuwe mentor in juni bij elkaar. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt daarna de samenstelling gewijzigd. De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
41
Aanname hogere leerjaren en tussentijdse aanmelding. Tussentijdse aanmelding van buiten Lelystad Voor de hogere leerjaren en de tussentijdse aanmelding is de procedure als volgt: Aanmelding door ouders verzorgers wordt doorgegeven aan de decaan van de betreffende afdeling. De decaan neemt contact op met de ouders/verzorgers en vraagt o.a. naar de reden van aanmelding. Indien er sprake is van mogelijke aanname stuurt de decaan het voorlopige aanmeldingsformulier Na ontvangst stuurt de leerlingenadministratie een formulier naar de afleverende school voor informatieverstrekking. Na ontvangst neemt de decaan contact op met de afleverende school. De school neemt altijd het advies of het overgangsrapport over van de afleverende school. Als er verder geen sprake is van bijzonderheden worden de leerling en zijn ouders uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek met de decaan en de afdelingsleider. De afdelingsleider plaatst de leerling in de juiste klas. Tussentijdse aanmelding binnen Lelystad Ingeval van een tussentijdse aanmelding door ouders van een leerling die op een andere school voor VO in Lelystad op school zit, wordt altijd direct contact opgenomen door de afdelingsleider met de betrokken schoolleiding van de andere school. Ingeval van problematiek wordt altijd terugverwezen. Dit wordt ook direct aan de ouders gemeld. Ontstane problematiek wordt in principe op de eigen school opgelost. Pas als alle mogelijkheden om tot een oplossing te komen zijn doorlopen, wordt in overleg met de andere school gekeken of een overstap de juiste beslissing is. De afdelingsleider kan de orthopedagoge raadplegen. Eventuele plaatsing geschiedt altijd in overleg met de PCL, waarbij de afleverende school de betreffende leerling inbrengt. Tenslotte geldt dat het advies of overgangsrapport van de afleverende school maatstaf is voor plaatsing. 1.3 Aannamebeleid: de LWOO-leerling in de zorgstructuur van de SGL Leerwegondersteunend onderwijs is bedoeld voor leerlingen die op zichzelf wel een VMBOdiploma in een van de leerwegen zouden moeten kunnen halen, maar die een zodanige leerachterstand hebben dat zij het zonder extra zorg op de SGL waarschijnlijk niet zullen redden. Die leerachterstand kan samenhangen met een benedengemiddelde intelligentie, maar kan ook het gevolg zijn van sociaal-emotionele problematiek. Leerwegondersteunend onderwijs houdt in dat leerlingen naast het gewone lesprogramma, extra persoonlijke aandacht en zorg-op-maat krijgen van deskundige leerkrachten. Leerwegondersteunend onderwijs is dus niet een niveau lager, maar een andere aanpak van leerlingen op minimaal het niveau van de basisberoepsgerichte leerweg. Hierbij is te denken aan hulp in bepaalde vakken, orthodidactische ondersteuning, aandacht voor sociale vaardigheden of faalangst, huiswerkbegeleiding, extra aandacht voor de thuissituatie, nauw contact met de ouders. De zorg kent heel veel aspecten en hangt af van wat de leerling nodig heeft. Via indicatiestelling wordt bepaald of een leerling in aanmerking komt voor leerwegondersteunend onderwijs (of voor praktijkonderwijs) en bestempeld wordt als “zorgleerling“. De eigenlijke indicatiestelling geschiedt door de Regionale Verwijzingscommissie Voortgezet Onderwijs (RVC-VO) in Zwolle. Dat gaat als volgt: • de SGL vraagt indicatiestelling aan en dient daartoe een leerling-dossier in; • de RVC-VO beoordeelt op basis van landelijke en uniforme criteria of een leerling in aanmerking komt voor leerwegondersteunend onderwijs, en geeft vervolgens een beschikking af;
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
42
•
op basis van een positieve beschikking kan de leerling leerwegondersteunend onderwijs krijgen. Bij de indicatiestelling staan de volgende drie leerlingkenmerken centraal: - Het IQ van de leerling; - De leerachterstand van de leerling; - Eventuele sociaal-emotionele problematiek van de leerling. Op zichzelf is geen van de drie criteria doorslaggevend. Altijd worden op zijn minst twee van de kenmerken in samenhang beschouwd. Zo kan een lage intelligentie de oorzaak zijn van zwakke leerprestaties, maar ook sociaal-emotionele factoren kunnen hieraan ten grondslag liggen. De indicatie-aanvraag dient goed gemotiveerd en gedocumenteerd te worden. Criteria voor toelating LWOO geïndiceerd voor:
IQ in de bandbreedte
relatieve leerachterstand van
Pro of LWOO
75 - 80
0,25 of meer (DLE = 45 bij eind groep 8)
LWOO
75 - 90
LWOO
91 - 120
0,25 tot 0,5 (DLE van 45 - 30 bij eind groep 8) 0,25 tot 0,5 (DLE van 45 - 30 bij eind groep 8)
emotionele problematiek
Soc.emot.problematiek dient aangetoond te worden
Procedure om tot LWOO-indicatie te komen. Bij aanmelding vanuit de basisschool krijgt de leerling een onderwijskundig rapport mee. Op dit rapport worden de leervorderingen vermeld. Op grond van deze gegevens en het advies van de basisschool kan het zijn dat een leerling als zorgleerling wordt aangemerkt. De orthopedagoge onderzoekt d.m.v. een van de toegestane testmethodes het leervermogen van betreffende leerling. Vallen de scores binnen de criteria of is er sprake van sociaalemotionele problematiek dan wordt met instemming van de ouders de gegevens op het voorgeschreven aanmeldingsformulier van de RVC ingevuld. De orthopedagoge motiveert de aanvraag voor LWOO of praktijkonderwijs. Bij twijfel wordt de leerling ingebracht in de PCL van het Samenwerkingsverband V.O. De PCL geeft namens het VO Lelystad een advies. Dit kan ook een verwijzing zijn naar een cluster-4 school, naar het praktijkonderwijs, of de aanvraag van een Leerlinggebonden Financiering. De praktijk op de SGL Een beschikking van de RVC geeft de school vier jaar lang extra financiële middelen om een leerling te ondersteunen. Zij geeft geen richtlijnen of voorschriften over de aard of vorm van de ondersteuning of zorg. De SGL bepaalt de praktische uitwerking zelf: in een aparte afdeling worden in de twee eerste leerjaren kleinere klassen van maximaal 15 (+/- 2) op een zo evenwichtig mogelijke manier samengesteld. De mentor geeft aan zijn of haar klas algemeen vormende vakken en project onderwijs. Er wordt gedifferentieerd naar tempo en niveau. Er wordt gewerkt met weektaken. Het aantal leerkrachten op deze klassen wordt laag gehouden (LWOO-kernteam), zodat nauw samengewerkt kan worden. Er wordt meer tijd aan praktische vakken gegeven. Drama en informatiekunde worden gezien als belangrijke steunvakken bij het onderwijsproces en de totale ontwikkeling van de leerling Handelingsgericht werken Voor elke leerling wordt gewerkt met een handelingsplan, dat bij de start op de SGL wordt gemaakt, in nauwe samenwerking met de orthopedagoge en de afdelingsleider van het LWOO In dit handelingsplan staan de doelen en de aandachtspunten waar de met de leerling aan gewerkt wordt, zo concreet en helder mogelijk omschreven. Ook geeft het handelingsplan De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
43
aan welke leerkracht met de leerling aan een bepaald doel gaat werken. Het handelingsplan wordt na een van tevoren bepaalde periode geëvalueerd en zonodig bijgesteld. De afdelingsleider LWOO organiseert periodiek teamvergaderingen waarin d.m.v. intervisie en collegiaal consult over leerlingen afspraken worden gemaakt. De orthopedagoge brengt de leerlingkenmerken uit het dossier in en ondersteunt de mentoren en het team in het werken met handelingsplannen. De afdelingsleider LWOO bespreekt het effect van de ondersteuning en begeleidt mentoren en docenten bij het uitvoeren, het opstellen en / of bijstellen van handelingsplannen, daarin eventueel bijgestaan door de orthopedagoge. In het algemeen is de taak van de afdelingsleider erop toe te zien dat het handelingsgericht werken op een verstandige en verantwoordelijke manier gebeurt (volgens de methode SMART= specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden). De mentor is verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van de handelingsplannen. Na een beoogde periode van 6 weken wordt de inhoud en het resultaat of de eventuele bijstelling van het handelingsplan door de mentor besproken met de ouders en de leerling. Kansen om het Voortgezet Onderwijs op de SGL met goed resultaat af te ronden. De leerkrachten die de LWOO-leerling in de onderbouw van de SGL zorg-op-maat geven, hebben gekozen voor - en hebben veel affiniteit met het werken met leerlingen met een extra zorgbehoefte. Na twee jaar stromen de LWOO-leerlingen door naar een van de leerwegen uit het VMBO. Dit kan de basisberoepsgerichte leerweg zijn, maar ook de kaderberoepsgerichte of de theoretische leerweg. De LWOO-geïndiceerde leerling houdt zijn beschikking gedurende vier jaar en heeft in die zin ook vier jaar recht op extra zorg en begeleiding. Speerpunten: In de komende jaren zullen de extra financiële middelen achtereenvolgens op de volgende wijze worden ingezet: • extra hulp voor LWOO-leerlingen in klas 3 en vervolgens klas 4 van het VMBO in de vorm van gefaciliteerde begeleidingstijd door een docent/mentor; • scholing van docenten die met zorgleerlingen werken; • aanpassingen voor leerlingen voor wie de didactische werkvorm in het VMBO (o.a. meer zelfstandig werken) te hoge eisen stelt; • inzet van onderwijsassistenten, indien formatief mogelijk. 1.4 Aannamebeleid: REC-indicatie Indicatiestelling Vanaf augustus 2003 is de regeling 'Indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering' in werking getreden. Vanaf dat moment kunnen ouders, na een positief indicatiebesluit van de Commissie voor de Indicatiestelling (CvI), kiezen of zij hun kind willen plaatsen op het speciaal (voortgezet) onderwijs of dat zij gebruik willen maken van leerlinggebonden financiering, “de rugzak”, binnen het regulier onderwijs. De indicatiestelling is opgebouwd uit drie delen. In de eerste plaats moet er sprake zijn van een beperking of een stoornis, vervolgens moet aangetoond worden dat er sprake is van een ernstige beperking in de onderwijsparticipatie en als laatste moet blijken dat er sprake is van ontoereikende zorg binnen de reguliere onderwijssetting. Ouders melden hun kind aan bij het CvI, zij kunnen vor hulp ook terecht bij het REC-loket. Het dossier dient compleet te zijn en het volgende te bevatten: naast het aanmeldingsformulier van de ouders, is in veel gevallen een onderwijskundig rapport noodzakelijk. Daarnaast moet er ook een handelingsplan aanwezig zijn, waarvan de CvI kan beoordelen welke extra zorg is geboden door de reguliere school. De school geeft aan: 1) welke onderwijsbeperking de leerling heeft als gevolg van de stoornis of handicap 2) welke onderwijsdoelen de school voor de leerling wil bereiken 3) welke maatregelen de school neemt om de omschreven doelen te bereiken 4) hoe de school de vorderingen van de leerling volgt en registreert 5) welke afspraken ouders en school samen maken.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
44
Bij een aanvraag voor een eerste indicatie wordt het handelingsplan na een half jaar geëvalueerd. Als er problemen zijn rondom de toelating van een leerling of het (uitvoeren van) het handelingsplan kunnen ouders van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs zich wenden tot de Advies Commissie Toelating en Begeleiding (ACTB). Wat bevat de Leerling Gebonden Financiering? Leerlingen in het reguliere onderwijs die een positieve indicatie LGF hebben ontvangen, krijgen begeleiding van de Ambulante Dienst (AB). De LGF bestaat uit twee bedragen. Onderstaande tabel geeft de door het CFi vastgestelde bedragen in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2007-2008. Cluster 2
3 4
Bedrag voor lln. met LWOO ind. € 1442,68 (slechthorend) € 2244,78 (doof) € 1442,68 € 1442,68
Bedrag VO
Bedrag AB
€ 2912,08
€ 3052,35 € 4719,23
€ 2912,08 € 2912,08
€ 3052,35 € 3052,35
Het bedrag dat aan de scholen wordt toegekend wordt op de SGL op de volgende manier besteed: uitbetaling coach: 40 uur x € 50,= € 2000,overhead (coördinator, scholing, vergaderingen, administratie) = boven restant Er wordt dus meer geld besteed aan een leerling met een indicatie dan dat er aan Leerling Gebonden Financiering wordt uitgekeerd aan de school. Leerlingen met een LWOO indicatie krijgen –gezien hun ondersteuning in het LWOO- minder uren begeleiding van een coach. Het is belangrijk om vooraf te bepalen of een leerling met deze inzet in staat is om in het reguliere onderwijs zijn schoolloopbaan te voltooien met een diploma. Het kan voor ouders én SGL een belangrijke afweging zijn of de leerling ingeschreven moet worden in het reguliere onderwijs of op een school voor speciaal onderwijs. 1.4.1 Aannamebeleid: Begeleidingsmogelijkheden en –onmogelijkheden van leerlingen met een extra zorgbehoefte op de SGL Aangemelde leerlingen kunnen wel of niet in het bezit zijn van een indicatiestelling voor extra zorg. Bij een indicatiestelling heeft de aannamecommissie het mandaat om –met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van de SGL- de leerling beargumenteerd al dan niet toe te laten. De toeleverende basisschool is verantwoordelijk voor een volledige en waarheidsgetrouwe weergave van de zorggeschiedenis en extra zorgbehoefte van de leerling. In de nabije toekomst zal gewerkt worden met een elektronisch leerlingendossier, waarin interne en externe zorghulp vermeld dient te zijn. Op deze vertrouwensbasis wordt een leerling aangenomen en kan indien nodig de hulp worden voortgezet of worden aangepast. De verantwoordelijkheid van de basisschool is hierin groot en onomstreden in het belang van de leerling. Bij elke aangemelde leerling met een extra zorgbehoefte zal de SGL zich moeten afvragen: “zijn wij voldoende in staat om deze leerling op onze school succesvol te laten functioneren?” Dit moet dan blijken uit de hierna volgende overwegingen en criteria: 1. De leerkrachten, die de begeleiding van de zorgleerling moeten gaan uitvoeren, zijn voldoende deskundig 2. De organisatie van de school is zodanig ingericht, dat de speciale zorg aan de leerling voldoende aandacht voor de overige leerlingen waarborgt. 3. Het gebouw en de faciliteiten zijn voldoende aangepast of kunnen op eenvoudige wijze worden aangepast aan de specifieke beperking(en) van de leerling.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
45
Bijlage 1.5 is hierbij een verdere leidraad. Hieronder zijn de mogelijkheden en beperkingen weergegeven die op deze bijlage vermeld kunnen worden. 1.4.2. Aannamebeleid: Criteria, beperkingen en verbeterpunten t.a.v. aanname van leerlingen met extra zorgbehoefte ¾ Cluster 1. – Visueel beperkte leerlingen - Blinde leerlingen - Slechtziende leerlingen Mogelijkheden: In principe zijn toelaatbaar: leerlingen met een visuele handicap, die zich konden handhaven binnen het reguliere basisonderwijs, mits er geen sprake is van andere problematiek en mits technische en onderwijskundige aanpassingen binnen de school reëel zijn. De leerling dient zelf te beschikken over de noodzakelijke hulpapparatuur. Beperkingen: • Deelname aan L.O. • Onbekendheid van de school met brailleschrift en andere noodzakelijke technische voorzieningen. Verbeterpunten: • Instellen van een ‘buddy’ (medeleerlingen). • Gebruik van een laptop. • (Aangepaste) Verlichting voor slechtziende leerlingen. • Gebruik van een leesloep voor slechtzienden.
• Kennis omtrent “het gesproken boek”.
¾ Cluster 2: - Communicatief gehandicapten - Dove leerlingen - Slechthorende leerlingen - Leerlingen met ernstige spraakmoeilijkheden Mogelijkheden: In principe zijn leerlingen slechthorende leerlingen toelaatbaar waarbij technische voorzieningen deelname aan klassikale instructie mogelijk maakt, mits er geen sprake is van andere problematiek. Beperkingen: • Er is geen deskundigheid op de SGL met betrekking tot de begeleiding van dove leerlingen (bv. gebarentaal). • De school kan geen logopedische hulp bieden. Verbeterpunten: • Instellen van een ‘buddy’ (medeleerlingen). • Realiseren van technische aanpassingen, bijv. ringleiding indien mogelijk. • Communicatietips voor docenten. • Logopedische hulp inhuren via het REC of via verzekering ouders. ¾ Cluster 3: - kinderen met verstandelijke en/of lichamelijk beperkingen en langdurig zieke kinderen - Zeer moeilijk lerende leerlingen - Langdurig (somatisch) zieke leerlingen - Lichamelijk gehandicapte leerlingen Mogelijkheden: Zeer moeilijk lerende leerlingen zijn niet plaatsbaar als er geen uitzicht is op het behalen van tenminste het diploma VMBO- Basisberoepsgerichte Leerweg. Langdurig zieke leerlingen en leerlingen met een lichamelijke beperking: plaatsing is in principe mogelijk indien de lichamelijke verzorging het klassengebeuren niet in De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
46
ernstige mate belemmert. Per betreffende leerling zal door de aannamecommissie moeten worden bepaald wat onder “in ernstige mate” wordt verstaan (met mogelijk gebruik van bijlage 1.5). De aannamecommissie heeft het mandaat op grond hiervan te beslissen. Het gebruik van een rolstoel is geen belemmering, gezien de aard van het gebouw. Beperkingen: • Vervoer van een lichamelijk gehandicapte leerling zal voor aanname geregeld moeten worden. • Deelname aan L.O. kan een belemmering zijn. • De lichamelijke verzorging mag niet teveel interfereren met het klassengebeuren. • Er is geen aparte verzorgingsruimte in de school. Verbeterpunten: • Instellen van een ‘buddy’ (medeleerlingen). • Voorkeursbehandeling bij aanbieding van leerlingenkastjes, liefst op ooghoogte. • Rekening houden met het lokalenrooster waar deze leerlingen zitten bij verminderde mobiliteit. • De mogelijkheden kunnen vergroot worden door aanbieding van een aangepast leeraanbod. Hierbij kan ook gedacht worden aan ‘leren op afstand’ d.m.v. ICT. ¾ Cluster 4: - kinderen met psychiatrische stoornissen, ernstige gedragsproblemen en diffuse problematiek - Zeer moeilijk opvoedbare leerlingen - Langdurig zieke leerlingen waarbij psychiatrische problemen een dominante rol spelen Mogelijkheden: Aanname is alleen mogelijk indien er sprake is van milde gedragsproblematiek en/of problematiek met een aantoonbare gunstige progressie. Beperkingen: • Leerlingen met (gedrags)kenmerken waarvan de structurele verstoring van het onderwijsproces van medeleerlingen voorspelbaar is, zijn niet toelaatbaar. De aannamecommissie heeft het mandaat om hierover te beslissen. Een belangrijk punt van afweging is enerzijds of deze kenmerken door de school beïnvloedbaar zijn en anderzijds of de school hiertoe in staat is. • Er is onvoldoende deskundigheid bij de gemiddelde docent op het gebied van ernstige gedragsproblematiek. • Er zit een bovengrens aan de opnamecapaciteit van de SGL van cluster-4 leerlingen, bovendien is de gemiddelde groepsgrootte een extra belemmering. • Er dient een evenwichtige balans te zijn tussen zorg- en niet-zorg leerlingen. Verbeterpunten: • Vergroting van deskundigheid op gebied van gedragsproblematiek d.m.v. nascholing. • Bewustwording van handelingsgericht werken: bij constatering van (potentieel structurele) gedragsproblematiek wordt een handelingsplan opgesteld en bijgehouden. Bij de aanname van een leerling zal niet altijd te overzien zijn of de school in staat is om doorgaande hulp te bieden t/m het eindexamen. Toch moet dit wel het uitgangspunt zijn in de intakeprocedure. Bij aanmelding van een leerling met een leerlinggebonden budget zal in goed overleg met alle betrokkenen de mogelijkheden en de beperkingen van de leerlingen en de schoolorganisatie worden geïnventariseerd. Op basis daarvan wordt besloten tot toelating tot de school. Het is niet verstandig om tot plaatsing over te gaan als bij de aanmelding al duidelijk is dat het kind binnen afzienbare tijd teruggeplaatst zal moeten worden naar het Speciaal Onderwijs. De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
47
Bijlage 1.5 Aannamebeleid: Format inventarisatieschema van de mogelijkheden van de school t.a.v. de toelating van zorgleerlingen Aandachtspunten Mogelijkheden van m.a.w. “Wat vraagt de school: het kind?”
Onmogelijkheden Wat kan extern worden van de school: gehaald? Mogelijke oplossingen:
Pedagogisch:
Didactisch:
Kennis en vaardigheden van docenten:
Organisatie: School en klas:
Gebouw / Materieel:
Medeleerlingen:
Ouders:
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
48
Bijlage 2: Handelingsgericht werken: Format Begeleidingsplan bij structurele gedragsproblemen In het begeleidingsplan beschrijft de school: • Concreet gedrag of een concreet prestatieniveau waarvan men denkt dat de leerling dat zou moeten kunnen laten zien of bereiken. • Relevantie condities: met welke leerlingkenmerken moet rekening worden gehouden en met welke omgevings- en schoolkenmerken. • Afspraken: in grote lijnen wordt er hier aangegeven wat er gedaan zal worden en met welke frequentie • Evaluatie: wanneer en hoe zal de evaluatie zal plaatsvinden (tussen de 6 weken en 3 maanden). • Een begeleidingsplan geeft de kaders aan waarbinnen eventuele handelingsplannen worden uitgewerkt. Werken met een begeleidingsplan, en dus het schriftelijk vastleggen van de beoogde aanpak, heeft voordelen: Er wordt vastgelegd wie, wat, waar en wanneer met de leerling gaat doen. • Het dwingt tot nadenken over het probleem en de mogelijke oplossingen. • Het bevordert de afstemming van het pedagogisch en didactisch handelen op de specifieke onderwijsbehoeften van deze leerling. • Het stimuleert en vergemakkelijkt het overleg en de discussie tussen collega’s. • Het vergroot de kans op continuïteit in de aanpak van bepaalde problemen • Het effect van de gekozen aanpak kan geëvalueerd worden. Het belang van bespreking in het team is hiermee evident.
BEGELEIDINGSPLAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYSTAD SCHOOLJAAR 2007 / 2008 Naam : Geboortedatum : Klas : Periode : Begeleidingsplan nr. : Opsteller plan : Mentor : Ouder / verzorger : Afdelingsleider : Signalering: Duidelijk omschrijven dat de leerling niet zo functioneert zoals zou moeten. (zowel gedrag als leerprestaties) Belangrijk: beschrijven van het gedrag zoals de leerling laat zien, dus geen oordelen over dat gedrag (lui, ongemotiveerd). Dus eigenlijk zoal een videocamera zou registreren.
Relevante informatie: Inventariseren wat al eerder is gedaan om dit gedrag of functioneren te beïnvloeden. Ook moeten de voorwaarden die belemmerend of bevorderend kunnen werken genoemd worden, bv interactie in de klas met medeleerlingen en docenten, intelligentie, leerling-kenmerken (Cluster 4-diagnose, dyslexie), thuissituatie, omgang leeftijdgenoten, vrijetijdsbesteding. Ook sterke kanten!!
Hulpvraag: Formuleren van concreet gedrag of concreet prestatieniveau waarvan je vindt dat deze leerling dat moet kunnen laten zien op basis van wat je van deze leerling weet. Bij voorkeur In vraagvorm. Uitvoering: Zoveel als mogelijk is antwoord geven op de volgende vragen. • Wat? Concreet aangeven wat je wilt bereiken – concrete, haalbare en uitvoerbare doelen. Wat moet de leerling in de afgesproken tijd leren of kunnen? • Hoe? Welke methodiek wordt gebruikt? Op welke wijze aangeboden?
• •
Waar en wanneer? Door wie?
Tijdpad:
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
49
Bijlage 2a: Handelingsgericht werken: Format Logboek Logboek Begeleidingsplan nr.: Startdatum: Einddatum: Week / Datum
Aandachtspunt / werkpunt
actie
Nabespreking Datum: In de periode (startdatum / einddatum) is er door (naam leerling) gewerkt aan: (doelen)
Aanbevelingen: - Degene die het begeleidingsplan opstelt, is ook degene die het plan bijhoudt. Meestal zal dat de mentor zijn (ondersteund door de afdelingsleider) - Werk aan één probleem per leerling. Een begeleidingsplan moet gaan over één aspect van het functioneren van een leerling, waaraan alleen via een specifieke aanpak kan worden gewerkt. - Maak realistische, in tijd uitvoerbare plannen.(SMART) Een docent kan niet al zijn of haar tijd besteden aan de ondersteuning van één of enkele leerlingen. Het begeleidingsplan zal binnen de context van de mogelijkheden van docent en school uitvoerbaar moeten zijn. Indien er meer aan de hand is met een leerling dan in eerste instantie overzien kan worden, dient er uiteraard overleg met het zorgteam te zijn. Het begeleidingsplan beperkt zich tot het beschrijven van de acties die tot de directe competenties van de school behoren. Afstemming tussen docent en andere deskundigen is uiteraard van belang. De aanzet tot handelingsgericht werken is gegeven in het schooljaar 2007-2008. In het kader van “Passend Onderwijs Proof” (POP) zal de school het werken met begeleidingsplannen volledig moeten integreren in de begeleiding van leerlingen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
50
Bijlage 3: Leerlingbegeleiding Hoe komt de leerling bij de leerlingbegeleiding? De gewone weg Wanneer een mentor signalen krijgt of opmerkt dat het niet goed gaat met een mentorleerling, en dat kan in alle opzichten, dan meldt de mentor dit bij de afdelingsleider. Deze kan naar aanleiding van het probleem het volgende besluiten: - De mentor vraagt raad en advies bij de leerlingbegeleiding over hij/zij deze het probleem van de leerling kan aanpakken. - De mentor brengt het probleem ter intervisie in het afdelingsteam. De afdelingsleider kan besluiten, in overleg met de mentor, de leerling met het probleem door te verwijzen naar het Zorgteam (zie Zorgteam). Het Zorgteam neemt besluiten ten aanzien van het wel of niet inzetten van een leerlingbegeleider. De “crisis”weg Bij acute emotionele - of psychische problemen moet er snel gehandeld worden en kan de leerlingbegeleiding direct worden ingeschakeld. De “consult” weg. De leerlingbegeleiding kan ook door leerlingen voor raad of advies geconsulteerd worden. Leerlingen hebben dus de mogelijkheid om buiten de mentor om bij de leerlingbegeleiding aan te kloppen. Ook ouders kunnen hierom vragen. In deze gevallen kunnen de leerlingbegeleiders maximaal vijf gesprekken voeren, daarna moet het gemeld worden bij het Zorgteam en de desbetreffende afdelingsleider. Is de leerling hiertegen gekant, dan stoppen de gesprekken en daarmee de hulp. Mentoren kunnen natuurlijk altijd om raad en advies vragen, maar dit houdt niet in dat zij daarmee een probleemleerling kunnen aanmelden, anders dan in crisis.
LEERLING Mentor
Leerlingbegeleider Team
Zorgteam
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
51
Bijlage 3.1: Leerlingbegeleiding Groepsgerichte trainingen In de preventieve sfeer organiseert de Leerlingbegeleiding jaarlijks verschillende trainingen. Een faalangstreductietraining voor leerlingen in het eerste leerjaar. Een sociale vaardigheidstraining voor leerlingen in het tweede leerjaar. Examenvrees reductietrainingen in het examenjaar van zowel Havo-VWO als VMBO. Ook kunnen er op verzoek lessen of trainingen op maat gegeven worden aan leerlingen en docenten in het omgaan met bepaalde problematiek zoals faalangst, sociale vaardigheid en sociale veiligheid en het vergroten van de weerbaarheid. Hieronder worden de verschillende trainingen besproken: Faalangstreductietraining in het eerste jaar Het is een korte, intensieve training waarbij leerlingen beter leren omgaan met spanning. De jongeren worden onder meer via de Schoolvragenlijst (SVL) door de mentor en Leerlingbegeleiding voorgedragen. Indicatie is: wanneer door spanningen (angst) de leerprestaties achterblijven. In geval van contra-indicatie, zoals wanneer de leerling geen probleeminzicht lijkt te hebben of wanneer bij de leerling de faalangst een onderdeel lijkt te zijn van een uitgebreidere emotionele problematiek, wordt de leerling voorgedragen in het zorgteam (ZAT) Het doel van de training is dat de leerling leert omgaan met zijn faalangst waardoor hij er minder last van heeft en beter functioneert (m.n. op het gebied van leerprestaties). De werkwijze is als volgt: De afdelingsleiders zorgen voor de afname van de schoolvragenlijst (SVL) voor oktober. De mentor bespreekt de uitkomst van de SVL met de afdelingsleider en een leerlingbegeleider. De voorgedragen leerlingen worden besproken in het kleine zorgteam en de dossier- en voorkennis wordt geactiveerd. De trainer voert de intake-gesprekken en zorgt voor contact met ouders/verzorgers. De training duurt 10 weken met een frequentie van een training per week. De training vindt plaats in een ‘gesloten’ lokaal op de SGL. De inhoud volgt de training opgezet door het RIAGG en is gebaseerd op een combinatie van bestaande methodieken en technieken: de rationeel-emotieve therapie (RET), waarbij het Gdenken (positief denken) onderdeel uitmaakt, ontspanningsoefeningen, desensitisatieoefeningen en expressieoefeningen. Er wordt ook aandacht besteed aan studievaardigheden. De ouders/verzorgers geven toestemming voor deze training. Na de training worden een schriftelijk verslag gemaakt. In dit verslag zijn tevens aandachtspunten geformuleerd die naar de mentor en ouders worden teruggekoppeld. Dit verslag wordt toegevoegd aan het dossier van de desbetreffende leerling. De training wordt altijd door twee trainers gegeven. Deze training is, na een jaar meelopen, door een ingevoerde docent te geven. Sociale Vaardigheidsheidstraining in het tweede leerjaar Het is een korte, intensieve training waarbij leerlingen met tekorten op het terrein van de sociale competentie individueel of in klas-(groeps-)verband op maat sociale vaardigheden leren. De leerlingen worden onder meer via de Schoolvragenlijst (SVL) door de mentor en Leerlingbegeleiding voorgedragen. Indicatie is: pestgedrag, over-assertief gedrag, sociaal isolement, teruggetrokken gedrag, angstig gedrag) De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
52
In geval van contra-indicatie, zoals aanwezigheid van psychiatrische problematiek of grote achterliggende gezinsproblematiek, wordt de leerling voorgedragen in het zorgteam. Het doel is dat de leerling na de training inzicht heeft in het effect van zijn eigen handelen en hij de geleerde vaardigheden kan toepassen. De werkwijze is als volgt: De afdelingsleiders zorgen voor indienen van de namen van geschikte leerlingen voor de kerstvakantie. De voorgedragen leerlingen worden besproken in het kleine zorgteam (KZT) en de dossieren voorkennis wordt geactiveerd. De leerlingbegeleider voert de intake-gesprekken en zorgt voor contact met ouders/verzorgers. De training duurt 12 weken met een frequentie van een training per week. De training vindt plaats in een ‘gesloten’ lokaal op de SGL. De inhoud volgt de training opgezet door het RIAGG en wordt op maat toegesneden op de desbetreffend groep op grond van specifieke vragen, problemen tekorten en omstandigheden van het individu of de groep.. De ouders/verzorgers geven toestemming voor deze training. Na de training worden de schriftelijk verslag gemaakt. In dit verslag zijn tevens aandachtspunten geformuleerd die naar de mentor en ouders wordt teruggekoppeld. Dit verslag wordt toegevoegd aan het dossier van de desbetreffende leerling. De training wordt altijd door twee trainers gegeven en daar deze training veel expertise vraagt van de trainers, blijft tenminste één leerlingbegeleider verantwoordelijk. Examenvreesreductie training in het examenjaar Gezien de specificiteit van deze vrees is het aan te raden om deze training te (laten) geven vóór de eerste schoolonderzoeken zijn gehouden. Het is een korte, intensieve training waarbij examenkandidaten beter leren omgaan met spanning. De leerlingen worden via de Toetsattitude vragenlijst (TAV) door de mentor aangemeld bij de Leerlingbegeleiding. De intake wordt gedaan door trainers. Het doel van de training is dat de examenkandidaat beter realistische studieplannen kan maken; onder eigen verantwoordelijkheid zijn studieplanning kan uitvoeren; omgaan kan met examenspanning en kan presteren bij alle examenonderdelen. De training duurt 8 weken met een frequentie van één training per week. De training vindt plaats in een ‘gesloten’ lokaal op de SGL. De inhoud volgt de training opgezet door het RIAGG en is gebaseerd op een combinatie van bestaande methodieken en technieken: de rationeel-emotieve therapie (RET), waarbij het Gdenken (positief denken) onderdeel uitmaakt, ontspanningsoefeningen, desensitisatieoefeningen en expressieoefeningen. Er wordt aandacht besteed aan studievaardigheden. De ouders worden op de hoogte gesteld. De training wordt altijd door twee trainers gegeven. Deze training is, na een jaar meelopen, door een docent te geven. Er is een training voor het Havo/VWO en een training voor het VMBO. Specifieke ondersteuning, lessen en trainingen op maat Op aanvraag van het Zorgteam kan de Leerlingbegeleiding specifieke ondersteuning of lessen/training verzorgen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
53
Wanneer er bijvoorbeeld in een klas grote sociale onveiligheid bestaat die de mentor niet kan oplossen, kan deze klas een korte training gegeven worden gericht op het vergroten van de sociale veiligheid binnen de groep. Deze sociale onveiligheid kan zich uiten in pesten, slecht omgaan met omgangsvormen, discriminatie, intimidatie enzovoort. Het doel van de training is de klas weer in het gareel te krijgen en de reflectie van de groep op eigen handelen te vergroten en het versterken van weerbaarheid van de goedwilligen. De duur van de training is afhankelijk van de aangeboden problematiek en wordt op maat toegesneden op de desbetreffend groep op grond van specifieke vragen, problemen tekorten en omstandigheden van deze klas. De training zal niet snel de 5 lessen overstijgen. De ouders van de desbetreffende klas worden op de hoogte gesteld. Externe trainingen In gevallen waarbij sprake is van een problematiek die intern niet kan worden opgelost, te denken valt aan potentieel drop-outgedrag, fysiek geweld, criminaliteit en ander excessief gedrag, kan de leerling via het Zorgteam verwezen worden naar trainingen, zoals bijvoorbeeld impulscontrole-trainingen, groepsdruktrainingen en andere, die door een externe instanties, zoals Deeltijddaghulp (DDH), Dagtrainingscentrum (DTC), Geïndiceerd licht ambulante hulp (GLAZ) en HALT worden gegeven.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
54
Bijlage 4: De Vertrouwenspersoon Goede omgangsvormen houden in dat er op school in alle geledingen met respect met elkaar wordt omgegaan. Geen verbaal of fysiek geweld, geen pesterijen, geen discriminatie en geen seksuele intimidatie. De vertrouwenspersoon moet op de hoogte blijven en op de hoogte gesteld worden wanneer dit respect uitblijft of aan het verdwijnen is, zodat hij stappen kan ondernemen om dit respect te herstellen. Het overschrijden van de grenzen van respect wordt door de meeste mensen in het geval van verbaal en fysiek geweld, discriminatie en pesterijen goed herkend. Bij seksuele intimidatie is die grens voor menigeen vaak minder duidelijk (“Ik bedoelde het niet zo!” “Heb je geen gevoel voor humor?”). De officiële omschrijving van seksuele intimidatie is: ”Ongewenste seksueel getinte aandacht binnen of in samenhang met de onderwijssituatie, die tot uiting komt in verbaal, fysiek of non-verbaal gedrag. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat ervaren als ongewenst of onplezierig, ongeacht sekse en/of seksuele voorkeur. Seksueel intimiderend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn”. Kort gezegd dus elke seksueel getinte opmerking of suggestie, opzettelijk of niet, die door de ander als onplezierig wordt ervaren. Het overschrijden van de grens kan dus al heel snel het geval zijn. De wet verplicht onderwijspersoneel het bevoegd gezag onverwijld te informeren als zij - op welke manier dan ook - informatie krijgt over mogelijke ontucht, aanranding of verkrachting, gepleegd door een medewerker van de school met een minderjarige leerling. Onder ontucht valt een breed spectrum van seksueel getinte handelingen: “zoenen, bekijken/strelen van geslachtsorganen, borsten, billen; seksuele getinte voorstellen doen; kortom alle handelingen als voorspel op feitelijke seks”. Alle leerlingen weten dat ze bij problemen bij hun mentor terecht kunnen; sommigen zoeken andere medewerkers van de school. Betreft het echter klachten over seksuele intimidatie, dan kun je in een lastige positie terecht komen. Als blijkt dat de seksuele intimidatie zich mogelijk uitstrekt tot ontucht heb je weet van mogelijke strafbare feiten en ben je wettelijk verplicht om dat aan te melden (meldingsplicht). Je kunt dan in een situatie terecht komen waarin je betrokken raakt bij de aangifte van strafbare feiten gepleegd door een collega. De bestuurder is namelijk verplicht bij vermoeden van een seksueel delict jegens een minderjarige leerling aangifte te doen bij een opsporingsambtenaar (aangifteplicht). Om te voorkomen dat een docent in deze lastige positie terecht komt, bestaat de functie van interne vertrouwenspersoon, die weet welke wegen het beste bewandeld kunnen worden en geniet ook enige rechtsbescherming, die anderen niet hebben. Het is daarom verstandig om leerlingen, die komen klagen over seksueel intimiderend gedrag, altijd direct door te verwijzen naar de vertrouwenspersoon en dit te doen voor dat daders met naam en toenaam worden genoemd. Inhoudelijke bemoeienis wordt hiermee voorkómen. Op de SGL zijn de twee interne vertrouwenspersonen tegelijkertijd de leerlingbegeleiders. De grens tussen beide functie-omschrijvingen is soms vaag: beiden behelzen voor de leerling de vertrouwensfiguur die ze nodig hebben bij het oplossen van bepaalde zorgen waarvoor de mentor geen tijd, aandacht of deskundigheid heeft. Bovendien weten leerlingen over het algemeen heel goed dat in het speciale geval van seksuele intimidatie de vertrouwenspersoon de specifieke deskundigheid heeft om met dit soort klachten om te gaan. Voor het personeel lijkt de vertrouwenspersoon door deze samensmelting met leerlingbegeleiding alleen voor leerlingen beschikbaar, maar ook het personeel kan gebruikmaken van de interne vertrouwenspersoon als luisterend oor, vraagbaak, adviseur en steun bij het oplossen van bepaalde persoonlijke zorgen die de sfeer in de school betreffen. Het verschil tussen afbakening van het functioneren van de vertrouwenspersoon en de functionaris Veiligheid verdient ook enige toelichting: De vertrouwenspersoon - in dit geval ook de leerlingbegeleider - is gespecialiseerd in de sociale veiligheid en richt zich op leerlingen (individueel, in een groepje of klas) die kampen met een probleem dat een gevoel van onveiligheid oproept, zoals leerlingen die discrimineren of gediscrimineerd worden op grond van sekse, geaardheid, of sociaal-culturele achtergrond; De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
55
-
leerlingen die pesten of gepest worden; leerlingen die er niet in slagen op een gezonde wijze met boosheid (van zichzelf of een ander) om te gaan en die hun woede opkroppen. De functionaris Veiligheid houdt zich in principe bezig met onveiligheid die zich geopenbaard heeft, zoals leerlingen die bedreigen of bedreigd worden; daders en slachtoffers van vernielingen; daders en slachtoffers van geweldescalaties; daders en slachtoffers van diefstal; leerlingen die er niet in slagen op een gezonde wijze met boosheid (van zichzelf of een ander) om te gaan en die hun woede ongericht loslaten op anderen. Het is evident dat in bovengenoemde gevallen de desbetreffende leerlingen, zowel daders als slachtoffers, door de functionaris Veiligheid kunnen worden doorverwezen naar de vertrouwenspersoon c.q. de leerlingbegeleider. N.B.: vertrouwenspersonen hebben geen geheimhoudingsplicht hebben: een kind in de knel bescherm je niet met zwijgen tegenover de (wettelijk voor het kind verantwoordelijke) ouders, tenzij natuurlijk het kind daardoor in levensgevaar komt. Als leerlingen contact zoeken, wordt er naar gestreefd om ouders zo snel mogelijk erbij te betrekken, het liefst via de leerling zelf. Vertrouwenspersonen hoeven niet alles direct aan ouders door te vertellen, maar ze wel verplicht zijn deze in te schakelen als de gezondheid of veiligheid van de leerling ernstig in gevaar is. De taken van de interne vertrouwenspersoon De taak van de interne vertrouwenspersoon (de informele procedure) is: • Voorlichting geven over de functie binnen de school • Opvang en begeleiding van leerlingen en collega’s die lastig gevallen of gediscrimineerd worden. • Bemiddeling tussen klager of klaagster en aangeklaagde en/of ondersteuning van klager of klaagster bij een eventuele bemiddelingspoging door een derde • Signaleren van knelpunten • Adviezen geven voor beleid • Consultatie geven in verband met bespreekbaar maken van deze thema’s in de klas De interne vertrouwenspersoon is de contactpersoon naar buiten toe en heeft daarbij de volgende taken (de formele procedure): • Het melden van een klacht bij de externe vertrouwenspersoon van het Bevoegd gezag • Het begeleiden en ondersteunen van de klager of klaagster naar de externe vertrouwenspersoon en naar de klachtencommissie De informele procedure De klachtenprocedure kenmerkt zich door de mogelijkheid om via een informele weg tot een oplossing te komen. De interne vertrouwenspersoon onderzoekt de klacht en informeert de klager/klaagster over de te volgen procedure, waarbij de klacht zowel informeel als formeel kan worden afgehandeld. Wanneer de klager/klaagster kiest om in eerste instantie de informele weg te volgen, zet de vertrouwenspersoon de volgende procedure in werking: Hij/zij kijkt of de klager/klaagster zelf duidelijk durft te maken dat hij/zij niet van het gedrag gediend is en de aangeklaagde kan laten stoppen met dit gedrag. Als dit niet werkt of als de klager/klaagster die stap niet durft te zetten, is bemiddeling de volgende informele poging om het gedrag te doen stoppen. De vertrouwenspersoon is dan de persoon die tussen de klager en aangeklaagde bemiddelt. Tevens neemt de
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
56
vertrouwenspersoon zonodig stappen om geruchten binnen de school in te dammen of te stoppen. Wanneer de bemiddeling niet gelukt is of dit voor de klager/klaagster niet afdoende gewerkt heeft, kan de formele weg ingezet worden en wordt de klacht officieel bij de externe vertrouwenspersoon gedeponeerd. De formele procedure Zie voor uitgebreide informatie de klachtenregeling Openbaar Voortgezet Onderwijs Lelystad. In het kort komt het neer op het volgende: De klacht is nu officieel ingediend bij de externe vertrouwenspersoon en deze onderzoekt of er nog een bemiddelingspoging mogelijk is. Ook het Bevoegd gezag wordt op de hoogte gesteld van de klacht. De vertrouwenspersoon hoort zowel de klager/klaagster en de aangeklaagde afzonderlijk. De interne vertrouwenspersoon kan, wanneer de klager/klaagster dit wenst, aanwezig zijn ter ondersteuning. De externe vertrouwenspersoon kan een bemiddeling starten in overleg met van het Bevoegd gezag. Wanneer besloten wordt dat dit niet voldoende oplossing biedt of heeft geboden wordt de klacht officieel ingediend bij de klachtencommissie. Deze commissie roept de klager/klaagster en de aangeklaagde ter zitting en geeft na beide partijen gehoord te hebben, een oordeel over de klacht en een advies ter afhandeling van de klacht aan het Bevoegd gezag. Bij deze zitting is indien gewenst door de klager/klaagster, de interne vertrouwenspersoon ter ondersteuning aanwezig. Verdere begripsbepaling: Discriminerend gedrag: Elke vorm van ongerechtvaardigd onderscheid als bedoeld in artikel 2 van de Algemene Wet Gelijke Behandeling, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning of het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven wordt tenietgedaan of aangetast. Discriminatie kan zowel bedoeld als onbedoeld zijn. Agressie, geweld en pesten: Gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen waarbij bedoeld of onbedoeld sprake is van geestelijke of lichamelijke mishandeling van een persoon of groep personen die deel uitmaakt van de schoolgemeenschap. De vertrouwensinspecteur Bij de inspectie zijn vertrouwensinspecteurs werkzaam. Zij zijn aanspreekpunt voor scholen, leerlingen of medewerkers die te maken hebben met seksueel misbruik/seksuele intimidatie of geweld in een schoolsituatie. Ook vertrouwenspersonen kunnen zich derhalve tot de vertrouwensinspecteur wenden voor advies. Centraal meldpunt Vertrouwensinspecteurs: voor klachten op het gebied van (seksueel) geweld, intimidatie, discriminatie, onverdraagzaamheid, radicalisering en dergelijke kan men ook contact opnemen met het landelijk meldpunt vertrouwensinspecteurs: Tel.: 0900 1113111 Privacy De contactpersoon, rector, klager en aangeklaagde en eventueel andere betrokkenen zijn gehouden de klacht binnen besloten kring te behandelen. Ten behoeve van de privacy van met name aangeklaagde worden klachten niet met andere teamleden, MR en ouders besproken. Er kan gemeld worden dat er een klacht is (indien de aard van de klacht dit vereist) en na afhandeling van de klacht kan er – indien dat nodig is voor de schoolorganisatie – informatie gegeven worden over de gemaakte afspraken. De klager/klaagster mag alle informatie hebben over de afhandeling van haar of zijn klacht. Dat strekt zich echter niet uit tot de inhoud van het eventuele functionerings- en beoordelings-traject van de aangeklaagde. De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
57
Bijlage 5: Werkgroep Opvang Anderstaligen - Startgroep Leerlingen die rechtstreeks uit het buitenland komen en/of leerlingen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en die volgens de test aan de voorwaarden voldoen om binnen afzienbare tijd in een reguliere onderbouw (of LWOO) klas te kunnen instromen, komen in de Startgroep. Doelstelling De doelstelling van de Startgroep is: Om de leerlingen in korte tijd het Nederlands op zodanig niveau te leren beheersen, dat zij met een basispakket in een reguliere onderbouw of LWOO-klas kunnen meedraaien (Het basispakket bestaat uit de volgende vakken: po – lo – tk – bv – mu – dr – if – (vz)). Deze relatief korte cursus NT2 geeft een degelijke basis van de Nederlandse taal, maar is nog niet toereikend om alle lessen optimaal te kunnen volgen. Toch is voor deze opzet gekozen, omdat een snelle doorstroom naar het reguliere onderwijs de integratie kan bevorderen. De anderstalige leerlingen kunnen makkelijker contact maken met (Nederlandse) klasgenoten. Zij vormen dan niet een aparte groep binnen de school, maar maken deel uit van de school. Een ander voordeel is dat zij veel meer mondeling Nederlands taalaanbod krijgen dan wanneer zij een aparte groep vormen. Dit taalaanbod stimuleert het taalverwervingsproces. Vakken In de startgroep wordt voor het grootste deel NT2 gegeven, maar daarnaast wordt er ook wiskunde aangeboden. De leerlingen leren tijdens de wiskundelessen naast verwerving van vaktaal wiskunde ook het vak wiskunde op hun eigen niveau, zodat de aansluiting met een reguliere klas zo naadloos mogelijk verloopt. Verder staan de volgende vakken op het rooster: drama, lichamelijke oefening en beeldende vorming. Wanneer de docenten van de Startgroep vinden dat de leerling ‘klaar’ is voor een reguliere klas, wordt contact opgenomen met de woa-coördinator. Gevoel en ervaring m.b.t. de leerling spelen hierbij een grote rol. De leerling heeft de test Zebra 1+2 voldoende gemaakt. Daarnaast kan de leerling de wiskunde opdrachten redelijk begrijpen en is hij in het Nederlands redelijk aanspreekbaar. Voordat de leerling in een regulier groep geplaatst wordt neemt de orthopedagoge bij de leerling de volgende testen af: Brus-EMT 1994 en Klepel A = technisch lezen, Cito A = begrijpend lezen, SVS1 E3A = spelling, Cito rekenen en wiskunde 2002 (alg.E4) = inzichtelijk rekenen. De coördinator verzoekt de afdelingsleider LWOO een klas voor de startgroepleerling te zoeken. Er wordt een informatiebrief met leerlinggegevens verspreid over de belanghebbenden, zoals alle docenten van het klassenteam, afdelingsleider, leerlingadministratie e.a. Hierin staat ook vermeld welke vakken de leerling bij de WOA kan doen. WOA-begeleidingsuren In de WOA-begeleidingsuren zitten leerlingen die uit de startgroep komen. Zeker in het begin zullen zij een flink aantal uren ‘in de WOA zitten’. Het is dan ook van groot belang dat zij een duidelijk programma hebben. De WOA-mentor is hier verantwoordelijk voor (zie elders in deze tekst). De startgroepverlaters zullen na verloop van tijd steeds minder in de woa komen, omdat zij steeds meer vakken met de klas mee doen. Niet alleen startgroepverlaters komen in de WOA, ook de zgn. onderinstromers komen hier. Onderinstromers zijn leerlingen die vanaf een basisschool starten in een eerste klas, maar nog niet voldoende taalvaardig zijn om alle lessen te kunnen volgen. Daarnaast zijn er nog zij-instromers, dit zijn leerlingen die op een andere school of ISK al voortgezet onderwijs gevolgd hebben, maar ook niet voldoende taalvaardig zijn om alle lessen te kunnen volgen. Per zij-/ onderinstromer wordt individueel bepaald welke vakken zij nog niet met de klas meedoen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
58
Dit wordt bij onderinstromers in de eerste weken van het schooljaar bepaald door de woamentor op basis van de gegevens van het basisonderwijs én op basis van de ervaringen van het docententeam. Bij de zij-instromers wordt dit door de woa-coördinator bij de intake bepaald. Elke leerling die de WOA volgt, heeft een WOA-mentor. De WOA-mentor is het aanspreekpunt voor de leerling en voor de klassenmentor en/ of het klassenteam. Het klassenteam kan aangeven waar of welke extra hulp geboden zou kunnen worden in de woa. De WOA is geen remedial teaching de vakdocent heeft zelf ook een verantwoordelijkheid t.a.v. de anderstalige leerling.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
59
Bijlage 6: Remedial Teaching Doelstelling van de afdeling RT van de SGL: Signaleren, diagnosticeren en behandelen van (leer) problematiek van leerlingen vanuit het idee zoveel mogelijk leerlingen binnen het reguliere onderwijs een diploma te laten halen. Vroegtijdige signalering van leerlingen met speciale begeleidingsbehoeften.
Om aan de doelstelling te voldoen onderneemt de afdeling Remedial Teaching de volgende acties: Vanaf februari van elk schooljaar: • Verwerken van de instroomgegevens van de basisschool en de gegevens die tijdens het gesprek bij de inschrijving naar voren zijn gekomen. (coördinator RT) • Ondersteuning bij bezoek aan alle Lelystadse basisscholen voor een mondelinge overdracht van leerlinggegevens. Dit vergroot de kans op het traceren van risicoleerlingen en zorgt voor een betere afstemming van de benadering van leer-en gedragsproblemen. (afdelingsleiders onderbouw en orthopedagoog) • Dossiervorming van Lwoo-aangemelde leerlingen. Bij deze leerlingen aanvullend intelligentieonderzoek. Rapportage aan de Regionale Verwijzingscommissie in Zwolle voor het verkrijgen van een Lwoo-indicatie. (orthopedagoog.) • Aanleggen leerlingdossier voor elke SGL-leerling in V4 én in Magister. • Ondersteunen bij de indeling heterogene klassen vóór de kennismakingsdag in juni, zowel Bavo als Lwoo. (orthopedagoog en afdelingsleiders) Vanaf de start van het schooljaar: • Mentoren schriftelijk voorzien van alle relevante gegevens oven hun leerlingen. 1e klas-screening: Bavo en Lwoo NB. Deze gegevens kunnen bij de vervroegde determinatie een belangrijke rol gaan spelen. • Afname en verwerking van de instaptoets, een screeningsinstrument, dat het niveau van de basisvaardigheden in kaart brengt. (remedial teachers, orthopedagoog) Doel is om de startsituatie van elke leerling te kennen en zo: 1. de groei en ontwikkeling van leerlingen te volgen 2. bij achterstanden, hiaten of leerproblemen adequate hulp te bieden. Signalering, diagnosticeren en behandelen zijn sleutelwoorden. Het gaat om de volgende vaardigheden: o Spelling o Begrijpend lezen en taalvaardigheid o Woordenschat o Handschrift: netheid, zorgvuldigheid en snelheid o Motoriek (in samenwerking met LO) Hulp aan 1e klassers: Na de bespreking van alle gegevens met mentoren en elke leerling start de hulp: • Begeleiding van groepjes leerlingen op een ingeroosterd uur RT voor de volgende onderdelen: spelling– begrijpend lezen– handschrift- extra gymnastiek (MRT) (groepjes van 8 tot 15 leerlingen) • Hulp op maat aan leerlingen met (al dan niet officieel) gediagnosticeerde dyslexie. Elke leerling heeft een eigen “dyslexiecoach”. • Deelname aan Bovenschoolse Werkgroep Dyslexie • Organisatie (proef)lessen Spaans en Latijn • Meewerken aan de selectie en begeleiding van Pick-up leerlingen • Individuele hulp aan leerlingen met specifieke hulpvragen De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
60
Hulp aan hogere leerjaren: • In klas 3VMBO, 3H/V, 4HAVO en 4VWO: • RT-docent geeft voorlichting aan het team: Boekje Dyslexie: informatie voor leerkrachten en leerlingen wordt uitgedeeld en toegelicht; werking en status van dyslexiepas wordt uitgelegd • RT-docent informeert de teams over de specifieke aandachtspunten en toegekende faciliteiten per leerling. De mentor en de afdelingsleider zien erop toe dat de vakdocenten hiermee inderdaad rekening houden. • De afdeling RT zorgt voor de administratieve afhandeling van de dyslexiepasjes (registreren, uitdelen, examensecretariaat inlichten). • Tijdelijke en kortdurende individuele hulp door RT-docenten aan zorgleerlingen die in hun leren belemmerd worden door een gediagnosticeerde stoornis, zoals ADHD, NLD, ASS.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
61
Bijlage 7: Dyslexie beleidsplan 7.1 Inleiding Dit dyslexiebeleidsplan maakt deel uit van het Zorgbeleidsplan van de SGL, d.w.z. dat de missie van de school en de onderwijskundige en pedagogisch-didactische uitgangspunten die daarin zijn verwoord ook de basis vormen van dit plan. In dit beleidsplan wordt ingegaan op de positie van de dyslectische leerling en de mate waarin zijn problematiek op de SGL wordt aangepakt. Het streven is erop gericht om op termijn de aanpak van deze leerlingen op geïntegreerde wijze in de lessituatie te doen plaats vinden. Docenten dienen dan geschoold te zijn in het didactische vaardigheden die leerlingen met dyslexie ten goede komen en ook in het werken met (vakgerichte) handelingsplannen. Bij dit alles zal ook in de toekomst de rol en de invloed van de remedial teacher (RT’er) een onmisbare blijven, zoals ook uit het onderstaande zal blijken. Een belangrijk punt dat in de nabije toekomst uitgewerkt moet worden heeft te maken met het zo optimaal mogelijk gebruik maken van de faciliteiten die aan de RT-ers zijn toegekend. 7.2 Wat verstaan we onder 'dyslexie'? De Stichting Dyslexie Nederland (SDN) heeft in 2003 de volgende definitie opgesteld: “Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau” De oorzaak van dyslexie is een probleem met de verwerking van taalklanken dat veroorzaakt wordt door microscopisch kleine afwijkingen in de hersenen. Deze kleine afwijkingen kunnen niet ongedaan gemaakt worden. Het heeft gevolgen voor alle taalactiviteiten: niet alleen voor het lezen en schrijven, maar ook voor het praten, luisteren en onthouden. Dyslexie heeft niets te maken met intelligentie. Eén op de twintig mensen heeft dyslexie en bij kinderen is dat zelfs één op de tien. Om na te gaan of en, zo ja in welke mate, een leerling dyslectisch is, wordt o.a. uitgegaan van het criterium van achterstand , waarvoor de volgende door de SDN opgestelde omschrijving geldt: “De beheersing van het lees- en/of spellingniveau (accuratesse en/of vlotheid) ligt significant onder het niveau dat vereist is in de (onderwijs)situatie waarin de leerling de lees- en spellingvaardigheid functioneel moet toepassen.” Het minimale technisch leesniveau dat vereist is om ons in de maatschappij te handhaven, komt overeen met een leesniveau dat de meeste kinderen in groep 6 van de basisschool bereiken (bekend als beheersingsniveau AVI-9). Bij leerlingen die dit niveau niet halen aan het einde van de basisschool, is per definitie sprake van een achterstand. Of dit minimale niveau van geletterdheid voldoende is voor het lezen van teksten op niveau van het voortgezet onderwijs, is afhankelijk van de eisen die de onderwijsleersituatie stelt. Dit is mogelijk wel het geval in de beroepsgerichte leerwegen van het VMBO, maar niet in de theoretische leerweg en in het HAVO en VWO. 7.2.1 Wat zegt de wet? Een leerling met een handicap moet het onderwijs kunnen doorlopen op een manier die aangepast is aan zijn of haar mogelijkheden. Dit is geen gunst, maar een recht: dit is wettelijk geregeld. Dyslexie wordt in dit kader als handicap erkend. De diagnose dyslexie geeft, volgens artikel 55 van het Eindexamenbesluit en artikel 19 van het Besluit Staatsexamens 1978 de leerling altijd meer tijd voor toetsen en examens. Andere faciliteiten zijn ook mogelijk, maar moeten door de onderzoeker gemotiveerd worden. Hierin worden de richtlijnen van het Min. van O&W gevolgd. Leerlingen op onze school kunnen in principe geen verplichte taal laten vallen. In bijzondere gevallen kan vrijstelling voor een taal verleend worden (art. 11 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs, art. 26e en art. 21 van het Inrichtingsbesluit WVO)
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
62
7.2.2 Co-morbiditeit Dyslexie kan samengaan met andere leer-, gedrags- en ontwikkelingsstoornissen. Deze zogeheten co-morbiditeit heeft consequenties voor de leerling en voor de manier waarop met de leerling dient te worden omgegaan. Dyslexie kan onder andere samengaan met: - andere specifieke leerstoornissen, zoals rekenen (dyscalculie); - specifieke ontwikkelingsstoornissen: motorische stoornissen, geheugenproblemen, specifieke spraak-/taalstoornissen; - algemene ontwikkelingsstoornissen of zintuiglijke stoornissen: beperkte intelligentie en/of visuele of auditieve handicaps; - een gedragsstoornis als ADHD. Twintig tot dertig procent van de kinderen met ADHD heeft een specifieke leerstoornis, vooral dyslexie. Leerlingen die aan een van bovenstaande stoornissen (behalve dyscalculie, waar mogelijk pas op termijn aandacht voor zal zijn) dienen binnen het team en in het ZAT regelmatig te worden besproken. Binnen de werkgroep RT wordt een traject uitgezet, dat uitmondt in een handelingsplan. Hierin ligt de inhoud van de totale begeleiding vast, dus ook afspraken die gemaakt zijn met de leerling en zijn docenten. 7.3 Mogelijkheden van begeleiding van dyslectische leerlingen – werken op maat! Bij elke leerling zal, in overleg met de leerling, een keuzegemaakt moeten worden óf en hoe de leerling gecoacht wordt, binnen de mogelijkheden van de school Remediëren:
Compenseren:
Corrigeren:
Stimuleren:
Dispenseren:
Proberen de problemen te verhelpen door die aspecten van het lezen/schrijven die de leerling slecht of matig beheerst verder te ontwikkelen. Bijvoorbeeld het aanleren en oefenen van deelvaardigheden, zoals het onderscheiden van klankgroepen of het leren luisteren. Ook het aanleren van ezelsbruggetjes voor bijvoorbeeld spellingregels valt onder remediëren. Dit is het tegengestelde van remediëren. De sterke kant van de leerling wordt ontwikkeld, ook wat betreft de leesvaardigheid. Leerlingen leren bijvoorbeeld gebruik te maken van de context, hoe ze schema’s kunnen maken en/of gebruiken, maar ook hoe ze handig gebruik kunnen maken van geschikte hulpmiddelen zoals de spellingcontrole of een readingpen. Niet gericht op het leerproces, maar meer op basale psychische en fysieke functies. Hieronder vallen bijvoorbeeld het trainen van de uitspraak het verbeteren van de oog-handcoördinatie of het trainen van de oogbewegingen. Manieren zoeken om te zorgen dat de neveneffecten van het probleem beperkt worden. Bijvoorbeeld het vergroten van de leermotivatie en de eigenwaarde, het werken aan leergedrag en het reëel leren inschatten van de eigen competentie. Het nemen van maatregelen, die het mogelijk maken om activiteiten waarbij lezen of schrijven een rol speelt op een andere manier vorm te geven, te vermijden of te vergemakkelijken. Er zijn materiële middelen op de markt, zoals studiemateriaal op Cd-rom of laptops. Maar ook het aanvragen van faciliteiten bij het examen waarbij extra leestijd wordt gegeven valt hieronder.
7.4 Visie van de SGL op dyslexie en begeleiding Zoals hierboven reeds gezegd is, willen wij op de SGL toe naar een geïntegreerde aanpak van dyslexie in de lessituatie, waardoor de rol van de RT’er uiteindelijk in de meeste gevallen beperkt kan blijven tot die van adviseur.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
63
Op onze school wordt actief gezocht naar manieren waarop lees- en schrijfproblemen zo min mogelijk een belemmering zijn voor de algehele ontwikkeling. En er wordt goed onderwijs gegeven. Er wordt actief gezocht naar maatregelen tegen mogelijke belemmeringen die leerlingen door hun dyslexie ondervinden bij het zich eigen maken van leerstof, het bestuderen van teksten en het tonen van hun bekwaamheden. Deze maatregelen hebben betrekking op: - algemene didactische aanwijzingen die de duidelijkheid van teksten, bordwerk, e.d. ten goede komen; - de aanschaf van nieuwe schoolboeken. Een vaksectie houdt daarbij rekening met de problemen van zwakke lezers en dyslectische leerlingen; - de aanschaf en het maken van aanvullend materiaal voor verwerving en verwerking van leerstof voor onderdelen waar de gebruikte methoden leemtes vertonen; - de aanschaf van softwareprogramma’s en apparatuur die de belemmeringen van een dyslectische leerling kunnen wegnemen. Deze worden voor alle leerlingen met dyslexie, die deze ondersteuning nodig hebben, ingevoerd. Dyslexie manifesteert zich verschillend bij verschillende kinderen. De leerling is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces. Mentor en/of RT-docent maken daarover met hem goede afspraken, die regelmatig geëvalueerd worden. De mentor houdt ook tussentijds goed in de gaten of de leerling zelf zijn ‘plichten’ nakomt. De school faciliteert en stimuleert de leerling zelf oplossingen te vinden, zodat de leerling gemotiveerd blijft en hierdoor meer succes zal hebben. Als een docent bij het afnemen en corrigeren van een toets of schoolexamen vergeet rekening te houden met de handicap dyslexie is het in eerste instantie de leerling die hem eraan herinnert. Zo kunnen ze ook aangesproken worden op hun medeverantwoordelijkheid voor het welslagen van een gekozen traject. Voor de dyslectische leerling is de mentor of de ‘dyslexie-coach’ het aanspreekpunt. Bij voorkomende problemen wordt de afdelingsleider ingeschakeld. Tijdens de leerlingenbespreking in het teamoverleg worden de betrokken vakdocenten geïnformeerd over de individuele begeleidingsplannen. Docenten wordt gevraagd zo goed mogelijk aan de begeleidingsplannen mee te werken en op geregelde tijdstippen mee te evalueren. De remediale hulp vindt veelal buiten de klas plaats en er gelden binnen de klas extra faciliterende maatregelen. De docenten houden rekening met de specifieke problemen van dyslectische leerlingen in hun vakgebied. Zowel de leerling als de mentor of afdelingsleider kunnen de vakdocenten wijzen op de specifieke ‘rechten’ van de leerling. Het is niet de bedoeling dat een RT-docent aan “re-teaching” moet doen, omdat niet voldaan is aan de rechten van de leerling. 7.4.1 Hoe gaat de SGL met dyslexie om? De SGL kent een werkgroep Remedial Teaching (RT), bestaande uit een orthopedagoge, een coördinator en een aantal RT-docenten. Zij kijken aan het begin van het eerste leerjaar de instaptoetsen na: een screeningsinstrument om leerachterstanden m.b.t. de basisvaardigheden (lezen, spellen en schrijven) vast te stellen. Zij signaleren (leer)problemen en bespreken wekelijks welke aanpak het best past bij welke leerling. Zij zijn daarom de aanspreekpunten voor mentoren en vakleerkrachten als het gaat om dyslectische leerlingen. 7.4.2 Wat doet de werkgroep Remedial Teaching voor de leerling Iedere dyslectische leerling krijgt een vaste coach die als vaste begeleider optreedt. Zowel de leerling als de mentor en de vakdocenten kunnen met alle vragen en problemen die in relatie staan met dyslexie bij deze coach terecht. De begeleider stelt voor de leerling ook een handelingsplan op. Daarin wordt vastgelegd hoe de leerling begeleid gaat worden. Er kan, indien noodzakelijk, op meerdere gebieden hulp geboden worden, vanuit het eerdergenoemde basisprincipe: minimale inspanning maximaal effect. De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
64
Er komen 2 groepen leerlingen met taalleerstoornissen voor op de SGL. Leerlingen die voor plaatsing op de SGL al een dyslexieverklaring hebben. Kort na de start van het schooljaar krijgen deze leerlingen een “coach” toegewezen. De coach gaat met de leerling na welke hulp voor de specifieke situatie van deze leerling in deze klas op deze school het best past. Zij krijgen een pasje waarop de faciliteiten zijn aangekruist waarop ze gebruik van kunnen maken. Leerlingen die volgens de gegevens van de basisschool en/ of de uitslag van de instaptoets dyslectische ‘kenmerken’ vertonen. Zij worden in aparte (extra kleine) RTgroepen geplaatst en krijgen ortho-didactische ondersteuning. Zij krijgen een apart pasje waarop staat aangegeven dat ze door de werkgroep RT worden begeleid. De namen van deze leerlingen worden aan de teams bekendgemaakt. Aan het eind van de 1e klas worden die nog steeds ernstige problemen blijken te hebben, uitgebreider getest door een RT-docent. Indien het vermoeden van dyslexie bevestigd wordt krijgt de leerling bij de start van het 2e leerjaar: Een informatieboekje dat met hem doorgenomen wordt door een RT-docent; Een lid van de RT-werkgroep als dyslexie-coach = vaste begeleider Een dyslexiepasje (zie voorbeeld hieronder). Het advies om te zorgen voor een officiële dyslexieverklaring door een extern bureau ivm examenfaciliteiten 2 á 3 keer in het tweede leerjaar een bijeenkomst voor de betreffende leerlingen De werkgroep Remedial Teaching hanteert als voornaamste uitgangspunten voor de begeleiding van leerlingen met dyslexie op de SGL 1. Geïntegreerde aanpak- begeleiding binnen de klassikale lessen, door de vakdocent. 2. Economisch principe: minimale inspanning – maximaal resultaat (voldoende halen voor een vak – overgaan – diploma halen). 3. Toewijzing dyslexie-coach gedurende de hele schoolloopbaan. In de eerste twee leerjaren worden de leerlingen begeleid door RT-docenten. In de bovenbouw vanaf klas twee ligt de nadruk bij de begeleiding op consultatie waarbij het initiatief nu op de eerste plaats bij de leerling ligt. Het spreekt vanzelf dat er sprake is van een overgangsfase. Op alle scholen voor Voortgezet Onderwijs in Nederland is sinds september 2004 het “dyslexieprotocol” van kracht. Dit betekent dat, om aanspraak te kunnen maken op faciliteiten bij het Centraal Schriftelijk Eindexamen (CSE), door de ouders aan de school een officiële door een GZ-psycholoog afgegeven dyslexieverklaring dient te worden overhandigd. Deze moet voor 1 oktober van het schooljaar waarin eindexamen wordt gedaan, worden ingeleverd. Ter verkrijging van een officiële verklaring, moeten leerlingen getest worden. De aan dat onderzoek verbonden kosten (ongeveer €375,-) worden rechtstreeks aan de ouders gefactureerd. De SGL verwijst ouders, in navolging van de afspraken met de bovenschoolse werkgroep dyslexie, waarin alle scholen uit het Samenwerkingsverband VO participeren, naar de in Lelystad gevestigde IJsselgroep. Maar ouders kunnen ook elders een dyslexieverklaring verkrijgen. Bijvoorbeeld: GROOS-orthopedagogie (Den Haag), IWALinstituten voor dyslexie (Amsterdam).
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
65
Verantwoordelijkheid leerling
Dyslexiepas Naam: Klas: Schooljaar: Studiebegeleider: ________________________
Faciliteiten
- 15 min extra bij toetsen
van één lesuur - 30 min extra bij toetsen van twee lesuren of langer Leesmateriaal bij toetsen vergroot aanbieden Geen onverwachte mondelinge leesbeurten tijdens de les Spellingbeoordeling aanpassen Spellingfouten niet meetellen voor het cijfer bij werkstukken en stageverslagen Schriftelijke overhoringen worden gemaakt. Indien noodzakelijk en mogelijk wordt dezelfde stof mondeling getoetst Aantekeningen mogen gekopieerd Anders, namelijk
¾ Laat je pasje tijdig zien Tijdens de les: Vraag of je een leesbeurt mag voorbereiden Zorg zelf voor goede aantekeningen: kopieer ze als dat nodig is ¾ Schrijf huiswerk goed op ¾ Vraag indien nodig om hulp Huiswerk: ¾ Plan je werk ¾ Werk iedere dag; werk vooruit ¾ Vraag om software of bandjes bij de methode ¾ Lees een tekst opnieuw als je niet weet wat er staat ¾ Gebruik bij werkstukken de spellingcontrole of laat je werk door iemand controleren Bij toetsen: ¾ Lees goed ¾ Controleer je werk; niets vergeten ¾ Zet een D boven je toets Vraag als dat nodig is zelf om mondelinge overhoringen Vraag zelf om vergrote toetsen
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
7.4.3 Wat wordt van de docenten verwacht • Zij hebben een positieve houding met betrekking tot dyslexie, d.w.z. dyslexie wordt geaccepteerd binnen het team; • zij zijn bereid om dyslectische leerlingen onderwijs op hun eigen niveau te laten volgen; • zij zien de pedagogische en didactische aanpassingen, die daarvoor noodzakelijk zijn, als een uitdaging om afstroom van dyslectische leerlingen te voorkomen; • zij zijn bereid tot een geïntegreerde aanpak zodat de begeleiding zo veel mogelijk binnen de lessen wordt gegeven; • zij zijn bereid om problemen van individuele leerlingen en hun ouders serieus te nemen, om samen met hen maatregelen te bespreken; • zij zijn bereid tot een intensief contact met de Remedial Teacher.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
66
Aan het begin van het cursusjaar ontvangen alle lesgevende docenten een blad met algemeen geldende regels t.b.v. de dyslectische leerling. Alle lesgevende docenten krijgen daarnaast een op de individuele leerling afgestemde afsprakenlijst uitgereikt n.a.v. de uitslag van het dyslexieonderzoek. Per leerling is precies aangegeven in welke categorieën de leerling de meeste hinder ondervindt van zijn dyslexieproblematiek. 7.4.4 Faciliteiten voor leerlingen Leerlingen met dyslexie kunnen aanspraak maken op het gebruik mogen maken van een “daisyspeler”. Hiermee wordt geschreven taal omgezet in gesproken taal. Ook is het mogelijk (school)boeken te laten inspreken. Leerlingen en/of ouders dienen zelf het initiatief tot aanschaf van speler en boeken te nemen. Inlichtingen bij: FNB - Centrale informatiebalie:
[email protected] Indien nodig kunnen leerlingen in de klas gebruik maken van de daisyspeler met koptelefoon. In de praktijk zal dit niet vaak voorkomen, omdat het apparaat nogal log is. Ook komen steeds meer dyslectische leerlingen met andere hulpmiddelen, zoals een laptop of readingpen in klas 1 de school binnen. De werkgroep RT is voorstander van het gebruik van deze hulpmiddelen in de klas. Zij is van mening dat leerlingen hiermee niet onnodig bevoordeeld worden. Het gebruik van een daisyspeler bij het CSE is alleen toegestaan als er een officiële dyslexieverklaring op school is. Tot het eindexamen volstaat de schoolverklaring om gebruik te kunnen maken van extra faciliteiten. Leesvaardigheid/tekstverklaring Bij toetsen wordt extra tijd gegeven en indien gewenst, worden de teksten uitvergroot. Van belang is een rustige en overzichtelijke lay-out. Schrijfvaardigheid Meestal is er extra tijd gewenst. Verder speelt bij het maken van een opstel/functionele schrijfopdracht de spelling geen rol van betekenis. Schoolonderzoek en CSE Aan het begin van het examenjaar wordt door de leerling of RT-coach een dyslexieverklaring van de deskundige instantie verstrekt aan het examenbureau. Per zitting van een schriftelijk schoolonderzoek en het CSE wordt maximaal 30 minuten extra tijd aangeboden. De schoolonderzoekopgaven worden desgewenst in een groot lettertype uitgevoerd en voor de CSE-opdrachten wordt een groot lettertype-set door het examenbureau, op verzoek besteld. Indien noodzakelijk kan gebruik gemaakt worden van een ‘schone’ tekstverwerker /laptop die niet aangesloten is op een intern of extern netwerk.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
67
Bijlage 8: Aanmeldingsformulier ZAT
Aanmeldingsformulier Zorg en Adviesteam Scholengemeenschap Lelystad Aanleiding voor de aanmelding Achternaam
Roepnaam
geboortedatum
m/v
ingevuld door: datum: Relevante dossiergegevens:
Klas
Sociaalemotionele problematiek
mentor: afdelingsleider:
Zijn er speciale aandachtspunten m.b.t. fysieke/psychische problemen?
Is er sprake van gezinsproblematiek?
Zijn er reeds hulpverlenende instanties ingeschakeld?
Concrete vraag aan het Zorg en Adviesteam :
Lelystad,
Handtekening:
Gezinsomstandigheden
Aanmelding maatwerk
Rugzak aanvraag
Ouders zijn op de hoogte gesteld van melding in het ZAT dd… Datum vergadering ZAT:
Advies Zorg en adviesteam Scholengemeenschap Lelystad:
Gedragsproblematiek
Case-manager:
…………, coördinator zorgleerlingen
Bijlage 9: Format Handelingsplan voor leerlingen met een indicatie Cursief gedrukt: de aanwijzingen voor de invuller.
HANDELINGSPLAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYSTAD SCHOOLJAAR 2006 / 2007 Naam Geboortedatum Klas Periode Handelingsplan nr.
: :wanneer de leerling 16 jaar is dan moet hij ook tekenen : : de periode (max. 12 weken) waarin het handelingsplan geldt. : bij meerdere handelingsplannen erg handig om te nummeren
Mentor Ouder / verzorger Afdelingsleider Orthopedagoge Coach
: : doe geen stap zonder alle betrokkenen erin te betrekken : : laat orthopedagoge meekijken : kan dezelfde zijn als mentor
Diagnose: stoornis dient vermeld te worden. Er horen namelijk bij elke stoornis bepaalde vaste kenmerken Bijv. ADHD: (structuur) leerling mist de rem. NLD: (Luister) de leerling begrijpt non verbale signalen niet. Autisme: (Kijk) de leerling kan zich niet aanpassen en heeft moeite met inleven in een ander. Het is een handicap. Het gedrag is geen onwil maar onmacht. Ouders hebben gestreden voor een diagnose. Het is voor hen een erkenning door de omgeving voor hun kind. Probleembeschrijving / Hulpvraag: Leren en werken. Waar loop je als school, leerkracht tegen aan met deze leerling. Waar loopt de leerling tegen aan. Sociaal-emotionele ontwikkeling: zie boven maar dan voor de omgang met anderen. Doelstelling en werkwijze: Zo concreet mogelijk de doelen beschrijven waarin het handelingsplan voorziet. Let op smart. Aspecten. Vooral haalbaarheid en uitvoerbaarheid toetsen. Relevante informatie: actuele cijferlijst, tel.nrs., e-mail adressen, hulp-verleningscontacten met naam en toenaam etc.
Tijdpad: per week ma / vrij vermelden met daarachter wanneer van toepassing de actie. Bijv.: 15 jan. t/m/19 jan voortgangsgesprek coach, ouders en ambulante begeleider 22 jan t/m/ 26 jan consultgesprek orthopedagoog Etc. In de laatste week altijd evaluatiegesprek handelingsplan
Handtekening ouder / verzorger:
Opsteller handelingsplan:
Afdelingsleider:
Bijlage 10: Jeugd en Veiligheid Werkzaamheden J&V De ‘afdeling’ Jeugd en Veiligheid bestaat op het moment van het samenstellen van deze notitie uit twee coördinatoren en een medewerker J&V. De medewerker J&V is duidelijk zichtbaar voor leerlingen. Zij/hij handelt lopende zaken af, ziekmelding, kwetsuren, klein leed. Doordat de medewerker duidelijk op de vloer aanwezig is, komen de meeste incidenten via deze bron binnen. Voorzover mogelijk verzamelt de medewerker achtergrondinformatie over het incident. In overleg met de coördinator vindt de uiteindelijke afhandeling plaats. Bovendien vinden er wekelijks besprekingen plaats tussen coördinator en medewerker om incidenten te bespreken; de werkzaamheden/afspraken op elkaar af te stemmen; mogelijke spanningsbronnen vóór te zijn, trends te signaleren. Het werk van de coördinator en de medewerker van J&V beweegt zich op drie gebieden: curatief, signalerend & preventief en beleidsvoorbereidend. Een duidelijke grens is niet te trekken tussen deze drie. Het een leidt tot het ander. Curatief: Direct en adequaat reageren op incidenten aan de hand van protocollen (notitie “Veiligheid”). Herkenbare en laagdrempelige inzet medewerker J&V. Handhaven van de schoolregels en de afspraken betreffende de omgang met elkaar. Voorstellen tot oplossing van problemen of herstel aandragen. Eventuele noodzakelijke zorg in de casuïstiek opnemen. Contact onderhouden met externe instanties; jeugdpolitie, leerplicht. Ouders informeren over incidenten. Ziekmeldingen en incidentmeldingen opnemen. Noodzakelijk overleg met mentoren en afdelingsleiders n.a.v. incidenten. Signalerend & Preventief: Trends binnen school signaleren en voorstellen tot aanpak doen. (soft drugs gebruik, inzet opvang-uitgestuurde-leerlingen, vervelend groepsgedrag, etc.) Registreren van de incidenten. Leerlingendossiers vanuit de incidenten aanvullen. Noodzakelijk overleg met mentoren en afdelingsleiders n.a.v. trends. Deelname aan extern overleg J&V netwerken (o.a. Signaleringsoverleg Breakpoint en Klankbordgroep). Betrokkenheid bij evenementen, discoavonden, Gala, examenfeest, etc. Beleidsvoorbereidend: Beleid voorbereiden op grond van gegevens. Het ontwikkelen, evalueren en bijhouden van protocollen. Leveren van kengetallen aan de schoolleiding. Jaarlijks vindt aan het eind van het schooljaar een evaluatie plaats. De coördinator en de medewerker van J&V vormen het meldpunt waar zowel medewerkers als leerlingen van de scholengemeenschap incidenten (wanneer gewenst anoniem) kunnen melden. J&V noteert de melding op een formulier voor intern gebruik: de incidentmelder. Betrokkenen worden gehoord en J&V betrekt mentor en afdelingsleider bij de afhandeling. Ouders worden indien wenselijk op de hoogte gebracht. Het incident wordt afgehandeld en geregistreerd. In gevallen van ernstig grensoverschrijdend gedrag, te denken valt aan b.v. vechten, bedreigen, uitschelden, diefstal, alcohol en soft drugs gebruik, of enige vorm van recidive, sanctioneert of schorst de coördinator J&V, hiertoe gemandateerd door en in overleg met de betreffende afdelingsleider. J&V informeert de ouders schriftelijk over de sanctie of de schorsing en organiseert gespreksrondes om de situatie te herstellen en eventuele schade te repareren. Overleg met ouders, mentor en afdelingsleider kan leiden tot de slotsom dat er meer zorg of maatregelen nodig zijn dan het herstelgesprek. De leerling wordt dan vanuit De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
70
J&V ingebracht in het zorgadviesteam van de SGL en wordt daardoor aangemerkt als zorgleerling en valt dan onder de casuïstiek. Een bijzondere taak toebedeeld aan de coördinator van J&V is het bijhouden van de zorgleerlingenlijst. Leerlingen worden op de lijst geplaatst wanneer er speciale begeleiding of ondersteuning noodzakelijk is. Er is bijv. sprake van veel verzuim, de leerling wordt er veelvuldig uitgestuurd, er is betrokkenheid bij ernstige incidenten, het team is handelingsverlegen of de afdelingsleider meldt betreffende leerling bij het zorgadviesteam. Leerlingen met een Leerling Gebonden Financiering vanuit REC-Flevoland (cluster 4) en leerlingen geplaatst in Rebound / Op de Rails staan per definitie op de zorgleerlingenlijst. De coördinator J&V werkt de lijst wekelijks bij door incidenten, nieuwe ontwikkelingen of afspraken aan te vullen. In het zorgadviesteam worden de leerlingen van de lijst besproken. J&V stelt vragen over elke leerling bij de voortgang van het dossier en loopt met betrokkenen de afspraken na. In het zorgadviesteam vindt de afstemming plaats tussen de jeugdhulpverlening en de SGL. J&V onderhoudt nauwe contacten met de Jeugdpolitie, stichting 3D, Jeugdpreventiewerk, CAD, DTC, BJZ en leerplicht.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
71
Bijlage 11: Rebound / Op de Rails – werkwijze Instroom: We kennen in principe twee stromen: 1. Rebound: leerlingen die –op grond van ernstige gedragsproblemen- aangewezen zijn op kortdurende, intensieve begeleiding buiten de reguliere onderwijssetting van het VO/SVO. De realisatie vindt plaats dor een bundeling van de middelen in het kader van het Groot Steden Beleid, Rebound, middelen in het kader van het project “Op de Rails” en het Integraal HuisvestingsPlan. Hierbij kan sprake zijn van een crisisplaatsing als een leerling door zijn gedrag de leeromgeving en/of veiligheid van medeleerlingen en medewerkers negatief beïnvloedt. Rebound kan vervolgd worden door “Op de Rails” als de verwachting is dat een leerling stapsgewijs kan reïntegreren in het reguliere onderwijs. In andere gevallen zal een verwijderingprocedure via de Inspectie voor het voortgezet onderwijs opgestart moeten worden. 2. Op de Rails: de leerling vertoont problematisch gedrag. In eerste instantie zal dit in het team ter intervisie besproken worden. Zo nodig wordt via de afdelingsleider –met toestemming van ouders- het ZAT ingeschakeld. Hieruit kan het advies voor plaatsing in “Op de Rails” volgen. Voor de instroom worden eisen gesteld aan de volledigheid van het dossier . Ook hierbij geldt dus dat handelingsgericht werken bij optredend structureel probleemgedrag geboden is. Uit het ZAT-formlier moeten de gedragsproblemen, de hulpvraag en de handelingsverlegenheid blijken. Daarnaast verschaft de mentor onderwijskundige gegevens en leermateriaal aan de docent ODR. De mentor zal dit gedurende het hele verblijf van de leerling in ODR verzorgen. Dit geldt ook voor toetsen e.d., die afgenomen worden in de ODR-setting, maar zullen worden nagekeken en beoordeeld door de vakdocent. Bij de plaatsing van een leerling in het “Op de Rails” project is de verklaring van de PCL noodzakelijk voor bekostiging. De duur van de bekostiging is –in de regel- één jaar. Ouders stemmen in met plaatsing. Na de instroom bestaat de voorziening van de opvang uit: - Analyseren van het gedrag - Analyseren mogelijkheden gedrag - Analyseren mogelijkheden onderwijs - Opstellen handelingsplan en overleg met ouders - Uitvoeren handelingsplan - Continueren onderwijs - Voorbereiden op herplaatsing onderwijs - Herplaatsing onderwijs. Uitstroom: De volgende uitstroom- /(her)plaatsingsmogelijkheden bestaan: - Reïntegratie in het reguliere onderwijs - Reïntegratie in het reguliere onderwijs met hulp - Reïntegratie in het reguliere onderwijs met LGF. Voorwaarde is dat een positieve indicatie voor cluster 4 binnen het jaar is verkregen. - Plaatsing in VSO cluster 4. Voorwaarde is dat een positieve indicatie voor cluster 4 binnen het jaar is verkregen. - Verlengde deelname aan het project met maximaal een jaar. Alleen mogelijk als wel voortgang merkbaar is, maar nog niet voldoende voor terugkeer in het reguliere onderwijs. In het jaarverslag van het Samenwerkingsverband VO/SVO staat vermeld dat noodzakelijke deskundige hulp door de ODR kan worden ingekocht. Reïntegratie in het reguliere onderwijs gaat gepaard met een vroegtijdig met de mentor (afdelingsleider) doorgesproken handelingsplan met ‘handvatten’ voor het gedrag. Hiermee kunnen alle docenten van de leerling op de hoogte worden gesteld van de wijze en resultaten van de gedragsinterventie. De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
72
Stroomdiagram Rebound / Op de Rails (ODR)
Leerling met ernstige gedragsproblemen, die de leeromgeving en/of veiligheid van medeleerlingen en/of medewerkers negatief beïnvloedt
crisissituatie
toestemming ouders
toestemming ouders
ZAT-advies: Rebound ODR
Rebound / Op de Rails: “kortdurende intensieve begeleiding buiten onderwijssetting van het VO/SVO.” -geen geclassificeerde stoornis - geen CvI-indicatie - uit regulier onderwijs
verklaring PCL (financiën)
Reboundplaatsing: max. 8 weken
Instrooom ODR-klas max. 1 jaar max. 7 lln. ODR max. 7 lln. Rebound
Mentor levert aan: - ZAT- en PCL-formulier: problematiek handelingsverlegenheid hulpvraag - onderwijskundige gegevens - lesmateriaal (voortdurend)
ODR: handelingsplan - Analyseren van gedrag en mogelijkheden - Analyseren mogelijkheden onderwijs - Opstellen handelingsplan en overleg ouders - uitvoeren handelingsplan (gedragsmatig en onderwijs)
Uitstroom: -Reïntegratie reguliere onderwijs zonder hulp -Reguliere onderwijs met LGF (tijdens ODR!) -Plaatsing cluster-4 school (REC-Flevoland) -Verlengde deelname ODR (max. 1 jaar)
Uitstroomhandelingsplan
Bijlage 12: Leerlinggebonden financiering De rol van de betrokken personen en de handelingen bij de leerling met LGF MENTOR:* - Eerste aanspreekpunt voor leerling en ouders/verzorgers - Eerste aanspreekpunt voor collega’s - Verzamelen aspecten voor handelingsplannen na consult team - Aanwezigheid bij evaluatiegesprekken aan einde van elk rapport (onderbouw) en periode (bovenbouw) - Aanwezigheid bij voortgangsgesprekken COACH * - Contact en ondersteuning mentor, stelt samen met mentor en ouders hulpvraag op voor de Ambulante Dienst. - Opstellen Handelingsplannen (geldig voor maximaal 12 weken), rekening houdend met inbreng van de mentor en ouders - Organiseert voortgangsgesprekken. Neemt initiatief om de verschillende partijen uit te nodigen voor evaluatiegesprekken (mentor, AB’er, ouders) of tussentijds wanneer zich problemen voordoen. - Past handelingsplan aan na evaluatie - Invullen evaluatieformulieren aan het einde van elke rapportperiode - Heeft signaalfunctie; onderhoudt het contact tussen de participanten. Informeert afdelingsleider over naleving afspraken uit handelingplan. - Draagt er zorg voor dat de handelingsplannen bij de AB er komen; houdt afdelingsleider en coördinator geïnformeerd - Draagt er zorg voor dat de relevante gegevens over de leerling geleverd worden aan de dienst Ambulante Begeleiding bijv.: rapportgegevens /tussentijdse rapportgegevens/resultaten, ZAT-besprekingen, afhandeling incidenten, rapportage van externe instanties of organisaties zoals DDH, BJZ , DTC etc.. - Beheert het dossier van de leerling. (Zeer belangrijk voor her-indicatie) *Wanneer er voor gekozen wordt de mentor ook te laten coachen dan schuiven takenlijstjes in elkaar.
Afdelingsleider - Eindverantwoordelijke voor het onderwijs en de zorg van de leerling in de afdeling.; dus ook van de leerlingen met LGF - In overleg met coördinator inzetten van het LGF budget. Ouders informeren over besteding. - Toewijzing coaches. - Ruimte bieden aan mentor voor regelmatige bespreking voortgang LGF leerlingen in teambespreking - Maakt ruimte in jaaragenda voor (warme) overdracht gesprekken. - Neemt kennis van het handelingsplan, ondertekend, en ziet erop toe dat het nageleefd wordt. - Verantwoordelijk voor aanlevering documenten voor her-indicatie. - Bespreekt casuïstiek van leerlingen met gedragsproblemen en cluster 4 leerlingen met coördinator zorg. Coördinator geïndiceerde zorg - Draagt zorg voor contact met externe instanties (bv. SJF, Meerkanten, BJZ, Leerplicht etc..) - Draagt er zorg voor dat de dienst Ambulante Begeleiding op de hoogte gehouden wordt van de relevante ontwikkelingen op de SGL d.m.v. signaleringsoverleg. - Beleidsvoorbereidend overleg met management over implementatie ondersteuning LGF op de SGL. - Ondersteunt mentor / coach bij aanvraag LGF budget. Vult samen met mentor onderwijskundig rapport in.
-
Adviseert en is oproepbaar voor consult bij het opstellen van handelingsplan. Bespreekt casuïstiek van leerlingen met gedragsproblemen en cluster 4 leerlingen met afdelingsleider. Vraagbaak. Oproepbaar bij problemen.
Ambulant Begeleider: - Lesobservaties LGF leerlingen - Contacten met ouders - Coaching mentoren/team - Informeren - Opstellen schema kindkenmerken - Opstellen begeleidingsplan - Neemt initiatief om de verschillende partijen uit te nodigen voor gesprekken - Aanwezigheid bij zowel voortgangs-als evaluatiegesprekken - Kan ondersteuning bieden bij het maken van de handelingsplannen - Kan aanschuiven bij lln. besprekingen op alle niveaus - Kan op verzoek presentaties /voorlichtingen geven over cluster IV problematieken (kindspecifiek) - voortgangsgesprekken Handelingsplannen: - Opstellen handelingsplannen gemaakt door de mentor / coach (geldig voor maximaal 12 weken), rekening houdend met inbreng van de mentor. - Handelingsplannen worden besproken met de ouders en eventueel aangepast. - Handelingsplannen worden voor akkoord getekend door ouders en coach en afdelingsleider - Ondertekende handelingsplannen worden geleverd aan de dienst Ambulante Begeleiding ten bate van o.a de herindicatie - De tussentijdse evaluaties van de handelingsplannen worden geïnitieerd door de coach. Hierbij zijn aanwezig de ouders/mentor/ coach/AB-er. - Jaarlijks wordt het laatste handelingsplan geëvalueerd. Zowel school als ouders ondertekenen deze evaluatie. De coach draagt er zorg voor dat het ondertekende exemplaar geleverd wordt aan de dienst Ambulante Begeleiding Herindicatie: Eenmaal in de 3 jaar komt een leerling in aanmerking voor een herindicatie t.b.v. de LGF. De coach en de ambulant begeleider dragen zorg voor het aanleveren van: - Eindevaluatie van het handelingsplan door de school - Kopie van handelingsplan(nen) - Ingevulde TRF vragenlijst - VISEON / STUDEON (vragenlijsten) - rapportcijfers van de leerling - Adres school en contactpersoon (directie, IB-er, zorgcoördinator) voor opsturen beschikking CvI: Gesprekken: Voortgangsgesprek: mentor, ouders/verzorgers, AB’er Evaluatiegesprek: mentor, ouders/verzorgers, AB’er (indien nodig: coördinator) Evaluatie handelingsplan vindt plaats tijdens het voortgangsgesprek in de week dat het rapport of voorlopige cijferlijst met de leerling wordt meegegeven. Voortgangsgesprek: week 2 Voortgangsgesprek: week 10 Voortgangsgesprek: week 19 Evaluatiegesprek 4: week 24
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
75
PROCESSEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN BIJ REC-4 AANVRAAG
Mentor signaleert structureel ongewenst gedrag van leerling
Mentor bespreekt leerling in teamvergadering
Ouders besluiten tot aanmelding cluster-4 bij CvI. Keuze voor LGF
Bekostiging LGF aangemeld bij CfI door SGL.
Dienst AB: Inzet Ambulante Begeleider (AB)
Mentor gesprek met ouders. Mentor vult Handelingsplan (HP) (zonder indicatiestelling) in.
Potentieel Probleemgedrag?
Afdelingsleider (AL)
Nee: afronding Voortgang Probleemgedrag?
Regelmatig evalueren van HP
Coördinator REC informeert mentor en AL. Mentor geeft advies LGF-aanvraag door aan ouders
Ja: ZAT of LGFaanvraag?
LGF
Benoeming Coach
ZAT
AL vult ZAT-formulier in voor bespreking in ZAT met toestemming van ouders.
Coach haalt informatie bij mentor en team Financiële schooladmi
Opstellen begeleidingsovereenkomst (BO) met ouders en coach
Vaststellen BO: - ouders - school - AB
Handelingsplan opgesteld door Coach, Ouders, AB = 12 weken geldig
Aflevering aan Dienst AB t.b.v. o.a. herindicatie na 3 jaar
AL is (eind)verantwoordelijk voor: - inzet coach - kennis, ondertekening, naleving handelingsplan - teamprocessen - proces van herindicatie - contact met coörd. geïndiceerde zorg
Coach voert handelingsplan uit. Signaleert en informeert ouders en AB
Coach initieert tussentijdse en jaarlijkse evaluaties
Coach past handelingsplan aan
AB AL CvI LGF ZAT
= Ambulant Begeleider = Afdelingsleider = Commissie van Indicatiestelling = Leerling Gebonden Financiering = Zorg Advies Team
Bijlage 13: Functiebeschrijving 13.1 Functie-informatie: Zorgcoördinator Functienaam Organisatie Salarisschaal Indelingsniveau FUWASYS-advies Werkterrein Activiteiten Kenmerkscores Somscore Datum Versie Adviseur
Zorgcoördinator SG Lelystad, zorgstructuur
Onderwijsproces - > onderwijsbegeleiding Beleid voorbereiden, ontwikkelen, implementeren en evalueren Begeleiden, verzorgen en (therapeutisch) behandelen
mei 2007 2002.1.41 M. Robijns
Functiebeschrijving Context De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen de zorgstructuur van de Scholengemeenschap Lelystad, een onderwijsinstelling voor voortgezet onderwijs. De SGL kent vier onderwijskundige afdelingen, namelijk een tweejarige heterogene onderbouw, een afdeling LWOO, een afdeling VMBO en een afdeling HAVO/VWO. In de scholengemeenschap werken een rector, conrectoren met specifieke portefeuilles, teamleiders en docenten. De organisatie en het primaire proces worden ondersteund door onderwijsondersteunend personeel (OOP). De zorgstructuur wordt aangestuurd door de conrector met de portefeuille zorg. Binnen de zorgstructuur werken een zorgcoördinator, een orthopedagoog, een medewerker en een coördinator jeugd en veiligheid en een coördinator Op de Rails. De zorgstructuur richt zich op: 1. het bieden van geïntegreerde leerlingenzorg d.m.v. de begeleiding bij leerprocessen, keuzeprocessen, en sociaal-emotionele ontwikkeling; 2. de implementatie van geïndiceerde zorg (LWOO, LGF, Op de Rails); 3. het implementeren van het aanbod Jeugd en Veiligheid; 4. psychodiagnostisch en orthodidactisch onderzoek. De zorgcoördinator draagt zorg voor het uitvoeren van het vastgestelde zorgbeleid, het genereren van managementinformatie m.b.t. de zorgstructuur, het adviseren van het management over de ontwikkeling van het zorgbeleid, het adviseren van docenten en mentoren bij het vormgeven van het zorgbeleid t.a.v. leerlingen, de afstemming met de gemeentelijke jeugdzorgstructuur en de afstemming van de verschillende onderdelen van de zorgstructuur.
Werkzaamheden 1. Afstemming van de verschillende onderdelen van de zorgstructuur door: de coördinatie van het KZT en ZAT; het voorzitten van vergaderingen, evenals de voorbereiding en inhoudelijke terugkoppeling daarvan. 2
Adviseren van de schoolleiding op grond van verzamelde management informatie in de vorm van adviesrapporten en nota's over: de voortgang, kwaliteit, relevante ontwikkelingen en strategische analyse daarvan; wenselijke korte en lange termijn ontwikkeling van het zorgbeleid.
3.
Adviseren van docenten, mentoren bij het vormgeven van het zorgbeleid t.a.v. zowel
geïndiceerde als niet- geïndiceerde leerlingen door: het voeren van handelingsgerichte adviesgesprekken; het geven van informatie op verzoek; het uitwisselen van informatie over het zorgtraject van specifieke leerlingen en de actoren die daarin een rol spelen. 4.
Afstemming met de gemeentelijke jeugdzorgstructuur door: overleg met het Samenwerkingsverband Lelystad, het 12+ overleg, stichting 3D, jeugdagenten, de leerplichtambtenaar, de schoolarts, het bureau jeugdzorg, de stichting OCIJ; implementatie van een 'Op de Rails' voorziening en een voorziening 'Jeugd en Veiligheid'.
Kader, bevoegdheden & verantwoordelijkheden Verantwoording: de zorgcoördinator is verantwoording schuldig aan de conrector met deportefeuille zorg van de SGL voor wat betreft de bruikbaarheid van de adviezen aan de directie, de kwaliteit van de uitvoering van het vastgestelde -beleid en de kwaliteit van de coördinatie en afstemming tussen de verschillende deelterreinen. Kader: de zorgcoördinator werkt binnen in algemene termen geformuleerde strategische beleidslijnen van de directie van de scholengemeenschap. Bevoegdheden: de zorgcoördinator neemt beslissingen over de maatregelen ten aanzien van de behandeling van individuele leerlingen in het ZAT. Kennis en vaardigheden Brede theoretische kennis van de leerlingenzorg, zorgstructuren en ontwikkelingen in dat kader; brede theoretische kennis van orthopedagogische, orthodidactische en psychologische factoren die een rol spelen in jeugdproblematiek; kennis van jeugdhulpverlenings methoden en technieken; kennis van de sociale kaart in en om de gemeente; inzicht in de onderwijsinstelling, de inhoud en vormgeving van het onderwijs en van de zorgstructuur van de scholengemeenschap; gespreksvaardigheden om effectief contact te kunnen hebben met leerlingen, ouders en mentoren en docenten; coördinerende vaardigheden om regie te kunnen voeren over de zorgstructuur en de medewerkers die daarbij betrokken zijn. Contacten Met de rector en afdelingsleiders over effectiviteit van het zorgbeleid om te adviseren over wenselijke ontwikkelingen op korte en lange termijn; Met mentoren en docenten over problematieken van specifieke leerlingen om te komen tot afstemming in de omgang en maatregelen; Met leden van de verschillende teams en werkgroepen over individuele leerlingen om een zorgplan te ontwikkelen en de zorgactviteiten te bespreken; Met externe personen of instanties over gemeentelijke zorgstructuren en over individuele leerlingen, om hen te consulteren, kennis uit te wisselen, door te verwijzen en af te stemmen.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
78
Bijlage 13: Functiebeschrijving 13.2: Functie-informatie: : Orthopedagoog Deze functiebeschrijving is op verzoek van betrokkene niet opgenomen. Bijlage 13: Functiebeschrijving 13.3: Functie-informatie: Medewerker Jeugd en Veiligheid Functienaam Medewerker jeugd en veiligheid Organisatie SG Lelystad Salarisschaal Indelingsniveau FUWASYS-advies Werkterrein Onderwijsproces - > onderwijsbegeleiding Activiteiten Overdragen van informatie en vaardigheden Begeleiden, verzorgen en (therapeutisch) behandelen Kenmerkscores Somscore Datum mei 2007 Versie 2002.1.41 Adviseur Functiebeschrijving Context De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen de zorgstructuur van de Scholengemeenschap Lelystad, een onderwijsinstelling voor voortgezet onderwijs. De SGL kent vier onderwijskundige afdelingen, namelijk een tweejarige heterogene onderbouw, een afdeling LWOO, een afdeling VMBO en een afdeling HAVO/VWO. In de scholengemeenschap werken een rector, conrectoren met specifieke portefeuilles, teamleiders en docenten. De organisatie en het primaire proces worden ondersteund door onderwijsondersteunend personeel (OOP). De zorgstructuur wordt aangestuurd door de conrector met de portefeuille zorg. Binnen de zorgstructuur werken een zorgcoördinator, een orthopedagoog, een medewerker en een coördinator jeugd en veiligheid en een coördinator Op de Rails. De zorgstructuur richt zich op: 1. het bieden van geïntegreerde leerlingzorg d.m.v. de begeleiding bij leerprocessen, keuzeprocessen, en sociaal-emotionele ontwikkeling; 2. de implementatie van geïndiceerde zorg (LWOO, LGF, Op de Rails); 3. het implementeren van het aanbod Jeugd en Veiligheid; 4. psychodiagnostisch en orthodidactisch onderzoek. De medewerker Jeugd en Veiligheid implementeert het veiligheidsbeleid van de school, biedt eerste hulp, onderneemt acties en volgt deze op bij het vermoeden van spijbelgedrag; risicogedrag, conflictsituaties, bij diefstal, pesten, buiten de klas, geeft mediation aan leerlingen, geeft trainingen aan mentoren, brengt problemen in kaart, regelt doorverwijzingsgesprekken bij jeugdhulpverleningsorganisaties in de gemeente en zet trajecten uit voor leerlingen. Werkzaamheden 1. Voert het Jeugd en veiligheidsbeleid van de school uit door: orde en veiligheid buiten de klaslokalen te bewaken; eerste hulp te bieden bij conflictsituaties en pesten buiten het klaslokaal; op verzoek van het onderwijsgevend personeel te ondersteunen bij incidenten en conflictsituaties in het klaslokaal; acties te ondernemen bij het vermoeden van spijbelgedrag en risicogedrag; interventies te plegen, mediation te bieden en problemen op te lossen; naar aanleiding van incidenten contact te leggen met externe instanties zoals CAD,
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
79
2.
3.
politie en stichting 3d om trajecten uit te zetten voor leerlingen; nazorg te bieden door terugkomgesprekken te voeren met leerlingen en ouders na eventuele schorsing; te zorgen dat alleen leerlingen die thuishoren op de SGL in de schoolgebouwen zijn.
Heeft regie over afhandeling van incidenten door: informatie te verzamelen over conflicten, pesten, spijbelen en risicogedrag; te zorgen voor een passend traject waarmee problematiek opgelost kan worden; zorg te dragen voor de formatie van een team van o.m. ouders, mentoren, afdelingsleiders t.b.v. een specifieke probleemleerling of probleemsituatie. Verschaft informatie aan externe instanties.
Kader, Bevoegdheden & Verantwoordelijkheden Verantwoording: de medewerker Jeugd en Veiligheid is hiërarchisch verantwoording schuldig aan de conrector met de portefeuille zorg. Functioneel is verantwoording schuldig aan de zorgcoördinator voor wat betreft de kwaliteit van de interventies bij spijbelen, pesten, risicogedrag en conflicten, de kwaliteit van de regie over- en afhandeling van incidenten, de kwaliteit van de trainingen en informatieverstrekking aan derden; Kader: de medewerker Jeugd en Veiligheid werkt binnen samenhangende richtlijnen, procedures en werkafspraken op de school op het gebied van jeugd en veiligheid. Bevoegdheden: de medewerker Jeugd en Veiligheid neemt beslissingen over interventies; bij ziekmeldingen tijdens de schooldag, conflicten, schorsingen, pestgedrag en overige incidenten, over het ophalen van leerlingen tijdens lessen voor een gesprek en over trajecten voor leerlingen. Kennis en vaardigheden Algemeen theoretische kennis van de leerlingzorg, zorgstructuren en ontwikkelingen in dat kader; kennis van de sociale kaart in en om de gemeente; kennis van het zorgbeleid en de bijbehorende procedures; inzicht in de onderwijsinstelling, de inhoud en vormgeving van het onderwijs en van de zorgstructuur van de scholengemeenschap; conflicthanteringsvaardigheden, waaronder mediation; gespreksvaardigheden; kennis en vaardigheden op het terrein van methoden en technieken van de jeugdhulpverlening; vaardigheden om informatie over te kunnen dragen; vaardigheden om de regie te kunnen voeren over een interventietraject waarbij verschillende actoren betrokken zijn. Contacten Met de zorgcoördinator over de lopende zaken, optredende incidenten en regie over de afhandeling daarvan om de voortgang te bespreken en te komen tot afstemming en informatieuitwisseling. Met leerlingen die betrokken zijn bij probleemsituaties over de oorzaken daarvan en over de te ondernemen acties om te komen tot oplossing van de problemen. Met mentoren en docenten en ouders/ verzorgers over problematieken van specifieke leerlingen om te komen tot afstemming in de omgang en maatregelen. Met externe personen of instanties over individuele leerlingen, om hen te consulteren (CAD, jeugdzorg, RvdK, Maatschappelijke dienstverlening, jeugdpreventiewerk etc.).
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
80
Bijlage 14: Voorbeelden van Taakbeschrijvingen: Onderstaande taakbeschrijvingen zijn niet door een besluit op de SGL bevestigd en daardoor niet actueel. Ze zijn slechts opgenomen als voorbeeld om in de toekomst als mogelijk uitgangspunt te kunnen dienen. Bij de ontwikkeling van taakbeschrijvingen zal de inzet van de specialisten ten behoeve van expertisevergroting in het primaire proces een belangrijke plaats innemen. 14.1 Voorstel taakbeschrijving mentoraat Onderbouw omstreeks 2004 Mentortaken In de schoolvisie staat de leerling centraal. De mentor is de spil van de begeleiding van de leerling en speelt daarom een cruciale rol naar buiten toe. Bij het aannamebeleid is geschiktheid als mentor dan ook dé doorslaggevende factor. In de vernieuwde organisatiestructuur worden nog extra operationele taken toegevoegd aan het takenpakket. Daarom is het zinvol ons nog eens te realiseren welk werk mentoren eigenlijk zoal verzetten en ons opnieuw te oriënteren op het toch al forse takenpakket van een mentor. Kortom: wat is de taakomschrijving van de mentor en over welke capaciteiten moet hij beschikken? De mentortaken zijn in deelgebieden te onderscheiden naar de verschillende personen op wie de taken gericht zijn: -
de leerling: de mentor zorgt ervoor dat hij op de hoogte is van de studievorderingen, het persoonlijk welzijn, het functioneren in school en de huiselijke omstandigheden van de leerling. Uit o.a. persoonlijke gesprekken, evt. huisbezoek en het leerlingenarchief kent hij zijn cijfers, vakkenvoorkeur, studiegewoontes, manieren van omgaan met medeleerlingen, gezondheidsgegevens, karakter en relatie met ouders. Naar behoefte van de leerling kan de mentor uitgebreider ondersteunen bij problemen. Samen met de decanen bereidt de mentor studie- en beroepskeuzes tijdig voor. In zijn team, tijdens rapportvergaderingen en leerlingbesprekingen behartigt de mentor de belangen van de leerling. Ook brengt hij zo nodig informatie in over de achtergronden van de leerling. Tenslotte verzorgt de mentor een preventief gerichte taak door zijn leerlingen voor te lichten in mentorlessen (PO of ASB) over veiligheid, zelfvertrouwen, sociale vaardigheden en verantwoordelijkheidsbesef t.a.v. drugs, alcohol, seksualiteit e.d.
-
de ouders: de mentor is het aanspreekpunt voor de ouders in de school. Daartoe presenteert deze zich aan hen op de eerste ouderavond van het schooljaar. De mentor vervult een algemeen voorlichtende taak op die avond. Verder verzorgt de mentor de rapportages over de vorderingen van de leerling. De mentor zoekt contact met de ouders als rapport en/of leerlingbespreking daartoe aanleiding geven. Twee keer per jaar kort na het uitdelen van het rapport, nodigen de mentoren ouders uit voor een rapportgesprek; daar mag de leerling bij zijn. Dergelijke gesprekken kunnen ook plaats vinden op initiatief van de ouders.
-
de school: de mentor is verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling waar dat schoolse zaken betreft als de cognitieve ontwikkeling, het sociaal-emotioneel functioneren, het gedrag enz. Hierover onderhoudt hij contact met de vakleerkrachten en het team. Hij coördineert het pedagogisch beleid in zijn klas en draagt zorg voor een pedagogische gedragslijn en de uitvoering daarvan. De mentor zorgt voor feedback tussen leerling en team. De mentor draagt zorg voor groepsgewijze sociaal-emotionele vorming. Tenslotte is de mentor verantwoordelijk voor groepsactiviteiten als kamp en klassenavonden. Na afloop van het mentoraat draagt de mentor zorg voor de overdracht van leerlinggegevens aan een volgende mentor. In beperkte mate treedt de mentor ook sanctionerend op: bij betrekkelijk lichte vergrijpen als geregeld te laat komen, spullen vergeten en het niet maken van huiswerk. Zulke maatregelen zijn ook onderwerp van gesprek in de teamvergaderingen waar de mentor ook de informatie over het grensoverschrijdende gedrag inwint en bespreekt. Spijbelen wordt met medeweten van de mentor bestraft door de leerlingcoördinator. Diefstal, intimidatie, gewelddadig gedrag en andere zwaardere misdragingen worden afgehandeld door de afdelingsschoolleider in samenspraak met de coördinator veiligheid.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
81
-
externe instanties: de mentor kan om informatie gevraagd worden door externe instellingen als Bureau Jeugdzorg, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, vervolgopleidingen e.d. Ook kan hij optreden als referent bij sollicitaties. De mentor draagt niet zelf zorg voor doorverwijzing naar buitenschoolse hulpverlening maar brengt leerlingen die daarvoor in aanmerking komen eerst voor aan (leden van) het Zorgadviesteam.
-
zichzelf: de mentor houdt een eenvoudige administratie bij van zijn bemoeienissen met de leerling en informeert zichzelf via interne en evt. externe scholing.
Het bovenstaande vraagt het een en ander aan vaardigheden en kwaliteiten van een mentor. Dat veronderstelt specifieke mentorcapaciteiten: - empathie: een mentor beschikt over voldoende inlevingsvermogen om een leerling adequaat sociaal-emotioneel te kunnen begeleiden - gespreksvaardigheden: een mentor is in staat om eenvoudige begeleidingsgesprekken te voeren met de leerling - toegankelijkheid: de mentor is geregeld beschikbaar voor zijn mentorleerlingen en heeft een open en uitnodigende houding t.o. de leerling en zijn ouders zodat er gelegenheid is om een probleem te bespreken. Dat geldt ook voor de communicatie met zijn team. - verantwoordelijkheidsbesef: een mentor weet in grote lijnen wat wel en niet tot zijn taak hoort en weet dat ook te begrenzen. Hij draagt geen verantwoordelijkheid voor het oplossen van niet aan school gerelateerde problematiek als ernstige gezinsproblematiek. Het getuigt juist van professionaliteit om dergelijke problematiek tijdig door te verwijzen via het Zorgadviesteam. NB. In overleg tussen schoolleiding en mentor kan bepaald worden dat een mentor niet langer verantwoordelijkheid draagt voor een mentorleerling of mentorklas.
14.2 Voorstel taakbeschrijving mentoraat VMBO schooljaar 2005/2006 Schoolvisie op studiebegeleiding en leerlingenbegeleiding. SGL stelt zich tot kernactiviteit het realiseren van kwalitatief hoogstaand onderwijs waarbij de leerling centraal staat. De mentor speelt hierin een belangrijke rol . De activiteiten van de mentor richten zich op de sociaal-emotionele begeleiding en de begeleiding bij de voortgang van de studie. De inspanningen van de school zijn er op gericht dat: • De leerlingen zich door het behalen van een passend diploma kwalificeren voor een beroeps- en/ of vervolgopleiding die gericht is op hun toekomstige participatie in de maatschappij. • Leerlingen normen en waarden verwerven. Om deze doelstellingen te realiseren is het een voorwaarde dat de leerlingen zich tijdens hun schoolloopbaan sociaal en emotioneel optimaal ontwikkelen. De diverse vormen van studiebegeleiding en Leerlingbegeleiding richten zich daarom op het succesvol doorlopen van het studieprogramma en op het welzijn en welbevinden van de leerlingen. Taakomschrijving van de mentor. De activiteiten van de mentor richten zich op de sociaal-emotionele begeleiding en de begeleiding bij de voortgang van de studie. De mentor vervult daarbij een centrale rol. De mentor heeft tot taak de toegewezen leerlingen zo goed mogelijk in hun schoolloopbaan te begeleiden. De mentor bevordert daartoe een stimulerend schoolklimaat en signaleert problemen die een negatieve invloed kunnen hebben op het welbevinden of de schoolprestaties van de leerling, zowel individueel als groepsgewijs De aard van de problemen bepaalt of de mentor handelend of bemiddelend optreed. De mentor is voor de leerlingen en ouders de eerst aangewezen persoon om op het gebied van schoolprestaties en het welbevinden zijn invloed aan te wenden. De mentor kan optreden als persoonlijk adviseur zowel in schoolzaken als in persoonlijke aangelegenheden. De mentor draagt er zorg voor dat tijdens de teamvergaderingen er intervisie plaats vind over de leerlingen waar hij of zij zorg voor draagt. Het is van groot belang dat bij deze intervisie de gemaakte afspraken worden geëvalueerd in het belang van het welzijn van de leerling. De mentor kan na consultatie van het team en de afdelingsleider een leerling bij het zorg team aanmelden voor een
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
82
intensievere of gespecialiseerdere vorm van begeleiding die de mentor zelf niet kan realiseren. Deze aanmelding wordt gedaan door de afdelingsleider.
De volgende activiteiten vloeien voort uit de vervulling van de mentortaak: • Eerste contactpersoon voor de leerling en ouders/voogd of verzorger. • Communiceren en onderhouden van contacten met betrekking tot relevante gegevens over het welzijn, de schoolprestaties en absentie naar de ouders/voogd of verzorger. • Informeren van leerlingen over de algemene gang van zaken op school, de gang van zaken bij schoolevenementen en de huisregels van de school. • Het wekelijks bijhouden van de absentie formulieren. • Het uitdelen van de te-laat-kom kaart. • Voeren van gesprekken en het onderhouden van relaties met de vakdocenten, afdelingsteam en de afdelingsleider. • Signaleren bij het afdelingsteam van tekens die wijzen op een verstoring van het welbevinden of het achterblijven van de school prestaties. Samen met het team een oplossing aandragen voor de leerling. Na het niet slagen van de voorgestelde oplossing melden bij de afdelingsleider. • Communiceren van relevante gegevens over de tuis situatie aan het afdelingsteam en vakdocenten. • Dossiervorming van afspraken en bijzondere omstandigheden voor het leerlingendossier. • Bemiddelen bij problemen tussen leerling(en) en vakdocenten. • Deelnemen als begeleider aan studiereizen, kennismakingsdagen en introductiedagen. • Organiseren van de mentor activiteit. • Deelnemen als surveillant op schoolfeesten. (minimaal 2x per jaar). • Het verzorgen van de ASB uren . • Het verzorgen van de leefstijl lessen volgens het PTA leefstijl. • Samenwerken met de jaarlaag mentoren door o.a. actief deel te nemen aan de mentoren vergadering. • Voorbereiden en voorzitten van de rapport en leerling besprekingen. De mentoractiviteit. De mentor organiseert en onderneemt per cursusjaar tenminste één gezamenlijke activiteit met zijn of haar leerlingen zoals een klassenavond, een gezamenlijke maaltijd of een uitstapje. Belangrijke doelen van de mentoractiviteit zijn de bevordering van de goede sfeer in de klas, de samenwerking tussen de mentor en de klas, alsmede het functioneren van de leerlingen zelf in de klas. Daarom gelden bij de te ondernemen activiteiten de volgende regels: • De mentor zelf dient aan de te ondernemen activiteit deel te nemen. • Uitsluitend SGL-ingeschreven leerlingen kunnen deelnemen. • Activiteiten met een buitenlandse bestemming moeten overlegd worden met de afdelingsleider. • De kosten komen voor rekening van de deelnemende leerlingen.
14.3 Competentieprofiel mentor (bron: NVS/NVL competentiekaarten) Energie Gedurende een lange periode actief zijn wanneer het mentorschap daarom vraagt. Hard werken, uithoudingsvermogen hebben - Heeft altijd nog energiereserves - Werkt hard - Heeft uithoudingsvermogen Zelfontwikkeling Zoekt en benut kansen voor eigen ontwikkeling op het gebied van het mentoraat. Besteedt zichtbaar tijd en energie aan eigen ontwikkeling. - Zoekt en benut kansen voor eigen ontwikkeling - Besteedt zichtbaar tijd en energie aan eigen ontwikkeling - Is erop gespitst om zichzelf te verbreden en/of te verdiepen Integriteit
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
83
Op consistente wijze handhaven van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in woord en gedrag. Het daarop als mentor aanspreekbaar zijn en het aanspreken van anderen hierop. - Leeft algemeen aanvaarde sociale en ethische normen na en is daarop aanspreekbaar - Spreekt anderen aan op het consistent naleven van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen - Gaat in het mentoraat zorgvuldig om met persoonlijke en/of gevoelige informatie Stressbestendigheid Effectief als mentor blijven presteren onder tijdsdruk, bij complicaties, tegenslag, teleurstelling of tegenspel. - Blijft onder tijdsdruk gelijkmatig presteren - Blijft effectief presteren, ook als het tegenzit - Laat zich niet uit het lood slaan Flexibel gedrag Indien zich binnen het mentoraat problemen of kansen voordoen de eigen gedragsstijl veranderen teneinde een gesteld doel te bereiken. - Verandert in geval van kansen of problemen de eigen gedragsstijl om gesteld doel te bereiken - Weet, al naar gelang de situatie, variatie in de eigen gedragsstijl aan te brengen - Bewandelt zo nodig andere wegen om het mentordoel te bereiken Luisteren Tonen belangrijke informatie op te pikken uit (mentor)gesprekken. Daarbij kunnen doorvragen en ingaan op reacties. - Laat blijken belangrijke informatie te kunnen oppikken in mentorgesprekken - Vraagt door - Geeft anderen de ruimte om zich uit te spreken Klantgerichtheid Herkent als mentor behoeften en belangen van de leerling / ouders (klant) en houdt hiermee in het handelen rekening. - Herkent behoeften en belangen van de leerling / ouder - Houdt in het handelen rekening met de behoeften en belangen van de leerling - Doet moeite om behoeften en belangen van de leerling / ouder te onderzoeken zonder daarbij de belangen van derden binnen de school te schaden Samenwerken Draagt in een mentorteam bij aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer dit niet van direct persoonlijk belang is. Zet zich in om samen met andere mentoren doelen te bereiken. - Draagt bij aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer dit niet van direct persoonlijk belang is - Zet zich in om samen met anderen doelen te bereiken - Deelt informatie met anderen Zelfinzicht Zoekt als mentor actief naar persoonlijke feedback. Stelt zich kwetsbaar op. Laat zien over een reëel inzicht in de eigen sterke en zwakke punten te beschikken. - Zoekt actief naar persoonlijke feedback - Stelt zich kwetsbaar op - Laat zien over een reëel inzicht in de eigen sterke en zwakke punten te beschikken Voortgangscontrole Tussentijds eigen activiteiten én die van mentorleerlingen op inhoud en voortgang controleren. Afwijkingen signaleren en zo nodig bijsturen. - Controleert tussentijds eigen activiteiten op inhoud en voortgang - Controleert tussentijds activiteiten van mentorleerlingen op inhoud en voorgang - Ziet er op toe dat gemaakte afspraken worden nagekomen - Signaleert afwijkingen en stuurt zo nodig bij
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
84
Anticiperen Weet kritische situaties bij (mentor)leerlingen tijdig te onderkennen en hierop adequaat in te spelen. Voorkomt dat zaken uit de hand lopen door tijdig maatregelen te nemen. - Weet tijdig op kritische situaties in te spelen - Voorkomt dat zaken uit de hand lopen door tijdig maatregelen te nemen
Creativiteit Met oorspronkelijke oplossingen komen voor problemen die met het mentoraat verband houden. Nieuwe werkwijzen bedenken ter vervanging van de bestaande. - Combineert bestaande oplossingen - Herkent goede ideeën (van anderen) en bouwt hierop voort - Komt met vernieuwende ideeën die anderen aanspreken Op gemak stellen Weet mentorleerlingen / ouders in een gesprek of bespreking op hun gemak te stellen - Weet in het begin een situatie te creëren waardoor gesprekspartners ontspannen tegenover elkaar zitten - In staat om moeilijke boodschappen over te brengen zonder dat gespreksrelatie eronder leidt - In staat om ondersteuning te bieden en begrip op te brengen. Feedback geven Weet goede feedback te geven in uiteenlopende werksituaties door als mentor concreet aan te geven wat hij ziet en ervaart - Zegt wat hij feitelijk opmerkt zonder oordelen en interpretaties - Richt feedback op gedrag of prestaties niet op persoon - Gaat na of de feedback begrepen is of overgekomen is wat gezegd is Hulp bij persoonlijke problemen In staat om leerlingen met persoonlijke problemen (binnen de verantwoordelijkheidsgrenzen van de onderwijssetting) te begeleiden - Alert op signalen die duiden op persoonlijke problemen - Kan vertrouwen wekken zodat de ander bereid is om persoonlijke problemen te bespreken - Kan complexere problemen in kaart brengen (hulpvraag formuleren) en doorverwijzen naar specialisten Conflictbegeleiding In staat om spanningen of pestgedrag tussen mentorleerlingen te signaleren en gerichte interventies te plegen om spanningen weg te laten ebben of pestproblemen aan te pakken - Snel onderhuidse spanningen tussen mentorleerlingen waarnemen - Op een natuurlijke, onopvallende maar effectieve manier te interveniëren - Agressieve of anderszins negatieve spanningen in mentorgroep neutraliseren Werken aan veilig leef- en werkklimaat Situaties scheppen waarin mentorleerlingen zich zowel veilig als op hun gemak voelen en uitgedaagd worden om optimale prestaties te leveren - Creëren van goede voorwaarden voor leren en ontwikkelen - Uitingen van (faal)angst of ongemak kunnen waarnemen - Spanningssituaties ombuigen in prikkelende en relaxte werksfeer Loopbaanbegeleiding In staat om als mentor met mentorleerlingen over loopbaanperspectieven te spreken en begeleiding te geven zodat actieve loopbaanverkenning gestimuleerd wordt - Stimuleren om op loopbaanverkenning te gaan - In staat om vertrouwen te wekken zodat persoonlijke vragen over loopbaanperspectieven en –knelpunten aan de orde kunnen komen - Kan complexere loopbaanproblemen gericht doorverwijzen naar het decanaat
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
85
Ondersteunen Laat blijken dat in situaties waarin mentorleerlingen moeite hebben zich dingen eigen te maken ondersteuning te kunnen bieden - Stimuleert leerlingen een eigen leerstrategie te ontwikkelen - Motiveert leerlingen bij impasses
Bijlage 14: Voorbeeld taakbeschrijvingen 14.4 De Leerlingbegeleider ¾ is rechtstreeks aanspreekbaar voor leerlingen; ¾ is gesprekspartner voor leerlingen die persoonlijke problemen hebben, welke zeer divers van aard kunnen zijn en op allerlei terreinen kunnen liggen; ¾ informeert de mentor, de afdelingsleider en de zorgcoördinator regelmatig over naar hem doorverwezen leerlingen, in zoverre de aard van het contact dat toelaat; ¾ woont het beraad van het zorgadviesteam bij; ¾ kan ook interne vertrouwenspersoon zijn; ¾ levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van zijn werkzaamheden en de resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. 14.5 De Remedial Teacher Voor een uitgebreide taakomschrijving van de RT-er wordt verwezen naar het dyslexiebeleidsplan, dat is toegevoegd aan het Zorgbeleidsplan. Enkele belangrijke taken van de RT-er: ¾ verleent hulp op het gebied van spelling en begrijpend lezen aan leerlingen die geselecteerd zijn uit de Instaptoets in klas 1; ¾ verleent remediale hulp aan leerlingen die dyslectisch zijn; ¾ verzorgt aan het begin van het schooljaar de screening van leerlingen uit klas 1 op het gebied van spelling en begrijpend lezen; ¾ verzorgt zo nodig een hulpprogramma voor de leerlingen die op bovengenoemde onderdelen een achterstand blijken te hebben; ¾ instrueert en begeleidt de docenten die zelfstandig een dergelijk hulpprogramma verzorgen; levert voor het eind van het schooljaar een schriftelijke evaluatie van de werkzaamheden en de resultaten daarvan in bij de zorgcoördinator. 14.6 De Decaan ¾ is de eerstverantwoordelijke voor de Loopbaanoriëntatie en Begeleiding (LOB), dan ¾ wel Oriëntatie op Studie en Beroep (OSB) activiteiten; ¾ hij ondersteunt in alle opzichten het keuzeproces van de leerlingen; ¾ hij nodigt de leerlingen die daarvoor in aanmerking komen, of zelf aangeven daaraan behoefte te hebben, voor een gesprek uit; ¾ verzorgt in samenwerking met de mentoren voorlichting over profielen/leerwegen/afdelingen en vakken in de bovenbouw, vervolgopleidingen en beroepen. De begeleiding vindt plaats in de klassen 2, 3, 4, 5 en 6; ¾ geeft ondersteuning aan de mentoren bij de keuzebegeleiding tijdens de mentorlessen; ¾ treedt in de leerjaren van de bovenbouw stimulerend op t.a.v. het oriënteren op vervolgopleidingen: het aanbieden van informatie op verschillende manieren, het bijwonen van open dagen, voorlichtingsdagen, meeloopdagen, het opdoen van ervaring d.m.v. stage; ¾ ondersteunt het vakken- en richtingkeuzeproces; ¾ levert de kengetallen uit het keuzeproces aan die voor het formatieproces van belang zijn; ¾ is op aanvraag actief aanwezig op voorlichtingsavonden voor ouders van leerlingen;
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
86
¾ ¾ ¾ ¾ ¾
onderhoudt intensief contacten met alle vormen van vervolgonderwijs en andere decanen om leerlingen van laatste ontwikkelingen op de hoogte te brengen; verschaft zonodig informatie over studiefinanciering; neemt contact op met de mentor en/of afdelingsleider indien gesprekken met leerlingen daar aanleiding toe geven; voert incidenteel overleg met mentor/afdelingsleider over leerlingen met problemen die de ontwikkeling van de leerling in de weg staan. Als er sprake is van vertrouwelijke informatie wordt een daarbij passend traject gekozen; verwijst incidenteel door naar een extern bureau voor school- en beroepskeuze in overleg met de afdelingsleider.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
87
Bijlage 15: Intervisie vanuit de incidentmethode Wat is de incidentmethode De incidentmethode is zeer eenvoudige en redelijk strak gestructureerde stijl, die erop gericht is om moeizame zaken of nieuwe ontwikkelingen in een kleine groep te bespreken. Structuur is nodig, het biedt ruimte en toch begrenzing, zodat de deelnemers voldoende openheid, rust en tijd ervaren om hun verhaal te doen. Daarbij is het belangrijk ook flexibel om te mogen gaan met deze structuur zodat het groepsproces soepel en vrije voortgang kan krijgen. Kennis en ervaring van de deelnemers kunnen worden benut, terwijl vrijblijvendheid wordt voorkomen. De incidentmethode helpt een groep deelnemers om via de structuur en tijdsplanning doelmatig en effectief aan een situatie / probleemstelling te werken. Werkvorm incidentmethode De incidentmethode heeft een werkvorm, waarbij een groep collega's of deelnemers met gelijke werkervaring zich intensief verdiept in een bepaalde situatie, d.m.v. het bespreken en analyseren van een gekozen situatie uit de dagelijkse praktijk van één van deze collega's of groepsleden. De opzet van de incidentmethode is als volgt: Fase 1 - Start en reflectie vorige intervisie inbreng • Hoe zit iedereen erbij na de vorige bijeenkomst? • Het reflectieverslag van de vorige inbrenger wordt besproken. • Kort verslag over de in de praktijk gebrachte adviezen naar aanleiding van het toen ingebrachte werksituatie. Fase 2 - Nieuwe inbreng van een persoonlijke werksituatie / probleem • Hierbij is het belangrijk te kiezen voor een persoonlijke werksituatie / probleem, die onlangs in de praktijk plaats heeft gevonden. • Introductie van het incident / situatie via een korte schets tot op het kritische moment, zonder te vertellen hoe je zelf handelde of hoe de situatie afliep. De andere deelnemers maken aantekeningen. • De inbrenger vertelt nu uitgebreider over zijn/haar situatie, mogelijke ideeën voor de oplossingen worden weggelaten. • Deelnemers noteren, voor zichzelf, de vragen die ze hebben om meer inzicht te krijgen in de situatie. Fase 3 - Analyseren van de persoonlijke situatie • De groep stelt informatieve vragen aan de inbrenger. • Het gaat om feitelijke vragen. • Doorvragen; niet interpreteren, oordelen of suggereren. • De inbrenger vertelt hoe zij/hij uiteindelijk heeft gehandeld. Fase 4 - Bewustwording • De deelnemers bespreken hoe zij de situatie zien en welke oorzaken zij hebben ontdekt. Benoem aanleidingen die er waren. Hoe was de rol van de inbrenger en betrokkenen. Bekijk ook de omgevingsfactoren. • Men herformuleert de persoonlijke werksituatie / probleem. • Rond de analyse af met een adviesronde en bespreking van inzichten. Fase 5 - Verbreding van de werksituatie of het probleem • Bepaal welke persoonlijke betrokkenheid ieder heeft tot het ingebrachte probleem. Wat zouden jullie doen in deze situatie? • Bespreek de inzichten die ontstaan zijn. • Leg de relatie van hier en nu (groepsbespreking) naar de praktijk. Fase 6 - Evaluatie en vervolgafspraken. • Hoe hebben de deelnemers de bijeenkomst ervaren? • Welke persoonlijke leeropbrengst is er? • Wat is nog niet uitgesproken? • Afspraken voor de volgende intervisie bijeenkomst.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
88
Tijdshantering intervisiebijeenkomst In het intervisiegesprek is de tijdshantering van groot belang, deze dient door de gespreksleider/ster bewaakt te worden. Fase 1 - Start en reflectie vorige intervisie (10 min) Fase 2 - Inbreng van een nieuw persoonlijk werkprobleem (10 min) Fase 3 - Analyseren van het persoonlijke werkprobleem (20 min) Fase 4 - Bewustwordingsfase (10 min) Fase 5 - Verbreding van het werkprobleem in de groep (20 min) Fase 6 - Evaluatie (10 min) en vervolgafspraken plannen (10 min) Schema gespreksleider/ster en inbrenger Week
Gespreksleider/ster
Inbrenger werkprobleem
Reserve inbrenger
1 4 8 12 etc. Reflectieverslag De inbrenger van het probleem maakt tijdens de intervisie aantekeningen. Deze worden met de indrukken, adviezen en eventuele inzichten en gevoelens door de inbrenger verwerkt tot een reflectieverslag. In het reflectieverslag komen de volgende aandachtspunten terug: • Welke inzichten heb je verkregen • Wat heb je met de adviezen binnen de praktijk gedaan • Hoe was je gevoelsbeleving na de intervisiebespreking • Hoe heb je het collegiale advies ervaren • Zie je een gedragsverandering binnen het werkveld • Is er iets blijven liggen wat aandacht vraagt Het oefenen van het schrijven en bespreken van een reflectieverslag zal regelmatig terug komen binnen de intervisie.
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
89
Bijlage 16: Lijst met afkortingen 3D AB ACTB AL AMA AMK AMW ASB BJZ BOP CAD CVI DDH DLE DTC GGZ H=B+G HAPLA HAVO ITS J&V JPW KZT LGF LO LOB LPA LVS LWOO MEE MR NT2 OCIJ ODD ODR OOT OSB PCL PDA PO POP PRO REC ROC RT RVC SGL SJF SWV TRF VMBO VO VSO VWO WOA ZAT
= Welzijnsorganisatie: Dromen, denken, doen = Ambulant(e) begeleider / begeleiding = Advies commissie voor toelating en begeleiding = Afdelingsleider = Alleenstaande minderjarige vreemdeling = Advies- en meldpunt kindermishandeling = Algemeen maatschappelijk werk = Algemene studiebegeleiding = Bureau Jeugdzorg = Beperkingen in de OnderwijsParticipatie = Centrum voor alcohol en drugs = Commissie voor indicatiestelling = Deeltijd daghulp = Didactische leeftijdsequivalent = Dagtrainingscentrum Leger des Heils = Geestelijke gezondheidszorg = Hulpverleningsdienst Flevoland = Handelingsplan = Hoger algemeen vormend onderwijs = Instituut voor toegepaste statistiek – Nijmegen = Jeugd en Veiligheid = Jeugd Preventie Werk(er) = Kleine zorgteam = Leerling gebonden financiering = Lichamelijke opvoeding = Loopbaan oriëntatie en beroep = Leerplichtambtenaar = Leerlingvolgsysteem = Leerweg ondersteunend onderwijs = Stichting voor mensen met een beperking = Medezeggenschapsraad = Nederlands als tweede taal = Orthopedagogisch centrum IJsselmeerpolders = Oppositional defiant disorder (oppositionele gedragsstoornis) = Op de Rails = Onderwijs ontwikkeltijd = Oriëntatie op studie en beroep = Permanente commissie leerlingzorg = Personal digital assistant = Projectonderwijs = Passend onderwijs proof = Praktijkonderwijs = Regionaal expertise centrum = Regionaal opleidingscentrum = Remedial teaching / teacher = Regionale verwijzingscommissie = Scholengemeenschap Lelystad = Stichting Jeugdhulpverlening Flevoland = Samenwerkingsverband = Teacher’s report form = Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs = Voortgezet onderwijs = Voortgezet speciaal onderwijs = Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs = Werkgroep opvang anderstaligen = Zorg advies team
De Zorg de School in! – Zorgnota SGL 2008-2012
90