De Jacobikerk Op de zuidoever van de Vecht in een dorpje van vissers en kooplui bevond zich in de 12e eeuw een kerkje. Toen Utrecht in 1122 stadsrechten kreeg werd de stad voorzien
van een omwalling. De nederzetting met het kerkje werd binnen deze omwalling opgenomen. Dit kerkje kennen wij vandaag de dag als de Jacobikerk. De wegen van Sint Jacob De Jacobikerk dankt haar naam aan de apostel Jacobus de Meerdere. Hij is ook de naamgever van de Spaanse stad Santiago de Compostela. Sinds de 11e eeuw reizen pelgrims langs ‘de wegen van Sint Jacob’ naar dit bedevaartsoord. Langs een van deze wegen werd de Jacobikerk bij Utrecht gebouwd. Bij terugkeer van hun pelgrimstocht dragen de pelgrims schelpen aan hun hoed, de zogenaamde sintjacobsschelpen. De schelp is ook in de Jacobikerk meerdere keren terug te vinden, onder andere op de windwijzer, ornamenten en grafstenen. De bouw van de Jacobikerk
Van de oorspronkelijke romaanse Jacobikerk is weinig meer over. De oudste gotische
bouwsporen van de kerk dateren uit de 13e eeuw. Tijdens de Middeleeuwen is de kerk
diverse keren verbouwd en uitgebreid. Zo werden in de 14e eeuw het dwarsschip en het koor
verbreed. Rond 1340 werd de toren verhoogd en om nog meer kerkgangers te kunnen ontvangen werd het middenschip verlengd en werd er een achterkerk gebouwd. Deze
achterkerk kreeg een zelfstandige functie en werd voornamelijk gebruikt als doopkerk. Door de verschillende verbouwingen raakte de toren volledig ingebouwd.
De huidige vorm kreeg de kerk in de 15e eeuw: een bakstenen hallenkerk waarvan de toren bekleed is met natuursteen. Bouwmeester Willem van Boelre (eveneens betrokken bij de
bouw van de Domkerk en de Buurkerk) verlengde het middenschip en paste het dwarsschip
hierop aan. Ook werden de lage, smalle zijbeuken verhoogd en verbreed. Dat deze zijbeuken
oorspronkelijk lager waren is nog te zien aan de kapitelen bij de zes westelijke pijlers. Deze hebben bij de verhoging hun functie verloren. Na de verhoging van de zijbeuken en het gewelf werden de 14e-eeuwse gewelfsleutels uit de lage gewelven teruggeplaatst. Het ‘huysgen in die pyleerne’
Tijdens de verbreding en verhoging van de zijbeuken ontstond er rond 1470 een ruimte in de zuidwestelijke pijler, die vóór het jaar 1492 is gebruikt als kluis. Deze kluis werd
bewoond door de kluizenares Alyt Ponciaens. In die tijd kwam het meer voor dat mensen
1
zich afzonderden van de wereld om zich geheel te wijden aan God. De kluis mochten zij vervolgens nooit meer verlaten. De kluis in de Jacobikerk is vrij klein, nauwelijks 1 x 1,75 meter groot. Een pilaarcel van nog geen 2 m2 is zelfs voor een toegewijde kluizenares erg klein en daarom wordt aangenomen dat zij daarachter waarschijnlijk nog een ‘camer’ had voor meer bewegingsvrijheid. Na 1700 verdween het fenomeen van kluizenaars uit kerken. Zo verdwenen ook de kluizen. In de
Jacobikerk werden de kluis en ‘camer’ tot sacristie omgebouwd. Dankzij dit plan is de kluis, ook wel ‘huysgen in die pyleerne’ genoemd, grotendeels intact gebleven. Hierdoor is de Jacobikerk de enige kerk in Nederland met nog een deel van een originele kluis. Op het Jacobskerkhof staat sinds het begin van 2012 een beeld dat is geïnspireerd op Alyt Ponciaens. De toren en de klokken Rond 1500 beschikte de Jacobikerk over een indrukwekkende verzameling luidklokken. Twee
ervan waren overgenomen van de Domkerk toen daar nieuwe klokken voor werden
aangeschaft. De klokken waren zeer zwaar en luidden tegen de Utrechtse traditie in, namelijk oost-west, waarschijnlijk om de toren niet teveel te belasten. Tijdens een zware storm in 1550 verloor de toren van de Jacobikerk haar spits en gingen ook een aantal middeleeuwse klokken verloren. De herstelde toren leed wederom schade tijdens het Beleg van Kasteel Vredenburg in 1576/77. Tijdens de grote storm van 1674, die in een groot deel van Nederland schade aanrichtte, is de toren van de Jacobikerk opnieuw ingestort. De toren met nieuwe klokken van de gebroeders Hemony uit 1652 viel deels op de kerk en deels op straat. De kerkgangers maakten zich zorgen over de voortzetting van de diensten:
“…dat daer door groote ongelegentheyt komt te ontstaen tot oeffeningh vande Godsdienst,
is deze vergadering bij een geroepen om in desen noodige ordres te stellen…”.
De torenspits werd pas geheel hersteld in 1953. Deze is nu veel lager dan hij oorspronkelijk was. De toren was circa 80 meter, na de Dom de hoogste in Utrecht. Sinds de restauratie is de toren nog maar 63 meter hoog. Op één na zijn alle oude klokken inmiddels uit de Jacobikerk verdwenen. Er hangen nu vijf klokken in de toren, de oudste en grootste is de Salvator uit 1479 (4000 kilo, gemaakt door Steven Butendiic). De anderen dateren uit de 20e eeuw. De zonnewijzer Rond 1350 kregen steeds meer kerktorens een mechanisch uurwerk. Dergelijke uurwerken liepen zeer onregelmatig en moesten vaak worden bijgesteld. Dit werd gedaan met behulp
van zonnewijzers. Links op de zuidgevel van de Jacobikerk bevindt zich de oudste ‘moderne’ zonnewijzer ter wereld, daterend uit 1463. De uurlijnen en gotische cijfers zijn gehakt uit
roodbruin zandsteen. In de 17e eeuw besloot het Utrechtse Vroedschap (gemeentebestuur) om meer zonnewijzers voor de Utrechtse kerken aan te schaffen. Opvallend is dat de Jacobikerk in 1625 ook een nieuwe zonnewijzer kreeg terwijl de oude nog intact was. Waarschijnlijk vond men deze te klein. Het jaartal op de nieuwere zonnewijzer is overigens 1772. Dit komt omdat de koperen plaat zeer onderhevig was aan de weersinvloeden en dus gerestaureerd moest worden. Tijdens een restauratie is dit jaartal erop geschilderd. De zonnewijzer bevindt zich op de zuidgevel rechtsboven de entree van de Jacobikerk.
2
Het Van Call uurwerk Sinds het begin van het jaar 2012 staat onder de toren het Van Call uurwerk dat in 1651 op de toren werd geplaatst. In de grote stelling bevindt zich het drijfwerk om de wijzers en het uurslagwerk aan te sturen en ook de grote messing speeltrommel die verbonden was met de Hemonyklokken op de toren. De kleine stelling in de hoek onder de toren bevat het halfuurslagwerk. Het uurwerk zelf heeft nog dienst gedaan tot 1960 en is daarna in het ongerede geraakt. Voor 2012 is er jarenlang door vrijwilligers met eindeloos geduld aan gewerkt om het weer in elkaar te zetten en het zijn plek onder de toren te geven. De Reform atie
Na de Beeldenstorm in het jaar 1566 viel de katholieke Jacobikerk enkele dagen in handen van de protestanten. Het Utrechtse stadsbestuur wees de kerk aan hen toe uit angst voor onrust in de stad. Het besluit werd echter door de Spaanse overheerser snel ongedaan gemaakt. Veel inwoners van de Noordelijke Nederlanden wilden zich afzetten tegen de Spaanse overheerser en de regels van de door hun opgelegde katholieke religie. In 1574 werd Hubertus Duyfhuis (1531-1581) pastoor van de Jacobikerk, hij was voorstander van religieuze tolerantie. Dit werd zeer gewaardeerd door Prins Willem van Oranje, die zelfs een keer naar een preek van Duyfhuis in de Jacobikerk kwam luisteren. De onrust was echter nog niet voorbij. Het Spaanse leger vestigde zich in kasteel Vredenburg om de mensen in de gaten te houden. Tien jaar na de Beeldenstorm kwam de bevolking tegen de Spanjaarden in opstand tijdens het Beleg van Kasteel Vredenburg in 1576/77. Utrechtse schutters belegerden de Spaanse troepen door onder meer een kanon op de toren van de Jacobikerk te plaatsen. Tijdens de opstand raakte het zuidwestelijk deel van de kerk door beschietingen zwaar beschadigd. Het stenen gewelf stortte in en delen van de toren
vielen door de gewelven in de achterkerk. Een gedichtje uit die tijd beschrijft de toestand van de Jacobitoren: “St. Jacobstoren was als een riet, men ziet de klokken al”.
Nadat de Spanjaarden kasteel Vredenburg hadden verlaten sloopten de opstandelingen, onder leiding van bierbrouwer Jan Jacobszoon van Leemput en zijn vrouw Trijn, het gehate kasteel. Het vrijgekomen hout werd gebruikt om de toren van de Jacobikerk te herstellen. Het ingestorte stenen gewelf werd vervangen door de nu nog aanwezige zwart-wit beschilderde houten balkenzoldering. Het interieur van de Jacobikerk De Jacobikerk bezit nog veel oude kunstschatten. Zo zijn aan het plafond 14e- en 15e-eeuwse gewelfsleutels te zien. Op de stenen zijn onder andere Jezus Christus, de apostelen en andere heiligen en martelaren afgebeeld. De gemeenschap van de Jacobikerk heeft zich altijd ingezet voor de minderbedeelden. Rond 1413 had zij al speciale voorraadkamers om
voedsel uit te kunnen delen. De taken van de potmeesters en weldoeners zijn afgebeeld op een 16e-eeuws schilderij. De achterkant toont het Laatste Oordeel. De combinatie van afbeeldingen gaf de boodschap dat liefdadigheid wordt beloond. Het paneel hing op een centrale plaats, waarschijnlijk boven de tafel waarvan het eten werd uitgedeeld. Op die manier waren beide kanten zichtbaar. In 1883 is het paneel in bruikleen gegeven aan het Centraal Museum en is op de wand van de toren nu een replica te zien.
Het koperen koorhek is in verschillende stijlen uitgevoerd. De zijkanten zijn laatgotisch (1516-1519) en werden gegoten door de Mechelse gieter Jan van den Ende. Het middendeel van het hek is verloren gegaan tijdens de Beeldenstorm. Dit deel is later, rond 1600, vervangen door een hek in renaissancestijl.
Voor de grafkapel van de familie Panthaleon van Eck (voorheen Andreaskapel) staat ook een laatgotisch houten hek met smeedijzeren traliewerk. Dit hek is eveneens gemaakt door Jan van den Ende aan het begin van de 16e eeuw. Het houtsnijwerk bevat veel symboliek. De kleuren van het hek corresponderen met de kleuren van het familiewapen, dat in de kapel boven de ingang van de kluis te zien is. De orgels Opvallend in de Jacobikerk is het grote hoofdorgel dat rust op rode marmeren pilaren. Van dit Gerrit Pieterszoonorgel (ook wel bekend als het GarrelsMeere orgel) uit 1509 is de hoofdwerkkas nog
origineel. Vanaf 1742 is het orgel meerdere malen gerestaureerd. Zo voegde Abraham Meere (1761-
1841) in 1823 de neoclassicistische ornamentiek toe. In de noordelijke zijbeuk van het koor staat een
kabinetorgel uit 1774. Dit is een huisorgel dat met gesloten deuren lijkt op een boekenkast of schrijfbureau. Dergelijke orgels werden meestal aangeschaft door rijke particulieren. Het is gebouwd door Hendrik Hermanus Hess (17351794) in Gouda. Opmerkelijk is dat boven het klavier van dit orgel staat; ‘H.H. Hess me fecit Goudae 1747’. Aangezien Hess toen pas twaalf jaar oud was moet dit waarschijnlijk 1774 zijn.
4
Vondsten en restauraties Bij een restauratie in 1882 is een groot deel van het meubilair vervangen, zoals bijvoorbeeld de kolombanken rondom de pilaren voor in de kerk. De versiering op de deurtjes dateren nog wel uit 1621. Op de noordkant zien we de Jacobsschelp en op de zuidkant een pot, verwijzend naar de
potmeesters die op deze banken plaatsnamen. In de zuidelijke zijbeuk werd onder het witkalk een
muurschildering aangetroffen uit het begin van de 15e eeuw. Het stelde een stadsgezicht op Utrecht voor. Helaas ging deze schildering verloren, maar architect Ferdinand Jacob Nieuwenhuis (18481919) had wel voortijdig de voorstelling nagetekend. In 1976 zijn de contouren van het stadsgezicht op dezelfde plek aangebracht. In de 20e eeuw werden de 18e-eeuwse vrijwoningen (armenhuisjes) opgeknapt. De
woningen, die tegen de achterkerk zijn gebouwd, werden in 1956 omgebouwd tot kunstzaal. In de jaren zestig van de 20e eeuw werd een restauratieplan opgesteld voor vijf Nederlandshervormde kerken, betreffende de Domkerk, de Buurkerk, de Janskerk, de Nicolaaskerk en
de Jacobikerk. De restauratie van de Jacobikerk duurde van 1970 tot 1976. Het interieur werd flink onder hadden genomen en de vrijwoningen werden ingericht als vertrekken van het wijkcentrum. In 1976 werd wederom een aantal kleurrijke schilderingen aangetroffen. Deze zijn gerestaureerd en nog steeds te bewonderen. In het hoofdkoor is een engel afgebeeld die waarschijnlijk het sacramentshuis bewaakt en op de westgevel zien we een 15e-eeuwse schildering van de kluizenaar Cucuphas en de heilige Christoffel met het Christuskind. Gebruik toen en nu De Jacobikerk is door de jaren heen altijd gebruikt als een plaats waar het geloof werd beleden, katholiek en later protestants. Tegenwoordig wordt het gebouw gebruikt door de protestantse wijkgemeente Jacobikerk. Deze geloofsgemeenschap zet zich nog altijd in voor de behoeftigen, zoals de potmeesters eeuwen geleden al hadden gedaan. Elke zondag vinden er diensten plaats en er worden regelmatig concerten gegeven. Ook wordt de kerk nog steeds bezocht door pelgrims die ‘de wegen van Sint Jacob’ bewandelen.
5
Bezienswaardigheden -
Rond het hoogkoor zijn vier 16e-eeuwse beelden te zien. Met de klok mee zijn dit een Joodse profeet, een engel, een tweelijvig monster, en een vriendelijk mannen- of vrouwengezicht.
-
Aan de wanden hangen verschillende borden met Bijbelteksten. De teksten zijn door de protestanten over katholieke voorstellingen heen geschilderd. De schilderingen worden steeds meer zichtbaar, omdat de teksten langzaam vervagen. Zo hangt er een beschilderd tekstbord uit de 16e/17e eeuw dat een oudere 15e-eeuwse schildering van de Gregoriusmis bevat.
-
De Jacobikerk was een kerk voor het gewone volk. Dit is nog steeds te zien aan de vele verwijzingen, zoals de familiewapens en grafkelders voor zakkendragers, molenaars, hoedenmakers en pelgrims.
-
Op de wanden van de toren werden in 1870 door Th.H.F. van Riemsdijk restanten van muurschilderingen aangetroffen. Deze waren in zeer slechte staat door vochtigheid en slecht onderhoud. Van deze afbeeldingen maakte hij zestien overtrekken en bracht deze uit in 1874 in het boek ‘Peintures Murales, découverts dan l’église
paroissiale de St.-Jacques à Utrecht’. Wetenswaardigheden -
Uit een kroniek uit 1173 blijkt dat er in dat jaar al een kerk op de huidige locatie van de Jacobikerk stond. Hierin wordt verteld dat een kostbare pyxis (een doosje waarin het Heilig Sacrament wordt bewaard) uit de kerk werd gestolen en hoe, als gevolg van deze misdaad, de stad door overstromingen werd geteisterd.
-
De Jacobitoren overleefde het Beleg van Vredenburg. Daarom is er boven in de toren aan de zuidkant een zandstenen plaat bevestigd met de tekst: ‘Anno 1576 hebben
min die spaengers van vredenborch leet gedaen. Godt versacht, dat ick bleef staen’.
-
De torenspits van de Jacobikerk is na de storm van 1674 niet direct hersteld. Toen Napoleon in Nederland aan de macht was, liet hij in 1810 een optische telegraaf op het afgeplatte dak van de toren plaatsen. Via dit telegraafstelsel konden er berichten worden verstuurd van en naar Parijs.
-
De huisjes tegen de voorgevel van de kerk zijn zogenaamde vrijwoningen, ook wel armenhuisjes genoemd. Deze zijn in de 18e eeuw gebouwd om armen die door de diaconie werden onderhouden een woning te geven. Ze doen vandaag de dag dienst als wijkcentrum.
6
Literatuur Riemsdijk, Th.H.F. van, Peintures Murales, découverts dan l’église paroissiale de St.-Jacques
à Utrecht, Leiden 1874.
Haakma Wagenaar, Th., ‘Geschiedenis van de bouw en restauratie van de Jacobikerk’, in:
Restauratie vijf hervormde kerken in de binnenstad van Utrecht, jaarverslag 1975/76, nr. 4. pp. 44-64.
Hulzen, A. van, Utrechtse kerken en kerkgebouwen, Baarn 1985. Beckman, T., De val van de Vredeborch, Rotterdam 1988.
Kolman, C. e.a., Monumenten in Nederland: Utrecht, Utrecht 1996.
Bruin, R.E. de e.a. Een paradijs vol weelde, Geschiedenis van de stad Utrecht, Utrecht 2000. Geuns, S. van & Daas, S.J. den, ‘Klokken en klokkenstoelen in de Utrechtse Jacobitoren’, in:
Steen-goed, nr. 31 (2001), pp. 1-31.
Lap, B., Het paneel van de armenpost van Sint-Jacob terug in de Jacobikerk, eigen uitgave van de gidsen van de Jacobikerk, Utrecht, 2005.
Rijk, H. de, ‘Bijzondere zonnewijzers in utrecht’, in: Oud Utrecht 76 (2003), pp. 62-65.
Coolwijk, P. van de, e.a. In de ban van de kerk. 25 jaar Kerken Kijken Utrecht, Utrecht 2007.
Bogaers, L., Aards, betrokken en zelfbewust, Utrecht 2008.
Kralt, T., Levende monumenten, geschiedenis, instandhouding en hedendaagse gebruik van
Utrechtse binnenstadskerken, Utrecht 2009.
Kralt, T., ‘Restaurateurs aan de slag met het Hess-kabinetorgel: genoeg in kas voor herstel klinkend monument’, in: Kerk in de stad, jg. 17 (2010), nr. 22. p. 11.
Verhamme, C. e.a., Jacobikerk Utrecht, eigen uitgave van de gisden van de Jacobikerk, Utrecht 2011.
Foto’s: Maarten Buruma
7