Leerdienst en belevingscultuur [1]
Extra diensten in Amsterdam De constatering dat de leerdienst in veel gemeenten onder druk staat, is geen nieuwsfeit. Ook binnen de kring van de Gereformeerde Bond klinkt keer op keer de klacht dat het kerkbezoek tijdens de middag- en avonddiensten drastisch terugloopt. Moeten we er maar mee stoppen?
D Dr. M. van Campen is hervormd predikant te Zwartebroek/Terschuur en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
e kerkenraad van een wijkgemeente in het midden van het land deed onlangs een dringende oproep tijdens de leerdienst plaats te nemen in de voorste banken om de afstand tussen voorganger en gemeenteleden niet al te groot te laten worden. De achterste helft van de kerk zou worden afgesloten, zodat de gemeente toch nog enigszins het gevoel had bij elkaar te zijn. Zulke geluiden zijn helaas geen uitzondering. De belangstelling voor de leerdienst loopt zienderogen terug en menig predikant vraagt zich af hoe hij jongeren en ouderen kan motiveren te blijven komen. Anne de Vries Overigens vergissen we ons als we denken dat dit probleem zich nu voor het eerst voordoet. Ik las met veel interesse de recent verschenen biografie van de bekende Anne de Vries, schrijver van kinderboeken en romans. Na zijn verhuizing naar Zeist in september 1949 werd hij al spoedig voorgedragen als ouderling van de gereformeerde kerk. Hij kreeg een taak in het jeugdwerk, maar maakte zijn termijn niet vol. Aan een vriend schreef hij dat hij grote moeite kreeg met de dogmaprediking in zijn kerk, met name tijdens de middagdiensten als er gepreekt werd uit de Heidelbergse Catechismus. Zijn biograaf
4
de waarheidsvriend
noteert dan: ‘Die droge catechismuspreken waren aan hem niet besteed. In Mepperveld had hij de middagdienst overgeslagen met het excuus dat hij de hele week al met de bijbel bezig was. Anne de Vries was immers onderwijzer van beroep (Van C.). In Zeist vond hij een nieuwe uitvlucht: op zondagmiddag ging hij naar een chronisch zieke collega: “Dat is mijn tweede kerkdienst”. Je kunt het uitleggen als marchanderen, wat de gereformeerden altijd aan de roomsen verweten, maar ook als een keuze voor het christendom van de daad, het leven in plaats van de leer. Eigenlijk komt dat op hetzelfde neer: hij zei weleens dat hij de katholieken om drie dingen benijdde: Moeder Maria, de biecht en de goede werken. En het ziekenbezoek was vaak geen pretje. De collega was aan het bed gekluisterd en kreeg vrijwel nooit bezoek. Hij kreeg dus alle ellende van de afgelopen week over zich heen. Dat vond hij makkelijker te doorstaan dan een catechismuspreek: Hiervan had hij tenminste het gevoel dat hij iets nuttigs had gedaan.’ Persoonlijke ervaring Anne de Vries was niet de eerste die afhaakte vanwege het dogmatische gehalte van de tweede dienst en hij was evenmin de laatste. Velen hebben om deze reden de leerdienst de rug toegekeerd. Naast kritiek op de dogmatische toonzetting waren ook altijd bezwaren tegen de inhoud van de catechismusprediking. In het verleden hadden sommige remonstrantse predikanten zo veel moeite met bepaalde onderdelen dat zij weigerden uit het leerboekje te preken. In onze tijd wordt de weerstand tegen het leerstellige karakter van de tweede dienst in hoge mate
versterkt door de belevingscultuur waarin we terecht zijn gekomen. Het postmodernisme heeft de persoonlijke ervaring dermate hoog in het vaandel, dat de regelmatige catechismusprediking al snel wordt ervaren als een beknellend harnas. Belangrijker dan een stuk onderwijs is de vraag: ‘Wat beleef ik eraan?’ Het grote verhaal van onze belijdenisgeschriften spreekt velen niet langer aan. Zoals ik het voel, zo geloof ik. De beleving is bron en norm voor het geloofsleven geworden. Meer van hetzelfde De verleiding is groot om aan de drang van onze belevingscultuur toe te geven en de leerdienst te laten vallen of te beperken tot een aantal zondagen per jaar. In nogal wat gemeenten is dat intussen inderdaad het geval. Naar mijn diepe overtuiging zet deze ontwikkeling ons echter op een heilloos spoor. Ik pleit ervoor om tegen de stroom in te roeien en vast te houden aan de leerdienst. Een belangrijk argument voor deze keuze is dat daarmee de tweede dienst een ander karakter krijgt dan de morgendienst. Als de leerdienst wegvalt, wordt de middag of avonddienst meer van hetzelfde. Voor nogal wat kerkgangers is dat een reden om het bij de morgendienst te houden en de tweede dienst te laten schieten. Per se catechismus? Een vraag die zich hierbij opdringt, is of het altijd per se de catechismus moet zijn, die de leidraad vormt voor de leerdienst. Vanzelfsprekend is dat allerminst. Een collega schreef nog niet zo lang geleden in zijn wijkberichten: ‘Persoonlijk zie ik er niet zoveel in om de catechismus zondag na zondag door te preken.’
22 juli 2010
Ik heb gemerkt dat meer predikanten uit onze kring aarzelingen hebben bij het volgen van het vertrouwde leerboekje van onze kerk. Als ik me niet vergis, zijn het vooral de jongere collega’s die de voorkeur geven aan een alternatieve invulling van de leerdienst. Ze kiezen dan bijvoorbeeld voor een serie preken over de onderdelen van de liturgie of over de Bergrede. Anderen stellen de Tien Geboden aan de orde, de Twaalf artikelen of het Onze Vader, al dan niet met gebruik van de uitleg die de catechismus daaraan geeft. Trendbreuk Hoe je daarover ook mag denken, van een trendbreuk is dan wel sprake. Vanaf het eerste begin van de Gereformeerde kerk in Nederland is de catechismus verplichte stof geweest voor de invulling van de leerdienst. De nationale synode van ’s-Gravenhage (1586) besloot in artikel 61 van haar Acta dat ‘Ordinaerlick’ in de namiddaegshe Predicatie’ de Catechismus uitgelegd zou worden, telkens het jaar rond. De nationale synode van Dordrecht (1618/’19) bevestigde dat. In artikel 68 van de Dordtse Kerkorde lezen we: ‘De dienaars zullen alomme des zondags, ordinaarlijk in de namiddagse predikatie de somma der Christelicke leer in de Catechismus die tegenwoordig in de Nederlandse kerken aangenomen is, vervat, kortelijk uitleggen, alzo dat deze jaarlijks mag geëindigd worden, volgens de afdeling van de Catechismus zelve daarop gemaakt.’ Opvallend is het woordje ‘ordinaarlijk’, dat zowel in ’s-Gravenhage als in Dordrecht wordt gebruikt. Ordinaarlijk, gewoonlijk, in de regel. Kennelijk liet men bewust ruimte voor de mogelijkheid om van de catechismus af te wijken, bijvoorbeeld bij avondmaalszondagen en tijdens zondagen waarop christelijke feesten werden gevierd. Verzet Ondanks deze ontsnappingsclausule hadden sommige voorgangers in de zeventiende en achttiende eeuw toch problemen met het dwingende voorschrift om de Heidelberger te behandelen in de leer-
de waarheidsvriend
dienst. In lang niet alle gemeenten kwam het ervan. Onder voorgangers en gemeenteleden leefde er verzet, zowel tegen de inhoud als tegen het verplichte karakter van de catechismuspreek. In sommige plaatsen waar de catechismus wel doorgepreekt werd, liet het kerkvolk het afweten. In Gouda was het afnemende aantal kerkgangers aanleiding om in 1597 de catechismuspreek tijdens de middagdienst af te schaffen. Pas na de Dordtse Synode van 1618-1619 werd de leerdienst aan de hand van de Heidelberger weer hervat. In sommige gevallen moest de overheid eraan te pas komen om de predikanten te bewegen de catechismusprediking ter hand te nemen. In de Groningse Ommelanden zou men op 11 november 1621 beginnen met de prediking over Zondag 1. Er kwam echter niet veel van terecht. In de classis Loppersum vond na een jaar een kleine evaluatie plaats. In tien van de dertien onderzochte gemeenten bleek het initiatief al spoedig te zijn doodgebloed. In vier gemeenten kwam geen enkele kerkganger opdagen. In vier andere gemeenten bleef het aantal kerkgangers beperkt tot twee personen, terwijl nog weer een andere gemeente het moest doen met drie aanwezigen. Slechts van één gemeente werd gemeld dat er sprake was van een goede opkomst. Geliefd in Amsterdam Met recht en reden komt dr. W.J. op ’t Hof tot de conclusie dat de invoering van de catechismusprediking een zaak van lange adem is geweest. Verrassend is ook zijn veronderstelling dat de catechismusprediking in de steden veel beter is aangeslagen dan op het platteland. In Amsterdam was de Heidelberger zo geliefd dat het aantal kerken waarin leerdiensten werden gehouden, moest worden uitgebreid. Behalve in de Oude en Nieuwe Kerk moest ook in de Zuiderkerk en in de Westerkerk behandeling van het leerboekje plaatsvinden. Toch voelden lang niet alle kerkgangers zich door de catechismuspreken gesticht. Jacobus Koelman hekelt het gebrek aan trouw en aan
motivatie onder het kerkvolk als het gaat om de catechismusdienst: ‘Men denkt, het is maar de Catechismus, het oude lesje dat al zo dikwijls is gehoord; daarom doen ze liever thuis een slaapje, gaan aan het werk of houden zich bezig met zondig vermaak. Velen vinden één preek per zondag wel genoeg.’ Intussen steekt Koelman zijn eigen bezwaren niet onder stoelen of banken als het gaat om de verplichte catechismuspreek. Hij heeft er moeite mee dat in bepaalde gemeenten – zoals in Middelburg – zelfs tijdens de dankzeggingsdienst voor het avondmaal de catechismus wordt gevolgd in plaats van een echte dankzeggingspreek te houden. De Rotterdamse piëtist Franciscus Ridderus laat in een gefingeerde samenspraak tussen Martha, Maria en Lazarus, Martha het volgende zeggen: ‘Daar zijn wij wederom ter predikatie geweest en hebben uit de Catechismus horen prediken. Het was het oude deuntje: ik heb de Catechismus zo dikwijls horen prediken, dat ik het bijkans al moe ben. Ik nam een slaapje op. De predikanten maken het zich gemakkelijk: zij behoeven dan niet veel te studeren. Zeker mochten zij wel wat anders prediken als de Catechismus.’ Haar broer Lazarus vermaant haar om deze woorden: ‘Wel hoe zuster Martha, hoe zegt gij dit zo? Weet gij niet dat dit de orde is van al onze kerken. Gij moet daar zo kwalijk niet over spreken. De Synoden hebben deze orde voorzichtig ingesteld, opdat men het hele jaar de hele religie eens zou horen. Of woudt gij wel alle dagen wat nieuws horen? Weet gij niet hoeveel dwaalgeesten er zijn? En hoe licht en listig de satan de mens tot dwaling brengt? Men predikt de Catechismus, opdat men bij de waarheid mag blijven, opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden, door allerlei wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid, om listiglijk tot dwaling te brengen.’ Uit: Fr. Ridderus, De tafel des Heeren, I, Amsterdam 1715, 26, gec. door W. J. op ’t Hof, Troostboek der kerk, 2005, Houten, 213.
Hij pleit voor meer vrijheid bij de invulling van de tweede dienst. De verplichting die de Dordtse synode heeft opgelegd, leidt volgens hem tot ‘versleten formulierpredikaties’, die luie voorgangers kweken. De tekst van de Schrift komt ook te weinig aan de orde. Het komt erop neer dat de catechismus op dezelfde hoogte wordt geplaatst als de Bijbel. De Schrift moet echter de basis zijn voor alle onderwijs in de kerk en de leer van de catechismus moet vanuit de Schriften onderbouwd worden.
M. van Campen
22 juli 2010
5
Leerdienst en belevingscultuur [2]
Catechismuspreek? Ja (5x) Heeft de catechismusprediking vandaag nog wel zin? Ik zie op zijn minst vijf redenen om ook nu de catechismus te bepreken. Misschien wel juíst nu, als antwoord op onze belevingscultuur.
D Dr. M. van Campen is hervormd predikant te Zwartebroek/Terschuur en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
e verplichting om de Heidelberger als uitgangspunt voor de leerdienst te gebruiken werd door de Hervormde Kerk in 1860 afgeschaft. In de kerkorde van 1951 is evenmin sprake van een dwingende bepaling. In de kerkorde van de Protestantse Kerk wordt in artikel VII-1 gezegd dat de gemeente naast de gewone kerkdiensten samenkomt ‘tot boete-, dank- en gebedsdiensten, leerdiensten, trouwdiensten en diensten van rouwdragen en gedenken’. De leerdienst is hier één van de vele schakels van een ketting. In de Ordinanties wordt daaraan verder niets toegevoegd. In ordinantie 5-1-2 wordt alleen melding gemaakt van leerdiensten in het algemeen zonder enig nadere precisering. Volmondig ja Heeft de catechismusprediking vandaag nog wel zin? Als ik die vraag voor mijzelf moet beantwoorden, dan doe ik dat met een volmondig ja. Na veertien jaar docentschap aan de Christelijke Hogeschool Ede ben ik sinds enige tijd weer gemeentepredikant. Met overtuiging heb ik de draad van de catechismuspreek weer opgepakt en ik beleef daaraan veel vreugde. Tot mijn grote dankbaarheid merk ik dat ook de gemeente de leerdienst over het leerboekje van onze kerk steeds meer op waarde weet te schatten. In mijn ogen is de catechismus nog altijd een onovertroffen handleiding voor de invul-
4
de waarheidsvriend
ling van onze leerdiensten. Voor mijzelf zie ik op zijn minst vijf redenen om ook vandaag de catechismus te blijven bepreken. De eerste reden is dat we ons daarmee voegen in een traditie die haar waarde heeft bewezen. De leerdienst aan de hand van de Heidelberger heeft van meet af aan haar bijdrage geleverd aan de opbouw van de gereformeerde kerk in ons land en is voor tallozen tot grote zegen geweest. Er zijn ontroerende getuigenissen van gemeenteleden bekend, die aangeven hoeveel de leerdienst voor hun geestelijk leven heeft betekend. Eenvoudige Heidelberger Veelzeggend zijn ook de lovende uitspraken van belangrijke theologen over ons leerboekje. Heinrich Bullinger gaf er hoog van op in een brief aan Caspar Olevianus, één van de opstellers van de Heidelberger: ‘Ik houd het voor de beste catechismus die ooit is verschenen. God zij gedankt. Hij bekrone het met zijn zegen.’ Johannes d’Outrein sprak van een ‘gouden kleinood’. En wie kent niet het gevleugelde Woord van Hermann Friedrich Kohlbrugge, dat hij uitsprak op zijn sterfbed: ‘De eenvoudige Heidelberger, houdt daaraan vast, kinderen.’ Het volgen van een bepaalde traditie kan voor een gereformeerd mens of voor een Gereformeerde Bond nooit doel in zichzelf zijn, maar we moeten ons wel duizendmaal bedenken alvorens we de Heidelberger laten vallen en we zullen daarvoor wel heel sterke argumenten moeten hebben. Stemvork Het tweede argument om vast te houden aan de Heidelberger in de leerdienst is gelegen in het feit dat dit leerboekje een loepzuiver voor-
beeld is van de klassiek-gereformeerde theologie. Helaas kan dat niet worden gezegd van alles wat zich in onze tijd aandient als gereformeerd of reformatorisch. De prediking uit de Heidelberger kan een stemvork zijn die ons helpt de toonhoogte van de gereformeerde theologie en spiritualiteit weer te vinden. De doorwerking van Calvijns gedachtegoed is in de Heidelberger overduidelijk merkbaar. Volgens prof.dr. W. van ’t Spijker is dat niet alleen het geval in directe citaten, maar vooral ook door de geest die hij ademt: helderheid, vroomheid en nut voor het leven voor Gods aangezicht. Regelmatige catechismusprediking brengt ons en houdt ons bij de zuivere bron van onze gereformeerde traditie en dat mag ons iets waard zijn. Antwoord op belevingscultuur In de derde plaats acht ik catechismusprediking vandaag nuttig en nodig, omdat zij een antwoord kan betekenen op de uitdaging van onze belevingscultuur. Voor de catechismus is het geloof meer dan alleen ervaring. Een gouden greep is de definiëring van het geloof als de tweeslag van kennis en vertrouwen. Het accent op het weten, op het kenniselement is een noodzakelijke correctie op een doorgeschoten ervaringsgeloof. Tegelijkertijd biedt de notie van het vertrouwen alle kansen om aansluiting te zoeken bij het klimaat waarin we leven. Het wekt geen verwondering dat de Heidelberger juist in het bevindelijke segment van de gereformeerde kerk altijd hoog in aanzien is geweest. Het is geen gortdroog leerboekje, maar door en door existentieel. Hoe vaak klinkt niet de vraag: wat nut u? Wat voor nuttigheid geeft u…? Wat troost u? Hier liggen openingen
5 augustus 2010
naar de tijdgeest. Het postmodernisme is naar mijn inzicht niet alleen een valkuil voor de gereformeerde spiritualiteit, maar biedt ook ongedachte kansen. Ons leerboek ademt een geloofsbeleving die geheel enig in zijn soort is. Hier geen ervaringsdrift die haar oorsprong vindt in het vrome hart van de mens, maar een bevinding die ontspringt aan de heilsopenbaring van God in Christus, zoals deze te vinden is in de Schrift en wordt ingedragen in het hart door de Heilige Geest. Hier ligt de grote kracht en tevens de actualiteit van ons leerboek. En het is de opdracht van de prediker om dit eigene en unieke in de leerdiensten over te dragen. Met de enige troost waarvan ons leerboek spreekt, kan een mens het leven aan en kan hij zelfs het sterven met verwachting tegemoet zien. Repetitie Mijn oma van moeders kant kende de hele catechismus uit haar hoofd. Die had ze geleerd tijdens de belijdeniscatechisatie en de leerdiensten waren telkens weer een repetitie daarvan voor haar geweest. Als ik haar bezocht, dan sprak ze erover op een manier dat ik merkte: dit zit niet alleen in haar hoofd, maar ook in haar hart. De leer van de Heidelberger was haar tot troost en tot richtsnoer geworden voor het leven van elke dag. Jongeren De vierde reden waarom ik graag uit de catechismus preek, is dat de leerdiensten mij de kans bieden om het merg van de Reformatie door te geven aan de jongeren van de gemeente. Collega ds. Harmen van Wijnen, die als directeur verbonden is aan de HGJB, heeft als zijn zorg uitgesproken dat over tien jaar onze jeugd geen benul meer zal hebben van wat de gereformeerde leer ten diepste inhoudt. Eind 2008 luidde hij de alarmbel. Naar zijn waarneming zijn onze jongeren in rap tempo vervreemd geraakt van het gereformeerde belijden en dat zal alleen nog maar erger worden in de toekomst, zo vreest hij.
de waarheidsvriend
Voor zover ik kan overzien, is het opvallend stil gebleven onder ons na deze cri de coeur. Ik deel de zorg van Van Wijnen in hoge mate, maar ik denk dan wel onmiddellijk: daar zijn we toch zelf bij en daar zijn we als kerkenraden en predikanten toch mede verantwoordelijk voor? Hebben we nog wel de moed om de hoofdlijnen van het gereformeerde belijden aan de orde te stellen in prediking en catechese? Of laten we ons meeslepen door de ervaringshype die ons en onze jongeren vandaag overspoelt? Juist het gebrek aan kennis van de kernen van de reformatorische theologie is een reden temeer om de catechismus te behandelen. Maar dan wel op een manier dat het ook voor onze jongeren relevant en begrijpelijk is en aansluit bij hun belevingswereld. Het is heel opmerkelijk dat tijdens de Dordtse synode al nadrukkelijk op de jongeren werd gewezen. De catechismuspreken mochten niet te lang en te hoogdravend zijn, maar moesten kort, duidelijk en eenvoudig zijn vanwege de ‘onkundige en tere jeugd.’
Met name tijdens de bespreking van de drie grote G’s, gebed, geloof en gebod, krijgt de gemeente een schat aan onderwijs mee die het hart van het geloofsleven en van de dagelijkse praktijk raken. Een veelgehoorde klacht is dat actuele thema’s in ons leerboek niet aan de orde komen. Vaak wordt daarbij verwezen naar de onderwerpen Israël en zending. Ook wordt genoemd de theologia religionum, de theologie van de religies die in de Heidelberger niet besproken wordt, terwijl de aanwezigheid van de islam en andere godsdiensten in ons land daar wel om vraagt in onze tijd. Wie zal het waarheidsgehalte van dergelijke opmerkingen ontkennen? De fronten lagen in de tijd waarin de Heidelberger werd opgesteld ten dele anders dan vandaag. Dat neemt niet weg dat de kernen van het leven met God door alle tijden heen ten diepste gelijk blijven. Wat de catechismus daarover zegt, is onopgeefbaar, ook voor onze tijd. En wat let voorgangers om op een creatieve wijze actuele vraagstukken in hun leerdienst mee te nemen? Nog niet zolang geleden deed ik een onderzoekje naar de plaats van Israël in een groot aantal catechismusverklaringen uit de laatste eeuwen, met name in de bespreking van de tweede bede van het Onze Vader: Uw koninkrijk kome. Tot mijn grote verrassing ontdekte ik dat veel predikanten in de zeventiende en achttiende eeuw deze zondagsafdeling gebruikten om aandacht te besteden aan de zending en aan Gods weg met het Joodse volk. En dat terwijl ons leerboek zelf met geen woord over deze zaken rept. In de loop van de negentiende en de twintigste eeuw zijn deze noties echter vrijwel geheel uit het zicht geraakt.
‘Meeste dominees hebben maar dun bijbeltje’
Dun bijbeltje Ik kom tot mijn vijfde argument. Regelmatige catechismusprediking helpt predikanten om niet selectief te worden in de thematiek die zij zondags aan de orde stellen. Iedere voorganger heeft zo zijn eigen voorkeur bij het kiezen van een bijbelgedeelte voor de prediking. Een wijze ouderling zei ooit tegen me: ‘Het bijbeltje van de meeste dominees is tamelijk dun. Ze laten doorgaans veel dingen liggen.’ De leerdienst over de catechismus dwingt ons om de hoofdzaken van het christelijk geloof systematisch ter sprake te brengen. De Heidelberger blinkt uit in overzichtelijkheid en duidelijkheid, zodat alle centrale noties aan de orde komen.
M. van Campen
5 augustus 2010
5
Leerdienst en belevingscultuur [3, slot]
Leren kenmerk van vroomheid De leerdienst is in een belevingscultuur niet vanzelfsprekend. Hoe kan ze vandaag meer relevant en meer vruchtbaar worden?
I
Dr. M. van Campen is hervormd predikant te Zwartebroek/Terschuur en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
n het zoeken naar een antwoord op deze vraag wil ik pleiten voor een herijking van het begrip leren. De leerdienst kan immers beschouwd worden als een vorm van voortgezette catechese en heeft dus per definitie een onderwijzend karakter. Naar mijn waarneming wordt in onze kring het leren nog te veel gezien als iets voor alleen het hoofd. Het verwijt dat de reformatorische theologie in de loop van de tijd een hoog rationeel gehalte heeft gekregen, is naar mijn mening niet helemaal uit de lucht gegrepen en raakt ook onze leerdiensten. Mede daardoor worden de tweede diensten door velen als weinig relevant ervaren. Het bijbelse leren omvat niet alleen het hoofd, maar ook het hart en de handen. Bij kennen gaat het in de Schrift niet alleen om weetjes en feiten maar ook en vooral om relatie. God leren kennen is een zaak van het hele bestaan. Zoals een jongen en een meisje die kennis aan elkaar krijgen niet alleen veel van elkaar gaan weten, maar vooral elkaar gaan aanvoelen en van elkaar gaan houden, zo is het ook in het leerproces waarin de Heilige Geest ons betrekken wil. Bij iedere leerdienst dient de voorganger zich niet alleen af te vra-
gen wat de focus van zijn preek is – wat is mijn boodschap? –, maar ook wat daarvan de function is: wat wil ik met mijn onderwijs bereiken en wat kunnen de gemeenteleden ermee in de praktijk van het geloofsleven, zowel in de binnenkamer als op de werkvloer? Leren is primair gericht op verandering, zowel van het hart als van het gedrag. Nooit kan een leerdienst volstaan met het aanreiken van concepten, steeds zullen ook de geloofsbeleving en de way of life van de hoorders in het vizier moeten zijn. Lerende gemeente Het tweede dat ik in dit verband wil opmerken is dat de leerdienst niet op zichzelf staat, maar integraal onderdeel is van de lerende gemeente. Het jodendom heeft ons geleerd dat ‘leren’ een onopgeefbaar kenmerk is van vroomheid. Permanent en levenslang leren is het devies. De godsdienstige mens leert van de wieg tot het graf en hij doet dat niet in zijn eentje, maar samen met de anderen binnen zijn geloofsgemeenschap. De christelijke gemeente is per definitie een leergemeenschap, waarbij jong en oud betrokken zijn. Ik noem dat graag de catechetische cirkel. Het middelpunt van de lerende gemeente is en blijft de zondagse eredienst, met name de leerdienst. Daaromheen en vandaaruit breidt het leerproces zich uit tot de volgende segmenten: de huisgodsdienst, de gewone catechese, het vormingswerk (waar-
’s Morgens A4’tje maakt ’s middags betrokken
10
de waarheidsvriend
onder ik het kring- en verenigingswerk reken) en ten slotte de toerusting – leermomenten gericht op de taak die ouderen en jongeren in de gemeente hebben te vervullen. Het is de boeiende uitdaging om de leerdienst te verbinden met al die andere vormen van onderwijs in de gemeente. Het vraagt creativiteit en inzet om de thematiek van de leerdienst bespreekbaar te maken in het gezin en op de catechisatie. Ook op gesprekskringen kan de stof die zondags aan de orde was ter sprake komen en worden verwerkt. Ontvangen en geven Als derde aspect van het leren in de gemeente wijs ik op het gegeven dat onderwijs ontvangen ook de opdracht om onderwijs te geven met zich meebrengt. Het Hebreeuwse woord voor leren, lamad, bergt die twee kanten van dezelfde medaille in zich. Mooi is wat Mozes zegt in Deuteronomium 4. Hij herinnert het volk aan de verbondssluiting bij de Sinai en gebruikt daarbij meerdere keren het woordje leren. De ouderen moeten de heilzame geboden en beloften van God die in de woestijn gehoord werden telkens weer leren. En tegelijkertijd moeten zij deze woorden doorgeven aan hun kinderen en kleinkinderen. De Engelse taal kent voor het begrip leren twee woorden: to learn en to teach. De Duitsers spreken over lernen en lehren. Het leren als een leerling en het onderwijs geven aan anderen gaan hand in hand. Het is van groot belang dat deze diepe en brede betekenis van het leren meer gaat leven in onze gemeenten. Dan zal de leerdienst vanzelf een vervolg krijgen in opvoeding, jeugdwerk en vormingswerk.
19 augustus 2010
Regelmaat Als praktische suggesties voor de leerdienst noem ik een tweetal zaken. Voor het Joodse lernen zijn regelmaat en discipline een onmisbare voorwaarde. Daar kunnen christenen, die hun wortels in Israël hebben, hun winst mee doen. Als ik mij niet vergis, schort het wat de leerdienst betreft nog weleens aan discipline. In sommige gemeenten is het aantal leerdiensten per jaar beperkt tot een minimaal aantal. Als in de adventstijd, de lijdenstijd en de vakantieperiode gekozen wordt voor vrije stof, dan blijft er voor regelmatig onderwijs niet veel ruimte over. Natuurlijk besef ik dat iedere gemeente haar eigen mogelijkheden en begrenzingen heeft, maar ik wil er toch voor pleiten om de gang van de leerdiensten er zoveel als mogelijk is in te houden. A4’tje Als laatste wijs ik erop dat de leerdienst gediend is met meer aandacht voor voorbereiding en verwerking. Zelf heb ik de gewoonte om na de morgendienst een A4’tje uit te delen met een korte introductie op de catechismusafdeling die ’s avonds aan de orde is, een eigentijdse tekst van de betreffende zondag en enkele verwerkingsvragen of opdrachten bestemd voor het gezin. Op de achterzijde geef ik een eenvoudige weergave van de betreffende zondag, speciaal voor jongeren. Ik heb gemerkt dat de gemeente deze handreiking positief waardeert en mede daardoor meer betrokken raakt bij de leerdienst. Natuurlijk zijn er ook andere mogelijkheden om de voorbereiding en de verwerking van de leerdienst te stimuleren. Veel van onze gemeenten beschikken over een eigen website. Wat let ons om enkele gedachten of stellingen daarop te plaatsen en de gemeente uit te nodigen daarover – al dan niet in gezinsverband – na te denken en eventueel via de email daarop te reageren? De moderne communicatiemiddelen bieden
de waarheidsvriend
een uitgelezen kans om de leerdienst een (bescheiden) interactief karakter te geven. Waarom zouden we daar geen gepast gebruik van maken? Vraag- én uitroepteken De leerdienst in een belevingscultuur?! Het vraagteken achter deze zin geeft aan dat de leerdienst in onze tijd niet vanzelf spreekt en ook niet vanzelf gaat. Maar is dat ooit wel zo geweest? Het uitroepteken maakt duidelijk dat we er
niettemin aan willen vasthouden. We mogen het doen in het vertrouwen en in de verwachting dat de Heilige Geest ook in onze belevingscultuur het onderwijs van de kerk zal willen zegenen. De gereformeerde theologie en spiritualiteit hebben nog niets aan vitaliteit en veerkracht ingeboet en zijn het waard om in de leerdienst te worden overgedragen, ook al is de context veranderd en het klimaat gewijzigd.
Het jodendom heeft ons geleerd dat leren een onopgeefbaar kenmerk van vroomheid is. Zo bezien staat de leerdienst niet op zichzelf.
M. van Campen
Volgende week: gesprek met ds. A. van Vuuren over de leerdienst in de praktijk.
19 augustus 2010
11