Bijlage I Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van de Gemeente Utrecht voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van het tot stand brengen van de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) baan op De Uithof te Utrecht. De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 140.125 en Y = 455.100. 1. Beschrijving van het werk Op De Uithof te Utrecht wordt een Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) baan aangelegd. De baan loopt vanaf de Leuvenlaan tot aan de Bolognalaan. Voor de realisatie van de HOV baan wordt een nieuw wegcunet aangelegd. Ter plaatse van de HOV baan wordt een deel van het bestaande riool uitgebroken en nieuw riool aangelegd. Het nieuwe riool bestaat zowel uit vuilwater- als hemelwaterafvoer. Daarnaast wordt onder de Padualaan direct ten westen van de kruising met de Genevelaan een duiker gerealiseerd. In tabel 1 zijn de afmetingen en ontgravingsniveaus van de verschillende onderdelen gegeven. De ontgravingsniveaus zijn inclusief eventuele grondverbeteringen. Tabel 1. Afmetingen en ontgravingsniveaus Onderdeel
Lengte
Breedte
Ontgravingsniveau
(m)
(m)
(m t.o.v. NAP)
Uitbreken bestaand riool
1011
1,30 à 1,75
+0,1 à -3,25
Aanleg vuilwaterriool
428
1,30 à 1,75
+0,0 à -3,50
Aanleg hemelwaterriool
1027
1,30 à 1,75
+0,6 à -0,20
Diverse uitleggers
10
1,5
-0,20
Aanleg wegcunet
540
8
+0,1 à -0,40
Aanleg duiker
10
28
-1,30
2. Bodemopbouw en geohydrologie Het huidige maaiveldniveau op de onderzoekslocaties varieert tussen ca. NAP +2,25 en +2,40 m. In tabel 2 is een globale schematisering gegeven van de lokale bodemopbouw. Tabel 2. Geohydrologische schematisering bodem Diepte (ca. in m tov NAP) Bodemopbouw
Geohydrologische betekenis
+2,40 à +2,25
Maaiveld
+2,40 à +2,25 tot +1,3 à -0,7
KLEI en VEEN, zandige toplaag
Deklaag
+1,3 à -0,7 tot -53,0
ZAND, fijn tot uiterst grof, kleilenzen
Eerste watervoerend pakket
-53,0 tot -57,0
KLEI en LEEM
Eerste waterremmende laag
Op sommige plekken langs het traject ontbreekt de deklaag geheel en wordt vanaf maaiveld zand aangetroffen. Geohydrologie De maatgevend hoge grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket bedraagt ca. NAP +1,0 m en de maatgevend lage grondwaterstand ca. NAP +0,3 m. 3. Bemalingsaspecten Het ontgravingsniveau van alle uit te voeren onderdelen bevindt zich beneden de grondwaterstand. Voor de realisatie ervan is een tijdelijk grondwaterstandsverlaging noodzakelijk. De benodigde verlagingen zijn gegeven in tabel 3. Bij de berekeningen is er vanuit gegaan dat de deklaag geheel wordt ontgraven. 1
Voor de berekening van de verlagingen zijn de volgende uitgangspunten aangehouden: • ontgravingsniveaus zoals gegeven in tabel 1; • maatgevend hoge stijghoogte : NAP +1,0 m; • drooglegging wegcunet en riolering : 0,25 m; • drooglegging duiker : 0,30 m. Tabel 3. Benodigde verlagingen Onderdeel Ontgravingsniveau
Verlagingsniveau
Benodigde verlaging
(m t.o.v. NAP)
(m t.o.v. NAP)
(m)
Uitbreken bestaand riool
0,1 à -3,25
-0,15 à -3,50
1,15 à 4,50
Aanleg vuilwaterriool
0,0 à -3,50
-0,25 à -3,75
1,25 à 4,75
Aanleg hemelwaterriool
0,6 à -0,20
0,35 à -0,45
0,65 à 1,45
Diverse uitleggers
-0,20
-0,45
1,45
Aanleg wegcunet
0,1 à -0,40
-0,15 à -0,65
1,15 à 1,65
-1,30
-1,60
2,60
Aanleg duiker
Het onttrekkingssysteem om de verlagingen te realiseren dient zo ondiep en efficiënt mogelijk te worden aangelegd om de te onttrekken hoeveelheid grondwater en de effecten van de onttrekking op de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden waar minder dan 2 meter grondwaterstandsverlaging (ondiep) voor nodig is en werkzaamheden waar meer dan 2 meter verlaging (diep) voor nodig is. De ondiepe werkzaamheden hebben betrekking op de aanleg van het wegcunet en het uitbreken en aanleggen van de ondiepe delen van de riolering. Voor het uitvoeren van de ondiepe werkzaamheden wordt de grondwaterstand tot maximaal NAP -1,0 m verlaagd. Deze verlagingen kunnen het best worden gerealiseerd met behulp van verticale filters die worden aangebracht tot een diepte van maximaal MV -6,0 m (NAP -3,75 m) worden aangebracht. De verticale filters kunnen goed worden ondersteund door horizontale drains. De diepe werkzaamheden hebben betrekking op de aanleg van de duiker en het uitbreken en aanleggen van het diepe deel van de riolering. Voor het uitvoeren van de diepe werkzaamheden kunnen de verlagingen eveneens het best worden gerealiseerd met behulp van verticale filters. De diepte van de filters kan worden beperkt tot maximaal MV -9,0 m (NAP -6,75 m). Ook dit bemalingssysteem kan, indien nodig, worden ondersteund door horizontale drains. Alle filters moeten direct naast de te bemalen sleuf worden geplaatst. Om de effecten op de omgeving te beperken en de bemalingen zo effectief mogelijk uit te voeren, dient de lengte waarover de bemaling per te bemalen streng in werking is te worden beperkt tot 100 m. 4. Berekening waterbezwaar en verlagingen in de omgeving De hydrologische effecten van de bemalingen zijn berekend met behulp van het computerprogramma MicroFem en de analytische formule van De Glee. Hierbij is uitgegaan van de volgende geohydrologische parameters: • weerstand deklaag [c] : 150 dagen; • effectieve doorlaatvermogen eerste watervoerend pakket [kD] : 1.100 m2/d. Debieten In tabel 4 zijn de berekende maximaal te onttrekken debieten weergegeven. Het maximaal te onttrekken debiet is 375 m3/u voor de aanleg van de meest diep gelegen onderdelen van het vuilwaterriool. Voor het werk is een duur van 160 dagen bepaald. Het werk wordt verspreid uitgevoerd over een periode van 18 maanden.
2
Tabel 4. Onttrekkingsdebieten Onderdeel
Benodigde verlaging (ca. in m)
Maximale debiet (m3/uur)
Duur (dagen)
Debiet totaal (m3)
Uitbreken bestaand riool
1,15 à 4,50
355
33
127.000
Aanleg vuilwaterriool
1,25 à 4,75
375
25
110.000
Aanleg hemelwaterriool
0,65 à 1,45
110
56
128.000
Diverse uitleggers
1,45
100
1
3.000
Aanleg wegcunet
1,15 à 1,65
110
28,5
18.000
2,55
225
25
134.000
159
520.000
Aanleg duiker
totaal
Verlagingen in de omgeving Het onttrekken van grondwater zal leiden tot verlagingen in de omgeving van de bemaling. De stationair berekende verlagingen van het grondwater in het eerste watervoerend pakket bij de maatgevende onttrekking van 375 m3/u zijn opgenomen in tabel 5. Tabel 5: Verlagingen eerste watervoerend pakket Afstand tot bouwput (m)
25
50
75
100
150
200
300
Stijghoogteverlaging (m)
4,5
2,8
2,1
1,5
0,8
0,3
<0,1
Doordat de onttrekking zich continue in het werk verplaatst, wordt geen stationaire situatie bereikt. Daardoor zal het invloedsgebied in de praktijk waarschijnlijk minder groot zijn dan berekend. De verlagingen in de deklaag zullen door de aanwezigheid van oppervlaktewaterstelsels en het vochtvasthoudend vermogen van de deklaag kleiner zijn dan de verlagingen in het eerste watervoerend pakket. Verwacht wordt dat de effecten van de onttrekkingen in de deklaag niet verder zullen reiken dan 150 m vanaf de bouwput. Ook hier zullen door het continue verplaatsen van de onttrekking in het werk de maximaal berekende verlagingen waarschijnlijk niet worden bereikt. 5. Gevolgen van de grondwateronttrekking voor de omgeving De grondwateronttrekking kan in de omgeving effecten hebben op bij het grondwater betrokken belangen. Zo kunnen als gevolg van de verlagingen zettingen optreden, kunnen grondwaterverontreinigingen worden verplaatst en kunnen landbouwgronden, natuur en stadsgroen binnen het invloedsgebied mogelijk nadelig worden beïnvloed. In het onderstaande wordt op de invloed op deze belangen ingegaan. Zettingen Het verlagen van de grondwaterstand beneden in het verleden voorgekomen lage grondwaterstanden kunnen in zettingsgevoelige lagen leiden tot een verhoging van de korrelspanning met eventuele zettingen tot gevolg. Deze zettingen kunnen doorwerken tot aan het maaiveld en kunnen nadelige gevolgen hebben voor onder andere bebouwing en wegen. In het gebied komt vanaf het maaiveld een klei- en veenrijke deklaag voor variërende in dikte van 0 tot ca. 3 m. Alle gebouwen in de omgeving van de onttrekking zijn gefundeerd op palen. Bovendien zullen de zettingsgevoelige lagen door bouwwerkzaamheden op De Uithof in het verleden reeds grotendeels zijn geconsolideerd. De optredende zettingen zullen derhalve verwaarloosbaar klein zijn. Er wordt dientengevolge geen schade als gevolg van ongelijke zettingen aan bebouwing verwacht. Ditzelfde geldt voor de binnen het invloedsgebied aanwezige leidingen en infrastructuur.
3
Bodemverontreinigingen Door het onttrekken van grondwater zullen tijdelijk het grondwaterverhang en de grondwaterstroming van richting veranderen en in grootte toenemen. Hierdoor kunnen mobiele bodemverontreinigingen worden verplaatst. Binnen het invloedsgebied van de onttrekkingen komen voor zover bekend geen mobiele bodemverontreinigingen voor. Er wordt niet verwacht dat er een verspreidingsrisico voor verontreinigingen bestaat. Landbouw, natuur en stadsgroen Door een verlaging van de grondwaterstand kan de vochtvoorziening voor begroeiing nadelig worden beïnvloed. Dit kan vooral tijdens het groeiseizoen (begin april - eind september) schadelijke gevolgen hebben voor landbouw, natuur en stadsgroen binnen het invloedsgebied van de onttrekkingen. Binnen het invloedsgebied van de onttrekkingen bevinden zich enkele landbouwgronden. Deze bestaan voornamelijk uit grasland. Gezien de kortstondigheid, het goede vochtvasthoudend vermogen van de bovenlaag en het verplaatsende karakter van de onttrekkingen worden hier geen nadelige effecten verwacht. Op ca. 70 m ten noordoosten van het werk bevinden zich de botanische tuinen van de Universiteit Utrecht. De meest nabij de tuinen gelegen onttrekkingen zijn dermate ondiep dat geen noemenswaardige grondwaterstandsverlagingen op zullen treden als gevolg waarvan droogteschade kan worden verwacht. Grotere verlagingen op grotere afstand van de botanische tuinen zullen gezien de kortstondigheid, het goede vochtvasthoudend vermogen van de bovenlaag en het verplaatsende karakter van de onttrekkingen geen nadelige effecten op de tuinen hebben. Langs het HOV traject bevinden zich meerdere grote bomen. De minimale afstand van de filters tot de bomen is ca. 3 m. Gezien de huidige planning zal een deel van de onttrekkingen binnen het groeiseizoen vallen. In dit geval is het noodzakelijk dat de vochttekorten door watergiften worden gecompenseerd. Dit betreft in het bijzonder het traject langs de Padualaan en de Heidelberglaan. Om de vochttekorten tijdig te kunnen signaleren dienen in het groeiseizoen bodemvochtmetingen te worden uitgevoerd. De wijze waarop de metingen worden uitgevoerd en de watergiften worden gedaan, dient voorafgaand aan de start van de grondwateronttrekking in een monitoringsplan te worden vastgelegd. Tevens dienen binnen 150 m ten noorden en ten zuiden van de Padualaan en de Heidelberglaan peilbuizen te worden geplaatst om de grondwaterstandsverlagingen te monitoren.
4
Bijlage II Voorschriften behorend bij de aan de Gemeente Utrecht verleende vergunning voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van het tot stand brengen van de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) baan op De Uithof te Utrecht. 1.
De onderkant van het bemalingssysteem ten behoeve van de onderdelen die ondieper worden aangelegd dan NAP -1,0 m mag zich niet dieper dan NAP -3,75 m bevinden en de onderkant van het bemalingssysteem ten behoeve van de onderdelen die dieper worden aangelegd dan NAP -1,0 m mag zich niet dieper dan NAP -6,75 m bevinden;
2.
De grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket mag niet verder worden verlaagd dan strikt noodzakelijk is, maar niet verder dan tot 0,25 m beneden het benodigde ontgravingsniveau voor het uit te graven en nieuw aan te leggen riool en het wegcunet, en niet verder dan tot 0,30 m beneden het benodigde ontgravingsniveau voor de duiker;
3.
Er wordt niet meer grondwater onttrokken dan strikt noodzakelijk is, maar in ieder geval niet meer dan 375 m3/u;
4.
De totale grondwateronttrekking duurt niet langer dan strikt noodzakelijk is, maar in ieder geval niet langer dan 160 dagen verspreid over 18 maanden;
5.
De onttrokken hoeveelheid grondwater wordt gemeten met één of meer watermeters waarvan het type en de plaats van inbouw goedkeuring behoeven van een door ons college aangewezen ambtenaar; het tijdstip van goedkeuring dient in overleg met de sector Vergunningen en Handhaving (Branchegericht) van de Provincie Utrecht te worden vastgesteld;
6.
Elke werkdag dient de stand van de watermeter(s) te worden waargenomen;
7.
De stand van de watermeter(s) alsmede de per werkdag en per week onttrokken hoeveelheid grondwater wordt geregistreerd op een door ons college verstrekte meetstaat;
8.
Een storing in een watermeter of een noodzakelijke aanpassing daaraan wordt onmiddellijk medegedeeld aan de sector Vergunningen en Handhaving (Branchegericht);
9.
Een watermeter wordt op eerste aanzegging vervangen als aan de goede werking ervan wordt getwijfeld; het bepaalde in voorschrift 5 is bij vervanging van overeenkomstige toepassing;
10. Omstandigheden die op de meting van invloed zijn geweest dienen op de in voorschrift 7 bedoelde meetstaat te worden aangetekend; 11. Gedurende de periode dat meting niet heeft plaatsgevonden wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater geschat en op de in voorschrift 7 bedoelde meetstaat geregistreerd; wijkt deze schatting in belangrijke mate af van de hoeveelheid die volgens ons college is onttrokken, dan stellen wij de naar ons oordeel onttrokken hoeveelheid vast; 12. De in voorschrift 7 bedoelde meetstaat dient wekelijks aan ons college te worden toegezonden; 13. Wanneer (een deel van) de grondwateronttrekking binnen de periode van 1 april tot 1 september plaatsvindt, dienen binnen een straal van 150 m rondom de sleuven peilbuizen te worden geplaatst en dienen er bodemvochtmetingen te worden uitgevoerd ten behoeve van de bomen aldaar. Als uit deze bodemvochtmetingen blijkt dat vochttekorten ontstaan, dienen aan die bomen watergiften te worden toegediend.
5
14. De plaats van de peilbuizen, de wijze waarop de bodemvochtmetingen moeten worden uitgevoerd, het moment en de wijze waarop de watergiften worden toegediend dienen vastgelegd te worden in een in overleg met de sector Vergunningen en Handhaving / Branchegricht op te stellen monitoringsplan; 15. De grondwateronttrekking mag niet eerder aanvangen dan nadat overeenstemming met de sector Vergunningen en Handhaving / Branchegericht is bereikt over de inhoud van het in voorschrift 14 genoemde monitoringsplan; 16. De aanvang van de onttrekking en wijzigingen van de hoeveelheden dienen twee weken van tevoren of zo spoedig mogelijk daarna aan de sector Vergunningen en Handhaving (branchegericht) te worden gemeld.
6