De toekomst van de zorg, de zorg van de toekomst. Koorruïnelezing door Marleen Barth, Dorpskerk Wassenaar, 5 november 2015
Dames en heren,
Hartelijk dank voor de uitnodiging om vanavond hier met u te spreken over de zorg in Nederland. Ik vind het een grote eer dat ik het woord tot u mag richten in deze Dorpskerk, die mij maar ook mijn man de afgelopen jaren zo dierbaar is geworden. Over de zorg in Nederland valt heel veel te zeggen. Het is een onderwerp dat ons allen zeer bezig houdt en waar iedereen wel een mening over heeft. Als mensen aan elkaar vragen hoe het met ze gaat, is hun gezondheid vaak het eerste waar ze iets over vragen of zeggen. ‘Als je maar gezond bent’, het ligt ons allen in de mond bestorven. Als je aan Nederlanders vraagt om een rangorde te maken van onderwerpen waar nooit op bezuinigd mag worden, dan staat de zorg steevast fier bovenaan. We zetten nog liever het mes in onze dijken, of het onderwijs, of ontwikkelingssamenwerking, dan in de zorg. Een belangrijk en boeiend onderwerp dus. Voor mij, maar ik denk voor miljoenen Nederlanders, zijn er een aantal kernwaarden die zeer na aan het hart liggen als het over de zorg gaat. Bijvoorbeeld kwaliteit: we willen goede zorg. Maar ook toegankelijkheid: iedereen die zorg nodig heeft, moet die kunnen krijgen. Natuurlijk
solidariteit: de dikte van je portemonnee mag niet uitmaken als je een beroep doet op de zorg, we staan er samen borg voor, en de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. En tenslotte vertrouwen: we willen er eigenlijk blind op kunnen vertrouwen dat het met die kwaliteit, toegankelijkheid en solidariteit wel goed zit. Vanavond zou ik graag kort die waarden met u willen langs lopen. Is onze zorg dat vertrouwen waard? Hoe goed, hoe toegankelijk en hoe solidair is onze zorg? Hoe ziet de toekomst van de zorg er uit? Maar ook: wat is de zorg van de toekomst? En hoe borgen we daarin die waarden? Een waarschuwing vooraf moet ik daarbij wel geven. Ik zal het ook regelmatig over geld hebben. Dat is onvermijdelijk. We geven in Nederland onvoorstelbaar veel geld uit aan de zorg: alles bij elkaar ruim 95 miljard euro, dat is zo’n 15 procent van ons bruto binnenlands product. De waarden van de zorg hebben we vaak vertaald in hoe we dat geld bij elkaar brengen, en vervolgens weer besteden. Maar zonder betrokkenheid, passie, liefde en aandacht geen goede zorg. Ook daar kom ik dus zeker op terug. Maar eerst, die waarden. Kwaliteit. Soms zou je haast gaan denken dat de kwaliteit van de zorg achteruit holt. Als echte Nederlanders mopperen we graag. En er zijn allerlei incidenten die steeds breed in de media komen. Jansen Steur, Meavita, het VUMC, Tuitjehorn, het Maasstad Ziekenhuis, etc, etc etc. Daarom is het misschien goed om onszelf eens langs een internationale meetlat te leggen. Er is een heel gezaghebbende, de European Health Consumer Index,
die jaarlijks wordt opgesteld door een onafhankelijke Zwitserse denktank. Deze toetst nationale zorgstelsels op medische resultaten, wachttijden, medicijnen, patiëntenrechten en informatievoorziening, bereik van geboden diensten en E-health. Voorwaar geen kinderachtige thema’s. En wat blijkt? Nederland prijkt al jaren fier bovenaan de lijst. Volgens die EHCI heeft Nederland de beste zorg van Europa. Op wereldschaal moeten we alleen Singapore voor laten gaan. Wat de onderzoekers niet begrijpen, is dat Nederland daar niet veel trotser op is, laat staan dat we actief de wereld intrekken om uit te leggen –of te verkopen- hoe we dat doen. De kosten van ons stelsel van curatieve zorg zitten Europees rond het gemiddelde, de kwaliteit steekt er met kop en schouders boven uit. De hele wereld kijkt er met gepaste jaloezie naar. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, deze meetlat geldt alleen voor de curatieve zorg: ziekenhuizen, huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten, etc. De andere grote sector: de langdurige zorg, voor ouderen, mensen met een verstandelijke beperking of een chronische psychische stoornis, die komt er veel slechter af. Daar noteert onze eigen Inspectie voor de Gezondheidszorg al vele jaren allerlei zorgelijke punten. Gebouwen zijn verouderd: slecht geïsoleerd, kleine kamers, krappe liften. En de kwaliteit van medewerkers blijft achter bij wat kwetsbare mensen nodig hebben. Veel instellingen zijn grootschalig en erg bureaucratisch. En dat tegen juist torenhoge kosten: er is geen land in de wereld dat zoveel geld in de langdurige zorg steekt als Nederland. Zweden komt er een beetje bij in de buurt. Maar andere
landen, ook solidaire landen met een stevige verzorgingsstaat als Denemarken, Noorwegen, Finland, Groot Brittannië en Duitsland, komen niet in de buurt van wat Nederland hier aan uitgeeft. In de langdurige zorg, voor onze meest kwetsbare landgenoten, doen we het dus juist helemaal niet zo goed: matige kwaliteit voor heel veel geld. Ik kom daar straks op terug. Dan toegankelijkheid van de zorg. Daar is in Nederland niks mis mee. Volgens diezelfde EHCI is het Nederlandse stelsel zo bijzonder, omdat we eigenlijk maar weinig pieken, maar ook weinig dalen kennen in de kwaliteit. Overal waar je een dokter nodig hebt, is de kwaliteit ruim voldoende tot goed. Natuurlijk, de zorg is mensenwerk, dus er worden fouten gemaakt. Maar over de volle breedte kun je eigenlijk overal goed terecht. En we kunnen ook allemaal terecht. Voor curatieve zorg zijn we allemaal verplicht verzekerd via de Zorgverzekeringswet. Voor de langdurige zorg hebben we allemaal gedurende bijna 50 jaar verplicht premie betaald voor de AWBZ, sinds begin dit jaar voor de WLZ. Via de belastingen dragen we bij aan de gemeentelijke zorg in de WMO. Als je inkomen te laag is om je zorgpremie te kunnen betalen, krijg je een zorgtoeslag die daarbij helpt. Wij vinden dit alles heel normaal. Maar iedereen die de discussie over Obamacare in de VS een beetje gevolgd heeft, weet dat dat lang niet overal zo beschouwd wordt. Het systeem van verplichte premies en verzekeringen dat wij kennen, en dat door alle partijen van links tot rechts gesteund wordt, vinden veel Amerikanen je reinste communisme. Zo is alles relatief.
Het onderwerp waar misschien wel het meeste over te doen is in de Nederlandse zorg, is de waarde solidariteit. Veel mensen vrezen dat die naar de haaien gaat. We hebben met de invoering van de Zorgverzekeringswet toch marktwerking gekregen? Dat kan toch nooit samen gaan met solidariteit? En dit kabinet breekt toch alles af voor kwetsbare mensen? Ingewikkelde vragen, die een grondig antwoord verdienen. En dat is ook het moment dat ik het echt over geld ga hebben. Eerst maar eens die Zorgverzekeringswet, waarmee we de curatieve zorg betalen. Die bestaat sinds 2006. Voor die tijd kende de Nederlandse zorg een in mijn ogen lelijke en pijnlijke tweedeling. We hadden Ziekenfondsen voor arme mensen, en particuliere verzekeringen voor rijke mensen. Decennia hebben we gediscussieerd over hoe we daar vanaf konden komen. Ik ben blij dat dat gelukt is, want ik heb een hekel aan dit soort tweedelingen. We hadden er toen voor kunnen kiezen om iedereen in een Ziekenfonds onder te brengen, dus de rijke mensen naar de regeling voor de arme mensen. Maar we hebben het omgekeerde gedaan: sinds 2006 is iedereen in feite particulier verzekerd. Arme mensen hebben toegang gekregen tot een voorziening die tot dan toe alleen toegankelijk was voor rijke mensen. Als sociaaldemocraat zeg ik: dat is nog eens verheffing! Dat betekent, dat iedereen vrij mag kiezen welke zorgverzekeraar hij wil, en welke dokter of apotheker hij wil. In het Ziekenfonds mocht dat niet, in de particuliere
verzekeringen wel. Zo’n vrije keus, dat is inderdaad marktwerking. Maar ik moet er niet aan denken dat ik die niet zou hebben… Bovendien hebben we een paar stevige waarborgen in de Zorgverzekeringswet gebouwd om de solidariteit te zekeren. Ik zei net al: iedereen is verplicht verzekerd; we dragen dit dus met zijn allen. Zorgverzekeraars mogen geen winst maken, het zijn allemaal not-for-profit coöperaties. Zij mogen voor het basispakket niemand weigeren. Hoe ziek je ook bent, de verzekeraar van je keuze moet jou accepteren. En om er voor te zorgen dat die waarborg geen wassen neus is: dat basispakket bevat 85 procent van alles dat we doen in de curatieve zorg. U hoort het misschien wel aan mijn stem: ik vind dit een prachtig stelsel. Een puik voorbeeld van de slimme combinaties van privé en publiek waar Nederland patent op heeft. Het bleek wel een groot nadeel te hebben: het leidde niet tot beperking van de kosten, en dat was wel gehoopt en verwacht. In veel onderdelen van de curatieve zorg zijn de prijzen door de komst van de Zorgverzekeringswet wel gezakt. Maar dat werd door dokters en ziekenhuizen direct gecompenseerd door veel meer te gaan doen. Sinds eind jaren ’90 waren de kosten van de curatieve zorg fors gegroeid, en de Zorgverzekeringswet bracht daar geen verandering in. De kostenstijging bleek, zoals het ministerie van VWS dat noemt, beleidsresistent. Wat de overheid ook deed, de zorg groeide als kool.
Voor de langdurige zorg, de care in het vakjargon, hadden we een ander systeem. Van 1967 tot 1 januari van dit jaar kenden we de AWBZ voor de zogenaamde onverzekerbare zorg. Die begon met enige honderden miljoenen guldens. Alle werkenden in Nederland betaalden daar verplicht premie voor, maar dat hadden we meestal niet zo door; die werd door onze werkgever ingehouden op de loonstrook. De AWBZ was dus een ander systeem dan voor de curatieve zorg, maar de beweging was er precies hetzelfde: tomeloze groei. In 2014, het laatste jaar van de AWBZ, ging er ruim 23 miljard euro in om. Een gigantisch bedrag, dat zo groot kon worden zonder dat er ooit echte discussie over gevoerd werd. Om iets aan het pakket van de AWBZ toe te voegen, was namelijk geen wijziging van de wet nodig; de minister kon dat zelfstandig besluiten. Zo belandde alles er in dat ook maar enigszins gedekt moest worden. Van rollators tot geestelijke gezondheidszorg, van zorg voor dementerende ouderen tot abortus provocatus. En die premie op die loonstrook, die steeg en die steeg maar. De kosten van de langdurige zorg explodeerde, zonder dat ooit iemand zich afvroeg of dat nou wel een goed idee was. Nou kun je denken: zolang het Malieveld niet volloopt met mensen die daar tegen protesteren, zolang iedereen zorg zo enorm belangrijk vindt, kun je dat toch gewoon laten gebeuren. Maar er zijn belangrijke redenen waarom dat niet meer kan, waarom ingrijpen echt noodzakelijk was. Om dat te zien, is het misschien goed om eens dieper te duiken in de solidariteit die de basis
van ons stelsel vormt –of het nou om cure of care gaat. Daar zitten namelijk interessante bewegingen in. Zo blijkt, dat zal niet verrassen, dat gezonde mensen solidair zijn met zieke mensen. Gezonde mensen betalen premie, maar gebruiken weinig zorg. Zieke mensen betalen ook premie, maar hun zorg kost ook – veel- geld. Op eenzelfde manier zijn jongeren en volwassenen solidair met ouderen. We kosten eventjes geld als we geboren worden, daarna begint de teller pas echt goed te lopen vanaf 70 jaar, met enorme pieken vanaf 85 jaar. Waar we ook weinig moeite mee zullen hebben: rijke mensen zijn solidair met arme mensen in ons stelsel. Dat is zelfs een dubbel effect: rijke mensen betalen meer premie en ontvangen geen zorgtoeslag, maar ze gebruiken ook minder zorg. Zo hoort dat ook, zult u denken: sterke schouders enzo. Het begint al een beetje te schuren als we vaststellen dat mensen die gezond leven solidair zijn met mensen die ongezond leven. Slechte leefgewoonten: weinig bewegen, alcohol drinken, ongezond eten, stress: het veroorzaakt vaak chronische ziekten en die zijn duur. En wat we weinig door hebben: regio’s met lage zorgkosten zijn solidair met regio’s met hoge zorgkosten. Mensen in Zeeland, Friesland en Utrecht zijn veel gezonder dan mensen in de Zaanstreek, Twente, en met name de drie grote steden. Daar gebruiken mensen veel meer zorg. Nog ingewikkelder: levenden zijn solidair met stervenden. Maar liefst 70 procent van alle zorgkosten worden besteed in de laatste 15 maanden van een mensenleven. Tientallen miljarden geven we in
Nederland uit aan mensen die bijna overlijden. Je zou kunnen zeggen: dat doen we niet meer. Maar niemand weet natuurlijk wanneer die 15 maanden zijn ingegaan. En we denken of hopen allemaal, als het zover is, dat juist wij de statistiek zullen verslaan. En voor onszelf zeggen we misschien nog wel: laat mij maar sterven. Maar wat doe je als het je man is, of je moeder, of je kind? Dit zijn zeer lastige vragen, waar geen simpele antwoorden op bestaan. Ze geven wel aan hoe heftig vragen van solidariteit kunnen zijn. Nog een ethisch dilemma: ongezonde mensen zijn solidair met gezonde mensen. Ongezonde mensen sterven jonger, en doen daarom gedurende een kortere periode een beroep op de zorg. Dat druist juist tegen ons gevoel voor rechtvaardigheid in. Ook een complexe relatie in solidariteit bestaat er tussen mannen en vrouwen. Mannen zijn solidair met vrouwen, want ze betalen meer premie en ze gebruiken minder zorg. Maar vrouwen zijn ook solidair met mannen, omdat ze veel vaker als mantelzorger onbetaald de zorg op zich nemen. En tenslotte: we zijn met zijn allen solidair met ons zelf in de toekomst. We betalen nu premie, maar we gaan dus pas echt een beroep doen op de zorg als we aan het eind van ons leven zijn beland. In die laatste overweging zit natuurlijk een cruciaal punt, die ons weer terug brengt bij die explosieve groei van de zorg. Want als we solidair zijn met onszelf in de toekomst, dan moeten we er wel op kunnen vertrouwen dat de premie die we nu betalen garant staat voor zorg in de toekomst, als we die zelf nodig hebben. Hetzelfde geldt voor jongeren en volwassenen die solidair zijn met ouderen, of levenden die solidair zijn met stervenden.
We zijn graag bereid om er te zijn voor mensen die het nodig hebben. Maar we moeten er ook op kunnen vertrouwen dat anderen er voor ons zijn als het zover is. Die wederkerigheid vormt het hart van onze verzorgingsstaat. Als dat vertrouwen verdwijnt, sla je de bodem juist onder de solidariteit vandaan. Als jonge mensen zich gekke Henkie gaan voelen, omdat ze beseffen dat de premie die zij nu betalen voorzieningen bekostigt die er niet meer zullen zijn als zij oud zijn, dan zullen ze op een gegeven moment weigeren nog langer te betalen. Doordat we steeds ouder worden, wordt de periode steeds langer tussen betalen voor de zorg van een ander, en er zelf een beroep op doen. Jongeren die nu 25 zijn, zullen pas over pakweg 45, 50 jaar zelf een beroep op de zorg doen. Een goede toekomst voor de zorg is dus essentieel voor de solidariteit van vandaag. Regeren is vooruitzien; niet tot de volgende verkiezingen maar richting de tweede helft van deze eeuw. Mijn zoon zal pas een beroep gaan doen op de zorg rond het jaar 2065, 2070. Wil ik vandaag met opgeheven hoofd van hem vragen om premie te betalen, dan moet ik als volksvertegenwoordiger mijn uiterste best om de randvoorwaarden te creëren dat de zorg tegen die tijd ook nog kan bestaan. Ik ben er niet alleen voor de zorg voor de ouderen en zieken van nu, maar ook voor die van de toekomst. Doe ik dat niet, dan verniel ik de verzorgingsstaat en maak ik solidariteit kapot. Geen misverstand: de zorg is nu al heel duur. Per Nederlander kost hij 6000 euro per jaar. Iemand met een full time baan en een modaal inkomen werkt bijna een
volle dag om de premies en belastingen op te brengen die de zorg kost. Daarom kon de sterke groei van de zorg in Nederland niet meer doorgaan. We moesten het over een andere boeg gooien. Jaren als 2001 en 2002, toen de zorg met maar liefst 12 procent per jaar groeide, liggen echt achter ons. Maar ook een jaar als 2009, toen de zorg nog met ‘slechts’ 5 procent groeide, maar de economie 4 procent kromp. Dat is gewoon weg niet vol te houden! De zorg drukt ook andere overheidsuitgaven steeds meer uit het nest: we houden steeds minder ruimte over om te besteden aan onderwijs, wetenschap, infrastructuur. Onderwerpen die van levensbelang zijn om onze economie draaiende te houden. En dan is er nog de arbeidsmarkt. Er werken ongeveer anderhalf miljoen mensen in de Nederlandse zorg. In 2008, vlak voor de crisis uitbrak, is een prognose gemaakt van wat er zou gebeuren met de arbeidsmarkt in de zorg als er niets gebeurde. Die kwam er op neer, dat in 2030, als de vergrijzing in Nederland op zijn hoogtepunt is, een op de drie Nederlanders in de zorg zou moeten werken om hem draaiende te houden, en alle hoger opgeleiden. Ook dat kan natuurlijk niet. We hebben ook mensen, en zeker ook hoger opgeleiden, nodig in bedrijven, in het onderwijs, bij de overheid. Door de crisis is dit doemscenario achter de horizon verdwenen. Maar als we de groei van de zorg niet duurzaam in bedwang krijgen, dan keert het zo weer terug.
Daarom heeft het kabinet stevige maatregelen genomen. Minister Schippers heeft afspraken gemaakt met huisartsen, medisch specialisten, ziekenhuizen en curatieve GGZ, om vrijwillig de stijging van de kosten te beperken tot maximaal 1 procent. Die aanpak werkt: het CBS meldde vorige maand dat de groei van de curatieve zorg in geen 15 jaar zo laag is geweest. Let wel: de zorg groeit nog steeds, alleen veel minder hard. Staatssecretaris Van Rijn heeft de langdurige zorg stevig hervormd. Voortaan vragen we eerst, als mensen zorgbehoeftig worden of zijn: wat kunt u zelf regelen, en wat kunt u zelf aan? Het zijn vooral de gemeenten die deze vragen moeten stellen, want zij zijn met ingang van dit jaar verantwoordelijk geworden voor de lichte vormen van langdurige zorg. Huishoudelijke hulp, begeleiding, dagbesteding. Daarna vragen we: wat kunt u in uw omgeving regelen? Kan uw zoon het huis misschien poetsen, kunt u geen werkster betalen, kan u buurvrouw misschien met u mee boodschappen doen? Pas als dat allemaal niet kan en niet lukt, regelt de gemeente zorg. En u mag alleen nog maar naar een instelling, als u langdurig en 24 uur per etmaal zorg nodig heeft. Alleen dus, als het echt niet anders kan. We schrikken daar in Nederland met zijn allen enorm van. Maar in de landen om ons heen vindt iedereen dat heel normaal. Sterker nog: er zijn landen waar ze het het summum van asociaal vinden als kinderen niet zelf voor hun bejaarde ouders zorgen. Maar veel mensen die het betreft, willen het zelf ook graag anders. Nederland heeft, ik zei het al, de duurste
langdurige zorg te wereld. Dat komt vooral, omdat wij enorm veel instellingen hebben waarin we ouderen of mensen met een verstandelijke beperking of een psychische stoornis opnemen. Maar ouderen blijven gemiddeld elk jaar langer zelfstandig wonen, omdat ze liever in hun eigen vertrouwde omgeving willen leven en sterven. Niemand wil graag naar een verpleeghuis. Ouders van kinderen met een verstandelijke beperking kiezen steeds vaker voor een PGB of een Thomashuis bij hen in de buurt, dan voor grootschalige instellingen ver weg in het bos of op de hei. En mensen met een psychische stoornis willen vaak niets liever dan een zo normaal mogelijk leven, met een baan, een partner, en zelf bepalen wat je eet. Die grote instellingen, dat past niet meer bij ons geïndividualiseerde samenleving waarin we gewend zijn om ons eigen keuzes te maken. Door mensen te ondersteunen met zo lang en zo veel mogelijk thuis wonen, maken we de zorg beduidend goedkoper. Maar we maken hem ook beter, omdat het de kwaliteit van leven verbetert van mensen die langdurig op zorg aangewezen zijn. Veel mensen die langdurige zorg nodig hebben, willen dolgraag actief in de samenleving mee doen. Dat lukt veel beter als je gewoon in de wijk of de buurt kunt blijven wonen. Door deze veranderingen doen we vaker een beroep op vrijwilligers. En wat blijkt: heel veel mensen zijn best bereid om meer te doen als het hen gevraagd wordt. Voor veel vrijwilligers geldt zelfs, dat ze meer zingeving
in hun leven ervaren door het doen van vrijwilligerswerk. Ik ben jaren voorzitter geweest van De Zonnebloem, die prachtige vereniging van 43.000 vrijwilligers die mensen die slecht ter been zijn ondersteunt om de deur uit te komen. De Zonnebloem doet veel onderzoek naar de beleving van haar vrijwilligers, en wat blijkt? Veel mensen die actief zijn als vrijwilliger, zouden onder de doelgroep van De Zonnebloem vallen als ze geen vrijwilliger waren. Het voorkomt voor hen dat ze vereenzamen en thuis blijven zitten. Hun inzet en betrokkenheid heeft dus waarde voor de mensen die ze ondersteunen, maar ook voor hen zelf. Het interessante is, dat een groter beroep doen op de participatie van mensen, of het nu om mensen met een langdurige zorgbehoefte gaat of vrijwilligers, ook de kosten van de curatieve zorg naar beneden kan helpen. Eenzame mensen gaan bijvoorbeeld veel vaker naar de dokter dan mensen met een stevig en warm sociaal netwerk. Waar we solidariteit in de zorg decennialang toch vrij abstract hebben ingevuld, via de premieafdracht op de loonstrook, wordt er in het nieuwe zorgstelsel vaker een beroep gedaan op concrete solidariteit en betrokkenheid bij elkaar. Dat kan de sociale cohesie in wijken en buurten versterken. En dat is weer goed voor het vertrouwen in mensen en in de samenleving. Al met al zijn we met de zorg in Nederland dus op de goede weg. Ons stelsel is nog steeds solidair, toegankelijk en levert goede zorg. Door scherper te letten op de betaalbaarheid bewaken we die waarden,
nu en in de toekomst. Blijft er dan niets te wensen over? Zeker wel. Het kan altijd van goed naar beter. Ik heb nog wel een paar wensen. De eerste is, dat we in Nederland veel meer kunnen gaan doen om te voorkomen dat mensen ziek worden. Wij vinden met zijn allen al snel dat de overheid ons betuttelt. En dus zijn we behoorlijk liberaal met roken – hoe lang heeft het niet geduurd voordat we alle openbare ruimtes rookvrij hadden, en het mag nog steeds op de perrons van stations; met alcohol –zelfs reclame op TV mag nog, en gewoon te koop in de supermarkt. Te vet, te zoet eten, te weinig bewegen: onze licht anarchistische volksaard zit stevige maatregelen om daar iets tegen te doen flink in de weg. En dat is mede oorzaak van in mijn ogen een van de grootste schandvlekken van onze samenleving: dat laagopgeleide mensen veel jonger sterven dan hoogopgeleiden, en ook veel korter leven in goede gezondheid. En dat is niet, zoals makkelijk kan worden beweerd, allemaal hun eigen schuld. Nederland kent ongeveer 2,2 miljoen mensen met een IQ van 85 of lager. Anderhalf miljoen mensen zijn laaggeletterd. Zo’n 160.000 mensen kampen met een chronische psychische stoornis. Grote groepen medeburgers die moeite hebben om de lange termijngevolgen van hun korte termijn gedrag te bevatten, die slecht in staat zijn om informatie over gezond leven tot zich te nemen, of überhaupt de regie over hun leven ten volle te voeren. Dat de overheid wat meer zou kunnen betuttelen, zou hun kansen op een langer, gezonder leven aanzienlijk verhogen. Wat meer
empathie en begrip voor wat het betekent om met beperkingen te leven in onze snelle, ingewikkelde maatschappij vol verleidingen, dat is geen overbodige luxe. Sowieso kan wat meer begrip en respect geen kwaad. Mensen met een chronische ziekte, verstandelijke beperking of psychische stoornis stuiten veel te vaak op onbegrip, vooroordelen, botte vragen of zelfs pesten. Maar iedereen moet mee kunnen doen in onze samenleving, zich een waardevol lid van de gemeenschap kunnen voelen. Laten we eens wat vaker vragen aan elkaar stellen, en echt naar elkaar luisteren. Niet alleen de zorg, ons land zou er mooier en beter van worden. Dat wij met zijn allen veel geld over hebben voor de zorg, dat hebben veel (zeer) op winst gerichte bedrijven ook door. Of het nou gaat om Philips of de farmaceutische industrie, er wordt goed verdiend aan de zorg. De hoogste bonus in de VS vorig jaar was niet voor de CEO van een bank, maar van een farmaceutisch bedrijf. Dit soort bedrijven drijft de kosten van de zorg omhoog zonder zich veel rekenschap te geven van de gevolgen daarvan voor ons stelsel, en waarden als toegankelijkheid en solidariteit. We zien dat de laatste maanden bijvoorbeeld met de kosten van nieuwe, peperdure medicijnen voor relatief zeldzame ziektes, die opeens voor honderden miljoenen aan overschrijdingen zorgen. Om daar een dam tegen op te werpen, zullen we in Europees verband moeten samenwerken; dat krijgt Nederland nooit alleen voor elkaar.
Uiteindelijk gaat zorg over waarden, over toegankelijkheid, kwaliteit, solidariteit en vertrouwen. Het gaat over passie, betrokkenheid, aandacht en liefde. Het gaat over vraagstukken van leven en dood. Dat maakt deze sector zo prachtig om in te werken, en zo de moeite waard om over na te denken. Ik heb dit verhaal met veel plezier geschreven, ik hoop dat u er met genoegen naar heeft geluisterd. En uiteraard beantwoord ik graag uw vragen.