MVO in de agribusiness Vlees De Nederlandse vleessector produceert jaarlijks ongeveer 2,5 miljoen ton vlees. Het overgrote deel daarvan is varkensvlees, gevolgd door pluimveevlees en rundvlees. Een groot deel van het vlees wordt geproduceerd in intensieve veehouderijsystemen. De belangrijkste MVO-thema‟s zijn dierenwelzijn, milieu en de diervoederproductie. Varkens Algemeen De Nederlandse varkensvleessector is een belangrijke speler op de Europese markt. De jaarlijkse bruto productiewaarde is ruim 2 miljard euro en een groot deel van de productie is bestemd voor export. De sector exporteert zowel levende dieren als vlees naar verschillende Europese landen. Het overgrote deel van de Nederlandse varkens wordt in de intensieve veehouderij gehouden. Hiervoor gelden strenge eisen op het gebied van welzijn en milieu. Nederland staat internationaal bekend als één van de koplopers op deze gebieden. Desondanks staat het houderijsysteem in ons land regelmatig ter discussie. Vooral dierenwelzijn, schaalvergroting en in toenemende mate antibioticagebruik zijn gevoelige onderwerpen in de maatschappij. Varkens worden voor het vlees gehouden. Er zijn echter veel meer producten die van delen van het varken worden gemaakt. Reststromen, bijproducten die overblijven na het slachtproces, worden gebruikt voor veel industriële toepassingen in zowel de voedings- als andere industrieën. Een bekend voorbeeld is gelatine, dat in allerhande producten verwerkt wordt, en ook bloed, vet en beenderen kennen uiteenlopende bestemmingen. Meer informatie over de varkensvleesketen is te vinden op www.pve.nl/varkens en www.overvarkens.nl. Ketenitiatieven Bij duurzame keteninitiatieven zijn dierenwelzijn en milieu de belangrijkste aandachtspunten. Vaak wordt samengewerkt met maatschappelijke organisaties, zoals de Dierenbescherming. Veel initiatieven richten zich op het zogeheten tussensegment. Dit is varkensvlees dat tussen gangbaar
en biologisch in zit. Er wordt bijvoorbeeld duurzame soja gebruikt, dieren hebben meer leefruimte en varkens worden niet gecastreerd. Het varkensvlees van Keten Duurzaam Varkensvlees (www.duurzaamvlees.nl), voorheen Milieukeur De Hoeve, is bijvoorbeeld een initiatief van de primaire sector in samenwerking met slagers. Het doel is om de hele keten, van varkensvoer tot verwerking, te verduurzamen. Daarvoor worden de eisen van stichting Milieukeur aangehouden, plus extra eisen op het gebied van welzijn en milieu. Inmiddels zijn 175 varkenshouders aangesloten bij de Keten Duurzaam Varkensvlees en verkopen veel keurslagers, maar ook supermarktketen Coop, het vlees. Ook vanuit de retail komen steeds meer initiatieven voor de productie van tussensegment vlees. Supermarktketen Jumbo lanceerde in 2006 al het concept Jumbo Bewust varkensvlees, van varkens die in strostallen gehouden worden. Albert Heijn gaat nog een stap verder: hier wordt al het gangbare vlees vervangen door Puur & Eerlijk tussensegment vlees. Albert Heijn werkt in dit traject nauw samen met onder andere vleesverwerker VION en varkenshouders die aan VION leveren. Het project begint met 30 varkenshouders, maar naarmate het verder uitgerold wordt groeit dat aantal. Het vlees ligt sinds september 2010 in de eerste Albert Heijn winkels, in de loop van 2011 wordt al het gangbare vlees vervangen door tussensegment vlees. Een ander bekend voorbeeld van een keteninitiatief is de Verklaring van Noordwijk. Hierin hebben de primaire varkenshouderij, de vleessector en de levensmiddelenhandel afgesproken om in 2015 te stoppen met het castreren van biggen en de verwerking en verkoop van het vlees van deze varkens. In de tussenliggende periode worden biggen alleen nog verdoofd gecastreerd.
Keten 1. Varkenshouderij Nederland telt ongeveer 12 miljoen varkens. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vermeerderingsbedrijven, die biggen produceren, en vleesvarkensbedrijven die deze biggen slachtrijp maken. Om de license to produce te behouden gaat er de laatste jaren steeds meer aandacht naar MVO. Een belangrijk knelpunt daarbij is dat varkenshouders met kleine marges werken en zoeken naar de laagste kostprijs, wat niet altijd samen gaat met duurzaam ondernemen. De varkenshouderij moet in 2013 voldoen aan strengere eisen van de overheid op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Alle varkensstallen moeten dan emissiearm zijn. Ook gaan er in 2013 strengere welzijnseisen in, bijvoorbeeld verplichte groepshuisvesting voor dragende zeugen en ruimere oppervlakte eisen. Daarnaast heeft de overheid streefdoelen opgesteld voor een duurzame productie. In 2011 wil het ministerie 5 procent integraal duurzame stallen, een stijging van 1,7 procentpunt ten opzichte van 2009. De omzet van tussensegmenten moet jaarlijkse groeien met 15 procent. Voor de beperking van broeikasgasemissies is samen met de agrarische sector het convenant “Schoon en zuinig” opgesteld. Doel is om het energieverbruik te verminderen en in 2030 minimaal 20 procent duurzame energie te gebruiken. . Milieu Milieu is een belangrijk MVO-thema in de varkenssector. In de afgelopen jaren is op het gebied van energie een efficiëntieslag gemaakt. Het energiegebruik per varken is sinds de jaren 90 duidelijk gedaald. Tussen 1995 en 1999 werd per nge (Nederlandse grootte-eenheid, een maatstaf voor bedrijfsomvang) 10,2 GJ energie verbruikt, in 2008 was dat nog maar 6,6.
Naast energie spelen vooral emissies van ammoniak, fijnstof en broeikasgassen een rol. De landbouw is verantwoordelijk voor 90 procent van de ammoniakuitstoot in Nederland, waarvan ongeveer een derde uit de varkenshouderij. De ammoniakemissie door de varkenshouderij nam tot het jaar 2000 duidelijk af, vooral door het emissie arm uitrijden van mest, en is de laatste jaren stabiel op ruim 30 miljoen kilo.
Ook de emissie van fijnstof komt voor ongeveer een derde uit de varkenshouderij. Exacte getallen zijn niet bekend, wel is bekend dat de fijnstofemissie tussen 1990 en 2005 met ongeveer 20% is verminderd.
Om stallen emissiearm te maken, zijn inmiddels op 10 tot 15% van de stallen luchtwassers geïnstalleerd. Daarnaast investeren steeds meer ondernemers in mestverwerking, waarbij mest omgezet wordt in bijvoorbeeld energie. Dat zorgt voor een reductie van de emissies, een
vermindering van het mestoverschot, de productie van duurzame energie en voor financieel voordeel voor de ondernemer, die anders veel moet betalen voor de afzet van de mest.
Dierenwelzijn Welzijn is een thema dat veel aandacht krijgt in de varkenshouderij, vooral huisvesting en ingrepen. Door de nieuwe eisen die in 2013 ingaan worden op het gebied van huisvesting in de komende jaren grote slagen gemaakt. Groepshuisvesting voor zeugen is dan verplicht. Op dit moment wordt ongeveer 60 procent van de zeugen in groepen gehouden. Daarnaast wordt op kleinere schaal gewerkt naar innovatieve huisvestingssystemen, zoals het ComfortClass (www.comfortclass.nl ) systeem van Wageningen UR, dat uit gaat van de behoeften van het varken. Vijf varkenshouders testen dit systeem nu in de praktijk.
Ingrepen bij varkens, zoals staartcouperen en de castratie van biggen, zijn andere welzijnsthema‟s. Couperen wordt nu op grote schaal toegepast om staartbijten te voorkomen. Om couperen af te kunnen schaffen wordt gezocht naar oplossingen voor het staartbijten, zoals andere huisvesting of meer ruwvoer om voor afleiding te zorgen. In de biologische varkenshouderij is couperen al verboden. Het castreren van biggen is een eis van afnemers om een afwijkende geur aan het vlees te voorkomen. Dit gebeurt sinds 2008 verdoofd, na afspraken tussen alle schakels in de varkensketen. Het streven is om in 2015 helemaal te stoppen met castreren. Ook nu al komt er steeds meer ongecastreerd vlees op de markt, bijvoorbeeld van Puur & Eerlijk of Keten Duurzaam Varkensvlees.
Er zijn geen concrete cijfers over de productie in tussensegmenten of de welzijnsverbeteringen op individuele bedrijven. Wel is bekend dat 4,5 procent van de varkensstallen aan de eisen van integrale duurzaamheid voldoet. Dat komt neer op ruim 1.000 stallen. Het aantal biologische varkens in Nederland is de laatste jaren gestaag gestegen, maar is relatief nog steeds beperkt. In 2008 waren er 77.000 biologische varkens, 0,6% van de in Nederland gehouden varkens. 1,1 procent van de bedrijven werkt biologisch.
Volksgezondheid Een duurzaamheidsthema dat de laatste jaren maatschappelijke onrust veroorzaakt is het antibioticagebruik. Dat komt onder andere door de toenemende zorg over resistentie en MRSAbacteriën Om het gebruik van antibiotica te verminderen en zo resistentievorming tegen te gaan heeft de sector het masterplan Varkenshouderij opgesteld. Als onderdeel daarvan heeft de varkenssector als eerste sector een database voor de registratie van diergeneesmiddelen. Met deze database hoopt de sector ook duidelijk in beeld te krijgen hoeveel antibiotica er gebruikt wordt. Dit is een eerste stap op weg naar een reductie. De overheid geeft de sector tot 2013 de tijd
om het antibioticagebruik te halveren. Voor vleesvarkens lag het verbruik in 2009 naar schatting op ruim 18 dagdoseringen per dierjaar, in de zeugenhouderij was dat ruim 25,5. Schaalvergroting Kenmerkend voor de ontwikkeling van de varkenshouderij in de afgelopen jaren is de schaalvergroting. Vanuit het streven naar efficiëntie stijgt de gemiddelde bedrijfsomvang waardoor de sector verder geconcentreerd raakt. Het aantal varkens in Nederland schommelt al sinds 1990 tussen de 11 en 13 miljoen, terwijl het aantal bedrijven daalde van bijna 30.000 naar ruim 8.000 bedrijven. Anno 2009 heeft het gemiddelde zeugenbedrijf een kleine 400 zeugen, de gemiddelde omvang van een vleesvarkensbedrijf is ongeveer 1.000 dieren. In de afgelopen jaren stuit deze schaalvergroting op steeds meer weerstand. Er is een heftige discussie over zogeheten megastallen, bedrijven met grote aantallen varkens op één locatie. In verschillende provincies zijn burgerinitiatieven tegen de bouw van grote stallen gehouden en in de omgeving van deze stallen wordt vaak heftig actie gevoerd. Een probleem bij deze discussie is dat de definitie van een megastal onduidelijk is. Mede daardoor stuiten ook gezinsbedrijven steeds vaker op weerstand bij nieuw- of verbouwplannen. Een veel gehanteerde definitie van een megastal is een bedrijf van meer dan 300 nge. Volgens die definitie zijn er een paar honderd megastallen in Nederland. Transparantie De varkenshouderij is voor burgers een vrij gesloten sector. Om dit te veranderen zijn er verschillende initiatieven om burgers bij de sector te betrekken. Er zijn bijvoorbeeld verschillende informatieve websites en sinds 2007 wordt jaarlijks het Weekend van het Varken georganiseerd, waarbij verschillende varkenshouders hun deuren openzetten voor het publiek. Bovendien zijn er zogeheten zichtstallen, met kijkvensters en skyboxen om de varkenshouderij aan het grote publiek te laten zien. Er zijn zestien van deze stallen aangesloten bij de stichting Varkens in Zicht (www.varkensinzicht.nl), daarnaast zijn er individuele ondernemers met een zichtstal. Arbeid Veel arbeid in de primaire varkenshouderij wordt gedaan door de ondernemers zelf. Personeel is dan ook geen belangrijk thema op de duurzaamheidsagenda van de sector. Toch neemt het belang steeds verder toe. Dat komt vooral door het groeiende personeelstekort, terwijl er door de schaalvergroting juist steeds meer behoefte aan personeel is. Inmiddels heeft ongeveer 20 procent van de varkenshouders personeel in dienst. Om dit op te vangen gaat er steeds meer aandacht naar scholing en opleiding van (toekomstige) werknemers. Daarnaast zijn er projecten om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, bijvoorbeeld door de blootstelling aan stof te verminderen.
Financieel De P van profit is een groot knelpunt voor de varkenshouderij. De sector werkt met krappe en vooral sterk schommelende marges. Het percentage huishoudens in de varkenshouderij dat onder de lage inkomensgrens van €22.400 werkt varieert van 15 procent in „goede‟ varkensjaren tot 70 procent in de slechte jaren. Mede hierdoor wordt MVO nog op relatief beperkte schaal in praktijk gebracht, MVO vraagt namelijk vaak om investeringen en voor veel varkenshouders zijn die moeilijk op te brengen. Initiatieven waarbij een meerprijs wordt betaald voor duurzame producten, zoals Puur & Eerlijk, kunnen daar mogelijk verandering in brengen. De nieuwe welzijns- en milieueisen die in 2013 in gaan vragen veel van varkenshouders. Volgens sectororganisaties zal een derde moeten stoppen omdat ze de investeringen niet op kunnen brengen. Uit onderzoek van het Landbouweconomisch Instituut blijkt dat slechts 35 procent van de bedrijven de aanpassingen op kan brengen zonder in financiële problemen te komen. Naar aanleiding daarvan heeft het ministerie van LNV de regels aangepast, de eisen van emissiearm en groepshuisvesting blijven echter van kracht. 2. Toelevering De belangrijkste toeleverancier van de varkenshouderij is de veevoerindustrie. Andere toeleverende schakels zijn de varkensfokkerij en veetransportbedrijven. De verduurzaming van de toeleverende schakels in de varkensketen is voor een deel onlosmakelijk verbonden met duurzame keteninitiatieven. Dergelijke initiatieven stellen vaak niet alleen eisen aan de productiewijze op het varkensbedrijf, maar ook de gebruikte grondstoffen. Voor Milieukeur De Hoeve mag bijvoorbeeld alleen duurzame soja worden gebruikt. Door de keteninitiatieven ontstaat vraag naar verantwoorde producten, waardoor ook toeleveranciers automatisch verduurzamen. Diervoeder De belangrijkste toeleverancier van de varkenshouderij is de veevoerindustrie. Enerzijds heeft de varkenshouderij een belangrijke rol in de verwerking van reststromen. Reststromen uit de voedingsindustrie, van bier tot bakkerijproducten, worden verwerkt tot veevoer waardoor afvalstromen sterk beperkt worden. Anderzijds is er echter discussie over de oorsprong van grondstoffen, die veelal van ver komen en niet altijd als duurzaam worden gezien. Deze discussie gaat met name over soja. Meer over de diervoederindustrie ( link naar tekst Diervoeder). Transport De meeste varkens in Nederland gaan twee keer op transport: van het vermeerderingsbedrijf naar de vleesvarkenshouder en van daar naar de slachterij. Dit transport wordt meestal door
gespecialiseerde bedrijven gedaan, sommige varkenshouders hebben hun eigen transportmiddelen. Regelmatig ontstaat er ophef over varkenstransporten. Het gaat dan vooral om exportvarkens die over een langere afstand vervoerd worden. Stichting Varkens in Nood heeft verschillende keren een dergelijk transport gevolgd en beelden naar buiten gebracht van varkens die met weinig ruimte en zonder water vervoerd werden. Ook over transporten bij hoge temperaturen ontstaat regelmatig discussie. In reactie hierop zijn er twee kwaliteitssystemen in het leven geroepen, Veetrans en Dierwaardig Vervoer, die in het najaar van 2010 samen met enkele andere regelingen door het productschap zijn samengevoegd tot de kwaliteitsregeling „Een huis‟. Genetica . Er zijn verschillende fokkerijorganisaties die zich bezig houden met de afzet en verbetering van varkensgenetica. De belangrijkste duurzaamheidsthema´s daarbij zijn efficiëntie en welzijn. In de afgelopen jaren was de aandacht sterk gericht op het verhogen van de productie. Enerzijds draagt dit bij aan een duurzame productie, varkens hebben immers minder voer nodig om evenveel kilo‟s te groeien. Bovendien daalt de mestproductie door een hogere efficiëntie. Anderzijds is de focus op efficiëntie niet altijd bevorderlijk voor het welzijn. Het aantal biggen per zeug per jaar is in de afgelopen jaren sterk gegroeid en dat zorgt onder andere voor een hogere biggensterfte. Vergeleken met andere Europese landen is de biggensterfte in Nederland vrij laag. De uitval tot het spenen is van 2002 tot 2007 echter wel met een procentpunt gestegen tot 12,9 procent. In fokprogramma‟s is de laatste jaren daarom steeds meer aandacht voor zaken als bigvitaliteit, moedereigenschappen van de zeug, maar ook bijvoorbeeld het gedrag van de varkens om zo het welzijn te bevorderen. De Nederlandse fokkerijorganisatie Topigs voldeed als eerste Europese organisatie aan de Code-EFABAR, een Code of Good Practice voor Verantwoorde Fokkerij.
3. Verwerking Bij de Nederlandse vleesverwerkers staat duurzaamheid steeds hoger op de agenda. Er zijn bijvoorbeeld verwerkers die stappen zetten op MVO-gebied als onderdeel van een ketenprogramma. De grootste varkensvleesverwerker VION slacht voor het Puur & Eerlijk concept van Albert Heijn bijvoorbeeld tussensegment varkens, zoals slachterij Westfort dat al deed voor Keten Duurzaam Varkensvlees. De basis van verantwoord ondernemen in de vleesindustrie is vastgelegd in kwaliteitssystemen voor de keten, zoals IKB, die bepaalde eisen stellen aan bijvoorbeeld voedselveiligheid en
dierenwelzijn. Vooral voedselveiligheid staat bij de Nederlandse vleesverwerkers hoog in het vaandel. Dierenwelzijn Dierenwelzijn is niet alleen in de primaire sector, maar ook in de verwerking een thema. Naar aanleiding van discussie over de gangbare slachtmethodes bij varkens wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de minst onvriendelijke manier van slachten. Ook hebben slachterijen en verwerkers zich samen met de rest van de keten ingezet om een einde aan de castratie van biggen te maken. Sinds 1 januari 2009 verwerken ze alleen nog vlees van verdoofd gecastreerde varkens. Milieu De vleesverwerkers en slachterijen, georganiseerd in de Centrale Organisatie voor de Vleessector, doen mee aan het Convenant Meerjarenafspraak energie-efficiëntie 2008-2020. Deelnemers verlagen het energieverbruik door het nemen van besparingsmaatregelen in hun bedrijf. Aandachtsgebieden daarbij zijn watergebruik, koeling en transport en logistiek. Ook in de afgelopen jaren deed de sector mee aan een dergelijk convenant. De afspraken lijken resultaat te hebben. De doelstelling voor de vleesverwerkende industrie in totaal was een reductie met 360,8 TJ, in werkelijkheid daalde het verbruik van 1998 tot 2008 met 656,1 TJ. Dit is een verbetering met 11,4 procent. Arbeid De werkgelegenheid in de vleesverwerkende sector is van 1999 tot 2009 met ongeveer 2.500 gedaald tot ruim 6.000 fte. Slachterijen en vleesverwerkers hebben de laatste jaren steeds meer moeite om hoger opgeleid personeel te vinden. Een relatief groot deel van het werk is laaggekwalificeerd werk, dat deels door buitenlandse uitzendkrachten wordt gedaan. Volgens de vakbonden worden vooral deze buitenlandse medewerkers het slachtoffer van misstanden, zoals een te laag salaris. Vakbond FNV heeft hier een speciaal meldpunt voor ingericht. Hoewel de basis van verantwoord personeelsbeleid is geregeld via de CAO‟s, zijn er nog weinig collectieve initiatieven. Daar begint echter verandering in te komen. De vleessector werkt aan een arbocatalogus en ook wordt gewerkt aan het project Levensfasebewust Personeelsbeleid. 4. Afzet De afzet is een bepalende schakel voor duurzaamheid in de varkensketen. Omdat met krappe marges gewerkt wordt is er in de voorgaande schakels weinig ruimte voor grote investeringen in duurzaamheid. Het is de uitdaging voor de afzet, als laatste schakel in de keten, om deze investeringen door te berekenen aan consumenten, zodat ook de economische pijler van duurzaamheid wordt ondersteund. Verschillende supermarktketens hebben in de afgelopen jaren
stappen gezet op dit gebied. Jumbo introduceerde in 2006 bijvoorbeeld het Jumbo Bewust varkensvlees, Coop supermarkten verkoopt sinds 2008 Milieukeur vlees en Albert Heijn kondigde dit jaar aan het hele varkensvleesassortiment te gaan vervangen door duurzaam vlees. De retail wordt ook steeds vaker aangesproken door maatschappelijke organisaties. Waar organisaties als Wakker Dier zich eerst op de primaire sector richtten is dat nu vaker de supermarkt of groothandel. In de zomer van 2010 voerde Wakker Dier bijvoorbeeld actie tegen C1000 als supermarkt met de meeste „kiloknallers‟ en spoorde stichting Varkens in Nood diverse supermarktketens en groothandels aan om te stoppen met de verkoop van vlees van gecastreerde varkens. Trends De varkensvleesketen wordt zich steeds bewuster van het belang van draagvlak in de samenleving. Typerend voor de sector is dat duurzaamheid voor een groot deel opgelegd wordt door wetgeving, zoals de nieuwe welzijns- en milieueisen die in 2013 in gaan. Daarnaast is de keten al jarenlang een belangrijk onderwerp van acties van NGO‟s. De sector heeft een moeizaam imago op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Ook schaalvergroting leidt in toenemende mate tot maatschappelijke weerstand. Om tegemoet te komen aan de wensen van de maatschappij ontstaan steeds meer initiatieven voor een duurzame varkenshouderij. Denk hierbij aan de ontwikkeling van nieuwe huisvestingsconcepten tot kleinschaligere projecten als mestverwerking of zichtstallen. Veel van de projecten bevinden zich nog in de experimentele fase. Voor het uiteindelijke succes zal het financiële plaatje bepalend zijn. Na een aantal jaren met zeer krappe of zelfs negatieve marges hebben varkenshouders weinig ruimte over om te investeren in MVO als dat zich niet direct terugbetaalt. Dit dilemma is voor een groot deel bepalend voor de MVOontwikkelingen in de sector. De uitdaging ligt in de vermarkting van duurzaamheid. Met de ketensamenwerking tussen AH en VION is hierin een substantiële eerste stap gezet.
Pluimvee Algemeen Het overgrote deel van het Nederlandse pluimveevlees bestaat uit kip. De sector telt ruim 40 miljoen vleeskuikens op ruim 700 bedrijven, met een jaarlijkse productie van circa 700.000 ton. Het overgrote deel wordt geproduceerd in de intensieve veehouderij en vanwege de efficiënte productie staat kip bekend als relatief duurzaam vlees met betrekking tot milieuaspecten. Over het welzijn van vleeskuikens bestaat echter discussie, net als over de directe milieueffecten van de intensieve veehouderij. De kwaliteit en veiligheid van het productieproces wordt in Nederland gegarandeerd door het kwaliteitssysteem IKB Kip, dat betrekking heeft op alle schakels van de keten. Meer informatie over de pluimveevleesketen is te vinden op www.pve.nl/pluimvee en www.kipkiplekker.nl. Keteninitiatieven In de afgelopen periode zijn verschillende keteninitiatieven in het leven geroepen die zich richten op het tussensegment. Dit komt neer op productie met meer aandacht voor welzijn en milieu. Op kleinere schaal bestonden al langer initiatieven, zoals Kemper Kip (www.kemperkip.com), maar de laatste jaren zijn er ook grotere initiatieven voor scharrelhouderij. Het keteninitiatief Volwaard (www.volwaard.nl ), van mengvoerbedrijf Coppens, slachterij Flandrex, boerenkoepel ZLTO en pluimveehouders, heeft daar een belangrijke rol ingespeeld. Net als bij Kemper Kip gaat het om vleeskuikens die meer tijd krijgen om te groeien en met meer ruimte en met een uitloop worden gehouden. Volwaard kip is inmiddels bij verschillende grote supermarktketens te verkrijgen. Daarnaast introduceerde Albert Heijn onlangs het Puur & Eerlijk concept, waarvoor verschillende Nederlandse vleeskuikenhouders, in samenwerking met slachterij Plukon, zijn omgeschakeld naar een scharrelsysteem. Het streven van de overheid is dat de omzet van deze tussensegmenten jaarlijks met 15 procent groeit.
Er zijn echter ook keteninitiatieven die zich op andere thema‟s richten. Een voorbeeld is het project Antibioticavrije productie, begin 2010 gelanceerd door het ministerie van LNV. Namens de pluimveevleesketen doen slachterij GPS en broederij Lagerwey hieraan mee, samen met een aantal pluimveehouders. Keten 1. Pluimveehouderij
Nederland telt ruim 700 vleeskuikenbedrijven, 75 kalkoenenbedrijven en 95 bedrijven met vleeseenden. Daarnaast zijn er bedrijven die zich met de vermeerdering van vleeskuikens bezig houden. De sector heeft te maken met een aantal duurzaamheidsthema‟s die de laatste jaren steeds meer in de belangstelling staan bij zowel sector als maatschappij. Dierenwelzijn Vleeskuikens worden in grote groepen op intensieve wijze gehouden. Net als in de andere vleessectoren wordt Nederland gezien als één van de koplopers op het gebied van dierenwelzijn. Door de strenge wetgeving, maar ook doordat ondernemers in toenemende mate kansen zien op dit gebied. Toch is het welzijn van vleeskuikens nog regelmatig onderwerp van kritiek. Een belangrijk aandachtspunt is de snelle groei van de kuikens, die door genetische selectie en hoogwaardige voeding in slechts 6 weken tot een slachtgewicht van 2,5 kilo groeien. Dit is heel efficiënt, maar zorgt voor verschillende gezondheidsproblemen en een hoger uitvalspercentage. Dat percentage schommelt al jaren rond de 4 procent. Sinds juli 2010 gelden strengere regels voor de huisvesting van vleeskuikens. Zo is de bezettingsgraad verlaagd van 44 kilo per vierkante meter naar 39 kilo. Alleen bedrijven die zeer goed scoren op uitval en huidaandoeningen mogen een bezetting van 42 kilo hanteren. Deze afspraken zijn in overleg tussen de overheid en de vleeskuikensector gemaakt. De overheid streeft er daarnaast naar dat 5 procent van de pluimveestallen in 2011 integraal duurzaam is. Voor de totale pluimveesector is dat percentage op dit moment 3,2 procent, waarvan een groot deel in de legsector. Van de vleeskuikenstapel wordt 0,4 procent biologisch gehouden. Milieu Pluimveevlees staat bekend als relatief duurzaam vlees vanwege de betrekkelijk lage uitstoot van broeikasgassen. De totale uitstoot staat gelijk aan 2,6 CO2 equivalent per kilo vlees, vergeleken bij 4,5 kilo bij varkensvlees en 15,9 kilo bij rundvlees van vleesvee. Emissies van ammoniak en vooral fijnstof spelen echter wel degelijk een rol. Vanaf 2013 moeten alle vleeskuikenstallen emissiearm zijn. In 2008 voldeed 20 procent van de bedrijven hieraan. De emissie van ammoniak is in de afgelopen jaren wel gedaald, vooral door het be- en verwerken van mest. De pluimveesector, zowel leg- als vleespluimvee, stoot 14,4 miljoen kilo ammoniak uit, 12 procent van de totale uitstoot uit de landbouw. In 2000 was de uitstoot ruim 20 miljoen kilo. Een uitdaging voor de sector is de uitstoot van fijnstof. Deze uitstoot komt voor 90 procent uit de landbouw, en de helft daarvan uit vleeskuikenstallen. Juist doordat de kuikens op strooisel gehouden worden, belangrijk voor het welzijn, is er veel stof in de stallen. Luchtwassers kunnen hierin een rol spelen, maar door de grote hoeveelheid stof raken die snel verstopt. Overheid, sector
en wetenschap zoeken naar een effectieve oplossing, zodat niet alleen de uitstoot van stof, maar ook van ammoniak en geur beperkt kan worden. Een initiatief dat een belangrijke rol heeft gespeeld in het beperken van het mestoverschot is de mestverbrandingscentrale BMC Moerdijk. Ruim 600 pluimveehouders leveren hun mest aan deze centrale. Door de verbranding wordt energie uit de mest opgewekt, terwijl de overgebleven mineralen als meststof worden gebruikt. De pluimveesector heeft hiermee als één van de eerste sectoren een (deel)oplossing voor het mestprobleem gevonden. Energie Vleeskuikens vragen veel energie. Zeker in de eerste weken hebben jonge kuikens een hoge temperatuur nodig, terwijl in de latere fases juist veel energie nodig is voor ventilatie. Bovendien is het energieverbruik in de afgelopen jaren gestegen, van 11,2 GJ per grootte-eenheid nge tot 14,4 GJ per nge. Het hoge energieverbruik zorgt voor een belasting van het milieu, maar brengt ook hoge kosten met zich mee. Vleeskuikenhouders zoeken daarom naar alternatieven, zoals een houtkachel. Daarnaast werken inmiddels enkele vleeskuikenhouders met het zogeheten Terra Sea concept. Dit systeem werkt met warmtewisselaars, waardoor er nog maar nauwelijks gestookt en geventileerd hoeft te worden. Daarnaast wordt een deel van het stof uit de lucht gevangen, zodat er met een luchtwasser gewerkt kan worden. Arbeid In de pluimveehouderij wordt maar beperkt met personeel gewerkt. Slechts 20 procent van de arbeid wordt door betaalde arbeidskrachten verricht. Door de toenemende schaalvergroting van bedrijven werken wel steeds meer ondernemers met personeel. Het is echter lastig om goed geschoold personeel te krijgen. Er lopen daarom verschillende projecten om het pluimveeonderwijs te verbeteren en stimuleren en om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Een voorbeeld is het project Stof? Pak ‟t aan! (www.pakstofaan.nl), dat gezondheidsklachten door langdurige blootstelling aan stof wil tegen gaan. De vleeskuikenhouderij heeft veel pieken in de arbeidsbelasting, bijvoorbeeld bij het vangen van vleeskuikens of het schoonmaken van de stal. Hiervoor wordt vaak externe arbeid ingehuurd via pluimveeservicebedrijven. In deze branche werd in het verleden veel gebruik gemaakt van zwart werk. Sinds 2008 wordt dit tegengegaan door een speciale module in het kwaliteitssysteem IKB, waar de meeste pluimveebedrijven bij aangesloten zijn. Volksgezondheid Een actueel duurzaamheidsthema van de laatste jaren is het antibioticagebruik, onder andere door de toenemende maatschappelijke zorg over resistentie en MRSA-bacteriën. Bij vleeskuikens wordt
relatief veel antibiotica gebruikt, bovendien stijgt het verbruik. In 2009 lag het verbruik op ruim 39 dagdoseringen per dierjaar, vergeleken bij 30 in 2006. Om het antibioticagebruik te verminderen is het masterplan selectief en correct gebruik antibiotica opgesteld. Dit begin in 2008 met het meten van het antibioticagebruik. Daarnaast zijn in het kwaliteitssysteem IKB eisen vastgelegd over een bedrijfsgezondheidsplan en de relatie met de dierenarts. Het masterplan sluit aan bij het streven van de overheid naar een reductie van het antibioticagebruik met 20 procent in 2011. Daarnaast werkt de sector aan het terugdringen van salmonella en campylobacter besmettingen. Ook hiervoor is een actieplan opgesteld. Onderdeel zijn strikte hygiënevoorschriften en strenge controles. Wat betreft salmonella zijn hier goede vorderingen mee gemaakt. Het percentage besmette koppels is van 2000 tot 2008 gedaald van ruim 11 procent tot een kleine 3 procent. Op het eindproduct komt salmonella volgens de Europese voedselautoriteit EFSA voor op 10 procent van de kip. Vanaf januari 2011 geldt een nultolerantie voor salmonella op vers vlees. De verwachting is dat de Nederlandse sector hier in de meeste gevallen aan kan voldoen. Campylobacter komt volgens de EFSA in Nederland nog voor op 25 procent van de kip in de winkel. Het gemiddelde in Europa is 75 procent. Transparantie Als intensieve veesector is de pluimveesector vrij gesloten voor de burger. Om het imago te verbeteren wordt steeds meer aandacht aan transparantie besteed. De stichting Kip Kiplekker (www.kipkiplekker.nl) wil burgers via internet en op beurzen een kijkje in het leven van vleeskuikenhouders bieden. Onderdeel daarvan is de inrichting van zichtstallen, waar bezoekers via een kijkvenster in de stal kunnen kijken. Dit staat echter nog in de kinderschoenen. 2. Toelevering Een belangrijke toeleverancier van de vleespluimveehouderij is de veevoerindustrie. De meeste vleeskuikenbedrijven kopen mengvoer, een deel combineert de vleeskuikenhouderij echter met een akkerbouwtak en voert eigen granen, aangevuld met de noodzakelijke vitaminen en mineralen. In het mengvoer zijn tarwe, maïs en soja de belangrijkste grondstoffen. Maïs en tarwe worden geteeld in en om Nederland. Soja wordt bijna uitsluitend geïmporteerd van buiten de EU, met de Verenigde Staten, Argentinië en Brazilië als grootste leveranciers. Meer over de diervoederindustrie.( link naar tekst Diervoeder) Behalve voer, krijgen vleeskuikenhouders ook jonge kuikens aangeleverd. Deze dieren worden geleverd door een broederij, die op zijn beurt broedeieren ontvangt van een vermeerderingsbedrijf. Voor deze bedrijven zijn dezelfde thema‟s van belang als onder het kopje pluimveehouderij worden beschreven. 3. Verwerking
De Nederlandse pluimveevleesindustrie bestaat grotendeels uit kippenslachterijen en –verwerkers. Daarnaast zijn er enkele eendenslachterijen. Voor kalkoenen is er sinds 2005 geen slachterij meer in Nederland. Dit betekent dat alle dieren geëxporteerd worden, wat economische- en welzijnsrisico‟s met zich meebrengt als de grenzen gesloten worden bij het uitbreken van een besmettelijke dierziekte. Duurzaamheid staat steeds hoger op de agenda van Nederlandse vleesverwerkers. De basis hiervan is vastgelegd in kwaliteitssystemen voor de hele keten, zoals IKB, die bepaalde eisen stellen aan bijvoorbeeld voedselveiligheid en dierenwelzijn. Voedselveiligheid staat bij de Nederlandse vleesverwerkers hoog in het vaandel en slachterijen en verwerkers hebben zich over het algemeen goed ingedekt op dit gebied. Dierenwelzijn Bij de slacht van dieren is de manier waarop dieren gedood of bedwelmd worden een belangrijk welzijnsthema. Vleeskuikens worden in slachterijen gedood door middel van een elektrisch waterbad. In 2009 is deze methode echter ter discussie komen te staan en eind 2010 moet een alternatieve methode ingevoerd worden. Hier wordt momenteel onderzoek naar gedaan. Arbeid Zoals in de hele vleesverwerkingsbranche, is arbeid ook in de pluimveevleesindustrie een thema. De werkgelegenheid is in de afgelopen tien jaar sterk gedaald, van 6.000 fte in 2000 naar 4.000 in 2009. Dat heeft vooral te maken met de concentratie van de sector en de bijbehorende daling van het aantal vestigingen. Slachterijen en vleesverwerkers hebben de laatste jaren steeds meer moeite om hoger opgeleid personeel te vinden. Een relatief groot deel van het werk is laaggekwalificeerd werk, dat deels door buitenlandse uitzendkrachten wordt gedaan. Volgens de vakbonden worden vooral deze buitenlandse medewerkers vaak het slachtoffer van misstanden, zoals een te laag salaris. Vakbond FNV heeft hier een meldpunt voor ingericht waar misstanden gemeld kunnen worden. De pluimveevleesindustrie heeft bovendien zelf een orgaan ingesteld voor sociale aangelegenheden, Sociale Zaken Pluimvee Industrie. Onderdeel is de werkgroep kwaliteit van de arbeid, die in 2009 bijvoorbeeld campagne voerde voor het invoeren van ondernemingsraden en bedrijven adviseert over levensfasebewust personeelsbeleid. In 2009 is daarnaast een arbocatalogus voor de branche opgesteld. Milieu De vleesverwerkende sector verbruikt vooral energie voor koel- en vriesinstallaties. De pluimveevleesverwerkers en slachterijen, georganiseerd in Nepluvi, doen mee aan het Convenant Meerjarenafspraak energie-efficiëntie 2008-2020. De deelnemers hieraan verlagen het
energieverbruik door besparingsmaatregelen in hun bedrijf. Aandachtsgebieden zijn watergebruik, koeling en transport en logistiek. Ook in de afgelopen jaren deed de sector mee aan een dergelijk convenant. De afspraken lijken resultaat te hebben. De doelstelling voor de vleesverwerkende industrie in totaal was een reductie met 360,8 TJ, in werkelijkheid daalde het verbruik van 1998 tot 2008 met 656,1 TJ. Dit is een verbetering met 11,4 procent. 4. Afzet De afzet is een bepalende schakel voor duurzaamheid in de pluimveevleesketen. Omdat met krappe marges gewerkt wordt is er in de voorgaande schakels weinig ruimte voor grote investeringen in duurzaamheid. Het is de uitdaging voor de afzet om deze investeringen door te berekenen aan consumenten, zodat ook de economische pijler van duurzaamheid wordt ondersteund. In de afgelopen jaren worden voorzichtige stappen gezet op dit gebied. Steeds meer supermarktketens verkopen bijvoorbeeld Volwaard kip en Albert Heijn voerde onlangs het duurzame Puur&Eerlijk assortiment in. Voor de productie van het scharrelpluimveevlees in dit assortiment schakelden zo‟n dertig leveranciers van verwerker Plukon over naar een meer duurzame productiewijze. De retail wordt bovendien ook steeds vaker aangesproken door maatschappelijke organisaties. Waar organisaties als Wakker Dier, die actie voeren tegen de intensieve veehouderij, zich eerst op de primaire sector richten is dat nu vaker de supermarkt of groothandel. In de zomer van 2010 voerde Wakker Dier bijvoorbeeld actie tegen C1000 als supermarkt met de meeste „kiloknallers‟. Trends De meest in het oog springende MVO-aspecten van de pluimveevleesketen zijn dierenwelzijn en de milieueffecten van vooral de primaire sector. Een nieuw thema op dat lijstje is het antibioticagebruik. Net als andere intensieve veesectoren is de vleeskuikensector regelmatig het onderwerp van acties van maatschappelijke organisaties en maatschappelijke discussie. Het belang van MVO begint steeds meer tot de sector door te dringen. Er zijn een aantal projecten die uitgaan van een meer duurzame productie, maar in de gangbare pluimveevleesketen staat efficiëntie nog voorop. Kippenvlees is populair als voordelig stukje vlees en een lage kostprijs is dan ook essentieel. Duurzame ontwikkelingen komen vooralsnog vooral voort uit wetgeving, maar er vindt steeds meer onderzoek plaats naar milieu- en welzijnsvriendelijkere productiewijzes.
Rundvee Algemeen Onder rundvlees verstaat men het vlees van volwassen runderen. Kalfsvlees valt hier niet onder en over de kalfsvleesproductie is hier ( link naar tekst Vlees/Vleeskalveren) meer te lezen. Rundvlees is voor een deel afkomstig uit de melkveehouderij ( link naar tekst Zuivel/Melkveehouderij) en deels uit de vleesveehouderij, een kleine sector in Nederland. Meer informatie over de rundvleesketen is te vinden op www.pve.nl/runderen. Keten 1. Rundveehouderij Er zijn in Nederland maar weinig gespecialiseerde vleesveebedrijven. Er zijn weliswaar 14.500 bedrijven met vleesvee, maar voor de overgrote meerderheid van deze bedrijven is het vleesvee een kleine neventak. Slechts een klein aantal ondernemers heeft vleesstieren of zoogkoeien als hoofdtak. Financieel Het aantal vleesstierenhouders is in de afgelopen twintig jaar sterk gedaald. Het aantal stieren daalde van bijna 500.000 in 1991 naar circa 100.000 in 2008. Een deel van de gestopte ondernemers is overgestapt naar de rosékalverhouderij. De sterke inkrimping van de sector heeft er alles mee te maken dat het zeer moeilijk is om een inkomen te behalen met vleesstieren. Onder andere door strenge wetgeving is het moeilijk geworden om rendabel stieren te houden. Dierenwelzijn Vleesstieren zijn over het algemeen de stierkalveren van bedrijven met zoogkoeien. Dit zijn vleesrassen: grote en zwaargebouwde runderen die veel vlees aanzetten. De stieren worden meestal in groepsstallen gehouden tot ze een leeftijd van circa 16 maanden hebben bereikt. Zoogkoeien worden vaak op extensievere wijze gehouden. De dieren lopen meestal een deel van het jaar in de wei en staan in de winterperiode op stal, of worden jaarrond buiten gehouden. Het is gebruikelijk dat er een stier bij de koeien loopt, zodat de dieren elk jaar een kalf krijgen. Bij sommige zogenoemde dikbilrassen, zoals de Belgische Blauwe, gebeurt dat in de regel met een keizersnede. Vanuit duurzaamheidsoverwegingen, zowel met betrekking tot welzijn als economisch, wordt echter steeds vaker voor rassen gekozen die wel natuurlijk kunnen afkalven. 2. Toelevering
Voor de voeding van vleesvee werd in het verleden gebruik gemaakt van groeibevorderende middelen. Tegenwoordig is dat echter verboden. Zoogkoeien leven bovendien grotendeels op ruwvoer: gras in de weideperiode en kuilgras als ze op stal staan. Krachtvoer is maar een klein onderdeel van het rantsoen. Vleesstieren krijgen meestal een speciale brok en snijmaïs; voer met een hoge energiewaarde en eiwitgehalte om de vleesaanzet te stimuleren. Meer over de diervoederindustrie( link naar tekst Diervoeder). 3. Verwerking Omdat de rundvleesproductie in Nederland geen omvangrijke sector is zijn er weinig grote, gespecialiseerde slachterijen. Vleesvee wordt vaak bij slagers geslacht, die het vlees direct aan de consument verkopen. Daarnaast zijn er enkele grote vleesverwerkers, zoals VION, die een slachterij voor runderen hebben ingericht. Daar worden vooral (melk)koeien, maar ook vleesstieren geslacht. Tot voor kort was Weyl Beef de grootste runderslachter van Nederland. In 2010 is het bedrijf echter failliet gegaan en overgenomen door VION. Slachterijen die meer dan 75 runderen per week slachten moeten aan strenge eisen op het gebied van slachting, weging en classificatie voldoen. Net als bij de slacht van andere dieren wordt daarop toegezien door het Centraal Bureau Slachtveediensten. Toch komen er zo nu en dan gevallen in de media van misstanden in runderslachterijen. Het gaat dan vaak over de aanvoer van zogeheten wrak vee: runderen die te ziek of gewond zijn om te mogen vervoeren. Milieu Energie is een belangrijk thema in de vleesindustrie, niet in de laatste plaats door het hoge verbruik van koel- en vriesinstallaties. Vleesverwerkers en slachterijen, die lid zijn van de Centrale Organisatie voor de Vleessector doen mee aan het Convenant Meerjarenafspraak energieefficiëntie 2008-2020. De deelnemers hieraan verlagen het energieverbruik door het nemen van besparingsmaatregelen in hun bedrijf. Aandachtsgebieden daarbij zijn watergebruik, koeling en transport en logistiek. Ook in de afgelopen jaren deed de sector mee aan een dergelijk convenant. De afspraken lijken resultaat te hebben: De doelstelling voor de vleesverwerkende industrie in totaal was een reductie met 360,8 TJ, in werkelijkheid daalde het verbruik van 1998 tot 2008 met 656,1 TJ. Dit is een verbetering met 11,4 procent. Arbeid Een ander belangrijk thema in de vleesverwerking is arbeid. De werkgelegenheid in de vleesverwerkende sector is van 1999 tot 2009 met ongeveer 2.500 gedaald tot ruim 6.000 fte. Slachterijen en vleesverwerkers hebben de laatste jaren steeds meer moeite om hoger opgeleid personeel te vinden. Een relatief groot deel van het werk is laaggekwalificeerd werk, dat deels door
buitenlandse uitzendkrachten wordt gedaan. Volgens de vakbonden worden vooral deze buitenlandse medewerkers vaak het slachtoffer van misstanden, zoals een te laag salaris. Vakbond FNV heeft hier een meldpunt voor ingericht waar misstanden gemeld kunnen worden. Hoewel de basis van verantwoord personeelsbeleid is geregeld via de CAO‟s, zijn er nog weinig collectieve initiatieven op dit gebied. Daar begint echter verandering in te komen. De vleessector werkt aan een arbocatalogus en ook wordt gewerkt aan het project Levensfasebewust Personeelsbeleid. 4. Afzet Net als andere vleessoorten, wordt ook rundvlees vooral in de supermarkt gekocht. In Nederland is rundvlees qua populariteit ondergeschikt aan varkens- en kippenvlees, per jaar eten consumenten gemiddeld 19,2 kilo rundvlees. Een groot deel van dit vlees wordt geïmporteerd, terwijl veel van het Nederlandse vlees wordt geëxporteerd. Vleesveehouders hebben de laatste jaren te maken met dalende inkomens en kiezen er daarom steeds vaker voor om hun vlees zelf te verkopen in een poging meerwaarde te creëren. Huisverkoop is bovendien goed voor het imago en de transparantie van de sector. Bovendien stimuleert huisverkoop een duurzame productie, om de beleving van de consument te versterken. Trends De vleesveesector is in Nederland een kleine en krimpende sector. Een groot deel van het Nederlandse rundvlees betreft uitgeproduceerde melkkoeien, daarnaast is er een klein aantal bedrijven dat vleesvee houdt. Steeds vaker is dit een neventak waarbij de dieren op extensieve wijze worden gehouden. Vooral voor veehouders die aan huisverkoop doen is een duurzaam en ambachtelijk imago belangrijk. In de verwerkende sector spelen MVO-zaken, vooral wat betreft milieu en veiligheid, een aanzienlijke rol.
Vleeskalveren Algemeen Nederland staat wereldwijd bekend als producent van kwalitatief goed kalfsvlees. Zowel de primaire sector als de volgende schakels in de keten lopen voorop op het gebied van kwaliteitsgarantie en welzijn. Deels vanwege nationale wetten en regels, maar de kalversector legt zichzelf ook strenge eisen op. Een reden hiervoor is dat de sector het van de export moet hebben. Nederlandse consumenten eten weinig kalfsvlees en 95 procent van het vlees wordt daarom geëxporteerd. Het belang van de vleeskalversector heeft alles te maken met de sterke positie van de zuivelsector in Nederland. Van de 1,5 miljoen kalveren die jaarlijks geboren worden zijn de helft stiertjes en dus niet geschikt voor de melkveehouderij. De vleeskalversector is sterk geïntegreerd en daarmee een uitzondering in agrarisch Nederland. Kalfsvleesintegraties hebben in feite de hele keten in handel, van toelevering tot kalverhouderij en verwerking. Dit heeft voordelen, zoals een zeer goede traceerbaarheid van het vlees, maar vanuit de primaire sector komt ook kritiek op de sterke positie van de integraties. Meer informatie over de kalfsvleesketen is te vinden op www.pve.nl/kalveren en www.overkalfsvlees.nl. Keteninitiatieven Door de sterke integratie van de vleeskalversector kunnen in feite bijna alle duurzaamheidsinitiatieven worden gezien als keteninitiatieven. Omdat de integraties zowel voerproducent, eigenaar van de kalveren en slachterij zijn kunnen ze projecten relatief eenvoudig over de hele keten uitrollen. Een voorbeeld is het Peter’s Farm (www.petersfarm.com) concept van integratie Alpuro. Dit systeem draait vooral om een beter dierenwelzijn, maar vanwege de sterke integratie is het mogelijk om het concept in alle schakels door te voeren. Daardoor kunnen consumenten bijvoorbeeld op internet de exacte herkomst van hun Peter‟s Farm kalfsvlees terugvinden.
Keten 1. Kalverhouderij Nederland telt ruim 2.000 kalverhouderijen, die ongeveer 1,5 miljoen kalveren per jaar produceren. Circa 1.200 kalverhouders hebben een contract met de VanDrie Group of Alpuro, dat in 2010 wordt overgenomen door VanDrie. Slechts een klein deel van de kalverhouders, vooral rosékalverhouders, onderneemt voor eigen risico. De kalveren die op contract geproduceerd worden blijven tijdens het hele proces eigendom van de integratie. Dierenwelzijn Dierenwelzijn is een zeer belangrijk thema in de vleeskalverhouderij en krijgt veel aandacht van maatschappij en sector. In de afgelopen jaren zijn grote slagen gemaakt, zowel onder druk van wetgeving als op initiatief van de sector. Bovendien hebben maatschappelijke organisaties als de Dierenbescherming en Wakker Dier de aandacht op het welzijn van kalveren gevestigd. Kritiekpunten waren huisvesting, transport van jonge dieren uit Oost-Europa en de lage bloedwaarden van blanke vleeskalveren. Sinds 2004 is individuele huisvesting van kalveren niet meer toegestaan. Bovendien zijn eisen gesteld aan de minimale Hb-waarde van het bloed, om bloedarmoede te voorkomen. Dit geldt vooral voor de zogeheten blanke kalveren van belang, bestemd voor de productie van blank kalfsvlees. Voor de binnenlandse markt neemt de laatste jaren de productie van rosékalfsvlees toe. Dit vlees is donkerder van kleur en de kalveren krijgen daarom ook krachtvoer en ruwvoer, in tegenstelling tot blanke kalveren die vooral melk krijgen. Vanwege het kleine belang van de binnenlandse markt is het aandeel rosékalveren beperkt, ruim 70 procent van de kalveren zijn blanke kalveren. Een bijzonder project is de welzijnsmonitor. De Nederlandse kalfsvleesproducenten ontwikkelen deze monitor samen met de overheid en dierenbescherming. Doel is om op een objectieve en wetenschappelijk verantwoorde manier het welzijn van kalveren te kunnen meten. Sinds 2007 is er aan gewerkt, in 2010 wordt de monitor in Nederland en andere Europese landen ingevoerd. Daarnaast zijn er verschillende initiatieven die een stap verder gaan. Aan het Peter‟s Farm concept doen bijvoorbeeld ruim 40 kalverhouders mee. Binnen dit systeem worden de kalveren in grotere groepen gehouden en hebben ze meer afleidingsmateriaal. Sinds begin 2009 is kalfsvlees op de markt met een ster van het Beter Leven kenmerk van de Dierenbescherming. Kalfsvleesintegratie VanDrie heeft hiervoor afspraken gemaakt met de Dierenbescherming over het minimale Hbgehalte, het rantsoen van de kalveren en de maximale transportduur. Milieu
De kalversector is in vergelijking met andere intensieve sectoren ver in de be- en verwerking van mest. Al vijftien jaar zijn er op de Veluwe en in de Gelderse Vallei vier kalvergierbewerkingsinstallaties. 550 Kalverhouders zetten hun mest via de stichting af. Daarnaast zijn er ook in andere delen van het land initiatieven voor de bewerking en vergisting van mest. Hierdoor heeft de kalversector weinig problemen met het afzetten van mest en zijn de mestafzetkosten voor kalverhouders laag. Bovendien wordt de uitstoot van ammoniak sterk beperkt. Luchtwassers worden in de kalverhouderij nauwelijks gebruikt. Ook zonder luchtwassers kunnen kalverstallen vaak aan de emissie-eisen voldoen. Bovendien is een luchtwasser lastig in te passen op een vleeskalverstal. Er wordt onderzoek gedaan naar methodes om kalverstallen emissiearm te maken. Het energieverbruik op kalverbedrijven is relatief hoog, door verwarming van de stal en het opwarmen van de melk die de kalveren krijgen. Uit economische- en MVO-overwegingen wordt in de kalverhouderij steeds vaker gekozen voor alternatieve energie, zoals zonne-energie of houtkachels. Een zwak punt van de kalverhouderij op MVO-gebied zijn de foodmiles. Nuchtere kalveren worden vaak geïmporteerd uit (Oost-) Europese landen. Dit staat om welzijnsredenen, maar ook uit milieuoogpunt (transportkilometers) ter discussie. Het aantal nuchtere kalveren dat geïmporteerd wordt stijgt. In 2009 kwamen ruim 800.000 kalveren uit het buitenland, 60 procent van het totale aantal. Daar komt nog bij dat veel kalfsvlees geëxporteerd wordt naar bijvoorbeeld Zuid-Europa, wat ook weer om transport vraagt. Voedselveiligheid De kalfsvleessector is ver gevorderd op het gebied van voedselveiligheid. Dankzij geavanceerde techniek zijn de integraties in staat het kalfsvlees dat in de winkel ligt terug te leiden naar het kalverbedrijf of het individuele kalf en zelfs het voer dat de dieren gegeten hebben. In het geval van een calamiteit, zoals een vervuiling van het vlees met een verboden stof, kan daardoor zeer snel herleid worden welke partijen een risico lopen, zodat dit terug geroepen wordt. Volksgezondheid Het gebruik van antibiotica is een aandachtspunt in de kalversector, onder andere door de toenemende maatschappelijke zorg over resistentie en MRSA-bacteriën. De sector heeft daarom een Masterplan Rationeel Gebruik Antibiotica opgesteld, met maatregelen om het antibioticagebruik te verminderen en het bewustzijn te vergroten. Onderdelen zijn een één-op-één relatie met de dierenarts, een behandelplan per bedrijf, onderzoek en voorlichting. Het masterplan is goedgekeurd door het ministerie van LNV en wordt gecontroleerd door de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector. In 2010 is begonnen met de eerste metingen en maatregelen. Transparantie
Met behulp van de traceringssystemen geeft de sector vrij veel inzicht in de technische aspecten van de productie. Voor een goed imago is het echter belangrijk burgers ook een beeld van de houderij zelf te geven. In de afgelopen jaren wordt hier steeds meer openheid in gegeven. Bij het Peter‟s Farm concept zijn bijvoorbeeld webcams in de stallen geïnstalleerd waarvan de beelden via internet te bekijken zijn. Daarnaast zijn er verschillende websites die buitenstaanders een blik in de sector gunnen (www.kalfsvlees.nl, www.overkalfsvlees.nl ). 2. Toelevering Door de sterke integratie van de kalfsvleessector, zijn de toeleverende schakels sterk verbonden met de rest van de keten. Veel duurzaamheidsthema‟s worden dan ook in ketenverband opgepakt. Diervoeder Blanke kalveren krijgen vooral kalvermelk, gemaakt van melkpoeder. Dit melkpoeder wordt door de integraties geproduceerd uit reststromen vanuit de kaasmakerij. Net als in de andere schakels, vindt ook bij deze bedrijven een strenge kwaliteitscontrole plaats. Grondstoffen worden bemonsterd en gecontroleerd voordat ze in het voer verwerkt worden. Het voer wordt voorzien van een track & trace label, zodat tijdens het hele proces de herkomst kan worden bepaald. Het vervoer van melkpoeder en grondstoffen vragen veel transportbewegingen. Integraties proberen het transport efficiënter te plannen. De VanDrie Group heeft bijvoorbeeld vrachtwagens aan laten passen zodat ze op de terugweg van een kalverhouder weipoeder mee kunnen nemen naar de fabriek. Mede daardoor is het aantal transportkilometers bij VanDrie in 2009 met 220.000 kilometer gedaald. Daarnaast wordt veel meer in bulk afgeleverd. Nuchtere kalveren Behalve voer, krijgen kalverhouders ook jonge kalveren op hun bedrijf aangeleverd, de zogeheten nuchtere kalveren. Deze dieren zijn afkomstig van melkveebedrijven. Een deel van de nuchtere kalveren komt uit het buitenland. Vooral Duitsland, maar ook Ierland en Oost-Europese landen leveren veel aan de Nederlandse kalversector. In 2009 werden er ruim 800.000 nuchtere kalveren geïmporteerd. De import is onderwerp van discussie, vooral met betrekking tot het transport van dieren die van verder komen en onduidelijkheid over de herkomst. Sinds vorig jaar is daarom een traceringssysteem in gebruik, waarmee de herkomst van kalveren te herleiden is. Om het welzijn van de dieren tijdens transport te garanderen zijn afspraken gemaakt over de maximale transportduur en de beladingsgraad van veewagens. Voor kalveren die voldoen aan de eisen van het Beter Leven kenmerk zijn deze afspraken nog wat verder aangescherpt. Bovendien wordt
steeds vaker gewerkt met Comfort Class vrachtwagens, waarbij het klimaat gecontroleerd wordt en de chauffeur via een camera het gedrag van de dieren kan volgen.
3. Verwerking Door de sterke integratie van de kalfsvleessector, zijn de verwerkende schakels sterk verbonden met de rest van de keten. Evenals de voerproductie en de kalverhouderij, zijn ook de verwerkende bedrijven in de meeste gevallen in handen van de integratie. Veel duurzaamheidsthema‟s worden dan ook in ketenverband opgepakt. Voedselveiligheid De kalfsvleessector is ver gevorderd op het gebied van voedselveiligheid. Dankzij geavanceerde techniek zijn de integraties in staat het kalfsvlees dat in de winkel ligt terug te leiden tot en met het voer dat de dieren gegeten hebben. In het geval van een calamiteit, bijvoorbeeld een vervuiling van het vlees met een verboden stof, kan daardoor zeer snel herleid worden welke partijen een risico lopen. De slachterij speelt een belangrijke rol in dit proces. Zij zorgen ervoor dat bij alle afzonderlijke onderdelen van het kalf te herleiden is van welk individueel dier het afkomstig is. De grootste slachterijen hebben daarom een geavanceerd track & trace systeem, waarbij de identificatiecode van elk kalf aan de verschillende onderdelen wordt gekoppeld. Milieu Energie is een belangrijk thema in de vleesindustrie door het hoge verbruik van koel- en vriesinstallaties. Vleesverwerkers en slachterijen doen via de Centrale Organisatie voor de Vleessector mee aan het Convenant Meerjarenafspraak energie-efficiëntie 2008-2020. De deelnemers hieraan nemen maatregelen om het energieverbruik te verlagen. Aandachtsgebieden zijn watergebruik, koeling en transport en logistiek. Ook in de afgelopen jaren deed de sector mee aan een dergelijk convenant. De afspraken lijken resultaat te hebben. De doelstelling voor de vleesverwerkende industrie in totaal was een reductie met 360,8 TJ, in werkelijkheid daalde het verbruik van 1998 tot 2008 met 656,1 TJ. Dit is een verbetering met 11,4 procent. Arbeid De werkgelegenheid in de vleesverwerkende sector is van 1999 tot 2009 met ongeveer 2.500 gedaald tot ruim 6.000 fte. Slachterijen en vleesverwerkers hebben steeds meer moeite om hoger opgeleid personeel te vinden. Een relatief groot deel van het werk is laaggekwalificeerd werk, dat deels door buitenlandse uitzendkrachten wordt gedaan. Volgens de vakbonden worden vooral
deze buitenlandse medewerkers vaak het slachtoffer van misstanden, zoals een te laag salaris. Vakbond FNV heeft hier een meldpunt voor ingericht waar misstanden gemeld kunnen worden. Hoewel de basis van verantwoord personeelsbeleid is geregeld via de CAO‟s, zijn er nog weinig collectieve initiatieven op dit gebied. Daar begint echter verandering in te komen. De vleessector werkt aan een arbocatalogus en ook wordt gewerkt aan het project Levensfasebewust Personeelsbeleid. 4. Afzet Verreweg het grootste gedeelte van het in Nederland geproduceerde kalfsvlees wordt geëxporteerd. Slechts een klein percentage, circa 5 procent, is voor de binnenlandse markt bestemd. Daardoor zijn er veel transportkilometers nodig om het vlees bij de consument te krijgen. Nederlandse consumenten eten weinig kalfsvlees. Dit is deels cultureel bepaald en komt deels door een slecht imago van de sector op welzijnsgebied. Vooral blank kalfsvlees staat in Nederland ter discussie. In de retail wordt dan ook vooral rosévlees verkocht, zeker sinds de Nederlandse supermarkten onder druk van maatschappelijke organisaties als Wakker Dier in 2009 besloten geen blank kalfsvlees meer te verkopen. Ook voor die tijd vormde het vlees echter maar een zeer klein deel van het assortiment. Blank kalfsvlees wordt in Nederland van oudsher vooral buitenshuis gegeten en de horeca is hier dan ook de belangrijkste afzetmarkt voor. Trends De kalfsvleesketen is een sterk geïntegreerde keten en mede daardoor is MVO relatief snel in alle schakels door te voeren. Belangrijke MVO-thema‟s zijn welzijn, milieu en, vooral vanwege de exportpositie, kwaliteit en voedselveiligheid. De kalfsvleesketen is op dit laatste punt koploper. Welzijn en de milieu-impact op de directe omgeving zijn thema‟s die commercieel niet direct van belang zijn, omdat verreweg het meeste kalfsvlees geëxporteerd wordt. Om het bestaansrecht in Nederland te behouden krijgen deze zaken, vooral welzijn, echter steeds meer aandacht, De kalversector heeft vanuit het verleden een moeizaam imago op het gebied van dierenwelzijn, maar heeft op dit gebied flinke stappen gezet. Daarbij wordt steeds meer samengewerkt met NGO‟s.
Diervoeder De diervoedersector is een belangrijke toeleverancier van de Nederlandse veehouderij. Jaarlijks wordt in Nederland ongeveer 13 miljoen ton diervoeder geproduceerd, waarvan ongeveer 1 miljoen ton wordt geëxporteerd. Het grootste gedeelte van het voer, circa 40 procent, is bestemd voor varkens. 25 procent gaat naar de pluimvee- en rundveesector en de rest naar overige dieren. De totale omzet van de sector is ruim 4 miljard euro. Kenmerkend voor de diervoedersector is de sterke consolidatie in de afgelopen jaren. Deze trend is ook nu nog zichtbaar. Door een daling van het aantal veehouderijbedrijven, daalt het aantal klanten van de voerleveranciers en hebben vinden veel fusies en overnames plaats. Veel bedrijven zijn nog altijd coöperaties, met veehouders als leden. Meer informatie over de diervoedersector is te vinden op www.pdv.nl en www.nevedi.nl. Keteninitiatieven Het MVO-bewustzijn van de diervoedersector is in opkomst. Mengvoerfabrikanten bepalen met een optimalisatieprogramma de voordeligste voersamenstelling en dat betekent dat niet altijd voor de meest duurzame oplossing wordt gekozen. Typerend voor de diervoedersector is bovendien dat de Nederlandse sector maar een klein onderdeel van het geheel is. Veel grondstoffen worden bijvoorbeeld internationaal en op grote schaal ingekocht en de Nederlandse sector is te klein om daar veel invloed op uit te oefenen. Het is daarom belangrijk dat initiatieven in ieder geval Europees gedragen worden om echt effect te hebben. Een voorbeeld is het internationale kwaliteitssysteem GMP+ Feed Safety Assurance. Dit internationale kwaliteitsschema is wereldwijd toepasbaar op alle schakels in de diervoederketen. Het aantal deelnemers groeit gestaag en de teller staat medio 2010 op 11.285 deelnemers in 67 landen. Het schema vereist een correct gebruik van toevoegingsmiddelen en diergeneesmiddelen. Daarnaast vinden controles plaats op het gebied van ongewenste stoffen, zoals zware metalen of pesticiden en moeten bedrijven maatregelen nemen om salmonellabesmetting te voorkomen. In de Nederlandse veehouderij worden eigenlijk alleen voeders met GMP+ erkenning gebruikt. Verschillende Nederlandse en Belgische diervoederleveranciers werken bovendien samen in het samenwerkingsverband TrusQ( www.trusq.nl). De deelnemende leveranciers streven er naar de voedselveiligheid maximaal te borgen en hebben daarvoor afspraken gemaakt over de inkoop van grondstoffen en de keuze van leveranciers. TrusQ heeft sinds 2005 een overeenkomst met de Voedsel en Waren Autoriteit. Op kleinere schaal zijn er slechts beperkt keteninitiatieven. Toch zijn er voorbeelden van diervoederproducenten die een aandeel hebben in een ketenproject, bijvoorbeeld voor een
tussensegment. Coppens Diervoeding is bijvoorbeeld één van de initiatiefnemers van het Volwaard project voor tussensegment pluimveevlees. Productie De productie van diervoeders wordt in Nederland gedomineerd door een aantal grote producenten die veelal zijn ontstaan uit fusies. Dit zijn moderne, internationaal georiënteerde bedrijven die duurzaamheid als een belangrijke pijler in de bedrijfsvoering hebben. Daarnaast zijn er kleinere voerproducenten en –leveranciers die vaak op regionale schaal werken. Brancheorganisatie Nevedi heeft 115 leden, die 96 procent van de productie in handen hebben. Dierenwelzijn Dierenwelzijn speelt binnen de diervoederketen niet direct een rol, maar de sector kan wel een rol spelen in het verbeteren van het welzijn van vee. De sector levert hieraan een bijdrage door het initiëren en steunen van onderzoek. Daarbij ligt de nadruk uiteraard op het verbeteren van het welzijn via voeding, bijvoorbeeld een project om verenpikken bij kippen te verminderen door aangepaste voeding. Daarnaast ziet de sector een rol voor zichzelf in het verbeteren van de diergezondheid, wat invloed heeft op het welzijn en bovendien bijdraagt aan een lager antibioticagebruik. Milieu De diervoedersector is via Nevedi aangesloten bij het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren. Dit streeft er naar de uitstoot van broeikasgassen uit diverse agrosectoren en het energieverbruik te verminderen. De diervoedersector speelt daar op meerdere manieren een rol in. Ten eerste wat betreft schoon en zuinig produceren. Daarnaast heeft het diervoer invloed op de emissies uit de veehouderij, zoals de methaanuitstoot bij koeien of de emissie van fosfaat en stikstof bij varkens. Zowel individuele voerproducenten als de brancheorganisaties onderzoeken hoe deze uitstoot verminderd kan worden door aanpassingen in de voeding. Het Productschap Diervoeder heeft daarnaast het initiatief genomen voor een model om de carbon footprint van diervoeder te berekenen. Dit model is inmiddels in de gehele agrosector overgenomen en wordt waarschijnlijk ook Europees ingevoerd. Het doel is om tot een model te komen waarmee de CO2 uitstoot van de gehele keten berekend kan worden. Energie Energie is een belangrijk thema in de diervoedersector. De productie van mengvoer is een proces dat vrij veel energie vraagt en dit heeft dan ook de aandacht van de sector. Voor het verminderen van het energieverbruik zijn de productiemethoden van belang, maar ook de kwaliteit van het voer.
Een voer dat door het dier efficiënter gebruikt kan worden is zuiniger, simpelweg omdat er minder van nodig is. Dit voorbeeld is tekenend voor het ketendenken in de diervoedersector. Diervoer is geen op zichzelf staand product, het wordt geproduceerd ten behoeve van een andere sector, de veehouderij. De sector kiest daarom zoveel mogelijk voor een ketenbenadering. De diervoedersector is in dat kader ook aangesloten bij het overheidsprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren. Op het gebied van energieverbruik en uitstoot lopen bedrijven er tegenaan dat alternatieven niet altijd rendabel zijn. Grasdrogerijen stoken bijvoorbeeld op kolen, maar uit duurzaamheidsoverwegingen zijn er grasdrogerijen die zijn omgeschakeld op gas. Met de huidige gasprijzen kan dat echter niet uit en de bedrijven werken daarom nu weer op kolen. Arbeid Arbeid is zeker in de veevoerindustrie een belangrijk thema. Er zijn verschillende projecten met betrekking tot stof, zwaar tillen en geluidsoverlast. Daarnaast kampt de sector, zoals veel agrarische sectoren, met een teruglopende aanvoer van nieuw personeel. Daarvoor zijn verschillende projecten op het gebied van arbeidsmarkt en scholing in het leven geroepen. Afval Afval is nauwelijks een thema in de diervoedersector. Ten eerste wordt weinig afval geproduceerd: de grondstoffen worden in principe allemaal verwerkt en omdat er veel met bulktransporten wordt gewerkt zijn er weinig verpakkingsmaterialen. Daarnaast levert de sector, hoewel deze niet graag bekend staat als afvalverwerker, een bijdrage aan de verwerking van afval uit andere sectoren. Restproducten van bijvoorbeeld bier, bakkerijproducten, gebak et cetera worden in veevoer verwerkt waardoor afvalstromen sterk verminderd worden. Transparantie De diervoedersector werkt aan een MVO-rapport. Op dit moment is vrij weinig inzicht in de bestaande initiatieven. Transparantie staat nog in de kinderschoenen. De sector heeft geregeld gesprekken met NGO‟s, bijvoorbeeld over genetisch gemodificeerde organismen, maar er zijn weinig grootschalige voorbeelden van samenwerking, met uitzondering van de Round Table on Responsible Soy. Wel zijn verschillende individuele bedrijven betrokken bij ketenprojecten waar ook maatschappelijke organisaties als de Dierenbescherming aan mee doen. Volgens de nieuwe diervoederverordening zijn fabrikanten verplicht hun klant exact inzicht te geven in de voederwaarde en de samenstelling van het voer. Bovendien wil de sector ook het publiek inzicht in haar activiteiten geven, bijvoorbeeld via de website www.diervoeder.info en het schoolproject „Wat eten onze dieren‟.
Toelevering Voor de productie van 13 miljoen ton voer zijn veel grondstoffen nodig. Dat betekent onvermijdelijk ook veel transporten. Veel mengvoerproducenten hebben hun fabriek daarom op een locatie aan het water. Het merendeel van de grondstoffen wordt over het water aangevoerd, wat voordeliger en duurzamer is. Soja Duurzaam inkopen en ketenverantwoordelijkheid zijn belangrijke aandachtspunten in de diervoedersector, met als bekend voorbeeld de inkoop van soja. Soja vormt een belangrijke eiwitbron voor diervoer en jaarlijks wordt ongeveer 3 miljoen ton soja in Nederland verwerkt voor de levensmiddelen- en technische industrie. Er is veel discussie over het gebruik van soja in diervoer en over de herkomst van deze grondstof. Soja komt vooral uit Noord- en Zuid-Amerika en Azië. Qua foodmiles scoort soja daardoor vaak niet gunstig en ook de arbeidsomstandigheden bij de teelt en de gevolgen voor de biodiversiteit, en het milieu staan soms ter discussie. In het internationale platform Round Table on Responsible Soy (www.responsiblesoy.org) worden afspraken gemaakt met betrekking tot deze aspecten. In Nederland is een stichting opgericht voor de inkoop van gecertificeerde soja die voldoet aan de eisen van de Round Table. Ook op nationaal niveau wordt gewerkt aan duurzaam inkopen. In Nederland is de Task Force Duurzame Soja (www.taskforceduurzamesoja.nl) actief. Doelstelling is om met ingang van 2015 alleen nog duurzame soja toe te passen. Vooruitlopend hebben enkele partijen uit de Nederlandse agribusiness, waaronder Nevedi namens de veevoerindustrie, zich verenigd in het Initiatief Duurzame Soja (IDS) (www.verantwoordesoja.nl). IDS heeft aan de hand van de RTRS eisen duurzaamheidscriteria opgesteld om soja te certificeren. In de zomer van 2010 is IDS een samenwerking met Braziliaanse sojatelers aangegaan voor de productie van 18.750 ton verantwoorde soja. De verwachting is dat in 2010 100.000 ton soja gecertificeerd kan worden. De inkoop van duurzame soja wordt een steeds belangrijke eis van afnemers. Verschillende keteninitiatieven, zoals Keten Duurzaam Varkensvlees, en Good Farming Star, het VION-concept voor Puur & Eerlijk vlees voor Albert Heijn, werken alleen met duurzame soja. Supermarktbrancheorganisatie CBL heeft vorig jaar een actieplan opgesteld om te bereiken dat voor huismerkproducten alleen veevoer met verantwoorde soja wordt gebruikt. Foodmiles Op het gebied van inkoop en duurzame eiwitten spelen ook food miles een rol. Binnen de sector wordt gezocht naar goede plantaardige eiwitten die regionaal geteeld kunnen worden, zoals peulvruchten. Het streven is om de productie van deze eiwitten in Noordwest-Europa op te voeren zodat meer regionaal ingekocht kan worden. Het is echter niet haalbaar om alle soja hierdoor te
vervangen. Een alternatief is het gebruik van diermeel. Dat werd in 2000 verboden na de BSEcrisis, maar er is tegenwoordig steeds meer discussie over het opnieuw toelaten van diermeel. Daarnaast speelt ook voedsel- en voederveiligheid een rol in de inkoop van grondstoffen. De Nederlandse diervoedersector koopt alleen bij leveranciers die zijn erkend volgens GMP+. Trends De productie van diervoeder is in steeds sterkere mate in handen van enkele grote, internationaal opererende bedrijven. MVO-aspecten van de productie als energie en arbeid hebben voor deze bedrijven als vanzelfsprekend een rol in het bedrijfsbeleid. Daarnaast wordt de ketenverantwoordelijkheid steeds belangrijker. Meer en meer zetten diervoederproducenten zich in voor MVO-verbeteringen in andere schakels van de keten. Duurzaam inkopen is in dit kader belangrijk, zowel op het gebied van verantwoord geproduceerde grondstoffen als op het gebied van foodmiles. Ook richting afnemers van het voer nemen producenten steeds meer hun verantwoordelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan speciaal aangepast voer om het welzijn van dieren te verbeteren of de emissies uit mest te beperken.