Bijlage I Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van het bouwrijp maken van deelgebied De Buurtstede te Veenendaal. Het centrum van het gebied is gelegen op de coördinaten: X = 168.480 en Y = 448.450 1. Beschrijving van het werk Veenendaal-Oost wordt bouwrijp gemaakt. Deze nieuwbouwwijk is gelegen in het noordoosten van Veenendaal en wordt begrensd door de A12 (noord), de Dragonderweg (oost), Rondweg-Oost (west) en het Valleikanaal (zuid). Veenendaal-Oost bestaat uit drie deelgebieden. Deze vergunning heeft betrekking op het bouwrijp maken van deelgebied De Buurtstede. De Buurtstede heeft een bruto oppervlak van 42,8 ha en kent vier buurtschappen: De Ontmoeting, De Hoven, De Straten en De Erven. De Hoven en De Straten zullen als eerste bouwrijp gemaakt worden, daarna volgen De Ontmoeting en De Erven. In het hele gebied worden riolering, kademuren en kunstwerken aangelegd. Het aan te leggen riool bestaat uit een DWA-riool (droogweer afvoer) met een diameter van Ø200 tot Ø315 mm en een RWA-riool (regenwater afvoer) met een diameter van Ø315 tot Ø500 mm. Beide rioolbuizen worden (daar waar mogelijk) in dezelfde sleuf aangelegd. Langs sommige trajecten worden gelijktijdig een PE Ø125 mm persleiding in de sleuf aangebracht. In tabel 1 zijn de werkzaamheden samengevat. Tabel 1. Afmetingen en ontgravingsniveaus Rioolonderdeel
Lengte rioolbuis of boorkuip
Ontgravingsniveau
(in m)
(m t.o.v. NAP)
430 (RWA)
+3,9 tot +4,6
Ontsluitingsweg Riolering De Hoven Riolering
2.750 (DWA) 3.050 (RWA)
+2,3 tot +4,4
Kademuren; type B, C en D
ca. 950 bij 2 (totaal)
+3,0
Kunstwerken; 3A, 5A, 5B, 6
ca. 20 à 30 x 5 (per stuk)
+3,0
De Straten Riolering
1.800 (RWA) 2.100 (DWA)
+3,2 tot +4,4
De Ontmoeting Riolering Kademuren Kunstwerk 3B / 4
1.580 (DWA) 2.215 (RWA)
+2,9 tot +4,3
ca. 170 x 2 (totaal)
+3,0
ca. 20 à 30 x 5 (per stuk)
+3,0
2.620 (RWA en DWA)
+3,3 tot +4,4
De Erven Riolering
2. Bodemopbouw en geohydrologie In tabel 2 is een bodemschematisering van het gebied gegeven. Het gemiddelde maaiveldniveau is NAP +5,5 m (ca. NAP +5,87 m à +5,21 m). Ten behoeve van het bouwrijp maken wordt het terrein met ca. 0,5 m zand opgehoogd.
1
Tabel 2. Geohydrologische schematisering bodem Diepte
Aard bodemmateriaal
Geohydrologische betekenis
+5,5 tot -5,5
ZAND, uiterst fijn tot matig grof, klei- en veenlagen
Eerste watervoerend pakket 1A
-5,5 tot -8,0
KLEI, VEEN, zandige tussenlaag
Waterremmende tussenlaag (Eem)
-8,0 tot -25,0
ZAND, matig grof
Eerste watervoerend pakket 1B
-25,0 tot -33,0
KLEI en ZAND, zeer fijn
Eerste waterremmende laag
-33,0 tot -100,0
ZAND, matig grof tot zeer grof, matig grindig, kleibrokken
Tweede watervoerend pakket
(m t.o.v. NAP)
In het eerste watervoerende pakket 1A wordt ondiep op een diepte tussen ca. NAP +3,2 en +1,2 m een sterk zandige leemlaag aangetroffen met een dikte variërende tussen 0,2 m en 0,9 m. Elders in het eerste watervoerende pakket 1A komen meerdere waterremmende lagen voor. Geohydrologie Veenendaal ligt in de Gelderse Vallei. Het gebied ligt in een kwelgebied. Het opkwellende water is afkomstig van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe en wordt via het oppervlaktewaterstelsel (sloten) uit het gebied afgevoerd. Het peil van het oppervlaktewater in de toekomstige situatie wordt NAP +5,0 m. Grondwaterstanden en stijghoogten De gemiddelde freatische grondwaterstand in het bovenste deel van het eerste watervoerend pakket is ca. NAP +5,1 m (MV -0,4 m) en varieert tussen NAP +4,9 m en +5,2 m. De stijghoogte van het grondwater in het onderste deel van het eerste watervoerende pakket bedraagt gemiddeld NAP +5,3 m en varieert tussen NAP +5,1 m en +5,4 m. 3. Bemalingsaspecten De ontgravingsniveaus bevinden zich beneden de freatische grondwaterstand in het eerste watervoerende pakket 1A. Om de werkzaamheden in den droge uit te kunnen voeren is een tijdelijke verlaging van de grondwaterstand noodzakelijk. De benodigde verlagingen zijn gegeven in tabel 3. Hierbij is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: • ontgravingniveaus zoals gegeven in tabel 1; • maatgevend hoge stijghoogte : NAP +5,2 m; • drooglegging : 0,50 m. Tabel 3. Benodigde verlagingen Onderdeel
Ontgravingsniveau
Verlagingniveau
Benodigde verlaging
(m t.o.v. NAP)1
(m t.o.v. NAP)
(m)
+3,9 tot +4,6
+3,4 tot +4,1
1,1 tot 1,8
+2,3 tot +4,4
+1,8 tot +3,9
1,3 tot 3,4
Kademuren
+3,0
+2,5
2,7
Kunstwerken
+3,0
+2,5
2,7
+3,2 tot +4,4
+2,7 tot +3,9
1,3 tot 2,5
Ontsluitingsweg Riolering De Hoven Riolering
De Straten Riolering
2
- vervolg tabel 3 De Ontmoeting Riolering
+2,9 tot +4,3
+2,4 tot +3,8
1,4 tot 2,8
Kademuren
+3,0
+2,5
2,7
Kunstwerken
+3,0
+2,5
2,7
+3,3 tot +4,4
+2,7 tot +3,9
1,3 tot 2,7
De Erven Riolering
Onttrekkingssysteem De te onttrekken hoeveelheid grondwater en de effecten van de onttrekking op de omgeving dienen zoveel mogelijk te worden beperkt. De verlagingen kunnen daarom het best worden gerealiseerd met behulp van horizontale drains welke niet dieper worden aangelegd dan 1,5 m beneden het ontgravingsniveau. Tijdens de aanleg van de kademuren zal een open bemaling met vuilwaterpompen in bedrijf zijn om de drainage te ondersteunen. Berekening waterbezwaar Het waterbezwaar is stationair berekend met het grondwaterstromingsprogramma MicroFem. Hierbij is uitgegaan van de geohydrologische parameters zoals gegeven in tabel 4. Tabel 4. Geohydrologische parameters Diepte (m tov NAP)
Geohydrologische betekenis
Geohydrologische parameters (m2/dag)
(dagen) +5,5 tot -5,5
Eerste watervoerend pakket 1A
-5,5 tot -8,0
Waterremmende tussenlaag (Eem)
125
-8,0 tot -25,0
Eerste watervoerend pakket 1B
-25,0 tot -33,0
Eerste waterremmende laag
400
75 200
8.000
In tabel 5 zijn de maximaal berekende onttrekkingshoeveelheden weergegeven. Hierbij is er vanuit gegaan dat verschillende onderdelen gelijktijdig worden aangelegd. Tabel 5. Onttrekkingshoeveelheden Onderdeel
Benodigde verlaging
Maximale debiet 3
Duur
Debiet totaal
(m)
(m /uur)
(weken)
(m3)
1,1 tot 1,8
45
3
22.000
3
22.000
Ontsluitingsweg Riolering
totaal: De Hoven Riolering
1,3 tot 3,4
45
3
22.000
Kademuren
2,7
45
63
476.000
Kunstwerken
2,7
30
35
176.000
-
40
35
181.000
totaal:
101
855.000
2
30.000
totaal:
2
30.000
Open bemaling De Straten Riolering
1,3 tot 2,5
90
3
- vervolg tabel 5 De Ontmoeting Riolering
1,4 tot 2,8
90
10
151.000
Kademuren
2,7
45
10
75.000
Kunstwerken
2,7
30
10
50.000
-
40
Open bemaling
totaal:
10
30.000
30
306.000
11
166.000
11
166.000
De Erven Riolering
1,3 tot 2,7
90 totaal:
Gezien de tijdsdruk op het werk, zullen de werkzaamheden zoveel mogelijk tegelijkertijd worden uitgevoerd. Om de effecten op de omgeving te beperken mag niet meer dan 355 m3 per uur worden onttrokken. Deze maximale onttrekkingshoeveelheid zal naar verwachting gedurende 2 weken onttrokken worden t.b.v. de aanleg van de riolering in de ontsluitingsweg, kademuren en kunstwerken in De Hoven en de riolering in De Straten. In totaal zal over een periode van maximaal 36 weken 1.314.600 m3 worden onttrokken. 4. Gevolgen van de grondwateronttrekking voor de omgeving Als gevolg van de onttrekkingen zal de grondwaterstand in de nabije omgeving tijdelijk worden verlaagd. Deze grondwaterstandsverlagingen kunnen effecten hebben op bij het grondwater betrokken belangen. Op de grootte van de verlagingen en de effecten hiervan op de omgeving wordt hieronder nader ingegaan. Berekende verlagingen Om de maximale effecten te kunnen beoordelen zijn de verlagingen bepaald bij een maximale onttrekking van 355 m3/u verdeeld over de verschillende buurtschappen. De maximale onttrekkingshoeveelheid per uur op een locatie in deze situatie bedraagt 90 m3/u (riolering De Straten). De maximaal berekende verlagingen zijn per locatie weergegeven in tabel 6. Tabel 6. Maximaal berekende verlagingen Afstand tot sleuf (m)
10
25
50
100
150
250
Verlagingen (m)
-3,2
-2,5
-1,3
-0,7
-0,3
<-0,05
Uit tabel 6 blijkt dat het hydrologisch invloedsgebied waarbinnen de grondwaterstand meer dan 0,05 meter wordt verlaagd ca. 250 m bedraagt. Door het samenvallen van werkzaamheden verspreidt over het gehele te ontwikkelen gebied zal de grondwaterstand in zijn totaliteit over een afstand van 900 m worden verlaagd. Omdat het werk zich snel in het veld verplaatst, wordt niet verwacht dat de stationaire situatie (en dus de maximale verlagingen) zal worden bereikt. Effecten op de omgeving De verlagingen kunnen nadelige effecten hebben op bij het grondwaterbeheer betrokken belangen. Hieronder wordt hier nader op ingegaan. Bebouwing en infrastructuur Een verlaging van de grondwaterstand beneden in het verleden voorgekomen grondwaterstanden kan in zettingsgevoelige lagen (klei en veen) leiden tot een verhoging van de korrelspanning met eventuele zettingen tot gevolg. Aangehouden wordt dat zettingen van 150 mm of meer of een zettingsverhang van 1:300 ter hoogte van bebouwing, leidingen en infrastructuur tot schade kunnen leiden. Schade aan (op staal gefundeerde) bebouwing treedt vooral op als gevolg van verschilzettingen.
4
Het bodemtraject waarover de grondwaterstand wordt verlaagd bestaat grotendeels uit zand. Lokaal komen dunne klei of kleirijke laagjes voor. Op een diepte tussen ca. NAP +3,2 en +1,2 m (MV -2,1 m tot -4,1 m) wordt een sterk zandige leemlaag aangetroffen met een dikte variërende tussen 0,2 m en 0,9 m. De grondwaterstand staat van nature ca. 0,4 m beneden maaiveld. De grondwaterstand moet 1,7 m worden verlaagd alvorens de korrelspanning in de leemlaag op zal gaan lopen. Verlagingen van deze omvang worden alleen bereikt binnen een straal van maximaal 50 m rondom de onttrekkingslocatie. Binnen deze straal komt in dit bouwrijp te maken gebied geen zettingsgevoelige op staal gefundeerde bebouwing voor. De meest nabijgelegen oude bebouwing ligt ca. 150 meter ten zuiden. Er wordt dientengevolge geen schade aan bebouwing verwacht. Ditzelfde geldt voor infrastructuur, kabels en leidingen. Bodemverontreinigingen Het onttrekken van grondwater leidt tot een tijdelijke verandering in de stromingsrichting en -snelheid van het grondwater. Hierdoor kunnen verontreinigingen sneller en in een andere richting worden verplaatst. In het gebied kwamen in het verleden meerdere lokale verontreinigingen voor. Momenteel resteren daarvan alleen nog enkele gedempte sloten. Deze zullen ook worden gesaneerd voordat met bouwrijp maken wordt begonnen. Buiten het werkgebied komen binnen het hydrologisch invloedsgebied voor zover bekend geen mobiele bodemverontreinigingen voor. Landbouw, natuur en stadsgroen Een verlaging van de grondwaterstand kan de vochtvoorziening voor begroeiing nadelig beïnvloeden. Dit kan vooral tijdens het groeiseizoen (medio maart t/m medio oktober) schadelijke gevolgen hebben voor het groeiproces van de begroeiing op en in de directe omgeving van het werkgebied. Landbouw In de omgeving van het bouwrijp te maken gebied komen meerdere landbouwpercelen voor. Dit zijn met name graslanden (voor melkvee) en maïsakkers. Grasland is door de ondiepe beworteling in dit gebied voor het overgrote deel afhankelijk van regenwater en zal daarom naar verwachting geen schade oplopen van de grondwaterstandsverlagingen. De maïsakkers liggen direct ten oosten van de Dragonderweg, nabij De Erven. Maïs wortelt gemiddeld 1,0 m tot 1,7 m diep. De grondwaterstandsverlagingen ter hoogte van het maïsland bedragen maximaal 1,0 m. Met behulp van de HELP tabel is berekend dat de opbrengstderving als gevolg van deze verlaging tijdens het groeiseizoen maximaal 24% zal bedragen. Wanneer (een deel van) de grondwaterstandsverlagingen in het groeiseizoen optreden dient, ter bepaling van de daadwerkelijke grondwaterstandsverlagingen ter hoogte van de akkers, bij iedere maïsakker gelegen binnen 100 m afstand vanaf de oostelijke rand van De Erven en De Straten een peilbuis te worden geplaatst. In deze peilbuizen dient ten tijde van werkzaamheden in De Erven en/of De Straten op elke dinsdag en vrijdag van iedere week de grondwaterstand opgenomen te worden. Indien de grondwaterstand daalt beneden de kritieke waarde van MV -1,2 m, dient overgegaan te worden op watergiften. Dit kan bijvoorbeeld door een deel van het onttrokken water te lozen op de rond de maïsakker gelegen sloten. Het plaatsen van peilbuizen wordt via voorschrift aan de vergunning verbonden, evenals het verrichten van compenserende maatregelen. Natuur Binnen het hydrologische invloedsgebied komt geen verdrogingsgevoelige natuur voor. Stadsgroen Het gebied wordt bouwrijp gemaakt. Er is nog geen stadsgroen aanwezig. Langs de Dragonderweg staan enkele bomen. Deze staan zo dicht op de sloot dat daardoor wordt verwacht dat deze geen verdrogingsschade op zullen lopen. Archeologische waarden Het verlagen van de grondwaterstand brengt zuurstof dieper de bodem in. Dit kan leiden tot schade aan in de bodem aanwezige archeologische waarden (oxidatie). De Archeologische Monumentenkaart (AMK) geeft aan dat er geen archeologische monumenten in de nabije omgeving aanwezig zijn. Op de Indicatieve Kaart voor Archeologische Waarden (IKAW) zijn gebieden van specifieke archeologische 5
waarden aangegeven. Volgens de IKAW bevindt de locatie zich in een gebied met lage waarden. Mede gezien de tijdelijkheid van de ingreep, is uitgebreid archeologisch onderzoek voor deze vergunning echter niet nodig.
6
Bijlage II Voorschriften behorend bij de aan het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-Oost verleende vergunning voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van het bouwrijp maken van deelgebied De Buurtstede te Veenendaal. Algemeen 1. De onderkant van het onttrekkingssysteem mag niet dieper worden aangebracht dan MV -6,5 m (NAP -1,0 m); 2.
Er mag niet meer grondwater worden onttrokken dan strikt noodzakelijk is, maar in ieder geval niet meer dan 355 m3 per uur;
3.
De grondwaterstand wordt niet verder verlaagd dan strikt noodzakelijk is, maar in ieder geval niet verder dan 0,5 m onder het ontgravingsniveau;
4.
De totale grondwateronttrekking duurt niet langer dan strikt noodzakelijk, maar in ieder geval niet langer 36 weken;
5.
De start van de onttrekking alsmede wijzigingen van de hoeveelheden dienen twee weken van tevoren of zo spoedig mogelijk daarna aan de afdeling Handhaving, team Bodem, Water en Natuur te worden gemeld;
Monitoring 6. Wanneer (een deel van) de werkzaamheden in De Erven en/of De Straten tussen half maart en half oktober worden uitgevoerd dient ter hoogte van alle maïsakkers gelegen binnen 100 m vanaf de oostelijke rand van deze gebieden een peilbuis te worden geplaatst; 7.
De grondwaterstand in de onder voorschrift 6 genoemde peilbuizen dient 2 keer per week, te weten elke dinsdag en vrijdag, opgemeten te worden gedurende de gehele periode dat de werkzaamheden in De Erven en/of De Straten worden uitgevoerd. De meetresultaten dienen te worden aangetekend op een door ons aan te leveren meetstaat;
8.
Indien de grondwaterstand in de bovengenoemde peilbuizen daalt tot beneden MV -1,2 m, dienen in overleg met ons en de landeigenaar compenserende maatregelen getroffen te worden in de vorm van watergiften om te voorkomen dat de grondwaterstand verder daalt.
9.
De in voorschrift 6 bedoelde peilbuizen moeten goed worden onderhouden;
Registratie 10. De onttrokken hoeveelheid grondwater wordt gemeten met één of meer watermeters waarvan het type en de plaats van inbouw goedkeuring behoeven van een door ons college aangewezen ambtenaar van de afdeling Handhaving; het tijdstip van goedkeuring dient in overleg met ons college te worden vastgesteld. De watermeters moeten voldoen aan het Meet- en Registratiebesluit (AmvB, 27 augustus 1985, Stb. 531); 11. Elke werkdag dient de stand van de watermeter(s) te worden waargenomen; 12. De stand van de watermeter(s) alsmede de per werkdag en per week onttrokken hoeveelheid grondwater wordt geregistreerd op een door ons college verstrekte meetstaat; 13. Een storing in een watermeter of een noodzakelijke aanpassing daaraan wordt onmiddellijk medegedeeld aan ons college;
7
14. Een watermeter wordt op eerste aanzegging vervangen als aan de goede werking ervan wordt getwijfeld; het bepaalde in voorschrift 11 is bij vervanging van overeenkomstige toepassing; 15. Omstandigheden die op de meting van invloed zijn geweest dienen op de in voorschrift 13 bedoelde meetstaat te worden aangetekend; 16. Gedurende de periode dat meting niet heeft plaatsgevonden wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater geschat en op de in voorschrift 13 bedoelde meetstaat geregistreerd; wijkt deze schatting in belangrijke mate af van de hoeveelheid die volgens ons college is onttrokken, dan stellen wij de naar ons oordeel onttrokken hoeveelheid vast; 17. De resultaten van de onder de voorschriften 6 en 8 uitgevoerde peilbuis- en bodemvochtmetingen én de onder voorschrift 11 bedoelde meetstaat worden wekelijks aan ons college toegezonden.
8