De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem Ds. C.G. Vreugdenhil – Lukas 2:15-16 (Kerst)
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 147: 1 Lukas 2: 15-24 Psalm 100: 1, 2, 3, 4 Psalm 138: 3, 4 Psalm 68: 2, 17 Psalm 150: 1
Gemeente, we gaan in deze dienst nadenken over Lukas 2 vers 15 en 16: En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem en laat ons zien het woord dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd. En zij kwamen met haast en vonden Maria en Jozef, en het Kindeke liggende in de kribbe. Het gaat in deze tekst over: De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem. Drie aandachtspunten: 1. Zij gaan op het woord van de engel 2. Zij komen met haast naar de stal 3. Zij vinden het Kind in de kribbe 1. Zij gaan op het woord van de engel Gemeente, de herders in de velden van Efratha zijn door God uitverkoren om als eersten de boodschap van de geboren Zaligmaker te horen. Het is een wonderlijke kerkdienst daar in de donkere nacht in de velden van Efratha. Er zijn niet veel hoorders. Het zijn niet de voornamen van Jeruzalem, de overpriesters en de schriftgeleerden, de mensen die dagelijks in de wetten lezen. God gaat andere wegen. Het zijn mensen die niet eens in de tempel mogen komen, die niet kunnen lezen en schrijven. Het zijn herders. Wij zouden zeggen: asielzoekers, zigeuners, mensen zonder rechten, eenvoudigen… Hun namen zijn ons onbekend. We horen verder nooit meer van hen. Maar bij God zijn ze bekend. Dat is het belangrijkste. Wat wel belangrijk is, is dit: zij mogen als eersten de kerstboodschap horen. Zij mogen het eerst in de kribbe zien. En zij mogen als eersten de kerstboodschap verkondigen, zoals blijkt uit vers 17.
www.prekenweb.nl
1/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
Eerst komt er één engel in de donkere nacht. Een hemels licht omstraalt de herders. Ze vrezen. Wie kan God zien en leven? Maar dan zegt de hemelse gezant: Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Op datzelfde ogenblik gebeurt er iets geweldigs, iets indrukwekkends; dat wat wij allen eenmaal zullen meemaken, bij de wederkomst van de Heere Jezus, als de engelen op de bazuinen zullen blazen op de oordeelsdag. Hier komen ze in de velden van Efratha: tienduizenden en tienduizenden engelen komen neer en zingen het hemelse gezang, eerbiedig, zonder valse tonen: Ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen! Hoe lang of hoe kort het lied van de engelen geduurd heeft, weten we niet. Ook de melodie is ons niet bekend. Het is zelfs mogelijk dat het meer een spreekkoor geweest is dan een zangkoor. Er staat immers dat ze God prezen, zeggende… In ieder geval gaan ze weer naar de hemel. In de stal hebben ze geen uitvoering gegeven. Wel zongen ze bij de herders in de velden van Efratha. Maar als ze daar klaar zijn, varen ze weer heen naar de hemel en trekt de glans van Gods majesteit weg uit het luchtruim. De engelen hebben hun werk gedaan. Ze doen wat de Heere hen opdraagt, niets meer en niets minder. Zonder opdracht bewegen zij zich niet. De menigte van engelen vertrekt even plotseling als ze gekomen zijn. Het gezang en gejubel sterft weg, de nacht komt terug, het wordt weer donker. Al het schone en heerlijke is weer verdwenen. De herders staan een ogenblik verbijsterd bijeen. Dat hadden ze nog nooit gehoord: zingende engelen! Maar nu is daar weer het donker van de nacht met zijn onheilspellende gevaren, brullende leeuwen en beren. Nu zijn ze weer alleen met hun schapen. Maar één ding is gebleven: de boodschap die ze gehoord hebben: Gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Wat is de uitwerking van deze preek bij de herders? We lezen iets anders dan wat sentiment. Als door een magneet aangetrokken gaan ze op zoek. Hun hart stroomt vol van liefdesverlangen om de geboren Koning te zien en te zoeken. Ze willen gaan zien wat ze gehoord hebben. En ondanks de bezwaren die er geweest zijn, heeft toch het geloof de overhand. Hoor maar wat ze tegen elkaar zeggen: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd. ‘Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, om te kijken of het waar is wat er gezegd is.’ Staat dat er? Nee, dat staat er niet. Dat is de taal van het ongeloof. Hier is de taal van het geloof. Ze gaan niet kijken of het waar is, maar ze gaan zien wat geschied is. Dat is een wezenlijk verschil; het verschil tussen leven en dood. Het geloof steunt op het Woord. ‘Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord.’ Zonder twijfel geloven ze dat het woord van de engel waar is. Wat is dat een wonder! Als in de kerk of in uw huiskamer plotseling een engel zou verschijnen en het kerstevangelie zou verkondigen, dan zouden we toch allemaal wel zo diep onder de indruk komen dat we tot bekering kwamen. ‘Gebeurde dat maar eens een keer, dan zou het in mijn leven wel veranderen’, hoor ik iemand zeggen.
www.prekenweb.nl
2/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
Zacharias, een kind van God, hoorde ook een engel. Deze zei hem dat hij een zoon zou krijgen. Geloofde hij het? Nee! Dat kon volgens hem niet, ook al zei een engel het. Zo is ons hart. Laten we elkaar niets wijsmaken. We zouden diep onder de indruk zijn, we zouden er nog dagenlang over praten als we een engel zouden ontmoeten. Een jaar later zouden we het ons herinneren, vijftig jaar later waren we het niet vergeten. Maar we zouden doorzondigen, doorleven. We zouden dezelfde blijven! We zouden doorgaan met praten, godsdienstig redeneren en discussiëren. De verschijning van de engel vinden de herders dus niet het belangrijkste. Het lied van de engelen, hoe indrukwekkend en schoon het ook geklonken heeft, neemt niet de eerste plaats in hun hart in. Daarover spreken ze niet met elkaar. Wel over die ene begeerte die hun hart vervult, namelijk om te zien het woord dat er geschied is. Om het vleesgeworden Woord met eigen oog te zien. Het gaat hen om het levende Kind, om de Heere Jezus persoonlijk te mogen ontmoeten. We moeten ons niet verkijken op die engel. Veel belangrijker is het woord dat hij heeft gebracht. Dat Woord hebben we nog. God laat het nog prediken. Dat is blijvend. Die prediking van het Woord is door Jezus en de apostelen verricht en wordt tot op de dag van vandaag voortgezet door de dienaren van het Woord. Jezus sprak tot Zijn dienaars: Wie u hoort, die hoort Mij. (Luk.10:16) De herders zien aan de boodschapper voorbij, op de Heere. Hetwelk de Heere ons heeft verkondigd. Ook daarin komt het geloof van de herders uit. Dat woord heeft de herders op weg doen gaan naar Bethlehem. Als de herders dit woord geloven, is dat een machtig wonder van de Heere Zelf. Maar de Heilige Geest gebruikt deze prediking. Hij verlicht en breekt hun hart, zodat ze niet anders kúnnen dan geloven. Dat moet er wel eerlijk bij gezegd worden. Zonder de toepassende kracht van de Heilige Geest zouden de herders uiteindelijk toch voor hun schapen gekozen hebben, boven het Kind van Bethlehem. Laat ons dan heengaan naar Bethlehem en laat ons zien het woord dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd. Dat is treffend! Dan hoort u een predikant, maar ten diepste hoort u Gods stem. Het Woord doet kracht door Gods Geest. Het wordt in uw ziel gegraveerd. Geen leed zal het ooit uit uw geheugen wissen. U verlangt dat steeds opnieuw: ‘Spreek Gij tot mijn ziel!’ Hoe meer u Zijn stem hoort, hoe meer u ernaar verlangt. De honger wordt steeds groter. Mijn schapen horen Mijn stem. (Joh.10:27) Je gaat de stem van de Heere uit duizenden herkennen. Alle tegenstemmen van de wereld, je hart en de boze moeten zwijgen. Je hoort de Heere spreken. We drinken de woorden in, om te luisteren of we Gods Woord horen. Weet u, gemeente, waar het geloof van de herders ook uit blijkt? Uit de opwekking van elkaar om naar Bethlehem te gaan. Zo laat ons dan heengaan! Ondanks alle bezwaren. Ze moesten hun kudde alleen laten. En wat denkt u van de wilde dieren? En dan is er nog een factor: als ze het Kind maar kunnen vínden! Misschien worden ze niet eens toegelaten bij de geboren Koning. Níets hoor je van al die bezwaren. Ze redeneren niet. Dat doet het ongeloof. Er zijn redenen genoeg om je bij Jezus vandaan te houden. De herders gaan gewoon. Het geloof overwint. Het geloof breekt dwars door alle ‘ja-maars’ van het ongeloof heen. Ze worden door een onweerstaanbare kracht naar Bethlehem getrokken, naar het broodhuis, waar www.prekenweb.nl
3/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
het levende Brood is neergedaald in de kribbe. Ze laten hun schapen achter en spoeden zich naar de stal, waar de grote Herder der schapen, tot Wiens kudde zij behoren, terneer ligt in een voerbak. Dat de herders tot elkander zeiden… Ze overleggen niet bij zichzélf, maar met elkáár. Daar is geen woord van twijfel bij. Het geloof en de onderlinge liefde en gemeenschap hebben de overhand. Luister maar: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem. Het mag onze aandacht niet ontgaan dat de herders met elkáár gaan. Ze stellen niet voor dat één of twee gaan kijken, zodat de rest thuis kan blijven om op de schapen te passen. Nee, ze zijn één van hart en één van ziel in hun begeerte. Ze houden elkaar niet op, maar ze wekken elkaar op. We zien hier de gemeenschap der heiligen. De liefde is mededeelzaam. Waar de Heere in ons hart woont en werkt, daar gunnen we het iedereen. Daar hebben we niemand voor de hel over. We spreken met onze vrouw, met onze kinderen, met onze ouders: ‘Kom, ga met ons en doe als wij. Laten we vluchten uit de stad Verderf!’ De herders willen naar Bethlehem gaan. Het is helemaal niet geboden door de engel, maar ze verstaan dat dit de bedoeling is. Ze willen gaan zíen. Dat is het ware geloof. Het ziet uit naar de vervulling. Het schijngeloof is snel tevreden gesteld, maar het ware geloof verlangt, hunkert, pleit: ‘Gedenk aan het woord, gesproken tot Uw knecht, waarop Gij hem verwachting hebt gegeven.’ De gewone gang van het geloof is: eerst het Woord horen en dan het vleesgeworden Woord zien. De zaken van het geloof komen altijd eerst tot ons in de vorm van een belofte. En die belofte doet ons uitgaan tot Christus. Elke belofte vindt haar vervulling in Christus. Zovele beloften als er zijn, die zijn in Christus Jezus ja en amen. Beloften die niet in Christus eindigen, kunnen wel waarde hebben voor dit leven, maar niet voor de eeuwigheid. Laat ons zien het woord dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd. Het ware geloof wenst niet alleen van Hem te horen, maar Hem ook te zien, met het hele hart te omhelzen, Hem te zien met de ogen van geloof. Het geloof heeft niet genoeg aan de eerste beginselen. Het is heilbegerig naar meer. Opdat ik Hem kenne. (Fil.3:10) Ook al zien we Hem aanvankelijk in nevelen gehuld, dan zal het zaligmakende geloof altijd blijven hongeren en dorsten naar de opwas in de kennis en de genade van de Heere Jezus Christus. Laten wij elkaar op deze kerstdag ook maar aansporen om door het geloof naar Bethlehem te gaan. Want ook aan ons wordt de boodschap van de geboren Koning van Godswege verkondigd. De Zoon van God laat ons prediken dat Hij Zich zó diep heeft willen vernederen om voor verloren mensen de losprijs te betalen en hen te redden uit de macht van de vorst der duisternis en de macht van de dood, dat Hij Zich liet neerleggen in de Kribbe. Hij was gewillig om onze zonden te dragen. Kom in de geest mee naar Bethlehem, naar de kribbe en de stal. Want daar zien we God, geopenbaard in het vlees. God verkondigt ons heden dat het Brood uit de hemel is neergedaald. En Jezus zegt: Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit de hemel. (Joh.6:32) Wat doet u ermee? Wat doen jullie, jongens en meisjes, met dit kerstevangelie? Het brood van de wereld laat ons leeg en ongelukkig. Jezus maakt zalig. Hij maakt armen rijk. www.prekenweb.nl
4/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
Hij werd vrijwillig arm. Laat je hart maar verbreken door de liefde van Christus. Dan zul je zien hoe Hij de berg van je zonden op Zich genomen heeft en weggedragen heeft. Geloof Zijn heil- en troostrijk woord! Hij laat ons aansporen om ons heil en onze zaligheid bij Hem alleen te zoeken. Kom niet met allerlei excuses. Dat deden de herders ook niet. De Bijbel waarschuwt ons dat we niet moeten blijven in de duisternis en dat we de duisternis niet liever moeten hebben dan het licht. Christus is het Licht der wereld. Laat uw hart volstromen met hunkerend verlangen, zodat u opstaat en tot Christus gaat, om in Hem de vervulling te vinden van al het beloofde heil. Doe net als de herders. Ze gaan op het woord van de engel. Wat doet hen naar Bethlehem gaan? Wat zet hen in beweging, ondanks dat alles hen toeriep: ‘Je komt er nooit’? Weet u wat? De kracht die uitging van de gehoorde boodschap. Het geloof in Gods belofte. Dat is altijd weer het geheim. Als de engel uitgesproken is en het lied ten einde is, zeggen ze tegen elkaar: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem. Er is maar één ding dat een zondaar in beweging zet naar Jezus toe, en dat is de gelovige aanvaarding van de boodschap van Gods genade, het levenwekkende spreken van God in Zijn Woord. Waar u in uw nood geen oplossing voor uw schuld meer weet, bedroefd om uw zonden en verlangend naar God, daar komt de verkondiging van het kerstevangelie als water op uw dorstige ziel. Daar wordt het wonder zo groot, als Christus op u toekomt in de verkondiging van het evangelie, in Zijn algenoegzaamheid en bereidwilligheid, in Zijn almacht en genade. Waar dat Woord uw hart raakt, door de kracht van de Heilige Geest, daar wordt de band van uw onmacht verbroken en daar worden de muren van het ongeloof geslecht. Daar trekt God zo krachtig met de koorden van Zijn liefde, dat u niet anders meer kunt dan met de herders op weg gaan naar Bethlehem. Zoals David: ‘Heere, op Uw Woord heb ik gehoopt, laat mij niet beschaamd worden.’ En die weg is korter dan u denkt. Wie met haast komt is er helemáál snel. Want het geloof heeft snelle voeten. We letten daarop in de tweede gedachte. We zingen eerst Psalm 138 vers 3 en 4: Dan zingen zij, in God verblijd, Aan Hem gewijd, Van ‘s HEEREN wegen; Want groot is ‘s HEEREN heerlijkheid, Zijn Majesteit Ten top gestegen; Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, Op hen het oog, Die need’rig knielen; Maar ziet van ver met gramschap aan De ijd’le waan Der trotse zielen. Als ik, omringd door tegenspoed, Bezwijken moet, www.prekenweb.nl
5/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
Schenkt Gij mij leven; Is ‘t, dat mijns vijands gramschap brandt, Uw rechterhand Zal redding geven. De HEER’ is zo getrouw, als sterk; Hij zal Zijn werk Voor mij volenden. Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron, Wil bijstand zenden. 2. Zij komen met haast naar de stal De herders gaan naar Bethlehem. Ze laten hun kudde achter. Ze kunnen geen twee dingen tegelijk; de nachtwacht houden over hun kudde en heengaan naar Bethlehem. Ze moeten kiezen. En wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Het Woord van God is voor hen het belangrijkste. Ze willen de geboren Koning gaan zien. Ze vertrouwen erop dat de Heere voor de schapen zorgt. Ze willen gaan zien het woord dat er geschied is. Ze willen Jezus zien, Hem tasten met hun handen en zich verheugen. Ze kwamen helemaal uit zichzelf, en toch ook weer niet. Ze kwamen spontaan, vrijwillig, zonder dwang, maar wél gedreven door een kracht die van boven kwam. Zo gaat dat, gemeente, met het komen tot Jezus. We kunnen er elkaar toe opwekken en nodigen, maar… ieder moet zélf komen, uit eigen beweging. We hebben ieder persóónlijk de Heilige Geest nodig om ons te overreden. Wat zou u antwoorden? Begrijpt u wat deze herders drijft? Zij zullen er iets van beseffen: Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint en lijdt schade zijner ziel? (Matth.16:26) Al moeten ze dan een paar schapen verliezen, als ze hun ziel erdoor kunnen behouden zullen ze dat er graag voor over hebben. Als hun ogen de Zaligmaker mogen zien en als zij Hem mogen omhelzen, weegt dat wel op tegen hun aardse goederen. En bovendien, het is ten volle bijbels dat de Heere ons roept om eerst de dingen van Zijn Koninkrijk te zoeken en dat Hij dan voor de tijdelijke zaken zal zorgen. Zo gaan zij op weg. ‘Maar, herders, het is nacht! Zullen jullie de plaats waar de Koning geboren is wel ooit kunnen vinden? Het is zo donker, u kunt onderweg wel struikelen. Misschien verdwaalt u wel. Het is een lange afstand naar Bethlehem. Als u nu eerst eens wacht tot de morgen en alle zaken ordelijk regelt en dan op uw gemak naar de kribbe gaat…’ Kon ú wachten, toen u deze boodschap hoorde dat u heden geboren is de Zaligmaker, toen u geloven mocht dat God ú bedoelt met Zijn vergevende liefde? Dan zijn onze harten toch brandende in ons? Dan zegt u: ‘Daar strekt zich al mijn lust en liefde heen!’ Dan kunt u toch niet gewoon doorgaan om het bloed van de Heere Jezus Christus onrein te achten en te blijven zondigen? ‘Maar, herders, kunt u zo wel bij Jezus komen? Uw kleren zijn vuil, ze stinken naar de schapen. Kijk eens wat een arme en schamele werkkleding jullie aanhebben. Wat zullen de mensen ervan zeggen? En hebt u wel over een geschenk gedacht voor deze Verlosser www.prekenweb.nl
6/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
en Zaligmaker? Als u naar een koning gaat, moet u immers een koninklijk geschenk meenemen?’ De duivel en de wereld doen alles om ons van Christus Jezus af te houden. We mogen alles van satan. We mogen rechtzinnig zijn, maar we mogen niet verlegen zijn om de Zaligmaker en smeken: ‘Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.’ Dan gaat er een alarmschel in de hel over en alle duivelen ontwaken om ons tegen te houden om tot Jezus te gaan. ‘Je moet je eerst wat aangenaam maken’, zo luidt het advies. Maar het ware geloof leert te komen zoals je bent: goddeloos, verdorven, onrein, dwaas en blind. We komen niet als rijken in onszelf, want dan hebben we geen volkomen Zaligmaker nodig. Maar we komen hulpeloos tot Hem gevloden. We komen niet als gelovige mensen in eigen oog, maar met koorden van zelfveroordeling om de hals, zoals de verloren zoon: Ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden. (Luk.15:19) In het geloof zien we af van al het onze. ‘De ogen houdt mijn stil gemoed opwaarts, om op God te letten.’ Als je de boodschap van Gods genade hebt gehoord, dat er vrede is door Zijn offer, dan rust je toch niet voordat je rust gevonden hebt in Hem? Als je eenmaal het oog van het geloof geslagen hebt op de schoonheid en gewilligheid van Christus en je hebt gezien wat het Hem heeft gekost om onze zonden te dragen en onze schuld te betalen, hoe Hij Zich daarvoor vernederde tot in de kribbe en tot aan het kruis, dan ga je met de herders op weg om deze Jezus persoonlijk te ontmoeten en te eigenen als Zaligmaker en Borg. Ze gaan. Wat een wonder! Ondanks alle tegenargumenten gaan ze door de donkere nacht. Hoe komt dat? Er is iets wat we niet zien. Dat onttrekt zich aan onze waarneming. Ze gaan, omdat ze getrokken worden. Zonder dit trekken zouden ze niet komen. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke. (Joh.6:44) Wie trekt deze herders? Dat is dat Kind in de kribbe. Hij trekt met koorden van goedertierenheid. Hij is sterker dan deze ruwe herders bij elkaar. Deze mensen zijn gewend hun mannetje te staan, zijn gewend aan nacht en ontij. Maar Hij trekt en zij moeten. Ze kunnen niet anders, ze willen niet anders. Dat is goddelijke overmacht. Ze gaan niet in een rustige pas, maar met háást! Niet omdat ze zo nieuwsgierig zijn, maar omdat hun hart zo brandt. Van nature haasten we ons voor van alles en nog wat. We hebben geen rust voordat we een diploma of getuigschrift op zak hebben. We hebben overal tijd voor, behalve voor de Heere. Tijd voor ons gezin, voor een verjaardag, voor ons werk, voor ontspanning, maar niet voor onze zaligheid. We hebben tijd om geld te verdienen, maar geen tijd voor God. Deze herders zijn niet zoals zoveel kerkmensen die allen wel beamen dat zij bekeerd moeten worden, maar ze doen er verder niets voor. Het werk van God, het ware geloof, kenmerkt zich door haast. Als het erom gaat om de Heere te zien, Hem te ontmoeten, Zijn Woord te horen en Christus te omhelzen, dan is er geen betere gestalte in het geloofsleven dan deze sterke drang van de haast. In twee gevallen leggen wij mensen gewoonlijk een grote haast aan de dag, namelijk als we achtervolgd worden en ook als we graag iets bereiken willen. Als je zonden je www.prekenweb.nl
7/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
achtervolgen, ga je je haasten om des levens wil. En als je de Heere Jezus gezien hebt in Zijn genade en zondaarsliefde, als Hij aan je trekt, haast je je om tot Hem te vluchten en om bij Hem te zijn. Nu moet u niet denken dat het hier gaat over de bekéring van de herders. Zij wáren kinderen van God; mensen die net als Simeon en Anna, Zacharias en Elisabet, de vertroosting van Israël verwachtten. Dus u die de Heere vreest, u hoort hier wat het geloof van u vraagt, namelijk haast om bij Jezus te zijn, telkens weer. Om als een rank in de Wijnstok Christus te blijven en vrucht te dragen. Het gaat om de gang van het geloof door dit leven. Zij kwamen met haast. Letterlijk staat er: nadat ze zich gehaast hadden. Het ging hun niet snel genoeg. Ze hebben de weg naar Bethlehem, die hen door het Woord geopend is, door het geloof betreden. Daarom is ons thema: de geloofsgehoorzaamheid van de herders. Geloof en verlangen doet hen voortsnellen in de nacht. Zo hadden ze deze bekende weg nog nooit gelopen. Hun hart brandde om het Kind te zien; de vervulling van wat God beloofd had. Het bewijs van Gods eeuwige liefde voor een wereld verloren in schuld, Gods liefde ook voor hen. En dan vinden ze het Kind in de kribbe. Dat is ons derde aandachtspunt. Maar eerst zingen we Psalm 68 vers 2 en 17: Maar ‘t vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd, Daar zij hun wens verkrijgen; Hun blijdschap zal dan, onbepaald, Door ‘t licht, dat van Zijn aanzicht straalt, Ten hoogsten toppunt stijgen. Heft Gode blijde psalmen aan; Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan; Laat al wat leeft Hem eren; Bereidt de weg, in Hem verblijd, Die door de vlakke velden rijdt; Zijn naam is HEER’ der heren. Hoe groot, hoe vrees’lijk zijt G’ alom, Uit Uw verheven heiligdom, Aanbidd’lijk Opperwezen! ‘t Is Isrels God, die krachten geeft, Van Wien het volk zijn sterkte heeft. Looft God; elk moet Hem vrezen. 3. Zij vinden het Kind in de kribbe En vonden Maria en Jozef, en het Kindeke liggende in de kribbe. Wat een troost voor Maria dat deze herders hier binnentreden! Ze heeft slechts eenmaal een engel ontmoet, en dat is nu alweer negen maanden geleden. Verder heeft ze nooit meer een bevestiging van de Heere ontvangen. Wat zal er door Maria heengegaan zijn. De Heere zorgde www.prekenweb.nl
8/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
helemaal niet voor een goed huis in Bethlehem. We lezen er verder niet van, maar we kunnen ons voorstellen dat het geloof van Maria beproefd is. De herders vinden Maria en Jozef. Het is heel groot als kinderen van God elkaar mogen ontmoeten, of het dan christenen zijn in Nederland of uit andere landen. Alle tegenstellingen vallen in de Heere weg. Gaan de herders dan met Maria en Jozef praten over hetgeen hen overkomen is, hoe de engel hen verschenen is, hoe zij terstond op reis gegaan zijn? Nee! Het gaat in deze geschiedenis uiteindelijk niet om de herders, maar om de geboren Christus. Ze schrikken niet van de eenvoud van de kribbe. Het is hen bekendgemaakt als een teken van de Heere, dat ze hieraan het Kind zullen herkennen. Het hoogmoedig hart ergert zich aan de vernedering van de Heere Jezus, maar juist de nederige zondaar vindt in Hem alles. En wat zien we? Kijk, die stoere herders buigen neer voor de kribbe. Het staat niet in de tekst, maar het is buiten alle twijfel dat zij dat, net als de wijzen uit het oosten, gedaan hebben. Over hun verweerde wangen lopen tranen, ditmaal niet van verdriet en van berouw, maar van verwondering en aanbidding. Ze buigen zich ootmoedig en nederig over de kribbe. Zijn armoede wordt nu hun rijkdom. Ze mogen het geloven: Jezus is ook voor mij geboren. Hij is mijn Heiland, Verlosser, Zaligmaker. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave! Wat een zalige ogenblikken rondom de kribbe. Dan moet je toch wel helemaal aangewezen zijn op genade alleen, als je in deze arm geworden Christus zoveel rijkdom ziet. ‘O dierbaar Kind, o stof van vreugd, geschenk van het Alvermogen!’ En vonden Maria en Jozef, en het Kindeke liggende in de kribbe. Wat zien de herders in dit Kindje? Is het dan zo’n bijzonder Kind? Is er een stralenkrans rondom Zijn hoofd, dat ze zo diep onder de indruk zijn? Is het Kindje Jezus zo knap en schattig? Nee, ze zien een heel gewoon kind in alle menselijke zwakheid en hulpeloosheid. Het is niet te zeggen wat er door hen heengaat. Zoals de eerste ontmoeting van een jongen en een meisje zich niet laat beschrijven, zo is het met al degenen die het heilgeheim van het evangelie mogen verstaan. Je moet het zelf beleefd hebben, om te weten wat het is. Ze zien niet íets in Hem, ze zien niet véél in Hem, maar ze zien álles in Hem. Van welke dingen zij zich bewust zijn, weten we niet. Dat is ook niet zo belangrijk. Dat is voor alle gelovigen een hele levensles, om te weten welke dingen hen van God geschonken zijn. We raken nooit uitgeleerd in de heilsfeiten. Hoe meer we ervan mogen verstaan, hoe meer we gaan beseffen dat we er nog zo weinig van weten. Ze vinden Jezus in Zijn kribbe en in doeken gewonden. Dat zijn de tekenen van Zijn lijdensgestalte. Over de kribbe straalt al het bloedig rood van Golgotha. De kribbe is gemaakt van hetzelfde hout als het kruis: vloekhout. Daar zal Hij 33 jaar later hangen, van God verlaten! Hij is de Alwetende en tegelijkertijd een onnozel Kind, Dat van Zijn moeder alles moet leren. Hij moet leren lopen, leren lezen, leren praten. Hij is de allerhoogste Majesteit en tegelijkertijd zo nederig en nietig. Deze herders zien een klein kind met hun natuurlijke ogen. Met hun geestelijke ogen zien ze God. Voor het natuurlijk oog een heel eenvoudige kribbe en een heel gewoon kind. Voor het geloofsoog schittert Hij als de Zaligmaker. www.prekenweb.nl
9/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
Zo zien we hier, gemeente, dat het geloof van de herders op de proef wordt gesteld. Ze zoeken een Koningskind, de Messias, de Koning van Israël en ze vinden Hem in deze armoedige omstandigheden. Toch staat dit alles de herders niet in de weg. Ze zien dwars door alles heen de heerlijkheid van God. De uiterlijke omstandigheden staan hen niet in de weg om Hem als God te aanbidden. Het geloof ziet juist in die nederige gestalte de heerlijkheid van God. En nu wordt Zijn armoede hun rijkdom. Ze mogen het weten: Hij is ook voor ons geboren. Hij is onze Heiland en Verlosser, onze Zaligmaker en Borg. Daar ligt Hij voor hen. Hun ogen zien en hun handen tasten dat het Woord vlees is geworden. De herders vonden het Kind Jezus. Eerst beoefenden zij het geloof in het Woord en toen vonden zij. Velen willen het omdraaien; eerst de ervaring en dan het geloof. En de duivel heeft daar niets op tegen. Helaas zijn velen hierdoor vaak verward en in het donker. Deze herders vonden in de weg van het geloof. In onze tekst is de lijn duidelijk: horen komen - vinden. Het horen van de boodschap, het uitgaan door het geloof tot Christus en het vinden, het eigenen van de Heere Jezus: ‘U bent mijn Zaligmaker, ik vertrouw op U!’ Zo gaat het met allen die blijven aanhouden aan de troon der genade. We zullen niet de Heere Jezus letterlijk vinden in de kribbe van Bethlehem, maar niet minder werkelijk is de ontmoeting met Hem door het geloof. We zullen vinden. We zullen Gods vriendelijk aangezicht mogen zien en zo een voorsmaak van de zaligheid ontvangen. Wat een prediking van de eeuwige liefde van God! Een heerlijke, ruime nodiging gaat van onze tekst uit. De toegang is vrij in de stal. Er staat geen bord ‘Verboden toegang’ op de deur. Een staldeur gaat gemakkelijk open. In ieder geval, de herders konden zo naar binnen. De Heere Jezus zegt: Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. (Joh.6:37) Kom maar dichterbij. Onze tekst spoort u aan. Kijk eens voor het eerst op deze Zaligmaker, om van uw zonden verlost te worden. Of zie voor de zoveelste keer op deze onuitsprekelijke Gave van God. Misschien bent u het zicht op Hem kwijtgeraakt en kwam er weer zoveel tussen aan zonde en ongeloof. Kijk eens opnieuw! Misschien staat u wat verderaf en durft u nauwelijks uw ogen op te heffen, omdat u het zo onwaardig bent. Laat toch iets van die grote blijdschap uw hart vervullen over zoveel goedheid, die God bewijst aan zondaars. Strek uw armen maar uit naar de Heere Jezus, Die als de gekruiste Zaligmaker u vandaag gepredikt wordt. Waar u dat doet, daar wordt ‘genâ van waarheid blij ontmoet, de vrede met een kus van het recht gegroet’. ‘O’, zegt u, ‘zou het dan voor mij toch nog kunnen? Ik verlang zo naar Hem!’ Laat u maar aansporen. Voor u het weet buigt u met de herders over de kribbe. Het geloof heeft snelle voeten. En daar raakt de liefde van Christus je hart. Ik hoor u al fluisteren: ‘Hoe beminnelijk is Hij! Ik kan nog zalig worden.’ Iemand anders kan alleen maar aanbidden: ‘Liefste, míjn Liefste! Mijn Liefste is mijn en ik ben Zijn!’ Gemeente, in Bethlehem was God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonde hun niet toerekenende. In Bethlehem worden tollenaars en zondaars ontvangen en getroost. De farizeeën lopen er met een grote boog omheen, als ze zien wie daar www.prekenweb.nl
10/11
Ds. C.G. Vreugdenhil – De geloofsgehoorzaamheid van de herders in hun gaan naar Bethlehem
allemaal binnengaan. Maar binnen is het feest! Want daar ligt de Koning in de kribbe. Met Maria en Jozef en de herders. Ja, het verachte en het onedele heeft God uitverkoren. Wie in gehoorzaamheid aan het Woord, door het geloof tot Jezus komt, víndt Jezus. En wie Hem mag vinden en door het Woord en de kracht van de Geest mag opwassen in de genade en kennis van deze Zaligmaker, die zal met deze herders eenmaal het lied van Mozes en het Lam zingen: ‘Gij zijt waardig om te ontvangen macht en eer, heerlijkheid, o Heer’! Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle talen, volken, geslachten. Gij zijt waardig, o Heer’!’ Amen.
Slotzang: Psalm 150:1 Looft God, looft Zijn naam alom; Looft Hem in Zijn heiligdom; Looft des HEEREN grote macht, In den hemel Zijner kracht; Looft Hem, om Zijn mogendheden, Looft Hem, naar zo menig blijk Van Zijn heerlijk koninkrijk, Voor Zijn troon en hier beneden.
www.prekenweb.nl
11/11