e h
c s i r d o a t t s o i s b i h n r e De inn ama b r a P n a v
s e c
o r p s g n i d oed r u e is eho rfg l a b e t i t v w e e u h r t bo n e e e g H t e h n va
De Historische binnenstad van Paramaribo Voorwoord Het schrijven van een afstudeerscriptie vereist input van veel verschillende bronnen. Alhoewel het één persoon is die de afstudeerscriptie schrijft, heb je wel mensen uit je omgeving nodig die je tijdens dit proces op verschillende manieren kunnen steunen. Ik had het geluk deze mensen om me heen te hebben. Toen ik begon met de afstudeerscriptie had ik geen idee waar het me zou brengen. Ik wist dat ik erg geïnteresseerd was in Suriname en in stedelijke problematiek van ontwikkelingslanden. Van de vakgroep SGIO was ik tot nu toe ook de eerste die met het voorstel kwam om een afstudeeronderzoek uit te voeren in Suriname en dus in het bijzonder in de historische binnenstad van Paramaribo. Ik was erg blij dat me wel de mogelijkheid geboden werd om mijn eigen afstudeeronderzoek op te zetten in een voor de vakgroep nog vrij onbekende regio. Ik ben Dr. Broekhuis en Dr. van Lindert, beide docent bij de vakgroep SGIO, erg dankbaar dat zij mij die mogelijkheid hebben geboden. Bijzonder dankbaar ben ik mijn afstudeerbegeleidster, Dr. Broekhuis van de Universiteit Utrecht. Haar gedetailleerde feedback en advies zijn van erg grote waarde voor me geweest. Onze besprekingen hebben altijd nieuwe inzichten en ideeën ter verbetering opgeleverd. Uw begeleiding was geweldig, bedankt daarvoor! Ook wil ik graag Dr. Van Lindert bedanken, die mijn afstudeerscriptie als tweede corrector zal beoordelen. Mijn dank gaat ook uit naar Stephen Fokké, directeur van de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname en het overige personeel van deze Stichting. Tijdens mijn verblijf in Paramaribo heb ik gebruik kunnen maken van de faciliteiten van de Stichting en heb ik in een zeer prettige werksfeer aan mijn onderzoek kunnen werken. Deskundig advies en de nodige steun heb ik gehad van Stephen Fokké. Uw steun en adviezen hebben me vaak in de goede richting gestuurd en hier ben ik u erg dankbaar voor. Naast het feit dat het onderzoek academisch moet zijn, moet het ook gebaseerd zijn op meningen en feiten uit de praktijk. De praktische data heb ik ontvangen aan de hand van 145 uitgevoerde enquêtes en 9 gehouden interviews. In totaal 154 personen die, ondanks hun drukke agenda, de moeite en tijd hebben genomen om aan dit onderzoek mee te werken. Het deed me een genoegen om te zien dat ze alle tijd namen om me alle informatie te geven die ik nodig had. Hartelijk dank voor uw medewerking! Ik wil ook al mijn vrienden bedanken voor alle mooie dagen en avonden tijdens mijn studententijd. Het was gegarandeerd een mooie tijd. Het is jammer dat mijn studententijd voorbij is, maar het zal in mijn herinnering blijven als een zeer mooie tijd! Echter gaat de meeste dank uit naar mijn ouders en zus, die me tijdens mijn gehele studie hebben gesteund en geholpen. Ik ben ze hier erg dankbaar voor.
Stijn van de Kerkhof
1
De Historische binnenstad van Paramaribo Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Executive Summary
4
Inleiding
7
Hoofdstuk 1. Regionaal kader § 1.1 § 1.2
Suriname Paramaribo
8 13
Hoofdstuk 2. Revitalisering van het historisch stadscentrum en het behoud van het stedelijk erfgoed
§ 2.1 § 2.2 § 2.3 § 2.4 § 2.5 § 2.6
Inleiding Het historisch stadscentrum Het stedelijk erfgoed en de revitalisering van het historisch stadscentrum Bewonerstypen in de historische binnenstad De betekenis van het stedelijk erfgoed in het historisch stadscentrum De rol van de publieke sector bij het revitaliseringproces van het historisch stadscentrum en het behoud van het stedelijk erfgoed De rol van de private sector en de lokale bevolking bij het revitaliseringproces van het historisch stadscentrum en het behoud van het stedelijk erfgoed. Conclusie
18 18 20 23 25 27 32 33
Hoofdstuk 3. Onderzoeksopzet § 3.1 § 3.2 § 3.3 § 3.4 § 3.5 § 3.6
Onderzoeksdoel, probleemstelling en deelvragen Conceptueel model Operationalisering van het conceptueel model Onderzoeksvragen Methodologie en responsanalyse Opbouw vervolg van de studie
34 35 36 37 38 41
Hoofdstuk 4. De historische binnenstad van Paramaribo
§ 4.1 § 4.2 § 4.3
Inleiding Een eerste wandeling door de historische binnenstad van Paramaribo De historische binnenstad nader bekeken Betekenis historische binnenstad binnen Paramaribo en geconstateerde problemen Conclusie
Stijn van de Kerkhof
42 42 54 60 63
2
De Historische binnenstad van Paramaribo Hoofdstuk 5: Rol van de publieke en private sector in Suriname bij het revitaliseringproces in de historische binnenstad van Paramaribo
§ 5.1 § 5.2
§ 5.3
§ 5.4 § 5.5
Inleiding Organogram Beleid van Ministerie van Openbare Werken en Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling § 5.2.1 Taken en verantwoordelijkheden Ministerie van OW § 5.2.2 Taken en verantwoordelijkheden MINOV Beleid van overheidsgerelateerde instanties en Stichting Monumentenzorg Suriname § 5.3.1 De Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname § 5.3.2 Commissie Monumentenzorg § 5.3.3 De Stichting Monumentenzorg Suriname Functioneren van de betrokken organisaties en instanties Conclusie De gevolgde beleidsstrategie
65 65 67 67 69 70 70 72 72 73 79 81
Hoofdstuk 6. De eigenaren en gebruikers van de panden in de historische binnenstad van Paramaribo
§ 6.1 § 6.2 § 6.3
§ 6.4
Inleiding Persoonlijke kenmerken van de eigenaren en gebruikers Betekenis van de historische binnenstad voor de eigenaren en gebruikers De verschillende eigenaren/gebruikerstypen § 6.3.1 Indeling in typen § 6.3.2 Persoonlijke kenmerken en eigenschappen § 6.3.3 Gedragskenmerken en eigenschappen Houding van de eigenaren en gebruikers ten opzichte van de overheid Conclusie
84 85 90 94 95 97 99 101 104
Hoofdstuk 7. Negatieve en positieve bijdragen aan de historische binnenstad van Paramaribo
§ 7.1 § 7.2
Inleiding Tegenstrijdige belangen in de historische binnenstad Betekenis van de plaatsing van de historische binnenstad van Paramaribo op de World Heritage List van de UNESCO Conclusie
Hoofdstuk 8 § 8.1 § 8.2
106 106 109 110
Conclusie en aanbevelingen
SWOT-analyse Aanbevelingen voor succesvolle revitalisering en behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad
Geraadpleegde literatuur
111 116
118
Appendices Appendix 1: Enquête historische binnenstad Appendix 2: Structuur interview met sleutelpersoon
Stijn van de Kerkhof
3
De Historische binnenstad van Paramaribo Executive summary The objective of this study is to gain insights in the revitalisation process and the preservation of the built heritage in the historical inner city of Paramaribo. In order tot answer the mean question 11 interviews are conducted. Furthermore, there structurally have been taken 145 questionnaires in the research area which is determined by UNESCO. For this research we thoroughly examined which factors exert influence on the success or failure of the revitalisation process and the preservation of the historical inner city of Paramaribo and which measures must be taken to support the process of revitalisation. Various factors and processes, influencing the revitalisation process, have been analysed and have been processed in a SWOT-analysis. On the basis of this SWOT-analysis several recommendations for preserving the cultural built heritage have been made. Strengths: • Paramaribo’s historical inner city can be seen as a large coherent area and as a strong administrative and financial business district. • Its place on the UNESCO’s world heritage list. The international importance and recognition of the historical inner city have gained from this listing. Furthermore the listing has been the reason for creating a legislative framework for preserving the built heritage. • Over 75% of the respondents have shown a positive attitude towards the built heritage. It shows the already present support and awareness of the local community. • Most of the privately owned buildings are in good condition. Weaknesses: • The persistent spatial problems such as physical, functional and economical deterioration; congestion; lack of parking space; tramps; contamination; impoverishment; and crime. • The bad financial situation the country is in and the shortage of Suriname’s treasury. The government therefore has difficulties investing in preservation of its own buildings. It is mostly the government buildings that show deterioration. • The bad condition of the physical infrastructure (roads, pavements and lighting) and the lack of well maintained public spaces. • The currently existing, non historical, newly built housing, which does not match with the heritage surrounding these houses (e.g. photo 5.1 and 7.1). • The unauthorized demolition of buildings (photo 7.3) and the fact that spatial ownership is often undetermined. Both result in the rise of impoverished areas. • The historical inner city is no residential area. After 4 pm it is deserted and taken over by tramps, criminals and prostitutes. • The absence of a well functioning local government body makes that problems are badly coordinated and are not taken care of in its full scope. There hardly is any cooperation and confer between the parties involved, resulting in the problems having been described above. • The negative attitude of owners and users of the buildings towards the government. There is a lack of confidence. Furthermore, the required cooperation (and from the individual’s perspective the will to cooperate) between individuals and government is missing.
Stijn van de Kerkhof
4
De Historische binnenstad van Paramaribo Opportunities: • The historical inner city has a large potential when it comes to developing Paramaribo into a popular tourist attraction. • Taking the positive attitudes of the respondents in mind, more social actors can be involved in the process. This could result in an improved cooperation as well as an integral plan for revitalising the inner city. Furthermore, one could look at the possibilities for public private partnership. • The assigning of Paramaribo on UNESCO’s world heritage list has not been used to its full potential. One can make use of the funding and assistance put at the disposal by UNESCO. • Assigning commercial functions to some of the government buildings. The generated incomes can be used for preserving the heritage and the public space surrounding these buildings. Furthermore, by putting up the right regulations, the government can stimulate users of the buildings to invest in preserving the heritage. Using the available spaces above these commercial spaces for residential purposes could create extra vividness, resulting in a safer area. • A further decentralisation of the decision making and a better organised local government. The local government body has more insight into the issues with respect to Paramaribo’s cultural built heritage and can play a more active role in improving the public domain and the physical infrastructure. At this moment, however, the local government has hardly any say on these issues. Threats: • The rise of non-historical, newly-built houses, not matching the heritage surrounding these houses and the continuing deterioration and illegal demolition of the built heritage and surrounding. • Currently existing historical houses are not always easily adapted into commercial space. These buildings can only be used for a limited number of purposes. • The wooden historical heritage is very flammable. At this moment, the government hardly takes any measures in fire-prevention. • The interests of the parties involved are contradictory. Some favour commercialisation at the cost of the heritage whereas others fight for the preservation of the historical buildings. • The lack of cooperation in the public sector as well as in the public-private sector. Some actors even thwart each other’s plans. Furthermore, the possibilities for public private partnership have never been investigated. • Revitalising the area does not have the priority of the government. The government shows little interest in the preservation of the area and a clear vision about the future is missing. • It is not expected that the financial situation of the country will improve in a short amount of time, which may result in a continuing underinvestment in the governmental buildings. • In case the central government persists in keeping the decision making centralized, the local government body will not be stimulated to improve the coordination and cooperation between the parties involved. Actually, it is not encouraged to take any action. • In case the national government cannot fulfil the obligations that have been stated by UNESCO, such as protecting and preserving the cultural heritage, the inner city can be put on the list of World Heritage List of Danger. This would seriously harm Paramaribo’s image and would show the government’s incapability.
Stijn van de Kerkhof
5
De Historische binnenstad van Paramaribo Most of the threats are a result of the faulty government’s policy as a whole. One cannot only speak of a lack of interest, but even of ‘destructive management’. Recommendations for successful revitalisation and preservation of the built heritage In order to have sustainable revitalisation, the government has to look for solutions meeting three criteria: putting up public private partnership; revitalising the inner city on the basis of an integral plan; involving more social actors in the process. Additionally, the government should look at the possibilities of receiving funding and changing the power structure. 1. Putting up public private partnership by enabling commercial use of their buildings Enabling commercial use has several advantages. • By putting up the right regulations, the government can stimulate users of the buildings to invest in preserving the heritage. • The government can use the generated funds to invest in other government owned buildings and in the public domain surrounding these buildings. • The available spaces above the commercial spaces can be used for residential purposes, creating extra vividness and a safer area. 2. The inner city should be revitalised on the basis of an integral plan The government should not only look at the separate buildings, but should make a development plan for the area as a whole. This plan should also include the public domain. 3. More social actors can be involved in the process. Taking the positive attitudes of the respondents and their willingness to cooperate in the revitalisation process in mind, the government should involve more social actors in the process. They can start up campaigns to inform the actors and increase their awareness. Furthermore, one could look at the possibilities for public private partnership. For this, SMEs should be personally approached. 4. Make use of the funding and assistance put at the disposal by the UNESCO When having drafted plans for revitalisation, these can be submitted to UNESCO. This institution puts funding and assistance at the disposal, of which Paramaribo can make use. 5. Assign more power to the local government The local government body has more insight into the issues with respect to Paramaribo’s cultural built heritage and can play a more active role in improving the public space and the physical infrastructure. 6. More attention to respondents who are less positive against the historical inner city. The government can achieve this by giving these respondents more financial support and information. These respondents should see the importance of a well maintained historical inner city. The historical inner city of Paramaribo can certainly be seen as an interesting and extraordinary area and it would be an important loss in case this would be lost in the future. Taking in mind these five aspects, the government can make a serious step in preventing this from happening. The cultural built heritage can and should be used as an accelerator for urban renewal. This calls for more interest, commitment, knowledge and financial means of the actors involved though.
Stijn van de Kerkhof
6
De Historische binnenstad van Paramaribo
Inleiding In deze studie staat de historische binnenstad van Paramaribo centraal. Het onderzoeksdoel is inzicht te krijgen in het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad van Paramaribo. Duidelijk wordt of er sprake is van een succesvol dan wel falen van het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed en welke factoren en processen hierop van invloed zijn. Bij deze studie is gebruik gemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden om het beoogde onderzoeksdoel te bereiken. Alvorens in te gaan op een analyse met betrekking tot het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad, worden eerst in hoofdstuk één Suriname en de stad Paramaribo geïntroduceerd. In de eerste paragraaf wordt de nationale context van het onderzoek geschetst aan de hand van de volgende aspecten; staatsinrichting; binnenlandse politiek en buitenlandse relaties; economie en bevolkingssamenstelling van Suriname. Daarna wordt in de tweede paragraaf de lokale context geanalyseerd, waarbij de aandacht uit gaat naar de ontwikkeling en opbouw van Paramaribo, en de in de stad aanwezige functies en voorzieningen. Na dit regionaal kader volgt in hoofdstuk twee het theoretisch kader. In dit hoofdstuk wordt duidelijk wat in de theorie gezegd is over de revitalisering en het behoud van het gebouwd erfgoed in historische stadscentra. Na deze eerste twee hoofdstukken volgt in hoofdstuk drie de onderzoeksopzet van de studie met aandacht voor de probleemstelling, deelvragen, conceptueel model en de operationalisering hiervan, onderzoeksvragen, methodologie en response analyse. In paragraaf 3.6 wordt opzet van de studie uiteengezet en wordt het verloop van de studie duidelijk.
Stijn van de Kerkhof
7
De Historische binnenstad van Paramaribo Hoofdstuk 1. Regionaal kader Figuur 1.1: Suriname: ligging en topografie
Bron: www.infoplease.com/atlas/country/suriname.html, 2003
§ 1.1
Suriname
Inleiding Suriname is gesitueerd aan de noordoostkust van Zuid-Amerika en wordt begrensd door Frans Guyana, Brazilië en Guyana (figuur 1.1). Het land heeft een omvang van 163.270 km2. Met ongeveer 440.000 inwoners in 2004 (CIA, 2005) en een bevolkingsdichtheid van 2,7 inwoners per km2 is het een van de dunst bevolkte landen van Zuid-Amerika en het Caribische gebied, waar het gemiddelde 25,5 inwoners per km2 bedraagt (World Bank, 2003a). De stad Paramaribo heeft een belangrijke functie in Suriname: het is niet alleen de hoofdstad van het land, maar ook het merendeel van de bevolking woont en werkt in de stad. Suriname werd op 25 november 1975 onafhankelijk en sindsdien is er veel veranderd.
Stijn van de Kerkhof
8
De Historische binnenstad van Paramaribo Staatsinrichting Suriname is een parlementaire democratie en berust de grootste macht, volgens de grondwet uit 1987, bij de president. De president wordt voor een periode van 5 jaren gekozen door de Verenigde Volksvergadering, die bestaat uit het parlement (Nationale Assemblée) en regionale organen. Suriname kent een meerderheids- en districtenstelsel. Suriname is ingedeeld in elf districten. De Nationale Assemblée vertegenwoordigt het volk van de Republiek Suriname en is het hoogste orgaan van de staat. Bij de parlementsverkiezingen op 25 mei dingen 23 partijen mee naar 51 zetels in de Nationale Assemblée. Om versplintering het hoofd te bieden zijn meerdere combinaties samengesteld. De Assemblée heeft 51 leden die voor een periode van vijf jaar gekozen worden via proportionele vertegenwoordiging per district. De president vormt samen met de vice-president en de raad van ministers de Regering. De Regering is verantwoording verschuldigd aan de Nationale Assemblée. De raad van ministers is het hoogste uitvoerende en administratieve orgaan van de Regering en de belangrijkste taak is het uitvoeren van het door de Regering vastgestelde beleid. Het centrale gezag zetelt in Paramaribo en bepaalt het nationale beleid. De Staatsraad in Suriname fungeert zoals de eerste kamer in Nederland. De President is voorzitter van de Staatsraad (Anda Suriname, 2005). Naast de centrale overheid is er ook een vorm van regionaal bestuur in de Republiek Suriname. Het districtsbestuur bestaat uit de Districtscommissaris en de vertegenwoordigers van de verschillende ministeries in het district. In de districten wordt het centrale gezag vertegenwoordigd door de Districtcommissaris ondersteund door een districtsraad. In de uitvoeringssfeer is elk district voorzien van een benoemde Districtscommissaris (DC). De DC beschikt over een klein budget, dat door het Ministerie van Regionale Ontwikkeling beschikbaar wordt gesteld. Dit budget houdt de relatie tussen centrale en lokale overheid in stand, zo ook het districtsapparaat om het Ministerie van Regionale Ontwikkeling te assisteren bij het beheer en de uitvoering van haar openbare taken in de districten. Het Ministerie van Regionale Ontwikkeling is een sleutelministerie, welke verantwoordelijk is voor het functioneren van de lokale overheid en als zodanig belast is met de verzorging van diensten in de districten, zoals het onderhoud van secundaire en tertiaire wegen, afwateringssystemen, vuilophaaldiensten en openbare markten (SDD, 2005). De DC was tot de invoering van de Districtsraden in 1989 de enige lokale autoriteit. De Districtsraad heeft als voorzitter de DC. De Districtsraad heeft de regelgevende, budgettaire en controlerende taken. DC's worden door de President benoemd en vallen politiek bestuurlijk als ambtenaar onder het Ministerie van Regionale Ontwikkeling. Een DC wordt niet benoemd voor een bepaald district. De benoeming geldt voor geheel Suriname. Concreet betekent dit dat de DC in elk district kan worden geplaatst. Belangrijke taken zijn onder andere: het vertegenwoordigen van de regering in het aangewezen district, de leiding over de in het aangewezen district aanwezige afdelingen van de verschillende ministeries, zorg en beheer over het district en welzijn van haar inwoners (SDD, 2005). De samenstelling van de Districtsraad vindt plaats na gehouden algemene vrije en geheime verkiezingen in het district op de wijze als in de kiesregeling wordt bepaald. Ondanks de invoering van de Districtsraad is de autonomie erg elementair. De lokale overheid heeft geen verantwoordelijkheden om zelf, langs autonome weg, inkomsten voor het district te generen en ook geen verantwoordelijkheden om eigen begrotingen op te stellen en uit te voeren. De centrale overheid geeft weinig of geen compensatie voor het gemis van het genereren van eigen opbrengsten aan de lokale overheid. De Surinaamse overheid wil in de het decentralisatieproces krachtig aanpakken, waarbij de lokale overheden fiscaal en institutioneel worden versterkt, zodat zij meer ruimte hebben om initiatieven te nemen en verantwoordelijkheden te dragen.
Stijn van de Kerkhof
9
De Historische binnenstad van Paramaribo Op dit moment zijn de lokale overheden nog erg zwak. In de toekomst moet de lokale overheid een actievere rol gaan vervullen in het verlenen van publieke diensten, namelijk verbeteren van de omgeving; fysieke infrastructuur; investeringsklimaat voor de particuliere sector en modernisering van het overheidsapparaat (SDD, 2005). Binnenlandse politiek en buitenlandse relaties Met de onafhankelijkheid in 1975 begon ook een periode van grote politieke onrust. Nederland had 3,2 miljard gulden aan verdragsmiddelen toegezegd, om de Republiek Suriname te ondersteunen bij de economische opbouw en voor de ontwikkeling van een onafhankelijke staat. De gewone burgers merkten echter weinig van deze steun of van een economische opleving. De parlementaire staatsinrichting die met de onafhankelijkheid werd ingevoerd werd in 1980 ten val gebracht door een militaire coup onder leiding van Desi Bouterse. Aanvankelijk werden de coupplegers gesteund door Nederland, maar na 8 december 1982, de nacht waarin het Militaire Gezag vijftien gezaghebbende personen uit de Surinaamse samenleving vermoordde, verbrak Nederland alle banden. Ook de ontwikkelingshulp werd per direct stopgezet. Suriname raakte door alle gebeurtenissen internationaal geïsoleerd (van Bodegraven, 2002). De pogingen tot omverwerping van dit regime van Bouterse werden met harde hand teruggedrongen. De onrust en ontevredenheid onder de bevolking groeiden en in het oosten van het land braken rellen uit, die opnieuw getracht werden te stoppen door het leger. In 1991, Bouterse had inmiddels de politieke arena verlaten, ging het militaire regime akkoord met een democratiseringsproces. Johannes Ronald Venetiaan werd tot president verkozen (Lefèbvre, 2001). In de periode na de verkiezingen werden de Structurele Aanpassingsprogramma’s (SAP’s) doorgevoerd. Deze SAP’s zorgden er echter voor dat de bevolking meer last kreeg van de sociaal-economische crisis. Wel werd door Nederland de ontwikkelingshulp weer hervat. In 1995 trad Suriname tevens toe tot de CARICOM, de Caribbean Community. Dit werd gedaan in de hoop te profiteren van verdere integratie met andere landen in het Caribische gebied en dan met name Guyana, Frans Guyana en twee Braziliaanse staten: Amapá en Regina (Lefèbvre, 2001). Ook werd in 1996 de munt gestabiliseerd, waardoor herstel van de economie mogelijk is (Kromhout, 2000). Na de verkiezingen in 1996 werd Jules Wijdenbosch, lid van de partij van Desi Bouterse, de nieuwe president. Drie jaar later eiste de bevolking echter al weer het vertrek van Wijdenbosch en kwamen er vervroegde verkiezingen, die dit maal opnieuw gewonnen werden door Venetiaan. De regering van Venetiaan heeft echter wel te maken met een slechte economische situatie die dringend om verandering vraagt (Lefèbvre, 2001). Economie Suriname heeft veel minerale stoffen tot haar beschikking, zoals bauxiet, tin, goud, ijzererts en aluminium, en is wat betreft inkomsten uit de export sterk afhankelijk van deze producten. Deze producten hebben echter te maken met schommelende prijzen op de wereldmarkt, en kunnen daardoor geen stabiele economische groei bieden. De economie wordt grotendeels gedomineerd door de bauxietindustrie, die voor 15 procent aan het Bruto Nationaal Product (BNP) en voor 70 procent aan de exportopbrengsten bijdraagt (CIA, 2005). De directe werkgelegenheid in de bauxietindustrie is, zeker vergeleken bij de inkomsten die er verkregen worden, laag, slechts 4 procent (Kromhout, 2000). Het aandeel aan het BNP van de primaire, secundaire en tertiaire sectoren is te zien in figuur 1.2. De tertiaire sector levert een groot aandeel aan het BNP, en dit valt te verklaren door enerzijds de diensten die met name in Paramaribo worden aangeboden, en waar ook het toerisme van profiteert, en anderzijds doordat Surinamers buiten Suriname geld terugsturen naar hun familie in Suriname.
Stijn van de Kerkhof
10
De Historische binnenstad van Paramaribo Figuur 1.2: het aandeel van de verschillende sectoren aan het BNP in percentages in 2001 11,3
21,4
primair secundair
67,3
tertiair
Bron: World Bank, 2003b.
Het BNP bedroeg in 2002 $1.990 per hoofd van de bevolking, en hiermee heeft Suriname een lager BNP dan het gemiddelde van $3.560 in Latijns Amerika en het Caribische Gebied. De groei van het BNP is de laatste jaren sterk wisselend. In 1997 groeide het met 5,0 procent, terwijl er in 2000 een afname was van 14,5 procent en in 2001 weer een groei van 1,9 procent (World Bank, 2003b). Ook de inflatie toont sterk wisselende beelden. In de jaren tachtig was er een inflatieniveau dat onder 10 procent lag, maar dit nam begin jaren ’90 sterk toe. In 1993 en 1994 bedroeg de jaarlijkse inflatie 144 procent respectievelijk 400 procent. Sindsdien is de inflatie afgenomen. Ontwikkelingslanden hebben met het invoeren van SAP’s of in tijden van grote inflatie veelal te maken met grote veranderingen in inkomensongelijkheid, zo ook Suriname. In de jaren 1990-1993 nam, naast de inflatie, ook de inkomensongelijkheid in grote mate toe. Er is echter geen direct bewijs voor een verband tussen de toename van beiden (Horowitz & Weinhold, 1998). Aangezien arbeid de belangrijkste bron van inkomsten is, kreeg sinds de jaren ’60 het verkrijgen van extra werkgelegenheid de aandacht in de ontwikkelingsplanning in Suriname. Tegenwoordig is, in verband met een tekort aan banen, ook de informele sector steeds belangrijker om aan inkomen te komen (Kromhout, 2001). De Surinaamse overheid is momenteel met 38.000 werknemers de grootse formele werkgever (tabel 1.1). Het aantal werknemers bij de overheid is met name in de jaren ’80 sterk gestegen, ten koste van de productiesectoren en dan in het bijzonder de landbouw (niet in tabel 1.1 weergegeven). Het werk bij de overheid wordt momenteel slecht betaald, mede door het te veel aan werknemers. Groot voordeel is echter het verkrijgen van secundaire voorzieningen, zoals vrije geneeskundige behandeling en ziekteverlof (Kromhout, 2000). Tabel 1.1: aantal werknemers per bedrijfstak in Suriname in 1980, 1990 en 1998 Bedrijfstak Mijnbouwactiviteiten Industrie / fabricage Nutsbedrijven Constructie Handel, restaurants en hotels Transport, opslag en communicatie Banken Verzekeringen Gemeensch., Soc. en Pers. Diensten Overheid Totaal
1980 1990 1998 6.117 3.242 3.064 7.387 6.279 6.473 1.230 1.292 1.308 3.010 2.077 7.969 4.303 6.600 2.031 2.051 2.308 999 1.359 1.533* 328 407 309 1.979 1.920 2.333 34.846 43.445 37.727 * = voorlopige cijfers 65.896 66.375 61.655*
Bron: Kromhout, 2000
Stijn van de Kerkhof
11
De Historische binnenstad van Paramaribo Bevolking Suriname heeft, wat blijkt uit gegevens van juli 2004, ongeveer 440.000 inwoners. De bevolking van Suriname groeit de laatste jaren slechts langzaam (tabel 1.2). De geboortecijfers lagen in 2004 rond 19 promille en de sterftecijfers rond 7 promille. Toch ligt het totale groeicijfer in 2004 slechts rond 0,3 procent per jaar. De groei van de Surinaamse bevolking wordt namelijk niet alleen bepaald door geboorte en sterfte, maar ook door migratiecijfers. De netto migratie bedroeg –8,8 migranten per 1000 inwoners in 2004. Dit houdt in dat er meer mensen vertrekken dan er komen (CIA, 2005). Tabel 1.2: groei van de bevolking in Suriname en Paramaribo tussen 1900 en 1998 Jaar Bevolking (Groot)-Paramaribo Groei per jaar (%) Bevolking Suriname Groei per jaar (%) 1900 32.000 69.000 1950 74.000 2,6 205.000 3,9 1971 160.480 5,5 384.000 4,4 1992 260.000 3,0 403.000 0,2 1998 275.000 0,8 422.000 0,7 Bron: Schalkwijk & de Bruijne, 1999
Suriname heeft altijd te maken gehad met grote migratiestromen, in het bijzonder rond de onafhankelijkheid. Dit komt doordat de toekomst van Suriname onzeker was, en veel mensen besloten toen dat zij liever een toekomst in Nederland wilden met een Nederlandse identiteit in plaats van de Surinaamse onzekerheid. In 1975 verlieten ruim 40.000 mensen het land, ongeveer 11 procent van de totale bevolking. Later, en met name in de jaren ’90, werden de toegenomen kosten van levensonderhoud, als gevolg van de SAP’s en de inflatie, een belangrijke reden voor vertrek naar het buitenland (Kromhout, 2000). De bevolkingsopbouw laat zien dat Suriname door dalende groeicijfers en migratie een wat verouderende bevolking heeft. De huidige leeftijdsopbouw ziet er als volgt uit: 31 procent is jonger dan 15 jaar, 63 procent is tussen de 15 en 64, en 6 procent is 65 jaar of ouder (CIA, 2003). Van de bevolking blijkt 74,4 procent in urbane gebieden te wonen, en het merendeel van deze mensen woont in Paramaribo (World Bank, 2003b). De stedelijke bevolking groeide in de periode 1987-1997 sneller dan de totale bevolking van Suriname. Deze snellere groei is te verklaren door enerzijds toenemende verkavelingactiviteiten in steden en anderzijds door een toename van economische activiteiten in en nabij de stad. De tweede grote nederzetting naast Paramaribo is Nieuw Nickerie, in het oosten van Suriname (figuur 1.1) met ongeveer 15.000 inwoners. Traditioneel is de bevolking geconcentreerd in de kustvlakte. Daar vinden de belangrijkste economische en politieke activiteiten plaats (Kromhout, 2000). Suriname heeft een diverse bevolkingsopbouw als gekeken wordt naar de verschillende etniciteiten. Deze culturele diversiteit is ontstaan ten tijde van de kolonisatie. Vanaf de 17de eeuw werden veel slaven richting Suriname gebracht. Deze slaven kwamen uit het westen van Afrika, tussen het huidige Siërra Leona en Angola. Na het beëindigen van de slavernij in 1863 moesten er nieuwe arbeiders komen, die echter wel door middel van een contract aan het werk werden gezet. Er kwam in 1873 immigratie van Hindoestaanse contractarbeiders uit Brits-Indië op gang. Na het aflopen van hun contract mochten zij weer terug naar hun moederland, maar veel arbeiders bleven toch in Suriname. In Suriname had men zich al voorbereid op het wegvallen van de Hindoestanen. Vanaf 1890 begon met daarom met het aantrekken van Javaanse contractarbeiders (van Bodegraven, 2003). In de twintigste eeuw zijn er nog enkele andere bevolkingsgroepen naar
Stijn van de Kerkhof
12
De Historische binnenstad van Paramaribo Suriname gekomen. De verschillende bevolkingsgroepen onderscheiden zich nog steeds van elkaar door hun verschillende cultuur. De Surinaamse samenleving bestaat tegenwoordig uit de volgende etnische groepen: Creolen, Hindoestanen, Javanen, Chinezen, Indianen, Europeanen, Libanezen, Boeroe’s (Nederlandse Surinamers) en de gemengde bevolkingsgroepen. De grootste groepen zijn momenteel de Creolen, Hindoestanen en Javanen, met respectievelijk 32 procent, 35 procent en 17 procent van de bevolking (Kromhout, 2000). § 1.2
Paramaribo
Historische ontwikkeling Paramaribo Het huidige Paramaribo is ontstaan vanuit een handelsnederzetting aan de Suriname rivier. In 1613 stichtten Hollandse kooplieden hier een factorij. Met de komst van de West Indische Compagnie ging Paramaribo een grotere rol spelen. Het ontwikkelde zich als bestuurscentrum en een belangrijke handelshaven voor handelsgewassen. De opzet van de stad, zoals die nu nog bestaat dateert uit de achttiende eeuw. In het begin van de negentiende en twintigste eeuw vonden uitbreidingen plaats, die qua structuur niet op de oude stad aansloten. De historische Surinaamse architectuur wordt gekenmerkt door het bouwen in hout (SGES, 1998). Vanaf 1950 is deze houten stad aan het verstenen, maar toch wordt het straatbeeld nog steeds gekenmerkt door vele traditionele, oorspronkelijk wit geschilderde houten gebouwen met steile, rode daken (Jankipersadsingh, 1996). Opbouw van de stad Paramaribo heeft ongeveer 250.000 inwoners, 65 % van de Surinaamse bevolking en het stadsdistrict is ongeveer 183 km2 groot. Paramaribo bestaat uit de districten Paramaribo NoordOost en Paramaribo Zuid-West en beschikt dus over twee Districtcommissarissen en twee districtraden. Het stadscentrum ligt langs de Surinamerivier, waar de meeste centrale functies zijn gehuisvest. Het economisch leven van Paramaribo is geconcentreerd in stadscentrum. Het is in dit centrum waar 1 op de 5 bedrijven en 10 van de 16 ministeries zijn gevestigd. Het stadscentrum is dus het centrum voor werkgelegenheid en dienstverlening. Door de concentratie van deze functies in het stadscentrum is de woonfunctie in dit kleine gebied nu erg beperkt. Het stadscentrum was vroeger de woonplaats van de elite. In sommige straten zijn nog wel bewoonde herenhuizen te vinden, maar veel woonhuizen zijn in de loop van de tijd omgezet in bedrijfspanden. Hiernaast moet wel worden opgemerkt dat veel winkeleigenaren boven hun winkelpand wonen. Ook zijn er nog maar een beperkt aantal erfwoningen te vinden. Het overgrote deel van deze krotten, die in de slavenperiode bestemd waren voor slaven, zijn vrijwel geheel verdwenen en vervangen door pakhuizen en werkplaatsen ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Rondom het stadscentrum bevinden zich de armere woonbuurten. De huizen hier zijn meestal vrijstaand, van hout, meer dan 50 jaar oud en vaak in slechte staat. Ze worden voornamelijk door mensen uit de lagere middenklasse en de volksklasse bewoond. Deze wijken hebben vooral een woonfunctie en er zijn weinig commerciële functies te vinden. De bewoners kunnen echter wel goed gebruik maken van deze functies in het centrum dat makkelijk bereikbaar is. De woonwijken die verder van het centrum af liggen zijn meer divers in karakter qua kwaliteit en bewoning. Het zijn vooral de rijkere die in deze buurten wonen en verder van het centrum af zijn gaan wonen. Vooral de noord- en de westkant van Paramaribo wordt gekenmerkt door deze rijkere woonwijken. De zuidkant wordt gekenmerkt door armere wijken en de ontsluiting van de woonwijken is erg slecht ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999).
Stijn van de Kerkhof
13
De Historische binnenstad van Paramaribo In vergelijking met veel andere ontwikkelingssteden heeft Paramaribo een geringe bevolkingsdichtheid en een weidse ruimtelijke inrichting. De stad kent geen opgepakte huizen of nauwe straatjes en hoogbouw, met uitzondering van enkele kantoren en winkels, komt haast niet voor. De grote woonflats die in andere landen veel voorkomen zijn hier onbekend. De stad werd en wordt nog steeds royaal uitgelegd en zelfs de arme bevolkingsgroepen hebben de beschikking over ruime percelen grond. Dit heeft dus te maken met de relatief geringe omvang van de stedelijke bevolking en de enorme ruimte die de stad tot haar beschikking heeft. Daarnaast is men het in Paramaribo ‘normaal’ of wenselijk gaan vinden dat men als huishouden de beschikking heeft over een vrijstaand huis met een erf. In eerste instantie zou de ruimtelijke opbouw van Paramaribo als positief beschouwd kunnen worden. Ten opzichte van de beperkte omvang van de stedelijke bevolking zijn er in voldoende mate voorzieningen aanwezig. De verdichting van de woonwijken en de opkomst van krottenwijken, zoals die in andere grote steden van ontwikkelingslanden plaatsvindt, doet zich in Paramaribo niet voor. Wel wordt Paramaribo gekenmerkt door een gebrek aan management en een gebrek aan middelen. De huidige voorzieningen worden hierdoor wel ernstig aangetast, wat natuurlijk consequenties heeft voor de leefbaarheid ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Paramaribo: een primate city Sinds de tijd van de plantages en slavernij heeft Paramaribo de rest van Suriname aangestuurd. In de eerste plaats vond die aansturing plaats via het bestuur. Alle bestuursorganen werden gevestigd in de hoofdstad en op het gebied van besluitvorming is de invloed van Paramaribo nog duidelijk zichtbaar. Na de onafhankelijkheid zijn er wel initiatieven gekomen om het bestuur te decentraliseren, maar echt resultaat hierin is er nog niet geboekt. Naast deze bestuurlijke centralisatie is er ook sprake van economische concentratie in Paramaribo. Praktisch alle grote bedrijven en instellingen zijn gevestigd in de hoofdstad, dit neemt natuurlijk ook de nodige werkgelegenheid met zich mee. Een uitzondering zijn hierin natuurlijk de grote grondstofafhankelijke -en landbouwbedrijven die gevestigd zijn buiten de stad. Als laatste is Paramaribo in sociaal opzicht zeer dominerend in Suriname. Voor veel mensen heeft Paramaribo een grote aantrekkingskracht en overheerst het idee dat de stad meer sociale en economische mogelijkheden biedt ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Geografisch gezien zou het beter zijn als er een hiërarchie van plaatsen in grootte en voorzieningen was. Met een hiërarchisch patroon kan een bevolking ruimtelijk gezien het makkelijkst toegang krijgen tot voorzieningen en kan productie het best worden gestimuleerd. Het ontbreekt in Suriname aan zo’n hiërarchisch patroon. Er is maar één stad ontstaan in de koloniale tijd, wat mede komt door de kleine omvang van de bevolkingen er naast de plantages geen andere behoefte was aan andere vestigingsplaatsen. Dit onevenwichtige nederzettingspatroon met maar één stad, met nauwelijks andere plaatsen van betekenis, is niet gewijzigd in de tijd van de ontwikkelingsplanning en ook niet na de onafhankelijkheid. De districten buiten Paramaribo zijn duidelijk achtergebleven bij die van Paramaribo (Schalkwijk & de Bruijne, 1999). In de afgelopen jaren is de urbanisatie toegenomen. Dit komt vooral door de uitbreiding van het stedelijk gebied, maar ook door het steeds meer betrokken raken van bewoners rond de stad op het werken in de stad. Etniciteit is een belangrijke factor in de stedelijke samenleving. In Paramaribo wonen een groot aantal etnisch-culturele groepen, maar de precieze etnische bevolkingssamenstelling is niet bekend. De Surinaamse samenleving bestaat uit de volgende etnische groepen, Creolen,
Stijn van de Kerkhof
14
De Historische binnenstad van Paramaribo Hindoestanen, Javanen, Chinezen, Indianen, Europeanen en overigen. De Creolen zijn de grootste groep in Paramaribo gevolgd door de Hindoestanen. In veel ontwikkelingslanden zijn de huishoudens, zowel vanwege de huishoudensamenstelling als vanwege de hoge geboortecijfers, qua omvang groter dan die in Paramaribo ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). De stedelijke bestaansbasis De zwakke economische basis en problematiek van Paramaribo komt door zijn functie als dé stad, hoofdstad van Suriname. Paramaribo is de stad die het land aanstuurt en gebruik maakt van de mogelijkheden die hem geboden worden. Deze mogelijkheden zijn aanwezig, maar wel beperkt en worden toch te weinig benut. Zoals gezegd is de stad het centrum van alle overheidsinstellingen. Daarnaast is de stad ook een belangrijk handelscentrum. De importeconomie die Suriname is in de stad duidelijk zichtbaar. Veel consumptiegoederen moeten worden ingevoerd. In Paramaribo bevinden zich veel grote handelszaken, die zelf ook veel importeren. Er zijn de laatste jaren veel nieuwe handelsbedrijven opgekomen met vaak een uitgebreid aantal goederen. De grote handelszaken bepalen het beeld van het centrum van Paramaribo, maar toch zijn de meeste zaken klein van opzet. De meeste bedrijven hebben minder dan 5 personen in dienst en zijn meestal familiebedrijfjes. De meeste eigenaren van deze bedrijven hebben de voorkeur om met familieleden te werken. Die zijn minder duur en flexibeler inzetbaar. Industrie is in Paramaribo ook nauwelijks aanwezig. De lokale markt is namelijk te klein om een gediversifieerde productiesector te ontwikkelen. Daarnaast is de export industrie nog niet van de grond gekomen en zijn er weinig investeringen van buitenlandse bedrijven ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Uit een wereldinvesteringsrapport van de UNCTAD uit 2002 blijkt ook dat Suriname het minst aantrekkelijk is voor buitenlandse investeerders( De Ware tijd, 2002). Suriname biedt dus te weinig vestigingsvoordelen om buitenlandse investeerders aan te trekken. De slechte macro-economische toestand in de jaren ’80 hebben ervoor gezorgd dat veel kleine productie bedrijven in stad kopje onder zijn gegaan. De grotere productiebedrijven in de stad hebben nu vaak een monopoliepositie. De economische achteruitgang van de Surinaamse economie heeft duidelijk invloed gehad op de economische activiteiten van de bevolking van Paramaribo. Er is een duidelijke toename van activiteiten in de informele sector te vinden. In het straatbeeld van Paramaribo is deze informele sector goed terug te vinden in de vorm van krantenverkopers, schoenpoetsers, auto-oppassers en geldwisselaars ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Stedelijke huisvesting en voorzieningen Paramaribo is een stad waarvan het overgrote deel van de woningen bestaat uit laagbouw. Dit heeft ervoor gezorgd dat de stad zich over een groot oppervlak heeft verspreid. Met de huisvestingsituatie is het slecht gesteld. De afname van de bouw van nieuwe huizen heeft zich na 1993 voortgezet leidt tot een tekort aan woningen en door het gebrek aan onderhoud treedt bovendien een snelle verslechtering op van de kwaliteit van de woningen. Het uitblijven van investeringen in de woningbouw heeft allereerst te maken met de stijging van de grond- en bouwkosten, de dalende inkomens, de dure hypotheekvormen en de afnemende rol van de overheid ( Meerjaren Ontwikkelings Programma 2001- 2005 Groot Paramaribo, 2000).
Stijn van de Kerkhof
15
De Historische binnenstad van Paramaribo Het bezit van een eigen stuk grond is erg belangrijk voor Surinamers, hierdoor kent Paramaribo een groot aantal woningeigenaren. Zelfbouw is in Paramaribo de meest gebruikelijke vorm waarop een woning eigendom wordt. De eigendomssituatie is ook bepalend voor de kwaliteit van veel huizen. Eigenaren van een woning zullen in het algemeen beter voor hun woning zorgen dan huurders ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Het fysieke voorzieningenniveau is van belang voor de leefbaarheid van de stad, en het goed kunnen functioneren van burgers, bedrijven en instellingen. Door de ruime opzet van de stad , met dus een inefficiënt gebruik van de beschikbare voorzieningen, is het voorzieningenniveau moeilijk op peil te houden. De kwaliteit van de voorzieningen is de laatste jaren ook afgenomen door het gebrek aan onderhoud en het ontbreken van noodzakelijke uitbreidingen. Vooral door het gebrek aan financiële middelen en het gebrek aan een deskundig kader ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Met name het wegennet en het afwateringsysteem zorgen voor de nodige problemen. De nutsvoorzieningen in Paramaribo zijn redelijk en ‘t overgrote deel van de inwoners is aangesloten op het waterleiding-, electriciteits- en telefoonnetwerk. Daarnaast vinden moderne ontwikkelingen op telecommunicatiegebied sterke navolging. De sociale en culturele voorzieningen in Paramaribo zijn nationaal georiënteerd en op een relatief hoog niveau. Voorzieningen zoals ziekenhuizen, poli’s, scholen en recreatieve voorzieningen zijn goed bereikbaar ( Meerjaren Ontwikkelings Programma 2001- 2005 Groot Paramaribo, 2000). Stedelijk beheer en beleid Belangrijk in de ruimtelijke ordening is het Ministerie van Openbare Werken. Bestemmingsplannen voor de stad ontbreken en naast het Ministerie van OW wordt de vormgeving en uitbreiding van de stad bepaald door particulier initiatief ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Grote delen van de stedelijke ruimte van Paramaribo worden niet of nauwelijks benut. In sommige, vaak oudere stadsdelen zoals het stadscentrum, zijn her en der vervallen panden en ontruimde kavels zichtbaar. In de verschillende projecten die sinds de jaren ’70 zijn opgezet is een groot deel van de kavels nog niet bebouwd ( Schalkwijk & de Bruijne, 1999). Paramaribo heeft een erg uitgestrekt karakter. Dit voor een groot deel vanwege het feit dat de grond in handen is van particulieren. De overheid heeft het tot nu toe ontbroken aan initiatieven, om via wetten enige invloed op dit eigendomsrecht uit te oefenen bij de ontwikkeling van verdere verkavelingen. Vanwege het ontbreken van sancties bij het afwijken van de regels en het ontbreken van actualisering van wetgeving op het gebied van ruimtelijke ordening, zijn er vergunningen verstrekt waar dit niet had gemogen, zijn er bedrijven in woonwijken gevestigd en zijn er geen aanpassingen gemaakt in de verkeersstructuur. Het stedelijk beheer van Paramaribo kenmerkt zich door een laissez faire en ad-hoc benadering en beperkt zich tot het minimale zoals de uitgifte van grondpercelen, de verstrekking van vergunningen, goedkeuring van verkavelingplannen en het onderhoud aan infrastructuur ( Meerjaren Ontwikkelings Programma 2001 2005 Groot Paramaribo, 2000).
Stijn van de Kerkhof
16
De Historische binnenstad van Paramaribo Het historisch stadscentrum Het historisch stadscentrum vertegenwoordigt een voormalige Nederlandse koloniale stad daterend van de 17de en 18de eeuw. Binnen het gehele stadscentrum van Paramaribo ligt het historisch stadscentrum. Het historisch stadscentrum van Paramaribo is in de loop der tijd steeds meer onder druk komen te staan van een groot aantal krachten, waaronder de snelle veranderingen in het gebruik van de stedelijke ruimte, het gebrek aan financiële middelen en de geringe coördinatie op het vlak van stedelijk beheer en planning. Deze krachten zorgen voor aantasting van de bestaande kwaliteiten en zijn voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de hedendaagse problematiek van dit stadsdeel. (SGES, 1998). Volgens UNESCO is het historisch stadscentrum een uitzonderlijk voorbeeld van de vermenging tussen Europese architectuur en constructietechnieken, en inheemse Zuid-Amerikaanse materialen. Door de eigen bouwtraditie waaraan het Surinaamse volk zijn identiteit ontleent, verdienen de houten huizen als cultureel erfgoed te worden beschouwd en bewaard te worden voor de toekomst. Een dergelijke unieke architectuur, gemaakt met goedkope bouwmaterialen, komt haast nergens anders voor. De witte houten huizen, met vaak rode steile daken, maken Paramaribo uniek. Sinds 27 juni 2002 staat het historisch stadscentrum van Paramaribo op de werelderfgoedlijst van UNESCO en kan men niet zonder toestemmingen wijzigingen aanbrengen aan elementen in dit stadsdeel en elke aantasting moet gerapporteerd worden aan het werelderfgoedcomité (Lotens, 2002). Context Bij het vervolg van deze studie moet in ogenschouw worden genomen dat Paramaribo, vergeleken bij veel steden in andere en omringende landen, eigenlijk een groot dorp is en zich hier geen grootschalige problemen voordoen zoals dat in veel ontwikkelingslanden wel het geval is. Paramaribo is geen miljoenenstad en de totale bevolking van het land Suriname haalt de half miljoen niet. Dit terwijl het qua oppervlakte wel 5 keer zo groot is als Nederland. Economisch en politiek gezien speelt het land een nauwelijks een rol in de wereld. Het hebben van politieke macht wordt wel heel belangrijk gevonden in dit land en vooral op vlak vinden nog steeds veel machtsspellen plaats. Ook nu de verkiezingen in mei in het vooruitzicht zijn en Desi Bouterse en Jules Wijdenbosch allebei weer op de lijst van presidentskandidaten staan zal dit voor politieke onrust en machtsverwikkelingen blijven zorgen, zeker gezien de economische situatie slecht blijft.
Stijn van de Kerkhof
17
De Historische binnenstad van Paramaribo Hoofdstuk 2. Revitalisering van het historisch stadscentrum en het behoud van het stedelijk erfgoed Inleiding Dit hoofdstuk vormt het theoretisch kader in deze scriptie. In dit hoofdstuk wordt duidelijk wat in de literatuur gezegd is over revitalisering van de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed. In de eerste paragraaf wordt aandacht geschonken aan de problemen (als verval en verwaarlozing) zoals die gelden voor sommige Latijns Amerikaanse steden en wordt bekeken welke actoren aanwezig zijn in het historisch stadscentrum. In de tweede paragraaf staat het stedelijk erfgoed en de revitalisering van het historisch stadscentrum centraal, ook hier gelden de Latijns Amerikaanse steden als referentiekader. In de opeenvolgende paragrafen 3,4,5 en 6 wordt afzonderlijk de invloed van elke actor bekeken en geanalyseerd. In de volgende hoofdstukken zal duidelijk worden of delen uit de literatuur zoals die hier beschreven wordt, toegepast kunnen worden op de historische binnenstad van Paramaribo. § 2.1
Het historisch stadscentrum
Het stadsdeel van voor 1900 wordt betiteld als historisch stadscentrum. De morfologie van gebouwen, straten en pleintjes uit het verleden zijn grotendeels bewaard gebleven. De historische stadscentra zijn in sommige gevallen duidelijk afgebakend en genoteerd op de werelderfgoedlijst van UNESCO, zoals Cartagena, Quito, Guatamala City, Mexico City, Salvador en recent ook de historische binnenstad van Paramaribo. De afbakening van de historische centra is puur gebaseerd op architectonische en esthetische eigenschappen van de gebouwde omgeving en niet op sociale en functionele eigenschappen (Bromley & Jones, 1996). In veel steden in ontwikkelingslanden worden historische stadscentra gekenmerkt door processen van verandering en wordt dit stadsdeel gezien als dynamisch geheel. Verwaarlozing en verval Het oude stadscentrum in Latijns Amerikaanse steden wordt gekenmerkt door verwaarlozing, vervallen huisvesting en economische en sociale achtergesteldheid. De term stadscentrum staat voor een complex web van stedelijke problemen gecombineerd met vervallen infrastructuur, vervallen panden, hoge werkeloosheid, criminaliteit, vervuiling en een concentratie van mensen die vaak in sociale moeilijkheden verkeren. Het stadscentrum wordt als een gebied gezien waar industrie en commerciële activiteiten geconcentreerd zijn en traditioneel functioneren naast de residentiele gebieden, maar door de deïndustrialisatie en de opkomst van de informele sector is de economische status van het stadscentrum afgenomen. Dit economisch verval en de veroudering van het stadscentrum leidden tot sluiting van veel industriële bedrijven en een toenemende werkeloosheid. Naast deze sluiting van de industriële bedrijven trokken ook veel commerciële activiteiten weg uit het stadscentrum en vestigden zich in de rijkere gebieden aan de rand van de stad. Het historisch stadscentrum ligt binnen het gehele stadscentrum en dit deel heeft dus te maken met dezelfde problemen. De plaatsing op de werelderfgoedlijst van UNESCO moet ervoor zorgen dat veel van deze problemen specifiek worden aangepakt en het historisch deel behouden blijft (Bromley & Jones, 1996). De historische panden, in publiek en privaat bezit, hebben te maken met verschillende gradaties van fysiek en functioneel verval. Functioneel en fysiek verval geven de kern weer van het probleem die de panden vaak hebben in het historisch stadscentrum (Rojas, 2002). Functioneel verval ontstaat wanneer gebouwen en publieke ruimtes inadequaat worden voor functies waar ze
Stijn van de Kerkhof
18
De Historische binnenstad van Paramaribo eigenlijk voor ontworpen zijn. Door de slechte staat van de panden kunnen sommige panden niet meer optimaal gebruikt worden voor die functie. Het fysieke verval is er wanneer de gebouwen verwaarloosd zijn en de structuur van gebouwen niet meer voldoende is voor de huidige functie. Functioneel verval wordt versterkt door fysiek verval. Economisch verval ontstaat wanneer de historische panden niet meer competitief zijn en voor de eigenaren van de panden geen economisch voordeel meer opleveren, de kosten voor het pand zijn hoger dan de opbrengsten. Economisch verval is veelal het gevolg fysiek en functioneel verval (Rojas & Moura Castro, 1999). Het fysieke en functionele verval reduceert de vraag naar en prijs van de historische panden, waardoor de woningmarkt verslechtert in het historisch stadscentrum. Daarnaast neemt de druk ook toe door de verkeersdrukte, zwervers en straathandelaren. Zij ontsieren het traditionele straatbeeld en bijbehorende open ruimtes. Steden in Latijns Amerika hebben te maken met snelle groei en het stedelijk erfgoed dat leidt onder economisch verval wordt vervangen door moderne panden, waardoor historie en culturele tradities verloren gaan (Rojas, 2002). Tezamen veroorzaken de hierboven besproken drie vormen van verval een vicieuze cirkel. Het is daarom noodzakelijk om in te grijpen om een ommekeer te brengen in de neerwaartse spiraal van economische teruggang (Rojas & Moura Castro, 1999). Veel historische stadscentra in Latijns Amerika zijn dus onderhevig aan fysiek verval, toenemende verkeerscongestie en verslechtering van het dienstenaanbod en als reactie daarop is er steeds meer renovatie en verandering in landgebruik. Er zijn duidelijk aanwijzingen over een toename van de armoede en een verslechtering van de leefomstandigheden (Hardoy & Gutman, 1991). Functionele diversifiteit en betrokken actoren Binnen de steden staat het historisch stadscentrum bekend om haar eigen identiteit en verschijning. Het historisch stadscentrum onderscheidt zich van de andere stedelijke wijken door het feit dat in dit district de centrale functies geconcentreerd zijn en als culturele kern wordt gezien (Hardoy & Gutman, 1991). Oorspronkelijk waren alle historische stadscentra woongebieden, maar tegenwoordig wordt het historisch stadscentrum gekenmerkt door functionele diversifiteit en is het een dynamisch geheel. Hierbij wordt toerisme commercieel zeer aantrekkelijk voor de historische stadscentra. Toerisme kan daarentegen ook een grote rol in de aantasting van historische stadscentra. Deze centra trekken internationale en nationale toeristen aan en veel grond wordt, door de commerciële aantrekkelijkheid, voor toeristische doeleinden verkocht. De komst van nationale en internationale touroperators kan een bedreiging zijn voor het historisch stadscentrum (Hardoy & Gutman, 1991). De functionele diversifiteit zorgt voor de aanwezigheid van veel verschillende actoren. Deze aanwezigheid heeft effecten op het landgebruik en de mate van intensiteit. Er zijn drie groepen actoren die een rol spelen in de ontwikkeling van het stadscentrum. In de eerste plaats is er de private sector met industriële of commerciële activiteiten, beide formeel en informeel. Een centrale locatie is voor de private sector aantrekkelijk voor de mate van toegankelijkheid. Winkels, commerciële centra, kantoren, straathandelaren en hotels verlangen allemaal een goede toegankelijkheid.
Stijn van de Kerkhof
19
De Historische binnenstad van Paramaribo De tweede groep actoren is de inwoners die het prefereren om in het stadscentrum te wonen. In het historisch stadscentrum van Paramaribo is de woonfunctie drastisch afgenomen en overheersen de overige functies. Dit is een duidelijk verschil met de overige Latijns Amerikaanse steden waar het historisch stadscentrum juist een overheersende woonfunctie heeft. Alleen het sociale karakter verandert in de meeste Latijns Amerikaanse steden, hogere inkomensgroepen verlaten het stadsdeel en lagere inkomensgroepen trekken naar het historisch stadscentrum (Bromley & Jones, 1996). De derde groep is de publieke sector. Deze sector heeft een grote variëteit aan mogelijkheden waarmee het de ontwikkeling in het stadscentrum kan beïnvloeden. De publieke sector gebruikt het stadscentrum als locatie voor hun gebouwen, openbare wegen, parken en mogelijk voor sociale huisvesting. Daarnaast acteert de publieke sector ook als planner en manager van het stadscentrum. De publieke sector moet in deze rol de ontwikkelingen in het stadscentrum begeleiden en een balans zien te vinden tussen de verschillende behoeften en prioriteiten tussen de verschillende actoren en zorgen voor een gezonde stedelijke ontwikkeling (United Nations Centre for Human Settlements, 1991). In de afgelopen 40-50 jaar is vanuit de overheid in veel ontwikkelingslanden de aandacht uitgegaan naar problemen in de nieuwe wijken aan de rand van de stad. Tegelijkertijd overheerste de ‘moderniserings gedachte’ bij de meeste overheden en waren zij vooral gericht op nieuwe en moderne huisvesting. Aan panden in traditionele stijl werd beduidend minder aandacht geschonken en in het ergste geval genegeerd. Oude historische panden, veelal geconcentreerd in het historisch stadscentrum, waren en zijn onder andere hierdoor nog steeds vaak in slechte staat van onderhoud (Steinberg, 1996). Zoals gezegd is de woonfunctie in Paramaribo drastisch afgenomen. Juist de woonfunctie maakt dit stadsdeel dynamisch en zorgt voor het behoud. Daarnaast zal de woonfunctie ook meer het evenwicht herstellen en problemen als de toenemende criminaliteit, na sluitingstijd van de winkels, aan te pakken. Het terugbrengen van de woonfunctie is dus van essentieel belang voor de historische stadscentra (United Nations Centre for Human Settlements, 1991). Het stadscentrum is dus een gebied waar verschillende actoren aanwezig zijn, die verschillende belangen en zeggenschap hebben, en een gebied dat constant aan veranderingen onderhevig is. Voor het behoud van het historisch stadscentrum is het belangrijk dat deze actoren in harmonie met elkaar acteren. De publieke sector heeft daarbij als planner en manager van de historische binnenstad een belangrijk aandeel in het bewaren of creëren van deze harmonie. § 2.2
Het stedelijk erfgoed en de revitalisering van het historisch stadscentrum
Het stedelijk erfgoed Bij het stedelijk erfgoed wordt vaak gedacht aan monumenten zoals religieuze gebouwen, paleizen, kastelen, stadswallen en poorten en andere oude institutionele gebouwen. Deze opvatting is niet volledig, omdat historische binnensteden ook tot het stedelijk erfgoed worden gerekend. Het belang van stedelijk erfgoed voor een duurzame ontwikkeling van de historische binnenstad is de laatste jaren steeds belangrijker geworden, dat wordt onderstreept door de aandacht van internationale organisaties als UNESCO (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation) en de ICOMOS ( International Commission on Monuments and Sites) en het opkomen van lokale belangengroepen (Steinberg, 1996).
Stijn van de Kerkhof
20
De Historische binnenstad van Paramaribo Het historisch stadscentrum vertegenwoordigt een unieke relatie met het verleden, een fysieke bevestiging van de sociale en culturele tradities. Dit historisch stadscentrum geeft de moderne stad en samenleving van tegenwoordig betekenis en karakter. Het stedelijk erfgoed in dit stadscentrum heeft in deze historische context ook een duidelijke economische betekenis, in de vorm van 'pull function' voor toerisme, en een sociaal-culturele betekenis waarbij lokale ontwikkeling centraal staat (Steinberg, 1996). Vanaf wanneer is nu het besef in de wereld ontstaan over de bescherming van het cultureel erfgoed? In 1964 heeft ICOMOS, met de Venice Charter, een conservering benadering voor historische monumenten bewerkstelligd. In 1972 ondertekenden veel ontwikkelingslanden de UNESCO’s Conventention Concerning the Protection of the World’s Cultural and Natural Heritage en in 1977 is UNESCO begonnen met het opstellen van de werelderfgoedlijst (Steinberg, 1996). Objecten voor de werelderfgoedlijst worden voorgedragen door de betrokken landen zelf. Vervolgens wordt de voordracht beoordeeld door een panel van deskundigen. Op de jaarlijkse vergadering van het World Heritage Commitee van UNESCO wordt vervolgens over de plaatsing beslist. De werelderfgoedlijst biedt geen wettelijke bescherming, wel houdt de UNESCO de objecten goed in de gaten en publiceert zij jaarlijks een lijst van ‘World Heritage in Danger’ (Renes, 2004). Terwijl de Venice Charter gericht was op individuele monumenten, was de werelderfgoedlijst van UNESCO gericht op het totale culturele erfgoed, waardoor conservering en revitalisering van gebieden onder de aandacht kwamen. UNESCO heeft er ook voor gezorgd dat er een fonds beschikbaar kwam voor bescherming van het erfgoed. De landen kunnen met het indienen van projecten aanspraak maken op dit fonds (Steinberg, 1996). Enkele internationale (UNESCO en ICOMOS) en nationale organisaties zijn dus de afgelopen decennia campagnes begonnen om dit stedelijk erfgoed te behouden. Ondanks het grote enthousiasme is het resultaat toch beperkt. Enkele Europese bilaterale ondernemingen houden zich maar bezig met het behoud van het stedelijk erfgoed in ontwikkelingslanden en de Development banks zijn schichtig geworden tegenover conserveringsprogramma’s door hun gebrek aan economische en financiële overtuiging. Daarnaast zijn er tot nu toe maar weinig steden in geslaagd de private sector succesvol bij conserveringsprogramma’s te betrekken en een strategie te ontwikkelen voor erfgoed ‘commercialisering’ (Steinberg, 1996). Verondersteld wordt dat dit in de historische binnenstad van Paramaribo ook nog geen sprake is van erfgoed commercialisering en dit zal duidelijk worden in hoofdstuk vijf. Het besef voor behoud van het gebouwd erfgoed is dus de afgelopen decennia enorm gegroeid en in veel historische stadscentra in ontwikkelingslanden gaat de aandacht uit naar revitalisering en conservering. Maar wat betekenen nu de begrippen revitalisering en conservering? Revitalisering en conservering Met stedelijke revitalisering wordt niet het passieve behoud en bescherming van historische individuele gebouwen bedoeld; ook is het niet de bescherming van alles wat oud is. In plaats hiervan betekent stedelijke revitalisering het creatief gebruiken en hergebruiken van oude historische stadswijken, dat als één geheel wordt gezien. Functionele vernieuwing is een belangrijk onderdeel van het revitaliseringproces. Revitalisering betekent ook wel; ‘het opnieuw leven inblazen in de historische binnenstad’. Belangrijk hierbij is dus het ‘upgraden’ van de totale stedelijke infrastructuur (waterleiding, riolering, afwatering, wegen etc.) en het beschermen en behouden van het bestaande stedelijke patroon en erfgoed.
Stijn van de Kerkhof
21
De Historische binnenstad van Paramaribo Conservering fungeert als een onderdeel van het totale revitaliseringproces en is alleen gericht op het behoud en bescherming van het stedelijk erfgoed binnen het historisch stadscentrum. In historische stadscentra kan ook alleen sprake zijn van conservering. Hierbij staat dus alleen het behoud van het stedelijk erfgoed centraal. Revitalisering is dus een veel uitgebreider en completer proces. Conservering is wel een zeer belangrijk onderdeel bij het totale proces van revitalisering in de historische stadscentra. Vanaf 1977 begon UNESCO dus met het opstellen van een werelderfgoedlijst, dat de basis is voor revitalisering van de historische stadscentra. In veel ontwikkelingslanden is het concept van revitalisering nog niet bekend, dit in tegenstelling tot de ontwikkelde landen. In de laatste decennia is er dus wel steeds meer aandacht voor de revitalisering en het behoud van het stedelijk erfgoed. Vooral de publieke sector heeft de laatste tijd ambitieuze plannen opgezet om de historische sites te revitaliseren (Rojas, 2002). Alleen hebben veel ontwikkelingslanden te maken met drie belangrijke gebreken. Ten eerste is er het gebrek aan financiële middelen. In veel ontwikkelingslanden is dit ook de grootste beperking bij het huidige proces van revitalisering. Dit geldt voor zowel het stedelijk erfgoed in handen van de overheid als voor het stedelijk erfgoed in privaat bezit. Veel particulieren zijn ook niet in staat om de nodige investeringen te doen voor conservering van het monumentale pand. Ten tweede is er op politiek vlak ook nog steeds te weinig steun voor de revitalisering van het historisch stadscentrum en heeft het land vaak andere prioriteiten. In veel landen ontbreekt er een goede administratieve macht gericht op de revitalisering van het historisch stadscentrum en daar waar het bestaat werkt het belemmerend in plaats van constructief. Oude historische panden worden door de overheden te veel als ‘probleem’ gezien in plaats van als onderdeel van het stedelijk leven (Steinberg, 1996). Verondersteld wordt dat Paramaribo op het bovengenoemde waarschijnlijk geen uitzondering zal vormen. Ten derde ontbreekt het in veel ontwikkelingslanden aan voldoende kennis en professionaliteit. Er zijn vaak maar enkele in het buitenland getrainde professionals en eventueel een paar externe adviseurs aanwezig. Wat zijn nu de belangrijkste beleidsdoelen dan voor de juiste revitalisering van het historisch stadscentrum en de conservering van het stedelijk erfgoed? Wat nodig is in de ontwikkelingslanden is effectieve actie, die er voor zorgt dat historische stadscentra niet in verval raken of verloren gaan. Duurzaamheid is hierbij een belangrijk begrip. De revitalisering van het historisch stadscentrum is duurzaam, wanneer er aan drie voorwaarden wordt voldaan. Ten eerste moeten alle sociale actoren betrokken zijn, waardoor een breed draagvlak ontstaat. Ten tweede moet het stedelijk erfgoed inkomsten opleveren (commercialisering) of een duidelijke sociale behoefte bevredigen, waardoor het waarschijnlijk op lange termijn beschermd blijft. Ten derde is er een veelomvattende geïntegreerde benadering nodig, waarbij aandacht is voor het gehele historische stadscentrum en niet alleen voor de individuele panden (Rojas, 2002). Het beleid van revitalisering is erg belangrijk voor de historische centra in ontwikkelingslanden. In veel landen is er een gebrek aan land voor uitbreiding in het historisch stadscentrum en is er een gebrek aan geld voor nieuwbouw, waardoor revitalisatie van de oude gebouwen noodzaak is (Hansen, 1995). Tevens moet de aandacht, buiten de totale fysieke omgeving, gericht zijn op de totale sociale gemeenschap. De oude woningen in het historisch centrum zijn vaak in het bezit van lage inkomenshuishoudens en deze groep heeft andere sociale, culturele en economische waarden dan bureaucraten of planners. Voorstanders van het revitalisatiebeleid benadrukken het belang van een uitgebreide en geïntegreerde planning, waarbij aandacht is voor de revitalisatie van gehele gebieden in plaats van individuele gebouwen (Steinberg, 1996).
Stijn van de Kerkhof
22
De Historische binnenstad van Paramaribo
Een goed revitaliseringproces heeft wel gevolgen voor enkele bevolkingsgroepen in het historisch stadscentrum. Bij het revitaliseringproces is de kans namelijk groot dat de ‘armen’ uit het historisch stadscentrum plaats moeten maken voor de sociale midden en hoge klasse. ‘Gentrification’ van het historisch stadscentrum is nodig voor succesvolle revitalisering. De historische panden moeten beschikbaar worden voor de midden- en hoge klasse. Het probleem in veel ontwikkelingssteden (bv Quito en Cargatena) is dat de lage inkomensklassen vanuit de overheid geen steun krijgen bij het zoeken naar betaalbare alternatieven. De revitaliseringprojecten zijn gericht op huisvesting voor de midden-en hoge inkomensklassen en op herontwikkeling voor recreatieve en commerciële doeleinden. Bij het revitaliseringproces van het historisch stadscentrum van Quito is er ook sprake van een mix van functies, namelijk toerisme; winkels en huisvesting (Jones & Varley, 1999). Centraal bij revitalisering staat dus de dynamiek en functionele diversifiteit zoals die besproken is in de vorige paragraaf. Deze revitalisatie en het behoud van stedelijk erfgoed in historische stadscentra van ontwikkelingslanden roept allerlei interessante vragen en aspecten op (Steinberg, 1996). Deze vragen en aspecten zullen verder in dit theoretisch kader behandeld worden. Vragen die achtereenvolgens in de paragrafen aan de orde komen zijn: - Welke bewonerstypen zijn in het historisch stadscentrum aanwezig en wat is de betekenis van het stedelijk erfgoed voor de bewoners van dit historisch stadscentrum? - Wat is de rol van de publieke sector bij het revitaliseringproces en het behoud van het stedelijk erfgoed? - Op welke wijze participeren de bewoners bij het revitaliseringproces en het behoud van het stedelijk erfgoed ? - In welke mate draagt het bedrijfsleven bij aan het revitaliseringproces en het behoud van het stedelijk erfgoed? Zoals uit de bovenstaande vragen duidelijk is zal in het vervolg van dit hoofdstuk een indeling zijn naar de drie bovengenoemde actoren in het revitaliseringproces. De toenemende problemen in het historisch stadscentrum die ook in paragraaf 1 zijn besproken vereisen een effectieve vorm revitalisering van het historisch stadscentrum. Een goede eerste stap in deze richting is het uiteenzetten van de betekenis of waardering van het stedelijk erfgoed en het geven van een typering van de bewoners/gebruikers in een historisch stadscentrum (Rojas, 2002). § 2.3
Bewonerstypen in de historische binnenstad
Elke Ennen heeft in haar dissertatie onderzoek gedaan naar bewonerstypen in de historische binnensteden van Alkmaar, Leeuwarden en Szeged (Hongarije). De historische binnensteden van ontwikkelde landen staan dus centraal in haar onderzoek. Voor de historische binnenstad van Paramaribo gelden eigenlijk de historische binnensteden van ontwikkelingslanden als referentiekader, maar zijn toch veel elementen uit de dissertatie van Elke Ennen bruikbaar. In deze paragraaf staan deze bewonerstypen centraal en wordt wel de link gelegd met de problematiek in de historische binnensteden van ontwikkelingslanden. Hoe en in welke mate gebruiken binnenstadsbewoners de multifunctionele binnenstad? Om de betekenis van het stedelijk erfgoed voor binnenstadsbewoners te begrijpen wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de concepten “gebonden zijn aan” de binnenstad en “verbonden zijn met” de binnenstad. Hoe sterker de beide concepten zijn, hoe uitgesprokener de houdingen zijn ten opzichte van het stedelijk erfgoed.
Stijn van de Kerkhof
23
De Historische binnenstad van Paramaribo Deze twee concepten zijn gecorreleerd aan het tijdsaspect. Bewoners die langer in het centrum wonen hebben een sterkere band met het centrum en hechten meer waarde aan de bescherming van het stedelijk erfgoed. Leven in het historisch stadscentrum wordt bepaald door een bewuste en onbewuste keuze. Een bewuste keuze om te leven in het stadscentrum komt door de goedkope huisvesting, voldoende werkgelegenheid en aanwezige faciliteiten zoals gezondheidszorg en onderwijs (Ennen, 1999). Buiten het proces van bewuste keuzes om in het stadscentrum te leven zijn er ook onbewuste keuzes. Bewoners voelen zich vertrouwd en thuis in de omgeving en er zijn op het moment geen redenen om weg te gaan. In de historische binnenstad zijn volgens Ennen drie bewonerstypen terug te vinden: de fijnproevers, de onverschilligen en de afwijzers. Deze verschillende typen kennen verschillende betekenissen toe aan het stedelijk erfgoed en dit heeft invloed op het proces van revitalisering en het beschermen van het erfgoed. Een positieve houding ten aanzien van het historisch stadscentrum en waardering voor het erfgoed werkt bevorderend voor het behoud van de historische binnenstad. Meer waardering en een positieve houding kunnen leiden tot meer investeringen in het stedelijk erfgoed, wat ten gunste is voor het behoud van het stedelijk erfgoed. De ‘fijnproevers’ erkennen de nadelen van het historisch stadscentrum, maar de voordelen tellen zwaarder mee. Deze groep heeft ervoor gekozen om in het historisch centrum van de stad te wonen. Fijnproevers bezitten de mogelijkheid om keuzes te maken en zijn hierdoor niet sterk gebonden aan het stadscentrum. Daarentegen hebben zij wel een sterke verbondenheid met het historisch stadscentrum en is hun waardering voor het erfgoed groot. Tevens voelen de fijnproevers zich betrokken bij allerlei binnenstedelijke aangelegenheden en ontwikkelingen, waarin zij actief participeren. Fijnproevers kennen veelal een positieve betekenis toe aan het erfgoed in hun leefomgeving (Ennen, 1999). De ‘afwijzers’ erkennen de voordelen als wel de nadelen van het leven in het historisch stadscentrum, maar voor hen wegen de nadelen veel zwaarder. Deze groep heeft weinig waardering voor het stedelijk erfgoed en hebben weinig emotionele en esthetische binding met het historisch stadscentrum en vertrekken uit het stadscentrum als de mogelijkheid zich voordoet. De ‘onverschilligen’ lijken neutraal te zijn in hun houding, zij erkennen zowel de nadelen als de voordelen van het historisch stadscentrum. Het zijn de omstandigheden die bepalen welke betekenis zij toekennen aan het stedelijk erfgoed. Het erfgoed speelt voor onverschilligen meestal een rol op de achtergrond. Uitgesproken houdingen ten opzichte van het erfgoed komen alleen naar voren wanneer hun directe leefomgeving in gevaar komt, door veranderingen of sloop van gebouwen (Ennen, 1999). In veel historische binnensteden in ontwikkelingslanden (o.a Caïro, Tunis, Quito en Havana) is er een hoge concentratie van lage inkomenshuishoudens. Er is een groot aanbod van goedkope woonruimte. De hoge- en middeninkomensklasse zijn weggetrokken uit het oude stadsdeel en verhuren nu hun voormalige woning aan deze lage inkomenshuishoudens. Het lage inkomen van de ‘armen’ en de desinteresse van de buiten het stadsdeel wonende eigenaren, welke ook nauwelijks huur ontvangen, hebben ertoe bijgedragen dat veel oude historische panden in slechte staat van onderhoud zijn. De eigenaren die de panden verhuren dragen dus nauwelijks op voor de verplichting tot onderhoud en vanuit de overheid wordt door de tekortkomende wetgeving hier niet tegen opgetreden. Deze woningen raken dus steeds meer in vervallen toestand. Daarnaast hebben veel bewoners in de historische binnensteden meer zorgen dan de staat van hun woning. Sanitaire voorzieningen, levensonderhoud en een onderkomen zijn voor veel bewoners belangrijker dan het in goede staat houden van het historische pand (Steinberg, 1996).
Stijn van de Kerkhof
24
De Historische binnenstad van Paramaribo De indeling in typen kan dus niet volledig afhangen van de termen ‘gebonden zijn aan’ en ‘verbonden zijn met’, maar de mogelijkheden van de bewoners spelen in historische binnensteden van ontwikkelingslanden ook een belangrijke rol. Voor veel bewoners zijn deze mogelijkheden dus beperkt en kan er vanuit de eigenaren ook een gebrek aan interesse zijn. Verondersteld kan worden dat er ook een relatie is tussen het type bewoner en de status van de gebruiker (eigenaar of huurder). Veel lage inkomenshuishoudens zijn huurder in de historische binnenstad. In hoofdstuk 6 wordt duidelijk of de hierboven beschreven situatie ook geldt voor Paramaribo en dus met dezelfde problemen kampt als veel historische binnensteden in Latijns Amerika. § 2.4
De betekenis van het stedelijk erfgoed in het historisch stadscentrum
Het wel of niet toekennen van een positieve betekenis aan het stedelijk erfgoed is van veel verschillende factoren afhankelijk. In feite is het een optelsom van verschillende fragmenten van betekenis. In dit onderzoek blijft het beperkt tot drie fragmenten: de economische, de sociaalpsychologische en de politieke betekenis van het stedelijk erfgoed. Deze fragmenten ontlenen hun betekenis aan activiteiten van zowel lokale beleidsmakers als lokale bewoners. Ten eerste zal de economische betekenis van erfgoed besproken worden. De relatie tussen stedelijk erfgoed en de stedelijke economie ligt gecompliceerd , wat komt doordat het stedelijk erfgoed een collectief (gezamenlijk) goed is. Daarnaast verschillen de positieve en negatieve effecten van het stedelijk erfgoed naar gelang de intensiteit van het economisch gebruik. Het stedelijk erfgoed binnen een historisch stadscentrum wordt in economisch opzicht belangrijk voor toerisme. Tevens wordt het stedelijk erfgoed steeds vaker ingezet als ontwikkelingsinstrument voor slecht functionerende binnensteden (Ennen, 1999). De economische problemen bij revitalisering is dat het stedelijk erfgoed op dit moment in veel ontwikkelingslanden nauwelijks inkomsten oplevert. De mogelijkheden voor commercieel hergebruik van panden worden onderzocht, waardoor dit inkomsten kan genereren voor onderhoud. In Quito, Cartagena en Tunis is al wel gebruik gemaakt van deze benadering en worden incidenteel panden op deze manier gerevitaliseerd en zorgt dit voor economische ontwikkeling van het gebied. Toch zijn er maar weinig steden die tot nu toe voor en totale commerciële benadering hebben gekozen. Cartagena is één van die steden. De lokale autoriteiten hebben in deze historische binnenstad er alleen op toegezien dat historische panden niet verloren gingen. Veel initiatief is overgelaten aan de particuliere eigenaren. Veel panden zijn in handen van hoge- en middenklassen inkomensgroepen die deze panden geschikt maken voor moderne huisvesting, kantoren en winkels. De lokale overheid in Cartagena werkt de private sector niet tegen en geeft ze veel vrijheid in hun handelen, waardoor het stedelijk erfgoed een grotere economische betekenis krijgt (Steinberg, 1996). Als gevolg van de modernisering van de economie en gentrification van de steden zullen veel traditionele functies in de historische binnensteden langzaam verdwijnen en zal er een opmars komen van de moderne particuliere commerciële sector. In veel conserveringsplannen en concepten voor historische binnensteden in ontwikkelingslanden gaat de aandacht uit naar de moderne private sector, welke meer inkomsten genereert dan de traditionele functies zoals kleine winkels. Toerisme is ook een duidelijk voorbeeld van een moderne commerciële functie en kan zeer stimulerend werken bij de revitalisering en het behoud van de historische binnensteden (Steinberg, 1996).
Stijn van de Kerkhof
25
De Historische binnenstad van Paramaribo De economische betekenis van het stedelijk erfgoed voor de verschillende sociale actoren is moeilijk vast te stellen en wordt grotendeels bepaald door de houding van de sociale actoren ten opzichte van het erfgoed. De economische betekenis van het stedelijk erfgoed is samengesteld uit de gebruikswaarde, de optiewaarde en de intrinsieke waarde (Ennen, 1999). De gebruikswaarde kan zowel direct als indirect zijn. De directe gebruikswaarde betreft de kosten en baten van de verschillende sociale actoren van historisch of beschermde panden. Dit zijn bijvoorbeeld de onderhoudskosten, renovatiekosten of de waarde van het pand. De indirecte gebruikswaarde van het pand heeft betrekking op de ligging van het pand, de statusgevoeligheid en de houding van de bewoners ten opzichte van het pand (Ennen, 1999). De optiewaarde is de bereidheid van sociale actoren te betalen voor het revitaliseren van historische centra met als doel het ook in de toekomst te gebruiken. Deze waarde is sterk afhankelijk van persoonlijke kenmerken en van de houding ten aanzien van het stedelijk erfgoed. Binding en culturele identiteit zijn hierbij belangrijke begrippen (Ennen, 1999). In veel historische binnensteden in ontwikkelingslanden bestaat het stedelijk erfgoed uit oude historische panden gebruikt voor huisvesting, commerciële functies, overheidsfuncties en vele monumenten welke de religieuze; militaire; politieke en economische macht uit het verleden vertegenwoordigen. Deze monumenten vertegenwoordigen nog steeds deze functie, hebben een andere functie of zijn leegstaand. In veel ontwikkelingslanden ontbreken de politieke wil, interesse en mogelijkheden om het stedelijk erfgoed te behouden. Het gebrek aan interesse en wil kan samenhangen met het niet willen investeren in erfgoed, dat refereert aan de koloniale periode. Het is niet alleen hun culturele identiteit, maar ook die van de vroegere koloniale overheerser. De koloniale overheersing is nog steeds een periode die bij veel overheden nog steeds weerstand op roept (Steinberg, 1996). De twee concepten ‘gebonden zijn aan’ en ‘verbonden zijn met’ zijn in de vorige paragraaf gebruikt om de eigenaren en gebruikers van het historisch stadscentrum te typeren. De verschillende bewonerstypen, zoals uitgelegd in de vorige paragraaf, verschillen in hun wil om voor de bescherming van het stedelijk erfgoed te betalen. De ‘fijnproevers’ zijn sterk verbonden met het historisch stadscentrum en hebben vaak ervoor gekozen om hier te wonen. Zij zijn bereid om voor de bescherming van het stedelijk erfgoed te betalen, omdat zij veel waarde hechten aan hun leefomgeving. Voor hun heeft het stedelijk erfgoed dus een hoge optiewaarde. In contrast hiermee staan de ‘afwijzers’ die weinig verbonden zijn met het stadscentrum en weinig bereidheid hebben om voor de bescherming van het stedelijk erfgoed te betalen. Voor hen heeft het stedelijk erfgoed dus een lage optiewaarde. De ‘onverschilligen’ daarentegen zijn niet echt bewust van het stedelijk erfgoed in hun leefomgeving en de bereidheid om te betalen is afhankelijk van veranderingen in hun leefomgeving (Ennen, 1999). De intrinsieke waarde van het stedelijk erfgoed betekent de waarde die erfgoed heeft ondanks het feit dat mensen niet de intentie hebben het erfgoed ook te gebruiken. Deze waarde hangt samen met de functie die het erfgoed inneemt in de samenleving. De intrinsieke waarde wordt belangrijker wanneer het stedelijk erfgoed onder druk staat van vernieling en verval, waardoor de symbolische waarde voor totale lokale bevolkingsgroepen belangrijk wordt (Ennen, 1999). Veel historische binnensteden in ontwikkelingslanden staan wel onder druk en stedelijk erfgoed lijkt verloren te gaan. Deze historische binnensteden herbergen lokale, nationale en internationale historie en het stedelijk erfgoed heeft hier een symbolische waarde (Rojas, 2002). Ten tweede heeft het stedelijk erfgoed ook een sociaal-psychologische betekenis. Het welzijn van de eigenaren en gebruikers in de historische stadscentra is sterk afhankelijk van het in staat zijn zich te identificeren met allerlei plaatsen.
Stijn van de Kerkhof
26
De Historische binnenstad van Paramaribo De positieve of negatieve betekenissen verschillen naar het verschil in intensiteit van gebruik van het stedelijk erfgoed, als wel naar de verschillende bewonerstypen met hun percepties en levensstijlen. De ‘fijnproevers’ hechten zoals gezegd grote waarde aan de aanwezigheid van historie in het stadscentrum. Het historisch stadscentrum heeft voor deze groep grote culturele betekenis en men is bereid om hiervoor te betalen. Voor hen heeft het stedelijk erfgoed in sociaalpsychologische zin een hoge symbolische waarde. In tegenstelling met de fijnproevers hebben de ‘afwijzers’ weinig binding met historisch stadscentrum en heeft dit stadsdeel voor hen een lage symbolische waarde. De groep ‘onverschilligen’ is in eerste instantie ook niet geïnteresseerd in het behoud van het stedelijk erfgoed, alleen als hun directe leefomgeving in gevaar is verandert deze mening. Status en opleiding zijn persoonskenmerken die belangrijk zijn in de waardering van het stedelijk erfgoed. Bewoners uit een sociaal hogere klasse en met een hogere opleiding hechten meer waarde aan het stedelijk erfgoed in een historisch stadscentrum en zijn bereid om meer te betalen voor het behoud en herstel van het erfgoed (Ennen, 1999). In het sociaal psychologisch denken van de mens is het unieke van plaatsen een belangrijk element. In alle steden, zijn de karakteristieken van bouwvormen, materialen en bouwelementen van belangrijke waarde in het lokale karakter van de stad. Het kan niet ontkent worden dat de historie een onderdeel is van een gezamenlijk thuisgevoel van de bewoners (Ennen, 1999). Tot slot heeft het stedelijk erfgoed ook nog een politieke betekenis. Inherent aan het revitaliseren en beschermen van het stedelijk erfgoed is selectie. Politici beslissen over wat bewaard wordt (Ennen, 1999). De bewustwording van de waarde van erfgoed voor toerisme (economische betekenis) heeft geleid tot veranderingen in stedelijke politiek in ontwikkelingslanden. De vraag aan wie het erfgoed ten deel moet vallen wekt conflictsituaties op. Hierbij kan men denken aan de conflicterende belangen van toeristen en plaatselijke bevolking, maar ook tussen beleidsmaker en informele economie. Planners en handelaren hebben ieder hun eigen perceptie op de geschiedenis van een centrum en het gebruik ervan (Seppanen, 1999). Desondanks is het management van steden in handen van meerdere partijen. In de laatste jaren zijn er verschillende nieuwe soorten van stedelijk management ontstaan, waarbij de invloed van de overheid is afgenomen (Ennen, 1999). Deze vormen van management worden besproken in de volgende paragraaf. Politieke steun en wil voor revitalisering van de historische binnenstad is wel cruciaal en juist dit ontbreekt in veel ontwikkelingslanden (Steinberg, 1996). Verder beïnvloedt de overheid de economische, de sociaal-psychologische en politieke betekenis van het stedelijk erfgoed. De overheid zal proberen deze verschillende fragmenten van betekenis te beheren, wat geen makkelijke opgave is omdat deze betekenissen een divers karakter hebben (Ennen, 1999). § 2.5 De rol van de publieke sector bij het revitaliseringproces van het historisch stadscentrum en het behoud van het stedelijk erfgoed De meeste landen in Latijns Amerika hebben tegenwoordig te maken met de volgende kenmerken van beleid. Ten eerste is er sprake van een decentralisatie van het bestuur, van nationaal naar lokaal niveau. Ten tweede is er sprake van een privatisering van overheidstaken, de verschuiving van de publieke naar de private sector. Dit proces is zichtbaar in veel verschillende landen, maar er moet opgemerkt worden dat dit proces niet overal even snel en in even grote mate zich afspeelt. Het beheer van de historische binnensteden, dat in handen was van de nationale
Stijn van de Kerkhof
27
De Historische binnenstad van Paramaribo overheid, wordt overgedragen aan gemeentelijke overheden of private fondsen en ondernemingen (Carrión, 2000b). Volgens Carrion (2000b) zijn er op dit moment drie typen bestuur van historische centra in Latijns Amerika te onderscheiden: 1. Steden met een verscheidenheid aan organisaties die competitief handelen ten aanzien van de revitalisering van het centrum. Dit heeft zijn voordelen, maar nog meer nadelen. Het grootste nadeel is het gebrek aan coördinatie tussen de verschillende instellingen, waardoor de renovatie uiteindelijk vaak uitmondt in degradatie. Voorbeelden van steden met zo’n soort ontwricht institutioneel kader zijn Mexico Stad en voorheen Quito. 2. Steden met een gecentraliseerd beleid die de revitalisering ter hand neemt. Havana, op Cuba is hier het duidelijkste voorbeeld van. 3. Het derde type bestuur is het ideaaltype waarbij er een samenwerking te zien is van publieke, private en communitaire instellingen waardoor een evenwichtig institutioneel kader wordt gecreëerd. Dit garandeert veelzijdigheid en voorkomt een eenzijdige revitalisatie die geen recht doet aan de heterogene karakters van de historische centra. Langs deze weg kan er voor het eerst duidelijk sprake zijn van governance in tegenstelling tot het government dat tot dan toe altijd overheersend was in de historische centra. De zonale regeringen van Rio de Janeiro en Quito, kunnen voorlopers zijn van de verandering naar dit ideaaltype. In hoofdstuk vijf zien we hoe het bestuur van Paramaribo en het beheer van de historische binnenstad in elkaar steekt en in welke mate het lijkt op het eerste en tweede type. De lokale (gemeente) en de nationale overheid hebben bij het huidige proces van revitalisering een belangrijke rol. Daarbij moet er een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende verantwoordelijkheden tussen deze overheden. Het samenspel tussen deze overheden moet een raamwerk creëren voor investeringen van de lokale bewoners en de private sector (Serageldin, 1997).
Centrale overheid Ten eerste zal nu eerst worden ingegaan op de algemene rol van de overheid ten aanzien van het behoud van het stedelijk erfgoed, als onderdeel van het revitaliseringproces. Volgens Rojas en de Moura Castro (1999) bevinden de historische binnensteden in Latijns Amerika en het Caribische gebied zich in twee verschillende fasen van behoud van het stedelijk erfgoed. In de eerste fase is er nauwelijks sprake van onderling overleg tussen de betrokken sociale actoren en is het vooral de culturele elite die verantwoordelijk is voor het behoud van het erfgoed. Er is nauwelijks sprake van duurzame behoud, omdat alleen de culturele elite betrokken is bij het behoud van het stedelijk erfgoed. Sommige steden in de regio bevinden zich in de tweede fase en hierbij hebben de nationale en lokale overheid een actievere houding en nemen zij hun verantwoordelijkheid middels wetgeving en publieke investeringen. Desondanks blijft de overheid met een gebrek aan financiële middelen en is het moeilijk om het stedelijk erfgoed op een duurzame manier te behouden. Daarnaast is er in veel steden geen goede overeenstemming tussen degene die betalen voor het behoud (nationale en lokale belastingbetalers) en degene die profiteren van het behoud (de bewoners, eigenaren van toeristische activiteiten en de geïnteresseerde culturele elite) (Rojas, 2002). Volgens Rojas en de Moura Castro (1999) moeten de steden uiteindelijk terechtkomen in een derde fase, waarbij het behoud van het stedelijk erfgoed de bezorgdheid en verantwoordelijkheid
Stijn van de Kerkhof
28
De Historische binnenstad van Paramaribo van vele sociale actoren moet zijn. De benadering van landen jegens het stedelijk erfgoed moet veranderen. Belangrijk is dat alle sociale actoren positief staan tegenover het behoud en het beleid van de overheid ondersteunen. Institutionele en operationele hervormingen zijn hiervoor nodig, waardoor overheidsinvesteringen efficiënter worden en er mogelijkheden ontstaan voor effectieve publiekprivate samenwerkingen. Wel is duidelijk publiek leiderschap nodig, wat voor de juiste coördinatie moet zorgen tussen de interveniërende actoren. De publieke sector moet er bijvoorbeeld ook voor zorgen dat de lage inkomensklassen ook voordeel hebben bij het behoud van het stedelijk erfgoed (Rojas, 2002). De overheid heeft vier mogelijke strategieën met betrekking tot de bescherming van het stedelijk erfgoed in de historische binnenstad. De eerste mogelijkheid is het kopen van de gebouwen om zo de behoud veilig te stellen. Deze strategie wordt in Latijns Amerika en het Caribische gebied vaak gebruikt om het stedelijk erfgoed te beschermen tegen de ontwikkelingen op de onroerend goed markt. Toch zorgt deze strategie niet voor een duurzame bescherming, omdat het meestal conflicten oplevert. Degenen die voor het behoud betalen (de belasting betalers) zijn niet degenen die direct profiteren (eigenaren van de panden, bewoners in de directe omgeving en toeristen) en tevens zijn zij niet degene die erg bezorgd zijn over het behoud van het stedelijk erfgoed (meestal de elite en bureaucraten). In veel landen is het resultaat van deze strategie beperkt en gaat het maar over enkele gebouwen. De overheid laat hier maar weer eens duidelijk zien dat het een slechte manager is, wat niet bevorderlijk is voor de duurzaamheid van het stedelijk erfgoed (Rojas, 2002). De tweede strategie die de overheid heeft is om het gebruik van het stedelijk erfgoed te reguleren om beschadiging te voorkomen. De regels van deze strategie beperken het gebruik en de ontwikkeling van het stedelijk erfgoed. In deze strategie is het belangrijk om in de gemeenschap de waarde van het stedelijk erfgoed duidelijk te maken. De kosten voor het behoud komen terecht bij de eigenaren, terwijl de voordelen voor de totale gemeenschap en de toeristen zijn (Rojas, 2002). De derde strategie houdt in dat de overheid subsidies en aansporingen aanbiedt om eigenaren en investeerders te motiveren het stedelijk erfgoed te behouden. Deze vormen van subsidie kunnen zijn; het geven van gratis technische assistentie, het geven van geld of het uitsluiten van belasting betaling. Deze strategie wordt in Latijns Amerika en het Caribische gebied uitgeprobeerd. Er wordt daarnaast met de private sector samengewerkt. Het nadeel hiervan is dat als de resultaten tegenvallen de investeerders verdwijnen en alleen technische assistentie over blijft. Daarnaast zijn in veel landen de belastingen al laag, waardoor uitsluiten van belasting betaling voor velen geen interessante maatregel is (Rojas, 2002). Als laatste is het voor de overheid belangrijk om de lokale gemeenschap bewust te maken van het belang van het stedelijk erfgoed. Onderwijs is hierbij een goed middel, alleen het resultaat is pas zichtbaar op de lange termijn. Onderwijs over de waarde van het stedelijk erfgoed is erg belangrijk voor de bescherming en de duurzaamheid hiervan. Een gemeenschap dat bewust is over de waarde van het stedelijk erfgoed zal eerder gemobiliseerd zijn om dit te beschermen. Natuurlijk kleven er ook wat negatieve punten aan deze strategie. Het grootste nadeel is dat er binnen de gemeenschap veel uiteenlopende meningen zijn over de waarde van het stedelijk erfgoed (Rojas, 2002). Hierboven zijn dus enkele strategieën besproken voor de overheid ten aanzien van het behoud van het stedelijk erfgoed. Zoals gezegd is het behoud van het stedelijk erfgoed maar een onderdeel
Stijn van de Kerkhof
29
De Historische binnenstad van Paramaribo van het gehele revitaliseringproces. Voor de overheid kunnen daarom een aantal vormen van management gegeven worden, waarbij gekeken wordt naar de totale revitalisering en niet alleen naar het behoud van het stedelijk erfgoed. Hierbij is dus de vraag belangrijk hoe de publieke sector de bestaande sociale, economische en fysieke situatie in het historisch stadscentrum kan verbeteren en tegelijkertijd het stedelijk erfgoed behouden kan worden. Er moet dan gekozen worden voor een ‘constructief management’ van het historisch stadscentrum. Het doel van deze benadering is niet om een beschermd statisch geheel te creëren, maar om een dynamisch proces voor ontwikkeling te bemoedigen. Hierbij wordt de centrale ligging van het historisch stadscentrum, de commerciële vitaliteit en de toeristische aantrekkelijkheid als grote voordelen gezien voor het revitaliseringproces. In alle historische stadscentra zijn er vervallen sociale faciliteiten en infrastructuren die hersteld en gemoderniseerd kunnen worden. Zo zijn er ook niet gebruikte publieke ruimtes, leegstaande kavels, huizen en institutionele gebouwen die hersteld en hergebruikt kunnen worden, wat minder kost dan nieuwbouw. In deze benadering heeft de lokale overheid een duidelijk coördinerende rol, maar deze behoeft wel steun van de lokale gemeenschap. Zonder steun van deze lokale gemeenschap zal een geïntegreerde revitalisering moeilijk worden (Hardoy & Gutman, 1991). Buiten deze bovengenoemde positieve benadering zijn er nog twee negatieve benaderingen die door de overheid kunnen worden uitgevoerd. Ten eerste het ‘destructieve management’. Het resultaat van dit management is dat veel stedelijk erfgoed in verval raakt of verloren is gaat. De overheid maakt hierbij totaal geen gebruik van de aanwezige resources en van het potentiële kapitaal dat aanwezig is in de historische stadscentra. Ten tweede is er het ‘conservationist management’. Deze benadering wordt vooral gekenmerkt door statisch management. Hierbij is alleen aandacht voor het behoud van enkele individuele gebouwen, maar is verder geen aandacht voor de diverse problemen en de dynamische aspecten van de samenleving en hun economie aanwezig in het historisch stadscentrum. Bij deze benadering is alleen de bescherming van het bestaande stedelijk erfgoed noodzaak (Hardoy & Gutman, 1991). Concluderend kan dus gezegd worden, dat uit deze drie keuzes van management het constructieve management zorgt voor de beste balans tussen de stedelijke planners en de sociale interesses van de gemeenschap in het historisch stadscentrum (Hardoy & Gutman, 1991).
Lokale overheid Binnen het bovengenoemde centrale overheidsbeleid is er bij het revitaliseringproces een bijzondere rol weggelegd voor de lokale overheid. De lokale overheid heeft speciale taken met betrekking tot de revitalisering van het historisch stadscentra. De lokale overheid is het laagste niveau binnen de overheid en staat het meeste in contact met het sociale, economische en politieke leven in de historische binnenstad. De lokale overheid heeft als belangrijke taak om het historisch stadscentrum via geïntegreerde planning te revitaliseren. Door haar betrokkenheid kan de lokale overheid extra kracht toebrengen aan de revitalisering van het historisch stadscentrum. Daarnaast heeft de lokale overheid in haar eentje de verantwoording om voor voorzieningen te zorgen die aan het directe lokale leven gerelateerd zijn zoals riolering, afwatering, waterleiding, infrastructuur, publiek transport, straatverlichting, nieuwbouw en onderhoud en parkeervoorzieningen. De kosten voor het behoud van het stedelijk erfgoed zijn vaak voor de eigenaren van de panden. Mocht er eventueel enige financiële of technische steun gegeven worden dan is deze steun voornamelijk van de hogere overheden. De lokale overheid wordt nog te weinig direct betrokken bij de financiering van de projecten (Hardoy & Gutman, 1991).
Stijn van de Kerkhof
30
De Historische binnenstad van Paramaribo Lokale overheden zijn dus nauw betrokken bij de revitalisering van het historisch stadscentrum en het behoud van het stedelijk erfgoed en daarbij is goede samenwerking met de hogere overheden en de private sector vereist. Door het gebrek aan middelen is de lokale overheid meestal sterk afhankelijk van deze twee andere partijen. De lokale overheid moet zorgen voor de juiste coördinatie en regulering tussen de betrokken institutionele en private partijen. Een goede samenwerking tussen overheid en private sector zorgt voor een raamwerk waarin alle partijen kunnen handelen naar hun mogelijkheden (Serageldin, 1997). Binnen de overheid zelf moet er tussen de lokale en de nationale overheid ook duidelijke afstemming zijn over de verantwoordelijkheden en moeten er goede afspraken zijn over inkomsten en uitgaven (Hardoy & Gutman, 1991). Zoals eerder gezegd in dit hoofdstuk en wat bleek uit het vorige hoofdstuk is de lokale overheid in Paramaribo erg zwak en heeft het nauwelijks een actieve rol in de historische binnenstad. De taakverdelingen tussen de centrale en lokale overheid liggen in Suriname anders dan in andere landen in Latijns Amerika. Hoe deze taakverdelingen precies liggen zal in hoofdstuk vijf worden besproken.
Partnerships Erg belangrijk bij de revitalisering en het behoud van het stedelijk erfgoed is het creëren van effectieve partnerships tussen de publieke en de private sector. Het idee van partnerships is dat de overheid (centraal en lokaal) en de private sector een belangrijke rol toebedeeld krijgen in het revitaliseringproces. Voor de private sector is het belangrijk dat de bestaande situatie verbeterd wordt en dat het centrum commercieel en efficiënter geëxploiteerd kan worden. Goede coördinatie en samenwerking tussen de publieke en private sector zorgen voor een duurzame bescherming van het stedelijk erfgoed. Daarnaast moet er tussen de beide partijen een goede verdeling komen tussen de mate van risicospreiding, investeringen en opbrengsten. De belastingbetalers moeten grotendeels opdragen voor de revitalisatie kosten van de publieke diensten en de resources van de private sector worden winstgevend geïnvesteerd. Het succes van de samenwerking tussen de twee partijen hangt af van de efficiënte verdeling van de kosten, opbrengsten en de risico’s tussen de participanten. Belangrijk is ook goed leiderschap van de centrale overheid, omdat de betekenis van het stedelijk erfgoed toch belangrijk is voor de hele gemeenschap en zelfs wereldgemeenschap. De publieke sector is de sector die het coördinatie probleem tussen de verschillende actoren op kan lossen, dat ontstaat tussen actoren met commerciële belangen en de gemeenschap gericht op duurzame revitalisering (Rojas, 2002). Echt effectieve samenwerkingsverbanden voor stedelijke revitalisering komen pas van de grond als de houding van de verschillende partijen als economen, planners, architecten, ontwikkelaars en investeerders verandert. Belangrijk is dat het politiek klimaat, waarin historische centra in ontwikkelingslanden worden gerevitaliseerd verandert. Meerdere instituties met bijbehorende instrumenten moeten worden ontwikkeld om de samenwerking te bevorderen (Steinberg, 1998). De overheid draagt in veel steden nog steeds de meeste kosten die gerelateerd zijn aan de revitalisering en is tot op heden er niet echt in geslaagd om een goede strategie te volgen, waarbij dit niet het geval is. Het stedelijk erfgoed moet een stuwende kracht vormen in de historische binnenstad en institutionele en operationele hervormingen zijn nodig om dit te realiseren. In veel steden in ontwikkelingslanden is de wetgeving voor behoud van het stedelijk erfgoed niet voldoende en behoeft deze aanpassingen. Slechte wetgeving en controle op deze wetgeving hebben negatieve gevolgen voor het behoud van de historische binnensteden.
Stijn van de Kerkhof
31
De Historische binnenstad van Paramaribo Duurzame revitalisering dient bereikt te worden middels goede samenwerking tussen de publieke en de private sector. De private sector is hierbij vooral belangrijk door de commerciële expertise en kennis van lokale markten die het met zich meebrengt (Rojas & Moura Castro, 1999). Zoals eerder gezegd is politieke steun ook erg belangrijk voor een succesvol revitaliseringproces. De ervaring leert dat in veel ontwikkelingssteden dit nog niet het geval is. Er zijn voorbeelden aantoonbaar, waarbij de politieke verbintenis ontbreekt en dit ook moeilijk te realiseren is. Het is zelfs de nationale en internationale erfgoed organisaties niet gelukt ook de steun te vergroten. In veel steden blijft het alleen bij individuele restauratie van monumenten en zijn er weinig voorbeelden van totale revitalisering (Steinberg, 1996). § 2.6 De rol van de private sector en de lokale bevolking bij het revitaliseringproces van het historisch stadscentrum en het behoud van het stedelijk erfgoed. In de meeste ontwikkelingslanden heeft de private sector beperkte mogelijkheden en resources om het stedelijk erfgoed in historische stadscentra te bewaren. Het gebrek aan investeringen leidt tot verval en afbraak van het stedelijk erfgoed zelfs in historische stadscentra die door de gemeenschap steeds meer gewaardeerd worden. Veel rijke particulieren eigenaren, van historische panden in het centrum, wonen nu buiten dit stadsdeel en doen nauwelijks meer investeringen in hun eigen pand. Waardering voor het erfgoed door de gemeenschap is onvoldoende om private investeerders te mobiliseren, omdat de investeerders en eigenaren te maken hebben met een coördinatie probleem. Dit probleem steekt als volgt in elkaar: terwijl iedereen zal profiteren van de bescherming van het erfgoed wil niemand de eerste stap nemen en wil iedereen profiteren door als laatste te conserveren. Degene die namelijk als eerste gaat investeren in een pand dan zal dit pand aan marktwaarde nog niet toenemen, omdat de rest van de omgeving nog in vervallen toestand is. Daarentegen zal een pand in vervallen toestand al wel in marktwaarde stijgen als de rest van de panden al wel opgeknapt is, men wil dan profiteren van investeringen gedaan door anderen. Door deze omstandigheden komt het revitaliseringproces niet goed van de grond en zijn er veel minder investeringen voor de bescherming van het stedelijk erfgoed dan de gemeenschap eigenlijk wil (Rojas, 2002). Ondanks dit coördinatie probleem zijn de investeringen van de private sector erg belangrijk bij het revitaliseringproces en de bescherming van het stedelijk erfgoed. Vooral omdat het de overheid vaak aan mogelijkheden ontbreekt om het historisch stadscentrum te revitaliseren. Belangrijk bij de private investeringen is dat de publieke ervoor moet zorgen dat het de private sector niet beperkt door allerlei belastingen en heffingen. De private sector wordt zoals uitgelegd in de vorige paragraaf steeds belangrijker in samenwerking met de publieke sector (Serageldin, 1997). Het resultaat van de investeringen van de private sector in de revitalisering van het historisch stadscentrum kan gentrification zijn (is een commerciële gedachte), maar het kan ook bedoeld zijn om de huidige grondmarkt zo efficiënt mogelijk te exploiteren. Het bovenstaande heeft vaak betrekking op de commerciële private sector. Daarnaast kunnen de private commerciële eigenaren van het erfgoed gestimuleerd worden om in het erfgoed te investeren. Deze investeerders hebben daarvoor wel politieke en ideologische steun (culturele waardering) en institutionele financiële steun (belastingbeperking) nodig (Steinberg, 1998). De lokale bewoners (eigenaren en gebruikers) van historische stadscentra moeten ook steeds meer betrokken raken bij het behoud van het stedelijk erfgoed. De participatie van de lokale bewoners is erg belangrijk in het revitalisering proces en de bescherming van het stedelijk erfgoed. De conserveringprogramma’s zijn erg afhankelijk van de behoeftes, potentiëlen en beperkingen van
Stijn van de Kerkhof
32
De Historische binnenstad van Paramaribo de lokale gemeenschap. De lokale organisaties en de NGO’s ten behoeve van bescherming van het stedelijk erfgoed hebben in veel ontwikkelingslanden een begeleidende en constructieve rol tijdens de uitvoering van het revitaliseringproces. Deze partijen kijken meestal naar de uitvoerbaarheid van de conserveringprogramma’s en naar de sociale en economische effecten van conservering en naar de degene die hier het meest van profiteren (Steinberg, 1998). Het is de bedoeling in de meeste conserveringprogramma’s dat de lokale bevolking bij de revitalisering betrokken raakt. In veel ontwikkelingslanden is de lokale bevolking begonnen met het opknappen van hun eigen huizen. Teams van getrainde mensen ondernemen vaak steeds grootschaligere projecten en daarnaast is het erg belangrijk dat tussen de verschillende acterende partijen goede communicatie en samenwerking is. Het is wel de bedoeling dat de lokale bevolking in het stadscentrum blijft wonen en werken zodat het historisch centrum geen museum wordt, maar levendig blijft. Er moet een juiste balans gevonden worden tussen de behoeften van de lokale bevolking en het karakterbehoud van het historisch stadscentrum. Revitalisering en de bescherming van het stedelijk erfgoed hebben bij de lokale bevolking niet altijd de eerste prioriteit. Sanitaire voorzieningen, onderwijs, gezondheidszorg en voldoende voeding zijn zaken die vaak meer aandacht krijgen dan het opknappen van hun woning. In de lokale gemeenschap zijn ook de sociale contacten en de stedelijke indeling belangrijker in waarde dan de bescherming van het stedelijk erfgoed (Williams, 1998). De participatie van de lokale bewoners hangt samen met de bereidheid die de lokale bewoners hebben om te betalen voor de revitalisering en de bescherming van het stedelijk erfgoed. Het probleem is wel dat het stedelijk erfgoed maar weinig betalende gebruikers heeft. Het erfgoed wordt onderhouden, omdat mensen dit graag willen (Ennen, 1999). In het politieke proces worden veel beslissingen genomen die over de mate van participatie van de lokale bevolking gaan. De ‘empowerment’ van de lokale bevolking is erg belangrijk voor de revitalisering van het historisch stadscentrum. Stedelijke revitalisering en het behoud van het stedelijk erfgoed zijn gebaat bij goede onderlinge afstemming tussen de verschillende actoren, met een belangrijke taak voor de lokale bevolking (Serageldin, 1997). Conclusie Het stadscentrum is dus een gebied waar verschillende actoren aanwezig zijn en een gebied dat constant aan veranderingen onderhevig is. Belangrijk voor het proces van revitalisering van een historisch stadscentrum is het belangrijk dat deze verschillende actoren in harmonie naast elkaar acteren. Een goede harmonie is dus ook essentieel bij het behoud van het stedelijk erfgoed. De toenemende problemen in het historisch stadscentrum vereisen een effectieve vorm van revitalisering en behoud van het stedelijk erfgoed. Problematisch zijn veelal de tekortkomingen van de publieke sector ten aanzien van het behoud van het stedelijk erfgoed. De publieke sector heeft als planner en manager van de historische binnenstad een belangrijke taak in het revitaliseren, beschermen van het stedelijk erfgoed en het bewaren of creëren van de harmonie tussen de verschillende actoren. Alleen in goede harmonie kan duurzame revitalisering bereikt worden. Naast de publieke sector hebben de eigenaren en gebruikers van de panden in het historisch centrum een belangrijke rol. Hun houdingen, percepties, eigenschappen en karakteristieken zijn bepalend voor de revitalisering en behoud van het stedelijk erfgoed. Daarnaast moet ‘empowerment’ bij de eigenaren en gebruikers ook aanwezig zijn om het revitaliseringproces te bevorderen.
Stijn van de Kerkhof
33
De Historische binnenstad van Paramaribo
Hoofdstuk 3. Onderzoeksopzet § 3.1
Onderzoeksdoel, probleemstelling en deelvragen
In deze studie staan het volgende onderzoeksdoel centraal en wordt daarbij de volgende probleemstelling gehanteerd. Onderzoeksdoel: Inzicht krijgen in het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad van Paramaribo. Probleemstelling: Welke factoren zijn van invloed op het succes dan wel falen van het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad van Paramaribo en welke maatregelen moeten genomen worden om dit proces te bevorderen? De probleemstelling wordt beantwoord aan de hand van de vier volgende opgestelde deelvragen: Deelvragen: - Wat is de rol van de publieke sector bij het revitaliseringproces van de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed? - Is er sprake van duurzame revitalisering en behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad van Paramaribo? - Welke eigenaren/gebruikerstypen zijn in de historische binnenstad aanwezig, wat is de betekenis van historische binnenstad voor de eigenaren/gebruikers en wat is hun houding ten aanzien van de rol van de overheid in het revitaliseringproces? - Hebben de verschillende actoren in de historisch binnenstad tegenstrijdige belangen en zo ja wat voor tegenstrijdige belangen? Deze laatste deelvraag is van belang, omdat de historische binnenstad een gebied is waar verschillende actoren aanwezig zijn, die verschillende belangen en zeggenschap hebben, en een gebied is dat constant aan veranderingen onderhevig is. Belangrijk voor het proces van revitalisering van de historische binnenstad is het belangrijk dat deze verschillende actoren in harmonie naast elkaar acteren. De gedachten van de verschillende actoren zorgen voor wel of geen samenwerking, conflicten in ruimtegebruik en of er harmonie in de historische binnenstad heerst. In het conceptuele model staan de factoren en relaties die bepalend zijn voor het proces van revitalisering en het behoud van het gebouwd erfgoed. Het doel is om de bepalende variabelen en relaties in Paramaribo te onderzoeken.
Stijn van de Kerkhof
34
De Historische binnenstad van Paramaribo
Stijn van de Kerkhof
35
De Historische binnenstad van Paramaribo § 3.3
Operationalisering van het conceptueel model
Hieronder volgt een operationalisering van begrippen die in het conceptueel model en in de onderzoeksopzet gebruikt worden en voor de uitvoering van het onderzoek meetbaar moeten zijn. - Revitalisering van het historisch stadscentrum: door herstel, (her)gebruik, renovatie en behoud van de historische waardevolle objecten (gebouwd erfgoed) en structuren een algehele verbetering van de werk/woonomgeving te bereiken. - Eigenaren: deze mensen zijn eigenaar van de panden van het historisch stadscentrum. Gebruikers: deze mensen huren of zijn vruchtgebruikers van de panden van het historisch stadscentrum. - Eigenaren/gebruikerstypen: De mensen die in de panden van de historische binnenstad wonen/werken en verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van het pand kunnen ingedeeld worden in verschillende typen. Deze typen worden gebaseerd op de volgende punten. De betekenis van, en houding ten aanzien van de historische binnenstad voor de eigenaren/gebruikers, en de kenmerken en eigenschappen van de eigenaren/gebruikers. Deze twee punten worden hieronder uitgelegd. - Betekenis van de historische binnenstad: de houding, binding, percepties ten aanzien van de historische binnenstad en de waardering van het gebouwd erfgoed van de eigenaren/gebruikers van de panden in de historische binnenstad. - Kenmerken en eigenschappen van eigenaren/gebruikers: etniciteit, opleiding en leeftijd zijn kenmerken en eigenschappen die invloed hebben op het proces van revitalisering en het behoud van het gebouwd erfgoed. - Publieke sector: de overheid. Visie en beleid zijn van invloed op het revitaliseringproces. Participatie eigenaren/gebruikers en private sector: mate van interventie van de eigenaren/gebruikers en het bedrijfsleven. Mate van interventie wordt gemeten door het doen van revitaliseringpraktijken, het bereidt zijn tot investeren en het aangaan van samenwerkingsverbanden ten behoeve van revitalisering. - Functie pand: verschillende functies van panden in de historische binnenstad omschrijven - Investeringen: tijd en geld steken van de eigenaren/gebruikers in het revitaliseren van de panden. - Duurzame revitalisering: Ten eerste moeten alle sociale actoren betrokken zijn, ten tweede moet het gebouwd erfgoed inkomsten opleveren of een duidelijke sociale behoefte bevredigen en ten derde is er een veelomvattende geïntegreerde benadering nodig waarbij de historische binnenstad als één geheel wordt gerevitaliseerd. - Betekenis van de historische binnenstad binnen Paramaribo: positie van de historische binnenstad in context Paramaribo. De sociale functie van het historisch centrum wordt gemeten door te kijken naar de sociale positie (bv als ontmoetingsplaats) en de economische positie (economisch centrum, soort bedrijvigheid) van de historische binnenstad. - Ruimtegebruik verschillende actoren: De actoren in de historische binnenstad hebben verschillend ruimtegebruik en eventueel verschillende gedachten over ruimtegebruik. Het gaat hier om een functionele indeling van de historische binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
36
De Historische binnenstad van Paramaribo § 3.4
Onderzoeksvragen
In de historische binnenstad zijn verschillende actoren actief en deze actoren hebben allemaal invloed op het proces van revitalisering en op het behoud van het gebouwd erfgoed. Hieronder zullen per participant een aantal onderzoeksvragen geformuleerd worden die aan de hand van het onderzoek beantwoord kunnen worden. Buiten deze participanten zijn er nog een aantal aspecten die onderzocht moeten worden en deze staan onder de overige categorie. UNESCO 1.Wat is de rol van UNESCO bij het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad van Paramaribo? Publieke sector 2. Wat is het rol van de overheid en overheidsgerelateerde instanties in de historische binnenstad ten aanzien van de revitalisering en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad? 3. Wat is de gevolgde beleidsstrategie van de overheid in de historische binnenstad van Paramaribo? 4. Wat zijn de knelpunten, waar de overheid mee te maken heeft, bij het uitvoeren van beleid? Eigenaren/gebruikers van de panden in de historische binnenstad 5. Wat zijn de eigenschappen en karakteristieken van de verschillende eigenaren en gebruikers van de panden in de historische binnenstad van Paramaribo? 6. Wat is de betekenis van de historische binnenstad voor de eigenaren/gebruikers van de panden in dit stadsdeel, is er binding, draagvlak en bewustzijn aanwezig? 7. Welke eigenaren/gebruikerstypen zijn in de historische binnenstad aanwezig en wat is hun houding ten aanzien van de historische binnenstad? Overige onderzoeksvragen 8. Is er sprake van duurzame revitalisering en behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad? 9. Hebben de verschillende actoren in de historische binnenstad tegenstrijdige belangen en zo ja wat voor tegenstrijdige belangen? 10. Vormt de historische binnenstad ruimtelijk en functioneel gezien één geheel? 11. Wat is de betekenis van de historische binnenstad binnen Paramaribo en wat is de potentie van dit stadsdeel? 12. Wat zijn voor de historische binnenstad de consequenties van de plaatsing op de werelderfgoedlijst van UNESCO?
Stijn van de Kerkhof
37
De Historische binnenstad van Paramaribo §3.5
Methodologie en responsanalyse
Methodologie Medio augustus is contact gezocht met de directeur van de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname (Stephen Fokké), die me heeft ondersteund bij het uitvoeren van het onderzoek. Na het eerste gesprek zijn afspraken gemaakt en is me de afbakening van het gebied duidelijk geworden. De eerste fase in het onderzoek is gestart met een observatie van het onderzoeksgebied. In deze oriënterende fase van drie weken heb ik me geconcentreerd op het gebied, zoals deze is afgebakend is door UNESCO en de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname. Heb in deze periode veel in de historische binnenstad rondgelopen en de binnenstad goed in me op laten nemen. Alle panden zijn geteld en in totaal zijn er 267 panden in het afgebakende gebied, wat aangegeven is in figuur 3.1. Van al deze panden vallen de leegstaande en de overheidspanden af. In totaal blijven er dan 190 panden over die onderzocht moeten worden. In de responsanalyse wordt nader op deze berekening ingegaan. Figuur 3.1 Afbakening onderzoeksgebied
Bron: http://www.sr.net/srnet/InfoSurinam/paramaribo.html Naast de eerste observatie is in deze oriënterende fase secundair bronnenmateriaal verzameld en is begonnen met inlezen. Veel bruikbaar en goed materiaal was te vinden bij de Stichting Gebouwd Erfgoed, artikelen en rapporten over de historische binnenstad zijn hier aanwezig. Na bestudering van dit goede secundaire bronnenmateriaal is de problematiek in de historische binnenstad duidelijk geworden. Na deze oriënterende fase is de historische binnenstad ruimtelijk en functioneel wat nader bekeken. Aan de hand van observering, bestudering van secundair bronnenmateriaal en kwalitatief onderzoek onder de bezoekers in de historische binnenstad zijn de volgende
Stijn van de Kerkhof
38
De Historische binnenstad van Paramaribo onderzoeksvragen onderzocht: Wat is de betekenis van de historische binnenstad binnen Paramaribo? en Vormt de historische binnenstad ruimtelijk en functioneel gezien één geheel? Een ruimtelijke en functionele analyse is vooral gemaakt door observering en bestudering van bronnenmateriaal. De volgende fase van het onderzoek was voornamelijk gericht op het houden van enquêtes en diepte interviews en is gestart vanaf week 5 van het onderzoek. Als eerste zijn er enkele proefenquêtes gehouden en zijn vervolgens de enquêtes aangepast, waardoor enkele gebreken verbeterd konden worden. Daarnaast is ook de opzet voor de interviews met sleutelpersonen opgesteld. De enquêtes zijn in overleg met Stephen Fokké aangepast en nu compleet en volledig dekkend. Aan de hand van de opgestelde enquêtes is antwoord verkregen op de onderzoeksvragen 5,6 en 7. Nu de enquêtes in orde waren is gestructureerd begonnen met het dagelijks afnemen van de enquêtes. De enquêtes werden per straat afgewerkt en zo is de gehele binnenstad onderzocht, exclusief de overheids- en leegstaande panden. De planning was de eerste vier weken elke dag rond de 5 enquêtes af te nemen. Het tempo moest in het begin hoog liggen en groot aantal respondenten moest geënquêteerd worden. Het houden van enquêtes verliep de eerste weken redelijk volgens planning, maar na vier weken begon het toch wel wat stroever te lopen. Het probleem is dat het soms heel moeilijk was om de eigenaar of gebruiker te treffen. Zoals al duidelijk was, zijn er veel belangrijke zakenlui in dit stadsdeel aanwezig en veel van deze mensen hebben weinig tijd en is het vaak noodzaak om een afspraak te maken. Het maken van een afspraak is dan geen probleem, maar het houden aan deze afspraken van deze mensen levert wel vaak problemen op. Hierdoor is het zo dat er soms vier keer naar dezelfde persoon terug is moeten gaan om de enquête af te nemen. Het tempo van enquêteren kwam door hierdoor een stuk lager te liggen. De wil om mee te doen met het onderzoek is zeker aanwezig, maar het maken van concrete afspraken ontbreekt dus vaak. Tevens is het ook dat het enquêteren in praktijk ook langzamer is gegaan dan verwacht door de hoge temperaturen in het land. Het is hier dagelijks boven de dertig graden en het enquêteren kan uitsluitend overdag, omdat de meeste mensen na 16u verdwenen zijn. Nadat de eerste vier weken al aardig wat enquêtes waren verzameld zijn vanaf het moment dat het stroever begon te lopen meerdere bezigheden gecombineerd. Het enquêteren gebeurde niet meer dagelijks, maar er werden ook dagen besteed aan het houden van interviews met sleutelpersonen en bestuderen van bronnenmateriaal. Het houden van interviews met sleutelpersonen is nagenoeg volgens planning verlopen. Met behulp van Stephen Fokké is een lijst opgesteld van alle benodigde en relevante sleutelpersonen. Deze zijn allen op een of andere manier verbonden met de historische binnenstad. Geïnterviewd zijn: • Twee architecten die aangesloten zijn bij de Unie van Architecten in Suriname en zich bezighouden met ruimtelijke ontwikkeling in de historische binnenstad. • De directeur van de CESWO. Dit wetenschappelijk instituut heeft in het verleden in opdracht van de overheid plannen opgesteld voor herstel en behoud van de historische binnenstad. • Een vertegenwoordiger van het directoraat cultuur van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. • De brandweercommandant van het Brandweerkorps Suriname • Een Afdelingshoofd van het Ministerie van Openbare Werken • De Directeur van de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname.
Stijn van de Kerkhof
39
De Historische binnenstad van Paramaribo Uiteindelijk is bij alle personen de benodigde informatie verkregen. De vragen die in het interview gesteld zijn staan in bijlage 2. De onderzoeksvragen 2, 3 en 4 zijn grotendeels beantwoord aan de hand van informatie verzameld in deze interviews en door bestudering van bronnenmateriaal dat bij de SGES voorhanden was. De interviews met betrokken overheidsfunctionarissen en sleutelpersonen hebben de rol van de publieke sector helder en duidelijk in kaart gebracht. De onderzoeksvraag met betrekking tot de conflicten in ruimtegebruik is beantwoord aan de hand van interviews met betrokken partijen en journalistiek bronnenmateriaal. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen is bij dit onderzoek gekozen voor een multimixed methode. Er zijn dus verschillende kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden gecombineerd, namelijk observatie, open interviews en gestructureerde face-to-face interviews aan de hand van een vragenlijst. Dit geeft het onderzoek meer ruggengraat en zorgt voor betrouwbaarheid. Respons Analyse Totaal aantal panden Historische binnenstad van Paramaribo
Benutte panden
Onderzochte Respons Non panden onderzochte respons panden onderzochte panden 267 237 190 145 45 (100%) (88,8%) (71,2%) (76,3%) (23,7%)
Totale non respons 122 (45,7%)
Alle mogelijke panden in de historische binnenstad zijn onderzocht. Dit aantal mogelijke panden is uiteindelijk uitgekomen op 190, wat als volgt te verklaren is. Het totaal aantal panden bedraagt zoals aangegeven in bovenstaande tabel 267 panden. Van dit aantal gaan 30 leegstaande panden af, wat 11,2% is van het totaal. Van deze panden waren de eigenaren niet te vinden of zijn de panden in overheidshanden. Deze leegstaande panden bevinden zich verspreid over de historische binnenstad. Naast deze leegstaande panden staan er in de historische binnenstad veel overheidspanden. Deze 47 panden, wat 17,6% is van het totaal aantal panden, zijn niet onderzocht omdat de eigenaar van deze panden de Surinaamse overheid is en haar mening en standpunt onderzocht wordt aan de hand van interviews met sleutelpersonen van de overheid en middels documenten. Door het ontbreken van recente gegevens over de totale populatie in de historische binnenstad kan er minder over de betrouwbaarheid van de onderzoeksgegevens worden gezegd. In dit onderzoek moet er daarom vanuit worden gegaan dat de onderzoeksresultaten van de onderzochte panden niet afwijken van degene die niet mee wilden werken aan het onderzoek. Toch moet men wel voorzichtig zijn met het trekken van conclusies. De respons is wel 76,3%, maar er kan niet verondersteld worden dat de overige 23,7% op dezelfde manier geantwoord zouden hebben als de gehele populatie. Het is ook belangrijk om te realiseren dat de non-respons kan komen door gebrek aan interesse voor het onderwerp. Dit betekent dat degene die niet hebben meegedaan aan het onderzoek waarschijnlijk anders hebben geantwoord. Hierop kan vervolgens gezegd worden dat degene die wel hebben meegedaan aan het onderzoek waarschijnlijk wel meer geïnteresseerd zijn en de moeite hebben genomen om aan het onderzoek mee te doen. In het onderzoek is het nu belangrijk om deze respondenten te karakteriseren en aan de hand van hun antwoorden analyses te maken
Stijn van de Kerkhof
40
De Historische binnenstad van Paramaribo § 3.6 Opbouw vervolg van de studie In het vervolg van deze studie zal antwoord worden gegeven op de probleemstelling en deelvragen, die zijn geformuleerd in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk. In de hoofdstukken 4,5,6 en 7 zal de historische binnenstad van Paramaribo worden geanalyseerd. De deelvragen kunnen na de hoofdstukken 5,6 en 7 worden beantwoord. Alvorens begonnen wordt met het beantwoorden van deze deelvragen is eerst in hoofdstuk 4 de historische binnenstad ruimtelijk en functioneel geanalyseerd. In hoofdstuk 5 wordt antwoord gegeven op de eerste twee deelvragen. De rol van de publieke sector en duurzame revitalisering staan in dit hoofdstuk centraal. In hoofdstuk 6 worden de eigenaren en gebruikers van de panden geanalyseerd, hiermee wordt antwoord gegeven op de derde deelvraag. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 antwoord gegeven op de vierde deelvraag en wordt bekeken wat de notering op de werelderfgoedlijst betekent voor de historische binnenstad van Paramaribo. Om een concluderend overzicht en helder antwoord te krijgen op de probleemstelling is in de algemene conclusie gebruik gemaakt van een SWOT-analyse. Naast het beantwoorden van de deelvragen in de hoofdstukken is daarom in de conclusie van elk hoofdstuk aangegeven wat de eventuele sterke en zwakke punten, en mogelijkheden en bedreigingen zijn voor het revitaliseringproces en het behoud van de historische binnenstad. De SWOT-analyse in hoofdstuk 8 is een verzameling van alle sterke en zwakke punten, en alle mogelijkheden en bedreigingen uit de conclusies van de hoofdstukken 4,5,6 en 7. Aan de hand van deze SWOT-analyse wordt dus een overzicht gegeven van de factoren en processen die bepalend zijn voor het succes dan wel falen van revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Op deze manier wordt antwoord gegeven op de probleemstelling.
Stijn van de Kerkhof
41
De Historische binnenstad van Paramaribo Hoofdstuk 4. De historische binnenstad van Paramaribo Inleiding In dit hoofdstuk wordt de historische binnenstad van Paramaribo algemeen geanalyseerd. In paragraaf één zal een algemene beschrijving van de historische binnenstad worden gegeven en wordt de historische binnenstad besproken per zone, zones die gebaseerd zijn op onderhoud en bouwstijl van de panden. Aan de hand van een eerste wandeling door de historische binnenstad wordt een ruimtelijk beeld van de historische binnenstad geschetst. Dit om de vraag te beantwoorden of de historische binnenstad ruimtelijk gezien één geheel vormt? Vervolgens wordt in paragraaf twee de historische binnenstad nader bekeken aan de hand van een functionele verdeling. Dit om de vraag te beantwoorden of de historische binnenstad functioneel één geheel vormt? In paragraaf drie gaat de aandacht uit naar de geconstateerde problemen in de historische binnenstad en kan aan het einde van deze paragraaf ook antwoord worden gegeven op de vragen: wat is de betekenis van de historische binnenstad binnen Paramaribo? en wat is de potentie van dit stadsdeel? Deze functionele analyse en plaatsbepaling van de historische binnenstad wordt bepaald op grond van informatie verkregen via interviews en observering in het onderzoeksgebied. § 4.1 Een eerste wandeling door de historische binnenstad van Paramaribo In figuur 4.1 is een overzicht gegeven van het gehele stadscentrum van Paramaribo. Binnen deze figuur is de begrenzing van de historische binnenstad aangegeven. Ten Westen van de historische binnenstad is het commerciele centrum van Paramaribo en dat loopt tot aan de begrenzing. Een belangrijke plek voor het stadscentrum is de Centrale Markt en deze bevindt zich aan de Waterkant, en is ook aangegeven in figuur 4.1. De historische binnenstad ligt aan de linkeroever van de Suriname rivier en staat sinds 27 juni 2002 op de werelderfgoedlijst van UNESCO en wordt begrensd door de volgende straten: Heiligenweg, Waterkant, Sommeldijkse kreek, Tourtonnelaan en Klipstenenstraat. Er is voor deze begrenzing gekozen, omdat dit een gebied is met een grote concentratie van historische panden en hierdoor als één geheel kan worden beschouwd. Kort gezegd vertegenwoordigt de historische binnenstad van Paramaribo een voorheen Nederlands koloniaal stadsdeel uit de 17e en 18e eeuw, waarvan het originele straatplan bewaard is gebleven. Alleen zijn in 1821 en 1832 een deel van de historische panden verloren gegaan als het gevolg van brand en is er dus sprake van een mix van panden uit de 17e, 18e en 19e eeuw. De historische binnenstad bestaat grotendeels uit houten panden met een duidelijke en symetrische architectonische stijl, met Europese en NoordAmerikaanse invloeden. De historische binnnenstad wordt gekenmerkt door een autenthieke stedelijke structuur (ICOMOS, 2002). Zoals is figuur 4.1 te zien is er ook sprake van een loodrecht en origineel stratenpatroon.
Stijn van de Kerkhof
42
De Historische binnenstad van Paramaribo
Figuur 4.1 Overzicht centrum van Paramaribo
Bron: http://www.sr.net/srnet/InfoSurinam/paramaribo.html In deze eerste paragraaf wordt een overzicht gegeven van de historische binnenstad van Paramaribo, aan de hand van bouwstijl en staat van onderhoud. (zie figuur 4.2). De historische binnenstad wordt in de onderstaande figuur ingedeeld in zones, gebaseerd op bouwstijl en staat van onderhoud. Deze zones worden nu besproken en geïllustreerd met behulp van fotomateriaal.
Stijn van de Kerkhof
43
De Historische binnenstad van Paramaribo Figuur 4.2 Begrenzing historische binnenstad en indeling in zones
In de historische binnenstad staan veel historische panden, maar tussen deze panden staan ook panden verspreid die niet-historisch zijn. De panden zijn onder te verdelen in verschillende typen, namelijk historische en niet-historische panden. De niet-historische panden komen in geringere mate voor dan de historische panden en hebben veelal een modern uiterlijk. De historische panden kunnen vervolgens ingedeeld worden in monumentale panden en beeldondersteunende panden. De monumentale panden staan op de monumentenlijst, opgesteld door de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname. Deze monumentale panden behoren tot het gebouwd erfgoed van Suriname en hebben een belangrijke culturele waarde voor de Surinaamse samenleving en moeten dus beschermd en behouden blijven. Beeldondersteunende panden zijn historische panden die qua bouwstijl en uiterlijk passen in de historische binnenstad, dus beeldondersteunend zijn, maar niet op de monumentenlijst staan. Deze beeldondersteunende panden dienen ook goed behouden te blijven, omdat zij net als de monumentale panden zorgen voor het historisch aangezicht. Een groot deel van de historische panden (monumentaal of beeldondersteunend) is gebouwd in de ‘dutch colonial style’. Kenmerkend voor deze stijl is een symmetrische voorgevel, die vaak voorzien is van portiek en balkon (verfraaid door versieringen) rustend op sierlijke palen. De panden hebben twee of drie verdiepingen, steile daken en een kozijn dat bestaat uit meerdere ramen en voorzien van houten luiken (Craven, 2005). De ‘dutch colonial style’ is ontstaan in de buurt van Vermont (Verenigde Staten) en is hier ontwikkeld door de Nederlanders. Vermont was een bosrijk gebied met veel hout. Hoe kwamen deze panden in Paramaribo terecht? In de buurt van Vermont werden de planken voor de huizen gezaagd. Vanuit Paramaribo gingen handelsgewassen naar Vermont toe en vanuit Vermont kwamen de voorgezaagde planken en paarden voor de plantages naar Paramaribo terug.
Stijn van de Kerkhof
44
De Historische binnenstad van Paramaribo De historische binnenstad werd dus in de 18de eeuw gekenmerkt als een “pitch pine” stad (voorgezaagde planken). Deze planken kwamen vanuit Vermont, omdat men het Surinaamse hout veel te hard vond om te bewerken. De panden hebben dus een koloniaal karakter, zijn van hout gebouwd en wit beschilderd. De meeste panden in de historische panden zijn dus gebouwd van hout, maar er zijn ook enkele panden gebouwd van baksteen. Wanneer een bezoeker de historische binnenstad aan de oostkant binnenloopt komt hij/zij hier goed onderhouden panden aan het Onafhankelijkheidsplein tegen en de fraaie panden op het Fort Zeelandiacomplex. Op het Zeelandiacomplex staat het Fort Zeelandia, dat meer dan 350 jaar oud is. Rondom dit Fort staan van oudsher monumentale officierswoningen, welke nu allen een overheids- of overheidsgerelateerde functie hebben. In figuur 4.1 is het Zeelandiacomplex aangegeven. Het onafhankelijkheisplein is ook aangegeven op figuur 4.1. Foto 4.1 laat het Presidentieel Paleis (1730) zien, dat staat aan de rand van de van het Onafhankelijkheidsplein. Aan dit plein staat nog een overheidspand dat zeer het aanzien waard is en veel allure uitstraalt (zie foto 4.2). Dit gebouw van het Ministerie van Financien (1836), gebouwd in baksteen, is van oudsher van belang en bedoeld om te imponeren en dit wordt onderstreept door de grootte en uitstraling van het gebouw. Onderdeel van de oostelijke zone is ook de Palmentuin. In de 19e eeuw was de Palmentuin onderdeel van de tuin van het Presidentieel paleis, maar begin 20e eeuw werd de Palmentuin toegankelijk gemaakt voor het publiek. De Palmentuin is te zien op de achtergrond van foto 4.1 en is ook aangegeven in figuur 4.1. In de oostelijke zone van de binnenstad is er nauwelijks sprake van fysiek verval, zoals dat beschreven is in paragraaf één uit het theoretisch kader.
Foto 4.1 Presidentieel paleis
Stijn van de Kerkhof
45
De Historische binnenstad van Paramaribo Foto 4.2 Gebouw van het Ministerie van Financien
Aan de oostkant staan voornamelijk monumentale en beeldondersteunende panden, al staat er één niet-historisch pand tussen dat erg modern is en qua bouwstijl niet in deze omgeving thuis hoort. Dit pand is het congresgebouw en staat ook aan het onafhankelijkheidsplein (foto 4.3).
Foto 4.3 Congresgebouw
Wanneer er vanuit dit onafhankelijkheidsplein richting het centrum van de historische binnenstad wordt gelopen vindt er een overgang plaats in bouwstijl. De grootschalige historische panden verdwijnen en maken plaats voor kleinere historische panden. De meeste panden in dit deel van de historische binnenstad zijn gebouwd in de bovengenoemde “dutch colonial style” (zie foto 4.4). Op de foto’s zijn alle genoemde kenmerken te herkennen. Wat duidelijk opvalt is de symmetrie, de balkons en de steile daken.
Stijn van de Kerkhof
46
De Historische binnenstad van Paramaribo Foto 4.4 historische panden in ‘dutch colonial style’
Aan foto 4.4 is duidelijk te zien dat de panden in deze straat erg goed onderhouden zijn en niet onderhevig zijn aan fysiek verval. De eerste drie panden staan ook genoteerd op de monumentenlijst de andere zijn beeldondersteunend. Dit is het beeld dat in het centrum van de historische binnenstad ook overheerst. De meeste panden in deze buurt zijn in goede staat, al staan er ook enkele panden tussen die minder goed onderhouden zijn en dit contrast is duidelijk zichtbaar (zie foto 4.5). Deze slecht onderhouden overheidspanden hebben wel te maken met fysiek verval. De meeste panden in deze zone zijn dus gebouwd in de ‘dutch colonial style’, maar door brand of ernstig verval zijn op enkele plekken ook nieuwe niet-historische panden in de plaats gekomen die volgens velen het straatbeeld ontsieren (zie foto 4.6) Foto 4.5 Slecht onderhouden panden
Foto 4.6 Nieuw niet-historisch pand in centrum zone
Stijn van de Kerkhof
47
De Historische binnenstad van Paramaribo Het beeld van goed onderhouden monumentale en beeldondersteunende panden zet zich voort in de zuidelijke zone van de historische binnenstad, waar ook de ‘dutch colonial style’ overheerst. Deze panden in de zuidelijke zone verschillen van de panden in de centrum zone, allen wel gebouwd in ‘dutch colonial style’. Zij hebben meer verdiepingen, veelal een portiek en balkon en zijn voorzien van meer versieringen. Deze verschillen zijn te zien, wanneer foto 4.4 (centrum zone) en foto 4.7 (zuidelijke zone) vergeleken worden. De bebouwing aan de Waterkant in de zuidelijke zone wordt door de eigenaren goed onderhouden en dit levert een erg mooi straatbeeld op van monumentale en beeldondersteunende panden die bijna allen in goede staat verkeren (zie foto 4.7). De panden die te zien zijn op foto 4.7 zijn allen gebouwd na de branden van 1821 en 1832. De meeste panden, in de centrum en zuidelijke zone, vertonen nauwelijks tekenen van fysiek verval. De meeste panden zijn nog in goede staat en kunnen nog optimaal gebruikt worden voor hun functie. Foto 4.7 Goed onderhouden Waterkant
Wanneer er van deze zuidkant in westelijke richting wordt gelopen verandert het beeld in de slechtst onderhouden zone van de historische binnenstad. Deze zuidwestelijke zone heeft te kampen met ernstige problemen en veel van de historische panden (dutch kolonial style) zijn in slechte staat of geheel verdwenen. Het straatbeeld wordt verstoord door het afval op straat, de slecht onderhouden trottoirs en de verpauperde open ruimtes. Op de foto’s 4.8 en 4.9 zijn enkele panden in zeer slechte staat te zien. Deze panden hebben duidelijk te lijden onder fysiek verval. Het fysieke verval is in deze zone zo ernstig dat er in sommige gevallen ook sprake is van economisch verval. De woonpanden op 4.8 en 4.9 kunnen eigenlijk niet meer aan deze functie voldoen. Deze panden vormen door brandgevaar een gevaar voor hun omgeving. Op foto 4.10 wordt er een goed voorbeeld gegeven van het verpauperde straatbeeld dat overheerst in deze zone van de historische binnenstad. De bovengenoemde problemen hebben een zeer negatieve invloed op dit deel van de historische binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
48
De Historische binnenstad van Paramaribo Foto 4.8 en 4.9 Vervallen panden
Foto 4.10 Verpauperd straatbeeld
De bouwstijlen zijn in deze zone erg verschillend van elkaar en de staat van onderhoud is veelal slecht te noemen. Natuurlijk staan er in deze zone wel panden die goed onderhouden worden, maar deze panden zijn duidelijk in de minderheid. De panden in ‘dutch colonial style’ en de moderne panden staan door elkaar heen en verschillen ook in grootte erg van elkaar. In deze zone zijn in vergelijking met het overige deel van de historische binnenstad de minste monumentale en beeldondersteunende panden. Hiervoor staan in de plaats nieuwere moderne panden of is sprake van een leegstaande kavel. De verpauperde straten en open ruimtes zijn hier zoals eerder gezegd een probleem. Ze ontsieren het straatbeeld en dienen als afvalplaats of hangplek voor zwervers, criminelen en prostituees. Op de foto’s 4.11 en 4.12 worden deze open ruimtes getoond. Foto 4.11 Open ruimte in zuidwestelijke zone
Stijn van de Kerkhof
49
De Historische binnenstad van Paramaribo Foto 4.12 Braakliggend terrein in zuidwestelijke zone
Als laatste worden de noordelijke en westelijke zone van de historische binnenstad besproken. Belangrijk in de noordelijke stadszone is de Gravenstraat. Dit is de meest noordelijke grote verkeersader die van oost naar west loopt, duidelijk te zien op figuur 4.1. De bouwstijl in de noordelijke en westelijke zone is zeer uiteenlopend en verschillende stijlen staan grotendeels door elkaar, maar toch overheersen hier de beeldondersteunende historische panden. Al komen ze wel in veel mindere mate voor dan in de centrum en zuidelijke zone. In de westelijke zone staan historische panden (dutch kolonial style) en enkele moderne panden door elkaar heen. Een voorbeeld van een modern pand is weergegeven op foto 4.13. Foto 4.13 Modern pand in westelijke zone
In de noordelijke zone staan grote monumentale panden van het bisdom en overheid, historische panden (dutch kolonial style) en niet-historische panden door elkaar heen. Naast de bouwstijl is ook de staat van onderhoud van de panden in de westelijke en noordelijke zone zeer contrasterend. Naast goed onderhouden panden staan enkele zeer slechte panden, die te maken hebben met fysiek verval. In de noordelijke zone zijn vooral de panden van het bisdom in slechte staat van onderhoud. Op de onderstaande foto 4.14 is duidelijk het contrast in onderhoudsstaat van de panden te zien aan de Gravenstraat.
Stijn van de Kerkhof
50
De Historische binnenstad van Paramaribo Foto 4.14 Contrasterend beeld, in staat van onderhoud, aan de Gravenstraat
Bij de wandeling door de gehele binnenstad vallen de contrasten in bouwstijlen (historisch en niet-historisch) dus goed op. Deze contrasten in bouwstijlen zijn groot in de westelijke, noordelijke en zuidwestelijke zone. Ondanks deze contrasten overheerst nog steeds het historische beeld door de grote aanwezigheid van monumentale en beeldondersteunende panden in deze stadsdelen. Ook zijn in de bovengenoemde zones de staat van onderhoud van de panden zeer uiteenlopend, met de zuidwestelijke zone als grootste probleemwijk. Naast de grote verschillen in bouwstijl en staat van onderhoud vallen nog meer belangrijke zaken op. In de oostelijke zone is veel openbaar groen in tegenstelling tot de andere zones, deze zone beschikt over de Palmentuin en het Onafhankelijkheidsplein. Over het algemeen zijn verder de trottoirs smal en slecht onderhouden en ontbreken gezellige pleintjes waardoor het minder plezierig is om door de historische binnenstad rond te lopen. De staat van onderhoud en bouwstijl van de panden zijn de kernpunten in deze paragraaf. In figuur 4.3 en 4.4 wordt een grafisch samenvattend overzicht gegeven van wat in deze paragraaf over deze kernpunten duidelijk is geworden. De historische binnenstad kan namelijk op basis van staat van onderhoud en bouwstijl worden opgesplitst in delen. In figuur 4.3 wordt een compleet overzicht gegeven van de staat van onderhoud van de panden in de historische binnenstad. De historische binnenstad wordt hierbij ingedeeld in drie delen. Het groene deel wordt gevormd door de oostelijke, centrum en zuidelijke zone. Het rode deel wordt gevormd door de zuidwestelijke zone en het blauwe deel wordt tot slot gevormd door de noordelijke en westelijke zone. In figuur 4.4 wordt een overzicht gegeven van de bouwstijl van de panden in de historische binnenstad. De historische binnenstad kan hierbij ingedeeld worden in 4 delen, waarbij in elk deel aangegeven wordt of er sprake is van eenheid of geen eenheid in bouwstijl. Het groene deel wordt gevormd door de oostelijke zone. Het gele deel wordt gevormd door de centrum en zuidelijke zone. Het rode deel bestaat uit de zuidwestelijke zone en het blauwe deel bestaat uit de noordelijke en westelijke zone.
Stijn van de Kerkhof
51
De Historische binnenstad van Paramaribo Figuur 4.3 Samenvattend overzicht staat van onderhoud
Figuur 4.4 Samenvattend overzicht bouwstijlen
Stijn van de Kerkhof
52
De Historische binnenstad van Paramaribo
De staat van onderhoud en bouwstijl van de panden bepalen samen de kracht van de afzonderlijke delen in de historische binnenstad. Concluderend kan gezegd worden dat de historische binnenstad op basis van deze twee kernpunten bestaat uit een sterk, zwak en matig deel. In figuur 4.5 worden deze delen weergegeven. Het groene deel bestaat daarbij uit de oostelijke, centrum en zuidelijke zone. Het rode deel bestaat uit de zuidwestelijke zone en het oranje deel uit de noordelijke en westelijke zone. In het sterke deel is de staat van onderhoud goed en is de bouwstijl overheersend monumentaal en historisch. In het zwakke deel is dit duidelijk niet het geval en in het matige deel is sprake van diversiteit voor zowel de staat van onderhoud en de bouwstijl. Figuur 4.5 Samenvattend overzicht naar kracht op basis van staat van onderhoud en bouwstijl
Stijn van de Kerkhof
53
De Historische binnenstad van Paramaribo § 4.2
De historische binnenstad nader bekeken
In deze paragraaf zal er gedetailleerder op verschillende aspecten van de historische binnenstad worden ingegaan. Centraal staat de functionele indeling van de binnenstad. Daarnaast zal de historische binnenstad in een grotere context worden geplaatst van zowel de stad Paramaribo als dat van andere steden uit de regio. Alvorens in te gaan op de verdeling van de panden naar functie volgen eerst wat belangrijke algemene statistische gegevens. In de historische binnenstad kan een verdeling worden gemaakt naar monumentale panden, beeldondersteunend en niet-historische panden. In totaal bevinden zich in de gehele historische binnenstad 124 monumentale panden. Van de in totaal 267 panden zijn er 145 onderzocht. Van de 145 onderzochte panden zijn er 54 (37,2%) monumentaal, 51 (35,2%) niet-historisch en zijn 40 (27,6%) van de panden beeldondersteunend. Vervolgens is de status van de gebruiker van de panden in tabel 4.1 weergegeven. Uit deze tabel is te zien dat de grootste groep gebruikers eigenaar zijn. Van oudsher is dit de meest voorkomende bewonersvorm in de historische binnenstad. De groep “vruchtgebruik” kan gedefinieerd worden als gebruikers die van het pand gebruik mogen maken zonder hiervoor te hoeven betalen. Veel van deze gebruikers hebben deze panden toegewezen gekregen door de overheid, en werken dan ook vaak voor de overheid, ook komt het voor dat het pand gratis bewoond of gebruikt wordt door familie van de eigenaar. Tabel 4.1: Onderzochte panden naar status gebruiker Status gebruiker Aantal Percentage eigenaar 87 60 huurder 33 22,8 vruchtgebruik 25 17,2 Totaal 145 100 In de historische binnenstad overheerst het aantal panden met een financieel/zakelijke kantoorfunctie, zoals banken, advocaten-, notarissen- en verzekeringskantoren. Deze panden zijn verspreid over de gehele historische binnenstad. Naast deze panden met een financieel/zakelijke kantoorfunctie zijn de panden met overheidsfunctie en commerciële functie sterk vertegenwoordigd. Onder de commerciële functie vallen kleine winkels, horeca gelegenheden en supermarkten. De overheidsfunctie is sterk vertegenwoordigd door de vele ministeries en overheidsgerelateerde instanties en stichtingen. In tabel 4.2 wordt een overzicht gegeven van de verschillende functies van panden in de historische binnenstad. Hierbij is uitgegaan van de 145 onderzochte panden en daarbij zijn de overheidspanden en leegstaande panden bijgeteld. Opvallend is dat, naast de drie net genoemde belangrijke functies, een groot aantal panden geen functie heeft en leegstaand is. Vaak zijn dit panden in handen van de overheid, die om onduidelijke redenen niet meer worden benut. Zoals ook in de tabel te zien is, komt de woonfunctie nauwelijks voor in de historische binnenstad. Vanuit de historie van de binnenstad heeft de woonfunctie nooit een groot aandeel gehad. Er zijn weinig panden die alleen bestemd zijn voor wonen. Daarnaast zijn er panden met een gedeelde functie, waarbij de benedenverdieping een zakelijke functie heeft en de bovenverdieping een woonfunctie. De categorie bijzonder/openbaar heeft een klein aandeel in de historische binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
54
De Historische binnenstad van Paramaribo Hieronder vallen panden van het bisdom en panden van het museum op het Zeelandiacomplex uiterst oostelijk gelegen aan de Suriname rivier. Enkele panden van het bisdom hebben ook een gedeelde woonfunctie. Tabel 4.2 Aanwezige panden in de historische binnenstad naar functie Functie in figuur 4.2 frequentie % Financieel/Zakelijke Kantoorfunctie Commerciële diensten 53 24 Commerciële functie Winkels/Horeca 48 22 Overheidsfunctie Overheid/Bestuur 47 21 Woonfunctie Wonen 20 9 gedeelde woon/werkfunctie Niet aanwezig 16 7 Leegstaand Niet aanwezig 30 13 Overig Bijzonder/Openbaar 8 4 Daarnaast is ook opvallend dat de recreatieve functie niet voorkomt in de functieverdeling. Er zijn in de historische binnenstad op dit moment geen panden die uitsluitend voor recreatieve doeleinden worden gebruikt. In het binnenstadsplan dat is opgesteld door de SGES voor de ontwikkeling van de historische binnenstad is het de bedoeling dat dit stadsdeel in de nabije toekomst wel panden met recreatieve functies bezit. Nu de functieverdeling schematisch is besproken kan deze verdeling ook ruimtelijk worden getoond. In het binnenstadsplan van de SGES is een functiekaart bijgesloten en hierin worden de huidige functies getoond in vlekken (zie figuur 4.6). Met behulp van vlekken wordt de historische binnenstad ruimtelijk ingedeeld. Het is een globale weergeving van de werkelijkheid, die het mogelijk maakt concentraties van functies te tonen. Deze functiekaart komt uit een rapport dat is gepubliceerd door de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname. Tevens moet worden opgemerkt dat figuur 4.6 uit 1997 is, maar de functieverdeling is in de loop der jaren nauwelijks veranderd. Figuur 4.6 is dus nog steeds een juiste weergave van de huidige situatie. Alleen de functie “bijzonder en openbaar” is hier erg groot in de figuur en tegenwoordig is deze functie veranderd, voornamelijk aan de oostkant van de historische binnenstad. Tot slot moet nog gezegd worden dat de leegstaande panden niet zijn meegenomen in de figuur omdat deze panden te veel verspreid zijn en dus niet in vlekken kan worden weergegeven.
Stijn van de Kerkhof
55
De Historische binnenstad van Paramaribo Figuur 4.6 Functieverdeling in historische binnenstad
Bron SGES, 1998
Bij het bekijken van de functionele verdeling van de panden wordt uitgegaan van de zonering zoals die geschetst is in figuur 4.2. In figuur 4.6 is te zien dat de oostkant van de historische binnenstad voornamelijk bestaat uit overheidspanden of panden met functie “overige”. De oostelijke zone fungeert als bestuurlijk centrum, met de vele overheidspanden als het Presidentieel paleis en de Nationale Assemblée (Tweede Kamer in Suriname). Het bestuurlijk centrum is hier van oudsher gevestigd. De centrum en zuidelijke zone van de binnenstad wordt overheerst door overheidspanden en door panden met een kantoorfunctie. De slecht onderhouden zuidwestelijke zone bestaat vooral uit panden met een commerciële functie en een aantal panden met een kantoorfunctie. Het grote aantal panden met een commerciële functie is te verklaren door de aanwezigheid van het grote commerciële centrum van Paramaribo ten westen hiervan. De zuidwestelijke zone in de historische binnenstad dient als uitloop van dit commercieel centrum. Ook in de westelijke zone staan voornamelijk panden met een commerciële functie en enkele panden met een kantoorfunctie. De noordelijke zone wijkt af van de andere zones, hier zijn veel panden van het bisdom en panden met een woonfunctie. De noordelijke zone is de enige zone waar de woonfunctie geconcentreerd aanwezig is. Dit is te verklaren doordat ten noorden van de historische binnenstad de woonwijken beginnen. Hierdoor zijn enkele woonhuizen in de noordelijke zone van de historische binnenstad te vinden.
Stijn van de Kerkhof
56
De Historische binnenstad van Paramaribo Concluderend kan gezegd worden dat de historische binnenstad verspreid veel panden met een overheidsfunctie en een kantoorfunctie heeft, waardoor het functioneel wel goed als één geheel gezien kan worden. De historische binnenstad fungeert voornamelijk als bestuurscentrum en financieel/zakelijk centrum. In paragraaf 4.1 is gekeken naar de staat van onderhoud van de panden in de verschillende zones. Hieraan worden nu de verschillende functies van de panden gekoppeld. De overheidspanden die aanwezig zijn in de historische binnenstad hebben over het algemeen een zeer slechte staat van onderhoud. Er is te weinig geld bij de overheid om deze panden te restaureren en er is alleen geld voor minimaal onderhoud. Minimaal onderhoud is voor houten panden in de tropen niet genoeg. Houten panden hebben namelijk veel te lijden door de hoge vochtigheidsgraad en de zware regenbuien. Veel overheidspanden zijn door dit minimale onderhoud in slechte staat (foto 4.5). Voor de leegstaande panden geldt hetzelfde als voor de overheidspanden. De eigenaar van deze panden is dikwijls ook de overheid en aangezien er nauwelijks geld is voor de bewoonde panden wordt in deze leegstaande panden al helemaal niet geïnvesteerd. De panden zijn hierdoor vaak in buitengewoon slechte staat (zie foto 4.15). Deze panden zijn door hun vatbaarheid voor brand een groot gevaar voor de directe omgeving. Het zijn kortom de overheids- en leegstaande panden die het straatbeeld ontsieren in de historische binnenstad. Veel van deze panden hebben te maken met fysiek en functioneel verval. De leegstaande panden hebben zelfs te maken met economisch verval. De panden leveren geen economisch voordeel meer op en de kosten voor de eigenaar (overheid) zijn groter dan de opbrengsten. Zoals gezegd staan in de noordelijke zone veel panden van het bisdom en ook bij deze institutie is er een gebrek aan financiële middelen om de historische panden in hun bezit te onderhouden. Veel van deze panden zijn niet in goede staat van onderhoud en hebben te lijden onder fysiek verval. Foto 4.15 Leegstaand pand
De panden met kantoor-, commerciële- en woonfunctie zijn over de gehele binnenstad verspreid. De staat van onderhoud van deze panden is over het algemeen vrij goed. De zuidwestelijke zone van de binnenstad vormt dus een uitzondering op deze aanname. Hier bevinden zich veel panden met een kantoor- en commerciële functie maar is de staat van onderhoud over het algemeen slecht. Naast fysiek verval hebben sommige panden hier ook te maken met functioneel- en economisch verval (zie foto 4.8 en 4.9).
Stijn van de Kerkhof
57
De Historische binnenstad van Paramaribo Buiten de zuidwestelijke zone blijkt dus dat de staat van onderhoud van panden met een commerciële en kantoorfunctie beter is dan wanneer het pand een andere functie heeft. Uit tabel 4.3 blijkt ook dat voor de panden met commerciële- en kantoorfuncties in de afgelopen vijf jaar meer renovatie activiteiten zijn uitgevoerd dan voor de panden met een andere functie. Alleen blijkt na uitvoering van de chi-kwadraat toets dat de verschillen niet groot genoeg zijn om statistisch significant te zijn en bestaat er dus geen statistisch verband tussen de functie van het pand en de gedane investeringen. Tabel 4.3
functie pand
Totaal
Relatie functie pand en gedane investering afgelopen 5 jaar renovatie activiteiten Totaal uitgevoerd ja 7 36
Woonfunctie Kantoorfunctie commerciële 34 functie Gedeelde 9 woon/werkfunctie Overig 3 89
nee 13 17
20 53
14
48
7
16
5 56
8 145
Investeringen, van de eigenaar of gebruiker, in het pand zijn essentieel bij het behoud van de schoonheid van de panden. In de enquête is aan de eigenaren of gebruikers van de panden de vraag gesteld of er in de afgelopen vijf jaar renovatieactiviteiten aan het pand zijn uitgevoerd, nodig voor onderhoud van de panden. Deze variabele wordt nu in verband gebracht met de status van de gebruiker. Uit de tabel 4.4 blijkt dat 60% van alle respondenten ook eigenaar is van het pand en deze groep overheerst sterk in de historische binnenstad. Op voorhand zou gezegd kunnen worden dat dit gunstig is voor het onderhoud van de panden, omdat eigenaren van deze panden eerder bereid zijn te investeren in hun pand dan wanneer de respondenten huurders en vruchtgebruikers zijn. Panden worden bewoond door mensen met weinig kapitaal en hebben een grotere kans in slechte staat te verkeren. Vervolgens wordt nu bekeken of er zoals verondersteld wordt daadwerkelijk een verband bestaat tussen status van de gebruiker en restauratie van het pand. Middels een chi-kwadraat toets is gekeken of er een verband bestaat tussen de twee variabelen.
Stijn van de Kerkhof
58
De Historische binnenstad van Paramaribo Tabel 4.4 Relatie status gebruiker en renovatieactiviteiten Kruistabel: status gebruiker * afgelopen 5 jaar renovatie activiteiten
afgelopen 5 jaar renovatie activiteiten uitgevoerd status gebruiker
Eigenaar
Aantal
Huurder
Aantal
Vruchtgebruik er
Aantal
Totaal
Aantal
Ja 64 73.6% 15 45.5% 10 40.0% 89 61.4%
Nee 23 26.4% 18 54.5% 15 60.0% 56 38.6%
Totaal 87 100.0% 33 100.0% 25 100.0% 145 100.0%
Chi-kwadraat toets is uitgevoerd. Het significantieniveau is 0,001. Er is een statistisch verband tussen de bovengenoemde variabelen.
Uit de bovenstaande tabel is af te leiden dat er wel een verband bestaat tussen de variabelen status gebruiker en gedane renovatie activiteiten in de afgelopen 5 jaar, doordat de overschrijdingskans (asymp. Sig) lager is dan 0,05, namelijk 0,001. Aan de hand van deze toets kan dan gezegd worden dat in de panden, die ook gebruikt worden door de eigenaar, inderdaad eerder wordt geïnvesteerd dan wanneer een pand wordt gebruikt door een “huurder” of “vruchtgebruiker”. Zoals gezegd wijkt de zuidwestelijke zone af van de rest van de historische binnenstad. Minder qua bouwstijl, maar vooral door de staat van onderhoud van de panden. In de historische binnenstad zijn 34 panden onderzocht uit de zuidwestelijke zone en 111 panden die niet in deze zone liggen. Nu gekeken wordt naar de statusverhoudingen in dit stadsdeel blijkt dat deze verhoudingen een oorzaak kunnen zijn voor de slechtere staat van onderhoud in deze zone. Namelijk 35,3% van de gebruikers in deze zuidwestelijke zone is huurder, in tegenstelling tot 18,9% in het overig deel van de historische binnenstad. Zoals bleek uit bovenstaande toets hebben huurders de afgelopen 5 jaren significant minder renovatie activiteiten uitgevoerd dan eigenaren. Doordat er in de afgelopen 5 jaar minder renovatie activiteiten zijn uitgevoerd, wat de historische panden wel vereisen, is de staat van onderhoud in de zuidwestelijke zone minder goed dan in de andere zones.
Stijn van de Kerkhof
59
De Historische binnenstad van Paramaribo Vervolgens is in de enquête gevraagd wat de reden was om die renovatie activiteiten uit te voeren. In de onderstaande tabel 4.5 is een verdeling gemaakt van de voornaamste beweegredenen voor renovatie activiteiten. In totaal hebben 89 van de 145 onderzochte panden de afgelopen 5 jaar renovatieactiviteiten uitgevoerd. Tabel 4.5 Beweegredenen gebruiker tot renovatie Beweegredenen frequentie percentage was noodzakelijk 55 61.8% wil pand in goede staat houden 33 37.1% Overig 1 1.1% Totaal 89 100% Uit de bovenstaande tabel is af te lezen dat het merendeel van de gebruikers genoodzaakt was tot renovatie, door het snelle verval van de historische panden. Daarnaast geeft 37,1% als reden dat men graag het pand in goede staat wil houden. Renovatie was nog geen noodzaak. Bij de gebruikers van deze panden staat representativiteit dus hoog in het vaandel en uit onderzoek bleek dat dit vooral kantoor panden waren in particulier bezit in de centrum- en zuidelijke zone (foto 4.16). Foto 4.16 particuliere panden aan de Waterkant
§ 4.3
Betekenis historische binnenstad binnen Paramaribo en geconstateerde problemen
Nu de functieverdeling en het ruimtelijk patroon van de verschillende functies is besproken kan de historische binnenstad in een grotere context worden geplaatst. Deze context is gehele stad Paramaribo. Wat is nu de betekenis van dit stadsdeel? Binnen Paramaribo is de historische binnenstad het stadsdeel waar vele Ministeries en overheidsgerelateerde instanties van oudsher aanwezig zijn. Veel van de historische panden zijn voor huidige maatstaven niet geschikt voor een overheidsfunctie, omdat ze in slechte staat of in de moderne tijd onpraktisch zijn. Toch zullen de overheidsfuncties hier niet verdwijnen door enerzijds de historie en anderzijds door het gebrek aan financiële middelen bij de overheid om zich ergens anders in Paramaribo te kunnen vestigen. Vooral de panden rond het Onafhankelijkheidsplein zijn panden met allure en historie en zullen in handen van de overheid blijven. De historische binnenstad heeft ook wel belang bij het feit dat overheidspanden met allure en uitstraling aanwezig zijn. Het feit dat de overheid hier zit is een sterk punt voor het behoud.
Stijn van de Kerkhof
60
De Historische binnenstad van Paramaribo Het grote probleem voor de vele historische overheidspanden, is dat er geen inkomsten gegenereerd worden waardoor financiële middelen vrij komen om het pand te onderhouden. De overheid heeft geen geld voor onderhoud en de panden raken alleen maar verder in verval. Voor het behoud van de vele historische panden in bezit van de overheid is het belangrijk dat er andere functies in komen, waarmee inkomsten voor onderhoud gegenereerd worden. Dit kunnen kantoorfuncties zijn, maar beter voor de levendigheid en behoud van de historische panden zijn geheel commerciële, toeristische en gedeelde woon/werkfuncties. De historische binnenstad wordt hierdoor levendiger en veiliger na 16u ‘s middags. Na dit tijdstip sluit een groot aandeel van de eigenaren haar panden en raakt de stad verlaten. De commerciële geschiktheid van de historische panden is beperkt en er moet aan de volgende functies worden gedacht: reisbureaus, architecten, pensions, kapsalons, lunchrooms en cafeetjes. Veel van deze functies kunnen worden gecombineerd met wonen. De historische panden zijn wel geschikt voor deze commerciële functies, maar minder geschikt voor moderne winkels en supermarkten. Van oudsher zijn in de historische binnenstad veel panden met een kantoorfunctie (banken, notaris-, verzekerings- en advocatenkantoren). Deze functies zijn kenmerkend voor dit stadsdeel en komen verder in de stad niet in zulke hoge concentraties voor. Er is duidelijk sprake van clustering van financieel zakelijke diensten. De historische binnenstad functioneert binnen Paramaribo dus als het bestuurlijk en financieel/zakelijk centrum. De historische binnenstad functioneert daarentegen niet als commercieel centrum. Het commerciële centrum (winkels, markt) van Paramaribo ligt ten westen van de historische binnenstad. In de historische binnenstad zijn alleen enkele kleine winkels en supermarkten. Naast deze economische betekenis is er ook naar de sociale betekenis van de historische binnenstad gekeken. De beperkte woonfunctie maakt de historische binnenstad niet een residentieel gebied. De stad is door de huidige functies (bestuurlijke en financieel/zakelijke) en het gebrek aan woonfunctie een spookstad na 16u ’s middags en heeft het nauwelijks een sociale betekenis. De stad is na dit tijdstip verlaten en wordt een plek voor zwervers, prostituees en criminelen. Dit is een zwak punt van de historische binnenstad. Daarnaast is de historische binnenstad ook geen ontmoetingsplaats. Binnen dit stadsdeel zijn geen gezellige pleintjes, waar mensen kunnen samenkomen en ontbreken de nodige cafeetjes, restaurantjes en ontmoetingscentra. De enige plek in dit stadsdeel waar levendigheid is, is de Waterkant waar verschillende eetkraampjes en terrassen staan. De Waterkant in de zuidelijke zone moet zich in de toekomst gaan ontwikkelen als toeristische trekpleister, omdat deze straat er goed en verzorgd uitziet. Nu de historische binnenstad functioneel en ruimtelijk wat nader is bekeken, kan er een overzicht gegeven worden van de problemen waar de historische binnenstad mee te kampen heeft en hierdoor ruimtelijk gezien onder druk staat. Een groot probleem is de toenemende niet-passende nieuwbouw op veel plaatsen in de historische binnenstad. Deze moderne en nieuwe panden hebben een heel andere bouwstijl dan de historische panden en vormen een bedreiging en gevaar voor het historisch karakter van de binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
61
De Historische binnenstad van Paramaribo Voor het behoud van het historische karakter van de historische binnenstad is het niet alleen belangrijk dat panden goed worden onderhouden en gerenoveerd, maar de gehele omgeving moet worden verbeterd. De volgende problemen moeten hierbij aangepakt worden. De trottoirs zijn veelal te smal en kapot en er is gebrekkige verlichting. Hierdoor wordt het voor de voetgangers geen prettig gebied om in te wandelen. Het probleem hierbij is dat de overheid geen geld heeft voor het opknappen van trottoir en de eigenaren voor hun inkomsten niet direct afhankelijk zijn van passanten, maar van doelbewuste klanten. De eigenaren zelf hebben dus minder behoefte om de trottoirs met gezamenlijk initiatief op te knappen. In het commerciële centrum ten zuidwesten van de historische binnenstad is dit wel gebeurd, omdat deze eigenaren voor hun omzet wel afhankelijk zijn van passanten. Het ontbreken van kwalitatief goede publieke ruimtes (parkjes en pleintjes) zorgt ook voor weinig sfeer in de binnenstad. Al bovengenoemde aspecten maken de historische binnenstad geen prettig wandelgebied. In de historische binnenstad is een kwalitatief onderzoek gehouden en is aan bezoekers en bewoners gevraagd waar zij zich in de historische binnenstad het meeste aan ergeren. In dit onderzoek werd als zeer grote bron van ergernis de verkeersdrukte genoemd. Overdag rijden er in de historische binnenstad te veel auto’s rond, wat voor enorme drukte en stankoverlast zorgt. Wil de historische binnenstad leefbaarder worden met gezellige pleintjes en parkjes zal eerst deze grote verkeersstroom aangepakt moeten worden, waardoor de omgeving rustgevend wordt en voor de bezoekers prettig is om te verblijven. Naast de grote verkeersdrukte werd onder de bewoners en bezoekers het grote aantal leegstaande panden ook als bron van ergernis gezien. De leegstaande panden zijn niet goed onderhouden, zijn hierdoor grote brandhaarden en dus zeer gevaarlijk voor de directe omgeving. Tot slot wordt de historische binnenstad van Paramaribo in internationale context geplaatst en vergeleken met andere steden in Latijns Amerika en het Caribische gebied. Tussen de historische binnenstad van Paramaribo en de overige steden in Latijns Amerika met een historische binnenstad zijn wel enkele verschillen te ontdekken. De historische binnenstad van Paramaribo wordt niet, zoals de meeste Latijns Amerikaanse steden, gekenmerkt door een aanwezigheid van grote residentiele gebieden. Traditioneel zijn de historische centra als Quito, Carácas, Bogotá en Lima residentiele gebieden. In de jaren ’20 werden deze stadsdelen bewoond door de elitaire groepen die later uit de woningen wegtrokken en werden opgevolgd door arme migranten. Nu bestaat het historisch stadscentrum van deze steden voor een groot deel uit woningen voor de lage inkomensgroepen en wordt 75% van deze woningen aangeboden in huur. Dit is ook een groot verschil met Paramaribo, waar de meeste gebruikers eigenaar (60%) zijn van het pand. In tegenstelling tot Paramaribo worden de overige Latijns Amerikaans historische centra gekenmerkt door een grote aanwezigheid van de informele sector. Vooral in Quito, waarvan het historisch stadscentrum ook genoteerd staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO, is er een sterke groei van de informele sector. Verder is in het historisch stadscentrum van Quito ook het grote commerciële centrum aanwezig, in tegenstelling tot in de historische binnenstad van Paramaribo, en bevinden zich in dit stadsdeel meer dan 3000 winkels. Verder bevinden in de historische binnenstad van Paramaribo dezelfde functies als die in de historische centra van andere Latijns Amerikaanse steden, zoals bestuursorganen en kantoren (Bromley & Jones, 1995). Ook in deze steden is van oudsher de overheid gevestigd en bezit het panden met allure en historie. Het grote verschil tussen de andere Latijns Amerikaanse steden en Paramaribo is de verschillende bouwstijl. Op basis van bouwstijl hoort Paramaribo wat dat betreft meer bij het Caribische gebied (bv Willemsstad). Het merendeel van de historische binnenstad bestaat uit houten gebouwen en is er vooral laagbouw. In de andere Latijns Amerikaanse steden, is het meest gebouwd in steen en heeft er wel hoogbouw plaatsgevonden.
Stijn van de Kerkhof
62
De Historische binnenstad van Paramaribo Vergeleken met de andere Latijns Amerikaanse steden is Paramaribo ook veel kleinschaliger. Het is geen grote miljoenenstad zoals Quito, Bogotá en Lima, waardoor problemen op kleinere schaal voorkomen en makkelijker kunnen worden opgelost. De historische binnenstad heeft veel minder te maken met beperkingen uit andere steden zoals, de grote hoeveelheid arme migranten met weinig kapitaal in dit stadsdeel. Er is geen sprake van grootschalige verpaupering en hierdoor heeft de binnenstad wel genoeg potentie om uit te groeien tot een mooie werelderfgoedsite. Het grote probleem van de historische binnenstad schuilt zich vooral in de rol van de overheid en deze wordt behandeld in het volgende hoofdstuk. Conclusie De belangrijkste conclusie die getrokken kan worden na dit hoofdstuk is dat de historische binnenstad ruimtelijk, dus qua bouwstijl en staat van onderhoud, niet duidelijk als één geheel kan worden gezien. Vooral de leegstaande- en overheidspanden, zijn in slechte staat van onderhoud (vormen hierdoor brandgevaar) en hebben te maken met fysiek, functioneel en soms met economisch verval. Dit in tegenstelling tot de particuliere panden die wel vaak in goede staat van onderhoud zijn. Het gegeven dat veel historische panden, in handen van particulieren, in goede staat van onderhoud zijn is een sterk punt van de historische binnenstad en belangrijk voor het behoud van het gebouwd erfgoed. Ondanks de contrasten in bouwstijlen en staat van onderhoud, overheersen in het begrensde gebied door UNESCO toch de historische panden en wordt de historische binnenstad als één historisch geheel beschouwd. De historische binnenstad kan daarentegen functioneel wel als één geheel worden gezien. In alle zones zijn panden met een overheidsfunctie en een kantoorfunctie. De historische binnenstad fungeert binnen de stad Paramaribo als bestuurlijk en financieel/zakelijk centrum. Hier ligt ook zeker potentie voor de historische binnenstad. Daarbij moeten de slecht onderhouden overheidspanden vervangen worden door commerciële functies zoals die in paragraaf 3 beschreven zijn. De historische panden zijn alleen voor dit soort functies geschikt. De commerciële geschiktheid van de historische panden is beperkt. Binnen Paramaribo heeft de historische binnenstad een bestuurlijke en financieel/zakelijke betekenis. Het feit dat de overheid hier gevestigd is, vooral de panden met allure en uitstraling, kan ook als een sterk punt voor het behoud worden gezien. Daarnaast zijn veel van deze panden in particulier bezit en in vrij goede staat. Dit dus in tegenstelling tot de panden in handen van de overheid en de leegstaande panden. Naast deze economische betekenis, als bestuurlijk en financieel/zakelijk centrum, heeft de historische binnenstad op dit moment nauwelijks een sociale of recreatieve betekenis. In de historische binnenstad ontbreken kwalitatieve goede publieke ruimtes (openbaar groen, pleintjes), goede fysieke infrastructuur (verlichting, wegen en trottoirs) en recreatieve functies als restaurantjes, cafés, musea en pensions. De historische binnenstad heeft wel de potentie om aantrekkelijk te worden voor toerisme, zoals aangegeven in het Binnenstadsplan ontworpen door de SGES. Vooral in de zuidelijke zone zijn de juiste omgevingsfactoren aanwezig die deze potentie onderstrepen. Deze toekomstige mogelijkheden voor toerisme biedt potentie voor het behoud van de historische binnenstad. In de historische binnenstad zijn ingrediënten aanwezig die haar uniek maken in de regio.
Stijn van de Kerkhof
63
De Historische binnenstad van Paramaribo Zoals bleek uit paragraaf twee, waar de historische binnenstad nader werd bekeken, kampt dit stadsdeel toch wel met de nodige ruimtelijke problemen en staat ze ruimtelijk onder druk. Veel historische binnensteden in ontwikkelingslanden staan onder ruimtelijke druk, zoals Rojas vertelde in paragraaf 2.2. De historische binnenstad van Paramaribo heeft te kampen met ruimtelijke problemen als verval, verkeersdrukte, zwerversoverlast, criminaliteit en vervuiling. Deze ruimtelijke problemen zijn een bedreiging voor de historische binnenstad en de revitalisering hiervan. Functioneel staat de historische binnenstad veel minder onder druk, maar zorgt de huidige functionele verdeling wel voor verlatenheid, zwerversoverlast en criminaliteit na 16u ’s middags. Het feit dat de historische binnenstad een spookstad is na dit tijdstip is een duidelijk zwak punt voor het revitaliseringproces. Tot slot kan geconcludeerd worden dat de historische binnenstad van Paramaribo een binnenstad is en blijft met een geheel eigen karakter en als de toeristische, bestuurlijke en zakelijke mogelijkheden benut worden schuilt hierin de kracht en potentie van de historische binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
64
De Historische binnenstad van Paramaribo Hoofdstuk 5: Rol van de publieke en private sector in Suriname bij het revitaliseringproces in de historische binnenstad van Paramaribo Inleiding In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de rol van de overheid en de private sector bij de revitalisering van de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed. In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de eerste deelvraag. Deze rol zal duidelijk worden door antwoord te vinden op de volgende vragen: Welke (overheids) instanties zijn betrokken bij het revitaliseringproces en de bescherming van het gebouwd erfgoed? Is er sprake van samenwerking en coördinatie tussen deze actoren? Is er een juridisch kader voor de bescherming van het gebouwd erfgoed en is er controle op dit juridisch kader? Wat is de omvang van de middelen die beschikbaar is voor behoud en hoe ontwikkelt dit zich? Is er sprake van visie en daadkracht bij de overheid met betrekking tot het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed? En hoe groot is de interesse van de overheid in het behoud van de historische binnenstad? In de eerste paragraaf is een organogram opgesteld waarin de verschillende partijen staan die betrokken zijn bij het beleid ten aanzien van historische binnenstad, en die verantwoordelijk zijn voor de revitalisering van de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed. Vervolgens wordt in de tweede paragraaf het beleid van de betrokken Ministeries uiteengezet. Centraal staan hun taken en verantwoordelijkheden. In de derde paragraaf zal hetzelfde gedaan worden met de overheidsgerelateerde instanties en de particuliere instantie die betrokken zijn bij het formuleren van beleid. In paragraaf vier wordt het huidige beleid geanalyseerd en wordt bezien of de betrokken organisaties/instanties adequaat functioneren in de historische binnenstad. Na deze paragrafen kan antwoord worden gegeven op de tweede deelvraag, namelijk of er sprake is van duurzame revitalisering en behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Wordt er voldaan aan de voorwaarden van duurzame revitalisering zoals beschreven in hoofdstuk twee? Na deze uiteenzetting van de knelpunten kan geconcludeerd worden wat de rol van de overheid en private sector is aan de hand van antwoorden op bovenstaande vragen. Aan de hand van een schema wordt weergegeven wat hierbij de krachten en zwakheden zijn bij de verschillende betrokken partijen. Tot slot wordt in de laatste paragraaf een link gelegd met paragraaf 2.5 uit het theoretisch kader en zal blijken welke beleidsstrategie de Surinaamse overheid volgt ten aanzien de revitalisering en het behoud van het gebouwd erfgoed. § 5.1 Organogram Het beleid m.b.t de historische binnenstad van Paramaribo is gericht op de revitalisering van de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed. Essentieel bij het behoud van het gebouwd erfgoed is de aandacht voor monumentenzorg. De historische binnenstad van Paramaribo valt onder het district Paramaribo Noord-Oost en is onder toezicht van een Districtsbestuur onder leiding van een DC. De Districtscommissaris is in dienst bij het Ministerie van Regionale Ontwikkeling. In het onderstaande organogram staan de verschillende spelers, op de twee verschillende niveaus, die betrokken zijn bij beleidsformulering en implementatie op relevant terrein.
Stijn van de Kerkhof
65
De Historische binnenstad van Paramaribo In het organogram is te zien dat veel verschillende partijen zich bezig houden met de revitalisering en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Er is een kleine rol weggelegd voor de private sector namelijk door de Stichting Monumentenzorg Suriname. Vanuit de overheid zijn het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (MINOV), het Ministerie van Regionale Ontwikkeling en het Ministerie van Openbare Werken (OW) verantwoordelijk voor het opstellen en voeren van het beleid. Binnen het MINOV vormt het directoraat Cultuur het beleid ten aanzien van het cultureel erfgoed in Suriname. Hieronder valt het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Het Ministerie van OW is met de volgende organen verantwoordelijk voor het behoud van de historische binnenstad: Planologische dienst, Bouw –en Woning Toezicht, Afdeling Gebouwen en Bouwcommissie. Figuur 5.1 Organogram Overheid
Nationaal
MINOV
Directoraat Cultuur
Min. van Openbare Werken - Planologische dienst - Bouw –en Woning Toezicht - Afdeling Gebouwen - Bouwcommissie
District
Min. v Regionale ontw.
Overheidsgerela teerde instanties
Particuliere organisatie
- Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname - Commissie Monumentenzorg
Stichting Monumentenzorg Suriname
Districtsbestuur: Districtscommissaris en districtsraad
Revitalisering historische binnenstad en behoud gebouwd erfgoed
In het organogram is te zien dat het districtsbestuur een rol heeft bij het revitaliseringproces. Ten eerste wordt nu bekeken wat de rol is van de Districtsbestuur is en het Ministerie van Regionale Ontwikkeling. De historische binnenstad is, zoals bleek uit het regionaal kader, onderdeel van het district Paramaribo Noord-Oost en valt onder de verantwoordelijkheid van de Districtscommissaris (DC). De Districtscommissaris heeft als belangrijke taken voor de historische binnenstad het verstrekken van bouwvergunningen en heeft de zorg en het beheer over dit deel van het gehele district. Dit gebeurt in samenwerking met het Ministerie van Openbare Werken.
Stijn van de Kerkhof
66
De Historische binnenstad van Paramaribo
De DC wordt ondersteund door de districtsraad, welke bestaat uit vertegenwoordigers van de verschillende Ministeries. De DC, in dienst van het Ministerie van Regionale Ontwikkeling, heeft de beschikking over een klein budget verkregen door het Ministerie van Regionale Ontwikkeling. Hiermee moet ten eerste de relatie tussen de centrale en lokale overheid in stand worden gehouden. Ten tweede moeten de DC en de districtsraad van deze financiën het Ministerie van Regionale Ontwikkeling assisteren bij het uitvoeren van openbare taken. Het Ministerie van Regionale Ontwikkeling is belast met het verzorgen van diensten in de historische binnenstad, zoals de tertiaire en secundaire wegen, afwateringssysteem en vuilophaaldiensten. Het Ministerie is voor een deel verantwoordelijk voor de omgeving en de fysieke infrastructuur. In Suriname is op dit momnet geen sprake van een goed decentralisatie beleid en ligt veel macht nog bij de centrale Ministeries. Bij het behoud van de historische binnenstad speelt het Ministerie van Openbare Werken en het Ministerie van Volksontwikkeling een belangrijke rol bij het behoud van de historische binnenstad. In de volgende paragraaf zullen deze Ministeries besproken worden. § 5.2 Beleid van Ministerie van Openbare Werken en Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling § 5.2.1 Taken en verantwoordelijkheden Ministerie van OW Volgens de taakstelling en de Stedenbouwkundige Verordening van juli 1972 is het Ministerie van Openbare Werken onder andere belast met de zorg voor de ruimtelijke ordening en de infrastructuur in de bij staatsbesluit aangewezen stedelijke gebieden. Dit betekent dat dit Ministerie belast is met het ontwerpen van structuur- en bestemmingsplannen voor de stedelijke gebieden. Daarnaast heeft het Ministerie op grond van de Bouwverordening van november 1956 en het Bouwvoorschriften besluit van April 1956 de zorg en het toezicht op bouwwerken of werkzaamheden en stelt het bouwvoorschriften vast binnen de gebieden. Het bouwvoorschriften besluit en de bouwverordening regelt dat er een bouwvergunning vereist is voor zowel nieuwbouw als verbouw, dat er toezicht en controle is op de bouwwerken en op naleving van de voorschriften en dat er verplichtingen voor de beheerder van een bouwvallig gebouw of bouwwerk komen (ICAD N.V, 1998). Voor het behoud van de historische binnenstad is het van belang dat er toezicht en controle komt op bouwwerken zodat het historisch karakter van de binnenstad niet aangetast wordt door nieuwbouw of verbouw. Daarnaast gaat het stellen van verplichtingen, voor de beheerder van bouwvallige panden, verpaupering en verval van de historische binnenstad tegen. Binnen de context van het onderzoek zijn een viertal afdelingen van het Ministerie van Openbare Werken van belang. De Planologische Dienst De algemene doelstelling van deze afdeling is het ondersteunen en bevorderen van de beleidsvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en infrastructurele ontwikkeling. De taken van deze afdeling zijn het ontwerpen van de integrale ruimtelijke ordening op lokaal niveau, het onderzoeken van de ontwikkelingen inzake de ruimtelijke ordening, het verzamelen, verwerken en analyseren van technische gegevens t.b.v de beleidsvoering en de Planologische Dienst doet het voorbereidingswerk van de te nemen beleidsbeslissingen op het gebied van de ruimtelijke ordening (ICAD N.V, 1998).
Stijn van de Kerkhof
67
De Historische binnenstad van Paramaribo Bouw -en Woning Toezicht De doelstelling van deze afdeling is het garanderen van de kwaliteit en de veiligheid van gebouwen in Suriname. De taken zijn het toetsen van ingediende bouwaanvragen, het uitbrengen van adviezen aan verschillende instanties en personen betreffende aspecten van bouwaanvragen, het controleren van de bouwaanvragen, het uitoefenen van controle op in uitvoering zijnde werken, waarbij gecontroleerd wordt of men volgens de bouwvergunningen werkt. Informatie wordt doorgespeeld aan DC, die de daadwerkelijke bouwvergunning verstrekt (ICAD N.V, 1998). Voor het behoud van de historische binnenstad is deze afdeling essentieel. Het is een belangrijk controle orgaan voor het verstrekken van bouwvergunningen voor nieuwbouw en verbouw, die van grote invloed zijn op het bestaande karakter van de historische binnenstad. Afdeling Gebouwen De doelstelling van deze afdeling is het in adequate staat houden van overheidsgebouwen en de daarbij horende terreinen. De taken zijn het inventariseren van restauratie-, verbouwings- en onderhoudsbehoeften, het in overleg met betreffende instanties ontwerpen en plannen van uit te voeren werken, het in eigen beheer uitvoeren van restauratie-, verbouwings- en onderhoudswerk, het onderhouden van de bij overheidsgebouwen behorende terreinen en het treffen van brandpreventieve maatregelen (ICAD N.V, 1998). Aangezien veel overheidsinstanties gehuisvest zijn in monumentale panden is voor het behoud van de historische panden in de historische binnenstad deze afdeling en het goed functioneren hiervan essentieel. Bouwcommissie In de historische binnenstad fungeert de bouwwet uit 1956 nog steeds als kader voor beleid. Volgens artikel 4 lid 2 van de Bouwwet uit 1956 bestaat de mogelijkheid om bijzondere eisen aan de bouwplannen binnen stads- en dorpsgedeelten te stellen. Aan deze bouwwet is daarom in 2001 middels een staatsbesluit een Bijzondere Eisen programma toegevoegd. Voor beleid in de historische binnenstad worden nu de bouwwet uit 1956 en het aanvullende Bijzondere Eisen programma uit 2001 gehanteerd. Binnen de historische binnenstad bevinden zich veel monumenten en de Monumentenwet uit 2002 maakt het huidige juridische kader voor de historische binnenstad compleet. In juni 2002 is een Bouwcommissie opgericht en deze heeft een adviserende taak. Deze commissie bestaat uit maximaal 5 leden en voor benoeming komen uitsluitend personen in aanmerking die geacht worden deskundig te zijn op het gebied van de bouwkunde, de architectuur, geschiedenis, stedenbouw of monumentenzorg. Deze commissie valt onder het Ministerie van Openbare Werken en de leden worden door de Minister van Openbare Werken benoemd. De bouwcommissie heeft tot taak het advies uit te brengen aan de Directeur van de afdeling Bouw-en woningtoezicht ten aanzien van bijzondere eisen die gesteld worden binnen stadsgedeelten met een eigen esthetisch karakter. De historische binnenstad valt hier vanzelfsprekend onder en alle bouwvergunningsaanvragen voor nieuwbouw en verbouwingen binnen deze site en omliggende bufferzones worden door de commissie bekeken en beoordeeld. Het resultaat van de toetsing dient als advies aan de DC voor het verstrekken van bouwvergunningen. (ICAD N.V, 1998). Binnen de historische binnenstad zijn strengere eisen sinds de benoeming tot werelderfgoedsite en bouwplannen worden door deze commissie getoetst aan deze strengere eisen. Sinds 27 juni 2002, de datum van plaatsing op de werelderfgoedlijst, kan men niet zomaar zonder toestemming wijzigingen aanbrengen aan elementen binnen de historische binnenstad (Lotens. W, 2002).
Stijn van de Kerkhof
68
De Historische binnenstad van Paramaribo Door deze verplichting vanuit UNESCO is voor de bouwcommissie van Openbare Werken is in april 2003 een duidelijk juridisch kader opgesteld voor controle van bouwactiviteiten in de historische binnenstad. Dit zijn de Bijzondere Eisen ten behoeve van bouwplannen in de historische binnenstad van Paramaribo zoals aangewezen in het Staatsbesluit van 2001. De bouwplannen dienen vanaf 2003 getoetst te worden aan deze bijzondere eisen en deze bevoegdheid is toebedeeld aan de bouwcommissie. De handhaving van de bijzondere eisen geschiedt middels bouwvergunningverlening en aanschrijving zoals aangegeven in de bouwwet van 1956 (Advertentieblad van de Republiek Suriname, 2003). Tot deze controle is overgegaan, omdat door de op gang komende bebouwing van de binnenstad de historisch bebouwde omgeving sterk onderhevig dreigt te komen aan ongewenste veranderingen. Hierdoor dreigt het cultuurhistorische karakter verloren te gaan en moet er regulerend worden opgetreden. De bedoeling van de Bijzondere Eisen is ook om ontwerpers voldoende ruimte te bieden voor een creatief en origineel ontwerp, waardoor een eigentijdse architectuur een kans kan krijgen te midden van een groter doel, namelijk behoud van de cultuurhistorische kwaliteit van de historische binnenstad. Ontwerpen voor (vervangende) nieuwbouw c.q. moderne architectuur dienen nieuwe kwaliteiten toe te voegen aan het historische stadscentrum § 5.2.2 Taken en verantwoordelijkheden MINOV Verantwoordelijk voor het cultureel erfgoed van Suriname is het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. Binnen dit Ministerie is er een Directoraat Cultuur dat het beleid formuleert voor het cultureel erfgoed. Het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad is een onderdeel van het cultureel erfgoed van Suriname en neemt hierbinnen een belangrijke plaats in. Het beleid van het MINOV ten aanzien van het cultureel erfgoed is vastgelegd in de beleidsnota 2000-2005 en deze wordt hieronder kort besproken. Volgens de beleidsnota neemt het cultureel erfgoed een belangrijke positie in het beleid. Zowel het materieel als het immaterieel cultureel erfgoed moet behouden en vastgelegd worden en de kennis daaromheen moet uitgedragen worden, wat mogelijk is door: Het opzetten van een algemeen registratie- en documentatiesysteem, waarin bijzondere aandacht zal worden besteed aan traditionele cultuuruitingen die dreigen te verdwijnen. Het ontsluiten van de vastgelegde culturele informatie middels moderne communicatie middelen Het aanpassen van het museumbeleid waardoor met behulp van museale instellingen de mogelijkheid tot kennisname van het cultureel erfgoed wordt vergroot. Het intensiveren van wetenschappelijk onderzoek omtrent deze gestelde doelen. De Surinaamse regering heeft ondertussen al de nieuwe monumentenwet 2002 aangenomen, waarbij het beschermen van de culturele sites een prioriteit is. Naast de beleidsnota is er ook een beleidskader gemaakt over gemeenschappelijk cultureel erfgoed in Suriname. Hier staat de samenwerking tussen Nederland en Suriname centraal. “Het internationaal cultuurbeleid zal gericht zijn op het aangaan en intensiveren van relaties met erfgoedinstanties in de Caribische regio, internationale erfgoedorganisaties en met Nederland als partner met betrekking tot gemeenschappelijk erfgoed” (mutual hertitage). De hoofddoelstelling van het beleidskader is dat er gezamenlijk gewerkt moet worden aan het duurzaam behoud en beheer van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed, en het toegankelijk maken van erfgoed.
Stijn van de Kerkhof
69
De Historische binnenstad van Paramaribo De belangrijkste subdoelstellingen zijn het versterken van het draagvlak voor het gemeenschappelijk cultureel erfgoed en het bewustmaken hiervan, vergroting van kennisuitwisseling en conservering en revitalisering van het cultureel erfgoed door middel van voorlichting en onderwijs (MINOV, 2001). Het beleid aangaande de monumentenzorg is in hoofdlijnen vastgelegd in Monumentenwet van 2002 en de uitvoering ervan is de eindverantwoording voor de Minister van Onderwijs. Aangezien de monumenten een deel van het cultureel erfgoed en historisch erfgoed vertegenwoordigen, heeft de minister van het MINOV deze taak gedelegeerd aan het directoraat Cultuur. Het directoraat cultuur bestaat uit een directeur en drie assistentes. Anno 2005 zijn er een drietal organisaties vanwege hun specifieke doelstelling direct betrokken bij de monumentenzorg, namelijk de Commissie Monumentenzorg (1963), Stichting Monumentenzorg (1967) en de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname (1997). De aandacht voor het beleid ligt op het geheel van de monumenten en elementen, die gezamenlijk het typische stadsbeeld bepalen. Deze elementen zijn voor het merendeel geen monument, maar vormen met de monumenten een harmonische samenhang. § 5.3
Beleid van overheidsgerelateerde instanties en Stichting Monumentenzorg Suriname
§ 5.3.1 De Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname Door het MINOV is de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname in het leven geroepen, die zich onder andere bezighoudt met het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. De Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname (SGES) is direct betrokken bij de revitalisering van de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed. De SGES is officieel opgericht op 1 augustus 1997. Deze stichting is een overheidsgerelateerde instantie en heeft als belangrijke taak het voorbereiden van een publiekprivate beheersmaatschappij voor de historische binnenstad van Paramaribo. Hierbij is het zaak dat de overheid een gedeelte van haar panden af gaat staan en uiteindelijk in handen komt van particulieren (Bowers & Hankey, 2001). De panden moeten commercieel aantrekkelijk worden gemaakt en inkomsten genereren voor onderhoud. Financieel is deze stichting gedeeltelijk afhankelijk van het MINOV en via eigen verworven middelen, dit zijn vooral giften uit binnen -en buitenland. De SGES functioneert grotendeels vanuit de overheid en zoekt fondsen en vormen van assistentie bij de International Development Bank (IDB), de Nederlandse Overheid en UNESCO. Er kan een beroep op deze fondsen worden gedaan als er middels de SGES projecten worden ingediend. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillende beschikbare fondsen en vormen van assistentie, waar de historische binnenstad aanspraak op kan maken. Netherlands Funds In Trust Op dit fonds kan beroep worden gedaan wanneer projecten ingediend worden die technische ondersteuning vragen of onderwijsprojecten. Speciale aandacht in dit fonds gaat uit naar landen waarbij sprake is van wederzijds erfgoed (mutual heritage) met Nederland. Dit is het geval in de historische binnenstad. Er bevinden zich ook enkele historische panden belangrijk voor de Nederlandse geschiedenis. Bij dit fonds liggen dus mogelijkheden voor de Surinaamse overheid. Met Nederlands overheidsgeld zijn in 1997 bijna alle monumentale panden op het Zeelandiacomplex volledig gerenoveerd.
Stijn van de Kerkhof
70
De Historische binnenstad van Paramaribo The World Heritage Fund Het Werelderfgoed fonds van UNESCO is samen met de Werelderfgoedlijst een van de middelen om te voldoen aan de doelen die gesteld zijn tijdens de Werelderfgoed Conventie. Het budget van het fonds komt tot stand door verplichte en vrijwillige contributie van de lidstaten. Deze verplichte contributie is nodig om de lidstaten te voorzien in assistentie. Assistentie voor de lidstaten kan 5 verschillende vormen aannemen. De eerste vorm is assistentie bij voorbereiding voor plaatsing op de Werelderfgoed lijst. De tweede vorm van assistentie is het verlenen van technische bijstand aan de historische sites op de lijst. Deze technische bijstand komt in de vorm van het houden van studies gericht op wetenschappelijke problemen die ontstaan bij de revitalisering van een historische site, het sturen van experts en technici zodat het werk goed uitgevoerd wordt, het leveren van materiaal dat het land niet bezit of niet kan verwerven, het verstrekken van leningen met lage rente en in uitzonderlijke gevallen worden er subsidies of giften gegeven. De derde vorm van assistentie is het geven van training aan alle stafleden en specialisten die betrokken zijn bij de conservering en revitalisering van de historische site. De vierde vorm van assistentie is het leveren van spoed assistentie. Hierbij is de genomineerde historische site in direct gevaar en is ingrijpen van UNESCO noodzakelijk. De vijfde vorm is assistentie educatieve, informerende en promotionele activiteiten om het bewustzijn en interesse en de participatie van jongeren te vergroten, wat ten goede komt aan de historische site. De lidstaten kunnen voor deze vormen van assistentie een aanvraag indienen en The World Heritage Centre behandeld de aanvraag en kunnen een fonds verwachten van $20.000 voor de voorbereiding en technische ondersteuning tot $75000 voor spoed assistentie. De deadlines voor het aanvragen van assistentie is elk jaar op 1 mei en 1 september (UNESCO, 2000). InterAmerican Development Bank (IDB) Deze instantie heeft al reeds enkele jaren een financieringsprogramma (Cultural Heritage Conservation) specifiek gericht op de revitalisering van historische binnensteden in Latijns Amerika en het Caribische gebied. Er wordt assistentie verleent om de historische sites te bewaren. Welke vormen van assistentie voor Suriname mogelijk zijn is nog niet onderzocht en aangevraagd. Het hoofddoel van de SGES is maatregelen voor te bereiden en condities te scheppen, waardoor duurzaam beheer en behoud van de historische binnenstad mogelijk wordt gemaakt. Dit kan verwezenlijkt worden door het voorbereiden van een rechtspersoon die belast is met het beheer van de historische binnenstad. Deze rechtspersoon, bijvoorbeeld een vennootschap, zal moeten kunnen voorzien in de verwerving van de middelen die verreist zijn, om dit alles mogelijk te maken. Zo bestaat de mogelijkheid dat uit eigen financiële middelen bijstand geboden kan worden aan de bewoners/gebruikers van de historische panden in de historische binnenstad voor instandhouding, revitalisatie en restauratie van hun bezit (ICAD N.V, 1998). De activiteiten van de SGES hebben er tot nu toe tot alleen geleid dat: de historische binnenstad van Paramaribo geplaatst is op de werelderfgoedlijst, een binnenstadsplan met duidelijke ontwikkelingsvisie en structuur is ontworpen, de monumentenlijst is geactualiseerd en het bewustzijn voor het cultureel erfgoed onder de verschillende instanties is vergroot .
Stijn van de Kerkhof
71
De Historische binnenstad van Paramaribo § 5.3.2 Commissie Monumentenzorg De Commissie Monumentenzorg is het advies orgaan van de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling en werd in 1995 door de minister benoemd. De Commissie moet een goede wettelijke basis moeten scheppen en zich moeten concentreren op het samenstellen van een monumentenlijst. De Commissie heeft ook als taak om zich geregeld op de hoogte te houden van de toestand, waarin de monumenten zich bevinden en hierover rapport uit te brengen aan de minister. Dit is een commissie die eens in het jaar vergadert, wat veel te weinig is voor een historische binnenstad met haar vele monumenten. De meeste taken die deze commissie heeft worden doorgeschoven en uitgevoerd door de Stichting Gebouwd Erfgoed, zoals het opstellen van de monumentenlijst (ICAD N.V, 1998). De financiële middelen voor het functioneren van de Commissie moeten worden verkregen van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. De Commissie Monumentenzorg is een opgericht orgaan met erg weinig resultaat en daadkracht, door de beperkte middelen die verkregen worden door het MINOV en het beperkte aantal vergaderingen. § 5.3.3 De Stichting Monumentenzorg Suriname De Stichting Monumentenzorg Suriname is een particuliere stichting, opgericht op 21 april 1967 door enkele architecten. Deze stichting heeft als doel mensen in Paramaribo bewust te maken van het culturele erfgoed en daadwerkelijk mee te helpen aan het herstel. Daarnaast heeft deze stichting de taak, en dat is het grote raakvlak met dit onderzoek, begrip en waardering te kweken voor historische stadsdelen, waarbij dus in het bijzonder aandacht zal zijn op het unieke stadsschoon van de historische binnenstad. De Stichting houdt zich ook bezig met de restauratie en onderhoud van de monumenten over het gehele land en brengt adviezen uit over verbouwingen en nieuwbouw in de historische binnenstad. Dit zijn de taken die op papier staan, maar in praktijk worden deze taken niet allemaal uitgevoerd. Door gebrek aan geld en gebrek aan coördinatie tussen de betrokken personen is er een gebrek aan uitvoering. De Stichting houdt zich voornamelijk bezig met de bewustwording en voorlichting. Dit is een veel minder kostbare zaak en de commissie houdt één keer per jaar een monumentendag om de bewustwording bij de bevolking te vergroten. De Stichting is een particuliere non-profit organisatie. Het bestuur bestaat behalve uit deskundigen ook uit vertegenwoordigers van culturele, maatschappelijke en religieuze organisaties die zich bewegen of interesse hebben op het vlak van de monumentenzorg. De financiële middelen van de Stichting worden verkregen uit subsidies, bijdragen, giften, legaten, erfstellingen en activiteiten (ICAD N.V, 1998). Het exacte bedrag is niet bekend, maar bekend is dat het te laag is voor restauratie en onderhoudswerken. Op dit moment blijft het dus alleen bij kleine bewustwordingsactiviteiten. Afsluiting Uit het voorgaande zou geconstateerd kunnen worden dat het organisatorisch kader voor de bescherming van de historische binnenstad adequaat genoeg is. Op nationaal niveau zijn er Ministeries, overheidsgerelateerde instanties en een particuliere organisatie betrokken bij het behoud van de historische binnenstad. Daarnaast is er op een lager bestuursniveau een districtsbestuur, dat met financiën van het Ministerie van Regionale Ontwikkelingen ook adequaat genoeg zou moeten zijn. Het Ministerie van Regionale Ontwikkeling moet zorg dragen voor de openbare taken en wordt daarbij geassisteerd door de districtsraad.
Stijn van de Kerkhof
72
De Historische binnenstad van Paramaribo De Districtscommissaris, voorzitter van het districtsbestuur, is verantwoordelijk voor het verstrekken van bouwvergunningen. Er is daarnaast een goed wettelijk kader aanwezig, waardoor niks meer onopgemerkt aangepast zou kunnen worden. Het Ministerie van Openbare Werken heeft de taak om zorg te dragen voor het onderhoud van de vele overheidspanden. Tevens draag dit Ministerie, middels enkele afdelingen, zorg voor de controle op bouwvergunningen voor nieuw- en verbouw. In het beleidskader 2000-2005 van het MINOV staan de doelstellingen die behaald moeten worden ten aanzien van het behoud van de historische binnenstad en is door het MINOV de SGES in het leven geroepen, die direct betrokken is met de historische binnenstad. Met de oprichting van de Commissie Monumentenzorg en de Stichting Monumentenzorg gaat speciale aandacht gaat uit naar de monumenten in de historische binnenstad. Er is voldoende waarborg qua aanwezige organisaties dat de historische binnenstad zal blijven. § 5.4
Functioneren van de betrokken organisaties en instanties
In de vorige paragraaf kwam naar voren dat er voldoende waarborg om de historische binnenstad te behouden. In deze paragraaf organisatorisch kader wel adequaat functioneert. Hierbij wordt aspecten; middelen; controle op de regelgeving; samenwerking en bewustzijn; interesse en visie.
qua organisaties/instanties is wordt nu bekeken of het gekeken naar de volgende coördinatie; voorlichting en
Middelen In hoofdstuk één is duidelijk geworden dat er in Suriname sprake is van een slechte economische situatie, wat resulteert in een gebrek aan financiële middelen bij de overheid. Het is ook niet in de lijn der verwachting dat de economische situatie op korte termijn zal verbeteren, waardoor het gebrek aan financiële middelen zal blijven bestaan. Door drastische tekorten de laatste jaren bij de verschillende Ministeries kunnen noodzakelijke investeringen in meubilair, kantoorbenodigdheden en hulpmiddelen niet worden gepleegd en is vervanging hiervan niet mogelijk. Daarnaast is er de laatste jaren veel gekwalificeerd personeel weggetrokken, waardoor afdelingen onderbezet zijn en niet optimaal kunnen functioneren. De infrastructuur is verouderd en is in een zeer slechte staat. De basiscondities voor adequaat functioneren zijn hierdoor nauwelijks aanwezig. Daarnaast maakt het personeel van het Directoraat Cultuur een gedemotiveerde indruk, wat bevestigd kan worden aan de hand van eigen bevindingen. De werknemers hadden een hele lakse houding en gedemotiveerde uitstraling. Het maken van een afspraak met de directeur verliep niet soepel en de gemaakte afspraken werden tevens ook niet nagekomen. De Ministeries in Suriname hebben voor het uitvoeren van beleid in de historische binnenstad zeer beperkte middelen, zowel kennis als financiën. Er is voor de historische panden in de binnenstad geen geld voor grootscheepse renovatie en geld wordt alleen besteed aan onderhoud. De overheid heeft weinig middelen en met de weinige middelen die ze hebben proberen ze de panden die ze in de binnenstad hebben in stand te houden. Er is geen geld voor grootscheepse renovatie en brandpreventie. Geld wordt alleen besteed aan minimaal onderhoud, zoals schilderen en rot hout vervangen. De investeringen die nu in het pand worden gestoken zijn alleen onderhoudend en erg onrendabel. Dit zorgt voor een cyclus van overheidsinvesteringen, van onderhoud en verval, waarna weer een nieuwe ronde van overheidsinvesteringen volgt. Er is op dit vlak totaal geen duurzaamheid en sprake van een integrale aanpak, waarbij de historische binnenstad in zijn geheel wordt gerevitaliseerd.
Stijn van de Kerkhof
73
De Historische binnenstad van Paramaribo Er zijn alleen beperkte middelen beschikbaar voor renovatie van individuele panden en financiële middelen voor de omgeving, de fysieke infrastructuur en verbetering in het investeringsklimaat ontbreken. De uitvoering van veel projecten stagneert en in sommige gevallen moet de uitvoering daarvan worden uitgesteld. Monumentenzorg en met name de renovatie van monumenten is een voortdurende en kostbare aangelegenheid. Financiering is tot nu toe een structureel probleem gebleken. Naast de drie Ministeries is de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname nauw betrokken bij het beleid en heeft hierin belangrijke taken. De Stichting kampt ook met een gebrek aan middelen. De zegsman van de SGES geeft aan dat deze stichting te maken heeft met een duidelijke personele onderbezetting gezien de taken die gedaan moeten worden. Bij de SGES is naast de directeur één administratieve medewerkster actief en heeft deze Stichting niet de nodige bezetting om zich volledig op de historisch binnenstad te richten. Buiten de historische binnenstad heeft de SGES ook nog erfgoedprojecten lopen. Er kan een beroep worden gedaan op fondsen, maar de SGES is op dit moment, door personele onderbezetting, niet in staat om projecten in te dienen en wordt er voor de historische binnenstad dus niet naar fondsen gezocht. Door het gebrek aan financiële middelen bij de overheid zal deze overheidsgerelateerde instantie helaas niet snel worden uitgebreid en zullen veel belangrijke taken op zich moeten laten wachten. Evenals bij de SGES is het (op papier vastgestelde) takenpakket van de Stichting Monumentenzorg Suriname door het gebrek aan financiële middelen ingeperkt. Bij alle betrokken partijen is dus een gebrek aan middelen, waardoor de uitvoering van beleid belemmerd wordt. Dit gebrek aan middelen is een groot knelpunt bij het verwezenlijken van het beleid. Controle op de regelgeving Het Ministerie van Openbare Werken is door haar zwakke beleid zelfs meer een gevaar voor de werelderfgoedsite dan een garantie voor behoud. Wettelijk zijn alle zaken door het Ministerie van OW goed vastgelegd, maar in praktijk werkt het nog niet naar behoren. Het Ministerie schiet ernstig tekort bij het verstrekken van vergunningen. Volgens zegsmannen van de Ministeries worden nog steeds bouwvergunningen verstrekt die niet conform de bouweisen zijn. Het aspect van belangenverstrengelingen speelt hierbij een rol en belangrijke ambtenaren zijn om privéredenen gebaat bij het verstrekken van bouwvergunningen die volgens de wettelijke bepalingen niet zijn toegestaan. Resultaat van deze praktijken is dat de historische binnenstad onder druk komt te staan en zorgt voor negatieve ontwikkelingen. Het Ministerie van Openbare Werken houdt zich zoals gezegd bezig met het controleren van particulieren met betrekking tot het houden aan de bouwvoorschriften. Volgens een zegsman van het Ministerie van OW is de controle op de regelgeving in de historische binnenstad niet volledig. Er zijn bijvoorbeeld geen ambtenaren die het stadsdeel controleren op ongewenste aanpassingen of sloop. Hierdoor kunnen particulieren hun eigen plan trekken en gaan monumentale panden verloren door sloop of verbouw, dit is te zien op foto 7.3 in hoofdstuk zeven. De controle op de regelgeving wordt niet verscherpt en veel eigenaren in de binnenstad kunnen met hun pand meer doen dan eigenlijk is toegestaan. Het beleid is door de betrokken Ministeries wel geformuleerd, maar wordt dus niet geïmplementeerd.
Stijn van de Kerkhof
74
De Historische binnenstad van Paramaribo Met het aanstellen van een bouwcommissie is er wel een belangrijke stap gezet naar het behoud van de historische binnenstad. De bouwcommissie toets de aanvragen aan het nieuwe juridisch kader uit 2003 en brengt daarna advies uit aan de Directeur van Openbare Werken. Zoals vermeld is in paragraaf 5.2.2 heeft deze bouwcommissie duidelijk een adviserende rol en geen uitvoerende rol binnen het Ministerie. Deze commissie moet ervoor zorgen dat het esthetische karakter van de historische binnenstad bewaard. Op grond van informatie verkregen via interviews met verschillende personen die jaren nauw betrokken zijn met de historische binnenstad, zoals de directeur van het CESWO en de SGES, kan gezegd worden dat het juridisch kader zoals hierboven beschreven keurig vastgelegd en toch in de praktijk niet wordt uitgevoerd. Dit blijkt ook na eigen waarneming het geval te zijn. In de historische binnenstad wordt op sommige plaatsen nog steeds niet conform de nieuwe bouweisen gebouwd. Achter het kerkplein is was men in 2003 bezig met de bouw van een pand dat boven de huidige bebouwing uitkomt, terwijl in het Bijzondere Eisen programma duidelijk staat aangegeven dat in de historische binnenstad geen pand gebouwd mag worden dat, boven de omringende bebouwing uitkomt. Daarnaast moet het nieuwbouwpand in harmonie zijn met de historische bebouwing, wat hier ook niet altijd het geval blijkt te zijn (zie foto 5.1). Dit toont aan dat op dit moment de regels niet altijd worden nageleefd en soepel worden genomen. In veel steden in ontwikkelingslanden is, zoals bleek uit het theoretisch kader, het wettelijk kader niet in orde. In Paramaribo is dit wel het geval, maar is net als in de andere historische binnensteden in ontwikkelingslanden de controle hierop onvoldoende . Foto 5.1 Niet passende nieuwbouw
Samenwerking en coördinatie Volgens een zegsman van het Ministerie van Openbare Werken en de directeur van de SGES heeft de overheid een te veel centrale rol heeft in de historische binnenstad. De verschillende organisaties en de overheid werken veel te weinig samen. Op sommige punten werken de partijen elkaar zelfs tegen. De SGES is bezig met plannen om de historische binnenstad duurzaam te revitaliseren, terwijl het Ministerie van Openbare Werken door zwakke controle gebouwd erfgoed verloren laat gaan. De zwakke controle staat onreglementaire nieuwbouw toe (foto 5.1).
Stijn van de Kerkhof
75
De Historische binnenstad van Paramaribo Een groot probleem is dat er binnen de overheid nauwelijks sprake is van overleg over het behoud van de historische binnenstad en uitwisseling van informatie ontbreekt. Het Ministerie van OW, MINOV en Regionale Ontwikkeling opereren los van elkaar en tussen deze Ministeries worden geen afspraken gemaakt ten aanzien van het behoud van de historische binnenstad. Tussen de organisaties en instanties betrokken bij het behoud van de historische binnenstad is nauwelijks communicatie. Vergaderingen over hoe het behoud van de historische binnenstad beter kan verlopen zijn er bijvoorbeeld niet. De communicatie is dus op dit moment niet volledig en verloopt erg traag. Goede communicatie tussen overheid en de verschillende organisaties is vereist voor het behoud van de historische binnenstad. De lokale overheid, in de vorm van het districtsbestuur, is institutioneel erg zwak, kan geen eigen inkomsten genereren, werkt niet met hun eigen begroting, en heeft nauwelijks verantwoordelijkheden en geen mogelijkheden voor initiatief. Concreet houdt het districtsbestuur zich alleen bezig met de controle van het wettelijk kader. Het besluitvormingsproces voor de historische binnenstad is op dit moment te centraal geregeld. Betere samenwerking en afstemming tussen de centrale overheid en het districtsbestuur is ten gunste zijn van het revitaliseringproces. Volgens Serageldin (1997) moet er tussen de lokale en de nationale overheid duidelijke afstemming zijn over de verantwoordelijkheden en moeten er goede afspraken zijn over inkomsten en uitgaven. De samenwerking tussen deze twee overheden zorgt voor een raamwerk waarin private investeerders en bewoners handelen naar hun mogelijkheden. Op dit moment ontbreekt de samenwerking er is er in de historische binnenstad geen goed functionerend lokaal overheidsorgaan. De lokale overheid zou verantwoordelijk moeten zijn voor de coördinatie en regulering tussen de institutionele en private partijen die bij de revitalisering betrokken zijn. De lokale overheid staat dicht bij het sociale, economische en politieke leven in de binnenstad en kan een actievere rol spelen bij het verbeteren van de publieke ruimtes en de fysieke infrastructuur. Op deze manier kan het extra kracht toebrengen aan de revitalisering van de historische binnenstad, aldus Hardoy & Gutman (1991). De revitalisering van de historische binnenstad gaat veel beter als er een publiekprivate samenwerking wordt opgesteld waarbij in projectvorm die binnenstad wordt gerevitaliseerd. Op dit moment wordt er te veel centraal door de overheid geregeld en is er te weinig initiatief om zo’n publiekprivate samenwerking op te richten (Bowers & Hankey, 2001). In het theoretisch kader werd aan de hand van Rojas ook al aangehaald dat voor effectieve revitalisering en bescherming van het gebouwd erfgoed partnerships tussen de publieke en private sector nodig zijn. Er zijn veel pogingen gedaan om die samenwerking op te zetten, maar succes heeft dit nog niet gehad. Dit komt vooral door het gebrek aan interesse van particuliere investeerders en het niet effectief genoeg handelen van de overheid. De overheid heeft een te grote rol in de historische binnenstad als beleidsmaker, controleur en eigenaar van veel historische panden. De Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname, die een belangrijke rol heeft in de historische binnenstad als beleidsmaker, is nog te veel onder overheidsinvloed en heeft tot nu toe verzuimd om allerlei maarschappelijke groepen bij het revitaliseringproces te betrekken. De participatie van de lokale bevolking is ook erg laag. Juist de ‘empowerment’ van de lokale bevolking is erg belangrijk voor de revitalisering van de historische binnenstad, zoals Serageldin beschreef in paragraaf 2.6. Volgens de directeur van de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname zou de overheid in de historische binnenstad een controlerende rol moeten krijgen in combinatie met het uitbrengen van wettelijke bepalingen. Daarnaast moet ze een faciliterende rol spelen voor het bedrijfsleven. Tot nu toe zijn er alleen maar verplichtingen voor de eigenaren, maar wordt er door de overheid geen enkel initiatief genomen om de eigenaren tegemoet te komen bij het behouden van de panden, bijvoorbeeld in de vorm van belastingverlaging of subsidie.
Stijn van de Kerkhof
76
De Historische binnenstad van Paramaribo De overheid wil de eigen panden in hun bezit niet verkopen of verhuren, waardoor het op dit vlak tot nu toe mis loopt met de samenwerking met private partijen. Zelfs de leegstaande panden in overheidsbezit worden niet vrijgegeven. Wanneer de leegstaande en overheidspanden in handen van de particuliere zullen komen en voor commerciële doeleinden worden gebruikt, generen deze panden inkomsten voor onderhoud. De panden in de historische binnenstad zijn erg aantrekkelijk voor de financieel/zakelijke dienstverlening en de commerciële sector, zoals beschreven in paragraaf 4.3. Eigenaren van deze diensten zijn wel in staat en bereid om hun historische panden te onderhouden. Zij hebben namelijk de financiële mogelijkheden om hun pand te onderhouden en zij zijn dan in hun gewenste omgeving. Als tegemoetkoming moeten dan wel financiële voordeelregelingen met de particulieren worden opgesteld om onderhoud te bevorderen.. Volgens een zegsman van het Directoraat Cultuur is het aan de Stichting Gebouwd Erfgoed om actie te ondernemen en een voortrekkersrol in te nemen bij het zoeken naar mogelijkheden voor een publiek private samenwerking en commercialisering van het gebouwd erfgoed. Voorlichting en bewustzijn Volgens de zegsman van het Directoraat Cultuur is het belangrijkste dat er aan het bewustzijn voor het cultureel erfgoed gewerkt wordt, waardoor mensen waardering krijgen voor de historische binnenstad en bereid zijn te investeren. Het bewustzijn voor het gebouwd erfgoed is inderdaad erg belangrijk, maar het vergroten bewustzijn leidt nog niet direct tot het gewenste behoud van de historische binnenstad. Met het vergroten van bewustzijn worden de eigenaren en gebruikers namelijk niet direct bewogen tot het doen van investeringen. Essentieel voor het creëren van dit bewustzijn is voorlichting. Voorlichting over de historische binnenstad, over de waarde van de historische binnenstad en de betekenis van de werelderfgoedlijst door de overheid schiet ernstig tekort. Voor het behoud van de historische binnenstad is het belangrijk dat binnen de totale gemeenschap overeenstemming is over de sociale en economische waarde van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Voorlichting door middel van onderwijs campagnes, tentoonstellingen, lezingen en workshops kan hier voor zorgen (Rojas & Moura Castro, 1999). Volgens de directeur van het Directoraat Cultuur zijn de Stichting Gebouwd Erfgoed en Commissie Monumentenzorg niet actief genoeg en moeten deze organisaties meer initiatief nemen. Deze organisaties hebben een te afwachtende houding en moeten ervoor gaan zorgen dat het besef voor het behoud van de historische binnenstad gaat leven. Commissie Monumentenzorg vergadert maar één keer per jaar en dit is veel te weinig voor wat er voor het behoud van de historische binnenstad moet gebeuren. Bij de Commissie Monumentenzorg is een duidelijk gebrek aan daadkracht. Door de verschillende organisaties moeten verschillende seminars en exposities worden gehouden, waardoor informatie naar buiten komt en verspreid wordt. In november 2002 is er wel een seminar door de Unie van Architecten georganiseerd, waarop 8 lezingen werden georganiseerd en werd benadrukt dat er veel gezamenlijke inspanning nodig is om de historische binnenstad van Paramaribo op de werelderfgoedlijst van UNESCO te houden. Dit seminar is de enige echte activiteit die ondernomen is om de bewustwording bij alle betrokken partijen te vergroten. De opkomst viel alleen tegen met 60 bezoekers. Tijdens dit seminar is er gestemd over de aanbevelingen die gedaan moeten worden om de bewustwording en liefde voor het erfgoed moeten vergroten. De gezamenlijke inspanning zal moeten komen van degene die als instelling met het behoud van de historische binnenstad belast zijn namelijk, de particuliere eigenaren, commerciële gebruikers, technische deskundigen en de overheid.
Stijn van de Kerkhof
77
De Historische binnenstad van Paramaribo In de in de onderzoek gehouden enquêtes werd de vraag gesteld of de overheid voorlichting heeft gegeven over het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Op deze vraag antwoordde 28,5 % van de respondenten met ja en 71,5 % met nee. Uit deze cijfers blijkt dat de voorlichting van de overheid dus niet voldoende is, omdat slechts een kwart van de respondenten voorlichting van de overheid heeft ontvangen. Voorlichting zorgt voor het vergroten van het bewustzijn en is een heel belangrijk aspect bij de revitalisering van de historische binnenstad. Het enige aan voorlichting of discussie over de historische binnenstad gebeurt in de krant en daar worden door de verschillende partijen alleen problemen en misstappen geconstateerd maar wordt verder geen actie ondernomen om deze problemen en misstappen aan te pakken. Daarnaast is er beperkte voorlichting op tv. In de enquête is ook naar de vorm van voorlichting gevraagd en daaruit blijkt het volgende. Driekwart van de respondenten, die ja antwoordden op de vraag met betrekking tot ontvangen voorlichting, zeggen voorlichting te hebben ontvangen middels de krant en/of tv. De voorlichting met betrekking tot het bewustzijn voor het cultureel erfgoed is dus wel aanwezig, maar is onvoldoende. De wil om die voorlichting te vergroten is wel aanwezig, maar de directeur van het Directoraat Cultuur geeft aan dat er ten aanzien van het cultureel erfgoed een gebrek aan kennis is en dat financiële middelen ontbreken om voorlichtingscampagnes op te zetten. Het MINOV dat verantwoordelijk is voor het vergroten van het cultuurbesef besteedt namelijk 99% van haar begroting aan personeelskosten en die 1% wordt uitgetrokken aan voorlichting voor het vergroten van het cultuurbesef. Ten eerste zal er iets aan deze verhoudingen moeten worden veranderd. Interesse en visie Door het Ministerie van Openbare Werken wordt op de begroting te weinig geld vrijgemaakt voor het onderhouden van de historische panden van de overheid en de openbare ruimtes. De afwachtende houding van de overheid in de historische binnenstad komt niet alleen door het gebrek aan middelen, het gebrek aan controle en regelgeving, en het gebrek aan samenwerking en coördinatie. Dit zijn overigens wel grote problemen waar de overheid in dit gebied mee kampt, maar naast deze gebreken is er bij de overheid ook een overduidelijk gebrek aan interesse in de historische binnenstad. De historische binnenstad is voor de Surinaamse overheid geen prioriteitengebied. Door de overheid worden namelijk andere prioriteiten gesteld, zoals verbeteren van onderwijs en zorg. Volgens de zegsmannen van de betrokken Ministeries is de binnenstad politiek gezien niet interessant en voor een regeringsperiode van 5 jaar moet er toch politieke gescoord worden en komt de revitalisering van de historische binnenstad niet op het lijstje te staan. Door het gebrek aan interesse is er voor de historische binnenstad ook nog geen geld vrijgemaakt om tot een ontwikkelingsvisie te komen. Tot nu toe verlopen zaken hierdoor nog steeds ongecontroleerd en niet volgens een vast plan. Afsluiting Concluderend kan nu een tabel 5.1 worden opgesteld. In deze tabel staat aangegeven of de verschillende functioneringsaspecten (zoals hierboven besproken) wel, niet of matig aanwezig zijn bij de organisaties en instanties betrokken bij het revitaliseringproces en het behoud van de historische binnenstad. Uit deze paragraaf is duidelijk geworden dat het huidige beleid te maken heeft met vele knelpunten en tekortkomingen. Tabel 5.1 geeft een zeer zorgwekkend beeld voor het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed. Overduidelijk is dat bij de vele organisaties en instanties veel functioneringsaspecten niet aanwezig zijn, aangegeven met ‘min’ tekens. Financiële middelen en samenwerking ontbreken zelfs bij alle actoren.
Stijn van de Kerkhof
78
De Historische binnenstad van Paramaribo Tabel 5.1 Overzicht van verschillende organisaties en instanties naar aanwezigheid van functioneringsaspecten Com. Stichting Monumentenzorg Mon. MINOV Min. OW SGES middelen regelgeving + + nvt nvt nvt controle nvt nvt nvt nvt samenwerking coördinatie +/nvt interesse +/+ +/+ daadkracht +/voorlichting/bewustzijn +/nvt + +/-
aanwezig matig aanwezig niet aanwezig
Conclusie Bij de revitalisering van de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed zijn het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, het Ministerie van Openbare Werken, het Ministerie van Regionale Ontwikkeling, het districtsbestuur en de Stichting gebouwd Erfgoed Suriname de belangrijkste spelers. Aan de hand van de bovenstaande paragrafen is antwoord gegeven op de eerste deelvraag en is de rol van de publieke sector duidelijk geworden. Daarnaast is helder geworden dat er geen sprake is van duurzame revitalisering, en verder wordt in deze conclusie aangegeven of aan de voorwaarden zoals die geschetst zijn in hoofdstuk twee wordt voldaan. Tot nu toe is de SGES er ook niet in geslaagd om maatschappelijke groepen in het proces te betrekken. Vooral de participatie en ‘empowerment’ van de lokale bevolking ontbreekt. Er wordt dus niet voldaan aan de eerste voorwaarde van duurzame revitalisering, zoals beschreven in het theoretisch kader, waarin staat dat alle sociale actoren betrokken moeten zijn. Er zijn dus te weinig actoren betrokken bij het proces en tussen de partijen die wel participeren is er een duidelijk gebrek aan samenwerking. Op sommige punten werken de partijen elkaar zelfs tegen. De SGES is bezig met plannen om de historische binnenstad duurzaam te revitaliseren, terwijl het Min van OW door zwakke controle veel gebouwd erfgoed verloren laat gaan. De zwakke controle op particulieren, laat ze onreglementaire nieuw- en verbouw of zelfs sloopactiviteiten uitvoeren. Op dit moment wordt ook niet gezocht naar mogelijkheden voor publiekprivate samenwerking wordt ook niet gezocht, dit terwijl de overheid niet de middelen heeft om de binnenstad in haar eentje te revitaliseren. Een hele belangrijke stap die door de overheid gemaakt moet worden is dat ze een groot gedeelte van haar panden in de binnenstad gaat verkopen of verhuren waardoor deze panden commercieel aantrekkelijk gemaakt kunnen worden en in handen van de particulieren komen. Particulieren zijn wel in staat en bereid om hun historische panden te onderhouden. Eigenaren van deze diensten hebben namelijk de financiële mogelijkheden om hun pand te onderhouden en zij zijn dan in hun gewenste omgeving. Als tegemoetkoming kunnen dan vanuit de overheid financiële voordeelregelingen met de particulieren worden gemaakt om onderhoud te bevorderen. Het gebouwd erfgoed levert op dit moment namelijk nog geen inkomsten op.
Stijn van de Kerkhof
79
De Historische binnenstad van Paramaribo Aan de tweede voorwaarde voor duurzame revitalisering, zoals geschetst in het theoretisch kader, kan dus niet worden voldaan. De overheid is op dit moment eigenaar van veel historische panden en kan deze panden zelf niet onderhouden. Er is een dus duidelijke noodzaak voor een commerciële aanpak en duurzaam beheer van de historische binnenstad wordt nadrukkelijk onderkend. Het commercieel maken van de panden in de historische binnenstad schept mogelijkheden voor behoud en revitalisering. De overheid is dan ook niet meer direct belast met de kosten voor onderhoud van de vele panden, maar kan dan dit geld dan vrijmaken voor het opknappen van de gehele omgeving. Er is op dit moment dus geen integrale aanpak voor de historische binnenstad. Op dit moment worden alleen individueel panden gerevitaliseerd door de overheid en de eigenaren. Er zijn nauwelijks verbeteringen in de fysieke infrastructuur, de omgeving en het investeringsklimaat voor particulieren. Er ontbreekt een integraal ontwikkelingsplan voor de historische binnenstad. Aan de derde voorwaarde aan duurzame revitalisering, zoals beschreven in het theoretisch kader, waarin staat dat de historische binnenstad integraal moet worden gerevitaliseerd kan dus ook niet worden voldaan. Volgens de zegsmannen van de ministeries van OW en OV heeft de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname een voortrekkersrol met betrekking tot de revitalisering en het behoud van de historische binnenstad. Deze stichting moet zich bezig houden met het zoeken naar fondsen, vormen van assistentie en mogelijkheden voor een publiekprivate samenwerking, wat nog niet gebeurd is. Fondsen en vormen kunnen verkregen worden bij UNESCO en bij de Nederlandse overheid als er sprake is van mutual heritage. Hier liggen dus wel degelijk kansen en mogelijkheden voor revitalisering en behoud van de historische binnenstad. Daarnaast moet de bewustwording voor het gebouwd erfgoed vergroot worden. De totale Surinaamse samenleving moet doordrongen zijn van de noodzaak de historische binnenstad te behouden. Het probleem is alleen dat de SGES niet de personele bezetting heeft om deze voortrekkersrol op zich te nemen en aan deze taken te voldoen. De SGES moet nodig uitgebreid worden om het bovenstaande te realiseren. In plaats van het zoeken naar interne gelden en publiekprivate samenwerkingen, wordt als eerste door het MINOV en de SGES een beroep gedaan op buitenlandse donoren. De overheid zet zichzelf zo in een afhankelijkheidspositie. Er is bij de overheid een duidelijk gebrek aan middelen, initiatief en organiserend vermogen, waardoor de revitalisering van de historische binnenstad niet echt van de grond komt (Bowers & Hankey, 2001). Essentieel voor een duurzaam revitaliseringproces is een goed functionerend lokaal overheidsorgaan, dat tot nu toe ontbreekt. De lokale overheid zou verantwoordelijk moeten zijn voor de coördinatie (integrale aanpak) en regulering tussen de institutionele en private partijen die bij de revitalisering betrokken zijn. De lokale overheid staat namelijk dicht bij het sociale, economische en politieke leven in de binnenstad en kan een actievere rol spelen. Ten aanzien van de historische binnenstad ontbreekt een duidelijke ontwikkelingsvisie en verlopen zaken ongecoördineerd en niet volgens een vast plan. Dit vormt een bedreiging voor het behoud van de historische binnenstad. In hoofdstuk twee werd aan de hand van Steinberg (1996) al gezegd dat het ontbreken van een goede administratieve macht, kennis en middelen voor veel ontwikkelingslanden een probleem is en dit zeer belemmerend werkt voor het revitaliseringproces.
Stijn van de Kerkhof
80
De Historische binnenstad van Paramaribo
Volgens de zegsman van het Directoraat Cultuur is het revitalisering proces al jaren bezig is en is de notering op de Wereld Erfgoed lijst de beloning van jaren werk. Het proces is inderdaad begonnen, maar het staat nog wel in de kinderschoenen. De overheid doet zoals gezegd te weinig aan eigen onderhoud van de historische panden, te weinig aan voorlichting en veel te weinig aan brandpreventie. Daarnaast schiet de overheid ook ernstig tekort bij de controle op de regelgeving. Het wettelijk kader is wel in orde, maar het ontbreekt dus aan goede controle op de regelgeving. Het gevolg is niet-passende nieuwbouw, verval en onreglementaire verbouw en sloop. Een zeer belangrijk knelpunt is er dat vanuit de overheid nog te weinig draagvlak en politieke steun voor de historische binnenstad, waardoor duurzame revitalisering achterwege blijft. Ook politieke steun is volgens Steinberg (1996) erg belangrijk in het revitaliseringproces. Het gebrek aan draagvlak is te verklaren door het politiek klimaat wat hier heerst en door het inconsistente beleid wat gevoerd wordt, door de wisselingen in prioriteiten en interesses na 5 jaar. De historische binnenstad is voor de huidige regering nog steeds geen prioriteitengebied zolang de economische situatie slecht blijft. Sectoren als onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur krijgen voorrang. De begroting van de huidige regering is op deze onderwerpen toegespitst, waardoor er te weinig geld is voor de revitalisering van de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed. Wanneer de overheid wel veel belang en interesse aan de historische binnenstad zou toekennen zal de samenwerking en coördinatie tussen de verschillende partijen veel beter verlopen. In alle bovenstaande alinea’s zijn de gebreken en tekortkomingen van de overheid weergegeven. Deze tekortkomende rol van de overheid en de overheidsgerelateerde instanties werkt zeer negatief voor het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed. Hierbij moet wel vermeld worden dat veel van de huidige knelpunten met elkaar verband houden. Meer politieke steun en interesse leidt namelijk tot betere samenwerking en coördinatie tussen de partijen en zullen er meer financiële middelen beschikbaar worden gesteld. De voorlichting zal daarnaast verbeterd worden als de beschikbare middelen groter worden. § 5.5 De gevolgde beleidsstrategie In paragraaf 2.5 is aan de hand van Rojas ingegaan op de algemene rol van de overheid, in Latijns Amerika en het Caribische gebied, en de vier mogelijke strategieën die ze heeft met betrekking tot de revitalisering en bescherming van het gebouwd erfgoed. In hoeverre volgt Suriname een van deze opgestelde strategieën? De eerste strategie is dat de overheid de historische panden opkoopt om zo de conservering veilig te stellen. Deze strategie wordt duidelijk niet in Suriname gevolgd. Wel is in de historische binnenstad een deel van de historische panden in handen van de overheid, maar de Surinaamse overheid heeft zoals gezegd een groot gebrek aan financiële middelen om haar eigen panden in de historische binnenstad te onderhouden. Tevens zal in Suriname door dit gebrek aan financiële middelen in de toekomst ook niet snel voor deze strategie gekozen worden. De tweede strategie heeft als doel om het gebruik van het gebouwd erfgoed te reguleren om beschadiging te voorkomen. De regels van deze strategie is het beperken van het gebruik en de ontwikkeling. Deze strategie wordt ook niet volledig gevolgd en zal ook niet snel gevolgd worden. Bijna alle historische panden in de historische binnenstad worden intensief gebruikt, met uitzondering van de leegstaande panden, en de meeste panden zullen intensief gebruikt blijven worden. Regulering wordt hierdoor erg moeilijk.
Stijn van de Kerkhof
81
De Historische binnenstad van Paramaribo De derde strategie houdt in dat de overheid subsidies en aansporingen (bv technische assistentie, geven van geld, opstellen restauratiefonds of geven van belastingvoordeel) aanbiedt om de eigenaren en investeerders te motiveren het gebouwd erfgoed te revitaliseren. Ook deze strategie wordt niet toegepast, maar hier liggen hier wel mogelijkheden voor de Surinaamse overheid. Het geven van belastingvoordeel voor de eigenaren en gebruikers van de historische panden is een maatregel die organisatorisch en financieel zeer zeker door de Surinaamse overheid te organiseren is. Tevens is het mogelijk om een restauratiefonds op te stellen waarmee de eigenaren van vooral de monumentale panden assistentie kan worden verleend. Voor het verlenen van technische assistentie en het geven van subsidies is de Surinaamse overheid erg afhankelijk van de internationale gemeenschap, omdat men zelf niet de kennis in huis heeft voor technische assistentie en weinig financiële middelen heeft voor het geven van subsidies. In de enquêtes is de respondenten gevraagd hoe ze de restauratie van hun pand het liefst gefinancierd zien. De keuze voor deze mogelijkheden is gemaakt aan hand van het artikel van Rojas, hierbij zijn de keuzemogelijkheden gefilterd die volgens de directeur van de SGES ook te realiseren zijn in Suriname. In tabel 5.2 wordt hiervan een overzicht gegeven. Tabel 5.2 Voorkeur financiering restauratie pand Aantal Restauratiefonds 26 Belastingverlaging 10 eigen inbreng 9 Restauratiefonds en 12 belastingverlaging restauratiefonds en eigen inbreng 69 belastingverlaging en eigen inbreng 8 Anders 10 Totaal 144
Percentage 18.1 6.9 6.3 8.3 47.9 5.6 6.9 100
Uit deze tabel kan opgemaakt worden dat de gebruikers van de panden graag zien dat er een restauratiefonds in het leven wordt geroepen, waardoor het gebouwd erfgoed wordt beschermd. Daarnaast zijn de eigenaren bereid om zelf te investeren in de panden. Belastingverlaging wordt door de respondenten niet echt als een goede oplossing gezien. De eigenaren en gebruikers moeten op een manier tegemoet worden gekomen in hun kosten. Op deze manier worden er niet alleen verplichtingen gesteld aan de eigenaren, maar kunnen ze extra gemotiveerd raken om in hun pand te investeren, een restauratiefonds zou volgens de eigenaren ideaal zijn. In het volgende hoofdstuk zal verder op de eigenaren en gebruikers van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad worden ingegaan. De vierde strategie die door Rojas naar voren wordt gehaald is de lokale gemeenschap bewust maken van het belang van revitalisering en de bescherming van het gebouwd erfgoed en het algemeen aanwenden van middelen. Onderwijs en de juiste voorlichting zijn hierbij belangrijke middelen. De voorlichting over het behoud is op dit moment in Suriname nog veel te mager en op dit vlak moet er nog veel verbeterd worden. Het vergroten van de voorlichting is wel een strategie die snel en financieel makkelijk op te brengen is. Door de overheid is hier ook de SGES in het leven geroepen om het bewustzijn voor het gebouwd erfgoed middels voorlichting te vergroten. Alleen door het gebrek aan arbeidskracht wordt dit nog onvoldoende benut.
Stijn van de Kerkhof
82
De Historische binnenstad van Paramaribo Onderwijs wordt een moeilijke opgave, omdat het onderwijssysteem en de benodigde materialen ernstig verouderd zijn en vanuit het MINOV door gebrek aan financiën hier al heel lang weinig aan veranderd is. Voor deze strategie liggen toch wel mogelijkheden voor Suriname, maar hiervoor is men weer erg afhankelijk van de internationale gemeenschap. Belangrijk is nu de vraag hoe de publieke sector van Suriname de bestaande sociale, economische en fysieke situatie in de historische binnenstad kan sturen en het gebouwd erfgoed beschermd kan worden. Volgens Hardoy en Gutman (1991), zoals bleek uit paragraaf 2.5, moet er dan gekozen worden voor een ‘constructief management van de historische binnenstad’. Hierbij worden zoals eerder gezegd de centrale ligging van het stadsdeel, de commerciële vitaliteit en de toeristische aantrekkelijkheid als grote voordelen gezien in het revitaliseringproces. In Suriname is er op dit moment nog geen sprake van constructief management, maar liggen de plannen en rapporten hiervoor wel klaar. Bij het ‘constructief management’ heeft de overheid een duidelijk coördinerende rol en is de steun van de gebruikers en eigenaren van de panden erg belangrijk. Alle relevante partijen worden getracht rond de tafel te krijgen. In het volgende hoofdstuk zal gekeken worden hoe groot deze steun is en of er dus een goede basis is voor ‘constructief management’. Op dit moment is er in Suriname nog steeds sprake van een ‘destructief management’. Het resultaat van dit management is dat veel gebouwd erfgoed verloren gaat. De overheid maakt hier namelijk geen gebruik van de aanwezige resources en van het potentiële kapitaal dat aanwezig is in de historische binnenstad om de historische panden in de binnenstad te beschermen. Het volgen van dit ‘destructieve management’ kan worden gezien als een duidelijk teken van zwakte van de overheid en vormt een bedreiging voor het behoud van de historische binnenstad, gebouwd erfgoed kan verloren gaan. Door initiatieven van de laatste jaren (opstellen plannen, initiatieven SGES) en de notering op de werelderfgoedlijst van UNESCO is men langzaam op weg naar een constructief management, maar is er nog een lange weg te gaan. Gelukkig is er door toenemende internationale druk en eigen bewustzijn door de overheid de afgelopen twee jaar ook steeds meer sprake van ‘conservationist management’. Deze benadering wordt vooral gekenmerkt door statisch management en is alleen aandacht voor de conservering van de gebouwen en niet voor revitalisering en het oplossen van diverse problemen in de historische binnenstad, zoals zwerversproblemen, criminaliteit, infrastructuur en parkeerproblematiek.
Stijn van de Kerkhof
83
De Historische binnenstad van Paramaribo Hoofdstuk 6. De eigenaren en gebruikers van de panden in de historische binnenstad van Paramaribo Inleiding In dit hoofdstuk staan de eigenaren en gebruikers van de panden in de historische binnenstad centraal. Het doel van dit hoofdstuk is om inzicht te krijgen in hoe de eigenaren en gebruikers over het behoud van de historische binnenstad denken en of er verschil is naar type eigenaar/gebruiker. Dit inzicht wordt verkregen door achtereenvolgens in de paragrafen de volgende aspecten te behandelen: persoonlijke eigenschappen, betekenis historische binnenstad voor eigenaren/gebruikers van de panden, de verschillende eigenaren/gebruikerstypen en tot slot de houding ten opzichte van de rol overheid van de eigenaren en gebruikers. In de eerste paragraaf zal een overzicht worden gegeven van enkele persoonlijke eigenschappen van de eigenaren en gebruikers, zodat duidelijk wordt wie de eigenaren en gebruikers zijn. In de tweede paragraaf zal een iets verdere analyse plaatsvinden en wordt bekeken wat de historische binnenstad betekent voor de eigenaren en gebruikers van de panden. Hierbij wordt gekeken naar de voor hun positieve en negatieve aspecten van de binnenstad en de mogelijkheden die zij voor dit stadsdeel zien. In de derde paragraaf staat de typering van de verschillende eigenaren en gebruikers centraal. Deze typering is gebaseerd op de houding ten aanzien van de historische binnenstad en het gebouwd erfgoed. Tot slot wordt in paragraaf vier de houding van de eigenaren en gebruikers ten aanzien van de rol van de overheid geanalyseerd. Aan de hand van deze aspecten wordt getracht een goed beeld te krijgen van de eigenschappen, karakteristieken en houdingen ten aanzien van de historische binnenstad en het gebouwd erfgoed. Deze analyse van de eigenaren en gebruikers is van belang om in te schatten of deze groep actoren een positieve dan wel negatieve rol (kunnen) spelen bij de revitalisering en het behoud van de historische binnenstad. De eigenaren en gebruikers moeten deel uit gaan maken van de integrale aanpak die de overheid voor de revitalisering en behoud van de historische binnenstad voor ogen heeft. In hoofdstuk 4 is er een gespecificeerde functionele verdeling weergegeven. Voor de analyses in dit hoofdstuk worden de woonfunctie en de gedeelde woon/werkfunctie samengevoegd, waardoor deze categorie groter wordt en beter vergeleken kan worden met de overige functies. Hierdoor zijn statistische toetsen makkelijker uit te voeren. Tevens wordt bekeken of er bij de bovengenoemde aspecten verschillen zijn tussen de ‘bewoners’ (panden met woon- en woon/werkfunctie) en ‘ondernemers’ (kantoor- of commerciële functie) in de historische binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
84
De Historische binnenstad van Paramaribo § 6.1
Persoonlijke kenmerken van de eigenaren en gebruikers
Als eerste kenmerk van de eigenaren en gebruikers wordt etniciteit besproken. Dit heeft voor de beeldvorming geen specifieke rol. Suriname wordt gekenmerkt door een zeer veelzijdige bevolking met vele verschillende achtergronden. In de historische binnenstad van Paramaribo is dit onderscheid ook duidelijk aanwezig. Aan de hand van de enquêtes kan een verdeling worden gemaakt naar etniciteit van de respondenten. Deze verdeling wordt weergegeven in figuur 6.1. Figuur 6.1
Etniciteit respondenten historische binnenstad anders 10.7%
hindoestaans 26.4%
gemengd 21.4%
javaans 2.9% chinees 4.3%
creools 34.3%
Uit de bovenstaande figuur is de grote vertegenwoordiging van de Creolen en de Hindoestanen af te lezen. De categorie ‘gemengd’ wordt met 21,4% ook sterk vertegenwoordigd. Deze groep bestaat uit mensen met een gemengde etniciteit van de verschillende aanwezige etnische groepen. De categorie ‘anders’ bestaat uit respondenten die uit buitenland komen. In totaal gaat het hier om 15 respondenten, waarvan een groot deel Nederlands is. Wat is nu de relatie tussen de verschillende etniciteiten en de functies van de panden. In de onderstaande tabel 6.1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende etniciteiten en wat de functie is van het pand, dat zij bezitten. De Hindoestanen, Creolen en respondenten met een gemende etniciteit kunnen, door hun omvang, het best met elkaar worden vergeleken.
Stijn van de Kerkhof
85
De Historische binnenstad van Paramaribo Tabel 6.1 Relatie etniciteit en functie van het pand functie pand woon- en woon/werkfunctie etniciteit respondent
Totaal
Kantoor Functie
Commerciële functie
6
16
15
0
37
Overig
hindoestaans
Aantal
Creools
% Aantal
16.2% 14
43.2% 20
40.5% 13
.0% 1
100.0% 48
% Aantal
29.2%
41.7%
27.1%
2.1%
100.0%
Chinees
3
1
2
0
6
50.0%
16.7%
33.3%
.0%
100.0%
Javaans
% Aantal
2
1
1
0
4
%
50.0%
25.0%
25.0%
.0%
100.0%
Gemengd
Aantal
Anders
% Aantal
8 26.7% 3
12 40.0% 1
10 33.3% 4
0 .0% 7
30 100.0% 15
20.0%
6.7%
26.7%
46.7%
100.0%
36 25.7%
51 36.4%
45 32.1%
8 5.7%
140 100.0%
Totaal
% Aantal %
Uit de tabel blijkt dat vooral binnen de Hindoestanen er een laag percentage eigenaar of huurder is van een pand met een woon- en woon/werkfunctie (16,2%) in vergelijking met de Creolen en de respondenten met een gemengde etniciteit. Het overgrote deel van de Hindoestanen is dus alleen middels werk verbonden met de historische binnenstad. Bewoners in de historische binnenstad hebben voor bijna 40% (14/36) de creoolse etniciteit. In tabel 6.2 wordt de relatie weergegeven tussen de etniciteit en de status van het pand dat zij gebruiken of bezitten. Wanneer de drie grootste verschillende etniciteiten worden vergeleken valt op dat vooral binnen de respondenten met een gemengde etniciteit er een groot percentage is dat eigenaar of gebruiker is van een pand met een monumentale status, namelijk 43,3%. Daarnaast is opvallend dat binnen de etniciteit ‘anders’ (vnl. Nederlanders) er ook een groot aandeel respondenten eigenaar of gebruiker is van een monumentaal pand, namelijk 66,7%. De etniciteit ‘anders’ is maar met 10,7% vertegenwoordigd in de historische binnenstad, maar zij bezitten of gebruiken wel bijna 20% (10/52) van de monumentale panden in de historische binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
86
De Historische binnenstad van Paramaribo
Tabel 6.2 Relatie etniciteit en status pand Totaal
monumentaal pand Ja etniciteit respondent
hindoestaans
Aantal
creools
% Aantal
chinees
% Aantal
gemengd
% Aantal % Aantal
anders
% Aantal
javaans
Totaal
% Aantal %
beeldonde rsteunend
Nee 10
15
12
37
27.0% 17 35.4% 1 16.7% 1 25.0% 13 43.3% 10 66.7% 52 37.1%
40.5% 17 35.4% 4 66.7% 2 50.0% 11 36.7% 2 13.3% 51 36.4%
32.4% 14 29.2% 1 16.7% 1 25.0% 6 20.0% 3 20.0% 37 26.4%
100.0% 48 100.0% 6 100.0% 4 100.0% 30 100.0% 15 100.0% 140 100.0%
Vervolgens wordt gekeken of er verschil is tussen het doen van investeringen in het pand en de etniciteit van de respondent. Hierbij wordt alleen gekeken naar de drie grootst vertegenwoordigde etniciteiten, namelijk de Hindoestanen, Creolen en respondenten met een gemende etniciteit. Binnen de Hindoestanen heeft 73% de afgelopen 5 jaar renovatie activiteiten in het pand uitgevoerd. Bij de Creolen ligt dit percentage lager en bedraagt dit 58,3%. Binnen de respondenten met een gemengde etniciteit heeft 60% de afgelopen 5 jaar renovatie activiteiten uitgevoerd. In augustus van 2003 is in Paramaribo het Centrale Bureau van de Statistiek afgebrand en zijn de gegevens van de recente volkstelling verloren gegaan. Hierdoor is het helaas niet mogelijk om de bovenstaande gegevens over etniciteit in de historische binnenstad te vergelijken met gegevens over etniciteit in de gehele stad Paramaribo. Het tweede aspect dat bekeken wordt is het opleidingsniveau. In tabel 6.3 wordt het opleidingsniveau van de respondenten in de historische binnenstad weergegeven. Uit de tabel is af te lezen dat meer dan 50% van de respondenten zeer goed geschoold is en het hoger beroepsonderwijs of de universiteit heeft afgerond. Dit hoge aantal geschoolde respondenten is onder andere te verklaren door het hoge aantal panden met een kantoorfunctie (advocaten-, notarissenkantoren en banken) en commerciële functie (horeca gelegenheden en detailhandel) in de historische binnenstad. De eigenaren of gebruikers van deze panden hebben om de functie te kunnen bekleden een bijbehorende hoge opleiding afgerond. Daarnaast is in de tabel te zien dat maar een klein deel van de respondenten alleen de lagere school afgemaakt.
Stijn van de Kerkhof
87
De Historische binnenstad van Paramaribo
Tabel 6.3 Opleidingsniveau respondenten Aantal Percentage Lagere school 9 6,2% Middelbare school 34 23,4% Hoger 53 36,6% Beroepsonderwijs Universitair 43 29,7% Onbekend 6 4,1% Totaal 145 100% Ook bij het opleidingsniveau wordt bekeken wat de relatie is met de functies van de panden. In tabel 6.4 wordt hiervan een overzicht gegeven. Uit de tabel blijkt dat de respondenten met een lage opleiding (lagere school en middelbare school) grotendeel eigenaar of gebruiker zijn van een pand met een woon- en woon/werkfunctie. Het percentage in de eerste kolom is sterk aflopend, naarmate het opleidingsniveau hoger wordt. Deze respondenten met een lage- en middelbare scholing zijn samen eigenaar of gebruiker van bijna 70% (25/36) van het aantal panden met een woon- en woon/werkfunctie. Het tegenovergestelde van wat hierboven beschreven is, wordt ook aangetoond in tabel 6.4. Bij de hoger opgeleiden (beroepsonderwijs en universitair) is het overgrote deel eigenaar of gebruiker van een pand met een kantoor- of commerciële functie. In de tweede kolom is er duidelijk sprake van een oplopend percentage, naarmate het opleidingsniveau hoger wordt. Daarnaast is ruim 92% (47/51) van de panden met een kantoorfunctie eigendom of wordt het gebruikt door respondenten met een hoge opleiding (beroepsonderwijs en universitair). Geconcludeerd kan worden dat er tussen de bewoners en ondernemers in de historische binnenstad duidelijke verschillen zijn in opleidingsniveau. Tabel 6.4 Relatie opleidingsniveau en functie pand functie pand woon- en woon /werkfunctie opleidings niveau
lagere school
Aantal
universitair Totaal
3
0
9
66.7%
.0%
33.3%
.0%
100.0%
19
4
11
0
34
55.9%
11.8%
32.4%
.0%
100.0%
7
22
24
0
53
%
13.2%
41.5%
45.3%
.0%
100.0%
Aantal
4 9.3% 36 25.9%
25 58.1% 51 36.7%
6 14.0% 44 31.7%
8 18.6% 8 5.8%
43 100.0% 139 100.0%
Aantal
Aantal
% Aantal %
Stijn van de Kerkhof
overig
0
% beroeps onderwijs
commerciële functie
6
% middelbare school
Kantoor functie
Totaal
88
De Historische binnenstad van Paramaribo
In tabel 6.5 wordt de relatie weergegeven tussen het opleidingsniveau en de status van het pand. Met behulp van deze tabel wordt duidelijk respondenten met welk opleidingsniveau eigenaar of huurder zijn van een monumentaal, beeldondersteunend of niet-historisch pand. Bij het bekijken van de tabel valt op dat binnen de respondenten met een universitaire opleiding het percentage zeer hoog is van degene die eigenaar of gebruiker is van een monumentaal pand, namelijk 60,5%. Daarnaast kan geconstateerd worden dat het percentage respondenten, dat eigenaar of gebruiker is van een niet-historisch pand, afloopt naarmate het opleidingniveau hoger wordt. Tabel 6.5 Relatie opleidingsniveau en status pand monumentaal pand Beeld nee ondersteunend
ja Opleidings niveau
lagere school
Aantal %
middelbare school
Aantal %
beroeps onderwijs
Aantal %
universitair
Aantal %
Totaal
Aantal %
Totaal
3
5
1
9
33.3%
55.6%
11.1%
100.0%
8
15
11
34
23.5%
44.1%
32.4%
100.0%
15
22
16
53
28.3%
41.5%
30.2%
100.0%
26
9
8
43
60.5%
20.9%
18.6%
100.0%
52
51
36
139
37.4%
36.7%
25.9%
100.0%
Het opleidingsniveau is van belang bij de beeldvorming ten aanzien van de historische binnenstad. De vraag is of er een verband bestaat tussen het opleidingsniveau en het doen van investeringen in het pand. Vervolgens kan dus gekeken worden of er een verband bestaat tussen het opleidingsniveau en de mate van investeringen in het pand de afgelopen vijf jaar. Op voorhand wordt verondersteld dat mensen met een hogere opleiding (HBO en Universiteit) de afgelopen vijf jaar wel of meer investeringen (renovatie activiteiten) in hun pand hebben gedaan in tegenstelling tot de lager opgeleiden (lagere school en middelbare school). Bij hoger opgeleiden is het besef voor behoud van het gebouwd erfgoed namelijk groter (Ennen, 1999). Hoewel uit de data blijkt dat respondenten met een hogere opleiding meer wel investeren dan lager opgeleiden is met het uitvoeren van een chi-kwadraat toets gebleken dat het verschil niet groot genoeg is om statistisch significant te zijn en is er dus geen sprake van statistisch verband tussen de twee variabelen. Tot slot wordt in tabel 6.6 een overzicht gegeven van de leeftijdverdeling van respondenten in de historische binnenstad. Zoals bleek uit hoofdstuk vier zijn er in de historische binnenstad veel panden met een economische functie en verwacht je dus een hoge vertegenwoordiging van respondenten uit de beroepsbevolking. Opvallend in de tabel is dat de gemiddelde leeftijd hoger is dan verwacht. Deze hoge gemiddelde leeftijd is te verklaren, doordat veel gevestigde personen een hoge functie bekleden en een eigen winkel of kantoor hebben. Het zijn over het algemeen personen die ‘het gemaakt’ hebben in het leven en al geruime tijd in de historische binnenstad wonen/werken.
Stijn van de Kerkhof
89
De Historische binnenstad van Paramaribo
Tabel 6.6 leeftijd respondent 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar 65 jaar en ouder totaal
Verdeling leeftijd respondenten aantal 13 25 39 40
percentage 9.3 17.8 27.9 28.6
23 140
16.4 100
Afsluitend voor deze paragraaf was het goed geweest als er nog een tabel zou volgen met een inkomensverdeling van de respondenten. Aan de hand van deze verdeling zou er een eventueel verschil zichtbaar kunnen worden tussen bewoners en ondernemers. Door te grote non-respons op deze vraag kan dit overzicht niet worden gegeven. § 6.2
Betekenis van de historische binnenstad voor de eigenaren en gebruikers
Voor het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed is de mening over en de betekenis van de historische binnenstad voor de eigenaren en gebruikers erg belangrijk. Een positieve betekenis betekent meer steun ten opzichte van de binnenstad. Ten eerste is aan de respondenten gevraagd of ze een voorkeur hadden om in de historische binnenstad te vestigen en zo ja waarom dan. Eenderde van de respondenten had inderdaad een specifieke voorkeur om zich in de historische binnenstad te vestigen. De voornaamste reden van de mensen, die geen specifieke voorkeur hadden, om zich hier te vestigen was de beschikbaarheid van het pand in de historische binnenstad of via overname van een familielid. In tabel 6.7 worden nu de specifieke voorkeursredenen van de respondenten weergegeven. Tabel 6.7 Voorkeursredenen
centrale ligging goede buurt historische omgeving overig totaal
aantal 32 9
percentage 64.0 18.0
8
16.0
1 50
2.0 100.0
Uit de tabel blijkt dat voor de respondenten de centrale ligging van de historische binnenstad de belangrijkste vestigingsplaatskeuze factor was. De historische omgeving geldt maar voor 16% van de respondenten als vestigingsplaatskeuze factor. Op het totaal aantal respondenten gezien komt dit neer op maar 5,5%. Voor de totale populatie speelt dus de historische omgeving nauwelijks een rol bij de vestigingskeuze.
Stijn van de Kerkhof
90
De Historische binnenstad van Paramaribo Van de 50 respondenten die een specifieke voorkeur hadden om zich in de historische binnenstad te vestigen zijn er 15 panden met een commerciële functie. Voor 93% van deze respondenten, die eigenaar of gebruiker zijn van een pand met een commerciële functie, is de ‘centrale ligging’ de specifieke voorkeursreden. Dit is logisch aangezien een commercieel bedrijf afhankelijk is van in- en uitloop van klanten en de centrale ligging bevordert dit. Voor respondenten die eigenaar of gebruiker zijn van een pand met een kantoorfunctie of woonen woon/werkfunctie zijn de voorkeursredenen gelijkwaardiger verdeeld en geeft ongeveer 55% de ‘centrale ligging’, 30% een ‘goede buurt’ en 15% een ‘historische omgeving als specifieke voorkeursreden. Dit is te verklaren omdat, deze functies minder of niet afhankelijk zijn van in- en uitloop van klanten en dus liever functioneren in een goede buurt of historische omgeving. Er is dus voor de bewoners in de historische binnenstad geen afwijkende voorkeursreden te constateren in vergelijking met de ondernemers. Ten tweede zijn er in de enquête vragen gesteld over de mening ten aanzien van de historische binnenstad. Een belangrijk aspect is hier of de respondenten zich thuis voelen en wat zij de meest positieve en negatieve aspecten vinden van de historische binnenstad. Ongeveer 92% van de respondenten heeft aangegeven zich thuis te voelen in de historische binnenstad. Dit percentage is erg hoog en toont aan dat een binding met historische binnenstad aanwezig is. Waarom voelen de respondenten zich dan thuis? Ruim 36% van de respondenten geeft aan al erg lange tijd hier te wonen of te werken en voelt zich daardoor thuis. Daarnaast geeft bijna 30% aan dat ze de buurt goed en prettig vinden. De historische omgeving van de historische binnenstad mag dan voor veel respondenten geen vestigingsplaatskeuze factor, maar het is voor bijna 20% van de respondenten de belangrijkste reden om zich thuis te voelen. De overige respondenten geven aan zich thuis te voelen door de vele voordelen die de historische binnenstad ze biedt, waaronder de verschillende aanwezige voorzieningen en de goede bereikbaarheid. Als meest positieve aspecten van de buurt worden door meer dan de helft van de respondenten de historie van de buurt, de historische panden en de centrale ligging genoemd. Het belangrijk achten van de centrale ligging en de aanwezigheid van historische panden voor meer dan de helft respondenten vergroot de indirecte gebruikerswaarde voor het stedelijk erfgoed in de historische binnenstad, zoals dit beschreven is in hoofdstuk twee. Positieve aspecten die maar door een klein deel van de respondenten zijn genoemd zijn de voorzieningen in de buurt en de goede sfeer in de binnenstad. De positieve resultaten tonen aan dat de affiniteit met de historische binnenstad en het gebouwd erfgoed zeker aanwezig is. Hierbij zijn er geen duidelijke verschillen in mening tussen bewoners en ondernemers in de historische binnenstad. Naast deze positieve aspecten zijn door de respondenten ook negatieve aspecten naar voren gebracht. Een negatief aspect, dat door meer dan de helft van de respondenten genoemd is, is de aanwezigheid van de vele zwervers. Het slechte onderhoud van de vele historische panden wordt in mindere mate genoemd dan het zwerversprobleem, maar geldt toch voor 45% van de respondenten als negatief aspect. Daarnaast wordt de smerigheid van de binnenstad, veroorzaakt door rondslingerend afval, door meer dan eenderde van de respondenten als negatief aspect gezien. Tot slot wordt het gebrek aan parkeergelegenheid, het brandgevaar en de hoge criminaliteit door rond de 20% van de respondenten als negatief aspect gezien. Ook bij deze negatieve punten zijn er nauwelijks verschillen in mening tussen bewoners en ondernemers in de historische binnenstad. Terwijl dit misschien toch wel verwacht mag worden.
Stijn van de Kerkhof
91
De Historische binnenstad van Paramaribo Bewoners verblijven in tegenstelling tot de ondernemers ook na 16u ’s middags in de historische binnenstad en zij zouden het zwerversprobleem, het slechte onderhoud van de panden, brandgevaar, criminaliteit en smerigheid van de binnenstad negatiever kunnen ervaren dan de ondernemers. Ten derde en als laatste is belangrijk bij het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad dat er vertrouwen is in de ontwikkeling van historische binnenstad en dat gebruikers zelf ook mogelijkheden van ontwikkeling zien. Dit kan de optiewaarde, zoals die besproken is in hoofdstuk twee, voor de eigenaren en gebruikers vergroten. Als antwoord op de vraag of men mogelijkheden ziet voor de historische binnenstad geeft 88% van de respondenten een bevestigend antwoord. Dit percentage is hoog en geeft aan dat een groot deel van de eigenaren en gebruikers vertouwen heeft in de mogelijkheden en toekomstontwikkelingen van de historische binnenstad. Vervolgens is de vraag gesteld welke mogelijkheden en toekomstontwikkelingen men dan ziet. Hierbij ziet 93% van de respondenten mogelijkheden voor toerisme en 7% ziet mogelijkheden voor de historische binnenstad als financieel/zakelijk centrum. Over de mogelijkheden bestaat dus weinig verdeeldheid en de meesten hebben een zeer positief beeld. Deze positieve collectieve gedachte kan in het voordeel gaan werken voor de toekomstige ontwikkeling van de historische binnenstad. Toerisme geldt dus voor de respondenten als een belangrijke potentiële economische ontwikkeling en de houding ten opzichte van toerisme is zeer positief te noemen, zoals in de tabellen 6.8 en 6.9 wordt geïllustreerd. Tabel 6.8
“Toerisme zorgt voor levendigheid en gezelligheid” Aantal Percentage helemaal mee eens mee eens Neutraal niet mee eens Totaal
Tabel 6.9
87
60.0
47 7 4 145
32.4 4.8 2.8 100.0
“Toerisme moet gestimuleerd worden” helemaal mee eens mee eens neutraal Totaal
Aantal
Percentage
123
84.8
20 2 145
13.8 1.4 100.0
In tabel 6.8 is dus te zien dat meer dan de helft van de respondenten het helemaal eens is met de stelling dat toerisme zorgt voor levendigheid en gezelligheid. Vervolgens kan bekeken worden of de keuze voor de vier antwoordmogelijkheden op de stelling, verschilt tussen bewoners en ondernemers in de historische binnenstad. Voor de bewoners (pand heeft woon- en woon/werkfunctie) zou het namelijk kunnen zijn dat zij minder enthousiast zijn, omdat toerisme meer nadelen voor hen kan hebben dan voor ondernemers (pand heeft een kantoor- en commerciële functie). Toerisme kan namelijk voor overlast zorgen.
Stijn van de Kerkhof
92
De Historische binnenstad van Paramaribo De verwachting is dus dat bij de bewoners het percentage voor ‘helemaal mee eens’ lager zal liggen dan bij de ondernemers. Als ook dat alle cases ‘neutraal’ en ‘niet mee eens’ vallen binnen de categorie ‘pand met een woon- en woon/werkfunctie’. Daarnaast kan verwacht worden dat in de categorie ‘panden met een commerciële functie’ het percentage voor ‘helemaal mee eens’ erg hoog zal zijn, omdat toerisme voor deze eigenaren of gebruikers zeer interessant is en hier dus positief tegenover staan. In tabel 6.10 wordt de relatie tussen de functie van het pand en de stelling uit tabel 6.8 weergegeven. Tabel 6.10 Relatie ‘functie pand’ en stelling uit tabel 6.8 toerisme zorgt voor levendigheid en gezelligheid helemaal mee niet mee Mee eens neutraal eens eens functie pand
woon- en woon/werkfunctie
Aantal %
kantoorfunctie
Aantal %
commerciële functie
Aantal %
overig
Aantal %
Totaal
Aantal %
Totaal
18
15
1
2
36
50.0%
41.7%
2.8%
5.6%
100.0%
30
20
2
1
53
56.6%
37.7%
3.8%
1.9%
100.0%
33
10
4
1
48
68.8%
20.8%
8.3%
2.1%
100.0%
6
2
0
0
8
75.0%
25.0%
.0%
.0%
100.0%
87
47
7
4
145
60.0%
32.4%
4.8%
2.8%
100.0%
Datgene wat verwacht werd, is zoals in tabel 6.10 niet helemaal uitgekomen. Wel is het percentage ‘helemaal mee eens’ erg hoog voor de commerciële sector en is dit percentage het laagst voor panden met een woon- en woon/werkfunctie. Over het algemeen overheerst er wel een positieve mening ten aanzien van toerisme in de historische binnenstad, alleen is deze mening voor ondernemers positiever dan voor bewoners in de historische binnenstad. De affiniteit met de historische binnenstad wordt ook nog bevestigd door het percentage van 88 van de respondenten, dat bekend is met de plaatsing van de historische binnenstad op de werelderfgoedlijst van UNESCO in juni 2002, 82% van de respondenten ervaart deze plaatsing als zeer positief. Hetzelfde percentage vindt de historische binnenstad uniek in haar verschijningsvorm. Dit bevestigt ook weer de waardering voor de historische binnenstad. Daarentegen is 17% sceptisch ten aanzien van de plaatsing op de werelderfgoedlijst en ervaart 1% deze plaatsing als negatief. Deze 18% ziet niet direct positieve ontwikkeling voor de historische binnenstad na de plaatsing op de werelderfgoedlijst en de internationale erkenning. Voor deze respondenten geldt er dus een beperkte optiewaarde voor het stedelijk erfgoed in de historische binnenstad. Zij zijn bang dat de plaatsing op de werelderfgoedlijst te veel verplichtingen en kosten met zich zal meebrengen voor de Surinaamse gemeenschap. Voor de revitalisering en het behoud van historische binnenstad is het belangrijk om te weten of de respondenten van mening zijn dat zij het erfgoed daadwerkelijk ook als ‘hun’ erfgoed beschouwen en dus binding met het erfgoed hebben. In de enquête is daarom een vraag opgenomen, waarin gevraagd wordt of zij het erfgoed in de historische binnenstad beschouwen als Surinaams, Nederlands of gemeenschappelijk erfgoed. Op deze manier is ook getracht de binding met het gebouwd erfgoed te meten.
Stijn van de Kerkhof
93
De Historische binnenstad van Paramaribo Uit de cijfers blijkt dat maar 4% van de respondenten vindt dat gebouwd erfgoed alleen Nederlands erfgoed is. Daarnaast is 48% van de respondenten van mening dat het alleen Surinaams erfgoed is en is 48% van mening dat het gemeenschappelijk erfgoed is. De uitkomst is vrij positief te noemen, omdat blijkt dat de binding met de historische binnenstad ook op dit punt aanwezig is. Vervolgens kan bekeken worden wat de etniciteit is van deze drie verschillende categorieën respondenten. Deze relatie wordt weergegeven in tabel 6.11. Tabel 6.11 Relatie etniciteit en drie categorieën erfgoed wat is het erfgoed in de historische binnenstad het is het is erfgoed gemeenhet is erfgoed van schappelijk Nederland erfgoed van Suriname etniciteit respondent
hindoestaans
creools chinees javaans gemengd anders Totaal
Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal %
Totaal
12
3
22
37
17.9% 27 40.3% 2 3.0% 3 4.5% 20 29.9% 3 4.5% 67 100.0%
42.9% 1 14.3% 0 .0% 0 .0% 2 28.6% 1 14.3% 7 100.0%
33.3% 20 30.3% 4 6.1% 1 1.5% 8 12.1% 11 16.7% 66 100.0%
26.4% 48 34.3% 6 4.3% 4 2.9% 30 21.4% 15 10.7% 140 100.0%
Uit de tabel blijkt dat, ondanks het kleine verschil in totale grootte tussen de Hindoestanen; gemengden en Creolen in de historische binnenstad, de Hindoestanen verhoudingsgewijs matig vertegenwoordigd zijn in de eerste categorie. Van de 67 respondenten die aangegeven hebben dat het gebouwd erfgoed van Suriname is, is maar 17,9% Hindoestaan. De respondenten met een gemengde en creoolse etniciteit scoren in deze eerste categorie beiden verhoudingsgewijs een hoger percentage. In de laatste categorie, waar het erfgoed als gemeenschappelijk wordt gezien, is voor bovengenoemde drie etniciteiten logischerwijs het tegenovergestelde te zien dan in de eerste categorie. Daarnaast valt op dat in deze categorie er verhoudingsgewijs groot aandeel respondenten met de etniciteit ‘anders’ is, namelijk 16,7%. Een reden hiervoor kan zijn dat respondenten met de etniciteit ‘anders’ voornamelijk Nederlanders zijn en het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad door hun Nederlandse achtergrond als 'mutual heritage' zien. § 6.3
De verschillende eigenaren/gebruikerstypen
In het theoretisch kader in hoofdstuk twee is al verwezen naar de verschillende bewonerstypen die geschetst zijn door Elke Ennen. Waar door Elke Ennen gesproken wordt over een drietal bewonerstypen (fijnproevers, neutralisten en afwijzers), wordt voor Paramaribo deze term niet gebruikt maar wordt gekozen voor een vijftal eigenaren/gebruikerstypen. Wanneer alleen gesproken zou worden over bewonerstypen zal maar een kleine groep geanalyseerd worden en met een indeling naar eigenaren/gebruikerstypen worden alle groepen behandeld.
Stijn van de Kerkhof
94
De Historische binnenstad van Paramaribo Deze naamsverandering zorgt niet voor een grote inhoudelijke veranderingen, omdat de argumentatie voor de indeling in verschillende typen niet veranderd en nog steeds gehanteerd kan worden. Wel moet gezegd worden dat voor de typering, door E. Ennen, van de bewoners wel andere variabelen worden gehanteerd en de mate van binding theoretisch niet volledig kan worden vergeleken met de eigenaren en gebruikers die hier geschetst worden. Bij de eigenaren/gebruikerstypen is er desondanks ook een onderscheid te maken naar mate van binding en waardering in het erfgoed. Centraal staat, net als bij de bewonerstypen van E. Ennen, nog steeds de houding ten opzichte van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. § 6.3.1 Indeling in typen De houding ten opzichte van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad is gemeten aan de hand van een negental stellingen die zijn voorgelegd aan de eigenaren/gebruikers. Dit zijn de stellingen 1,2,3,4,6,8,14,15,16 uit vraag 27 van de enquête, die te zien is in appendix 1. Voor het bepalen en inschalen van de verschillende typen is gebruik gemaakt van de likertschaal. De antwoorden op de stellingen worden opgeteld, zodanig dat degene met de meest positieve houding de laagste score heeft en degene met de meest negatieve houding de hoogste score. Via deze likertschaal techniek worden dus aan de respondenten schaalwaarden toegekend. Belangrijk bij het gebruik van de likertschaal is dat er gekozen wordt voor sterk geformuleerde items, zoals nu het geval is (Segers, 1999). Alvorens iets over de indeling in typen iets te zeggen is het belangrijk dat gekeken wordt of de items (stellingen) die gebruikt in de likertschaalmethode betrouwbaar zijn. Alle items moeten namelijk gedeeltelijk hetzelfde meten, in dit geval is dat de houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad (Segers, 1999). Aan de hand van Cronbach’s Alpha kan de betrouwbaarheid van de test bepaald worden. Deze Cronbach’s Alpha kan variëren tussen de 0 en 1. De test is betrouwbaar als de betrouwbaarheidscoëfficiënt rond de 0,7 ligt (Reynaldo & Santos, 1999). Bij deze test, waarbij de negen stellingen dus op hun betrouwbaarheid worden onderzocht, is de Cronbach’s Alpha 0,7388. Dit betekent dat de test betrouwbaar is en de negen stellingen gebruikt kunnen worden om iets over de houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad te kunnen zeggen. De volgende vijf eigenaren/gebruikerstypen zijn aan de hand van de likertschaal op te stellen voor de historische binnenstad van Paramaribo. Bij het bepalen van de typen en de somscores indeling, is er ook rekening mee gehouden dat er sprake is van een evenredige verdeling naar aantal. Hierdoor kunnen de typen onderling makkelijker vergeleken worden. Het eerste type is de ‘zeer positievelingen’. Deze groep heeft, zoals de naam al doet verwachten, een zeer positieve houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad. Zij kennen een positieve betekenis toe aan de historische binnenstad, hebben emotionele en esthetische binding met de binnenstad, en hebben veel waardering ten aanzien van het gebouwd erfgoed. Respondenten vallen in deze groep wanneer hun somscore, van de likertschaling, ligt tussen de 9 en 12. Het tweede type is de ‘voorstanders’. Dit type heeft ook een positieve houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad, alleen in mindere mate dan het eerste type. Respondenten vallen in deze groep wanneer hun somscore ligt tussen de 13 en 16. Het derde type is de ‘gematigde voorstanders’ en deze zijn, zoals de naam al doet vermoeden, gematigd positief. Respondenten vallen binnen dit type als hun somscore ligt tussen 17 en 20. Het vierde type is de ‘neutralisten’. Zij zijn, zoals de naam al doet vermoeden, neutraal in hun houding. Dit type respondenten erkennen zowel nadelen als voordelen aan het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad. Het gebouwd erfgoed speelt meestal een rol op de achtergrond. Respondenten vallen in deze groep wanneer hun somscore ligt tussen 21-33. Het laatste type is de ‘tegenstanders’ en de respondenten in deze groep hebben weinig waardering voor het gebouwd
Stijn van de Kerkhof
95
De Historische binnenstad van Paramaribo erfgoed en hebben weinig emotionele en esthetische binding met de historische binnenstad en staan negatief tegenover het behoud ervan. Respondenten vallen in deze groep wanneer hun somscore ligt tussen 34 en 45. In tabel 6.12 is weergegeven hoe de verdeling is van de verschillende eigenaren/gebruikerstypen in de historische binnenstad. Tabel 6.12 Overzicht van de eigenaren/gebruikerstypen in de historische binnenstad van Paramaribo aantal percentage zeer positievelingen 28 19,3% voorstanders 49 33,8% gematigde voorstanders 34 23,4% neutralisten 31 21,4% tegenstanders 3 2,1% totaal 145 100% Uit de tabel is af te lezen dat 76,5% (19,3%+33,8%+23,4%) van de respondenten positief is tegenover de historische binnenstad, het behoud hiervan en waardering heeft voor het gebouwd erfgoed. Zelfs ruim 50% (19,3%+33,8%) is erg positief ten aanzien van de historische binnenstad. Helemaal verassend is het hoge percentage positieve respondenten niet. De antwoorden die zij hebben gegeven zijn vaak ook sociaal wenselijke antwoorden. Desondanks, het aandeel van de eerste drie typen is erg groot en dit is zeer positief voor het proces van revitalisering en behoud van de historische binnenstad. Dit toont namelijk aan dat er draagvlak en bewustzijn bij de eigenaren/gebruikers is. Zoals eerder gezegd zijn dit twee belangrijke factoren voor het behoud van de historische binnenstad. Zoals uit hoofdstuk twee duidelijk heeft de historische binnenstad voor de ‘zeer positievelingen’, ‘voorstanders’ en ‘gematigde voorstanders’ een belangrijke culturele waarde en zijn zij bereid om te investeren ten behoeve van het behoud. Voor de politiek is dit een zeer belangrijk gegeven. De overheid weet nu dat het behoud van de historische binnenstad leeft onder de eigenaren/gebruikers, waardoor een integrale aanpak makkelijker te verwezenlijken is. De eigenaren en gebruikers moeten deel uit gaan maken van de integrale benadering die de overheid voor ogen heeft om de historische binnenstad duurzaam te revitaliseren en het gebouwd erfgoed te behouden. Zoals gezegd geldt voor het type ‘tegenstanders’ de tegengestelde eigenschappen als voor de eerste twee typen. Positief is daarom op te merken dat maar 2,1% van de respondenten deze negatieve houding heeft. Voor de revitalisering en het behoud van de historische binnenstad is het zeer positief dat er maar weinig respondenten zijn die een negatieve houding hebben ten aanzien van de historische binnenstad en het gebouwd erfgoed. Zij zijn namelijk niet bereid om te betalen en hebben geen waardering voor het gebouwd erfgoed. Het type ‘neutralisten’, is voor ook nog een redelijk aandeel vertegenwoordigd, namelijk 21,4%. Deze groep is zich niet echt bewust van het belang van het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Toch is dit eigenaren/gebruikerstype wel interessant voor de politiek, omdat dit type wel beïnvloed kan worden waardoor ze door kunnen schuiven naar de eerste drie types. ‘Neutralisten’ schijnen zoals bleek uit hoofdstuk twee wel in actie te komen, wanneer hun eigen directe leefomgeving in gevaar komt bijvoorbeeld door sloop of nieuwbouw. De betekenis van het gebouwd erfgoed voor dit type ligt op de achtergrond, maar de huidige slechte situatie in de historische binnenstad kan ervoor zorgen dat dit type positiever wordt ten aanzien van de historische binnenstad en de waardering voor het gebouwd erfgoed. Dit is gunstig voor de revitalisering en het behoud van de historische binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
96
De Historische binnenstad van Paramaribo Nu deze eigenaren/gebruikerstypen geschetst zijn kunnen deze gekoppeld worden aan de verschillende variabelen en eigenschappen van de eigenaren en gebruikers. Wat zijn nu de eigenschappen en karakteristieken van de verschillende eigenaren/gebruikerstypen in de historische binnenstad? Wat zijn de verschillen tussen de verschillende typen? Bij enkele eigenschappen en karakteristieken zal alleen gekeken worden naar de typen ‘zeer positievelingen’, ‘voorstanders’, ‘gematigde voorstanders’ en ‘neutralisten’, omdat het type ‘tegenstanders’ erg weinig respondenten is en te klein is om statistische toetsen mee uit te voeren. § 6.3.2 Persoonlijke kenmerken en eigenschappen In deze paragraaf zal er een overzicht gegeven worden over de persoonlijke kenmerken van de verschillende eigenaren/gebruikerstypen en de verschillen tussen de verschillende typen. Ten eerste wordt gekeken naar de gemiddelde leeftijd, verschilt deze per eigenaren/gebruikerstype? De gemiddelde leeftijd bij het type ‘zeer positievelingen’ is 51 jaar, bij het type ‘voorstanders’ 55 jaar, bij het type ‘gematigde voorstanders’ 54 jaar, bij het type ‘neutralisten’ 48 jaar en tot slot bij het type ‘tegenstanders 47 jaar. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat de gemiddelde leeftijd bij de respondenten die positief staan ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad hoger ligt dan bij respondenten waarbij de houding neutraal of negatief is. Ten tweede wordt in tabel 6.13 staat een overzicht van het opleidingsniveau van de verschillende eigenaren/gebruikerstypen in de historische binnenstad. Het type ‘zeer positievelingen’ kenmerkt zich door een bijna volledige vertegenwoordiging in het hoger beroepsonderwijs en het universitair onderwijs. Bij de positieve typen valt op dat het percentage respondenten met lager onderwijs veel lager is dan het percentage binnen het type ‘neutralisten’. Bij dezelfde positieve typen is universitaire scholing ook veel meer vertegenwoordigd is dan bij het type ‘neutralisten’. Het type ‘neutralisten’ wordt gekenmerkt door in verhouding een zeer hoog percentage in de categorieën ‘lager onderwijs’ en ‘middelbaar onderwijs’ en een zeer laag percentage in de categorie ‘universitair’. Deze cijfers tonen weer de samenhang tussen opleiding en houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad, zoals geschetst eerder in dit hoofdstuk. Tabel 6.13 Verdeling opleidingsniveau naar eigenaren/gebruikerstype zeer gematigde opleidingsniveau positievelingen voorstanders voorstanders lagere school aantal 0 3 1 percentage 0% 6,2% 3,2% middelbare school aantal 1 14 9 percentage 3,5% 29,2% 29,0% beroepsonderwijs aantal 12 14 15 percentage 42,9% 29,2% 48,4% universitair aantal 15 17 6 percentage 53.6% 35,4% 19,4% totaal aantal 28 48 31 percentage 100% 100% 100%
neutralisten 5 17,2%
totaal 9 6,6%
10 34,5% 10 34,5% 4 13,8% 29 100%
34 25,0% 51 37,5% 42 30,9% 136 100%
Ten derde wordt gekeken naar de etnische verdeling naar typen in de historische binnenstad. Zoals eerder in dit hoofdstuk is getoond wordt de bevolking van de historische binnenstad gekenmerkt door vele verschillende achtergronden.
Stijn van de Kerkhof
97
De Historische binnenstad van Paramaribo De verdeling van de etniciteit binnen de typen verschilt niet noemenswaardig van de verdeling zoals die is weergegeven in figuur 6.1. Ook binnen de verschillende typen overheersen de Hindoestanen en Creolen en zijn er geen opmerkelijke verschillen. Ten vierde wordt voor de eigenaren/gebruikerstypen bekeken of er duidelijke verschillen zijn tussen de functie van het pand en het eigenaar/gebruikerstype. Zijn er verschillen tussen bewoners en ondernemers in de historische binnenstad? Een overzicht hiervan wordt weergegeven in tabel 6.14. Tabel 6.14 Verdeling eigenaren/gebruikerstype naar ‘functie pand’
functie pand
woon- en woon/werk functie
% cat.
Commerciële functie
Overig
Totaal
Voor standers
gematigde voorstanders
Neutralisten
Tegen standers
3
10
9
14
0
36
8.3%
27.8%
25.0%
38.9%
.0%
100.0%
10.7%
20.4%
26.5%
45.2%
.0%
24.8%
Aantal
12
17
15
7
2
53
% pand
22.6%
32.1%
28.3%
13.2%
3.8%
100.0%
% cat.
42.9%
34.7%
44.1%
22.6%
66.7%
36.6%
7
20
10
10
1
48
% pand
14.6%
41.7%
20.8%
20.8%
2.1%
100.0%
% cat.
25.0%
40.8%
29.4%
32.3%
33.3%
33.1%
Aantal
Aantal
6
2
0
0
0
8
% pand
75.0%
25.0%
.0%
.0%
.0%
100.0%
% cat.
21.4%
4.1%
.0%
.0%
.0%
5.5%
Aantal
28
49
34
31
3
145
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
% cat
Uit de tabel blijkt dat er wel degelijk verschillen zijn tussen bewoners en ondernemers in de historische binnenstad. Opvallend is het hoge percentage (45,2%) panden met een woon- en woon/werkfunctie binnen het type ‘neutralisten’ en het lage percentage (10,7%) panden met diezelfde functie binnen het type ‘zeer positievelingen’, in vergelijking met de andere functies. Bij de ‘zeer positievelingen’ is zelfs bijna 70% (de 42,9+25,0) van de respondenten eigenaar of gebruiker van een pand met kantoor- of commerciële functie (ondernemers). Daarnaast is in de tabel zichtbaar dat binnen panden met een kantoorfunctie, 22,6% in de categorie ‘zeer positievelingen’ valt. Dit in tegenstelling tot de eigenaren of gebruikers van een pand met een woon-en woon/werkfunctie, waar dit percentage veel lager is, namelijk 8,3%. Het percentage van de eerste twee typen opgeteld is voor panden met een kantoor- en commerciële functie ook een stuk hoger dan voor panden met een woon- en woon/werkfunctie. Kortom; de bewoners hebben blijkbaar een minder positieve houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad dan de ondernemers. Dat de bewoners neutraler zijn in hun houding kan, zoals bleek uit de tweede paragraaf van dit hoofdstuk, niet verklaard worden door het eventueel negatiever ervaren van aspecten als zwerversoverlast; criminaliteit; brandgevaar; smerigheid van de binnenstad en slecht onderhoud van de panden.
Stijn van de Kerkhof
totaal
Aantal
% pand Kantoorfunctie
zeer positieveling
98
De Historische binnenstad van Paramaribo De neutralere houding van de bewoners ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad zou eventueel wel verklaard kunnen worden door de hoge kosten van onderhoud voor de historische panden in relatie met de financieel beperkte mogelijkheden van de bewoners. Houten historische panden brengen flinke onderhoudskosten en enkele verplichtingen met zich mee, sinds de notering op de werelderfgoedlijst. Ondernemers, daarentegen, hebben over het algemeen financieel meer mogelijkheden dan de bewoners om aan deze onderhoudskosten en verplichtingen te kunnen voldoen. Zij staan daarom positiever ten aanzien van de bescherming van het gebouwd erfgoed en het behoud van de historische binnenstad. Tot slot wordt voor de verschillende typen gekeken naar de status van de respondent, is hij/zij eigenaar of huurder? Deze verdeling vertoont de volgende resultaten. Er is een tendens te ontdekken dat naarmate de houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed minder positief wordt, het percentage huurders groter wordt binnen dat type. Het percentage huurders varieert van 14% tot 35%. Samenvattend kan voor de verschillende typen het volgende geconcludeerd worden. De etnische verdeling is divers en de verdeling per type is nagenoeg hetzelfde zoals getoond in paragraaf één (figuur 6.1). De ‘neutralist’ is gemiddeld 48 jaar. Bijna de helft van de ‘neutralisten’ is bewoner en laag geschoold (lager- en middelbaar onderwijs). Dit in tegenstelling tot de respondenten die over het algemeen positief zijn ten aanzien van de historische binnenstad (de eerste drie typen). De ‘zeer positieveling’ heeft een gemiddelde leeftijd van 51 jaar. Daarnaast is van de ‘zeer positievelingen’ 68% ondernemer en bijna 97% hoog opgeleid (beroepsonderwijs en universitair). De ‘voorstander’ heeft een gemiddelde leeftijd van 55 jaar. Van de ‘voorstanders’ is ruim 75% ondernemer en is 64% hoog opgeleid. De ‘gematigde voorstander’ heeft een gemiddelde leeftijd van 54 jaar. Van de ‘gematigde voorstanders’ is bijna 74% ondernemer en is bijna 58% hoog opgeleid. § 6.3.3 Gedragskenmerken en eigenschappen In het theoretisch kader is door Ennen (1999) gesproken over het belang van het tijdsaspect bij het typeren van de houding van een eigenaar/gebruiker. Gezegd werd dat eigenaren en/of gebruikers die langer in de historische binnenstad wonen/werken meer waardering hebben voor het gebouwd erfgoed en het behoud van de historische binnenstad. Op voorhand zou dan gezegd kunnen worden dat binnen de typen ‘zeer positievelingen’, ‘voorstanders’ en ‘gematigde voorstanders’ het percentage hoger is, wanneer de woon/werkduur langer is, vergeleken met de andere typen. Tevens mag aan de hand van de theorie verwacht worden dat in de categorie 0-10 jaar de percentages oplopend zijn met het procentuele aandeel binnen de ‘neutralisten’ als hoogste. Tabel 6.15 laat zien dat deze vooronderstellingen bevestigd kunnen worden en het verschil aanwezig is, vooral in de eerste en laatste categorie. De cijfers zijn niet hard, het verschil is ook niet significant, maar er is wel een verschil zichtbaar.
Stijn van de Kerkhof
99
De Historische binnenstad van Paramaribo Tabel 6.15 Overzicht woon/werkduur en eigenaren/gebruikerstypen in percentages
zeer positievelingen voorstanders gematigde voorstanders neutralisten tegenstanders Totaal
aantal percentage aantal percentage
woon/werkduur huidige adres 0-10 jaar 8 28,6% 21 42,9%
11-25 jaar 12 42,9% 10 20,4%
26 jaar en langer 8 28,6% 18 36,7%
totaal 28 100% 49 100%
aantal percentage aantal percentage aantal percentage aantal percentage
17 50,0% 16 51,6% 3 100% 65 44,8%
9 26,5% 9 29,0% 0 0% 40 27,6%
8 23,5% 6 19,4% 0 0% 40 27,6%
34 100% 31 100% 3 100% 145 100%
Vervolgens wordt gekeken of er verschil is tussen de drie verschillende groepen en het hebben van verhuisplannen. Het type ‘tegenstanders’ omvat maar 2%, 3 cases van de 145. Dit aandeel is zo klein en hierdoor belemmert dit type het correct uitvoeren van een chi-kwadraat toets. Daarom wordt bij het uitvoeren van de chikwadraat toets het type ‘tegenstanders’ uitgesloten. Aan de hand van deze toets wordt gekeken of er een verband bestaat tussen de variabelen ‘het hebben van verhuisplannen’ en de verschillende ‘eigenaren/gebruikerstypen’. De verwachting is dat er een significant verband bestaat tussen het ‘hebben van verhuisplannen’ en de ‘eigenaren/gebruikerstypen’. Het aantal respondenten met plannen om te verhuizen zal groter zijn bij typen die minder positief staan ten opzichte van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad. Zij hebben minder waardering voor het erfgoed en staan minder positief ten aanzien van de historische binnenstad en zullen dus meer de neiging hebben om te verhuizen. Deze vooronderstellingen blijken te kloppen. Het percentage respondenten dat plannen heeft om te verhuizen neemt toe naarmate het type respondent minder positief wordt ten aanzien van het erfgoed en de historische binnenstad. Er is dus daadwerkelijk een verschil tussen de verschillende eigenaren/gebruikerstypen. Na het uitvoeren van de chikwadraat toets blijkt dat het verschil ook significant is en er dus een statistisch verband bestaat tussen de twee variabelen. De overschrijdingskans is lager dan 0,05, namelijk 0,02. De vooraf gestelde hypothese blijkt te kloppen. In hoofdstuk vier is de verdeling van de monumentale, beeldondersteunende en niet-historische panden al naar voren gekomen. De verwachting is dat respondenten van het type ‘zeer positievelingen’ deze zeer positieve houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad onder andere hebben, omdat zij zelf in zo’n pand wonen of werken. Het percentage dat binnen het type ‘zeer positievelingen’ in een monumentaal pand woont/werkt wordt hoog verwacht en zal afnemen naarmate de houding minder positief wordt. Het percentage in de categorie ‘monumentaal pand’ zal dus afnemen naarmate de typen een minder positieve houding hebben ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad. Het percentage respondenten dat woont in een niet-monumentaal of beeldondersteunend pand zal daarentegen toenemen naarmate de houding minder positief wordt.
Stijn van de Kerkhof
100
De Historische binnenstad van Paramaribo Bij het type ‘zeer positievelingen’ is 57,1% eigenaar of gebruiker van een monumentaal pand, dit in tegenstelling tot de neutralisten waar dit percentage slechts 22,6% is. Daarnaast is slechts 21,4% van het type ‘zeer positievelingen’ eigenaar of gebruiker van een niet-historisch pand en bij de neutralisten is dit percentage met 45,2% een stuk hoger. De verwachtingen die op voorhand werden gemaakt kunnen dus worden bevestigd. In hoofdstuk vier is ook onderscheid gemaakt tussen verschillende zones in de historische binnenstad. Qua bouwstijl en onderhoud verschilde de zuidwestelijke zone erg van de overige zones. Vervolgens wordt een overzicht gegeven over de lokalisering van de verschillende eigenaren/gebruikerstypen in de historische binnenstad. Welke eigenaren/gebruikerstypen zijn gevestigd in deze zuidwestelijke zone? Van de 34 onderzochte panden blijkt ruim 32% in bezit te zijn van het type ‘neutralisten’, ongeveer 30% is in handen van het type ‘voorstanders’, 18% is van het type ‘gematigde voorstanders’, 12% is van het type ‘zeer positievelingen’ en 8% is in handen van het type ‘tegenstanders’. Opvallend is dat ongeveer 60% van deze panden dus in handen is van respondenten met een positieve houding ten aanzien van het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad. Tot slot wordt voor de eigenaren/gebruikerstypen bekeken of de binding met de historische binnenstad en de waardering voor het gebouwd erfgoed voornamelijk bij woorden blijft en de daad niet bij het woord gevoegd wordt. Op voorhand zou dan verwacht worden dat de ‘zeer positievelingen’, ‘voorstanders’ en ‘gematigde voorstanders’ investeren in hun pand omdat ze het pand graag in goede staat willen houden. Dit zou voor deze groepen de belangrijkste beweegreden moeten zijn. Na berekening blijkt dit niet het geval te zijn en geeft in totaal 58% aan, dat de investering in het pand noodzakelijk was. De minderheid, namelijk 42%, geeft aan dat de investering is gedaan om het pand in goede staat te houden. Ondanks het grote aandeel van respondenten met een positieve houding is dus ‘het in goede staat houden’ van het pand dus niet de belangrijkste investeringsreden. § 6.4 Houding van de eigenaren en gebruikers ten opzichte van de overheid De overheid speelt zoals bleek uit hoofdstuk vijf een belangrijke rol in het revitaliseringproces en het behoud van de historische binnenstad. De vraag is nu wat de mening van de eigenaren en gebruikers is over de overheid ten aanzien van het gevoerde beleid van revitalisering en het behoud van de historische binnenstad. Deze mening is onderzocht door een drietal stellingen aan de respondenten voor te leggen waarin deze mening getoetst wordt. Deze drie stellingen worden in de tabellen 6.16, 6.18 en 6.19 weergegeven en vervolgens toegelicht. In tabel 6.16 staat het antwoord op de stelling of “het wel of niet bewaren van de historische panden een zaak is van de overheid”. Met deze stelling wordt gemeten of de respondenten het behoud van het gebouwd erfgoed als verantwoordelijkheid voor de overheid zien. Tabel 6.16 Het wel of niet bewaren van historische panden is een zaak van de overheid Aantal Percentage Mee eens 61 42,1% Neutraal 20 13,8% Mee oneens 64 44,1% Totaal 145 100%
Stijn van de Kerkhof
101
De Historische binnenstad van Paramaribo Uit tabel 6.16 is af te lezen dat de mening onder de respondenten erg verdeeld is. Positief is dat toch 44,1% het bewaren van de historische panden niet alleen als verantwoordelijkheid ziet van de overheid maar dus ook het belang zien van andere partijen zoals de eigen verantwoordelijkheid en de particuliere sector. Vervolgens kan deze stelling gekoppeld worden met de functie van het pand. Hoe is die verdeling en is er verschil in mening ten aanzien van de overheid tussen de bewoners en ondernemers in de historische binnenstad? Deze resultaten staan in tabel 6.17. Tabel 6.17 Relatie ‘functie pand’ en de stelling: “het wel of niet bewaren van historische panden is een zaak van de overheid” mee mee eens neutraal oneens totaal woon- en woon/werkfunctie 25 3 8 36 69,4% 8,3% 22,2% 100% Kantoorfunctie 12 9 32 53 22,7% 17,0% 60,4% 100% commerciële functie 18 6 24 48 37,5% 12,5% 40% 100% Overig 6 2 0 8 75% 25% 0% 100% Totaal 61 20 64 145 In de tabel is te zien dat er wel degelijk verschillen zijn tussen de bewoners en ondernemers in de historische binnenstad. Bewoners zien het bewaren van historische panden meer als een zaak van de overheid dan ondernemers. Bewoners van de historische binnenstad zien dus toch meer verantwoordelijkheid voor de overheid dan ondernemers. Een verklaring kan zijn, dat bewoners minder financiële mogelijkheden hebben dan de ondernemers en zij dus meer verantwoordelijkheid zien voor en verwachten van de overheid. Uit hoofdstuk vijf is ook naar voren gekomen dat de overheid te weinig actie onderneemt om de historische binnenstad te behouden. In de stelling “de overheid doet te weinig om de historische binnenstad te beschermen” is dit beeld onder de respondenten onderzocht en staan de resultaten in tabel 6.18. Uit de tabel is af te lezen dat inderdaad de overgrote meerderheid van de respondenten vindt dat de overheid te weinig doet om de historische binnenstad te beschermen. Tabel 6.18 “De overheid doet te weinig om de historische binnenstad te beschermen” Aantal Percentage Mee eens 115 86,2% Neutraal 5 3,4% Mee oneens 15 10,4% Totaal 145 100% In de enquête is aan de gebruikers van de panden gevraagd of ze merken dat er door de overheid concrete maatregelen worden genomen om tot verbetering en herstel van de historische binnenstad te komen. Het grote aantal zwervers wordt door meer dan de helft van de respondenten als negatief punt ervaren. Uit cijfers blijkt dat slechts 15% van de respondenten vindt dat concrete maatregelen tegen de zwerversproblematiek worden genomen.
Stijn van de Kerkhof
102
De Historische binnenstad van Paramaribo Hetzelfde geldt voor het onderhoud van de historische panden. Slechts 17% vindt dat de overheid concrete maatregelen neemt om deze te herstellen. Het rondslingerend afval wordt ook als vrij negatief ervaren, maar 37% van de respondenten vindt dat hiertegen wel concrete maatregelen worden genomen. Tot slot vindt maar 5% van de respondenten dat de parkeerproblematiek in de binnenstad wordt aangepakt en vindt 17% dat de overheid maatregelen in de historische binnenstad neemt in het kader van stadsverfraaiing. Alle bovengenoemde percentages zijn erg laag en hieruit kan geconcludeerd worden dat veel respondenten vinden dat er nauwelijks concrete maatregelen worden genomen om de negatieve aspecten van de historische binnenstad te verbeteren. Uit de enquête blijkt ook dat voor 80% van de respondenten het herstel van de historische binnenstad een beleidsprioriteit van de overheid moet zijn. Het overige percentage respondenten vindt het herstel van de binnenstad geen prioriteit en vindt andere zaken als onderwijs en gezondheidszorg belangrijker. Vervolgens is de respondenten de stelling voorgelegd waarin gemeten wordt of ze vinden dat de overheid capabel is om de binnenstad te revitaliseren. Aan de hand van deze stelling wordt dus gekeken of de respondenten vinden dat de overheid genoeg kwaliteiten en mogelijkheden heeft om de binnenstad te revitaliseren. In tabel 6.19 is het antwoord van deze stelling verwerkt. Uit de tabel blijkt dat de respondenten erg weinig vertrouwen hebben in de capaciteiten van de overheid en bijna 94% acht de overheid niet capabel genoeg om de binnenstad te revitaliseren. Deze harde cijfers bevestigen dat de overheid haar imago moet verbeteren en haar daadkracht moet vergroten. Tabel 6.19 “Overheid is niet in staat om binnenstad te revitaliseren” Aantal Percentage Mee eens 136 93,8% Neutraal 6 4,1% Mee oneens 3 2,1% Totaal 145 100% Nu gebleken is dat de respondenten weinig vertrouwen hebben in de overheid bij het revitaliseringproces en bijna de helft van de respondenten vindt dat het ook geen zaak van de overheid is, wordt bekeken of zij de particuliere sector wel een belangrijkere rol toekennen in het revitaliseringproces. Uit tabel 6.20 blijkt dat bijna 92% van de respondenten een belangrijke taak ziet voor de particuliere sector. Aan de hand van deze cijfers kan gezegd worden dat de particuliere sector volgens de respondenten actiever moeten worden in het revitalisering proces. Uit deze stelling kan niet direct gezegd worden dat ze veel vertrouwen hebben in de particuliere sector, maar ze achten de particuliere sector wel belangrijk en veel vertrouwen in de overheid is er niet. Indirect spreekt dit dus wel vertrouwen uit in de particuliere sector. Tabel 6.20 “De particuliere sector is belangrijk voor de revitalisering van de historische binnenstad” Aantal Percentage Mee eens 133 91,7% Neutraal 3 2,1% Mee oneens 9 6,2% Totaal 145 100%
Stijn van de Kerkhof
103
De Historische binnenstad van Paramaribo De houding van de vele particuliere bedrijven in de historische binnenstad ten aanzien van de financiering, instandhouding en het herstel van dit stadsdeel is over het algemeen positief te noemen. Van de 110 onderzochte bedrijven is ruim 88% bereid bij te dragen aan het herstel en behoud van de historische binnenstad. De bereidheid van de bedrijven is dus hoog te noemen. Zoals door Rojas (2002) is aangegeven in paragraaf 2.6 is het erg moeilijk, door het coördinatieprobleem, om de particuliere sector te mobiliseren. Wel zijn particuliere investeringen erg belangrijk voor het revitaliseringproces, omdat het de overheid aan mogelijkheden ontbreekt. Belangrijk is dan, aangegeven door Serageldin (1997) in paragraaf 2.6, dat de private sector niet beperkt wordt door allerlei belastingen en heffingen. De bedrijven zien ook in dat goede samenwerking vereist is en een samenwerking met het bedrijfsleven wordt door meer dan de helft van de onderzochte bedrijven als meest ideale vorm beschouwd. Daarnaast ziet eenderde van de bedrijven een publiekprivate samenwerking als meest ideale vorm van samenwerking. De overheid wordt door het bedrijfsleven dus niet als perfecte samenwerkingspartner gezien. Conclusie In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de derde deelvraag uit de onderzoeksopzet. Concluderend kan daar het volgende over worden gezegd. Draagvlak en bewustzijn bij de eigenaren en gebruikers zijn twee belangrijke factoren bij het revitaliseringproces en het behoud van de historische binnenstad. In dit hoofdstuk is aangetoond dat het draagvlak en bewustzijn aanwezig is bij het merendeel van de eigenaren en gebruikers. Ruim 76% van de respondenten heeft een positieve houding tegenover de historische binnenstad en heeft waardering voor het gebouwd erfgoed. Deze 76% van de respondenten vallen samen onder de typen ‘zeer positievelingen’, ‘voorstanders’ en ‘gematigde voorstanders’. In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat er verschillen zijn in houding ten aanzien van de historische binnenstad tussen bewoners en ondernemers, maar dat er ook op sommige punten nauwelijks verschillen zijn tussen bewoners en ondernemers in de historische binnenstad. Gekeken naar de verschillende typen blijkt dat ondernemers over het algemeen een positievere houding hebben ten aanzien van de historische binnenstad dan de bewoners. Verklaringen hiervoor zouden dus het kostenaspect voor behoud en de financieel beperktere mogelijkheden van de bewoners kunnen zijn. Door de overwegende positieve houding is er wel een basis voor ‘constructief management’ aanwezig zoals dit beschreven is in hoofdstuk twee. Dit schept mogelijkheden voor succesvolle revitalisering en behoud van de historische binnenstad. Daarnaast heeft 92% van alle respondenten aangegeven zich thuis te voelen in de historische binnenstad. Meer dan de helft van de respondenten vinden de historie van de buurt en de historische panden zeer positieve punten van dit stadsdeel. De respondenten spreken verder hun vertrouwen uit door te geloven in mogelijkheden op het gebied van toerisme. De affiniteit met het gebouwd erfgoed en de historische binnenstad wordt ook bevestigd, doordat 82% van de respondenten de plaatsing op de werelderfgoedlijst als positief ervaart.
Stijn van de Kerkhof
104
De Historische binnenstad van Paramaribo De particuliere sector is daarnaast sterk vertegenwoordigd in de historische binnenstad en de bereidheid bij het overgrote deel, om bij te dragen aan de revitalisering en behoud van de historische binnenstad is, toont ook aan dat er een goede basis aanwezig is voor een integrale aanpak en ‘constructief management’. Mogelijkheden voor publiekprivate samenwerking zouden moeten worden onderzocht. Alle bovengenoemde zaken tonen dus aan dat de binding met de historische binnenstad wel degelijk aanwezig is. Dit is een sterk punt bij het huidige proces van revitalisering en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. De historische binnenstad heeft voor een groot deel van de respondenten een positieve betekenis en dit biedt verder ook mogelijkheden voor de revitalisering en het behoud van de historische binnenstad. Met deze positieve betekenis en binding in gedachte kunnen meerdere sociale actoren betrokken raken in de toekomst, kan de samenwerking bevorderd worden en biedt dit mogelijkheden voor integrale revitalisering en behoud van de historische binnenstad. Overduidelijk is de negatieve houding ten aanzien van de overheid. Het vertrouwen in de overheid is erg laag en de respondenten twijfelen sterk over haar capaciteiten en daadkracht, onder andere door de het tekort schietende beleid tot nu toe. Het gebrek aan vertrouwen in de overheid vormt een duidelijk zwak punt bij het revitaliseringproces en het behoud van de historische binnenstad. Op dit moment is er nog geen enkele vorm van samenwerking tussen de particulieren en de overheid. De historische binnenstad verdient prioriteit volgens de respondenten. Het zwerversprobleem en het gebrekkige onderhoud van de overheidspanden zijn, voor zowel de bewoners als ondernemers, de grootste bron van ergernis. De overheid moet gaan werken aan het vertrouwen en actie ondernemen om gezamenlijk en integraal met de aanwezige eigenaren en gebruikers aanzetten te geven voor revitalisering en behoud van de historische binnenstad.
Stijn van de Kerkhof
105
De Historische binnenstad van Paramaribo Hoofdstuk 7. Negatieve en positieve bijdragen aan behoud van de historische binnenstad van Paramaribo Inleiding Sinds 27 juni 2002 staat de historische binnenstad van Paramaribo op de werelderfgoedlijst van UNESCO en heeft de historische binnenstad de status als werelderfgoedstad. In de historische binnenstad zijn eigenaren en gebruikers die handelen met tegenstrijdige belangen. De tegenstrijdige belangen, tussen behoud en ontwikkeling, worden besproken in de eerste paragraaf. Na de uiteenzetting van deze tegenstrijdige belangen wordt in paragraaf twee gekeken naar wat de plaatsing op de werelderfgoedlijst voor consequenties heeft voor de historische binnenstad en wat de diepere betekenis hiervan is. § 7.1 Tegenstrijdige belangen in de historische binnenstad Tegenstrijdige belangen in de historische binnenstad zijn er vooral tussen behoud van het gebouwd erfgoed en commerciële ontwikkeling ten koste van het gebouwd erfgoed van de historische binnenstad. In de volgende casestudy worden de tegenstrijdige belangen die eigenaren hebben in de historische binnenstad uiteengezet. Casestudy In de historische binnenstad is er in de omgeving Waaggebouw sprake van tegenstrijdige belangen tussen de Stichting Waaggebouw (Bodeco) en De Plezierboot N.V. Het Waaggebouw huisvest in een monumentaal pand, heeft een toeristische en recreatieve functie (café/bar, kunstatelier en VVV kantoor), is eigendom van de rotary club en is in beheer van een horeca exploitant. De Plezierboot N.V is een net opgerichte N.V en het bedrijf bestaat uit een boot aan de oude steiger en een stalenconstructie aan de kade. Het doel is om op en aan deze steiger toeristische en recreatieve activiteiten te ontplooien in de vorm van bars, restaurants, souvenirshops, ateliers en faciliteiten voor het aanmeren van plezierboten. Voor deze activiteiten is bij het Ministerie van Transport Communicatie en Toerisme een vergunning afgesloten, met de verplichting dat De Plezierboot N.V. een groot deel van de steiger renoveert. Het is de Stichting Waaggebouw die een conflict met De Plezierboot N.V. heeft. Het conflict is aan het licht gekomen door de verschenen artikelen in de dagbladen de Ware tijd en De West en aan de hand van interviews met betrokken partijen. De Stichting Waaggebouw is de partij die veel waardering voor het gebouwd erfgoed heeft en dit graag behouden ziet. De andere partij is meer commercieel ingesteld en heeft minder interesse in historie en oog voor het historisch aangezicht, wat blijkt uit de handelingen. De Plezierboot N.V. wil graag commercieel ontwikkelen en behoud van historie is voor deze partij van onderschikt belang. Dit in tegenstelling tot de Stichting Waaggebouw, die ook wil ontwikkelen, maar hierbij behoud van historie in acht neemt. De directeur van De Plezierboot N.V heeft bij het bouwen van zijn nieuwe horeca gelegenheid wel keurig volgens de regels gehandeld, het ontbreekt hem alleen aan historische besef en bewustzijn voor de historische binnenstad. Het volgende probleem speelt zich in de omgeving Waaggebouw af. Het nieuwe gebouw, de stalenconstructie, van De Plezierboot N.V ligt pal naast het Waaggebouw, maar past totaal niet in de omgeving. Dit bedrijf heeft net voordat de historische binnenstad van Paramaribo op de werelderfgoedlijst kwam haar vergunning voor dit gebouw gekregen, waardoor de eisen nog niet zo streng waren.
Stijn van de Kerkhof
106
De Historische binnenstad van Paramaribo De vergunning had eigenlijk nooit gegeven mogen worden maar door beleidsmatig falen van de verschillende Ministeries van Transport Communicatie en Toerisme en Openbare Werken staat hier nu toch een gebouw, wat totaal niet in de historische omgeving past. Er is door de betrokken Ministeries in dit gebied totaal geen overleg over de bouw van deze staalconstructie van De Plezierboot N.V geweest (zie foto 7.1). Foto 7.1 pand De Plezierboot N.V
Nog een probleem bij het verstrekken van de vergunning was dat de grond die vrijgegeven is overlap heeft met de grond van het Waaggebouw. Er is tussen deze twee partijen dus een grensgeschil en dit is door laks overheidshandelen niet opgelost, waardoor grond onbenut blijft. Door dit grensgeschil tussen deze partijen staat de ontwikkeling van dit gebied stil en kan het stuk grond niet verder ontwikkeld worden aldus de eigenaren van de betrokken partijen. Op foto 7.2 is het braakliggend terrein te zien met links het pand van De Plezierboot N.V en deze foto is genomen vanuit het terras van het Waaggebouw. Foto 7.2 Braakliggend terrein omgeving Waaggebouw
Het Waaggebouw heeft een belangrijke functie in Paramaribo en heeft als toeristische trekpleister en als uitgaanscentrum een toeristische en recreatieve functie. Door conflicten met de omliggende partijen wordt het Waaggebouw duidelijk beperkt in haar handelen en staat de ontwikkeling van het gebied stil. De oplossing voor dit gebied is wachten op beslissingen vanuit de overheid. Uit dverse krantenartikelen blijkt dat er vanuit verschillende partijen vanuit de gemeenschap, zoals commissie monumentenzorg en SGES, veel onvrede bestaat over het verstrekken van de vergunning aan N.V Plezierboot voor het bouwen van de staalconstructie aan de Waterkant. Naast dit conflict, dat veel media aandacht kreeg, zijn er nog twee voorbeelden te geven waarbij sprake is van tegenstrijdige belangen. Het gaat het hier om een bouwvergunning die verstrekt is
Stijn van de Kerkhof
107
De Historische binnenstad van Paramaribo waar dit niet had gemogen en om een gebouw dat door een particulier gesloopt wordt zonder hiervoor toestemming te hebben gekregen. In de Grote Hofstraat, locatie van het eerste voorbeeld, is men nu bezig met de bouw van een pand wat boven de maximaal toegestane hoogte uitkomt. Dit pand in hoofdstuk vijf getoond op foto 5.1. Hiervoor had eigenlijk geen vergunning verstrekt mogen worden, maar dit is door inconsequent beleid vanuit het Ministerie van Openbare Werken wel gedaan. De overheid voert geen consistent beleid. De locatie van het tweede voorbeeld, dat aantoont dat er tegenstrijdige belangen zijn in de historisch binnenstad, is op de hoek van de Keizerstraat met de Waterkant (foto 7.3). Dit is een monumentaal pand in handen van een chinees. De particuliere eigenaar van dit pand is onvindbaar. Na onderzoek is gebleken dat deze eigenaar het monumentale pand zo ver laat verpauperen, waardoor sloop de enige oplossing is. Het optrekken van een nieuw modern pand is namelijk goedkoper dan het volledig restaureren van het monumentale pand. Het moderne pand kan vrijwel volledig naar eigen wens worden gebouwd. Het probleem is dat de overheid tijdens dit verpauperproces niet ingrijpt, waardoor de eigenaar vrij zijn gang kan gaan. Wettelijk gezien zit de eigenaar fout, want sloop van een monumentaal pand is een strafbaar feit. Alleen door laks overheidshandelen en gebrekkige controle wordt hier niet ingegrepen. Foto 7.3 Verwaarloosd historisch monumentaal pand
Aan de hand van interviews is gebleken dat er meerdere eigenaren in de historische binnenstad zijn die het liefst de panden slopen en in de plaats hiervan een stenen pand optrekken, waardoor men van de grote onderhouds-en restauratiekosten af. Voor de eigenaar ontstaan dan mogelijkheden om een nieuw commercieel pand te ontwikkelen. Zolang er door de overheid te weinig tegemoetkoming is voor deze eigenaren, in de vorm van belastingverlaging of fondsen, kunnen de historische panden zomaar uit het straatbeeld verdwijnen. Wettelijke verplichtingen voor behoud zijn er voor de eigenaren van de niet-monumentale historische panden nog niet, maar de overheid wil toch graag dat deze panden behouden blijven. De eigenaren vinden dat hier dan maar wat financiële ondersteuning tegenover moet staan om het pand te behouden. Dit geldt natuurlijk niet voor de eigenaren van monumentale panden, die wel verplichtingen hebben, want sloop hiervan is een strafbaar feit. De bovenstaande voorbeelden geven aan dat er in de historische binnenstad actoren zijn met tegenstrijdige belangen. Het grootste probleem in de historische binnenstad is niet dat er actoren zijn met tegenstrijdige belangen, maar dat de overheid geen actie onderneemt tegen particulieren met belangen die ten koste gaan van het gebouwd erfgoed.
Stijn van de Kerkhof
108
De Historische binnenstad van Paramaribo § 7.2 Betekenis van de plaatsing van de historische binnenstad van Paramaribo op de World Heritage List van de UNESCO Op 27 juni 2002 is de historische binnenstad van Paramaribo geplaatst op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Dit is een belangrijk moment geweest, maar weet Paramaribo wel wat de consequenties hiervoor zijn en wat de diepere betekenis van de plaatsing is? Vooralsnog blijkt het antwoord nee te zijn. Alvorens in te gaan op de betekenis van de plaatsing van de historische binnenstad op de World Heritage List is het van belang een kort inzicht te geven in de Werelderfgoed Conventie en de Werelderfgoedlijst. De Werelderfgoed Conventie heet officieel, de Conventie inzake de bescherming van het Wereld cultureel en natuurlijk erfgoed. Dit verdrag heeft zijn oorsprong na de tweede wereldoorlog. Het is voortgekomen naar aanleiding van de toenemende bedreiging van cultureel- en natuurlijk erfgoed van uitzonderlijke waarde. Suriname heeft, vrij laat en wel, op 23 oktober 1997 de Werelderfgoed Conventie geratificeerd. De ontwerpwet hiervoor is door de Nationale Assemblee van Suriname stilzwijgend goedgekeurd. Daarmee heeft Suriname zich verplicht tot “het garanderen van de identificatie, bescherming, conservering, presentatie en overdracht te behoeve van toekomstige generaties van het Surinaams cultureel en natuurlijk erfgoed (duurzaamheid)”. De Nationale assemblee moet alles in het werk stellen om dit te verwezenlijken door middel van haar eigen hulpmiddelen en waar mogelijk met internationale bijstand en samenwerking (financieel, wetenschappelijk en technisch) (Fokké, 2002). Middels een periodieke rapportage is Suriname verplicht, één keer in de zes jaar, te rapporteren over welke maatregelen zijn genomen en welke wetten zijn opgesteld om die historische binnenstad te beschermen. Deze rapportage is in 2003 voor het laatst uitgevoerd. De historische binnenstad van Paramaribo is nu van internationaal belang en rapportage aan UNESCO is verplicht. UNESCO kan daarna eventueel ingrijpen als blijkt dat Suriname zich niet aan de gehouden afspraken houdt. Hier staan geen zware sancties tegenover, maar de notering op de World Heritage List maakt dan plaats voor een notering op de World Heritage List of Danger. Dit betekent een internationale afgang voor Suriname en zou de onkunde van de Surinaamse overheid aantonen. Nu de plaatsing op de lijst een feit is het aan de overheid, en niet aan UNESCO, om stappen te ondernemen (Fokké, 2002). De werelderfgoedlijst is een lijst, waarop erfgoed voorkomt van “uitzonderlijk universele waarde” voor de mensheid, d.w.z uniek/bijzonder voor de mensheid. De lijst geeft een overzicht van de rijkdom en diversiteit aan cultureel en natuurlijk erfgoed op aarde. Een site kan op de lijst geplaatst worden op basis van specifieke criteria en deze zijn voor ieder type erfgoed (natural, cultural of mixed) verschillend. De plaatsing op de lijst is een continu proces van behoud en bescherming. Het werk eindigt niet bij de plaatsing op de lijst, maar begint hier eigenlijk pas mee. De datum 27 juni, is o.m. belangrijk, omdat het als meetpunt dient voor het in kaart brengen van de staat van revitalisering en conservering van de historische binnenstad. Het is uitermate belangrijk dat bij het ruimtelijk handelen in de binnenstad, het behoud van de historische binnenstad centraal staat. Het moet daarnaast duidelijk zijn dat een harmonieus gebruik van de (openbare) ruimte in de historische binnenstad, essentieel is voor de handhaving van de cultuurhistorische kwaliteiten van de binnenstad als werelderfgoedstad. Het verwaarlozen van historische gebouwen, het door brand of sloop verdwijnen van historische gebouwen, niet-passende nieuwbouw, het ondoordacht plaatsen van reclameborden langs de openbare weg en het verdwijnen van de straatbeplanting zijn zaken die allemaal een negatieve invloed hebben op de kwaliteiten van het historisch stadsgezicht (Fokké, 2002).
Stijn van de Kerkhof
109
De Historische binnenstad van Paramaribo Het resultaat van de plaatsing op de Werelderfgoedlijst is dat er een goed wettelijk kader ontworpen is in 2003, waardoor de bedreigingen die hierboven beschreven zijn wettelijk beperkt kunnen worden. De aanwijzing van historisch Paramaribo tot “ Werelderfgoed” betekent, dat het niet langer alleen Surinaams erfgoed is, maar deel van de wereldgemeenschap. Het behoud ervan is niet langer alleen van belang van Suriname, maar van de internationale gemeenschap die in deze een ondersteunende rol vervult. Plaatsing op de lijst betekent een bijzondere verantwoordelijkheid c.q verplichting voor de bescherming van de historische binnenstad, er is met andere woorden een instandhoudingplicht, wat natuurlijk financiële consequenties heeft voor de Surinaamse overheid (Fokké, 2002). Op dit moment worden wel de eigenaren van de monumentale panden, maar nog niet de eigenaren van de historische panden wettelijk verplicht tot onderhoud. De overheid kan deze eigenaren dus wettelijk gezien niet tot onderhoud verplichten. Het onderhoud van de historische panden is feitelijk gezien de verantwoordelijkheid van de eigenaar, maar door de notering op de werelderfgoedlijst ook deels van de overheid. Door de notering op de werelderfgoedlijst wordt nu van de overheid verwacht dat ze de historische binnenstad in stand gaat houden, middels aanvragen van fondsen en revitaliseringsactiviteiten. Enige (voordeel) regelingen in de vorm van subsidies of belastingverlaging voor de eigenaren, zoals dit besproken is in hoofdstuk vijf, zijn noodzakelijk om het behoud te garanderen. Conclusie De tegenstrijdige belangen in de historische binnenstad zijn niet het directe gevaar voor de historische binnenstad. Het niet effectief handelen ten aanzien onreglementair handelen van particulieren is eigenlijk het grootste probleem. Hierdoor zijn er nu niet-passende nieuwbouw en sloopactiviteiten gaande, welke een negatieve bijdrage zijn voor het behoud van de historische binnenstad. Dit niet handelen van de overheid botst met de verplichtingen en taken, zoals bescherming en conservering van de site, die de UNESCO aan de Surinaamse overheid heeft gesteld. De Surinaamse overheid hier met het tekenen van de conventie in 1997 mee ingestemd. De Surinaamse overheid voldoet alleen aan hun verantwoordelijkheden en verplichtingen middels de periodieke rapportage die uitgevoerd moet worden. Het tekortschietende beleid en de tegenstrijdige belangen in de historische binnenstad vormen een gevaar voor de werelderfgoedstatus van de historische binnenstad van Paramaribo. De notering op de werelderfgoedlijst is wel een sterk punt van de historische binnenstad. De historische binnenstad wordt door de internationale gemeenschap als werelderfgoed erkent en het wettelijk kader is als gevolg van de plaatsing sterk verbeterd. Daarnaast biedt de notering op de werelderfgoedlijst ook mogelijkheden voor de historische binnenstad. De historische binnenstad heeft door de plaatsing internationale bekendheid gekregen en kan rekenen op ondersteuning in de vorm van beschikbare fondsen en assistentie. Verwaarlozing van de historische binnenstad zou een afgang zijn tegenover de internationale gemeenschap en de onkunde van de Surinaamse overheid aantonen.
Stijn van de Kerkhof
110
De Historische binnenstad van Paramaribo Hoofdstuk 8 Conclusie en aanbevelingen Als leidraad voor dit onderzoek is de volgende probleemstelling geformuleerd: Welke factoren zijn van invloed op het succes dan wel falen van het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad van Paramaribo en welke maatregelen moeten genomen worden om dit proces te bevorderen? In de hoofdstukken 4,5,6 en 7 is vanuit verschillende invalshoeken getracht antwoord te geven op deze probleemstelling. In deze hoofdstukken zijn de factoren besproken die van invloed zijn op het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Voor een concluderend overzicht en antwoord op de probleemstelling wordt in deze algemene conclusie, zoals is aangegeven in paragraaf 3.6, gebruik gemaakt van een SWOT-analyse. In deze analyse worden de sterke punten en zwakke punten, en de mogelijkheden en bedreigingen bij het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad beschreven. Deze SWOT-analyse wordt vervolgens in tabel 8.1 schematisch en puntsgewijs weergegeven. Na de SWOT-analyse volgen enkele aanbevelingen die gedaan kunnen worden ten behoeve van het behoud van de historische binnenstad. Alvorens op de SWOT-analyse analyse in te gaan kan geconcludeerd worden dat er in de historische binnenstad op dit moment geen sprake is van een succesvol revitaliseringproces en behoud van het gebouwd erfgoed. Uit de studie is gebleken dat er te veel factoren zijn die van invloed zijn op het tot nu toe falen van het revitaliseringproces, welke zijn uiteengezet in de ‘weaknesses’ en ‘threats’. Deze studie heeft ondanks de vele zwakheden en bedreigingen wel laten zien dat er toch wel sterke punten zijn bij het huidige proces van revitalisering en dat er vooral mogelijkheden liggen voor een toekomstig succesvol revitaliseringproces en behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. § 8.1
SWOT-analyse
Strengths: • Door de lage economische groei de laatste decennia, zijn er weinig functionele veranderingen in de historische binnenstad geweest. De historische binnenstad heeft veel van het originele ontwerp en de authenticiteit kunnen behouden. In de historische binnenstad overheersen de monumentale en beeldondersteunende historische panden. De kracht van de historische binnenstad is dat het als één historisch geheel kan worden gezien, waarbij vooral de particuliere panden in goede staat van onderhoud zijn. • De historische binnenstad is een sterk bestuurlijk en financieel/zakelijk centrum. Het feit dat de overheid hier gevestigd is, is een sterk punt. Het brengt veel panden met allure en uitstraling met zich mee en vooral de overheidspanden in de oostelijke zone zijn erg goed onderhouden. • Een plaats op de werelderfgoedlijst van UNESCO is ook een sterk punt van de historische binnenstad en bepalend voor het succes van revitalisering en behoud van de historische binnenstad. De historische binnenstad krijgt door de plaatsing internationale erkenning en met de notering op de werelderfgoedlijst is de revitalisering en het behoud van de historische binnenstad niet alleen van belang voor Suriname, maar ook voor de internationale gemeenschap onderdeel geworden. Een sterk verbeterd wettelijk kader voor de historische binnenstad is het gevolg van de plaatsing op de werelderfgoedlijst. Door de strengere wetgeving gaat minder gebouwd erfgoed verloren. Er is een juridisch kader in 2003
Stijn van de Kerkhof
111
De Historische binnenstad van Paramaribo
•
ontworpen, toegespitst op de historische binnenstad, waardoor onreglementaire nieuw- en verbouw en sloop verboden zijn. Draagvlak en bewustzijn is bij het merendeel van de respondenten aanwezig. Ruim driekwart van de respondenten heeft een positieve houding tegenover de historische binnenstad en heeft waardering voor het gebouwd erfgoed. Daarnaast geeft 92% van de respondenten aan zich thuis te voelen in de historische binnenstad en vindt meer dan de helft van de respondenten de historie van de buurt en de aanwezigheid van vele historische panden zeer positieve punten van de historische binnenstad.
Weaknesses: • Er is sprake van een slechte economische situatie in Suriname, dit resulteert in een duidelijk gebrek aan financiële middelen bij de overheid. De overheid heeft een tekort aan financiële middelen om haar gebouwen te investeren. Het zijn over het algemeen ook de overheidspanden die in slechte staat van onderhoud zijn. • De historische binnenstad heeft te maken met aanhoudende ruimtelijke problemen als fysiek, functioneel en economisch verval; verkeersdrukte; gebrek aan parkeergelegenheid; zwerversoverlast; vervuiling; open verpauperde ruimtes en criminaliteit. • Er is sprake van een slechte fysieke infrastructuur (wegen, trottoirs en verlichting) en er ontbreken goed onderhouden publieke ruimtes zoals, parken en pleintjes. • De huidige niet-passende nieuwbouw (foto 5.1 en 7.1), onreglementaire sloop (foto 7.3) en grensconflicten tussen actoren, wat resulteert in open verpauperde ruimtes (foto 7.2). Al deze activiteiten vinden plaats door gebrekkig en niet handelen vanuit de overheid. • De historische binnenstad is geen residentieel gebied. De historische binnenstad is na 16u ’s middags bijna geheel verlaten en wordt dan toneel voor zwervers, criminelen en prostituees. • Het ontbreken van een goed functionerend lokaal overheidsorgaan zorgt ervoor dat veel problemen niet gecoördineerd en integraal worden aangepakt. De lokale overheid hebben weinig mogelijkheden voor initiatief en nauwelijks verantwoordelijkheden. Er is op dit moment nauwelijks samenwerking en overleg tussen de betrokken partijen. Hierdoor heeft de historische binnenstad te maken heeft met de hierboven beschreven problemen. • De negatieve houding van de eigenaren en gebruikers ten aanzien van de overheid. Het vertrouwen in de overheid is laag en er is op dit moment geen enkele sprake van samenwerking tussen particulieren en de overheid. De factoren, die hierboven beschreven zijn, zijn allen van invloed op het tot nu toe falen van het revitaliseringproces en het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad. Opportunities: • Het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad van Paramaribo heeft de potentie om zich te ontwikkelen tot een toeristische trekpleister. Er is sprake van een jaarlijkse groei van 5% in het toerisme. Dit kan bijdragen aan een positief imago van de stad. In de historische binnenstad zijn de ingrediënten aanwezig die haar uniek maken in de regio. • Voor de historische binnenstad liggen mogelijkheden voor een sociale en recreatieve functie, door verbetering fysieke infrastructuur en de publieke ruimtes. Er moet dan wel ontwikkeling komen van o.a openbaar groen, pleintjes, cafés en restaurants.. • Waardering en erkenning zijn voor behoud van het gebouwd erfgoed zeer belangrijke eigenschappen. Deze positieve eigenschappen zijn, zoals al eerder aangetoond, aanwezig. Met deze positieve betekenis en binding in gedachten kunnen meerdere sociale actoren betrokken raken en kan de samenwerking worden bevorderd, waardoor de binnenstad integraal kan worden gerevitaliseerd. Mogelijkheden voor publiekprivate samenwerking
Stijn van de Kerkhof
112
De Historische binnenstad van Paramaribo
• •
•
•
zouden moeten worden onderzocht. De particuliere sector is sterk vertegenwoordigd en 82% hiervan is bereid om bij te dragen aan de revitalisering van de historische binnenstad. Toeristische aantrekkelijkheid en sociale betrokkenheid zijn een goede basis voor ‘constructief management’. ‘Constructief management’ biedt mogelijkheden voor duurzamere revitalisering en behoud van het gebouwd erfgoed. De notering op de werelderfgoedlijst van UNESCO biedt ook meer mogelijkheden voor het behoud van de historische binnenstad. Er kan gerekend worden op internationale steun, door het aanvragen van fondsen en vormen van assistentie. Fondsen en vormen van assistentie kunnen worden aangevraagd bij UNESCO en de Nederlandse overheid. De fondsen bij de Nederlandse overheid kunnen worden aangevraagd, wanneer er sprake is van mutual heritage (wederzijds erfgoed). De overheid krijgt door de fondsen meer financiële armslag. Een proces wat veel mogelijkheden zal scheppen voor duurzame revitalisering en behoud van het gebouwd erfgoed is dat het gebouwd erfgoed commercieel gemaakt moet worden en inkomsten voor onderhoud gaat genereren. Het is hierbij zaak dat de overheid een gedeelte van haar panden, zowel leegstaand als in gebruik, te huur of te koop aanbiedt aan de particuliere eigenaren. De overheid genereert hierdoor financiële middelen voor onderhoud van haar eigen panden en voor de publieke omgeving. Als tegemoetkoming voor de particuliere eigenaren moeten wel financiële voordeelregelingen worden opgesteld om onderhoud te bevorderen en het gebouwd erfgoed te behouden (belastingverlaging of restauratiefondsen). De historische binnenstad heeft ook de potentie om zo uit te groeien tot sterk bestuurlijk en financieel/zakelijk centrum. Het stimuleren van een gedeelde woon/werkfunctie zorgt voor extra levendigheid en resulteert in een veiligere omgeving. Verdere decentralisering van het overheidsapparaat en een beter georganiseerd lokaal overheidsorgaan. De lokale overheid staat dichter bij het sociale, economische en politieke leven in de binnenstad en kan een actievere rol spelen bij het verbeteren van de omgeving en de fysieke infrastructuur.
Threats • Het opkomen van niet-passende nieuwbouw, als wel het aanhoudende verlies van de historische gebouwen door verval en onreglementaire sloop of verbouw. Dit is het gevolg van het gebrek aan controle op de regelgeving door de overheid, hierdoor gaat veel gebouwd erfgoed verloren. • Aanhoudend verval van de fysieke infrastructuur en de publieke ruimtes (de totale omgeving). • De historische panden zijn niet altijd geschikt voor commercieel gebruik. De historische panden, die bestemd moeten worden voor commerciële functies, zijn maar geschikt voor een beperkt aantal functies. • De houten historische panden zijn erg brandbaar en er is dus een groot brandgevaar. Door de overheid worden op dit moment nauwelijks maatregelen genomen om brand te voorkomen en daarnaast wordt er niet gewerkt aan beleid om brand beter te kunnen bestrijden hierdoor kan veel gebouwd erfgoed verloren gaan. • In de historische binnenstad zijn actoren met tegenstrijdige belangen, welke gaan tussen het behoud van het gebouwd erfgoed en de commercialisering van de historische binnenstad ten koste van het gebouwd erfgoed. • Tussen de actoren, betrokken bij het revitaliseringproces, is te weinig samenwerking en werken sommige actoren elkaar zelfs tegen. De SGES maakt plannen voor duurzame revitalisering, terwijl het Min van OW met haar zwakke controle historische panden verloren laat gaan. Er ontbreekt een goede publiekprivate samenwerking en naar mogelijkheden wordt hiervoor ook niet gezocht, dit terwijl de overheid niet de financiële middelen om de binnenstad in haar eentje te revitaliseren.
Stijn van de Kerkhof
113
De Historische binnenstad van Paramaribo •
•
•
•
De historische binnenstad is voor de huidige regering geen prioriteitengebied. Er is vanuit de overheid een gebrek aan interesse voor revitalisering en een ontwikkelingsvisie, in de vorm van een duidelijk stadsplan, voor dit stadsdeel ontbreekt. Het gebrek aan interesse en het feit dat de historische binnenstad geen prioriteitengebied is resulteert in een gebrek aan middelen. Het is ook niet in de lijn der verwachting dat de financiële situatie van Suriname sterk zal verbeteren in korte tijd, waardoor er een gebrek aan financiële middelen blijft bestaan en grote. De overheid heeft geen geld voor grootscheepse renovatie en voor het opknappen van de omgeving. Het gebrek aan middelen bij de betrokken Ministeries resulteert automatisch bij een gebrek aan middelen bij de overheidsgerelateerde instanties om hun taken uit te voeren (voorlichtingsactiviteiten en het zoeken naar fondsen). Zolang de besluitvorming voor de historische binnenstad centraal bestuurd blijft en er geen ruimte komt voor de lokale overheid, zal de lokale overheid niet gestimuleerd worden om de coördinatie en samenwerking tussen te betrokken partijen te verbeteren. Het ontbreken van een goed functionerend lokaaloverheidsorgaan is niet alleen een zwakte voor nu, maar vormt ook een bedreiging voor toekomstig behoud van de historische binnenstad. De Surinaamse overheid kan niet voldoen aan de verplichtingen en taken van UNESCO, zoals bescherming en conservering van de historische binnenstad. De historische binnenstad kan hierdoor terechtkomen op de World Heritage List of Danger. Dit zou een afgang betekenen ten aanzien van de internationale gemeenschap en de onkunde van de overheid aantonen en het imago van Suriname schaden.
Het is duidelijk dat veel van deze bedreigingen het gevolg zijn van het gebrekkige beleid dat door de overheid wordt gevoerd in de historische binnenstad. Er is vanuit de overheid niet alleen sprake van een gebrek aan interesse, maar van een ‘destructief management’, waardoor meer gebouwd erfgoed verloren kan gaan. In tabel 8.1 wordt de SWOT-analyse, die hierboven uiteengezet is, schematisch en puntsgewijs weergegeven.
Stijn van de Kerkhof
114
De Historische binnenstad van Paramaribo
Stijn van de Kerkhof
115
De Historische binnenstad van Paramaribo § 8.2 Aanbevelingen voor succesvolle revitalisering en behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad Welke maatregelen moeten nu genomen worden om het revitaliseringproces het behoud van het gebouwd erfgoed in de historische binnenstad succesvoller te laten verlopen? De overheid moet maatregelen nemen om aan de drie criteria van duurzame revitalisering te voldoen: opzetten van publiekprivate samenwerking en het commercieel maken van haar gebouwd erfgoed; de historische binnenstad revitaliseren op basis van een integraal plan; alle sociale actoren moeten bij het proces betrokken worden. Daarnaast moet de overheid zoeken naar de mogelijkheden voor het aanvragen van fondsen en moet de machtsstructuur worden aangepast. De overheid moet werken aan de volgende zes punten. 1.Opzetten van publiekprivate samenwerking en het commercieel maken van het gebouwd erfgoed. Het commercieel maken van het gebouwd erfgoed heeft diverse voordelen: • Goede (voordeel)regelingen vanuit de overheid kan de gebruikers stimuleren te investeren in het gebouwd erfgoed. • Het geld dat door de overheid gegenereerd wordt door verkoop of verhuur kan worden geïnvesteerd in hun eigen overgebleven historische panden of in de totale omgeving (bv fysieke infrastructuur, publieke ruimtes) • Toename commerciële functies, met gedeelde woon/werkfunctie, waardoor historische binnenstad levendiger en veiliger wordt. 2.De historische binnenstad moet gerevitaliseerd worden op basis van een integraal plan. De overheid moet zich niet alleen concentreren op de individuele panden, maar op de totalen omgeving. Er is een ontwikkelingsplan nodig voor de gehele historische binnenstad 3.Meer sociale actoren moeten betrokken worden bij het revitaliseringproces. Met de positieve houding van de respondenten en de bereidheid tot investeren voor een groot deel van de particuliere sector in gedachte, moet de overheid meer actoren bij het proces betrekken. Effectievere bewustzijns- en voorlichtingcampagnes zijn nodig om het bewustzijn en het belang van behoud te onderstrepen. Daarnaast moet gezocht worden naar mogelijkheden voor publiekprivate samenwerking. Midden- en kleinbedrijven moeten door de overheid persoonlijk worden benaderd. 4.Gebruik maken van de mogelijkheid om fondsen en vormen van assistentie aan te vragen. Bij UNESCO, de Nederlandse overheid en de IDB kunnen fondsen en vormen van assistentie worden aangevraagd, wanneer hiervoor projecten worden ingediend. 5.De lokale overheid moet meer macht worden toegewezen. De lokale overheid heeft namelijk meer inzicht in de lokale problematiek en staat dichter bij het sociale, politieke en economische leven van de historische binnenstad. De lokale overheid kan een actievere rol spelen bij het verbeteren van de publieke ruimtes en de fysieke infrastructuur. Een goed functionerend lokaal overheidsorgaan zorgt voor meer coördinatie en samenwerking tussen de betrokken partijen. 6. De overheid moet zich juist meer richten op de ‘neutralisten’(minder positieven) in de historische binnenstad. Het is een zaak van de overheid om deze ‘neutralisten’ positiever gestemd te krijgen ten aanzien van de historische binnenstad. Deze groep respondenten, welke voor een groot deel uit bewoners bestaat, moeten meer gestimuleerd; geinformeerd en financieel ondersteund worden door de
Stijn van de Kerkhof
116
De Historische binnenstad van Paramaribo overheid. Deze ‘neutralisten’ moeten ook meer het belang van een goed onderhouden historische binnenstad gaan inzien. De overheid kan met behulp van deze zes beleidsaanbevelingen serieuze stappen ondernemen om ervoor te zorgen dat de unieke historische binnenstad niet voorgoed verloren gaat. Het gebouwd erfgoed moet als reactieversneller worden gebruikt bij stedelijke vernieuwing. Dit vereist wel interesse, betrokkenheid, kennis en financiële middelen van de betrokken actoren. Tot slot Vergeleken met andere historische stadscentra uit Latijnsamerikaanse steden uit de regio, is de historische binnenstad van Paramaribo bijzonder te noemen. Welke aspecten maken dit stadsdeel van Paramaribo zo bijzonder en op welke punten wijkt de historische binnenstad af van de gestelde theorie, besproken in hoofdstuk twee? De totale bevolking van Suriname telt nog geen half miljoen mensen en daarvan is het merendeel wonende in Paramaribo. Paramaribo is het politiek en sociaal-economisch zwaartepunt van het land. Paramaribo is geen miljoenenstad net als Quito en Bogotá. De historische binnenstad is dus ook veel kleinschaliger dan van de Latijnsamerikaanse steden uit de omgeving en kampt hierdoor ook niet met dezelfde grote problemen. De historische binnenstad heeft niet te maken met grote stromen van arme migranten, een grote informele sector en krottenwijken, zoals in Quito en Bogotá. Daarnaast is het merendeel van de panden in eigendom van particulieren en de overheid en ontbreekt een grote huursector. De historische binnenstad in Paramaribo heeft een duidelijke bestuurlijke en financieel/zakelijke functie in tegenstelling tot de historische binnensteden in Quito en Bogotá. In de historische binnenstad van Paramaribo ontbreekt een woonfunctie. In de andere Latijnsamerikaanse landen is deze woonfunctie wel aanwezig en is het historische stadsdeel veel levendiger. Naast deze verschillen verschilt Paramaribo ook in bouwstijl met deze steden. De historische binnenstad van Paramaribo is bijna volledig van hout en gebouwd in ‘dutch colonial style’, wat haar uniek maakt in de regio. De rol van de overheid is in de historische binnenstad van Paramaribo ook anders dan in de overige Latijnsamerikaanse steden. Het revitaliseringproces staat in de historische binnenstad van Paramaribo echt nog in de kinderschoenen en in de overige steden in Latijns Amerika (bv Quito) is het revitaliseringproces verder gevorderd. In de overige Latijnsamerikaanse steden zijn veel lokale organisaties en NGO’s betrokken bij het behoud van het gebouwd erfgoed. Zij hebben hierin een begeleidende en constructieve rol en werken met effectieve conserveringsprogramma’s. In andere landen zijn er dus wel initiatieven in de vorm van het opzetten gemeentelijke organen met getrainde specialisten, verantwoordelijk voor planning en management. In Latijnsamerikaanse steden staat ook nog zeker werk te verrichten, maar in deze steden is in ieder geval wel het besef aanwezig van wat gedaan moet worden voor het behoud van de historische stadscentra en is er meer structuur en een betere organisatie.
Stijn van de Kerkhof
117
De Historische binnenstad van Paramaribo Geraadpleegde literatuur: •
Advertentieblad van de Republiek Suriname (2003, april). N.V. Drukkerij en Uitgeverij D.A.G
•
Anda Suriname (2005), Grondwet van de Republiek Suriname 1987. Beschikbaar op het worldwideweb:
[geciteerd op 25 maart 2005]
•
Bodegraven, J. van (2003), Dominicus reisgids Suriname. Haarlem: Uitgeverij J. H. Gottmer / H. J. W. Becht.
•
Bowers, J & Donald Hankey (2001), Study to Establish Comprehensive Sector Policy and Strategy Framework for Sustainable Management of The Built Heritage of the Inner City of Paramaribo. Paramaribo
•
Bromley, D. F & A. Jones (1996), Identifying the Inner City in Latin America. The Geographical Journal, vol 162, no 2, july 1996, pp. 179-190.
•
Bruijne, G. A. de (1976), Geografische Verkenningen 5: Paramaribo: stadsgeografische studies van een ontwikkelingsland. Bussum: Unieboek b.v.
•
Carrión, F. (2000b), Introducción: el gobierno de los centros históricos. In: Carrión, F. (ed.), Desarollo cultural y gestión en centros históricos, pp. 5-19. Quito: FLACSO.
•
CIA (2005), The World Factbook Suriname 2002. Beschikbaar op het worldwideweb: [geciteerd op 28 februari 2005].
•
Craven, J (2005), House Styles: Colonial Revival Style (Colonial Style). Beschikbaar op het worldwideweb: [geciteerd op 20 februari 2005]
•
De Ware Tijd (2002), Suriname niet aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. Beschikbaar op het World Wide Web: [geciteerd op 14 april 2003]
•
Ennen, E (1999), Heritage in Fragments: The Meaning of Pasts for City Centre Residents. Utrecht/Groningen: Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap/Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen.
•
Ferrier, D. J. H. (1994), Surinaamse Verkenningen: Industriële bedrijvigheid in Suriname: een beknopt structuurbeeld. Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie, universiteit van Amsterdam / Paramaribo: Leo Victor.
•
Fokke, S (2002), Historie en betekenis van de plaatsing van de hstorische binnenstad van Paramaribo op de World Heritage list van UNESCO. Lezing
Stijn van de Kerkhof
118
De Historische binnenstad van Paramaribo •
Gelder, P. van (1985), De informele sector in landen van de derde wereld: essays over Nicaragua, Suriname e.a. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Caraïbische Werkgroep AWIC.
•
Gelder, P. van (1985), Werken onder de boom: dynamiek en informele sector: de situatie in Groot-Paramaribo. Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde.
•
Gelder, P. van & J. Bijlmer (red.) (1989), About fringes, margins and lucky dips: the informal sector in Third-World countries: recent developments in research and policy. Amsterdam: Free University Press.
•
Hansen, C (1995), Conservation of cultural heritage in developing countries. Architecture and development, 1995, pp 87-95.
•
Hardoy, J.E. & M. Gutman (1991), The role of Municipal Government in the Protection of Historic Centres in Latin America. Environment and Urbanization, vol 3, no 1, april 1991.
•
Horowitz, A. W. & D. Weinhold (1998), Household Characteristics and Income Inequality during Inflationary Periods: Recent Evidence from Suriname. World Development, Vol. 26, no. 2, pp. 297-306.
•
ICAD N.V (1998), Haalbaarheidsonderzoek N.V. Stadsbeheer Paramaribo, International Consultancy Association for Project Development.
•
ICOMOS (2002), Paramaribo (Suriname), no 940 rev. Beschikbaar op het worldwideweb: http://whc.unesco.org/archive/advisory_body_evaluation/940rev.pdf
•
Jankipersadsingh, H., A. Verkuyl & L. F. S. Lutchman (1994), Structuurvisie Paramaribo: an urban framework for future action. Paramaribo: Arto
•
Jones, G. A. & A. Varley (1999), The reconquest of the historic centre: urban conservation and gentrification in Puelba, Mexico. Environment and Planning, volume 31, pp. 1547-1566.
•
Kromhout, M. J. (2000) Gedeelde smart is halve smart: hoe vrouwen in Paramaribo hun bestaan organiseren. Amsterdam: Proefschrift Universiteit van Amsterdam
•
Kromhout, M. J. (2001), Urban Livelihoods in Surinam: strategies and partnerships. In: Baud, I., J. Post, L. de Haan & T. Dietz (eds.), Re-aligning government, civil society and the market. New challenges in urban and regional development. Essays in honour of G. A. de Bruijne. Amsterdam: AGIDS, Universiteit van Amsterdam.
•
Lefèbvre, F. (2001), Suriname, an ethnic mix with a chequered past and future prospects. The Courier ACP-EU, September – October 2001, pp. 69-72.
•
Lotens, W. (2002), Om het behoud van de binnenstad: de UNESCO in Paramaribo. In: La Chispa, vol. 291, pp. 24-25.
Stijn van de Kerkhof
119
De Historische binnenstad van Paramaribo •
Meerjaren Ontwikkelings Programma 2001-2005 (2000), Monitoring Urbanisatie GrootParamaribo. Beschikbaar op het World Wide Web: [ geciteerd op 14-04-2003]
•
Menke, J. (1998), Restructuring urban employment and poverty: the case of Suriname. Paramaribo: SWI Press.
•
MINOV (2001), Beleidsnota 2000-2005, Paramaribo, 2001
•
National Geographic (1998), Xpedition Atlas Suriname. Beschikbaar op het World Wide Web: [geciteerd op 27 maart 2003].
•
Renes, H (2004), Van Beemster tot Borobudur: Geografische kanttekeningen bij de Werelderfgoedlijst. In: AGORA, Erfgoed en Planning, jaargang 20, nummer 2, 2004, pp. 8-12.
•
Reynaldo, J & A. Santos (1999), Cronbach's Alpha: A Tool for Assessing the Reliability of Scales. Beschikbaar op het worldwideweb: [ geciteerd op 12 februari 2005]
•
Rojas, E (2002), Urban Heritage Conservation in Latin America and the Caribbean: A Task for All Social Actors, Washington: Inter-American Development Bank.
•
Rojas, E & C. M. Castro (1999), Lending for Urban Conservation: Issues and Oppertunities, Washington: Inter-American Development Bank.
•
Schalkwijk, A. (1994), Surinaamse Verkenningen: On- en minvermogenden in Paramaribo: een onderzoek naar hun kenmerken als armen. Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie, universiteit van Amsterdam / Paramaribo: Leo Victor.
•
Schalkwijk, A. & G. A. de Bruijne (1999), Surinaamse verkenningen: Van Mon Plaisir tot Ephraïmszegen. Amsterdam: Instituut voor Sociale Geografie, universiteit van Amsterdam / Paramaribo: Leo Victor.
•
Schalkwijk, A. & G. A. de Bruijne (2002), Een korte verkenning van Paramaribo: (herhaal)onderzoek in tien buurten onder huishoudens in november 2001. Amsterdam: AGIDS, Universiteit van Amsterdam.
•
SDD (2005), Districten. Beschikbaar op het wordlwideweb: [geciteerd op 25 maart 2005]
•
Segers, J (1999), Methoden voor de maatschappijwetenschappen. Assen: Van Gorcum
•
Seppänen, M. (1999), Global scale, Local place? The making of the historic center of Lima into a World Heritage site. Helsinki: Institute of Development Studies, University of Helsinki.
Stijn van de Kerkhof
120
De Historische binnenstad van Paramaribo •
Serageldin, I (1997), Solving the Rubik’s Cube: Cultural Heritage in Cities of the Developing World. The Urban Age, vol 4, no 4, pp 5-7.
•
Steinberg, F (1996) Conservation and Rehabilitation of Urban Heritage, Habitat Intl. vol. 20, no 3, pp. 463-475.
•
Steinberg, F (1998), Partnerships for the Implementation of Urban Conservation Projects. Rotterdam: Institute for Housing and Urban Development Studies.
•
Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname (1998), Binnenstadsplan Paramaribo: raamwerk voor de revitalisering van de historische binnenstad van Paramaribo. Paramaribo: Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname.
•
Unesco(2000), The World Heritage fund. Beschikbaar op het worldwideweb: [ geciteerd op 28 februari 2005]
•
United Nations Centre for Human Settlements (1991), The Urban Poor and the Rehabilitation of the Inner-City Areas, Nairobi: Habitat.
•
Williams, D (1998), Sustainable Strategies towards Improving and Developing Old Havana for the Benefit of its Residents and Visitors. Trialog, vol 58, pp 13-20
•
World Bank (2003a), Latin America & Caribbean Data Profile. Beschikbaar op het World Wide Web: [geciteerd op 5 februari 2003].
•
World Bank (2003b), Suriname Data Profile. Beschikbaar op het World Wide Web: [geciteerd op 5 februari 2003].
Stijn van de Kerkhof
121
De Historische binnenstad van Paramaribo § 3.2
Conceptueel model
UNESCO
Publieke sector - visie - beleid
Duurzame revitalisering
Participatie eigenaren/gebruikers en private sector
Werelderfgoedstatus Historisch Paramaribo Proces van revitalisering in de historische binnenstad en het behoud van het gebouwd erfgoed
Betekenis van de historische binnenstad binnen Paramaribo in sociaal en economisch opzicht
Ruimtegebruik verschillende actoren
Betekenis van de historische binnenstad voor de eigenaren/gebruikers van historische binnenstad
Investeringen
Eigenaren/gebruikers kenmerken en eigenschappen -opleiding -status
Functie pand
Stijn van de Kerkhof
35
Figuur 8.1
Schematische weergave SWOT-analyse
Historische binnenstad van Paramaribo
Strengths
Weaknesses
Opportunities
Threats
Gebouwde omgeving (fysieke en esthetische kwaliteiten)
• •
•
•
•
•
Historisch gezien één geheel Aanwezigheid van monumentale panden met allure en uitstraling Veel goed onderhouden particuliere panden in goede staat
• • • • • • •
Sociaal-economische omgeving (inclusief politieke en bestuurlijke eigenschappen)
• • • •
Sterk bestuurlijk en financieel/zakelijk centrum Plaats op de Werelderfgoedlijst van UNESCO Sterk wettelijk kader Aanwezigheid van draagvlak en bewustzijn bij respondenten
• • • • • • • • • •
Fysiek, functioneel en economische verval (vooral overheidspanden) Verkeersdrukte en gebrek aan parkeergelegenheid Vervuiling Verpauperde open ruimtes Slechte fysieke infrastructuur Ontbreken goed onderhouden publieke ruimtes Niet-passende nieuwbouw Onreglementaire sloop en verbouw Slechte economische situatie Tekort aan financiële middelen bij de overheid Zwerversoverlast en criminaliteit Gebrek aan woonfunctie Stadsdeel verlaten na 16u Ontbreken van goed functionerend lokaal overheidsorgaan Ontbreken van samenwerking en communicatie Gebrek aan vertrouwen in overheid Ontbreken van publiekprivate samenwerking Slechte controle op de wetgeving
• •
Potentie verbeteren infrastructuur en publieke ruimtes Potentie historische overheidspanden Levendigheid en veiligheid
• • • • •
• • • • • • • • •
Toeristische potentie Potentie als sterk bestuurlijk en zakelijk centrum Aanwezigheid van draagvlak en bewustzijn respondenten Bereidheid tot investeren particulieren Constructief management Mogelijkheden voor publiekprivate samenwerking Aanvragen van fondsen en assistentie Commercieel maken gebouwd erfgoed Verdere decentralisering en een beter lokaal overheidsorgaan
• • • • • • • • • • • •
Opkomen niet-passende nieuwbouw Aanhoudend verval historische panden Aanhoudend verval fysieke infrastructuur en publieke ruimtes Onreglementaire sloop en verbouw Ongeschiktheid panden voor commercieel gebruik Brandgevaar Tegenstrijdige belangen Gebrek aan samenwerking Niet zoeken naar mogelijkheden publiekprivate sam. Geen prioriteitengebied Geen ontwikkelingsvisie Aanhoudende slechte economische situatie Tekort aan financiële middelen bij overheid Gebrek aan macht en kunde lokale overheid Gebrek aan controle op de regelgeving Ontbreken beleid voor brandbestrijding Destructief management Notering World Heritage List of Danger, schaadt imago
115
Appendix 1 Enquête historische binnenstad Onderzoek Revitaliseringproces historische binnenstad van Paramaribo nr.……………… naam huishouden/ pand en adres …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… Functie van het pand …………………………. Monumentaal pand
ja
beeldondersteunend
nee
Kruis hieronder het volgende aan 0 0 0
eigenaar huurder anders nl……………………
] Onderzoeksgebied: Tourtonnelaan, Klipstenenstraat, Heiligenweg, Waterkant, Sommeldijksekreek Huishoudenkenmerken Huishoudenschema Relatie tot leeftij School hoogste permanent/ respondent sexe d gaand opleiding etniciteit Beroep/ bedrijfdstak tijdelijk Inkomen 1. respondent 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 9. 10.
Wonen 3.
Hoe lang woont/werkt u al op dit adres? …………………………jaar
4.
Heeft u voor dat u hier kwam wonen/werken in de historische binnenstad gewoond/gewerkt? 0 ja
5.
0 nee (ga door naar vraag 6)
Hoeveel jaar? ……………………………..jaar
6.
Waarom bent u in de historische binnenstad komen wonen/werken? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
7.
Hoe bent u aan uw huidige woning/pand gekomen? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………
8.
Had u toen u deze woning/pand betrok een voorkeur om in de historische binnenstad te wonen/werken? 0 ja
8a.
0 nee
Waarom? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
9.
In welke periode is uw woning/pand gebouwd? …………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………
10.
Heeft u concrete plannen om binnenkort te verhuizen? 0 ja
0 nee
Wanneer het antwoord ja is, wanneer en wat is dan de belangrijkste reden voor u om te verhuizen? ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………..
Voorzieningen 11.
Voor welke dagelijkse bezigheden bent u aangewezen op de historische binnenstad? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………
12.
Wat vindt u in de historische binnenstad de belangrijkste voorzieningen (bv café, ontmoetingscentrum) en hoe vaak bezoekt u deze? Nooit
Soms
Regelmatig
Vaak
Mening over de historische binnenstad 13.
Voelt u zich thuis in de historische binnenstad? 0 ja
0 nee
Waarom wel of waarom niet? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… 14.
Wat vindt u de meest positieve aspecten van de historische binnenstad ( volgorde maakt niet uit)? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………
15.
Wat vindt u de meest negatieve aspecten van de historische binnenstad ( volgorde maakt niet uit) ? …………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………
16.
Wist u dat de historische binnenstad van Paramribo geplaatst is op de de werelderfgoedlijst van UNESCO? 0 ja
0 nee
Zo ja, wat vindt u hiervan? …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………….
Voorlichting en participatie 17.
Heeft u van de overheid voorlichting gehad over het belang van het behoud van de historische binnenstad van Paramaribo? 0 ja 0 nee Zo ja, hoe en wanneer? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………
18.
Bent u lid van een stadsvereniging of lokale belangengroep die zich tot doel stelt de historische binnenstad te beschermen? 0 ja
19.
0 nee
Waarom? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………
Financiering, herstel en instandhouding 20.
Hoe wilt u de restauratie en onderhoud van uw woning/pand gefinancierd zien? 0 0 0 0
restauratie fonds belastingverlaging eigen inbreng anders nl…………………………
Vraag 21 alleen voor bedrijven: 21.
Bent u bereidt bij te dragen aan de revitalisering van de historische binnenstad? 0 ja
21a.
0 nee ( vraag 21b)
Zo ja, op welke wijze wilt u bijdragen aan de revitalisering van de historische binnenstad? 0 0 0 0
samenwerking met de overheid samenwerking met het bedrijfsleven zelfstandig anders nl……………………………
21b.
Waarom niet? ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………..
21c.
Ziet u mogelijkheden voor de historische binnenstad en zo ja welke? 0 ja
0 nee
Welke dan? ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. 22.
Ziet u de noodzaak in voor een instantie voor stadsherstel? 0 ja
0 nee
Waarom? ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. Renovatie 23.
Heeft u in de afgelopen 5 jaar renovatie activiteiten aan u woning/pand uitgevoerd? 0 ja
23a.
0 nee (ga verder naar vraag 24)
Welke renovatie activiteiten heeft u aan uw woning/pand uitgevoerd? …………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………
23b.
Wanneer heeft u deze activiteiten uitgevoerd? …………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………
23c.
Wat waren de kosten voor deze activiteiten? …………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………
23d.
Wat waren de redenen voor u om deze activiteiten uit te voeren? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………
23e.
Hoe heeft u deze activiteiten gefinancierd? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
23f.
Heeft u met de renovatieactiviteiten rekening gehouden met het monumentale van het pand en hoe dan? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
23g.
Was monumentenzorg op de hoogte van uw renovatieactiviteiten? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
24.
Heeft u concrete plannen om renovatie activiteiten aan uw woning/pand uit te voeren? 0 ja
0 nee
Zo ja, wat zijn uw plannen dan? …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………….………………… …………………………………………………………………….… Zo nee, waarom niet? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… 25.
Op welke vlakken merkt u dat er concrete maatregelen genomen zijn om tot herstel van de binnenstad te komen, meerdere antwoorden zijn mogelijk? 0 0 0 0 0 0 0 0 0
herstel kapot trottoir parkeerproblematiek zwerfproblematiek afwatering renovatie stadsverfraaiing groenvoorzieningen veiligheid/criminaliteit zwerfvuil
Beeldvorming 26.
Wat vindt u van de monumentale panden in de historische binnenstad van Paramaribo? 0 0 0
Het is erfgoed van Suriname Het is erfgoed van Nederland Het is gemeenschappelijk erfgoed
27.
Nu volgen er enkele uitspraken waar ik graag uw mening over wil weten. U kunt kiezen uit de getallen 1 tot en met 5. De getallen staan achtereenvolgens voor: 1= helemaal mee eens 2= mee eens 3= niet mee eens/ niet mee oneens 4= niet mee eens 5= helemaal niet mee eens
1. De historische binnenstad moet bewaard blijven.
1 2 3 4 5
2. Het behoud van de historische binnenstad remt de stadsontwikkeling.
1 2 3 4 5
3. Historische panden verhogen de sfeer in de binnenstad.
1 2 3 4 5
4. Andere problemen in de historische binnenstad zoals criminaliteit, gebrekkige voorzieningen, parkeerproblematiek en zwerfvuil moeten voorrang hebben boven het bewaren van de monumenten in de binnenstad.
1 2 3 4 5
5. Historische panden horen in mijn omgeving thuis
1 2 3 4 5
6. Moderne gebouwen zijn beter voor het imago van de historische binnenstad dan oude gebouwen.
1 2 3 4 5
7. Onze historische binnenstad is uniek
1 2 3 4 5
8. Het is fijn om te wonen/werken in een omgeving met veel historische panden.
1 2 3 4 5
9. Toerisme zorgt voor levendigheid en gezelligheid in de historische binnenstad.
1 2 3 4 5
10. Toerisme moet gestimuleerd worden in de historische binnenstad
1 2 3 4 5
10. Het wel of niet bewaren van historische panden is grotendeels een zaak van de overheid.
1 2 3 4 5
11. De overheid doet te weinig om de historische binnenstad te beschermen.
1 2 3 4 5
12. De overheid is niet in staat om alleen de binnenstad te revitaliseren.
1 2 3 4 5
13. De particuliere sector is belangrijk voor de revitalisering van de historische binnenstad.
1 2 3 4 5
14. Historische panden geven het stadscentrum identiteit.
1 2 3 4 5
15. Met de historische binnenstad valt geld te verdienen.
1 2 3 4 5
16. Wonen/werken in een historisch pand legt beperkingen op aan het woon/werkgenot.
1 2 3 4 5
17. Het is prettig om dichtbij allerlei binnenstadsvoorzieningen en activiteiten te wonen/werken.
1 2 3 4 5
18. ’s Avonds en ’s nachts is het in de historische binnenstad gevaarlijk.
1 2 3 4 5
28.
Ziet u het herstel van de historische binnenstad als een beleidsprioriteit voor de overheid? 0 ja
0 nee
Hieronder ruimte voor opmerkingen …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Appendix 2 Structuur interview met sleutelpersoon: Na het voorstellen en het uitleggen van het onderzoeksdoel en de probleemstelling zijn de volgende vragen aan de verschillende sleutelpersonen, in een interview, voorgelegd.
1. Wat is uw visie over het revitaliseringproces en de bescherming van het stedelijk erfgoed? 2. Heeft u ideeen heeft waardoor het proces en het behoud beter zal verlopen? 3. Hoe ziet u de rol van de overheid in dit proces en welke rol ziet u voor deze sector voorgelegd? (beleid, visie, wettelijk kader) 4. Hoe ziet u de rol van het bedrijfsleven en welke rol u voor deze sector ziet voorgelegd? 5. Hoe ziet u de rol van de monumentenzorg en de SGES en welke rol ziet u voor deze partijen voorgelegd? 6. Wat acties zouden volgens u moeten worden ondernomen om het proces beter te laten verlopen? Tot slot om terug te komen om de SWOT-analyse zou ik graag antwoord willen op de volgende vragen: Wat zijn volgens u de sterkte punten? Wat zijn volgens u de zwakte punten? Wat zijn volgens u de kansen? Wat zijn volgens u de bedreigingen?