W . Otterspeer
De Leidse studentenmaskerade, 1825-1910 H e t zevenenzestigste l u s t r u m van de Leidse universiteit begon voor de r e ü n i s t e n v a n het studentencorps op m a a n d a g 20 j u n i 1910. I n de wetenschap, dat de lustrumfeesten v a n de studenten i n belangrijke mate voor h e n werden georganiseerd, k w a m e n ze u i t alle delen v a n het l a n d naar L e i d e n , de meesten per trein, waar een journalist uit de m o n d é é n h u n n e r optekende het verloop v a n 'zijn' maskerade 'toen p a en alle andere pa's met solide gezichten altoos " b e p e r k i n g " aanprezen en toen 't zonder z ó ó d u u r te worden, toch aardig was en zoo m o o i en even t r o u w bewonderd werd.' D e n k je dat wij m i n d e r harten veroverden d a n onze k l e i n z o n e n i n h u n fluweel en liberty en satijn en goud en echte edelsteenen. D e meisjes van toen v o n d e n ons wat m o o i i n onze satinetjes en katoentjes; daar... m i j n v r o u w verliefde i n m e toen i k als een page i n een pak van vijftig gulden achter een prins i n een gevolg van h o n d e r d aanliep...
1
H e t dromde, daar op Z o m e r z o r g , waar velen elkaar n a j a r e n weer terugzagen en b r o k k e n 2
jaarclubs een k r a k e n d lo Vivat aanhieven. Opgewacht door het C o l l e g i u m en door de corpsverenigingen met h u n vaandels en banieren begaven ze zich o m twee u u r naar het feestgebouw, de voormalige spes patriae, n u de b e l i c h a m i n g welhaast v a n het pays légal, i n grijs o f zwart pak - niet het beste want het z o u veel te lijden hebben. Welgedaan liepen ze daar, wandelstok, sigaartje, knevel, zomerhoed, het wandelend verband tussen academische studie en maatschappelijk slagen. M e t meer d a n tweehonderd waren ze. E e n grote ereboog met latijnse welkomstgroet wachtte hen aan het begin v a n de Stationsweg. O v e r a l langs de grote straten waren masten opgericht met slingers v a n sparregroen. M a n s h o g e houten contrapties met de kleurrijke wapens van de groten u i t de maskerade markeerden h u n weg. G u i r l a n d e s en vlaggen overal, hier en daar met grote m a n d e n met bloemen. D e s t u d e n t e n s o c i ë t e i t M i nerva leek helemaal weggestopt achter de bloeiende planten e n slingers v a n dennegroen. D e Breestraat was é é n groene laan, met hoge erebogen a a n begin en eind, de een v a n groen, de ander een oude barokke poort met de Statenvlag. V o o r de h u i z e n aan Breestraat en R a p e n b u r g w a a r i n zij die een belangrijke r o l i n de maskerade z o u d e n spelen een k a m e r hadden, waren frontons e n allerhande gevelbewerkingen aangebracht i n nagebootst beeldhouwwerk o m het huis het aanzien te geven van een w o n i n g van een aanzienlijke p a t r i c i ë r uit de G o u d e n Eeuw. Z o was bijvoorbeeld het huis van Zijne H o o g h e i d P r i n s F r e d e r i k H e n d r i k aan het R a p e n b u r g , v ó ó r drie eeuwen i n werkelijkheid het kwartier v a n die stadhouder, voorzien v a n dorische z u i l e n waarop rijkbewerkte balkons met prachtige siervazen. H e t doel van de w a n d e l i n g was het feestgebouw, op het feestterrein a a n de Zoeterwoudse Singel. O p een opgehoogd w e i l a n d aan de buitenkant v a n de stad h a d d e n de architecten Jesse e n F o n t e i n een gebouw neergezet dat hoofdzakelijk bestond uit een renaissancevoorgevel, die sterk aan het M a u r i t s h u i s deed denken. E r a c h t e r bevond z i c h de grote feestzaal, vijftig meter l a n g e n vijfentwintig meter breed, met van de z o l d e r i n g vlaggen en vaandels en vijf smeedijzeren kaarsenkronen. I n deze zaal z o u d e n de gecostumeerden een 'pavane' dansen.
1 2
234
Plakboek kranteknipsels maskerade 1910. Archief L S V M i n e r v a . Voor een beschrijving van het hele feest, zie: Gedenkboek der Maskerade gehouden ter viering van het LXVII lustrum der Leidsche Hoogeschool 20-27juni 1910 (Leiden 1911).
De Leidse studentenmaskerade
Nu werden de reünisten er ontvangen. Op hun wandeling bewonderd door rijen schoolkinderen met strooien hoedjes, door dienstmeisjes met schorten en jongens met petten, werden ze ontvangen door de Praeses Collegii E. F. M . J. Michiels van Verduynen. Mocht de stad door moderne denkbeelden omtrent verkeer en hygiëne voor hen moeilijker herkenbaar zijn geworden, het studentenleven zoals zij dat gekend hadden was onveranderd, de kritiek van de buitenstaander, 'dikwijls maar al te eenzijdig voorgelicht' ten spijt. De Praeses wenste hen terug te voeren langs de zonnige paden van hun voorbije studentenbestaan. Daar hebt ge Uwe vrienden leeren kennen, die U , met alle openhartigheid van goede vrienden, u Uwe fouten en feilen toonden, die goed maakten wat misschien eene te eenzijdige opvoeding verzuimd had te geven. 3
De Praeses had hiermee de juiste toon gevonden. De reünisten riposteerden met het aanbieden van een medaillon van Francois Haverschmidt voor de collegiumskamer. Verschillende recepties, een diner en een concert sloten de dag af. De volgende dag, dinsdag, zou het hoogtepunt van de feestweek brengen, 'de blijde inkomste van Zijne Hoogheid Frederik Hendrik van Nassau, Prins van Oranje binnen Amsterdam, vergezelschapt van Hare Majesteit Henriëtte Maria Koningin van Engeland, Schotland, Frankrijk en Ierland, den 20sten M e i van den jare 1642.' O m één uur zette de stoet zich in beweging, 'één zee van trillende struisveren, één blijde kleurenfeest.' Trompetters eerst, gevolgd door al wat Amsterdam aan 'aansienelyke jongelieden' kende, met hun burgemeesters en leden der vroedschap. Dan de Friese stadhouder en zijn edelen: Eerst de drie gebroeders van Haersolte (F. Mendes de Leon, O P . van Rossum en F.G. Borgerhoff Mulder) in zwart en goud (de kleuren van hun blazoen), dan Zijne Excellentie zelve Willem Frederik Grave tot Nassau enz. Gouverneur Generaal van Friesland enz. Q . H . Smidt van Gelder). Zijn costuum van Genueesch fluweel, is van een zeldzame pracht: op een fond vieux rose schijnen de bronzen zijden bloemen als geborduurd; in elke plooi geven ze een verrassende glans, een zachte gloed, hij draagt een donkere hoed met zwaar afvallende veeren, somber rood. Zijn beide pages gaan gekleed m rood en goud. De voornaamste uit zijn gevolg is Ulrich n Ciksena (L. Bierens de Haan) m blauwe zijde. 4
Daarop volgen de beide koninginnen - die van Engeland en Elisabeth van Bohemen - en haar gevolg in karossen met zes paarden, omstuwd door herauten en edelen. Vlaggezwaaiers volgen en het Amsterdamse schuttersvendel onder leiding van Frans Banning Cock, direct ontleend aan Rembrandts Nachtwacht. En dan rekt ieder zijn hals zo ver hij kan. Klaroenblazers met het Nassausche wapen en drie herauten ( G . M . van Reigersberg Versluys, N.J. Vonck en D. Crena de Iongh) overdekt met kwartieren van hunnen Heer, maken ruim baan. Twee edelen rijden voor: Cornelis van Aersen ( H . R . A . van Schelle) in geel en paars fluweel en Wolfert van Brederode (J.E. de Vos van Steenwijk) in goud glanzend fulpen gewaad - dan blinkt de wapenrusting van den Prins. ( W E Tromp Mees3 4
Ibidem, 4. Ibidem, 12.
235
D e Leidse studentenmaskerade
Afb. 1.
'Pragtige Sleedevaart
Gravure door S. Fokke, 1776.
ters). Krijgshaftig draagt hij het gedamascineerde blauwe staal, bezaaid met gouden f i guren. H e t hoofd kroont h e m een h e l m van hetzelfde metaal, die als schuil schijnt te gaan onder de reusachtige vederbos, oranje blanje bleu. 't Is al v a n een overweldigende pracht! H i j schijnt onvermoeibaar, de koene stedendwinger en onveranderlijk blijft vriendelijk zijn gezicht en hij wordt niet moede de opgetogen hulde i n ontvangst te blijven n e m e n .
5
P r i n s W i l l e m , de zoon van F r e d e r i k H e n d r i k , zojuist getrouwd met de Princess Royal v a n E n geland, sloot met zijn gevolg de stoet af. B i j elkaar, de weinige a n o n y m i incluis, bestond de optocht uit t w e e h o n d e r d t w e e ë n v e e r t i g figuren. N a matinee en vendelzwaaien op het feestterrein, gevolgd door diner en concert, werd de optocht o m 20.30 u u r met fakkellicht voortgezet. Woensdag 22 j u n i bracht het tweede hoogtepunt, de openluchtvoorstelling ' A l i a n o r a ' op het feestterrein. D i t terrein herbergde niet alleen het feestgebouw, m a a r strekte zich vandaar tot aan de gracht uit. V o o r het feestgebouw was een groot gazon aangelegd, met b l o e m r a n den en een vijver. O m het gazon heen liep een brede, verharde weg, v a n het feestgebouw v i a een 'rustieke' b r u g over de singel, naar de Kraaierstraat. D a a r vormde een grote poort de voornaamste toegang tot het terrein. V a n dit punt tot de Wattstraat was de vrij scherpe binnenbocht die de singel daar maakt volgebouwd met tribunes die plaats b o d e n aan vijfentwintighonderd toeschouwers. E e n tweede, 'gothische' b r u g van veertig meter met torens markeerde het einde van het feestterrein. A a n de overzijde n u , op de punt waar de bolle oever van de singel het meest naar voren k w a m , was een toneel gebouwd. E n o m de beide vleugels van de tribune het zicht te garanderen, stak het vijftien meter ver het water i n . H e t toneel was achttien meter breed. O p de achtergrond verhieven z i c h aan weerszijden twee vijftien meter hoge R o m a a n s e torens. Tussen deze beide i n schraagden zes pilasters drie R o m a a n s e bogen: de toegang tot het toneel.
5
Ibidem, 16.
236
De Leidse studentenmaskerade
O m twee uur begonnen de tribunes zich te vullen, het orkest stemde de instrumenten. Het Wilhelmus zette in en vanonder de gothische brug kwamen de figuren uit de maskerade in grote sloepen aanvaren om onder het schetteren van de fanfares hun plaats op de tribune in te nemen. Het volgend half uur schieten kleine bootjes over het water, waarbij studenten elkaar in een watersteekspel met stompe speren van de achter aan de bootjes bevestigde planken trachten te stoten. Tussen alles door zwemmen watermonsters. Dan, als de stilte weer gevallen is, volgt het mimespel 'Alianora', met liederen van vier, zes of meer stemmen uit het koor. Een eenvoudig en schoon sprookje is het onderwerp van de handeling: het roerend verhaal van Alianora van Engeland, de jonge vrouw van Reynalt, de hertog van Gelre. Als Reynalt zijn gemalin zijn machtige landerijen binnenbrengt en te Nijmegen de hulde aanvaardt van edelen en dorpers en als het feest is in zijn slot - want een huwelijk wordt gevierd en het is lente - dan komt langs de feestelijke groep, die een zoet meilied zingt, over het water langs het kasteel een vreemde zanger gevaren, een man van trotse gestalte en somber voorkomen. Reynalt doet hem landen en eist een lied, dat de zanger noodgedwongen geeft. Het is een lied vol boze voorspelling. Ic sach dat land verdeelt in veden, Uw sonen doot ende kinderloos, Ic sach den viant starc ende boos: Ic bleef in tranen neergeseten... 6
Ontzetting vervult de gasten en in toorn laat Reynalt de norse bard grijpen voor zijn vermetele profetie. Maar de voorspelling wordt bewaarheid, als Reynalt later, wederkerende van de krijg, zijn gemalin verstoot terwijl zij gebenedijd werk doet aan kranken en melaatsen en hem zo een voorwendsel geeft zich van haar af te wenden en tot Johanna van Batenberg te gaan, een verleidster uit de hofstaat van zijn vrouw. Een nar evenwel zal de vorst redden. Bij een feestmaal dat de hertog aanricht en waar men zijn sombere stemming tracht weg te zingen met 'Dat liet van den Rhynschen wyn', komt de zottenar en zingt van de dwaasheid van zijn heer en hoont de ontrouwe gade met zijn spottend snarenspel en zijn bijtende rijmen: Het was een ridder vri ende coen, Van minneliken seden, H i hadde een vrouwe trou ende scoon, Des was hi sere te vreden. Van ghenen anderen oghen Syn herte en wart ghetoghen. 7
A l somberder wordt de boze hertog en dol van nijd zijn minnares, maar met het einde van het lied van de koene spotter komt Alianora terug, de edele vorstin, smetteloos blank, even rein van melaatsheid als van schuld of wrok. De bijzit vliedt van het wilde feest, waar de deemoed de overhand krijgt op de ongebonden lust en Reynalt zijn miskende gade te voet valt. N a Alianora volgden nog een receptie door het Utrechts studentencorps, een concert 6 7
Ibidem, 89. Ibidem. 107. 237
D e L e i d s e studentenmaskerade
en een café-chantant. D e d o n d e r d a g voegde iets nieuws toe aan de maskeradeweek: een concours hippique. Zowel de pers als het gedenkboek oordeelden het een geslaagd experiment, omdat zonder o p d r i n g e r i g publiek de werkelijkheidswaarde zoveel groter was. ' Want... geen u r e n l a n g door de stad trekkende stoet immers laat zich denken zonder leelijke, stijllooze h u i zen en straten, zonder hinderlijk z i c h aan het oog opdringende menigten, zonder hiaten en ongewenscht oponthoud.' V o o r die menigten h a d de vereniging D o c t r i n a haar traditionele kermesse d'été georganiseerd, waardoor bij de M a r e p o o r t de zelfkant van het feest te zien was, meer d a n vijftig woonwagens 'en daartusschen een gewemel van halfgekleed kermisvolk, v r o u w e n met kleverige gele haren, k i n d e r e n die ravotten i n het vuil.' Draaiorgels, rottig huisraad, k i p p e n en talrijke ponies stoffeeren het groezelig d o r p van deze k e r m i s n o m a d e n , de marandeurs v a n het l u s t r u m . H e t is een smerige hoop krotten en menschen, gewoon vies zonder schilderachtig te zijn. H e t zijn geen zigeuners, donkerh a r i g , b r u i n en met koolzwarte oogen, het is een o n g u u r blafartjanhagel, dat zoowel den schilder als den huismoeder een gruwel z o u zijn v a n weerzinwekkende goorheid: de fantastische b o h é m i e n s van weleer zijn onbelangrijke schepsels geworden, bourgeois i n h u n soort. D e wereld gaat achteruit, h o l l e n d achteruit.
8
D e v r i j d a g bracht de Cour van F r e d e r i k H e n d r i k , een goede gewoonte waarbij de hoofdpersoon i n zijn vorstelijk r o l een massale a u d i ë n t i e verleende. D a a r verschenen de burgemeester v a n L e i d e n , de rector magnificus van de universiteit en velen zouden hen meteen gevolgd zijn bij het m a k e n van h u n deemoedige opwachting, als niet een a a r d i g anachronisme h a d plaatsgegrepen. I n de figuur van S. N . B . H a l b e r t s m a verscheen koning-stadhouder W i l l e m i n ten tonele, de hoofdfiguur uit de maskerade van 1905. Z o bracht de wat oudere k l e i n z o o n een bezoek aan zijn verraste jonge grootvader. Toch oordeelde het gedenkboek de Cour van dit j a a r niet allergeslaagdst. H e t weer werkte niet mee, m a a r ' i n de voornaamste plaats is het wel te wijten aan het publiek zelve, dat hinderlijk en onbescheiden o p d r i n g e n d en oneerb i e d i g z i c h gedragend aan deze " p l e c h t i g h e i d " veel v a n het plechtige o n t n a m . '
9
Tussen de receptie van Delfts studentencorps en het b a l van 22.30 u u r zat n o g een verregende h e r h a l i n g van 'Alianora'. Z a t e r d a g gaf de s t u d e n t e n s o c i ë t e i t M i n e r v a haar traditionele open m i d d a g , matinee musicale met introductie van dames en was er 's avonds concert en bal. Z o n d a g gebruikten de deelnemers aan de maskerade h u n galgemaal i n kasteel O u d Wassenaar. Voorbij was de maskerade, was het l u s t r u m v a n de Leidse studenten van 1910. H e t was wellicht de meest complete, de fraaiste van alle maskerades die gehouden waren i n de lange geschiedenis v a n het verschijnsel. H e t was ook de laatste i n die z i n . V a n alles wat n a de oorlog ten tijde van het l u s t r u m opgevoerd of uitgebeeld z o u worden k o n niets z i c h i n praal meten met de maskerade van 1910. D a t was ook de reden van de ondergang: de maskerade stierf i n schoonheid. D e gekostumeerde optocht die de studenten i n het kader van het l u s t r u m van de universiteit organiseerden, de maskerade dus, kent een tamelijk lange geschiedenis, die tot aan het begin van de 19e eeuw teruggaat. H e t idee zelf grijpt terug op een verschijnsel dat i n de gehele geschiedenis van de westerse beschaving een belangrijke religieuze of politieke functie gehad
8 9
238
Plakboek kranteknipsels Maskerade 1910. A r c h i e f L S V M i n e r v a . Ibidem.
De Leidse studentenmaskerade
heeft, de triomftocht of de 'blijde intocht'. Het aardige is, dat met name de Leidse maskerade een interne ontwikkeling doormaakte die haar tot bijna een replica van het voorbeeld maakte. De geschiedenis van dat voorbeeld wordt namelijk gekenmerkt door een allegorische fase, gevolgd door een meer concreet politieke, om weer in de allegorie uit te monden. De Romeinse 'Pompa Triomphalis', een van de hoogste eerbewijzen die een overwinnend veldheer ten deel kon vallen, was een ritueel dat de overwinnaar, als brenger van heil en geluk, tot representant van de godheid bestempelde. Naast deze triomftocht kwam ook het plechtig inhalen van de vorst voor, die de regering overneemt of die voor het eerst na lange tijd in de stad verschijnt, brenger van vrede en welvaart. Ook deze aankomst krijgt onder invloed van christelijke omvorming, naar analogie van de intocht van Jezus in Jeruzalem, een religieuze betekenis. Tot ver in de middeleeuwen blijft deze 'Blijde Intogt' (felix adventus, laetus introitus) een religieus, allegorisch karakter behouden. De renaissance geeft echter een ontwikkeling te zien waarbij de allegorische beeldentaal zoals die zijn neerslag vond op triomfbogen en in de vorm van personificaties, hoe langer hoe meer gericht werd op de verheerlijking van de individuele mens, de vorst. Het politiek aspect gaat dan het religieuze overheersen. Iemand als Maximiliaan van Oostenrijk heeft de politieke mogelijkheden van deze manifestaties goed gezien. Door een veelheid van feesten, toernooien en intochten, door de representatie ervan in boekvorm, die welhaast even belangrijk was als de werkelijke enscenering ervan, bereikte hij een groot publiek, zette hij een gedenkteken van zijn roem. Door de schildering van zijn oorlogen, door het tonen van zijn hofstaat legitimeerde hij zijn macht in de rij van zijn voorvaderen. De barok bracht een derde stadium, waarin veeleer het genot en de pracht van het ogenblik de onmiddellijke aanleiding vormden. De feesten werden bijgevolg ook veel exclusiever, trokken zich terug in het afgezonderd hofleven en uitten zich in illusionistisch theater, in mythologie en allegorie. Met dit al waren deze optochten het privilege van hof en adel. In de Franse revolutie zien we voor het eerst optochten van burgers, een verschijnsel dat in de 19e eeuw zijn hoogtepunt zou vinden. En een van de belangrijkste facetten ervan is, dat ze in de vorm van het weergeven van een historische gebeurtenis of in het uitbeelden van historisch thema zelf politieke zeggingskracht hadden. Wolfgang Hartmann omschrijft de 'historische Festzug' als de collectieve zelfuitbeelding van de burgerij, de representatie van haar openbare invloed, de weerspiegeling van het proces van burgerlijke emancipatie, van de houding van de burgerij tot de staat. Tot de belangrijkste groepen die zich in de 19e eeuw met de organisatie van zo een optocht bezighielden, behoorden de studenten, zeker in Nederland. In hetgeen volgt dienen twee ontwikkelingen uit elkaar gehouden te worden: de maskerade in haar interne, formele ontwikkeling èn de maskerade als uiting van de emancipatie van de 19e-eeuwse student. Die interne ontwikkeling laat zich - replica van een voorbeeld omschrijven als van allegorisch naar historisch en terug naar de allegorie. De allegorie is een vreemd medium. Het behelst letterlijk dat een valide uitdrukking altijd 10
10 Zie: W . Otterspeer, ' D e Leidse maskerade: replica van een voorbeeld', i n : Van allegorisch naar echt-historisch en terug. De geschiedenis van de Leidse Studenten Maskerade. Tentoonstelling Academisch Historisch M u s e u m . Leiden 1980. Genoemde tentoonstelling werd voorbereid i n samenwerking met M e v r . Drs. H . Breebaart-Miskotte. De scriptie waarop zij i n 1981 aan de Universiteit van Amsterdam afstudeerde, De Leidse studentenmaskerades in de 19de en begin 20ste eeuw. Een onderzoek naar hun organisatie, functie en ontwikkeling, vormde het uitgangspunt van de tentoonstelling. Ze is dat ook van dit artikel.
239
D e Leidse
studentenmaskerade
iets m é é r zegt d a n op het eerste gezicht lijkt, altijd een symbolisch surplus heeft. A l s z o d a n i g heeft het vaak een conservatieve functie gehad, uit piëteit d a n wel diplomatie. H e t beeld v a n de G r i e k s e goden i n de westerse geschiedenis v o r m t hiervan een goede illustratie. D e z e goden konden de middeleeuwen en renaissance 'overleven', omdat h u n heidense attributen door de allegorie geassimileerd werden i n een moreel of mystiek kader, vanuit een christelijk beginsel, terwijl ze h u n identiteit als heidense goden, bijvoorbeeld i n ornamentieke v o r m e n i n de beeldende kunst, behielden. D e allegorie annexeert, interpreteert iets anders als iets overeenkomstigs. A l d u s v o r m d e het een stabiel element i n de O u d e M a a t s c h a p p i j . M a a r nadat de Franse en I n d u s t r i ë l e Revoluties chaos h a d d e n geschapen, - politiek, sociaal, m o reel - , h a d m e n behoefte aan een ander o r i ë n t a t i e m i d d e l . E n of het n u engagement of verv r e e m d i n g betrof, als l e i d r a a d voor handelend optreden of vluchtheuvel, steeds g i n g m e n te rade bij de geschiedenis. D e functie van de geschiedenis is centraal voor het romantisch denken en de opvatting van wat geschiedenis is verschilt i n de 19e eeuw hemelsbreed met wat m e n z i c h daarbij voorstelde tijdens het Ancien Régime. H e t beste is dat verschil onder woorden gebracht door O t f r i e d M u l l e r , i n zijn Prolegomena zu einer wissenschaftlichen Mythologie uit 1825: 'Wat verlangen wij gewoonlijk van de geschiedenis? D a t we mensen zien handelen en denken zoals wij doen en met zelfingenomenheid het niveau v a n onze cultuur zien? Z o j a , laten we ons d a n richten op het heden en kijken naar de politiek. M a a r juist van die bek r o m p e n h e i d z o u de geschiedenis ons moeten bevrijden. Z e z o u ons de waarde v a n de mensheid moeten leren i n z i e n boven de mensen uit een bepaalde periode. We zouden de verschillen i n m a n i e r e n van leven moeten bestuderen. Ik geloof dat de kennis v a n de o u d h e i d ons op geen betere m a n i e r iets leert d a n door ons vreemde mensen voor ogen te stellen i n h u n volle robuste bestaan.' Gevat i n een simpele formule beschouwt het klassieke denken de d i n g e n i n overeenstemm i n g met zichzelf, het romantische i n onderscheid met zichzelf. H e t vehikel van het klassieke denken is de allegorie, dat v a n het romantische de geschiedenis. Z o beschouwd volgt de Leidse maskerade de overgang naar het romantisch denken en, n a omstreeks 1870, de opkomst van het neo-klassicisme op de voet. D e eerste maskerades die we kennen zijn georganiseerd i n het kader van het tweede en t w e e ë n h a l v e eeuwfeest (1775 en 1825) van de universiteit. V o o r beide was de inwijdingsoptocht van de universiteit i n 1575 het voorbeeld, beide zijn dus i n die z i n allegorische optochten met, onder andere, voorstellingen van de vier faculteiten. M a a r waar de eerste bewuste, aangepaste allegorie was, daar v o r m d e de tweede voornamelijk een getrouwe kopie en was de allegorie i n wezen historie. D e 'pragtige Sleedevaart' van j a n u a r i 1776 werd, naar een ontwerp van J . Ie F r a n c q van Berkhey, de Leidse lector i n de N a t u u r l i j k e H i s t o r i e , georganiseerd door het K u n s t l i e v e n d Genootschap ' V e n i a m P r o Laude'. I n dit genootschap waren de studenten sterk vertegenwoordigd en een contemporaine c h r o n i q u e u r v a n de feestelijkheden verheugde z i c h ook 'over den geest v a n orde en beschaafdheid welke i n het deftig ged r a g van onze A k a d e m i s c h e J e u g d bij deze gelegenheid heeft uitgeblonken.' G e c r e ë e r d dus op het stramien v a n de inwijdingsoptocht gleed i n 1776 een stoet over het ijs die weliswaar een aantal historische figuren omvatte, m a a r dit alleen ter b e k l e m t o n i n g van de allegorie w a a r i n ze opgevoerd werden. Z o zat W i l l e n v a n Oranje op de slee van ' D e H o l l a n d s e Vrijheid'. D e L e i d s e stedemaagd gleed voorbij met de weesjongen met een h a r i n g en V a n der Werff en V a n H o u t . D e uitbeeldingen van de faculteiten volgden, M i n e r v a voorop: ' L a n g s borstharnas heen, als de l o k k e n van een mannelijke Maagd, uit het b r e i n der O p pergodheid J u p i t e r gebooren.' O p v a l l e n d was de gesluierde Godsdienst, n u niet voorop als 240
De Leidse studentenmaskerade
Afb. 2. 'Optogt van de H . H . studenten der Leydsche Hoogeschool gehouden op den 9 February 1835, voorstellende den intogt van Ferdinand en Isabella in Grenada.' Litho van L . Springer, 1835.
in 1575, en met wierookvat in de handen en wierookschaal aan de voeten: 'In diervoege verbeeldde men den Godsdienst eenvoudig, zonder Bijbel, een Kruis, of diergelijk ander Bywerk daar bij gevoegd te hebben, ten einde alle aanstootelijkheid, ten aanzien van onkundige of vooringenoomene Aanschouwers, weg te neemen.' Themis was voorzien niet van een echte blinddoek, maar van gaas. Ook daarvan was onpartijdigheid in het rechtsgeding het oogmerk - maar misschien het vermijden van scheuren in het ijs de bijbedoeling. Met dit al wilde deze sledevaart bewust geen reconstructie van de optocht van 1575 zijn, juist door het allegorisch karakter ervan: 'Toen richtte men', zo vergelijkt de genoemde chroniqueur, 'onder het optrekken der Schutterije, eenige beeldsprakige vertooningen aan, die toen met genoegen gezien werden, maar aan den kieschen en redelijken smaak van onze tegenwoordige dagen weinig voldoen zouden.' De optocht van 1825 wilde nadrukkelijk wel een kopie van die uit 1575 zijn. Hij was bovendien in zijn geheel door studenten georganiseerd. Deze optocht, allegorisch van inhoud, was een vorm van geschiedenisuitbeelding. Zeker, voorzichtig nog, romantiek van het postEmpire en met nog normatieve trekken van de goede smaak: Medicina verloor haar fles, die men waarschijnlijk onnet vond. Toch werd met deze optocht de Leidse romantiek aangekondigd en een eeuw studentenmaskerades ingeluid. De eerste echt historische maskerade was die van 1835, die de invloed van de Leidse 'Romantische Club', de 'Rederijkerskamer der Uiterlijke Welsprekendheid' weerspiegelde. Het onderwerp van die maskerade was de 'Intogt van Ferdinand en Isabella in Granada in 1492' en was het niet Spanje waar het hart 241
D e Leidse
studentenmaskerade
v a n de romanticus bij voorkeur verwijlde, h a d het A l h a m b r a niet meerdere m a l e n zijn dichtader doen vloeien? D e student-auteur B . G e w i n trad er i n op als grootinquisiteur T o r q u e m a da, K n e p p e l h o u t als Venetiaans gezant en Beets bezong het geheel op het stramien v a n H u go's Hernani i n zijn lyrisch gedicht ' D e M a s q u e r a d e ' : H y is somtijds verheven allegorisch, E n soms (wat mij meer aanstaat) echt-historisch.
11
W e r d door de commissie die de optocht v a n 1835 voorbereidde nadrukkelijk besloten 'dat tot stof der maskerade hoofdzakelijk eene historische z a l gekozen worden,' i n 1840 werd dit vernauwd tot een onderwerp 'uit onze eigene geschiedenis'. D a t nationale aspect mocht ook groot-Nederlands van strekking zijn. Heeft een intocht de functie gehad de eenwording van de N e d e r l a n d e n te bevorderen, dan heette dat ook 'regt nationaal'. D e intocht van K a r e i v b i n n e n D o r d r e c h t , onderwerp van de maskerade van 1855 ' k o n ' omdat K a r e i v 'den grondslag legde voor de ineensmelting der verschillenden gewesten' en vijfjaar later mocht zelfs A n j o u A n t w e r p e n b i n n e n t r e k k e n - ondanks de kritiek op de keuze van deze antipathieke figuur - omdat 'de verheffing v a n A n j o u een laatste pog i n g was o m de scheuring der Nederlandsche gewesten i n een N o o r d e l i j k en een Z u i d e l i j k deel te voorkomen.' V a n a f 1840 w e r d de eis v a n de historische n a u w k e u r i g h e i d nadrukkelijk gesteld. D e chron i q u e u r van de optocht meldde dat ' n u alles met de grootste n a u w k e u r i g h e i d naar het m o d e l van oude geschiedschrijvers en schilders is vervaardigd en v o l k o m e n i n overeenstemming met het tijdvak, w a a r i n de gebeurtenis die m e n w i l d e voorstellen, h a d plaats gehad.' M e t z o r g werden de b r o n n e n bestudeerd en historici geraadpleegd. K o s t u u m b o e k e n werden tot i n F r a n k r i j k toe opgevraagd. I n archieven en musea gingen de maskeradecommissarissen, die zeker ook o m h u n tekentalent gekozen waren, h u n k o p i e ë n vervaardigen. E n waren de optochten tot aan 1850 op de dies van de universiteit gehouden, i n februari en 's avonds, vanaf 1850 gebeurde dat i n j u n i en overdag, zodat de historische nauwgezetheid n o g strenger beleden diende te worden. Z o k o n m e n aanvankelijk n o g wel een f i g u u r o p n e m e n op g r o n d van de waarschijnlijkheid van zijn aanwezigheid i n de historische werkelijkheid - bijvoorbeeld i n 1850 met de f i g u u r van A m a l i a van Solms bij de intocht van F r e d e r i k H e n d r i k b i n n e n 's-Hertogenbosch i n 1629. M a a r i n 1870 meende m e n de historische werkelijkheid geweld aan te doen door twee Engelse edellieden uit het gevolg van Leicester weg te laten die er i n werkelijkheid wel bijgeweest waren. Z o k o n ook de gewoonte o m een O r a n j e tot hoofdfiguur van de optocht te m a k e n doorbroken worden, als bleek, zoals bij het bezoek van L e i cester aan L e i d e n i n 1586, dat D u d l e y v ó ó r M a u r i t s reed. K r i t i e k op deze maskerade achtte het d a n ook een kwestie v a n 'historische rechtvaardigheid', dat de student die Leicester speelde met p a a r d en al i n het R a p e n b u r g terecht k w a m . 'Waarlijk, dit was een symbool, al was het streng-historisch karakter ervan m i n d e r aangenaam voor de betrokken persoon.' N a 1870 zien we de historische inspiratie l a n g z a a m a a n verflauwen o m plaats te m a k e n voor de stilering, voor de idee achter de geschiedenis. I n 1875 was de u i t b e e l d i n g van een eenmalige gebeurtenis losgelaten voor een u i t b e e l d i n g v a n de Leidse hogeschool i n de beroemdste m a n n e n die vanaf haar stichting h u n n a a m daaraan verbonden hadden. O o k reed er weer een allegorische wagen mee, ' V i c t o r i a die de Leidsche stedemaagd kroont en haar 11 Z i e : P. van Zonneveld en C h . Berkvens-Stevelinck, De Leidse maskerade van 1835 (Leiden 1985).
242
D e Leidse
studentenmaskerade
M i n e r v a toevoert.' D e commissie van voorbereiding h a d welbewust gekozen voor een 'hoofdidee' en haar v r a a g was: 'hoever de historie kan worden gevolgd, zonder dat de goede smaak wordt gekwetst.' O o k de 'slaafse navolging der geschiedkundige kleederdrachten moest leiden tot smaakeloosheid.' I n 1880 stapte m e n v a n het traditionele maskeradealbum af en gaf de kunstenaar Etienne Bosch de opdracht een a l b u m met acht litho's te vervaardigen 'de r i d d e r t i j d ' betreffende. D e esthetisering die hiermee werd ingezet blijkt ook uit de uitroep, i n de ' I n l e i d i n g ' v a n de historische toelichting tot de maskerade van 1900: ' H e t r i d derwezen is iets heel schoons geweest.' I n de 20e eeuw k w a m de maskerade i n h a n d e n van beroepskrachten, beeldende kunstenaars met een faam i n het organiseren v a n massale festijnen en theaterspektakel. I n 1903 h a d A n t o o n M o l k e n b o e r , tekenaar v a n origine m a a r vooral bekend door zijn ontwerpen voor m u z i e k en toneel en gevormd door de i d e e ë n van de beweging van 'Negentig', voor het Delftsch Studenten C o r p s de Intocht van N i k e p h o r a s Phocas i n C o n s t a n t i n o p e l gestalte gegeven, i n alle denkbare weelde die volgens M o l k e n b o e r 'allemachtig typisch en karakteristiek' was voor de 10e eeuw. H i j liet onder andere zijde uit S m y r n a halen en bouwde een Byzantijnse troonzaal als 'plastisch' decor voor een met de intocht verband h o u d e n d m i m e spel. B e k e n d geworden door deze opdracht werd M o l k e n b o e r benaderd door het L e i d s c h Studenten C o r p s voor ' D e Intocht van Stadhouder W i l l e m m i n 's-Gravenhage i n 1691'. H e t was d é gelegenheid voor M o l k e n b o e r o m u i t v o e r i n g te geven aan zijn i d e e ë n over het Gesamtkunstwerk: maskerade en stad z o u d e n é é n groot geheel moeten worden, een decoratief geheel. D e burgers werden v i a een brochure opgeroepen niet op h u n eigen 'onkundige' wijze h u i z e n en straten te versieren m a a r de instructies van M o l k e n b o e r af te wachten. M o l k e n b o e r hield zich d a n ook met alles b e z i g wat er te ontwerpen viel aan zo'n maskerade: van kostuums tot visitekaartjes, v a n menu's tot de gevelversiering van de sociëteit. H e t was vooral zijn k l e m toon op de mode die hier de geschiedenis veruiterlijkte en esthetiseerde. D i e p g a a n d b r o n nenonderzoek g i n g eraan vooraf, kantklos- en b o r d u u r k u n s t uit Brussel moest er aan te pas k o m e n . V o o r M o l k e n b o e r was de Intocht geen historische werkelijkheid meer, het was toneel en i n een brief aan de maskeradecommissie zei hij: ' N o g meer d a n het Toneel behooren deze open-luchtfeesten tot het terrein der decoratieve kunst.' A l s voor het Delftse l u s t r u m bouwde hij een plastisch decor voor het spel van de K o u s e b a n d Investituur v a n W i l l e n n i , i n een hoek van de grote feestzaal, een 'Engels-gothische' h a l naar het voorbeeld van H a m p t o n C o u r t , met glas-in-lood r a m e n waarop afgebeeld achtendertig Engelse vorsten, en een eikehouten b e t i m m e r i n g . ' E n toen is door L e i d e n getrokken een stoet, zoo geweldig v a n kleurenpracht en betooverend van fijne distinctie... dat hij stomme bewondering of j u b e l e n d enthousiasme bracht.' D e geschetste stilistische o n t w i k k e l i n g van de maskerade wijkt nauwelijks af van het beeld dat de Nederlandse 19e-eeuwse historieschilderkunst te zien geeft. O o k daar is er het voorz i c h t i g begin i n de allegorie, bijvoorbeeld i n de voorschriften van C o r n e l i s Ploos van A m s t e l i n 1781 en zijn 'geschiedenissen van uw V a d e r l a n d ' als onderwerp voor 'een P o ë t i s c h S c h i l der', de stichtende w e r k i n g ervan incluis. D e z e morele klemtoon, de verheffing v a n de i n d i viduele mens, behield het genre enige tijd, o m i n de j a r e n veertig l a n g z a a m a a n de uitbreid i n g te ondergaan van een opwekken v a n een heel volk uit de lethargie. M o c h t de kunstenaar z i c h i n deze periode enige dichterlijke vrijheid k u n n e n veroorloven, i n de j a r e n zestig werd, mede door kritiek v a n historici, de k l e m t o o n op de historische n a u w k e u r i g h e i d steeds d w i n gerder ervaren. E e n kunstenaar als Charles Rochussen is hiervan een goed voorbeeld, te 243
D e L e i d s e studentenmaskerade
Afb. 3. Ansichtkaart met betrekking tot de maskerade van 1910, met het hoofdgebouw van de lustrumfeesten.
meer ook, omdat hij zijn onderwerpen niet meer louter uit de opstand tegen de Spanjaarden haalde, m a a r ook de vroege middeleeuwen en de 18e eeuw zijn aandacht schonk en daarbij veeleer op de 'couleur locale' lette d a n op specifieke heldendaden. H e t was Rochussen die de maskeradecommissies van 1870 tot 1885 adviseerde. I n de loop van de j a r e n tachtig keerden niet alleen historici m a a r ook kunsthistorische o n t w i k k e l i n g e n zich tegen het genre. L 'art pour l'art weerde buiten-esthetische waarden uit de kunst, het realisme h a d genoeg aan de eigen omgeving. D e geschiedenis verdween i n de m o n u m e n t a l e decoratie of dook onder i n het lager onderwijs, de m u u r s c h i l d e r i n g e n v a n D e r k i n d e r e n , de schoolplaten van Isings.
12
O o k voor wat het gebruik v a n de geschiedenis i n de literatuur betreft zien we hetzelfde stramien, een aarzelend z i c h uit het classicisme loswekend, 'historiserend' werk als dat van A d r i a a n Loosjes kreeg i n de j a r e n dertig van de 19e eeuw, met schrijvers als D . J . van L e n nep en A e r n o u t Drost, een romantisch-historische u i t w e r k i n g . O o k de historische r o m a n kende de fase van 'een al te sterke gebondenheid aan de authenticiteit v a n het historische', waarbij 'de auteur b e l e m m e r d werd tot een grootse en vrije visie te komen.' D r o p noemde deze 'de i n de geschiedenis ingepaste r o m a n ' en gaf bovenaangehaalde karakteristiek aan de r o m a n Jan Faessen, Historische roman uit het begin der zeventiende eeuw v a n L o d e w i j k M u l d e r uit 1857. D e historische r o m a n loopt i n de j a r e n zeventig uit i n een i d e e ë n r o m a n als die van P . A . S . van L i m b u r g Brouwer, Akbar (1872) of het werk van H . J . S c h i m m e l e n A . S . C . Wallis, dat als psychologische r o m a n gekenschetst moet w o r d e n .
13
Wat de functie van de maskerade b i n n e n het studentenleven betreft, doet zich een vergel i j k i n g met het profane ritueel aan de h a n d . N u is het nut van de analyse van het ritueel tot beter begrip van sociaal of zelfs i n d i v i d u e e l handelen niet van kritiek gevrijwaard gebleven. W i e bijvoorbeeld met J a c k G o o d y vooral de k l e m t o o n legt op het formalistisch aspect
12 Zie: Het Vaderlandsch Gevoel. Vergeten negentiende-eeuw se schilderijen over onze geschiedenis. Tentoonstelling R seum (Amsterdam 1978). 13 Zie: W . Drop, Verbeelding en historie. Verschijningsvormen van de Nederlandse historische roman in de negentiende (Utrecht 1975/2).
244
D e Leidse studentenmaskerade
ervan, moet wel concluderen dat, zeker waar het gaat o m niet-religieuze en daardoor veel m i n d e r specifieke rituelen, de onafgebakendheid van het verschijnsel en de onvastheid van de definitie grote p r o b l e m e n oplevert.
14
Toch heeft het z i n , zeker i n het onderhavige geval van de studentenmaskerade, van ritueel en van seculier ritueel te spreken. M o g e n de criteria daartoe m i n d e r expliciet zijn d a n inzake religie het geval is, als z o d a n i g zijn ze i n ieder geval volledig en verhelderend van toepassing op de maskerade. H i e r is een aantal zaken zoals het toneelmatige en formalistische zo m a n i fest, dat het wel degelijk, als ritueel bezien, meer informatie loslaat over de functie ervan. D a a r b i j k a n m e n z i c h n o g afvragen of het religieuze aspect wel volledig afwezig was, of bijvoorbeeld dit niet gedeeltelijk door het historiegevoel werd overgenomen. D o o r de studenten is die relatie i n ieder geval wel gelegd, bijvoorbeeld i n 1865, toen de vergelijking gemaakt werd met een rooms-katholieke processie. L i g t h i e r i n iets meer d a n een bloot u i t w e n d i g karakter dat de z i n n e n streelt en de oogen bekoort, is eene godsdienstige gedachte hierbij de grondslag, ook onze optogten zouden geenszins zoovele op- en ingezetenen v a n alle oorden des lands b i n n e n leidens oude veste verzamelen, zoo niet iets anders hen boeide en aantrok d a n de prachtige costumes. D e geschiedkundige beteekenis, die ze dragen, ziet daar het geheim, waardoor ze n o g i m m e r zooveel belangstelling w e k k e n .
15
O m i n antropologische termen te spreken: de maskerade is een collectieve ceremonie, een dramatische gebeurtenis en een complete symbolische handeling. A l s z o d a n i g verschaft de bestudering ervan toegang tot een bepaald net van sociale relaties, m a a r dat niet alleen. D e maskerade weerspiegelt of versterkt niet alleen sociale banden, drukt niet alleen sociale conflicten uit, markeert niet alleen sociale rollen, ze schept die ook. D e maskerade is niet alleen een spiegel, het is ook een vehikel tot verandering. I n h u n analyse van het verschijnsel 'secular r i t u a l ' geven M o o r e en M i j e r h o f f een zestal formele eigenschappen: 1. herhaling, hetzij van gelegenheid, i n h o u d of v o r m . 2. toneel: het betreft niet een wezenlijk spontane h a n d e l i n g m a a r een bewust acteren, niet alleen i n de v o r m van mentale of verbale betekenis, m a a r ook als handeling. 3. gestyleerd gedrag, met n a d r u k op het uitzonderlijke, ongebruikelijke ervan. 4. orde, een sterke mate van organisatie, van struktuur en weerkerende elementen. 5. evocatie, de produktie van een verhoogde aandacht en een grotere betrokkenheid. 6. collectiviteit, het aspect v a n interactie en de sociale boodschap. H e t aspect van de h e r h a l i n g is voor de maskerade evident. N i e t alleen v o n d ze plaats i n het kader van het universiteitslustrum, vanaf 1835, o m de vijfjaar, m a a r ook naar i n h o u d en v o r m ontstond met de j a r e n een vast patroon en zelfs een p r o g r a m m a . O p het stramien v a n een historische optocht werd een maskerade georganiseerd op een vrijwel vast parcours door de stad, aanvankelijk o m en nabij de dies van de universiteit en met een weinig exact m a a r avondlijk vertrekuur, n a 1850 echter steeds i n j u n i en twee m a a l , é é n keer 's middags en é é n keer 's avonds.
14 Jack Goody, 'Against "ritual": loosely structured thoughts on a loosely defined topic', i n : S. F. M o o r e and B . G . Meyerhoff ed., Secular Ritual (Assen, Amsterdam 1977). 15 D e associatie is van M e v r o u w Breebaart-Miskotte, evenals het citaat, De Leidse studentenmaskerade, 67.
245
D e Leidse
studentenmaskerade
W a s het toneelaspect v a n de maskerade vanaf het b e g i n aanwezig, het is meer e n meer manifest geworden, met een hoofdpersoon, belangrijke e n m i n d e r belangrijke 'supporting' rollen en een wisselend aantal a n o n y m i voor de noodzakelijke 'voetrollen'. M e t t e r t i j d evenwel ontwikkelde z i c h uit de maskerade een gehele feestweek, met een aantal vaste c o m p o n e n ten, zoals het b i n n e n h a l e n van de r e ü n i s t e n , de kermis van D o c t r i n a , het concert van Semper en dergelijke. V a n a f 1870 treedt er een belangrijk nieuw element op, de Cour o f 'open hof' van de hoofdpersoon, de dag n a de maskerade. D i t hield een nadrukkelijke v e r z w a r i n g i n van de rol van de hoofdpersoon, die n u niet alleen moest k u n n e n paardrijden, m a a r ook grootheerlijk r e c i p i ë r e n . V o o r deze Cour werden ook met professorale h u l p - met name M a t thias de Vries toonde zich m e e r m a l e n b e h u l p z a a m - toespraken i n het L a t i j n of H o o g d u i t s geschreven. V a n a f 1900 wordt het toneelaspect versterkt door een echte toneelvoorstelling, eerst n o g i n de eenvoudige v o r m v a n de 'ridderslag op de Burcht', geregiseerd door J a n C . de Vos, m a a r al i n 1905 v i n d t de majestueuze ' K o u s e b a n d Investituur' door A n t o o n M o l k e n boer plaats. E n vloeide deze n o g geheel uit het onderwerp v a n de maskerade voort, i n 1910 staat het op een i n 1642 voor F r e d e r i k H e n d r i k opgevoerd 'ghebardenspel' teruggaande ' A l i anora' voornamelijk op z i c h z e l f .
16
Z o groeide de maskerade u i t tot een hele feestweek, waarbij de deelnemers ook de gehele week h u n r o l speelden. Z e kregen u i t n o d i g i n g e n v a n burgers b i n n e n L e i d e n en brachten bezoeken b u i t e n de stad, visitekaartjes werden gedrukt, s o m m i g e n permitteerden z i c h de luxe van verschillende kostuums, naar gelang de gelegenheid vereiste. D e mate w a a r i n acteren en uitzonderlijk gedrag samenvielen, laat zich het best i n een anekdote uit de maskerade van 1905 beschrijven: de student H a l b e r t s m a , i n zijn r o l van W i l l e m u i , groette er k o n i n g i n E m m a , die met haar aanwezigheid het feest luister bijzette, met de woorden: 'Gegroet, waarde nicht.' M e t de u i t b r e i d i n g v a n het p r o g r a m m a werd de maskerade voorwerp v a n een enorme organisatie, die een rigide of i n ieder geval vaste en herkenbare orde kreeg opgelegd. V o o r die organisatie werd ongeveer twee j a r e n tevoren een commissie v a n meestal vijf leden ben o e m d . V a n a f 1870 bestond er ook een 'Reglement voor de M a s k e r a d e C o m m i s s i e ' . D e z e commissie verzocht bij proclamatie o m suggesties voor onderwerpen en koos vervolgens een eigen idee. D e voorstellen werden beoordeeld en een geargumenteerde keuze werd gedaan. H e t volgende belangrijke onderdeel was het v i n d e n v a n de hoofdpersoon, die zowel over voldoende persoonlijkheid als over voldoende financiële m i d d e l e n moest beschikken. Vervolgens werden de kostuumtekeningen vervaardigd en hierop w e r d ingetekend. V a n de tekeningen werd een tentoonstelling gemaakt en ook het passen v a n de kostuums, eerst een zaak die i n het grootste geheim geschiedde, werd i n later j a r e n een openbare vermakelijkheid, de ' m o n s t e r i n g ' geheten. V o o r het overige diende de organisatie natuurlijk z o r g te dragen voor ordecommissarissen, a n o n y m i , paarden en koetsen en m u z i e k . Ten slotte was er, vanaf 1870, het feestgebouw op de grote R u ï n e . U i t e r a a r d zorgde de commissie n a afloop voor een, zo mogelijk sluitende, begroting. B e g o n n e n als initiatief v a n de verenigde faculteiten, werd de maskerade sedert de j a r e n veertig v a n de 19e eeuw georganiseerd door het Leidse Studenten C o r p s . Z o l a n g dit de enige onaangevochten vertegenwoordigende organisatie was, bleef het deelnemersaantal van de studenten met enige schommelingen, gehandhaafd op r u i m vijfendertig procent v a n de totale studenten populatie. D e breuk h i e r i n ligt r o n d 1880, het j a a r ook w a a r i n het opdro16
246
Z i e : H . B r e e b a a r t - M i s k o t t e , ' H e t t h e a t e r - a s p e c t v a n d e m a s k e r a d e ' , i n : Van allegorisch naar echt-historisch en terug.
D e Leidse
Afb. 4.
studentenmaskerade
Ansichtkaart met betrekking tot de maskerade van 1910, 'Het Duel'.
gen v a n de historische inspiratie z i c h laat illustreren aan de h a n d v a n de i n z e n d i n g van het voorstel ' D e intocht van N o a c h i n de A r k ' . H e t absoluut dieptepunt werd bereikt i n 1895 met een percentage van deelnemende studenten van net vijftien procent, een duidelijk signaal van het verloren gaan van de eenheid b i n n e n het C o r p s . E r is sprake van toenemende kritiek op de maskerade - de A l m a n a k spreekt zelfs van 'laster' - en de student C . van V o l lenhoven verklaarde aan de vooravond ervan dat 'de maskerade losgemaakt moet worden van het corps.' ' Z i j is i n onzen tijd óf het gros der corpsleden te machtig, óf m i n d e r luisterrijk d a n voorheen. O m deze redenen dunkt het mij gewenscht dat het corps zich niet wederom met dit dure prachtvertoon bezware.'
17
Deelnemers aan de maskerade in percenten 1825
31,4%
1860
31,5%
1890
23,0%
1835
36,6%
1865
35,4%
1895
15,1%
1840
44,5%
1870
30,7%
1900
25,7%
1845
30,7%
1875
34,1%
1905
21,3%
1850
58,6%
1880
23,6%
1910
21,3%
1855
38,1%
1885
25,7%
D e oplossing die gevonden werd, was precies omgekeerd aan het advies v a n V a n Vollenhoven. E r k a n niet anders d a n een verband geconstateerd worden tussen de toenemende kritiek op de maskerade en de toenemende professionalisering ervan, de toenemende weelderigheid ook van de uitvoering, b i n n e n het C o r p s dat daardoor aan de grootste interne spanning blootgesteld k w a m te staan. D i e kritiek geeft ook de sociale dimensie v a n het fenomeen aan. D i e kritiek k w a m zowel v a n links als van rechts. I n De Gids van m e i 1891 liet M r J . N . van H a l l z i c h w e i n i g sympathiek uit over 'de kostbare, weinig betekenende en w e i n i g afwisselen-
17 'Twee voorstellen', i n : Minerva 18 (1893/94) 294.
247
D e Leidse studentenmaskerade
de maskeraden' en De Kroniek van 1903 zei, bij m o n d e van H e n r i ë t t e R o l a n d H o l s t : ' D e grote menigte der Delftsche p r o l e t a r i ë r s gaapt kinderlijk eerbiedig al dit geschitter en geflonker aan, met donker ontzag misschien voor eene macht, die al wat hiertoe n o d i g was: k u n s t z i n , geleerdheid, arbeid verschafte: de macht van het g e l d . '
18
M a a r ook v a n b i n n e n u i t w e r d de
legitimiteit v a n de maskerade aangevochten. Heftiger n o g d a n V a n Vollenhoven sprak L o dewijk van N i e r o p , i n Minerva van 27 september 1900: ' G i j steekt u i n pakjes van ver-voorbije tijden, ' n treffend zinnebeeld van u w verouderd standpunt. [...] G i j vergooit op é é n dag meer i n ijdelzuchtige verkwisting d a n de leeftocht v a n velen per m a a n d of langer bedraagt.'
19
O p m e r k e l i j k e geluiden als deze roepen de v r a a g op naar de sociale functie v a n de maskerade i n de tijd dat er n o g geen kritiek hoorbaar was en naar de oogmerken van de studenten met de maskerade, of liever, welke doelgroep h u n voor ogen stond als h u n toeschouwers. D e eerste doelgroep was m a a r al te duidelijk de universiteit. Bij m o n d e v a n de hoogleraar J.Clarisse, i n zijn Leerrede na de viering van het twee honderd en vijftigjaig bestaan der hooge School te Leyden, h a d deze z i c h uitgelaten over de pracht en de luister van de optocht v a n 1825: Z o o iets, dit Feest was er voor berekend, o m de eer onzer uitmuntende Jongelingschap u i t m u n t e n d door vlijt en vorderingen i n kennis en wetenschap, u i t m u n t e n d door beschaafdheid, goeden smaak en geregelde levenswijze, voor het oog des geheelen Volks, tot beschaming van ligtgeloovigheid o f kwaadwilligen laster, treffelijk te handhaven. [...] D i t Feest was er voor berekend, o m den b a n d tusschen Stad en A k a d e m i e , tusschen L e t teroefenende J e u g d en Leydens burgerij, tusschen Leermeesters en L e e r l i n g e n , tusschen Bezorgers en L e d e n der A k a d e m i e en de achtbare Stadsbestuurders en A m b t e n a r e n , - tusschen L e e r a r e n en Studenten dezer H o o g e School en die der overige Vaderlandsche geleerde Stichtingen, j a tusschen de Noordelijke en Zuidelijke deelen v a n geheel het K o n i n k r i j k der N e d e r l a n d e n , naauwer en naauwer toe te h a l e n .
20
N u was dat wel een beetje veel, m a a r wat de studenten eruit opgepikt k u n n e n hebben is dat de maskerade h u n de mogelijkheid b o o d de legitimatie v a n h u n organisatie door de universiteit te bewerkstelligen. M e e r d e r e m a l e n valt i n begeleidende publikaties bij de maskerade de tevredenheid te beluisteren over de perfecte organisatie, de smaakvolheid, m a a r vooral de ingetogenheid en de ernst v a n de maskerade, en het is ook op g r o n d v a n deze k e n m e r k e n dat professor R . M . J . de W a l , als rector i n 1850, zich laat ontvallen dat de maskerade van dat j a a r het bewijs v o r m d e v a n 'wat gij vereent vermoogt'. H e t z o u ook deze D e W a l zijn die tien j a a r later het C o r p s als vertegenwoordigend l i c h a a m van studenten erkent. J u i s t het uitblijven v a n groter gemeenschappelijk commitment bij de l u s t r u m v i e r i n g - zoals de frustratie van het streven o m tot een gezamenlijke eeuwfeestviering i n 1875 te k o m e n - gaf de bittere constatering i n : 'Stilzwijgend is daarmee te kennen gegeven dat de academie i n staat en v a n zins is, alleen en zonder m e d e w e r k i n g van onzen zijde, haar eer tegenover 't samengestroomd E u r o p a op te h o u d e n . '
21
M a a r Clarisse h a d een langer snaar geraakt, b u i t e n de m u r e n van academie en stad begon voor het studentencorps de natie. ' N a t i o n a l i t e i t moet altijd op den v o o r g r o n d staan', h a d 18 V a n H a l l geciteerd bij V a n Vollenhoven; H . R o l a n d Holst, ' O v e r feesten', De Kroniek, 25 j u l i 1903, 235. 19 L . van Nierop, ' E e n woord aan allen, die de maskeradefeesten te Leiden hebben gevierd', in: Minerva 25 (1900) 244, 245. 20 J . Clarisse, Leerrede (Leyden 1825) 6, 7. 21 W . van der V l u g t , 'Februari of Juni?', i n : Vox Studiosorum 1, 2 (1875) 4.
248
D e Leidse
studentenmaskerade
de maskeradecommissie van 1850 al gezegd, onder de toevoeging: 'en wel voornamelijk bij eene maskerade, die door de spes patriae gegeven w o r d t . '
22
D a t was ook de reden w a a r o m
sedert 1840 er de voorkeur aan werd gegeven een onderwerp te kiezen uit de eigen geschiedenis. M a a r dat was ook de g r o n d o m de doelgroep ervan zo breed mogelijk te kiezen. M e n maakte daarbij wel degelijk onderscheid tussen ingewijden en buitenstaanders. M a a r ook met die laatste categorie werd rekening gehouden. D e maskerade kan zelfs - ritueel te meer - beschreven worden als een beschavingsoffensief ten dienste van het nationaal belang, zoals ook het geval was met het doen herleven van de drie-oktoberfeesten door de studenten.
23
Het meest expliciet daarover is een a n o n i e m verschenen beschrijving van de maskerade van 1850, De 11de Junij 1850 binnen Leyden. Brief aan eenen vriend. D e z e maskerade wordt afgezet tegen de prouesse v a n het gemeen i n de b u u r t v a n schrijvers w o n i n g . ' D a a r geeft het zijne bespottelijke, lugubere, walgelijke voorstellingen, altijd met raauwe schorre kreten en het uitstoten van g e ï n a r t i c u l e e r d e k l a n k e n uit bezopen kelen.' M a a r d a n volgen nieuwe acteurs. E e n geheele d r o m gemaskerden doet zich op, en komt l a n g z a m e r h a n d i n het heldere licht der gazlantarens. H i e r is het Pierrot, die bij eenen m i s l u k t e n luchtsprong, met zijne partes posteriores i n den paardemest is teregt gekomen [...] G i n d s is het eene herderin, die uit den neus heeft gebloed [...] D a a r heeft eene T u r k i n [...] m a a r liever haren wijden pantalon geheel uitgetrokken, en cabrioleert n u i n een onderrokje [...] A r l e k i j n deelt ferme klappen uit; doch krijgt die, i n duchtige schoppen verwandeld, met woeker terug, terwijl C o l o m b i n e hare schoenen en een gedeelte van haar jakje heeft verloren, en n u het feest verder op hare kousen en i n h e m d s m o u w e n v o l g t .
24
B r u l l e n d , z u i p e n d en vechtend begint het volk aan zijn eigen lente. E n w a a r o m blijft het i n de nacht n a de maskerade zo rustig? D o o r 'niets anders d a n de weldadige i n d r u k , welke de waardige vertooning op allen heeft gemaakt.' M e t oogen en m o n d e n , grandements ouverts, stonden allen te kijken. D e l u i d r u c h t i g e n zelfs waren gesuperdiaboliseerd. Z o o iets hadden zij n o g nooit gezien; zoo iets was n i m m e r in hunne gedachten opgekomen: sprakeloos stonden zij daar, en k w a m er al een geluid over hunne l i p p e n , d a n was het een uit het hart opgeweld gejuich ter eere van h e n die h u n dat ongekend genot h a d verschaft.
25
H e t was ook de commissie van deze maskerade die zich gewacht h a d voor 'eene luxe die al te heterogeen is, d a n dat zij met de tegenwoordigen toestand van L e y d e n , zonder een al te scherp contrast te m a k e n , zouden k u n n e n verbonden w o r d e n . '
26
L a t e r k w a m de gift aan de
a r m e n i n z w a n g en deze neemt dan de functie van de eenvoud waar. Z o d r a gesproken wordt deze gift af te schaffen, i n 1899, schrijft een l i d v a n de maskeradecommissie: ' 't volk v a n L e i den, dat zooveel geld i n een oogenblik ziet voorbijtrekken en verder een week l a n g brassend tegenkomt, m a g wel iets aan die overdaad meegenieten. D o e n we dat niet, d a n worden we
22 Geschiedkundige aanteekeningen omtrent Frederik Hendrik zijnen tijd (Leyden 1850) 6. 23 Zie: W . Otterspeer en M . F. Ie Coultre, 'Studenten en 3 oktober', i n : Leiden, eeuwigfeest. R e d . I.W. L . M o e r m a n en R . C . J . van M a a n e n (Leiden 1986) 27-35. 24 De 11de Junij 1850 binnen Leyden. Brief aan eenen vriend (Leyden 1850) 6-8. 25 Ibidem, 50. 26 Zie: Geschiedkundige aanteekeningen omtrent Frederik Hendrik zijnen tijd, 5.
249
D e L e i d s e studentenmaskerade
Afb. 5. nora'.
Ansichtkaart met betrekking tot de maskerade van 1910, met de openluchtvertoning 'Alia-
malcontentenkweekers.'
27
D e ingewijden echter, doelgroep bij uitstek, k w a m e n uit de burgerij. Z i j h a d d e n het juiste begrip van de maskerade, voor hen werden de historische toelichting geschreven en de maskeradealbums gedrukt, voor h e n werden de m o n s t e r i n g en tentoonstelling van kostuumontwerpen georganiseerd. Z i j verschenen op de Cour, op de Vaux-hall en het b a l , en zij deden iets terug. V a n a f 1850 werd het zogenaamde 'Contrafeest' georganiseerd, dat door de burgerij aan de studenten werd aangeboden. D e hoogste regionen van de burgerij gingen tevens over tot het uitnodigen v a n hoofd- en andere personen bij z i c h ten huize. M a a r het speciale van de burgerlijke reactie was vooral een duidelijk 'maskeradegedrag' en d a a r i n toont zich het sociale aspect v a n de maskerade het overtuigendst. I n Van de koele meren des doods schrijft V a n E e d e n over zo een specifieke wijze v a n gedragen: I n den volgenden z o m e r was er feest v a n studenten i n een academie-stad. H e d w i g was uitgenodigd dat bij te wonen. B i j verwanten v a n haar z o u zij gast zijn. B i j een groot, vrolijk gezin i n een groot, ouderwets huis te L e i d e n . H e t was een week v o l b e k o r i n g en v o l somberheid afwisselend. B e k o r e n d voor haar i n hoge mate was het feestelijke dat stad en mensen gans te verlichten scheen. Z i j kende de stad niet, en het scheen haar of het er altijd moest zijn, zoals zij 't zag, toen ze i n k w a m . V l a g g e n a l o m en festoenen, en bereidselen voor verlichting en getimmerten o m den stoet te k u n n e n zien. D e straten d r u k en de deuren en r a m e n der h u i z e n open, met groene planten en b l o e m e n i n huis en feestelijk geklede mensen. O v e r a l gastvrijheid en welvoorziene tafels. M e n k o n m a a r meegaan met v r i e n d e n i n h u i z e n van vreemden, m e n was w e l k o m als feestgenoot en werd onthaald, alle u r e n des daags. D e vlaggen bleven dag en nacht uitgestoken, 's M o r g e n s vroeg al, dat was het heerlijkst, als de mensen anders saai naar werk of school gingen, d a n begon reeds het feestelijke, het bij elkander i n l o p e n en p l a n n e n beramen, d a n zag m e n overal
27 H.A.G. Obreen, brief 13-10-1899. Archief van de Commissie voor de maskerade van 1900. Archief LSV M i nerva.
De Leidse studentenmaskerade
wijn en gebak, en met bloemen versierde kamers en mensen. De morgenzon scheen in de volle, gezellige kleine stadsstraten vol sparregroen en kleurige papierlantaarns. Alle mensen schenen vrolijk en lachlustig en verbroederden door de gemeenschappelijke vreugde. 28
Het was precies dit aspect van grote wederzijdse verbondenheid dat de maskerade tot zo een geslaagd fenomeen maakte. E n met de toenemende opdroging van de historische inspiratie, met de toenemende stilering trad ook, vanaf de jaren negentig de toenemende verwijdering in van juist de burgerij. Het meest drastisch zou dit tot uiting komen in de kosten die deelname en bijwoning van de evenementen met zich meebrachten. Maar dit waren toch vooral de gevolgen van andere factoren, als professionalisering en privatisering. Om met de professionalisering te beginnen. Met het versterken van het toneelaspect van de maskerade had de professionele regisseur of manager zijn intrede gedaan, eerst voorzichtig, in 1900, met Jan O de Vos, maar al in 1905 in al zijn doortastendheid met Molkenboer. Deze had verklaard de maskerade wel te willen ensceneren, mits 'gebroken werd met het oude amateurs-systeem', 'allen op hun eigen onkundig houtje'. 'De machtigste indruk,' zo hield Molkenboer fier staande, 'geeft een feest dat tot in zijn geringste details de spooren draagt van een kundige en berekende leiding.' Zoals te doen gebruikelijk had de maskeradecommissie zich vergewist van professorale steun, ditmaal van de kunsthistoricus Wilhelm Martin, die net (1907) als professor aangetreden was. Deze had de commissie ter zijde gestaan bij de keus van het onderwerp (in zijn ogen was het tijdperk van Frederik Hendrik een 'gezonde' tijd) en hij kwam ook met de suggestie van een manifestator. Eerst had hij Derkinderen gepolst, daarna Van Konijnenburg, om ten slotte bij Henricus uit te komen. Achter deze 'Henricus' gaat de Haagse kunstenaar Henricus Jansen (1867-1921) schuil, een kunstenaar die in zijn jeugd, in Parijs, in contact gekomen was met figuren als Toulouse Lautrec en Verlaine en er de opkomst van het symbolisme had meegemaakt. Terug in Nederland onderhield hij betrekkingen met onder anderen Bauer, Boutens, Van Eeden, Van Konijnenburg en Toorop. In het kielzog van Molkenboer opererend, had hij de Delftse maskerade van 1908, 'De intocht van Lorenzo de Medici op 7 februari 1840 binnen Florence na de grote vrede van Napels' vormgegeven. In hun verslag van de Lustrumfeesten nam de Delftse commissie een niet mis te verstane opmerking op: 'De hoge kunsteischen die Henricus stelde, zonder enig begrip voor kosten te hebben, maakten dat veel te dure stoffen genomen werden, dat veel werk veel te mooi gebeurde.' Te Leiden kon hij zijn prachtliefde volledig botvieren. De duurste stoffen uit Parijs waren niet goed genoeg, degens met imitatiestenen werden teruggestuurd als 'de trés mauvais goüt' en een lederwarenleverancier krij gt de dampen aangebracht door de eis van vijf leerkwaliteiten en vierenvijftig kleuren voor laarzen zo nauwsluitend, dat ze alleen met glijmiddel waren aan te doen. Maar in die voorkeur voor praal stond Henricus bepaald niet alleen. De organiserende commissie had een ingezonden plan met Willem van Oranje als centrale figuur afgewezen onder andere omdat 'de betrekkelijke soberheid van de costumes' een bezwaar vormde. 'De goedkopere rollen en ook de anonymi zouden in costumes optreden die door 29
30
28 F. van Eeden, Van de koele meeren des doods (Amsterdam, 15e dr.) 97, 98. 29 Zie: Antoon Molkenboer, ontwerpen voor muziek en toneel, 1895-1917. Tentoonstelling Haags Gemeentemuseum (Den H a a g 1983). 30 Verslag van de Lustrumfeesten 1908. Archief Delftsch Studenten Corps / 607, 90. 251
D e Leidse
studentenmaskerade
de 3 October- en andere optochten een zekere mate van banaliteit hebben verkregen.' M e n was wat dat betreft gemakkelijk bereid het met het historisch geweten op een akkoordje te gooien. D e 'belangrijke vraag: i n welk k o s t u u m F r e d e r i k H e n d r i k i n de stoet z o u verschijnen' leverde de volgende deliberatie op: ' M e n was het vrij algemeen eens, dat een harnas, hoewel kostbaar, het schitterendst effect z o u m a k e n . W e l bracht de heer Bosch bezwaren i n het m i d d e n van historischen aard, als z o u een harnas i n deze specifieke inkomst wellicht niet op zijn plaats zijn, doch ook n u moest 't staal op zijde w i n n e n en gaarne gaf d a n ook de heer Bosch aan de prachtliefde der commissie toe.'
31
Evenals de professionalisering h a d de privatisering het effect v a n een sterke stijging van de kosten en evenals deze k w a m ze voort uit de versterking van het toneelaspect. V o o r 'cour' en andere onderdelen v a n de maskeradeweek was het uitzonderlijk kostbare feestgebouw i n zwang gekomen en voor de opvoering v a n ' A l i a n o r a ' i n 1910 moest zelfs een volledige s c è n e gebouwd worden. H e t effect ervan was, dat een belangrijk deel van de maskeradeweek z i c h a f g i n g spelen b i n n e n afgebakende perken, achter m u r e n of op een bepaald, slechts voor genodigden of betalenden toegankelijk terrein. V o o r a l de o p m e r k i n g over het hinderlijk opd r i n g e r i g publiek bij de Cour v a n F r e d e r i k H e n d r i k en de afwezigheid ervan bij het concours hippique spreekt boekdelen. E n ' A l i a n o r a ' mocht d a n toegankelijk zijn voor een publiek van wel vierentwintighonderd toeschouwers, die moesten d a n toch bereid zijn o m 'de zeer hooge toegangsprijzen' zoals ze ook i n de pers genoemd werden te betalen: ƒ 1 5 , - / 1 2 , 5 0 , ƒ 1 0 en ƒ 7 , 5 0 . H o e z e e r de maskeradecommissie van 1910 z i c h h a d afgewend van de burgerlijkliberale toon w a a r i n voorgangers meestal hadden geopereerd blijkt uit het beeld dat ab-actis en schrijver van de historische i n l e i d i n g F. D . K . Bosch van F r e d e r i k H e n d r i k en zijn tijd oproept. H i j laat de magistraten, de Staten der p r o v i n c i ë n en de Staten-Generaal voor Freder i k H e n d r i k i n het stof liggen. I n wellustige kleuren schildert hij de h o f h o u d i n g te D e n H a a g , die deze stad 'het aanzien van een residentie' verleende en met de ' v o o r n a a m h e i d en r i j k d o m de buitenlandsche hoven naar de oogen' stak. D e beau-monde en haar pantoffelparade op het V o o r h o u t brengen h e m i n vervoering, 'dat m e n het i n deze o m g e v i n g met den strengen C a l vinistischen m o r a a l op een accoordje gooide, behoeft nauwelijks v e r m e l d ' en het ware h e m toch vooral v e r g u n d enige staaltjes 'uit het leven der Haagsche j o n g e l u i aan te halen', als bewijs 'hoe gemoedelijk het te onzent inzake rechtsvervolging toeging en welke d i n g e n de 32
zoontjes van de bevoorrechte klasse z i c h k o n d e n permitteeren.' D e z e en andere voorkeuren m a k e n de historische i n l e i d i n g , voorheen bedoeld o m de burgerij i n het spel van de maskerade te betrekken, tot w e i n i g anders d a n een n a u w v e r h u l d p l e i d o o i tot herinvoering v a n de studentenprivileges van 16e-eeuwse snit. D a t m e n dit soort idealen overigens niet i n het louter schelle licht van de anachronistische afkeur hoeft te bezien, bewijst de figuur van de hoofdrolspeler, W . F. T r o m p Meesters. D e z e schatrijke student die de hoofdrol niet gezocht h a d (en ook i n eerste instantie h a d afgewezen) n a m h e m ten slotte uit plichtsbesef op zich en heeft die uiteindelijk met zijn gezondheid moeten bekopen. Toch k a n m e n juist bij een evenwichtige en bescheiden student als T r o m p Meesters het m o m e n t a a n deformatie-effect van de maskerade het beste waarnemen: hij ergerde z i c h er n a de maskerade over, dat Haagse voetgangers, h e m tegemoet k o m e n d , niet voor h e m uitweken! C l u b , C o r p s , oudleden, dat is de trits w a a r i n ook T r o m p Meesters i n
31 Notulen van de Maskeradecommissie 14 October 1909. Archief L S V M i n e r v a . 32 F . D . K . Bosch, De Blyde Incomste binnen Amsterdam van syne hoogheyt Frederick Hendrick den 20sten van bloeymaant van den jare 1642 (Leiden 1910) 8-25.
2.52
De Leidse studentenmaskerade
Afb. 6. Ansichtkaart met betrekking tot de maskerade van 1910, met Henriëtte M a r i a , K o ningin van Engeland en Frederik Hendrik.
zijn rol als eerste dacht (zie bijlage, brief C.J. Tromp Meesters). De maskerades die op het breukvlak van de eeuw werden gehouden zochten nadrukkelijk een totaal andere groep te vermaken, een veel kleiner, congenialer groep: die van de oudleden, van de reünisten. Bij de discussie over het teruglopend corpslidmaatschap, naar aanleiding van het 'Rapport Van Vollenhoven' uit 1906, merkt de student Vlielander Hein, bij de behandeling ervan door de Corpsvergadering op: 'Ik voor mij heb liever een klein Corps, mèt een feesttent [...] We kunnen natuurlijk wel maskerade houden; daar hebben we de straat voor, maar wat doe je gedurende de geheele lustrumweek? Alles maar in de Gehoorzaal? We moeten niet vergeten dat het Corps er ook is voor de Reünisten; die moeten we toch kunnen ontvangen.' Bij de belangrijkste rede die de Praeses Collegii in de lustrumweek hield, die tot de reünisten, greep de praeses van 1910, Michiels van Verduynen, de gelegenheid aan om het zelfgezochte isolement te beklemtonen en het rumoer van kritiek op ontgroenpraktijken en maskeradeuitgaven buiten de muren van de Corpshallen te houden: 33
Juist door dat meer gemakkelijke verkeer met de buitenwereld, hebben ook buitenstaanders, en dikwijls maar al te eenzijdig voorgelicht, gemeend oude instellingen van ons Corps te moeten critiseren, zonder hare geschiedenis, zonder hare beteekenis te kennen. Zoo zullen in de afgelopen dagen u dienaangaande berichten ter oore zijn gekomen, die u eerst met verwondering zullen hebben vervuld, maar die met het rumor crescit eundo 33 Notulen Corpsvergadering 4 Februari 1907. Notulenboek 1907-1914. Archief LSV M i n e r v a .
253
D e Leidse
studentenmaskerade
zulke afmetingen aannamen, dat ook gy een oogenblik aan ons corps zult hebben getwijfeld. D a n k b a a r ben i k voor uwe aanwezigheid, daar i k hier de plechtige verzekering k a n en moet afleggen, dat i n de afgelopen j a r e n wij ons de m i s b r u i k e n niet bewust zijn geweest, die ons C o r p s worden aangewreven.
34
W a t het C o r p s i n h i e l d stond niet langer ter discretie van de universiteit, veel m i n d e r n o g van de burgerij, de definitie werd voortaan overgelaten aan ' i n w i e r hart hij slechts den uitleg van dat onverklaarbaar wezen zal v i n d e n , die medeleeft i n het leven van het Corps.' D e z e mentale omslag kreeg zijn m a t e r i ë l e vertaling i n de voor de maskeradeweek gemaakte kosten en de daardoor beinvloede contributies van het C o r p s l i d m a a t s c h a p . W i e voor ogen neemt dat T r o m p Meesters alleen aan outfit een bedrag v a n over de ƒ 6 0 0 0 , kwijt was, dat het feestgebouw r u i m ƒ 18.000,- kostte en de opvoering v a n ' A l i a n o r a ' r u i m ƒ 4 0 . 0 0 0 , - kan zelfs zonder vergelijking met voorgaande optochten i n z i e n dat het hier o m buitengewoon grote bedragen gaat. Wat de i n d i v i d u e l e deelnemers betreft: m e e r m a l e n waren ze door Bosch i n de Minerva van 18 december 1909 toegesproken, dat het o m niet zoveel geld ging: ' D e som, welke gij voor dit costuum zult hebben neer te tellen, z a l niet meer bedragen dan ƒ 1 1 0 , - a ƒ 1 2 0 , - , dewelke n o g door teruggave aan onze costumier tot op ƒ 5 0 , - a ƒ 6 0 , - k a n v e r m i n d e r d worden.' G e m i d d e l d z o u dit het vijf- a tienvoudige daarvan bedragen. M a a r de g e ï n f l a t e e r d e kosten v a n de maskerade d r u k t e n niet alleen op de i n d i v i duele deelnemer, ze deden dat ook op het C o r p s als geheel. A l s belangrijkste reden van de ' V e r m i n d e r d e toevloed tot het L e i d s c h Studenten C o r p s en wat daartegen te doen' - rapport van de commissie V a n Vollenhoven van 21 november 1906 - gold de duurte van het corpslidmaatschap. E n deze werd hoofdzakelijk gemeten aan 'de hooge stortingen i n de vijfj aarlij ksche feestkas, voornamelijk benoodigd voor de dure feesttent.' D e contributie voor het C o r p s bedroeg r o n d ƒ 2 0 , - terwijl die van het concurrerende 'Pergo et P e r a g o ' ƒ 2 , was. O o k het ' R a p p o r t van de C o m m i s s i e tot B e z u i n i g i n g der L u s t r u m v i e r i n g ' v a n 1912, ingesteld n a de rampzalige gang v a n zaken bij de maskerade van 1910, die op een gigantische begroting van ƒ 127.000,- een tekort van ƒ 12.000,- opleverde - een tekort dat grotendeels door T r o m p Meesters werd aangezuiverd - zocht i n deze r i c h t i n g . D e commissie begreep 'dat de aard van het Feestgebouw en de persoonlijke onkosten der deelnemers voor hunne kostuums, de voornaamste punten v a n overweging moesten zijn.' O o k deze commissie stond sterk onder de invloed van V a n Vollenhoven en stelde z i c h voor: 'een luisterrijke maskerade, gewijd aan het onverdeeld genoegen van alle leden en r e ü n i s t e n en niet gegeven als een feestweek voor het publiek, een maskerade met veel ver toon, met billijke kostuums, met w e i n i g 35
a n o n y m i , geheel gevierd door het C o r p s en aldus geworden een waar Studentenfeest? W a a r de commissie een halt w i l d e toeroepen aan de stijging v a n de kosten, voelde ze blijkbaar geen behoefte o m het isolement w a a r i n het C o r p s z i c h sociaal gemanoeuvreerd had te doorbreken. D e reactie van het C o r p s op deze rapporten gaf ook geen blijk ervan de a a n l e i d i n g ertoe als onrustbarend te zien. Inzake het rapport v a n de commissie V a n Vollenhoven van 1906 h a d de Praeses C o l l e g i i reeds kort de m e n i n g van het C o l l e g i u m weergegeven:
34 Gedenkboek Maskerade, 5, 6. 35 Rapport van de Commissie tot Bezuiniging der Lustrumviering (Leiden 1912) 1.
254
De Leidse studentenmaskerade
Toen het Collegium in Oktober jl. den stoot gaf tot de vorming van de meergemelde Commissie, waren het vooral twee punten die het hiertoe brachten, namelijk ten eerste de jaarlijkse achteruitgang der novitii en ten tweede de voortdurende stijging van het aantal aankomenden in Leiden. Het Collegium wilde weten of deze verschijnselen waren van toevalligen, voorbijgaanden aard, dan wel als ziekteverschijnselen waaraan onze vereeniging laboreerde [...] Als zijne meening wil het Collegium voorop stellen, dat het vóór alles de oude tradities en mores van ons Corps wil handhaven en verdedigen. Uit en door zichzelf is het Corps conservatief. Toch is 't misschien wenschelijk het aantal te vergrooten, als dit kan met handhaving van het Corps zooals het is. 36
Het was in deze vergadering dat de student Vlielander Hein een overheersende rol in het debat speelde en daarmee zijn 'schrik aan de Reünisten, die, als ze hier weer eens kwamen kijken, weinig of niets van hun oude Corps zouden terugvinden.' Ten aanzien van de verlaging van de corpscontributie betoonde die vergadering zich ook sceptisch, zeker waar het bij groter sociëteitsbezoek een verhoging van de kroegomzet voorgeschoteld kreeg. De praeses 'noemt cijfers van verteringen van niet-corpsleden en meent dat hunne zoo geringe verteringen er toe leiden om deze toevloed van non-valeurs op de sociëteit niet wenschelijk te vinden.' Ook het debat vier jaar later, over het debacle van de maskerade van 1910 leverde weinig anders op dan geharrewar over een gedeeltelijke dechargering van de penningmeester en de wens van student Van Eecke een archief van het commissiemateriaal aan te leggen 'waarin zij aan het nageslacht kunnen aanwijzen, ter leering van dat nageslacht, de klippen waarop hun zilvervloot heeft schipbreuk geleden.' Ten aanzien van het Rapport van 1912 is vervolgens de abdicatie vrijwel volledig. De Praeses stelt ten aanzien van het maskeradefenomeen te Leiden vast: a) Er is een hoogtepunt bereikt. Een groter kunstgenot zal steeds onmogelijk zijn omdat de omgeving dat belet, b) Men raakt van lieverlede uitgeput in de keuze van de onderwerpen, c) Iedere feestvierende vereeniging houdt tegenwoordig een optocht. De Eerste Wereldoorlog zal verdere gedachtenwisseling over het onderwerp overbodig maken. Te Leiden eindigt, voor wat deze studie betreft, alles met Van Vollenhoven. In 1895 had hij zich al tegen de ontwikkeling die de maskerade nam teweer gesteld. Profetisch had hij toen al geschreven: Wanneer inderdaad de corpsvergadering er toe wilde besluiten geen cor/wmaskerade te houden in '95, zou dit niet het onschuldig gevolg hebben, dat wie anders stellig zouden meedoen nu zelve de regeling op zich zouden nemen, maar veeleer dit andere heel wat bedenkelijker resultaat, dat een betrekkelijk kleine groep van studenten-naar-voorvaderlijken-trant, uit diepe minachting voor het zoozeer verbasterde corps, het besluit zou nemen om "onder ons" met uitsluiting van al die halfslachtige jammerlingen die niet recht weten of ze wel verklaarde voorstanders zijn, een maskeradetje te houden, luisterrijker
36 Notulen Corpsvergadering 4 Februari 1907. Archief LSV M i n e r v a .
255
De Leidse studentenmaskerade
Afb. 7. Ansichtkaart met betrekking tot de maskerade van 1910, met de woning van Frederik Hendrik.
zoo mogelijk dan ooit te voren, maar dat daarbij een eerste aanleiding zou wezen tot de vorming van een corps in het corps en aldus de zoo nodige eendracht in levensgevaar zou brengen. Dat besluit bleek niet nodig om het gevaar dat Van Vollenhoven zag werkelijkheid te doen worden. Tien jaar later zou de inmiddels professor geworden student de verminderde toevloed tot het Corps aan deze gang van zaken wijten en proberen via zijn rapport tot redres te geraken. 'Zwakte en tweedracht', zo stelde hij toen, 'van studenten corporaties is tot schade van beide partijen, maar vooral van de akademie zelf.' Zijn stem zou die van een roepende in de woestijn zijn. Pas het debacle van de daaropvolgende maskerade en meer nog, de cesuur van de Eerste Wereldoorlog, waren ervoor nodig de splijtzwam die de maskerade binnen het studentencorps was geworden, te ruimen.
Bijlage: brief C.J. Tromp Meesters. Van een historicus mag men verwachten, dat hij een zo objectief mogelijk beeld tracht te schetsen van de gebeurtenis uit het verleden, die hij beschrijft en uit de amalgamatie van de diverse door hem geraadpleegde bronnen dient dan tenslotte - ja eigenlijk - een soort fotografisch beeld op te rijzen. Van mij persoonlijk, zoon en derde kind van de voormalige hoofdpersoon dient U echter beslist geen objectieve beschouwing ten aanzien van de leidse maskerade van 1910 te ver256
D e Leidse studentenmaskerade
wachten, doch slechts de weergave van de subjectieve m e n i n g van wijlen m i j n vader hierover, zoals deze op mij overgekomen is tot m i j n 22e jaar, te weten j a n u a r i 1944, de m a a n d w a a r i n m i j n vader overleed aan een maagoperatie, tengevolge van een maagzweer, die hij m i n of meer heeft opgelopen tijdens zijn studententijd tengevolge onder meer van de buitensporige en lange feestgelagen. E n ik moet U reeds bij voorbaat waarschuwen, dat deze subjectieve m e n i n g overwegend negatief was. T i j d e n s zijn leven sprak m i j n vader, i n geestelijk en theologisch opzicht zeer verdraagzaam, antiracist, jurist met een brillant verstand en buitengewoon eerlijk, zelden over de maskerade en d a n n o g slechts i n de v o r m van anecdotes. Typerend v o n d i k zijn o p m e r k i n g , dat hij als student, wandelende i n D e n H a a g n a de geh o u d e n maskerade, z i c h ergerde aan het feit, dat de h e m tegemoetkomende voetgangers niet voor h e m uitweken op het trottoir en h e m niet met een b o o g v i a de straat w i l d e n passeren. D i t incident was typerend voor de n e i g i n g tot hoogmoedswaanzin, waaraan - meen ik de hoofdpersoon H a l b e r t s m a uit 1905 te gronde is gegaan. M i j n vader is de verleiding o m 'nicht' tegen de k o n i n g i n te zeggen bespaard gebleven wegens de hofrouw i n 1910 wegens het overlijden van de Prinses von W i e d , m a a r ik ben ervan overtuigd, dat hij dat nooit z o u hebben gezegd of ten onrechte familiair was geworden met een l i d van het toenmalige K o ninklijke H u i s : daar was hijzelf veel te nuchter en eenvoudig voor (en is dat gebleven n a 1910, hoewel hij als directeur van de N e d . H a n d e l - M i j te A r n h e m is g e ë i n d i g d ) . M a a r ook m i j n vader is - zij het indirect - aan de maskerade 1910 gesuccombeerd. Z i j n toch al zwakke m a a g was blijkbaar niet bestand tegen de inspanningen en de enorme lange diners en zijn hele leven l a n g heeft hij op dieet moeten leven en tenslotte werd hij geveld i n combinatie met het onder meer door h e m ondervonden grote onrecht tijdens de duitse bezetting. Z i j n r o l als F r e d e r i k H e n d r i k was mij zo onbekend, dat pas op het g y m n a s i u m tijdens de geschiedenisles deze n a a m mij iets begon te zeggen: hoe hij zijn r o l als Frederik H e n d r i k zag is mij volslagen onbekend! E e n familie-archief bestaat niet (en heeft trouwens n i m m e r bestaan) en evenmin zijn mij archivalia bekend, die U zoudt k u n n e n raadplegen. E n daarbij komt d a n nog, dat de meeste i n de maskerade optredende personen of allen zijn overleden, of te o u d zijn o m n o g tot een betrouwbaar verslag te k o m e n . W e l was het zo, en dat is dan een der weinige positieve punten, dat de oudere m i d d e n s t a n d te L e i d e n i n de winkels, waar ik i n 1946, '47 en '48 boodschappen deed en die wisten, dat ik een zoon van 'Frederik H e n d r i k ' was, soms tegen me zeiden: ' A c h , M e n e e r , die optocht was een sprookje i n 1910; dat komt nooit meer terug.' E n d a n de anecdotes: ' K a m e r l i n g h Onnes', een clubgenoot van m i j n vader, was, meen ik, quaestor van de lustrumcommissie, doch l a n g zo brillant niet als diens vader, de prof, 'die het h e l i u m u i t v o n d ' en waarover de Leidse courant een headline produceerde: ' H e t hel i u m bleek m a a r h a l v i u m te zijn', toen de eerste proeven m i s l u k t waren. Ik meen, dat het deficit n a de maskerade ca. een ton bedroeg, een astronomisch hoog bedrag destijds, dat - meen i k - grotendeels is aangezuiverd door m i j n grootouders, die reeds i n 1910 millionairs waren. M a a r wat wilt U ? D e organisatie - althans van de zijde der studenten - was chaotisch: het was m i j n vader bekend, dat bijvoorbeeld hele commissies, die uitgezonden werden naar Brussel o m 'kostbaar kantwerk' i n te kopen, helemaal niet meer terugkwamen: het 'maskerade'geld verdween en werd verzopen i n de Belgische bordelen. 257
De Leidse studentenmaskerade
En dan een 'Droogleever Fortuyn', een andere clubgenoot, die er immer zo prat op ging, dat hij zich altijd waste als student. Fortuyn was belast met het beheer en verzamelen van de 'Henricus' tekeningen; maar toen deze plotseling vóór de maskerade volslagen onvindbaar bleken en bleven, drong mijn vader de studentenkamer van Fortuyn binnen en... trof na enig zoeken de vermiste tekeningen aan op de bodem van het bad, het droge bad in de badkamer, die al sinds anderhalve maand niet was gebruikt! En dan nog de 'schrijnende wond' met betrekking tot de keuze van de vrouwelijke hoofdpersoon, Mej. v.d. Vlugt, volgens mijn vader een volledige mislukking, die niets van haar rol begreep, ja een aanfluiting was voor de ega van Frederik Hendrik. Ze was een 'Professors dochter' en naar voren geschoven - tegen de uitdrukkelijke wens van het studentencorps in, 'want de professorenstand moest aan zijn trekken komen.' Wellicht ook wel als tegenwicht tegen al te veel invloed van de steenrijke corpsstudenten. (Praeses van de club van mijn vader was 'Edgar' Michiels van Verduynen, die tijdens de bezetting te London Minister zonder Portefeuille was onder het Kabinet Gerbrandy.) Deze briefis geen 'euforie' ten aanzien van de maskerade, want dan zou ik mijn overleden vader onrecht aandoen; zij kan evenmin een licht werpen op de idealen, die mijn vader in de optocht verwezenlijkt zag en die hij trouwens in het geheel niet koesterde; hij had - dag en nacht - 'drie rappen op stal' en elke avond weer het zoveelste diner. Tezelfder tijd zat een slechts één jaar oudere man dan mijn vader als stenograaf in de Kamer, doch die waarschijnlijk méér dacht aan de arme, eenvoudige nederlandse bevolking dan aan de 'Heren Studenten te Leiden'. Dat is een merkwaardige opmerking van iemand zoals ik, die zelf altijd rechts gestemd heeft, doch thans geniet van zijn AOW! Maar vergeet ook weer niet, dat mijn steenrijke grootouders in Steenwijk ontzaggelijk veel aan het begin van deze eeuw voor diezelfde arme bevolking heeft gedaan (het schenken van een HBS, een 'wijkverpleging', het verlenen van talloze hypotheken, maar ook van 'geeflenen', geld dat nooit meer terug kwam.) Hetgeen mijn grootouders destijds deden, is later - vooral na de eerste en daarna na de tweede oorlog overgenomen door de staat. Misschien dient men ook de maskerade van 1910 in dat licht te beschouwen: één der laatste optochten, welke geheel door particulieren werd gefinancierd en die thans slechts mogelijk zijn door het verlenen van staatssubsidies en dergelijke. Ook een gebeurtenis, waaraan nog niet werd deelgenomen door de film, TV of andere media. In dat opzicht kan men wellicht van een 'apotheose' spreken, namelijk afkomstig van het particuliere financiële initiatief. En uiteraard in de hand gewerkt wegens het opbieden tegen 'die stad achter Woerden': wat dachten die provincialen van de P H R M wel!! Tot slot nog het volgende: Mijn vader was tijdens zijn leven enorm bemind door zijn medeclubgenoten en jaargenoten; dikwijls kwam vóór de tweede wereldoorlog practisch de gehele club bij ons thuis in Zutphen op bezoek en hij sloeg bijna geen Leidse dies over. De Duitse inval in 1940 heeft hem zwaar aangegrepen, maar gelukkig heeft hem het openlijke vlammende protest van Prof. Cleveringa in 1940 - die het voor zijn joodse collega Meijers opnam - moed gegeven. De bevrijding heeft hij helaas niet meer mogen beleven in 1945: een van zijn laatste woorden op zijn sterfbed januari 1944 waren: 'Hoever zijn de geallieerde troepen bij Anzio (Italië) gevorderd?' (Corné J. Tromp Meesters)
258