DE LEIDSE MONUMENTEN DE
VERANDERING
IN
HET STADSBEELD JAAR
GEDURENDE
HET
Ofschoon door het onvermoeid streven van de Oudheidkundige verenigingen in ons land en zeker niet in de laatste plaats van de Vereniging Oud-Leiden, onze in brede kring de belangstelling hebben verworven, waarop zij door hun kunst- en historische waarde recht hebben, valt niet te ontkennen, dat aan het onderhoud daarvan niet altijd de vereiste zorg wordt besteed. Tal van monumenten verkeren hierdoor in deplorabele toestand, hetgeen bij een behoorlijk en vooral, regelmatig uitgevoerd onderhoud voorkomen had kunnen worden. Wie hieraan aandacht schenkt komt tot ontstellende ontdekkingen. Afgezien van de openbare en kerkelijke gebouwen en enige imposante woonhuizen, wordt de monumentenlijst gevormd door een groot aantal kleinere panden, eigenaren meestal alleen in de uiterste noodzaak tot herstel overgaan. Dikwijls wordt bij zulk herstel naar een goedkope oplossing gezocht met als gevolg een vermindering van de historische waarde. Als voorbeeld kan worden genoemd, het cementen van bouwvallig geworden muren, waarbij vaak fraaie stenen achter een grauwe pleisterlaag verdwijnen, het vernieuwen van schoorstenen, waarop als bekroning daarna lelijke schoorsteenpotjes, of zelfs asbest-cementbuizen worden geplaatst, het vervangen van eeuwenoude loodbekledingen in goten door het onbestendige zink enz. Dit verwijt treft niet uitsluitend ons voorgeslacht, doch ook het thans levende, temeer, omdat door betere voorlichting Zestiende vervolg. Bedoeld is de ,,Voorlopige lijst der Geschiedenis en Kunst”.
Monumenten van
en het onvermoeide streven van tal van deskundigen en wakkere verenigingen op oudheidkundig gebied over de nodige kennis wordt beschikt. Het resultaat van het onvoldoende onderhoud manifesteert zich uiteindelijk in vergevorderde bouwvalligheid. Dat zulke bouwvalligheid veelal samengaat met onze monumenten de goede niet te na gesproken is zeker geen toeval. Immers, gewone‘ bouwvallige panden worden zonder meer afgebroken of vervangen door iets anders. Monumenten evenwel kunnen niet zonder meer worden gesloopt. Hen treft daardoor soms een slechter lot : toenemend verval met uiteindelijk als gevolg een voor de bezitters onoverkomelijke uitgavenreeks. Gelukkig heeft de overheid bij zulke uitgaven vaak de helpende hand kunnen bieden, hetgeen echter niet altijd mogelijk is. De beschikbare geldmiddelen laten nl. helaas niet toe steeds te subsidiëren. De gevolgen hiervan blijven ook voor Leiden niet uit. Het aantal in ondernomen restauraties liep in vergelijking met andere jaren, sterk terug. Des te verheugender is het daarom te kunnen vermelden, dat enkele eigenaren van architectonisch belangrijke panden nochtans tot min of meer uitvoerig herstel overgingen. In het afgelopen jaar werd volledig gerestaureerd het eeneigendom van voudige woonhuisje mevrouw A. M. LEZWIJN-HOFFMANN (zie foto’s). De restauratie geschiedde vrijwel geheel voor eigen rekening. De Vereniging Oud-Leiden verleende een bijdrage hetgeen mogelijk was dank zij het feit, dat het Rijk aan deze Vereniging een bedrag ter beschikking stelde ten behoeve van het verbeteren van monumenten. De gevel van de Amsterdamsche Bank, 39 onderging een restauratie voor eigen rekening. Deze restauratie is thans nog niet geheel voltooid. Het inwendige van het gebouw werd ingrijpend gewijzigd. De gevel van het voorname pand 8 eigendom van de N.V. Nationale Levensverzekering-Bank te Rotterdam, werd eveneens voor eigen rekening op fraaie wijze gerestaureerd. De in zijn gevel aanwezige familiewapens Zie ook L.J. blz. Het voormalig Restaurant Maison Bruyns.
GROENHAZENGRACHT 5. hoek oude Varkensmarkt. De eeuwse ramen vorm. Het pothuis (een der laatsten !) kreeg weer dakpannen.
door de
eeuwse
werden opnieuw gepolychromeerd. Het interieur wordt aan een grondige verbouwing onderworpen, welke laatste werkzaamheden nog niet voltooid zijn. Geheel voltooid is de restauratie van het in het Loridanshofje, Oude Varkenmarkt I (zie foto). Tijdens de uitvoering van deze restauratie bleek, dat het vroegere zadeldak omstreeks het begin van deze eeuw is vervangen door het huidige platte dak, waarbij de lijstwerken niet stijlzuiver werden bewerkt. Volledig terugbrengen in de oude toestand moest om financiële redenen achterwege blijven. Door het verlenen van belangrijke overheidssubsidies kon deze aantrekkelijke overdekte gang, de bijzonderheid van dit hofje, behouden blijven. Verder werd het St 17, gerestaureerd, waarbij de woninkjes in passende stijl inwendig werden gemoderniseerd. De restauratie was mogelijk door een belangrijke bijdrage van overheidswege, toegekend ingevolge de voor woningverbetering en -splitsing”. De fraaie hardstenen dubbele pomp, daterend uit in het Middelstegracht 27, werd wegens bouwvalligheid gedemonteerd, vervolgens weder opgesteld en bedrijfsvaardig gemaakt (zie foto). Het herstel was mogelijk doordat de Vereniging Oud-Leiden het belangrijkste deel der kosten voor haar rekening nam. Het woonhuis 13, eigendom van de arts J. VAN DUYVENDIJK, werd inwendig en aan de achtergevel aan een beperkte restauratie onderworpen. Verwacht mag worden, dat de voorgevel, welke dringend herstel behoeft, binnen afzienbare tijd onderhanden wordt genomen. Van het gebouw van het Hoogheemraadschap van Rijnland, werden buitendaks enkele schoorstenen in de oude trant op fraaie wijze opnieuw opgemetseld. Door de Dienst der Gemeentewerken werd het uit 1858 daterende gegoten ijzeren hek rondom de fontein op de Vismarkt volledig hersteld. De fontein kon juist op 3 October, der traditie getrouw, weder in gebruik worden gesteld. Het bekende ter Donkersteeg eigendom van de familie Colenbrander, werd in beperkte mate gerestaureerd. In het herstel van het houten waterpoortje aan de zijde van de Stille Mare verleende de Vereniging Oud-Leiden een bij-
De gevel van de consistorie der Waalse Kerk, welke met een pleisterlaag was bedekt, vertoonde tekenen van verval. Na gepleegd overleg vond voor gezamenlijke rekening van de Vereniging Oud-Leiden en het Kerkbestuur een onderzoek plaats naar hetgeen zich achter de pleisterlaag bevindt. Aanvankelijk vertoonde de linkerhelft het beeld van een massieve, grove, gevel met geprofileerde zandstenen deuromhjsting. Merkwaardig zijn de op enkele zandsteenstukken. Het deel vertoonde een volkomen ander beeld. Hier bleek een afzonderlijke halfsteens-voormuur te zijn aangebracht vóór een muur. Tussen de aanrakingsvlakken met de oude gevel waren ter voorkoming van regendoorslag glasplaten aangebracht. Hoogstwaarschijnlijk heeft men hier te maken met een onderdeel van de verbouwing, welke de voorgevel van de voormalige Gasthuiskerk in onderging. Ofschoon het voorlopig onderzoek weinig hoopvol was, werd door het Kerkbestuur tot volledige ontpleistering op eigen kosten besloten. Hierbij kwam een steen van fraaie kleur van het formaat 23 x 4 cm te voorschijn, waarna besloten werd, de gevel geheel in schoon metselwerk te herstellen. Het bovendeel van de gevel is thans gerestaureerd met zoveel mogelijk bijpassende steen. Het bepleisterde ondergedeelte van de gevel 28, eigendom van de N.V. Nederlandse Fabriek van wollen dekens v.h. J. C. en Zn, vertoonde tekenen van bouwvalligheid. Het oorspronkelijk voornemen, de pleisterlaag te vernieuwen en deze nog met I m te verhogen, maakte na overleg met de Directie, plaats voor volledig herstel in oude baksteen. De middelste der drie Herengrachtbruggen, de driebogige (Groenesteeg) werd door de Dienst der Gemeentewerken op bekwame wijze gerestaureerd, waarbij vrijwel alle zandsteenbogen en -blokken werden vernieuwd. Het betreft hier het laatste restant van de in 1570 oostelijk van de kapel gebouwde gasthuisvleugel, welke bij de vergroting van 1634 bij de kerk werd getrokken. In 1650 werd aan de Waalse Gemeente het gebruik van de kerk voor avondmaalsviering toegestaan (Archief Bibl. Wallonne, Resolutions waarna in en herstel plaats vond. In 1867 werd een gedeelte van de voor de bouw van de meisjes afgebroken.