Enquête naar de brandpreventie van de Belgen in hun woning
Conferentie 24-11-2010 – Rapport enquête naar de brandpreventie van de Belgen in hun woning
Inleiding In het kader van het “Nationaal Brandpreventieplan in 2010” heeft de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken in samenwerking met ANPI vzw, een enquête-onderzoek naar de brandpreventie van de Belgen in hun woning laten uitvoeren. In het kader van het Nationaal Brandpreventieplan voor Woningen werd de noodzaak van een brandpreventieenquête naar voor geschoven. Het doel van deze brandpreventie-enquête is in eerste instantie een nulmeting uit te voeren zodat het bewust zijn van de risico’s van de burger kon gemeten worden. Naar de toekomst toe is het de bedoeling om dit enquête-onderzoek jaarlijks te herhalen om een goed overzicht te verkrijgen en de sensibilisatiecampagnes en andere acties op deze resultaten af te stemmen. De vragenlijst werd opgesteld door de FOD Binnenlandse Zaken en ANPI vzw. Uit de 3 enquêtemethodes (namelijk via internet, via telefoon of face-to-face) werd face-to-face gekozen. Voor het uitvoeren van het enquête-onderzoek naar de brandpreventie van de Belgen in hun woning, werd er beroep gedaan op een externe firma, meer bepaald Market Probe. Het veldwerk werd uitgevoerd van 25 augustus 2010 tot 10 september 2010. Hierdoor werden alle burgers ondervraagd vóór de 14-daagse van de Veiligheid die dit jaar in het teken stond van de rookmelder. Een representatieve steekproef van 1000 respondenten in de leeftijd van 25 jaar en ouder zijn face-to-face ondervraagd.
Resultaten Graag wensen we u een overzicht te geven van de belangrijkste resultaten van deze brandpreventie-enquête. Bij de analyse van de resultaten moet er steeds rekening gehouden worden met een bepaalde foutenmarge. De antwoorden van de respondenten kunnen mogelijk sociaal wenselijk zijn, wat een invloed kan hebben op de resultaten. Naast de resultaten geven we ook een aantal bedenkingen en reflecties die de resultaten zouden kunnen verklaren. 3 van de 4 Belgen denkt nooit of sporadisch aan brand en slechts 2% denkt aan brandpreventie. 11% van de ondervraagden is eigenaar van een woning die ze zelf hebben laten bouwen. Maar slechts in 1 op de 3 gevallen werd er met de architect expliciet gesproken over brandpreventie van het bouwontwerp. De belangrijkste spontane associaties met de ‘gevaren voor brand in de woning’ zijn onder andere kortsluiting (19%) en de frietketel (18%). Bij de vraag naar ‘preventie van risico op brand’ wordt volgende spontaan genoemd: Rookmelders: 27% Aandachtig zijn: 24% Opletten met kaarsen, sigaretten, …: 15%
p. 2/5
Een goed onderhoud van de elektriciteit, brandblusapparaten en andere brandpreventiemiddelen worden tevens spontaan genoemd door 1 op de 6 ondervraagden. 11% van de ondervraagden beschikt over (een) brandwerende deur(en). Het betreft 29% van de appartementen en 5% van de huizen. De voordeur en de afscheiding van de stookruimte zijn de voornaamste plaatsen waar een brandwerende deur geplaatst wordt. Dat het percentage aan brandwerende deuren hoger ligt bij appartementen kan mogelijks afgeleid worden uit de wetgevingen die van kracht zijn. Sinds 1980 bestaat er een norm (NBN S 21-202) om nieuwe hoge en middelhoge gebouwen - en dus dikwijls appartementen - uit te rusten met een brandwerende toegangsdeur naar de trap. Deze norm NBN S 21-202 werd dikwijls mee opgenomen in de bouwvergunningen die werden afgeleverd. Actueel is er de verplichting – geldig voor nieuw op te richten gebouwen voor heel België – dat deel uitmaakt van het KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. 47% van de woningen in België zijn uitgerust met rookmelders waarvan: Waals Gewest: 74% Brussels Gewest: 64% Vlaams Gewest: 29% Hierbij is het opvallend dat volgens de enquête de oudere woningen (ouder dan 29 jaar) meer uitgerust zijn met (een) rookmelder(s): Gemiddeld 57% ten opzichte van 42% in de andere woningen. Er zijn ook grote verschillen waar te nemen tussen de verschillende gewesten in België voor wat betreft de aanwezigheid van een rookmelder in de woning. De verschillen in de wetgeving tussen de gewesten kunnen hier van invloed zijn. In Vlaanderen wordt een rookmelder verplicht in alle nieuwbouwwoningen en verbouwingen met bouwaanvraag. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de installatie van rookmelders verplicht sinds 1 juli 2005 in alle verhuurde woningen. De eigenaars zijn verantwoordelijk voor de uitrusting van hun woningen. De woningen die niet worden verhuurd, moeten niet verplicht uitgerust zijn met rookmelders. In Wallonië is de plaatsing van rookmelders verplicht in alle woningen: bestaande gebouwen, op te richten gebouwen, ééngezinswoningen, appartementen, verhuurd of niet verhuurd, … Het kan, naar de burger toe, belangrijk zijn dat deze wetgevingen herbekeken worden en dat deze uniform worden gemaakt op federaal niveau. De rookmelders worden vooral geplaatst in de: Gang / overloop: 75% Keuken: 40% Woonkamer: 40% Het is goed vast te stellen dat de meeste rookmelders op de gang of overloop geplaatst worden. Het belangrijkste doel van rookdetectie in woningen is de evacuatie van de aanwezige personen. Dit is van belang overdag, maar vooral ook ’s nachts. Het is dus belangrijk dat de rookmelder geplaatst wordt in de hal of overloop die toegang verleent tot de slaapkamer(s), zo dicht mogelijk bij die slaapkamer(s) en de inkomhal die de hoofdingang verbindt met de rest van de wooneenheid. Dat 40% van de rookmelders in de keuken geplaatst worden, is frappant. Het kan belangrijk zijn de burgers meer te sensibiliseren over het correct plaatsen van een rookmelder. Hierbij wensen we erop te wijzen dat volgens het type rookmelder, vooral bij
p. 3/5
ionische rookmelders, rook en warmtedampen in de keuken en de badkamer aanleiding kunnen geven tot een vals alarm. Waarschijnlijk zijn er nog veel “ionische” toestellen van vóór 2005 aanwezig in bestaande woningen. De verkoop van ionische rookmelders voor woningen is pas verboden sinds 1 november 2010.
-
De eerste stappen werden reeds gezet door het ontwikkelen van een leaflet “Rookmelders – Rookmelders detecteren, meestal sneller dan uzelf, de rook van een brand “. Een andere verklaring kan gezocht worden in de verschillende wetgevingen. Zo moet er in 2 Wallonië 1 rookmelder voorzien worden per 80m en per bouwlaag met een woonkamer, en 2 2 of meer wanneer deze bouwlaag groter is dan 80m . De Waalse wettekst bepaalt prioritaire plaatsen (ondermeer de gang en de overloop) waar de rookmelders moeten opgehangen worden. In het Brussels Gewest is er 1 rookmelder nodig in elk lokaal dat van de slaapkamer naar de uitgang leidt. In Vlaanderen worden er geen voorschriften opgelegd inzake plaatsing.
Brandblussers en branddekens zijn met respectievelijk 29% en 11% beduidend minder populair. 38% van de respondenten evalueert deze middelen als niet belangrijk of noemt het niet verplichtend karakter van de verzekeraar als argument om deze niet te gebruiken. In het resultaat van 29% zijn er waarschijnlijk veel kleine “verouderde” brandblussers voor wagens mee opgenomen. De meeste draagbare blustoestellen zijn terug te vinden in appartementsgebouwen (72%) waar de syndicus of onder andere een verantwoordelijke bij bv. sociale woningen, zorgt voor het plaatsen van de blusmiddelen. Controle en onderhoud worden nog niet systematisch toegepast: 70% van de elektrische installaties is naar eigen zeggen gedurende de laatste 25 jaar gecontroleerd. 29% van de Belgen heeft gasboilers met zichtbare vlam. Gemiddeld laat 70% deze op jaarlijkse basis nazien door een vakman, maar in Brussel ligt dit percentage beduidend lager met 49%. 88% van de aardgasinstallaties wordt minimaal om de 2 jaar onderhouden. Bij centrale verwarming met stookolie ligt het aandeel van periodiek onderhoud hoger met 94%. Bij 88% wordt er bij de hout- of kolenkachel een jaarlijks onderhoud uitgevoerd. Voor specifiek brandpreventief gedrag is er bij de burger behoefte aan een toename in bewustwording. Dit kan onder andere afgeleid worden uit een aantal resultaten van de brandpreventie-enquête: Slechts 78% van de ondervraagden gebruikt geaarde stopcontacten voor ‘alle’ huishoudelijke apparaten. 28% van de ondervraagden maakt de filter van de droogkast niet systematische schoon. 32% van de ondervraagden laat de TV en bijbehorende apparaten in stand-by staan. Gemiddeld 96% van de ondervraagden beschikt over een brandverzekering. 18% van de ondervraagden die over een brandverzekering beschikken, wenst dat de verzekeraar regelmatig contact opneemt om advies te verlenen op vlak van preventie.
p. 4/5
Enkele aanbevelingen en suggesties Graag wensen we tot slot nog een aantal aanbevelingen en suggesties mee te geven. Dit onderzoek levert enkele interessante inzichten voor mogelijke communicatie naar verschillende doelgroepen om het brandpreventief karakter en gedrag verder te bevorderen: Architecten: Slechts in 1 op 3 gevallen wordt gesproken over brandpreventie tijdens het ontwerp van de nieuwe woning. Het belang van brandpreventie zou meer onder de aandacht moeten gebracht worden bij de architechten of tijdens de opleiding tot architect. Hier kan onder andere gedacht worden aan structurele oplossingen zoals: sprinklerinstallaties, rookmelders, brandwerende deuren en elektrische installaties. -
Verzekeraars: Het gebruik/aanbrengen van rookmelders, brandblussers en branddekens kan gestimuleerd worden door hiermee rekening te houden bij de bepaling van de premiestelling. Een soortgelijke logica zou kunnen toegepast worden voor de jaarlijkse controle van verwarmingsinstallaties en gasboilers (attest).
-
Burgers: Het belang van brandpreventieve middelen dient (verder) onder de aandacht te worden gebracht. Daarnaast is sensibiliseren specifiek gericht naar brandpreventief gedrag heel belangrijk. Er moet een mentaliteitswijziging komen onder de burgers. Het kan belangrijk zijn dat sensibiliseren en responsabiliseren van kinderen naar brandveiligheid en brandpreventie (verder) gestimuleerd wordt.
Voor alle vragen over deze enquête naar de brandpreventie van de Belgen in hun woning, kunt u contact opnemen met onderstaande personen. FOD Binnenlandse Zaken Contactpersoon: Philip WILLEKENS Directeur Directie Lokale Integrale Veiligheid Tel.: 02/557 35 55
[email protected] www.besafe.be ANPI vzw Contactpersoon: Alain VERHOYEN, General Manager Jeanine DRIESSENS, Documentaliste Tel.: 010/47 52 31
[email protected] www.anpi.be
p. 5/5