CULTUURHISTORISCHE INVENTARISATIE EN WAARDENSTELLING HISTORISCHE BINNENSTAD KAMPEN F E B R U AR I 2 0 1 1
IN OPD RA C HT VA N GE M E E NTE K AM PEN
C ULT UUR HI S TOR I S CH E I N VENTAR ISAT IE EN WAAR DENST ELLIN G H I S TOR I S CH E B INNENSTAD K AMPEN
FL E XU S AWC f ebruari 2011
I N T R O D U C T I E
F L E X U S
A R C H I T E C T U U R
W E L S T A N D
C U LT U U R H I S T O R I E
Flexus AWC Drs. ing. Marcel R. van Winsen en ir. Hugo J. van Velzen hebben al meer dan tien jaar een vruchtbaar ruimtelijk en cultuurhistorisch onderzoeks- en adviesbureau in Rotterdam, Flexus Architectuur Welstand Ruimtelijke Ordening en Cultuurhistorie.
De cultuurhistorische verkenning Een cultuurhistorische verkenning voor een gebied vormt de onderlegger voor het cultuurhistorisch ruimtelijk beleid, wat zijn vertaling vindt in onder meer de structuurvisie, het bestemmingsplan, de erfgoednota en de welstandsnota.
Flexus AWC heeft een sterke naam opgebouwd op het gebied van ‘Erfgoed en Ruimte’. Samen met hun medewerkers adviseren de partners diverse partijen in Nederland over de waarden van historische omgevingen en hoe deze te beschermen en verder te ontwikkelen. Binnen het bureau zijn de vakdisciplines stedenbouwhistorie, bouwhistorie, ruimtelijk ontwerp en planologie vertegenwoordigd, waardoor vraagstellingen op cultuurhistorisch en ruimtelijk vlak integraal onderzocht en beantwoord worden.
Om cultuurhistorie – in het verlengde van de doelstellingen van het MoMo – als continuüm in het ruimtelijk beleid een plaats te geven moet de cultuurhistorische verkenning de taal spreken van de verschillende vakdisciplines die in de ruimtelijke ordening een rol spelen. Bovendien moet de informatie in de cultuurhistorische verkenning eenvoudig vindbaar en herleidbaar zijn.
De brede insteek en kritische aanpak blijkt aan te spreken. De partners binnen het bureau werkten mee aan ruimtelijke planinstrumenten en/of maakten cultuurhistorische waarderingen voor onder meer de historische binnensteden van Utrecht, Amersfoort, Leiden, Meppel, Kampen en Enkhuizen. Ook voor andere cultuurhistorisch van belang zijnde gebieden zoals het Amsterdamse Berlage Zuid, de Waterstad en RDM-werf in Rotterdam, de uitbreidingswijken van Zoetermeer en het landelijk gebied van de gemeente Meppel is cultuurhistorisch en ruimtelijk geadviseerd. De speciale interesse van het bureau gaat uit naar de Nederlandse historische binnensteden. Door het lopende promotieonderzoek van de partners aan de TU-Delft naar de kernkarakteristieken van deze uiterst waardevolle gebieden hebben zij een schat aan kennis opgebouwd die zij ook in de toekomst verder zullen uitbreiden en die kan worden ingezet voor bescherming en cultuurhistorisch verantwoorde sturing van veranderingsprocessen in deze kwetsbare omgevingen. De eerste resultanten van het onderzoek zijn de in 2012 verschenen publicatie ‘Binnen de Poorten’ waarin de historische binnenstad van Kampen systematisch en nauwkeurig beschreven wordt, en een onderzoeksmodel dat toegepast is ter evaluatie van het ruimtelijk beleid voor de binnenstad van Amersfoort.
10
Daarom bevatten de cultuurhistorische verkenningen van Flexus AWC altijd een samenvattend hoofdstuk, waarin de cultuurhistorische randvoorwaarden voor het ruimtelijk beleid benoemd worden. Feitelijk wordt hier de informatie uit de onderzoekshoofdstukken kort en bondig samengevat en in aanbevelingen vertaald. De gebiedsanalyse Het begrip ‘Erfgoed en Ruimte’ heeft betrekking op zowel de cultuurhistorische als de ruimtelijke component van omgevingen. Onze cultuurhistorische verkenningen sluiten nauw hierop aan door beide aspecten nadrukkelijk te belichten. Een analyse van de ontstaans- en transformatiegeschiedenis van gebieden is noodzakelijk om ‘het verhaal van de plek’ te kunnen benoemen. Hiernaast is echter ook een ruimtelijke analyse van de huidige situatie van belang om juist dié ruimtelijke elementen te herkennen die als cultuurhistorische component van de omgeving gewaardeerd worden. In de cultuurhistorische verkenningen van Flexus AWC worden beide analyses als aparte onderdelen opgenomen. Ons cultuurhistorisch analytische werk beweegt zich hiermee tussen historische ontwikkeling, erfgoed, stedenbouwkunde en architectuur. Hierdoor worden zowel stedenbouwkundigen als architecten en erfgoeddeskundigen door ons werk aangesproken.
Flexus AWC
I N T R O D U C T I E
F L E X U S
A R C H I T E C T U U R
W E L S T A N D
C U LT U U R H I S T O R I E
De waardering en de aanbevelingen Onze opvatting is dat een gebiedswaardering met de uiterste zorgvuldigheid moet worden uitgevoerd. Wij hanteren voor de waarderingen daarom de systematiek die aansluit op de richtlijnen voor cultuurhistorisch onderzoek van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Afhankelijk van de wens en financiële mogelijkheden van de opdrachtgever wordt een waardering vertaald in een waardenkaart (dit kan een beleidskaart en/of objecten- en structurenkaart zijn). Als aanvulling op de waardering worden de cultuurhistorische verkenningen van Flexus AWC voorzien van aanbevelingen. Deze bestaan uit ruimtelijke en beleidsmatige aanbevelingen die de brug slaan tussen cultuurhistorie en het (toekomstig) ruimtelijk beleid. De aanbevelingen zijn van groot belang, omdat hiermee de discussie over het toekomstig ruimtelijk beleid ingezet wordt. Hiernaast bieden de aanbevelingen erfgoedambtenaren en de makers van ruimtelijke plannen een houvast bij de implementatie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Een stap verder Flexus AWC heeft de instrumentele kennis in huis om de ruimtelijke aanbevelingen ook concreet te vertalen naar het instrumentarium: het bestemmingsplan (toekomstig omgevingsplan), de welstandsnota en andere ruimtelijke instrumenten. Ons bureau heeft verschillende Nederlandse gemeenten hierin geadviseerd, en een onderzoeksmodel opgezet waarmee bestaand cultuurhistorisch ruimtelijk beleid getoetst kan worden. Wanneer de opdrachtgever dit wenst is het dus mogelijk de ruimtelijke aanbevelingen direct van instrumentele aanbevelingen te voorzien. Tenslotte is in ons bureau veel architectuurhistorische en bouwhistorische kennis aanwezig, waardoor wij tijdens de opname van een gebied ook potentieel aan te wijzen objecten kunnen inventariseren en waarderen.
Flexus AWC
11
C O L O F O N
Opdrachtgever: Gemeente Kampen, eenheid Ruimtelijke ontwikkeling
Uitvoering/Research:
Flexus Architectuur Welstand Cultuurhistorie Provenierssingel 15 A 3033 ED Rotterdam www.flexusawc.nl ir. Hugo J. van Velzen drs.ing. Marcel R. van Winsen Sjoerd Keetman Peter Visser Met speciale dank aan: H. van der Werf, cultuurhistoricus gemeente Kampen D. Haagsma, voormalig cultuurhistoricus gemeente Kampen drs. Th. M. van Mierlo, stadshistoricus verbonden aan het Stedelijk Museum Kampen. Rotterdam, februari 2011 ISBN 978-90-813164-5-3 NUR 648 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Flexus AWC te Rotterdam.
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
LEESWIJZER In hoofdstuk 1 ‘Inleiding’ zijn de uitgangssituatie en de opgave die ten grondslag hebben gelegen aan de opdracht tot het schrijven van een cultuurhistorische analyse en waardering benoemd, en zijn de beleidsmatige uitgangspunten voor het beschermd stadsgezicht van de binnenstad van Kampen op een rij gezet. In hoofdstuk 2 ‘Waardenstelling en aanbevelingen’ zijn de cultuurhistorische waardenkaart en de hierbij behorende aanbevelingen voor beleid voor de totole binnenstad en voor de verschillende kwaliteitsgebieden aangegeven. In hoofdstuk 3 ‘Historisch-ruimtelijke karakteristieken van de binnenstad Kampen op vier analyseniveaus’ zijn de belangrijkste cultuurhistorische waarden van de binnenstad behandeld. In hoofdstuk 4 ‘Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling van Kampen tot 2000’ is de ruimtelijke geschiedenis van Kampen vanaf haar ontstaan als nederzetting beschreven. Hoofdstuk 2 vormt het centrale stuk voor de beleidsmatige aanbevelingen, omdat dit hoofdstuk op hoofdlijnen de richting aangeeft van het beschermend ruimtelijk binnenstadsbeleid. Vanuit hoofdstuk 2 wordt doorverwezen naar hoofdstuk 3, waarin meer gespecificeerd de cultuurhistorische en historisch-ruimtelijke waarden worden beschreven en aanbevelingen worden gedaan per benoemde waarde. Hoofdstuk 4, de geschiedenis van de stad Kampen, dient opgevat te worden als een aanvullend hoofdstuk, dat als naslagwerk kan dienen voor het verkrijgen van kennis van het ontstaan en de ontwikkeling van de in hoofdstuk 3 benoemde waarden. Door deze opzet is het voor de lezer mogelijk zich stapsgewijs te verdiepen in de cultuurhistorische waarden van de binnenstad van Kampen en is het mogelijk om de informatie uit deze verkenning gedoseerd en gericht in te zetten voor beleidsmatige vraagstukken, zoals de stedenbouwkundige en architectonische randvoorwaarden voor sloop-nieuwbouw.
Flexus AWC
5
I N H O U D S O P G A V E
INHOUDSOPGAVE
pg
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
9
1.1 SITUATIESCHETS EN OPGAVE 1.2 DE GRONDSLAG VOOR BESCHERMING EN DE DOELSTELLINGEN HIERVAN 1.2.1 De grondslag voor bescherming 1.2.2 Nieuwe ontwikkelingen en inzichten ten aanzien van het beschermd stadsgezicht 1.2.3 Geactualiseerde doelstellingen ten aanzien van het beschermde stadsgezicht
HOOFDSTUK 3: HISTORISCH-RUIMTELIJKE KARAKTERISTIEKEN VAN DE BINNENSTAD OP VIER SCHAALNIVEAUS
25
3.1 HOOFDPRINCIPES VAN DE STAD
27
3.1.1 Vormende determinanten van de stadsplattegrond en hun ruimtelijke resultanten 3.1.2 Hoofdprincipes van de historische stad in kort bestek 3.1.3 Het historisch stedelijke silhouet van Kampen
27 33 35
11 11
11 11 12 12
3.2 STEDENBOUW EN DE HISTORISCH FUNCTIONELE STRUCTUUR 39
1.3.1 Wat zijn cultuurhistorische waarden? 1.3.2 Doelstellingen en focus van dit onderzoek 1.3.3 Uitgangspunten en methoden van onderzoek
13 14
3.2.1 De structuur van de stadsplattegrond: primaire, secundaire en tertiaire structuur 3.2.2 Het stedelijk silhouet en de onderliggende structuur van de stadsplattegrond 3.2.3 De structuur van de stad op een lager schaalniveau: bouwblokken en parcelleringen 3.2.4 Stadsrand
1.4 LITERATUUR, BRONNEN EN ARCHIEFWERK
15
3.3 OPENBARE RUIMTE
65
HOOFDSTUK 2: WAARDENSTELLING EN AANBEVELINGEN
17
2.1 Algemene waardering 2.2 Cultuurhistorische hoofdstructuur van Kampen 2.2.1 Gebieden van topkwaliteit 2.2.2 Gebieden van middenkwaliteit 2.2.3 Gebieden van basiskwaliteit
19 21 23 23 24
3.3.1 Straat 3.3.2 Plein 3.3.3 Stegen, sloppen en gangen 3.3.4 Water 3.3.5 Hoven
65 74 87 93 99
1.3 DEFINITIES, DOELSTELLINGEN, UITGANGSPUNTEN EN METHODEN VAN ONDERZOEK
13 13
6
39 49 49 57
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
3.4 BEBOUWING
99
3.4.1 Bulk en bijzondere bebouwing 3.4.2 Het portaalhuis 3.4.3 De kap 3.4.4 Bijzondere bebouwing
99 101 105 109
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
HOOFDSTUK 4: GESCHIEDENIS EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING 115 VAN KAMPEN TOT 2000 4.1 Inleiding 4.2 Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1100 - 1330: een nederzetting groeit uit tot stad 4.3 De periode van de late Middeleeuwen: een periode van sterke groei 4.4 Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1330 - 1385: aanvang van sterke groei 4.5 Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1385 - 1475: het doorzetten van sterke groei 4.6 Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1475 - 1560: het tij keert 4.7 Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1560 - 1830: een periode van verval 4.8 Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1830 - 1870: aantrekken van de groei 4.9 Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1870 - 1945: continuering 4.10 Geschiedenis en ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1945 - 2010: naoorlogse groei en herijking van de binnenstad
117
NOTEN, LITERATUUR EN ILLUSTRATIEVERANTWOORDING BIJLAGEN
181 189
Flexus AWC
117 127 127 137 143 147 159 169 175
7
[...]
2
3
HISTORISCH-RUIMTELIJKE WA ARDE N ST E LLI N G EN A A NKARAKTERISTIEKEN B EVEL IN G E N
VAN DE BINNENSTAD OP VIER SCHAALNIVEAUS
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
IJsseldijk hoekverdraaiing tussen Houtzagersteeg en Botervatsteeg: vermoedelijke restontginning
richtingen polderverkaveling
Reeve weteringenstructuur Vloeddijk Prestedelijke structuren. (FLX)
Kadastrale minuut 1818 met aanduiding van de belangrijkste historische gebouwen. Uit: Historische stedenatlas van Nederland. Afl.4: Kampen.
26
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
3.1 HOOFDPRINCIPES VAN DE STAD 3.1.1 Vormende determinanten van de stadsplattegrond en hun ruimtelijke resultanten De plattegrond van historische steden is de resultante van een groot aantal processen, factoren, (pre)stedelijke structuren en artefacten (‘maatschappelijke’ en fysieke’ vormdeterminanten), die over een lange tijd en op complexe wijze op elkaar hebben ingewerkt en een ‘gelaagde’ en voor iedere stad unieke stadsplattegrond hebben achtergelaten. Op het fysieke vlak zijn voor het ontstaan en de ontwikkeling van de stadsplattegrond vooral de volgende fysieke vormdeterminanten van belang: A B C D E F
geomorfologie en natuurlijk landschap prestedelijke ontginnings- en infrastructuur agrarische verkavelingsstructuren (pre)stedelijke en stadsvormende artefacten ontworpen en autonome structuren & wet- en regelgeving functionele en sociaal-economische structuren. 3.1
Per onderdeel zullen deze vormende determinanten voor Kampen in het hiernavolgende beknopt worden behandeld. A Geomorfologie en natuurlijk landschap: IJssel, Reeve, veen, geen oeverwal Het onderliggende veenlandschap en de rivier zijn van groot belang geweest voor de vorm van de stadsplattegrond en de ruimtelijke vorm van Kampen. Kampen heeft zijn ontstaan en ontwikkeling te danken aan de IJssel. Uit de opbouw van de aardlagen heeft men kunnen afleiden dat de IJssel zo’n 10.000 jaar geleden reeds een vrij grote rivier was, maar nadien geruime tijd een bescheiden, slechts weinig materiaal transporterende stroom is geweest. Pas in de loop van de Middeleeuwen werd de rivier weer wat breder. De gesteldheid van de bodem waarop het oudste deel van Kampen werd Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
gebouwd wijkt dan ook betrekkelijk weinig af van het in het westelijk deel van de stad gelegen veen- en kleigebied. Zij vertoont niet de duidelijke oeverwallen die werden gevormd door rivierafzettingen van zand en klei. Ook ligt Kampen niet op rivierduinen, zoals bij Deventer het geval is. Kampen ligt derhalve op een oud veenpakket waar ook de omgeving uit is opgebouwd en dat niet door de diverse zeespiegelstijgingen of overstromingen van de rivier is aangetast. Natuurlijke hoogteverschillen zijn er dan ook nauwelijks in deze stad, alleen hoogteverschillen als gevolg van ophogingen en bedijkingen. Het ontbreken van een zandrug en een oeverwal heeft ertoe geleid dat Kampen een regelmatiger plattegrond heeft dan veel andere riviersteden die op een oeverwal waren gevestigd, en waarbij afgetakte rivierarmen of kromme straten meer de regel zijn, zoals in Zutphen of Zaltbommel. Naast de waterloop van de IJssel is waarschijnlijk ook nog een andere natuurlijke waterloop bepalend geweest voor de stadsplattegrond van Kampen: het watertje de Reeve, naar alle waarschijnlijkheid een zijtak van de IJssel, één van de vele armen waarin de rivier zich in haar uitmondingsgebied in de loop der tijden verdeeld heeft, en die volgens verschillende auteurs in ieder geval vanaf de Cellebroedersweg tot aan het Oorgat nog steeds herkenbaar is in de loop van de Burgel.3.2 De stad zou dan ontstaan zijn in de knik die IJssel en Reeve maakten. In de Middeleeuwen werd de IJssel weer breder. Door een combinatie van factoren kon de rivier steeds meer water aan zich trekken waardoor zij een grotere stroomsnelheid kreeg. Het gevolg was dat de rivier meer zandig materiaal aanvoerde dat bij de monding van de rivier werd afgezet. Dit proces heeft de IJsseldelta gevormd. Hierdoor kwam de stad echter steeds verder van de monding van de IJssel in de Zuiderzee te liggen en werd moeilijker met diepgaande schepen te bereiken. B & C Prestedelijke ontginnings- en infrastructuur en agrarische verkavelingsstructuren Dijken en polderontginning De wisselwerking tussen de mens en landschap heeft een sterke rol gespeeld bij het ontstaan van de stadsplattegrond. 27
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Vogelvlucht Oudestraat/IJsseldijk (GRO). In de verte de Bovenkerk Links de Voorstraat (Achter de Nieuwe Muren).
28
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
De door de eerste bewoners van Kampen opgeworpen ophogingen langs de rivier zijn de basis geweest voor de nederzetting. Op de individuele ophogingen (de ‘werven’), die werden opgeworpen om de voeten droog te houden, werden de huizen gebouwd van boeren, handelaars en vissers. Vanuit de aaneenschakeling van werven is de dijk (de huidige Oudestraat) gegroeid, die licht gebogen de loop van de IJssel volgt. Haaks hierop lagen de sloten en paden over de weiden en akkers, die in de loop van de 14de eeuw werden omgevormd tot stegen en straten, zoals de stegen tussen de Geerstraat en de Broederstraat en de stegen en straten tussen de Buitenhaven en de Botervatsteeg. Het gedeelte tussen de Houtzagersteeg en de Botervatsteeg is vermoedelijk ontstaan op een ‘restontginning’, dat wil zeggen een nog niet ontgonnen stuk land dat overbleef tussen ten opzichte van elkaar verdraaide agrarische verkavelingen.3.3 D Prestedelijke en stadsvormende artefacten Behalve het natuurlijke en agrarische landschap van vóór de ontwikkeling van de stad, zijn ook bepaalde gebouwen, complexen, of door de stedelingen gemaakte structuren vormend geweest voor (delen) van de stadsplattegrond en de ruimtelijke opbouw. Dit zijn structuren (bijvoorbeeld weteringen
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
of grachten), gebouwen of complexen die een zodanige omvang of betekenis hebben voor de stad, dat deze een ‘afdruk’ op het omliggende weefsel hebben nagelaten. Burgel en weteringenstructuur De Burgel en de hier omheen uitgelegde weteringenstructuur zijn dergelijke structuren die invloed gehad hebben op de stadsplattegrond en die in dit geval als prestedelijk benoemd kunnen worden. De Burgel, die voor een deel van zijn verloop vermoedelijk een natuurlijke oorsprong heeft in de veenrivier de Reeve, en die lange tijd de begrenzing van de stad vormde, werd aan de buitenzijde begrensd door de Vloeddijk, die een onderdeel vormde van een stelsel van dijken uit het eind van de 13de, begin 14de eeuw, bedoeld om het veengebied ten westen van de stad tegen het water van de IJssel en de zee te beschermen.3.4 De beide openingen van de Burgel in de IJssel waren immers niet door sluizen afgesloten, zodat het water van de rivier vrij in en uit kon stromen. Lange tijd heeft de Vloeddijk gefungeerd als uiterste grens van de stad in het westen. De Vloeddijk was al vroeg bebouwd, in weerwil van de keuren van het stadsbestuur. De achter de Vloeddijk gelegen weteringenstructuur, die dienst deed voor het ontwateren van de achterliggende polder Broeken en Maten, heeft ten grondslag gelegen aan het hoofdstratenpatroon in de latere Nieuwstad. Dit is het geval ter plaatse van de Groenestraat, waarbij de kavelstructuur aan beide zijden van de straat niet doorloopt, hetgeen wijst op een niet-gelijktijdige ontwikkeling van de beide zijden van de straat. Langs de Groenestraat heeft oorspronkelijk vermoedelijk een wetering gelopen, die hiervan de oorzaak is geweest. Ook de locatie van de vestgracht is door de weteringenstructuur bepaald. De vestgracht is een tot stadsgracht vergraven wetering.3.5 IJsseldijk Straten kunnen ook zélf stadsweefselvormend zijn, vooral de oudste en meest belangrijke. In Kampen is dat met name bij de Oudestraat het geval. Vanuit de kavels aan deze straat zijn de achterliggende Hofstraat en de Boven en Buiten Nieuwstraat ontwikkeld, die in hun beloop de Oudestraat volgen. De Oudestraat volgt op zíjn beurt weer de loop van de IJssel.
Flexus AWC
29
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Vogelvlucht Bovenkerk en Koornmarktpoort (GRO)
Uitsnede Kadastrale Minuut uit 1818. De Bovenkerk is afgezien van het kerkhof nauwelijks stadsweefselvormend geweest voor zijn omgeving. (GA)
30
Uitsnede kadastrale Minuut uit 1818. De Buitenkerk is ingepast in een ‘weggelaten’ bouwblok, maar heeft niet zelf het weefsel gevormd. (GA)
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
Verlanding buitendijkse eigendommen De stegenstructuur aan de oostzijde van de stad, tussen de Oudestraat en Voorstraat, is in dit kader een specifiek geval. Deze dertien stegen, die niet aansluiten op de stegenstructuur aan de westzijde van de Oudestraat, zijn naar alle waarschijnlijkheid de verstedelijkte restanten van de oude perceelscheidingen van de weiden in de ooit buitendijks gelegen gronden. Maar het is ook aannemelijk dat zij teruggaan op steigers en havenhoofden die hier mogelijk hebben gelegen, daar in de late Middeleeuwen de Buitenhaven nog niet was aangelegd. Dit veronderstelt dan wel dat het stadsdeel tussen Voorstraat en Oudestraat is aangeplempt en niet aangewassen. 3.6 Stadsmuur De middeleeuwse stadsmuur is eveneens vormend geweest voor een deel van de stadsplattegrond. De Voorstraat aan de IJsselzijde van de stad (eerst aangelegd als de Waterstraat in de 14de eeuw, en later Achter de Nieuwe Muren geheten) heeft zich gevormd langs de stadsmuur en volgt het beloop ervan. Aan de westkant van de stad is de stadswal echter niet of nauwelijks vormend geweest voor het stadsweefsel. De Groenestraat en de Heilensteeg (huidige Bregittenstraat) volgen hier de loop van de Burgel, en de dwarsstraten uit de 19de eeuw zijn relatief autonoom dwars op de Groenestraat en de Ebbingestraat gelegd. Voor meer informatie over de ‘imprint’ van de stadsmuur op de stadsplattegrond, zie paragraaf 3.2.4 Stadsrand. De stadsbrug De stadsbrug heeft als stadsvormend artefact invloed gehad op de stadsplattegrond van Kampen. Deze uit 1448 daterende brug onderstreepte door middel van de aansluiting op de Vispoort de voor de stad zo belangrijke oost-westverbinding van de Broederstraat en Broederpoort dwars door de stad, en bestendigde met de aanlanding bij de zich ten noorden van de brug bevindende brede laad- en loskade het belang van dit gedeelte van de stad. Hierdoor verschoof het economisch zwaartepunt van de Koornmarktpoort (aanlanding van het oude veer) definitief naar de Vispoortzijde.
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Kloostercomplexen Ook (voormalige) kloostercomplexen hebben invloed gehad op de ontwikkeling van de stadsplattegrond, zowel op het weefsel in de directe nabijheid van het klooster, als op de stadsontwikkelingen op de plaats van het klooster zélf wanneer deze werd opgeheven. In Kampen is dat het geval geweest bij het Broederklooster, dat de Nieuwe Markt heeft gevormd, het St. Geertruidengasthuis aan de Burgwal, bij het huidige Myosotis – dat nu nog altijd als een grootschalig complex herkenbaar is – het Bregittenklooster waar de Vloeddijkkazerne voor in de plaats is gekomen, het Cellezusterklooster langs de Broederweg, het Cellebroederklooster langs de Cellebroedersweg, alsmede bij enkele andere kloostergebouwen. Vaak zijn ook de belangrijkste kerken en gebouwen van stadsbestuur en handel van invloed geweest op de ontwikkeling van de stadsplattegrond, maar dat is in Kampen opmerkelijk genoeg niet of nauwelijks het geval. Opvallend is dat het weefsel rondom de toenmalige Sint Nicolaaskerk (de huidige Bovenkerk) een eigen zuidoost-noordwest lopende structuur heeft die niet op de Bovenkerk is georiënteerd. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van het stadsweefsel in deze hoek van de stad niet vanuit een compacte kern rondom de Bovenkerk is gestart. Ook bij de Buitenkerk is geen sprake van nadrukkelijke invloed van de kerk op de stadsplattegrond. Deze kerk is gesitueerd in het midden van een aan de randen onvolledig ingevuld bouwblok en heeft verder geen stadsplattegrond-vormende werking gehad, afgezien van de open ruimte rondom de kerk die de plaats van het voormalige kerkhof aangeeft. Het stadhuis, het belangrijkste gebouw van openbaar bestuur en handel, is geplaatst op de punt van een vorksplitsing en is daarmee een invulling van het bestaande weefsel. Dit maakt duidelijk dat ook dit gebouw niet bepalend is geweest voor de vorm van de stadsplattegrond. De enige uitzondering op de bovenstaande voorbeelden is de Koornmarktspoort, die een voorplein heeft waar omheen de bebouwing is georganiseerd. In het algemeen kan gesteld worden dat grote, specifiek ruimtevormende gebouwen die de aanliggende stedelijke ruimte stedenbouwkundig, architectonisch of wat betreft ontsluiting of oriëntatie sterk bepaald hebben, zeldzaam zijn in Kampen. De stedelijke ruimtes rondom de grote gebouwen 31
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
bestaan eerder uit een naadloze voortzetting van de straten die op deze gebouwen uitkomen, of die er eenvoudigweg langslopen. E Ontworpen en autonome structuren & wet- en regelgeving Planmatige aanleg nauwelijks af te lezen uit de stadsplattegrond Hoewel vaak wordt verondersteld dat de historische, en dan vooral de middeleeuwse stad, organisch gegroeid is met minimale regelgeving, is dat toch niet het geval. Er zijn wel degelijk straten planmatig aangelegd - ook in Kampen - maar ook was regelgeving op velerlei terreinen van het bouwen al in de 14de eeuw gemeengoed. Hierbij moet er een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen planmatig aangelegde straten en pleinen (in de zin van in één keer doelbewust ontworpen en gereguleerd bebouwd, onder overheidstoezicht), en regelgeving (‘keuren’) omtrent het bouwen. Er kan van worden uitgegaan dat de oudste straten van Kampen organisch zijn gegroeid of op particulier initiatief zijn aangelegd en later gereguleerd door overheidsingrijpen. Hiervan zijn de Oudestraat en de Groenestraat voorbeelden, evenals de meeste dwarsstegen en straten tussen Oudestraat en Burgwal, alsmede de uitvalswegen, zoals de Broederstraat en de Geerstraat. Maar er zijn ook stegen en straten die min of meer planmatig tot stand zijn gekomen, als onderdeel van een stadsuitbreiding. Mogelijk is dit het geval bij de straten ten noorden van de Botervatsteeg en bij de vele stegen tussen de Oudestraat en de Voorstraat. Deze zijn op dermate regelmatige afstand van elkaar gelegen dat een planmatige aanleg mag worden verondersteld. De ruimtelijke verschillen tussen organisch gegroeide of planmatig aangelegde straten zijn lang niet altijd even evident. Beide typen waren vaak zo recht mogelijk, maar onregelmatigheden konden wel degelijk voorkomen. Al met al heeft regelgeving toch wel de grootste impact gehad op de vorm van de stad. Al vroeg in de 14de eeuw kende Kampen bepalingen omtrent het verstenen van huizen, 37 spoedig gevolgd door regelgeving en subsidie voor het vervangen van rieten en houten daken door dakpannen. Er werden ook keuren uitgegeven over de minimale breedte van huizen, het vervangen van lemen en houten rookafvoeren door stenen, en het bouwen in de voor32
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
gevelrooilijn. Vooral dit laatste is zeer bepalend geweest voor de vorm van de stadsplattegrond. In de 16de eeuw is er een overheidscampagne geweest om in de hele stad de voorgevelrooilijnen recht te trekken, te ver uitstekende voorgevels te laten afbreken en overbouwsels te verwijderen. Deze beweging tot het reguleren en rechttrekken van gevels en rooilijnen betrof zowel de oudste, min of meer gegroeide straten als de geplande of in één keer aangelegde exemplaren. Uiteindelijk is uit de stadsplattegrond van de binnenstad van Kampen nauwelijks af te lezen of het om een ontworpen structuur gaat of om een min of meer ‘organisch’ gegroeid geheel, omdat beiden zijn gereguleerd en door de overheid bijgestuurd. F Functionele en sociaal-economische structuren Uitgesproken verschil tussen Oude stad en Nieuwstad De functionele en sociaal-economische patronen, dat wil zeggen de verdeling van (economische en maatschappelijke) functies en welvaart over de stad is eveneens een bijzonder sturende factor in het ontstaan van de stadsplattegrond geweest. In Kampen is vooral van belang dat in de Nieuwstad, het gebied ten westen van de Burgel, enkele grote kloosters waren gevestigd vanaf de 14de eeuw, die tijdens de reformatie in het laatste kwart van de 16de eeuw werden opgeheven, en waarvan op enkele locaties nog de restanten in het stadsweefsel zijn opgenomen. Kenmerkend is dat de kloostertuinen vaak pas in een latere periode bebouwd zijn, waardoor op dit moment hun locatie soms nog duidelijk afleesbaar is in het stadsweefsel. De Nieuwstad werd hiernaast gekenmerkt door vooral agrarische bebouwing, tuinen en stadsboerderijen die achter de Groenestraat een groot deel van dit gebied in beslag namen. Deze groene gordel en de agrarische functies hebben zich kunnen handhaven tot in de 20ste eeuw. Het gebied is in functionele zin nog altijd afwijkend van de rest van de stad, omdat juist hier een sterke verdichting van arbeiderswoningen heeft plaatsgevonden vanaf het derde kwart van de 19de eeuw. In stedenbouwkundige opzet en architectonische beeldtaal sluit dit gebied echter goed, zo niet onzichtbaar aan op de andere delen van de historische stad omdat de meeste stedenFlexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
bouwkundige en architectonische principes niet sterk afwijkend zijn. Ook de stedenbouwkundige karakteristieken van de Oudestraat zijn een weerslag van de sociaal-economische en functionele geschiedenis van dit deel van de stad. Deze straat, die de ontstaansbasis van de stad is geweest, is vanouds ook het rijkste gedeelte van de stad geweest, waar veel handelaren waren gevestigd. Hierbij moet de aantekening gemaakt worden dat het zwaartepunt van economische activiteit – zeker na de bouw van de grote stadsbrug in 1448 – verschoven is van de Sint Nicolaaskerk en de Koornmarktspoort naar het noorden, richting Vispoort en Broederstraat. Stedenbouwkundig wordt de Oudestraat gekenmerkt door een opvallende breedte, de hoogste bebouwing van de stad en opvallend diepe en smalle percelen. De buurt tussen de Oudestraat en de Burgwal was minder welvarend en sterk gemengd wat betreft bevolkingssamenstelling. Dit is nog altijd af te lezen aan het grote verschil tussen de bebouwing aan de Hofstraat en de Nieuwstraat, die beiden een verschillend welvaartsniveau hadden. Het gebied boven de Botervatsteeg is eveneens altijd iets minder welvarend geweest, maar aan het stedenbouwkundig patroon is dit lastig af te lezen. Aanbeveling vormende determinanten van de stadsplattegrond Bij ingrepen in het historisch weefsel van de binnenstad: de historische vormende determinanten als uitgangspunt meenemen in het stedenbouwkundig en architectonisch ontwerp. 3.1.2 Hoofdprincipes van de stadsplattegrond in kort bestek Langgerekte stad De historische kern van Kampen is in langgerekte vorm langs de IJssel uitgestrekt en relatief ondiep. De stad meet 1400 meter in de lengte en ca. 425 meter in de diepte op het breedste punt en heeft daarmee een zeer karakteristieke langgerekte en ondiepe hoofdvorm die met geen enkele historische stad in Nederland is te vergelijken. De ontwikkeling van de stad heeft hoofdzakelijk plaatsgevonden vanuit het zuiden langs lineaire structuren – de Oudestraat en de achterliggende secundaire straten - naar het noorden toe, de loop van de IJssel volgend, om Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
slechts éénmaal - met de Nieuwstad – in de diepte uit te breiden, de Burgel over. Een dergelijke lineaire groei is gebruikelijk voor een stad die langs een dijk is gegroeid en in de achterliggende polder is uitgebreid, zoals ook Amsterdam en Rotterdam zijn gegroeid. Kampen is dan ook een combinatie van de ideaaltypische historische stadstypen van ‘dijk- en damstad’ en ‘polderstad’ (zie het kader op de volgende bladzijden). Combinatie van een dijk- en polderstad In de Nederlandse context is het uitzonderlijk dat Kampen nooit een dam heeft gekend en dus feitelijk enkel een dijkstad is. De dijk is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan uit de geleidelijke aaneengroeiing van meerdere woonterpen of werven, een ontwikkeling die niet aan alle dijksteden ten grondslag heeft gelegen. Ook wat betreft het type polderstad is Kampen een vreemde eend in de bijt. Poldersteden kennen vrijwel altijd een uitgebreid stelsel aan grachten en een zeer duidelijke voortzetting van het patroon aan poldersloten in het stratenbeloop. Behalve de Burgel zijn er in Kampen geen grachten, en ook het doorlopen van het prestedelijke agrarische patroon in de stadsplattegrond is weliswaar aanwezig, maar niet zo eenduidig als in bijvoorbeeld Delft of Amsterdam.38 Gridstructuur Kenmerkend voor dijksteden en poldersteden is het relatief rechtlijnige beloop van de straten, waarbij er op meerdere plekken zelfs sprake kan zijn van een ‘grid’, een rechthoekig raster dat zijn regelmatigheid ontleent aan de op rationele wijze tot stand gekomen polderverkaveling waarop de stad later is gebouwd en gegroeid. Dit grid is echter zelden geheel regelmatig, omdat vrijwel altijd de onregelmatigheden van de bestaande landschappelijke ondergrond in de stadsplattegrond zijn verwerkt. Ook in de plattegrond van Kampen zijn deze principes te herkennen: de stad kent een rechtlijnig en betrekkelijk regelmatig stratenpatroon van noord-zuid lopende hoofdstraten en (min of meer) haaks daarop geplaatste dwarsverbindingen, waarbij er slechts drie als uitvalsweg van primair belang zijn, maar de meerderheid van secundair belang is of zelfs onder de categorie ‘stegen’ valt. Dit resulteert in een prachtige ruimtelijke spanning van lineaire noord-zuidstructuren die mede door de krommingen, de fluctuaties in straat33
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
Hoofdprincipe van de binnenstad: ‘Stad in twee delen’. (FLX) Het oudste middeleeuwse stadsdeel ten oosten van de Burgel (oudroze), en de ‘Nieuwstad’ (na 1462) ten westen hiervan (bruin). Beide stadsdelen hebben elk een eigen karakter, wat een waardevol ruimtelijke onderscheid vormt. Desalniettemin zijn de verschillen toch dermate overzichtelijk dat beide delen een overtuigende eenheid vormen met dezelfde stedenbouwkundige en architectonische basisprincipes.
34
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Hoofdprincipe van de binnenstad: ‘Twee typen historische stadsranden’. (FLX) Aan beide kanten toont Kampen zich naar buiten toe als een historische stad, al zijn beide stadsranden elk van een geheel ander karakter. Het sterk historische karakter van deze stadsranden, in combinatie met hun lengte én hun niet-diffuse karakter (één stedenbouwkundige en architectonische signatuur en een strakke begrenzing) maakt dat de stad zich naar buiten toe krachtig als een historische stad ‘aankondigt’, en van binnenuit de historische stad helder begrensd is. Dergelijke heldere begrenzingen, die bovendien een hoge ruimtelijke kwaliteit hebben, worden maatschappelijk hoog gewaardeerd.
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
profiel en de ‘straatsprongen’ een labyrintisch effect bewerkstelligen, die, gecombineerd met plotselinge vergezichten op het water van de IJssel en het groen van het Plantsoen de beleving oproept van de binnenstad als een aparte, van de omgeving afgezonderde ruimtelijke eenheid, die tegelijkertijd sterk met het landschap is verbonden en hieruit voort is gekomen. Stad in twee delen De historische stad van Kampen bestaat uit twee duidelijk van elkaar te onderscheiden ‘helften’: het stadsdeel ten oosten van de Burgel, het huidige stadscentrum, en dat ten westen ervan: de ‘Nieuwstad’. Elk van deze helften heeft een eigen karakter. Het gebied ten oosten van de Burgel is het oudste en meest stedelijke deel, het deel ten westen daarvan is eeuwenlang hoofdzakelijk gedomineerd geweest door agrarische functies. Dit is nog altijd goed te zien aan de lagere bebouwing en de meer open en onregelmatige structuur van het stadsweefsel. Voor meer informatie over de Nieuwstad, zie paragraaf 3.2.4 Stadsrand. Twee typen historische stadsranden: water en groen De historische stad van Kampen wordt door nog een sterk in het oog springende hoofdkarakteristiek gekenmerkt: de krachtige historische presentatie van de stad aan haar randen, waarbij er sprake is van twee typen historische stadsranden van elk een volledig ander karakter. De IJsselkade vormt de rand van de historische stad aan de waterzijde en heeft ondanks haar 19de eeuwse en zelfs 20ste eeuws bebouwingsbeeld een sterk historische representatie, in belangrijke mate door de historisch geïnspireerde stijlen en samenhang in architectuurbeeld. Aan de landzijde van de stad vormt de walzone een heldere en eenduidige begrenzing met een sterk historische connotatie, waarbij de oude stadspoorten en de ondubbelzinnige afbakening van de historische stad door het groene en grotendeels onbebouwde singelpark een grote rol spelen. Voor meer informatie over de Stadsrand, zie paragraaf 3.2.4. Stadsrand. Aanbeveling hoofdprincipes stadsplattegrond Handhaven, zo mogelijk versterken en waar verstoord herstellen van deze hoofdprincipes, dat wil zeggen: afzien van transformaties die de beleving Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
van het langgerekte karakter van de stad aan zouden kunnen tasten (zowel in silhouet als in de langgerekte noord-zuidstructuur zelf), handhaven en waar verstoord herstellen van het grid, handhaven van het subtiele verschil tussen de twee stadshelften, en handhaven van het sterk samenhangende historische karakter van de twee typen historische stadsranden, dus van de krachtige historische uitstraling van de stad naar buiten toe. 3.1.3 Het historisch stedelijke silhouet van Kampen Het historische silhouet van de stad vanaf de IJssel is in cultuurhistorisch en ruimtelijk opzicht een uiterst belangrijke karakteristiek van Kampen, temeer daar een dergelijk weinig door moderne ontwikkelingen aangetast silhouet van een rivierstad van deze omvang in Nederland nog maar weinig voorkomt en derhalve op nationale schaal een grote zeldzaamheidswaarde heeft. Door het ongeschonden karakter ervan draagt het historisch silhouet van Kampen bovendien onevenredig veel bij aan de betekenis van de historische ‘ketting van IJsselsteden’ die als historisch ‘landschap’ zelfs in internationaal opzicht buitengewoon genoemd kan worden. Van de IJsselsteden heeft alleen Zutphen nog een dergelijk relatief ongeschonden silhouet. In Doesburg, Deventer en Zwolle is het historische IJsselsilhouet door moderne hoogbouw in óf rondom de binnenstad al aangetast. Kenmerkend voor het silhouet van historische steden van vóór de industriële revolutie is dat alleen de belangrijkste gemeenschapsgebouwen uitsteken boven de ‘bulk’ van woonhuizen en panden met minder belangrijke functies. De panden met de belangrijkste gemeenschapsfunctie – de hoofdkerken, het stadhuis (alleen indien met toren) – vormen als het ware de bovenste ‘laag’ van de stad. In de laag daaronder zijn in een historisch Nederlands stadssilhouet vaak de gebouwen te zien die eveneens een gemeenschapsfunctie hebben, maar van geringere betekenis zijn voor de stad – de parochiekerken en stadspoorten bijvoorbeeld – terwijl in de laag dááronder gebouwdelen (vaker dan de gebouwen als geheel) van allerlei instellingen te zien zijn (bijvoorbeeld klokketorens van kloosters). De onderste laag is weggelegd voor de woonhuizen en bedrijfsgebouwen zoals pakhuizen. Woningen in een historisch stad, al dan niet gestapeld, steken dus zelden of 35
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
IJsselfront en Bovenkerk. (FLX, 2009)
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
IJsselfront en Buitenkerk. (FLX, 2009)
Totaalpanorama IJsselfront. (Tekening Jan Schilder, 2009)
38
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
nooit boven de eerste of tweede laag uit. Een ander, zeer belangrijke karakteristiek van het historisch silhouet is het spitse karakter ervan. Het gehele stadssilhouet bestaat uit spits toelopende kappen in verschillende gradiënten, zowel van grote gebouwen als eenvoudige woonhuizen. Dit klit de verschillende gebouwen van uiteenlopende functies en stedelijke betekenis aan elkaar en zorgt voor een sterk coherent beeld van het silhouet en het aanzicht van de stad. De introductie van platte daken, los van de architectonische kwaliteiten die plat afgedekte gebouwen kunnen hebben, tasten deze coherentie van het historisch silhouet doorgaans sterk aan. In Kampen is de opbouw van het historische silhouet – hoewel versoberd in de 19de en 20ste eeuw door de afbraak van de wallen en enkele kloostergebouwen – vrijwel geheel ongeschonden bewaard gebleven, en is ook het spitse karakter van het silhouet nog grotendeels intact. Aanbeveling historisch stadssilhouet Gezien het grote (nationale) belang en de zeldzaamheid van het historisch stadssilhouet van Kampen is strikte handhaving van het huidige historisch stadssilhouet het meest verantwoord. Uiterste zorgvuldigheid bij alle ingre-
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
pen die invloed zouden kunnen hebben op het silhouet is geboden. Dat wil zeggen: bij transformaties en nieuwbouw respecteren van de gelaagdheid van het historische stadssilhouet, waarin verschillende functies een verschillende plaats in de lagen van het stadssilhouet innemen, en strikt handhaven en versterken van het spitse karakter van het stadssilhouet. Ook bij nieuwbouw buiten de binnenstad de invloed hiervan op het historisch stadssilhouet afwegen. Een dergelijke afweging kan het best worden geëffectueerd door een combinatie van een beperking van bouwhoogten in en buiten de binnenstad en de verplichting tot het maken van een silhoueteffectrapportage bij nieuwbouw boven een bepaalde hoogte in en buiten de binnenstad als instrument standaard in de bestemmingsplannen op te nemen.
3.2 STEDENBOUW EN DE HISTORISCH-FUNCTIONELE STRUCTUUR 3.2.1 De structuur van de stadsplattegrond: primaire, secundaire en tertiaire structuur In historische steden is op het niveau van de stad als geheel sprake van een hiërarchie tussen hoofdstraten, zij- en achterstraten en stegen, ook wel benoemd als primaire, secundaire en tertiaire structuur, waarbij de rangorde
39
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Overzicht van de primaire, secundaire en tertiaire structuur van Kampen. (FLX) Donkerbruin: primaire structuur Lichtbruin: secundaire structuur Blauw: tertiaire structuur Gestippeld: nieuwe, 20ste eeuwse structuren
40
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
van de straat in het stedelijk weefsel zich veelal vertaalt in een specifiek doorsnedeprofiel (= straatbreedte : bebouwingshoogte), karakteristieke kavelgrootte en architectonische expressie van de bebouwing. 3.11 Primaire structuur Onder primaire structuur vallen: • de belangrijkste verbindings- en ontsluitingsroutes voor de stad als geheel. • de routes die (vaak) de gehele stad overspannen. • de ‘ruimtelijke dragers’ van de gehele ontsluitingsstructuur van de stad • De ruimtes waarlangs de eerste bebouwing van de stad is ontstaan en van waaruit de secundaire en tertiaire structuur zijn gegroeid. • De ruimtes waarlangs vanouds de centrale functies van de stad zijn gevestigd en de grootste clustering van kleinschalige bedrijfs- en detailhandelsfuncties plaatsvindt. De ruimtelijke kenmerken van de primaire structuur zijn in het kort: • vaak het breedste profiel en de hoogste bebouwing van de stad • altijd aaneengesloten bebouwing. • vrijwel altijd een consequente schakeling van individuele ‘diephuizen’, dat wil zeggen langgerekte panden voor één of hooguit enkele huishoudens met de korte zijde aan de straat en de kaprichting dwars op de straat. • vaak de straten met de breedste bebouwing (maar deze bebouwing is vaak niet breder dan een factor 1,3 tot 1,5 keer de pandbreedte van de panden in de secundaire structuur). Vanaf de 19de eeuw worden panden in de primaire structuur een enkele maal samengevoegd ten behoeve van een winkelfunctie of bedrijfspand. • sterk individuele bebouwing, met wisselende hoogten, breedtes en gevelarchitectuur, maar niettemin met dezelfde basisprincipes wat betreft aansluiting op de openbare ruimte, volumeopbouw en architectuur. • Vaak is de hoogte van de bebouwing twee á drie lagen plus kap. • Vaak een strakke rooilijn (die over grotere stukken wél in- en uit kan zwenken), waarbij de privéstoepen vanaf de 19de eeuw dikwijls zijn verwijderd. 3.12 Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Voor Kampen zijn straten van de primaire structuur en enkele dwarsprofielen van de primaire structuur op de volgende bladzijde weergegeven. De situatie in Kampen komt grotendeels overeen met de algemene typering van de primaire structuur hierboven, al zijn er enkele lokale bijzonderheden. Bij de primaire structuur in Kampen gaat het voornamelijk om de Oudestraat, maar ook om de IJsselkade, de Vloeddijk en Burgwal ter weerszijden van de Burgel en de uitvalswegen naar het westen (Broederstraat, Cellebroederstraat, Geerstraat). Langs de meeste ruimten van de primaire structuur is het ‘diephuis’ sterk overheersend (Oudestraat, Broederstraat, Cellebroederstraat, Geerstraat), maar aan de Burgel komen hier en daar ook ‘dwarshuizen’ voor (rechthoekige panden met de lange zijde langs de straat gelegen en een kap evenwijdig aan de straat). Ook langs de IJsselkade komen relatief veel dwarspanden voor, vanwege de hier geringe diepte van de kavels. Langs al deze ruimten van de primaire structuur is de hoogte twee á drie lagen plus kap, op dit moment voornamelijk bestaande uit lijstgevels. Langs de Burgel is de bebouwing gemiddeld iets lager. Vooral langs de IJsselkade is veel bebouwing 19de eeuws, maar sluit wat betreft ruimtelijke opbouw van het volume en de architectonische basisprincipes sterk aan op de historische bebouwing van vóór de 19de eeuw. Vóór het aftoppen van de geveltoppen en de vervanging hiervan door lijstgevels vanaf het eind van de 18de eeuw oogde de bebouwing langs de primaire structuur zelfs iets hoger en stedelijker dan nu. De kap was immers vóór de sloop van de topgevels verborgen achter een hogere gevel, terwijl de kap na het aftoppen volledig zichtbaar is geworden vanaf de straat. Tijdens de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw heeft er incidenteel schaalvergroting plaatsgevonden langs de primaire structuur, maar minder dan in veel andere historische steden in deze periode. Dit heeft voornamelijk plaatsgevonden langs de Oudestraat. Hierbij werden veelal twee of hooguit drie panden samengevoegd, waarbij de gevelarchitectuur in zijn hoofdprincipes voortbouwde op die van vorige eeuwen. Pas in de tweede helft van de 20ste eeuw heeft schaalvergroting plaatsgevonden waarbij ook de volumeopbouw en de gevelarchitectuur dermate ging afwijken dat breuken in structuur en bebouwingsbeeld optraden. Enkele voorbeelden van dit laatste zijn Myosotis aan de Burgwal, C&A aan de Oudestraat en het 41
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
boven: Zicht op de Oudestraat (primair) en de hierachter gelegen Hofstraat (secundair). (GRO) Onder: doorsnedeprofiel Oudestraat. (FLX)
12/16
2
8
2
12
links: Overzicht van de primaire structuur van Kampen t.p.v. de Oudestraat. (FLX) 42
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
appartementencomplex op de hoek van Vloeddijk en Meeuwenweg, met voor de binnenstad afwijkende platte dakvormen. Aantastingen, Transformaties De primaire structuur is in Kampen nog grotendeels intact wat betreft structuur en bebouwingsbeeld, maar functioneert niet overal meer even goed als primaire structuur wat betreft de concentratie van kleinschalige bedrijvigheid en detailhandel of centrumfuncties. Hierbij valt vooral de (relatieve) monofunctionaliteit van de Broederweg, de Cellebroederweg, de Geerstraat en grote delen van de Vloeddijk en Burgwal op. Secundaire structuur De stedelijke ruimten van de secundaire structuur ontsluiten niet op stadsniveau, maar op wijk- en buurtniveau, zijn vaak ontstaan vanuit de achtererven van de primaire structuur of verbinden stedelijke ruimten van de primaire structuur. Het betreft vaak de zij- en parallelstraten en minder belangrijke pleinen en grachten. Onder de secundaire structuur wordt verstaan: • de belangrijkste verbindings- en ontsluitingsroutes op buurt- en wijkniveau. • meestal een doorlopende structuur over meerdere bouwblokken, maar niet over de lengte van de gehele stad • meestal aangetakt aan de primaire structuur (zijstraten) • soms een achterstraat, parallel aan de primaire structuur, en uit de erven van de primaire structuur ontstaan. • vaak niet meer de belangrijkste handelsfuncties maar wel ambachten en neringen. De ruimtelijke kenmerken zijn: • vaak smallere straatprofielen dan de primaire structuur (maar niet noodzakelijkerwijs); de bebouwing is doorgaans lager en minder breed dan die aan de primaire structuur. • de bebouwing bestaat ook hier dikwijls uit individuele diep- of dwars-
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
huizen maar soms ook seriematige bebouwing, veelal één tot twee lagen plus kap, (althans in de kleinere steden die niet te veel bevolkingsdruk hebben gekend). • overwegend individuele diephuizen, maar afhankelijk van de geschiedenis van en de plek in de stad kunnen ook veel dwarshuizen voorkomen. • meestal aaneengesloten bebouwing, maar tuinmuren aan de straat komen soms ook ook voor. • een bijzonder type straat van de secundaire structuur, die soms ook tot de tertiaire structuur kan behoren is de achterstraat. Dit zijn vaak onvolgroeide straten van de secundaire structuur, vaak eveneens ontstaan als gevolg van afsplitsing van de achtererven van de lange hoofdpercelen aan de primaire of secundaire structuur. Deze zijn vaak niet geheel of zeer extensief bebouwd en hebben juist een asymmetrisch profiel wanneer de tegenoverliggende bebouwingswand van dezelfde achterstraat juist weer bestaat uit primaire, grotere bebouwing vóór op de kavel. • seriematige historische bebouwing, vaak in de vorm van goedkope (huur)woninkjes, komen in de hoofd- en zijstraten beduidend minder voor dan in de achterstraten.3.13 In Kampen zijn de stedelijke ruimten van de secundaire structuur en een kenmerkend profiel van de secundaire structuur weergegeven op de bladzijde hiernaast. De karakteristieken van de secundaire structuur in Kampen komen grotendeels overeen met de beschrijving hierboven, met dien verstande dat in de Hofstraat, de Buiten Nieuwstraat en de Boven Nieuwstraat, dat wil zeggen dié straten waarvan de erven in de 13de en 14de eeuw zijn afgesplitst van de erven aan de Oudestraat, de percelen diep genoeg waren om diephuizen te laten ontstaan, terwijl de oostzijde van de Voorstraat slechts dwarshuizen kent, omdat deze tegen de stadsmuur werden aangebouwd. Het asymmetrische karakter van de Voorstraat is daarmee zeer karakteristiek. De overige straten van de secundaire structuur (de Botervatsteeg, de Kerksteeg, Kalverhekkenweg e.a.) hebben een structuur die niet veel afwijkt van de hierboven gegeven algemene beschrijving. 43
[...]
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
ren uit de binnenterreinen. Herstellen van de randen met bebouwing volgens de principes die beschreven zijn in de voorgaande paragrafen en in paragraaf 3.4. Op termijn op locaties waar de historische bouwblokstructuur verdwenen is, nastreven van een bebouwingsplan dat gebruikt maakt van de historischruimtelijke principes van historische bouwblokstructuren. 3.2.4 Stadsrand Vestingwerken: scherp contrast stad en ommeland Grofweg vanaf het moment dat het stadsrecht werd verkregen tot (ver) in de 19de eeuw werden de Nederlandse historische steden scherp en onmiddellijk afgegrensd van het platteland door middel van vestingwerken. Als een afzonderlijk vormgegeven object, in de vorm van een langgerekte ceintuur, los of juist strak om de stad gevouwen, versterkten de stadswallen het toch al scherpe contrast tussen de dichte pakking van de stad en het ijle platteland. De historische stad manifesteerde zich hierdoor als een sterk coherent geheel, waarvan de huizenzee net achter de wallen zichtbaar was. Vestingwerken en stadsrandzone De vestingwerken zijn door de hele geschiedenis van de historische stad heen samengesteld geweest uit drie hoofdcomponenten: de wallen (steen, aarde of beide), de poorten, en de singels of grachten. De stadswal bleef gedurende de gehele geschiedenis van de omwalde historische stad in zijn volle lengte publiek bezit, waarvan hooguit stukken werden verpacht aan molenaars, kleine bedrijfjes of tuiniers. De zone direct achter de stadsmuren, de ‘stedelijke randzone’ was gedurende de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd de plek voor onbebouwde of schaars bebouwde terreinen, vooral tuinen. Ook vonden in deze vaak nog open en groene randzone ruimte-extensieve of overlastgevende functies als kloosters, lijnbanen, bleekvelden en aardewerkindustrieën hun plek, als deze al niet naar buiten de stad waren gedirigeerd. In de minder dicht bevolkte steden was deze groene randzone een verzachting van het contrast tussen de dicht opeengepakte stad binnen de muren en de leegte daarbuiten, precies zoals spiegelbeeldig hieraan de voorsteden en de bebouwing buiten Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
de muren een relativering van het contrast tussen stad en land vormden. Ofschoon de grond hier veelal het goedkoopst was, was dicht opeengepakte bebouwing hier veelal niet aanwezig, hooguit alleen steden die dichtbevolkt waren. 3.23 Ook in Kampen is lange tijd sprake geweest van een scherp ruimtelijk contrast tussen stad en ommeland. De voor Nederlandse verhoudingen zeer samenhangende transformaties van de stadsrandzone gedurende de 19de eeuw hebben ervoor gezorgd dat de oude stad nog steeds duidelijk te onderscheiden is van het omliggende gebied. Er is ook sprake geweest van een duidelijk benoembare stadsrandzone, zeker in het westelijk gedeelte van de stad. Vanaf de inlijving van dit stadsdeel in het midden van de 15de eeuw tot aan globaal het midden van de 19de eeuw vonden hier geen grootschalige verdichtingsprocessen plaats, en was de Nieuwstad een gebied met een sterk agrarisch karakter waar (moes)tuinen en kwekerijen de toon aangaven. De aanwezigheid van vele voormalige stadsboerderijen en de ‘losse’ ruimtelijke opzet van de centrale ontsluiting, de Groenestraat, getuigen hier nog steeds van. Ook de relatie met het ommeland – de stadsrandzone buiten de stadswallen – was direct. De koeboeren lieten immers dagelijks hun dieren op de aangrenzende stadsweiden in de polder Broeken en Maten grazen. Aan de noord- en zuidzijde van de stad is ten gevolge van de langgerekte vorm van de stad en de dominantie van de dijk met zijn (handels-)verkeer in veel mindere mate sprake geweest van een groene randzone. Hier vond al snel verdichting plaats langs het lint van de IJsseldijk, waarmee voorsteden tot ontwikkeling kwamen die uiteindelijk tot stadsuitbreiding leidden. Stadswallen: drie fasen Gemeten over de lange geschiedenis van de Nederlandse historische stad kan er niet gesproken worden van ‘dé stadswallen’. Als gevolg van militaire en technische ontwikkelingen hebben de stadswallen van de Nederlandse historische steden in de loop van de eeuwen sterke wijzigingen ondergaan. Toch kan wat betreft hoofdopzet en ruimtelijke verschijningsvorm de geschiedenis van de fortificaties van de historische stad in drie hoofdperiodes worden onderverdeeld, waarbij we de eerste periode, die van de aarden wallen en palissaden van de schaarse vroeg-middeleeuwse nederzettingen 57
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Verschillende stadia van de stadsomwalling van Kampen: (FLX) Links: rond 1335. Midden: midden 14de eeuw. Rechts: 1580-1830: aarden bolwerken aan de westzijde van de stad en de stenen stadsmuur aan de IJsselzijde. De Nieuwe Hagen is aan de noordzijde weergegeven; deze voorstad is in 1673 vernietigd door de Fransen.
58
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Links: situatie 1855-1860: een groen/blauwe gordel rondom het centrum. Rechts: situatie 2010: de groen/blauwe gordel is deels verdwenen. Tekeningen: FlexusAWC
Flexus AWC
59
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
buiten beschouwing laten. De tweede periode is die van de hoge en late Middeleeuwen. Hoewel de oudste stadsmuren uit de hoge Middeleeuwen ook (gedeeltelijk) uit aarden wallen bestonden, wordt deze periode vooral bepaald door fortificaties van natuurstenen en bakstenen stadsmuren zonder aarden wal. In de derde periode van de Nieuwe Tijd kwam de aarden wal terug in het zogenaamde Oudnederlands stelsel (ontwikkeld in de periode van 15701650): begroeide aarden wallen en grachten, in een ingewikkeld systeem van bolwerken, ravelijnen, hoornwerken, contrescarpen en singels. De ruimtelijke opzet van dit stelsel is precies tegengesteld aan de stenen voorganger. Het gekartelde en soms onregelmatige silhouet van de middeleeuwse muren werd vervangen door de zeer regelmatige en wiskundig uitgekiende lijnen van de aarden verdedigingslinie. Regelmatige rijen bomen bovenop de wallen, bedoeld om de aarde vast te houden, benadrukten de mathematische regelmaat van dit stelsel. Met de introductie van de groene aarden wallen en ruime singels werd een kunstmatig ‘landschap’ geïntroduceerd dat tevens uitnodigde tot recreatief gebruik. Het was niet ongewoon om een ‘wandelinghe’ te maken over de wallen met uitzicht op stad en omringend landschap, danwel een moes- of lusttuin – met goedkeuring van het stadsbestuur – te realiseren in een van de ruim opgezette bolwerken. Ook de rondweg langs de singel buiten de wallen nodigde uit tot recreatief gebruik en wandelingen.3.24 De groene en recreatieve functie is in Nederlandse steden in veel gevallen – maar vaak slechts voor een deel van de vestingwal – doorgezet in de typisch 19de eeuwse singelparken en plantsoenen die in die periode de oude vestingwerken vervingen. Romantische middelen als terreinverheffingen, meanderende paden, romantisch geplaatste struiken, bomen en boomgroepen en verrassende doorzichten werden geïntroduceerd. De positie van de oude stadssingel was hierbij vaak mede bepalend voor de ligging van de nieuwe waterpartijen en voor de herinrichting van het gebied. Bij de inrichting tot plantsoen kon er sprake zijn bebouwing, maar dit betrof dan hoofdzakelijk individuele villa’s in het groen. Vaak ook werd er gekozen om het plantsoen helemaal niet te bebouwen. De herinrichting van de stadsrand met singelparken en plantsoenen en de 60
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
sloop van de oude stadspoorten resulteerde in veel gevallen in een ‘omkering van representativiteit’. Dit proces van omkering vond vaak plaats in steden waar de representatieve poorten werden gesloopt en door niets werden vervangen, terwijl de voorheen niet-representatieve stadswallen juist werden vervangen door pronkstukken van parken en representatieve bebouwing. 3.25 Kampen De stadswal van Kampen heeft de hierboven beschreven drie perioden gekend, en ook hier is sprake geweest van het verdwijnen van de walstructuur en vervanging ervan door een singelpark. Van de verschillende groeifasen van de tweede periode zijn bovengronds nog enkele resten aanwezig, zoals delen van de stenen stadsmuur die de stad aan het einde van de 15de eeuw omgaf. Deze resten bevinden zich achter de Prinsenstraat, de Voorstraat en de Oudestraat, aan de IJsselzijde. De oorspronkelijke stadsmuur is in zijn geheel goed te zien op de kaart van Van Deventer uit ca. 1560 en de kaart van Utenwael uit 1598. De derde periode deed zijn intrede toen volgens het plan van Adriaan Anthoniszoon tussen 1580 en 1584 aarden wallen en bastions voor de stadsmuren werden aangelegd volgens het Oudnederlandse vestingstelsel. Aan de overzijde van de rivier op de kop van de stadsbrug werd een schans gebouwd. Grote delen van deze verdedigingsgordel bestonden aan de westzijde van de stad uit een combinatie van bolwerken en de 15de eeuwse stenen stadsmuur. Aan de IJsselzijde werden ondiepe bolwerken opgeworpen die op de kaarten van J. Blaeu en P. Utenwael werden getoond. Met de aanleg van de bolwerken verloren de oude stadsmuren, poorten en torens veel van hun vroegere verdedigingsfunctie en in de loop van de 17de en de 18de eeuw werden deze oude stadsmuren met name aan de westzijde van de stad steeds verder verlaagd. In 1809 werden de vestingwerken door koning Lodewijk Napoleon in eigendom aan Kampen afgestaan. Vanaf 1830 kwam een transformatieproces op gang waarbij de volledige stadsmuur aan de westzijde van de stad verdween en gefaseerd vervangen werd door een romantische plantsoeninrichting, waarbij eerst stadsarchitect N. Plomp en later stadsarchitect P. Bondam Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
werden ingeschakeld. Later hebben L.P. Zocher (1863-1867) en L. Springer (1910-1915) ontworpen aan de plantsoenen. De eerste tuinarchitect heeft vooral ontworpen aan het 1e en 2e plantsoen. Het 1e, 2e en 3e Plantsoen hebben als gevolg van de geleidelijke totstandkoming elk een eigen karakteristiek. Ook de schans aan de overzijde van de rivier werd omgevormd tot een wandelgebied, in aansluiting op de ‘Buitensocieteit’. Ofschoon er in Kampen sprake was van een romantische plantsoeninrichting, vond een ‘omkering van representativiteit’ aan de westzijde van de stad maar beperkt plaats, aangezien de twee belangrijkste stadspoorten werden gehandhaafd als representatieve stadsentrees (de Broeder- en Cellebroederpoort), wat zij tot op de dag van vandaag zijn gebleven. Langs de IJsselkade was echter sprake van een geheel andere situatie. Hier bleef de stadsmuur als waterkering aanwezig, maar werd hij opgenomen in de bestaande bebouwing. De stadspoorten die aan beiden zijden de IJsseldijk afsloten en de poort die aansloot op de stadsbrug werden onder andere om verkeerskundige redenen afgebroken. Dit gebeurde ook met de kleinere poortjes in de muur. Uiteindelijk resteert nu aan de IJsselzijde nog maar één poort: de Koornmarktspoort. De stadsmuur werd aan deze zijde van de stad uiteindelijk met de bouw van het IJsselfront in de periode 18401860 ingebouwd. De bebouwing aan de kade werd door het stadsbestuur beschouwd als representatief stadsfront aan de rivier en kwam deels op basis van particuliere, deels op gemeentelijke initiatieven tot stand. Het toezicht van stadsarchitect N. Plomp, die een set aan strakke welstandseisen hanteerde (minimaal twee lagen hoge bebouwing voorzien van blauwe kapafsluiting en witcrème stucwerk gevels) leidde tot een sterk samenhangend stadsbeeld, dat tot aan de 20ste eeuw intact bleef. Hoewel zakelijke motieven als nijverheid en handel voor de inrichting ook een rol speelden, vormden wonen en ontspanning (‘die wandelinghe’) een nadrukkelijk onderdeel van het programma. Het werd hierdoor mogelijk rondom de gehele stad een recreatieve wandeling te maken van Plantsoen naar IJsselkade tot zelfs over de rivier naar de daar tot park omgevormde verdedigingsschans. 3.26 Vanaf het midden van de 19de eeuw vond een verwatering van het repreFlexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
sentatieve en recreatieve idee van de stadsrand plaats. 3.27 Delen van het Plantsoen werden bebouwd (en ter plaatse van het stadsziekenhuis voorzien van een nieuwe plantsoeninrichting door L. Springer), en het beeld van de IJsselkade transformeerde op onderdelen, onder andere ten gevolge van nieuwbouw en gewijzigde vormgevingsinzichten. Aan de noordzijde van de stad wijzigde de situatie ingrijpend door demping van de oude en heraanleg van een nieuwe Buitenhaven. Aan de zuidzijde werd de omgeving van de Bovenhaven ingrijpend heringericht. De invloed van de stadsrand op de Kamper stadsplattegrond De tweede en derde periode van de stadsverdediging hebben nadrukkelijk hun sporen in de Kamper stadsplattegrond nagelaten. Met name de positie van de stenen omwalling is duidelijk in het stratenpatroon en soms ook in de rooilijn van de straten af te lezen. 1
2
Aan de IJsselzijde vormt de Koornmarktspoort en de hieraan gekoppelde, in de bebouwing van de Voorstraat opgenomen stadsmuur nog steeds een herkenbaar bovengronds relict van de oude stadsmuur. De oostelijke straatwand van de Voorstraat en de meer lineaire bebouwing voorzien van langskappen is een direct gevolg van de ‘dwingende’ aanwezigheid van de stadsmuur. Achter de bebouwing van de IJsselkade ter hoogte van de adressen IJsselkade 57a en 58 bevindt zich nog – onzichtbaar vanaf de IJsselkade zelf – een originele muurtoren. De aanwezigheid van de stadsmuur en van de lineaire kade heeft na het besluit tot realiseren van een representatief IJsselfront ook hier geresulteerd in een lineaire strook 19de eeuwse bebouwing. Een middeleeuwse stadsmuur ter plaatse van de Botervatsteeg en het Kalverhekkenbos, nu nog alleen onder het maaiveld aanwezig en door opgravingen aangetoond, heeft geresulteerd in een terugwijkende rooilijn langs de Burgwal en een opvallende knik in de gevelwand bij de Botervatsteeg. Dit laatste houdt verband met de stadsuitbreiding naar het noorden, waarbij rond 1335 het gebied tussen de Botervatsteeg en de Buitenhaven bij de stad getrokken werd. Het was vermoedelijk noodzakelijk de knik te introduceren en de richting van de Burgel 61
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
rechts onder, midden en boven: het Plantsoen in 2010 (FLX); midden en links: het plantsoen rond 1900. (OBK).
62
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
3
4
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
te wijzigen opdat de uitbreiding voldoende groot zou worden. Eenzelfde opvallende afwijking in de rooilijn kan geconstateerd worden ter plaatse van de hoek Prinsenstraat/Burgwal. De hier rondlopende rooilijn volgt nauwgezet de positie van de hier ooit rondlopende oude stadsmuur. Aan de westzijde van de Nieuwstad vormen de twee nog aanwezige stadspoorten duidelijk herkenbare relicten van de oude stadsmuur. Met hun positie en status weerspiegelen zij nog steeds de belangrijkste oostwestvervoersassen in de stad: de Geerstraat en de Broederweg.
Aantastingen/Transformaties van de stadsrand 1 De gedurende de 19de eeuw getransformeerde stadsrand van Kampen bestaat uit twee duidelijk te onderscheiden delen met een hoge ruimtelijke kwaliteit, het Plantsoen en de IJsselkade, en is ondanks de aantastingen (zie onder 2) binnen die delen nog uitermate coherent. Dit is in de Nederlandse context geen vanzelfsprekend gegeven, omdat in veel Nederlandse historische binnensteden de samenhang van de stadsrand in de 19de en 20ste eeuw vaak is aangetast of zelfs als zodanig niet meer herkenbaar is. 2 De in de 19de eeuw heringerichte ceintuur rondom de stad (Plantsoen én IJsselkade) vormde ooit één doorgaande recreatieve wandelroute (tot zelfs over de IJssel heen). Vanaf 1870 hebben verschillende wijzigingen plaatsgevonden, zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van de stad, waardoor de vanzelfsprekende koppeling tussen de Plantsoenen en de IJsselkade verloren is gegaan en er niet meer sprake is van een aaneengesloten gebied. Met name de met name het zuidelijk deel van de plantsoengordel. Het huidige Iselaziekenhuiscomplex en de Engelenbergschool doorbreken de plantsoengordel. Aangezien het oude gedeelte van het Isalacomplex uit de jaren 20 van de 20ste eeuw (‘Stichting Engelenberg’, het huidige IJsselheem) in zijn hoofdvorm en architectonische uitwerking connotaties oproept met landhuizen is dit deel nog het minst schadelijk voor het landschappelijke en open karakter van de plantsoengordel. Dat geldt in zekere zin ook voor het oude Lyceum.
Flexus AWC
3
4
5
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Vooral de uitbreiding uit de late 20ste eeuw aan het oude Engelenbergcomplex, het huidige Isalaziekenhuis, is als bijzonder schadelijk aan te merken voor de landschappelijke kwaliteiten van dit gebied, vanwege het grote ruimtebeslag, de gebrekkige koppeling aan het plantsoen, de ‘harde’ hoofdvormen en gesloten, armelijke architectuur die geen brug slaan naar het zachte, groene en recreatieve karakter van het plantsoen. Een andere sterke aantasting van de voormalige walzone is de oude PTT- locatie (nu TNT) aan de Burgwal nabij de Buitenhaven. Hoewel dit deel van de stad nooit echt een volwaardig deel van de plantsoengordel heeft uitgemaakt en al in de 19de eeuw bebouwd was met bedrijfsgebouwen, is de huidige uitstraling van deze strook – die van een goedkoop bedrijventerrein – bijzonder schadelijk voor het uitzicht ver vanaf de Burgel naar deze noordelijke beëindiging van de stad, en ontbreekt het de binnenstad aan de noordzijde van de Burgel derhalve aan een historische beëindiging. Helaas is er voor gekozen het bedrijventerreinkarakter van deze strook nog te versterken door de nieuwbouw van twee bedrijfsgebouwen aan de noord- en zuidzijde van het PTT-gebouw. Verder heeft het plantsoen nog te leiden gehad van de naoorlogse Flevoweg, maar deze weg wordt tenminste nog geflankeerd door de 19de eeuwse bebouwing van de 3e Ebbingestraat en heeft verder niet tot bebouwing van het plantsoen zelf aanleiding gegeven. Het naoorlogs stedenbouwkundig uitbreidingsplan heeft gepaste afstand gehouden van de historische stad, als gevolg van de aanwezigheid van het plantsoen en het ‘Groene Hart’, de weidenzone grenzend aan de singelgracht. Er is bovendien geen sprake van bebouwing in het singelpark zelf. Hierdoor kan de de benadering van het historisch centrum vrij intensief beleefd worden. Dit is een geen vanzelfsprekende situatie. In veel Nederlandse steden is ofwel sprake van een direct tegen de stadsrand aan gelegen 19de eeuwse gordel, ofwel van 20ste en 21ste eeuwse nieuwbouw direct in aansluiting op het historische binnenstadsweefsel, waardoor de stadsrand de historische stad vaak niet meer ‘aankondigt’ en geleidelijk aan
63
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
Het oude PTT-gebouw aan de Burgel. Hoewel deze lokatie nooit met historische stedelijke bebouwing ingevuld is geweest, en in de 19de eeuw al bedrijven huisvestte, is de huidige invulling van deze strook zeer schadelijk voor de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van dit deel van de binnenstad, mede omdat het zichtbaar is van ver over de Burgel. Ook de nieuwere invullingen horen eerder thuis op een bedrijventerrein dan in een historische binnenstad. (GGSV).
64
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
zelfs transformeert in een ander gebiedstype. De grote bouwmassa’s in het Groene Hart, zo direct tegen de stadswallen en de beide middeleeuwse poorten aan, doet evenwel sterk afbreuk aan de historische beleving van de stadsrand, mede als gevolg van grote volumes van de bebouwing en de middelmatige architectuur, die goed op een bedrijventerrein of een perifere kantorenlocatie zouden passen. 6 De stadsrandzone in de Nieuwstad is nog steeds herkenbaar door agrarische elementen als de stadsboerderijen, de riante tuinen en de ruimtelijke opzet van de centrale ontsluiting, de Groenestraat. Als gevolg van functiewijzigingen is het agrarische element hier vrijwel verdwenen. 7 Kampen heeft voor wat betreft het principe van ‘omkering van representativiteit’ een uitzonderlijke ontwikkeling gekend. Dit heeft hier niet plaatsgevonden aan de Plantsoengordelzijde, maar met name aan de zijde van de IJsselkade, mede als gevolg van een gericht beleid van het gemeentebestuur in de 19de eeuw. Langs de Ebbingestraten treffen we direct aan de straat gekoppelde woonhuizen aan die over het geheel genomen minder representatief en minder grootschalig zijn dan de bebouwingswanden aan de IJsselkade. Complex ‘Campen’ aan de 3e Ebbingestraat vormt een qua lengte en ontsluitingsstructuur afwijkend element. 8 De IJsselkade met haar bebouwing vormt een onverbrekelijk en specifiek 19de eeuws stadsfront, dat de stad aan de rivier presenteert. Het rivierfront van Kampen is niet het enige rivierfront dat in Nederland in de 19de eeuw tot stand gekomen is. Ook in Deventer (op onderdelen), Rotterdam (ter plaatse van het Nieuwe Werk) en Zutphen zijn rivierfronten gerealiseerd. In Zutphen is een zeer gaaf wit-crême rivierfront in de periode 1877-1882 tot stand gekomen met strikte welstandseisen. Hier vormde de oude stadsmuur geen belemmering omdat het een stadsuitbreiding betrof. In de periode na 1860 zijn meerdere nieuwe gebouwen en verbouwingen gerealiseerd in het Kamper IJsselfront waarvan de vormgevingsprincipes sterk afwijken van de hier tot 1860 gerealiseerde bebouwing. Het IJsselfront is derhalve niet zo coherent meer als dat van Zutphen. Flexus AWC
[...]
[...]
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
Hoofdkarakteristiek van de straat: ontsluiting van de eerste orde en ‘rue corridor’, met een kwetsbaar straatbeeld De straat is een ontsluiting van de ‘eerste orde’, dat wil zeggen dat deze de primaire gemeenschappelijke ontsluiting vormt van de gebouwen die de wanden vormen van de straat. De straat kan toegang geven tot een ontsluiting van de ‘tweede orde’, dat is een vanuit een ontsluiting van de eerste orde te bereiken gemeenschappelijke ontsluiting of semi-private ruimte waar individuele voordeuren op uitkomen. In de Nederlandse historische stad komt dit alleen voor bij hofjes. Portieken en galerijen die direct bereikbaar zijn vanaf de straat, of entrees die vanaf de straat toegang geven tot een gemeenschappelijke interne gang, zijn eveneens ontsluitingen van de tweede orde, maar deze komen in de Nederlandse historische stad tot aan de 20ste eeuw niet of zeer sporadisch voor, in tegenstelling tot veel landen om ons heen, waar zelfs al in de Middeleeuwen ontsluitingen van de derde orde voorkwamen, bijvoorbeeld bij een binnenhof waaraan galerijen waren gelegen die woningen ontsloten. (zie illustraties pagina 68). In veel landen om ons heen zijn dit zeker vanaf de 18de eeuw gebruikelijke ontsluitingsprincipes geworden voor (woon)gebouwen, maar deze ontwikkelingen zijn aan de Nederlandse historische stad vrijwel volledig voorbij gegaan. Hier werden tot diep in de 19de eeuw de toegangen tot woningen en bedrijven elk individueel direct vanaf een ruimte van de eerste orde – dus een straat, plein, gracht of steeg – ontsloten, zelfs bij huurhuizen.3.28 Portieken galerijontsluitingen zijn derhalve per definitie wezensvreemd aan de historisch-ruimtelijke karakteristieken van de Nederlandse historische stad. Een hiërarchisch systeem met ruimtelijke spanning Ondanks de duidelijke hiërarchie tussen hoofdstraten, zijstraten en achterstraten en stegen, de zogenaamde primaire, secundaire en tertiaire structuur, waarbij de rangorde van de straat in het stedelijk weefsel zich vertaalt in de straatprofielen, is er niettemin sprake van een doorlopend, ononderbroken en doorgaans gesloten stadsweefsel, dat vrijwel overal openbaar toegankelijk is. De overgangen tussen de verschillende ruimteprofielen (van steeg naar hoofdstraat: van smal naar breed) leveren echter uitgesproken ruimtelijke Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
ervaringen op, evenals het ‘fluctueren’ (het verbreden en versmallen) van de staten en stegen. Veel verder dan dit reikt de invloed van stedenbouwkundige middelen in de historische stad niet, op een enkele uitzondering na. Zo werden de aansluitingen van de diverse straten en andere stedelijke ruimten op elkaar vóór de tweede helft van de 19de eeuw compositorisch niet of nauwelijks uitgebuit. In de historische stad kwamen visuele en monumentale effecten vooral tot stand kwamen door middel van de architectuur van de gevels van de aanliggende gebouwen, een enkele weloverwogen plaatsing van een monumentaal gebouw op een plein uitgezonderd.3.29 De kwetsbaarheid van het Nederlandse historische straatbeeld Het stedenbouwkundig patroon van straten, grachten en stegen is in de Nederlandse historische stad in zijn algemeenheid vrij rechtlijnig en de profielen zijn doorgaans relatief breed, zeker in vergelijking met historische steden in zuidelijke landen, zoals Sienna, Barcelona of Avignon, waar het stedenbouwkundig patroon alléén al een grote ruimtelijke spanning oproept als gevolg van het bochtige en vaak onvoorspelbare verloop van de straten, in combinatie met zeer smalle en hoge doorsnedeprofielen. Deze zuidelijke steden kennen vaak grootschalige historische bebouwing, maar dit leidt in een dergelijk stedenbouwkundig grondpatroon nauwelijks tot een monotoon beeld. De ruimtelijke spanning die de Nederlandse historische stad kenmerkt is als gevolg van de relatief rechte en brede straten en grachten niet in eerste instantie stedenbouwkundig van aard, maar grotendeels afhankelijk van de continue en snelle opeenvolging van in hoofdzaak smalle en individuele panden die in beperkte mate van elkaar verschillen (‘eenheid in verscheidenheid’) en architectonisch vaak rijk zijn uitgewerkt. Deze opmerkelijke eigenschap maakt de Nederlandse historische stad uiterst gevoelig voor schaalvergroting (in de breedte). De geringe afwisseling van stedenbouwkundige perspectieven in de lange, vaak rechte straten en grachten kan geen compensatie bieden voor de monotonie van grootschalige gevels, die bovendien als gevolg van de geringe bouwhoogte ook nog extra horizontaal ogen en in verband met de relatief brede straat- en grachtprofielen over langere afstand zichtbaar zijn (zie illustraties pagina 70). 67
3
68
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Vrijwel alle woningen in de historische stad worden direct ontsloten vanuit een gemeenschappelijke ‘ontsluiting van de eerste orde’, een straat, steeg, plein of gracht. Hierop volgen dan nooit ontsluitingen van de tweede of derde orde, tenzij van het type hof (zie hiernaast). (FLX)
Hofjes kennen een zogenaamde ‘ontsluiting van de tweede orde’, een gemeenschappelijke ontsluiting van waaruit de individiuele wooneenheden worden ontsloten. Hoven in de Nederlandse historische stad kennen vrijwel nooit een hieropvolgende ontsluiting van de derde orde (zie rechtsonder). (FLX)
Portieken aan de straat zijn eveneens ontsluitingen van de ‘tweede orde’, maar dit is een 19de eeuwse vinding en kent geen wortels in de historische stad. Alle traditionele ontsluitingen van de tweede orde zijn in de Nederlandse historische stad van het type hof. In veel andere Westeuropese landen werden al in de 17de, 18de en 19de eeuw veel ontsluitingen van de tweede orde toegepast en ontwikkeld in appartementgebouwen. (FLX)
In veel andere Europese landen werd al in de Middeleeuwen een hoftype ontwikkeld, waar op de ontsluiting van de tweede orde, een ‘ontsluiting van de derde orde’ volgde: een gemeenschappelijke trap en woningontsluitende galerij. In Frankrijk, Italië en Duitsland kwam dit veel voor, maar in Nederland vrijwel niet. Pas in de tweede helft van de 20ste eeuw werden in Nederland ontsluitingen van de derde orde geïntroduceerd. (FLX)
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
Juist door de snelle opeenvolging van betrekkelijk smalle panden die onderling een grote diversiteit kennen in hoogte, breedte, kaprichting, architectuurstijl en kleur- en materiaalgebruik, kent het Nederlandse historische straatbeeld een grote mate van levendigheid, waarbij aangetekend moet worden dat het hier om diversiteit van het type ‘eenheid in verscheidenheid’ gaat, omdat gedurende alle tijdvakken vóór het eerste kwart of de eerste helft van de 20ste eeuw dezelfde of sterk verwante bouw- en vormgevingsprincipes de verschillende opeenvolgende architectuurstijlen hebben vormgegeven. De uitdrukkelijke beëindiging van gevels, in welke periode zij ook werden ontworpen, is hier een goed voorbeeld van. 3.30 De hoofdkenmerken van de openbare ruimten in Kampen komen sterk overeen met bovenstaande omschrijving. Ook in Kampen was er vóór de 20ste eeuw nauwelijks sprake van woongebouwen die met ontsluitingen van de tweede of derde orde werden ontsloten. Ook hier is er sprake van doorlopend, ononderbroken en gesloten stadsweefsel dat vrijwel overal openbaar toegankelijk is en dat bestaat uit een continue opeenvolging van in hoofdzaak smalle en individuele panden. En ook hier is het stedenbouwkundig patroon zo recht en regelmatig dat de ruimtelijke spanning vooral afhankelijk is van een snelle opeenvolging van smalle panden en een architectonische afwisseling die tegelijktijd steunt op een sterke architectonische verwantschap van de diverse stijlen. Niettemin zijn er met name vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw verstoringen opgetreden in dit totaalbeeld. Aantastingen, Transformaties Vooral in de stadsvernieuwingsperiode – de jaren ‘70 en ‘80 van de 20ste eeuw – is op meerdere locaties de continue opeenvolging van in hoofdzaak smalle en individuele panden teniet gedaan en zijn grootschalige gebouwen met ontsluitingen van de tweede en derde orde geïntroduceerd. Dit is bijvoorbeeld het geval in de Boven Nieuwstraat met de uitbreiding van Myosotis, waar zich geen voordeuren aan de straat meer bevinden. Maar ook in de jaren ‘90 is dit voor de historische binnenstad wezensvreemde proces voortgegaan, zoals aan de Agnietenburgh aan de Vloeddijk is te zien.
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Rooilijnen Tot aan de periode van de late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd lagen rooilijnen van de verschillende panden in de Nederlandse historische steden niet altijd op één lijn, aangezien het een ieder vrij stond te bouwen op eigen erf waar men wilde. Maar ook, wanneer de voorgevel keurig op de voorgevelrooilijn van de buren was gesteld, was er ruimte om in de stoepenzone tussen voorgevel en openbare straat allerhande private bouwsels op te trekken, zoals hekwerken, balies, pothuizen, luifels en zo meer. Een dergelijke privé-stoep had vaak een semi-openbaar karakter (zie hierna). Vooral in de overgang met de Nieuwe Tijd, vanaf de 16de eeuw, werden de rooilijnen steeds strenger gereguleerd door zogenaamde ‘rooimeesters’ en ging de stedelijke overheid over tot het waar mogelijk rechttrekken van de gevellijnen en het verwijderen van alle op- en aanbouwen in de stoepenzone. Als gevolg hiervan zijn de voorgevelrooilijnen in de Nederlandse historische stad betrekkelijk strak en regelmatig, maar met afwijkingen op het grootste schaalniveau zowel als op het allerkleinste. Op het grootste schaalniveau, die van straatwanden als geheel, fluctueren de gevelwanden (ze wijken geleidelijk naar achteren of zwenken naar binnen) waardoor de straat vaak breder of smaller wordt, zonder dat de richting van de straat zelf wezenlijk verandert. Dit is het geval bij minder of niet-planmatig aangelegde straten. Op het middenniveau, dat van een deel van de straatwand, is de rooilijn doorgaans strak en met weinig onregelmatigheden. Het in zijn geheel flink terugleggen van gebouwen of een reeks van panden ten opzichte van de rooilijn van de straat is ongebruikelijk in de historische stad. Op het kleinste schaalniveau zijn afwijkingen in de rooilijn ten opzichte van de buren daarentegen weer niet ongebruikelijk, maar deze individuele afwijkingen zijn doorgaans zeer gering. De Ebbingestraten vormen overigens een grote uitzondering op het principe van de strakke rooilijn. Langs deze straten, die vooral in het derde kwart van de 19de eeuw zijn bebouwd, verspringt de rooilijn ook op het middenniveau en het individuele sterk en hebben bepaalde panden zelfs voortuinen. Of dit opzettelijk is gebeurd is in dit onderzoek niet duidelijk geworden, maar het is wel kenmerkend voor 19de eeuwse straten die een chiquer cachet of een ‘laanachtig’ (groen) karakter dienden te krijgen. Dit valt geheel op 69
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Boven links: Utrecht binnenstad. De ruimtelijke spanning in de Nederlandse historische stad is niet in eerste instantie terug te voeren op een complex of sterk afwisselend stedenbouwkundig patroon, want dat is hier in zijn algemeenheid juist vrij rustig, rechtlijnig en met riante straatprofielen. De ruimtelijke spanning in Nederlandse historische binnensteden is met name terug te voeren op het snelle ritme van aaneengeschakelde, individuele, smalle panden met afwisselende architectonische expressie (maar met veel gedeelde architectonische principes). Omdat het tamelijk voorspelbare stedenbouwkundige patroon nauwelijks compensatie kan bieden voor de grotere monotonie bij schaalvergroting van gebouwen, zijn de Nederlandse historische steden uiterst gevoelig voor schaalvergroting. (GGE) (zie ook tekst op pagina 67). Linksonder: Genua. In Zuid-Europese steden is dit vaak geheel anders: het stedenbouwkundig patroon is dikwijls zeer afwisselend, vaak zeer nauw, met beperkt blikveld en ingevuld met historische grote gebouwen. Grootschalige gebouwen kunnen eenvoudiger in een dergelijk stedenbouwkundig patroon worden ingepast, zonder dat dit leidt tot een monotoon stadsbeeld. (FLX)
Boven: De Graafschap in Kampen. Dergelijke eenduidige en riante stedenbouwkundige ruimten zijn voor hun ruimtelijke spanning sterk afhankelijk van de snelle opeenvolging van kleinschalige eenheden met een divers karakter. (FLX) 70
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
zijn plaats in relatie tot het park waar de woningen direct aan grenzen. De Ebbingestraten hebben door deze eigenaardigheid, ondanks de zeer verzorgde architectuur, een wat informelere, ‘losse’ en laanachtige uitstraling. Aantastingen, Transformaties Op enkele plaatsen in de Kamper binnenstad zijn de karakteristieke straatprofielen en rooilijnen niet meer aanwezig of aangetast. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het eerder genoemde Myosotis en ter plaatse van de Broederstraat tussen Boven Nieuwstraat en Burgwal. Ter plaatse van Myosotis aan de Boven Nieuwstraat is de rooilijn op het middenniveau (dus voor een deel van de straatwand) naar achteren gelegd, een zeer onbruikelijke en storende stedenbouwkundige figuur in de historische stad. Stoepen en bestrating Vanaf globaal de 16de eeuw tot aan het begin van de 20ste eeuw heeft de Nederlandse straat – wanneer bestraat – een min of meer gelijk openbaar ruimteprofiel gehad. Direct grenzend aan de gevels bevond zich de zone van de privéstoepen – voor zover daar ruimte voor was – , daarnaast aan beide zijden doorlopende voetpaden van gebakken klinkers op hun kant, en in het midden een rijbaan van veldkeien of kasseien. In veel gevallen werd de rijbaan bestrooid met zand vermengd met gehakt stro en riet, om het wegdek tegen de druk van karrenwielen en paardenhoeven te beschermen. Vaak bevond zich tussen voetpad en rijbaan of midden op de rijbaan een goot die als afvoer voor afval- en hemelwater diende. De goot was soms afgedekt met planken, maar was soms ook open, hetgeen tot veel overlast aanleiding kon geven.3.31 Vooral vanaf de 17de eeuw vond een geleidelijke esthetisering van de openbare ruimte plaats door verstening van het stadsbeeld, uniformering van de bestrating en aanplant van bomenrijen (zie ook hierna) 3.32 Maar met name vanaf de 19de eeuw namen stadsbesturen steeds meer de inrichting van de openbare ruimte voor eigen rekening, hetgeen betekende dat deze sterk geüniformeerd werd. De privéstoepen werden teruggedrongen en vervangen door openbare trottoirs. De straat verloor zijn karakter als het private verlengstuk van de individuele woningen, maar werd door Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
middel van de openbare ruimte-inrichting voor het collectief gebruik ingericht en hierbij verregaand geësthetiseerd. Feitelijk was dit een voortzetting van de esthetisering van de stad zoals die al vanaf het eind van de 16de, begin 17de eeuw had ingezet, maar op deze gesystematiseerde wijze en met de inzet van gestandaardiseerde producten van lantaarnpalen, brugleuningen, boomroosters en zo meer was dat wél nieuw. Op deze wijze werd in de 19de eeuw met nieuwe middelen de traditionele dubbele functie van de straat – verkeers- én verblijfsruimte – gecontinueerd.3.33 De oudste geschiedenis van de Kampense straatinrichting is vrij ongewis. Het beeld dat ook in grotere middeleeuwse steden alle straten per definitie onverhard waren en bij regen zonder uitzondering in modderpoelen veranderden, is zeker voor Kampen niet juist. In deze stad waren enkele belangrijke straten zeker al in de 15de eeuw, sommige zelfs al eerder, bestraat met stenen of keien, danwel verhard met steenmot. De Koornmarkt was zelfs al aan het einde van de 13de eeuw geplaveid met tufsteen, dat mogelijk afkomstig was van de toen gesloopte romaanse St. Nicolaaskerk. 3.34 Ook in Kampen vond gedurende de 17de en 18de eeuw een esthetisering van de openbare ruimte plaats. Wanneer de straten binnen de stadsmuren nog niet of slecht verhard waren, werd hierin verandering aangebracht. Zo werd er in 1615 bestrating aangebracht in de Groenestraat. De bewoners van de Heilensteeg, de huidige Brigittenstraat, moesten langer wachten. In 1655 herhaalden zij, nu met succes, een reeds in 1622 bij het stadsbestuur ingediend verzoek om hun straat van een hard wegdek te voorzien. Vooral in de tweede helft van de 18de eeuw vonden er op grote schaal in tal van straten en stegen herbestratingen plaats, waarbij keien veelal werden vervangen door klinkers. Eerder al was door het plaatsen van op olie brandende straatlantaarns de begaanbaarheid in de avonduren van tal van straten aanzienlijk verbeterd. Hiermee werd een begin gemaakt in 1683, maar vooral in de eerste helft van de 18de eeuw werd het aantal lantaarns langs de straten gestaag uitgebreid. 3.35 Hoewel in de literatuur niet veel te vinden is over straatinrichting en inrichtingsplannen gedurende de 19de en 20ste eeuw, zal deze niet wezenlijk anders verlopen zijn dan in de andere historische steden in Nederland. De introductie van het trottoir in de 19de eeuw en de wijziging in bestratingsmateriaal gedurende de 20ste eeuw 71
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Links: twee foto’s van de Gasthuisstraat, 2010. (FLX). Een typisch 19de eeuws fragment in het stadsweefsel van Kampen, die niettemin zeer goed aansluit op de basisprincipes van de historische stad. Onder: twee illustraties die de privéstoepen in het historische Kampen laten zien: links de Boven Nieuwstraat (1791, Pieter Remmers), rechts de Oudestraat ter hoogte van het Gotisch Huis, met een overigens toen nog een beperkt aantal winkelpuien. Deze privéstoepen zijn in de 20ste eeuw vrijwel allemaal gesloopt. Hoewel de historische binnenstad van Kampen zeer goed bewaard is gebleven, geldt dit opmerkelijk genoeg juist niet voor de stoepen, waarmee Kampen zich ongunstig onderscheidt van andere historische steden. (rechts: GA, links: Provinciaal Overijssels Museum Zwolle)
72
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
(machinale klinker, betonklinkers, betontegels) vonden vanzelfsprekend ook in Kampen plaats. Aantastingen/Transformaties Het historische bestratingsbeeld met gemêleerde bestratingsmaterialen, vaak natuursteenkeien of klinkers, is nu op de meeste plaatsen verdwenen. Hadden voorheen bebouwing en stadsvloer een sterke visuele verwantschap (beide een opbouw uit kleine handgrote elementen, beide een natuurlijke, onregelmatige textuur, beide dezelfde mate van matheid/glans), de vervanging van deze oude materialen door moderne heeft een een sterke abstrahering van de stadsvloer en een onnodige visuele verwijdering van bebouwing en bestrating tot gevolg gehad. Dit is goed zichtbaar aan de nieuwe bestrating van de Oudestraat, die bestaat uit rode betonklinkers met een egale textuur en kleur. Ook op de IJsselkade is een dergelijke bestrating neergelegd. Hierdoor ontstaat het vervreemdend effect van kleinschalig, geornamenteerde bebouwing geplaatst op een ‘gedesignde’ en gladde stadsvloer, als losse meubels op een tapijt. Dit verhoudt zich moeizaam tot de voorheen genuanceerde relatie tussen bebouwing en openbare ruimte. Op enkele plaatsen, zoals op de Koornmarkt, is de historische keienbestrating nog bewaard gebleven. Dit draagt in sterke mate bij aan de hoge ruimtelijke en historische kwaliteiten van dit plein. De privéstoep Een ander kenmerkend element van de Nederlandse historische stad – die in vrijwel alle andere Europese landen niet (meer) voorkomt – is de privéstoep, een verlengstuk van het huis in de openbare ruimte, die vaak is afgeschermd met stoeppalen en -hekken en voorzien van een ‘stoepplaat’, een verhoging van bakstenen, tegels of natuursteen. Bij winkels en bedrijven stonden hier zelfs werkbanken en allerlei attributen en opslag, maar bij woningen was het een recreatieve ruimte, als het ware een ‘versteende tuin’ aan de straat, met bankjes. De privéstoep vormde al sinds het ontstaan van de stad in de hoge Middeleeuwen een vast element van het profiel van straten, grachten en pleinen, maar de overheid probeerde minstens vanaf de 16de eeuw hier ordening in aan te brengen. Ondanks de ingrepen van de overheid om obstakels uit de openbare ruimte te verwijderen, bleef de stoep niettemin het Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
verlengstuk van het privé-domein, hoewel hier gedurende de 17de en 18de eeuw geleidelijk een formalisering optrad met stoeppalen en - hekken, en een formelere aankleding met natuursteen. Ook in Kampen kwamen deze privéstoepen massaal voor, vooral langs de straten en grachten met de breedste profielen (bijvoorbeeld de Burgwal en Oudestraat), zoals schilderijen en foto’s, maar ook de Kadastrale minuut van 1818 aantonen. In de smalste straten en stegen kwamen zij niet voor, omdat daar geen ruimte voor was. Transformaties/Aantastingen De privéstoep is nu nagenoeg uit het Kampense straatbeeld verdwenen. Op dit moment zijn nog slechts stoepen te vinden ter plaatse van de panden Koornmarkt 1 (Protestantse Theologische Hogeschool), Nieuwe Markt 19, Buiten Nieuwstraat 2, Vloeddijk 144 en enkele andere panden. De stoepen hebben in de brede straten geleidelijk aan plaats gemaakt voor de 19de en 20ste eeuwse trottoirs, die een duidelijk en herkenbaar voetgangersgebied en verkeersrijbaan markeren. Informatie over het moment waarop de stoepen langs de huizen in Kampen verdwenen zijn, is in het kader van dit onderzoek niet achterhaald kunnen worden. De herinrichting van de openbare ruimte in de Oudestraat en langs de IJsselkade, die plaats vond in het eerste decennium van de 21ste eeuw, heeft de herinnering aan een ooit aanwezige stoepenzone verder uitgewist. Straat uit één periode Ofschoon in Kampen het overgrote deel van de straatwanden opgebouwd is uit panden die in meerdere periodes gebouwd zijn, danwel geveltransformaties ondergaan hebben, kent Kampen één straat die in één afgeronde, korte periode gebouwd is: de Gasthuisstraat. Deze straat werd gebouwd op de plaats van het in 1897 gesloopte Heilige Geest Gasthuis en is een gaaf voorbeeld van 19de eeuwse gevelarchitectuur. Aanbevelingen Straat Algemeen Voor alle straten in gebieden van topkwaliteit geldt: behoud van de bestaande bebouwing gaat vóór vernieuwing. In geval van noodzakelijke 73
[...]
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
tuur van nieuwbouw rekening houden met het feestelijke karakter van dit uitgaansplein, maar met inachtneming van het historisch-architectonische beeld van deze plek. Hoek Prinsenstraat/Burgwal Bomen en inrichting gericht op verblijfsfunctie handhaven. Kalverhekkenbos Bomen terugbrengen overeenkomstig de situatie aan het begin van de 20ste eeuw, en meer inrichten als verblijfsplek en plein. Een combinatie met parkeren is mogelijk (zie bijvoorbeeld de Markt van Geertruidenberg). 3.3.3 Stegen, sloppen en gangen Haarvaten van de historische stad: informeel en van lokale betekenis Waar de straat ophoudt en de steeg begint, is niet altijd even duidelijk. Niettemin kunnen de kenmerken van stegen, sloppen en gangen wel in zijn algemeenheid worden getypeerd. Stegen, sloppen en gangen worden gekenmerkt door hun geringe breedte, vaak niet meer dan twee à vier meter, maar soms ook veel smaller, minder dan een meter. Het zijn als het ware de ‘haarvaten’ van de stad, die diep in de binnenterreinen doordringen of hier doorheen snijden en hiermee zicht bieden op deze ‘informele’ achterkant van de stad. Stegen vormen vaak geïsoleerde stedelijke ruimtes, dat wil zeggen dat zij doorgaans niet op elkaar aansluiten en zodoende ook geen langere ontsluitingsstructuren op buurtniveau vormen. Hierop zijn niettemin uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld in het noordelijk deel van de binnenstad van Kampen, waar sprake is van een buurtoverspannende, doorgaande stegenstructuur. Stegen vinden hun oorsprong in veel gevallen in particulier initiatief, al dan niet door de overheid gereguleerd, als verbindingspad tussen twee reeds bestaande straten. Langs dit pad, vaak over de korte zijde van het bouwblok in wording, werd het erf in de lengterichting in nieuwe ondiepe dwarserven verkaveld en met kleine (huur)huizen of bedrijfjes bebouwd. Zo ontstond een publieke verbindingsstructuur.
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Stegentypologie Er zijn verschillende typen stegen te onderscheiden.3.40 De verbindingssteeg De verbindingssteeg vormt een verbinding tussen twee primaire of secundaire lineaire structuren, en is grotendeels of geheel bebouwd. Er zijn drie typen verbindingsstegen te onderscheiden, afhankelijk van hun bebouwingstype. De primaire verbindingssteeg is voorzien van bebouwing die in maat en schaal niet onderdoet voor de bebouwing aan de primaire en secundaire lineaire structuren die hij verbindt; deze steeg is dan ook vaak druk gebruikt en centraal in de stad gelegen. De secundaire verbindingssteeg is minder stedelijk dan de primaire verbindingssteeg. De bebouwing is lager of onregelmatiger in hoogte, breedte en architectonische uitdrukking dan bij de primaire verbindingsstegen. Woonhuizen worden vaker afgewisseld met pakhuisjes en bedrijven en zijgevels van grotere instellingen. Secundaire verbindingsstegen zijn vooral kenmerkend voor de middelgrote en kleinere historische steden, die een gemiddelde bevolkingsdruk hebben gekend. Tertiaire verbindingsstegen zijn stegen van een lagere orde, die het minst zijn verstedelijkt. Zij zijn vaak voorzien van tuinmuren en bieden het beste zicht op de achterkant van de stad en de kern van het bouwblok. Eventuele bomen in de tuinen reiken vaak over de muur heen, waarmee dit type steeg vaak een landelijk aanzien heeft. Deze stegen komen vaak voor in kleine stadjes of op specifieke locaties in grotere steden waar weinig stedelijke druk was. De onregelmatigheid van het oude muurwerk is een wezenlijke karakteristiek van dit type stegen, maar komen ook voor in andere type stegen met blinde (zij)muren. Deze onregelmatigheid versterkt de impressie van de ‘informele structuur’ van de stad, en toont meer als waar ook de ouderdom van de stad. In die zin is de informele structuur een wezenlijk onderdeel van de beleving van de historiciteit van de binnenstad. 3.41 De gangsteeg Een bijzonder type verbindingssteeg is de ‘gangsteeg’. Dit betreft een zeer smalle steeg, vaak niet breder dan één tot twee meter, 87
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Boven links: Houtzagerssteeg; boven rechts: Koldenhovensteeg. Bogen of houtconstructies om de zijmuren van beide kanten van de steeg tegen overhellen te behoeden komen op enkele plekken voor, en zijn zo karakteristiek dat zij bijna een icoon voor Kampen zijn geworden. (FLX)
Links: Kampen telt een groot aantal stegen, in allerlei profielen en ruimtelijke verschijningsvormen. Zij hebben vrijwel alle een oost-west oriëntatie, als het ware opgespannen tussen de primaire stucturen van de stad. Het zijn daarmee typische ‘verbindingsstegen’, dat wil zeggen stegen die door de minst diepe zijde van het bouwblok snijden en twee straten van een primaire of secundaire structuur op de korste wijze verbinden. (FLX) Rechterpagina: Links: de Nauwe Morrensteeg, de smalste steeg van de stad, typisch een ‘gangsteeg’, rechts de Morrensteeg in het verlengde van de Nauwe Morrensteeg, een voorbeeld van een ‘secundaire verbindingssteeg’. (FLX)
88
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
Flexus AWC
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
89
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Enkele foto’s van de Burgwal en Vloeddijk, aan het einde van de 19e eeuw. Er lagen in deze periode nog schepen in de Burgel. (FW)
Panorama Burgel ter hoogte van Myosotis; 2010. (FLX) 90
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
met hoge, hoofdzakelijk blinde zijgevels aan weerszijden van de steeg, vaak per wand behorend tot één gebouw of gebouwcomplex. Deze gangstegen hebben de kenmerken van een private gang tussen twee huizen, maar maken toch onderdeel uit van het publieke netwerk van straten, pleinen, grachten en stegen. Ook voor dit type stegen zijn de onregelmatige wanden, vaak met vele bouwsporen, van essentieel belang voor de karakteristiek en de beleving van deze ruimtes en de historiciteit van de stad als geheel. 3.42 De slop Een slop is een één- of tweezijdig bebouwd steegje die in het bouwblok steekt, die vooral semi-privaat is, doorgaans doodloopt en van armoedige signatuur is. Naar de straat is de slop vaak afgeschermd met een poortje. Een slop ontsluit allerlei soorten bebouwing, maar is in de historische stad vooral aangelegd voor de bouw van bedrijfjes en arbeiders- en dienstwoninkjes, van middeleeuwse ‘cameren’ tot aan de arbeiderswoningen uit eind 19de, begin 20ste eeuw. Sloppen werden vaak aangelegd door particulieren op eigen grond. 3.43 De gang Een gang is een private steeg, behorende bij een woning of bedrijf, aan de zijkant van het erf, die leidt naar het achtererf en hiermee doodloopt in het bouwblok. De gang onderscheidt zich verder van de overige typen stegen door haar extreem smalle maat (vaak niet breder dan één meter). Gangen werden vrijwel altijd naar de straat afgesloten met een poortje. 3.44 Stegen in Kampen Kampen kent vele stegen van verschillende typen, die in een structuur dwars op de noord-zuid hoofdstructuur van de stad zijn gelegen. De stegen snijden in de dwarsrichting (dus over minst diepe kant) door de bouwblokken, zijn derhalve ‘verbindingsstegen’ tussen ruimten van de secundaire en primaire structuur, en hebben hun oorsprong als pad of afsplitsing van een lang erf. Er zijn maar weinig Nederlandse steden waar de stegen zo’n prominent onderdeel uitmaken van de stedenbouwkundige structuur als in Kampen. De stegen in Kampen zijn op dezelfde manier ontstaan als de stegen van andere Nederlandse historische steden en zijn, uitgaande van bovengenoemde Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
typologie duidelijk te benoemen. De twee meest voorkomende steegtypen worden hieronder besproken. Met name het grote verschil in de typen stegen tussen de Oudestraat en de Burgel en de stegen tussen de Oudestraat en de Voorstraat valt hierbij op. De secundaire verbindingssteeg: Kampen De stegen in het noordelijk deel van de stad, de Karpersteeg, Houtzagerssteeg, Morrensteeg, Botervatsteeg e.a. behoren tot het secundaire steegtype en hebben een stedenbouwkundige opzet die niet veel verschilt van een straat van de secundaire structuur. Dat wil zeggen dat er voornamelijk individuele bebouwing aan is gesitueerd (dus niet in eerste instantie seriematig, wat ter plaatse van tertiaire verbindingsstegen eerder het geval is), zonder veel ‘onregelmatige’ onderbrekingen van tuinmuren. Het verschil tussen een straat en een steeg is in het noordelijk deel van de stad niet altijd even duidelijk, afgezien van het zeer smalle profiel. De vroegere Sint Jacobssteeg heet nu dan ook de Sint Jacobsstraat. Een uitzondering op de regel vormt de brede Schapensteeg bij zijn aansluiting op de Burgwal. Hier is in 1818 een sloopplein ontstaan die later gedeeltelijk is dichtgebouwd. De gangsteeg: Kampen De stegen tussen de Oudestraat en de Voorstraat bestaan voor een groot deel uit de zijmuren van de panden aan de hoofdstraten en behoren tot het type tertiaire verbindingssteeg en soms zelfs ‘gangsteeg’. De spectaculaire Nauwe Morrensteen kan zonder meer als gangsteeg worden aangemerkt. Bijzonder gegeven in Kampen: steunbogen Een bijzonderheid van Kampen zijn de stegen met steunbogen, om het doorzakken van de zijmuren van de panden tegen te gaan, zoals in de Houtzagerssteeg bij de Oudestraat. Deze steunbogen zijn zeer karakteristiek en op nationale schaal uiterst zeldzaam. Ook Zutphen en Deventer kennen deze steunbogen, maar niet zoveel als in Kampen. Aantastingen, Transformaties Er zijn meerdere stegen verdwenen (voor een opsomming: zie onder ‘tertiaire structuur’) of aangetast door het terugleggen van rooilijnen of de intro91
[...]
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
vendien stedenbouwkundig gebiedsvreemd is in de historische binnenstad. 3.4.3 De kap Het dak van de stad: ‘zaagtandlandschap’; individueel, divers maar toch gelijkvormig Het ‘dak’ van de historische Nederlandse stad wordt gekenmerkt door een zee aan steile kappen, als een gekarteld landschap van betrekkelijk kleine zaagtanden, die grotendeels behoren tot de ‘bulk’ van de invididuele portaalhuizen, en waar op enkele plekken de grote tot zeer grote kappen van de bijzondere gebouwen doorheen breken. Daar waar de kap begint maken de gebouwen, die in de meeste gevallen aaneensluitend zijn gebouwd, zich los van elkaar en leggen daarmee, op het niveau van het dak, de voor de Nederlandse historische stad zo kenmerkende individualiteit van de panden bloot, zoals de snelle afwisseling van gevels, gevelarchitectuur en stoepen dat doet op het niveau van de straat. In vergelijking met een daklandschap van platte daken springt ook een ander visueel effect van het gebruik van kappen in de historische stad direct in het oog: het aan de voet zo brede gebouw verjongt zich naar boven tot een fijne maat van enkele centimeters, wat het daklandschap als totaalbeeld een grote mate van verfijning geeft. Van hoge, spits toelopende kerktorens is dit visuele verschijnsel bekend, maar ook gewone kappen dragen bij aan het verfijnde vormenspel van het historisch daklandschap. Net als het gevelbeeld op straatniveau is ook het dakenlandschap divers en gelijkvormig tegelijk. De diversiteit schuilt in de verdraaiingen van de kaprichtingen, vooral tussen de voor- en achterhuizen, in de wisselingen in hoogte en maatvoering van de kappen en in de kleurverschillen van de dakbedekkingen. Maar de gelijkvormigheid is minstens zo opvallend, en wordt bepaald door het gegeven dat vóór de introductie van nieuwe kapvormen in de 19de eeuw de verschillende soorten kapconstructies aan de buitenzijde resulteerden in kappen met dezelfde hoofdvorm: zadel- en schilddaken met min of meer dezelfde dakhelling tussen de 45 en 60 graden.3.60
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Nederlandse kap: steil en smal Voor de uitvinding van de bitumineuze dakbedekking rond 1860 was een plat dak moeilijk waterdicht te krijgen. Om een gebouw aan de bovenzijde water- en winddicht te maken is dus eeuwenlang een kapconstructie nodig geweest, die begon als een eenvoudige sporenkap met een dakbedekking van riet of houten schinkels, welke zich al vanaf de 14de eeuw allengs ontwikkelde tot indrukwekkende houten spantconstructies met gebinten, afgedekt met daktegels, holle en bolle pannen en later golfpannen; dit laatste door stadsbesturen aangemoedigd en afgedwongen met regelgeving en subsidies, om de stad brandveiliger te maken. Diverse gewesten ontwikkelden hierin hun eigen traditie. De kap was in veel gevallen één ongedeelde ruimte, en werd eeuwenlang gebruikt voor de opslag van voorraden of voor het ophangen van de was. Incidenteel werd er gewoond, maar alleen door dienstbodes in ingebouwde kamertjes, omdat direct wonen onder de kap te koud of te warm was: de kap was doorgaans onbeschoten. Ongeacht de specifieke kapconstructie zijn de kappen in de Nederlandse historische stad steil, tussen de 45 en 60 graden, en rechtlijnig van vorm. De zadel- en schilddaken zijn niet naar binnen geknikt aan de onderzijde, zoals veel kappen in Midden-Europa (om sneeuw vast te houden), en zij zijn niet naar buiten geknikt, zoals in veel steden in Frankrijk en wederom Midden-Europa, waar onder de kap vaak gewoond werd en men zo dus ruimte won. Steile daken zijn beter bestand tegen inwatering dan flauwe daken, zeker in een nat en winderig klimaat. Tenslotte speelde ook de smalle maat van de Nederlandse stadhuizen een rol: hoe smaller het pand, hoe hoger de kap moet zijn om nog bruikbare ruimte over te houden onder het dak.3.61 Aantastingen, Transformaties Er zijn op meerdere plaatsen in de binnenstad vanaf de tweede helft van de 19de eeuw platte daken toegepast, waarmee de structuur van het daklandschap zijn coherentie en verfijning heeft verloren en de individualiteit van de bebouwing op sommige plekken niet meer in het daklandschap kan worden afgelezen. Voor de aanbouwen speelt dit met name in de achtergebieden van de Oudestraat, waar grote uitbouwen van bestaande winkels voorzien 105
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Linksboven: Kampen, zuidelijk deel van de Oudestraat: een goed (maar niet volledig) bewaard historisch daklandschap, bestaande uit steile kappen van het zadeldak- of schilddaktype met diverse subtiele verschillen, een ‘eenheid in verscheidenheid’ op het niveau van het daklandschap, precies zoals het historisch gevelbeeld dat heeft op het niveau van de straat. Platte daken schaden deze individualiteit binnen het daklandschap. (GRO) Linksonder: de daken vormen in de Nederlandse historische stad (maar ook in historische steden in andere Europese regio’s) een werkelijk ‘landschap’, waar de op straatniveau aaneensluitende gebouwen zich letterlijk van elkaar losmaken, waardoor de individualiteit van de gebouwen op het niveau van het daklandschap sterk wordt benadrukt, en een ‘laag’ van consequent spits toelopende volumes ontstaat dat als een voor dit stadstype essentiële stedenbouwkundige ‘laag’ moet worden beschouwd. (FLX) Rechtboven: Uitsnede van een stadsgezicht op Brussel, van Jean Baptiste Bonnecroy (1663). Hier is goed op te zien dat het dakenlandschap van spits toelopende volumes een aparte ‘laag’ vormen op de stad en die bovendien een grote mate van verfijning verleent aan het ‘dak van de stad’, omdat dat nu eenmaal een visuele eigenschap is van spits toelopende vormen. (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten België, Brussel). 106
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
zijn van platte daken. Ook hoofdbebouwing is soms voorzien van een plat dak. Was dit gedurende de 19de eeuw geen groot probleem omdat het uitzonderlijk was, in de tweede helft van de 20ste eeuw en in onze huidige tijd is het platte dak zozeer de norm geworden dat het onbelemmerd toelaten van het platte dak uiteindelijk het totaalbeeld zal gaan beheersen. Voorbeelden hiervan zijn enkele complexen aan de Burgel en de Buiten Nieuwstraat en aan de IJsselkade (woningbouwcomplexen). Hiernaast is op enkele plaatsen middels setbacks (= terugliggende bovenste verdieping) een gekunstelde poging gedaan de harde hoofdvorm van de kubische volumes te verzachten. Tevens is een variëteit aan gebogen, danwel summier geknikte dakvormen voor hoofdbebouwing geïntroduceerd. Deze ontwikkelingen hebben in veel gevallen geresulteerd in een hoekig en afwijkend silhouet, die het gekartelde, spitse en individuele daklandschap van de historische binnenstad aantast. De nieuwe kapvormen uit de 19de eeuw, zoals de mansardekappen, zijn veel minder schadelijk in het historisch kappenlandschap omdat zij nog zoveel overeenkomsten hebben met de traditionele kappen en spits toelopen. Een andere veel voorkomende transformatie is de vervanging van historische door moderne dakbedekking. Het is niet uitzonderlijk dat historische panden nog hun Oudhollandse, 17de of 18de eeuwse golfpannen bezitten of zelfs zijn afgedekt met nóg oudere dakbedekking, zoals het Gotisch huis, dat nog zijn laat-middeleeuwse holle en bolle pannen bezit! Dit rijke bouwhistorisch erfgoed is erg kwetsbaar en wordt vaak onoordeelkundig weggehaald en vervangen door moderne pannen. Kap: aan het oog onttrokken en weer zichtbaar gemaakt Vóór de massale sloop van de topgevels vanaf het laatste kwart van de 18de eeuw werd de kap van diephuizen steevast aan het oog onttrokken door de geveltop die tot boven de nok was doorgezet. Ook bij dwarshuizen verdween de kap dikwijls voor een deel achter Vlaamse gevels, dat zijn vanaf de gevel doorgemetselde toppen vóór de dwarskap, die als dakkapel of als volledige top werden uitgevoerd. De spits toelopende geveltop benadrukte de hoofdvorm van de kap en overdreef deze zelfs wanneer de top hoger was uitgevoerd dan de kap zelf. De geveltoppen speelden dus een belangrijke rol in het silhouet van de Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
stad. Bij de afbraak van de toppen kwam de kap weer te voorschijn, werd naar achteren afgeschuind en aan de voet voorzien van een kroonlijst. Voor de individuele expressie van de panden en het silhouet betekende het aftoppen een ernstige verarming, en de ‘boerse’, hoge Noord-Europese kappen lieten zich soms maar moeizaam verenigen met dit pretentieuze klassicistische repertoire. 3.62 Kap grote gebouwen: hoog en donkergrijs De kappen van grote bijzondere gebouwen, als kerken, stadhuizen, stadspoorten en zo meer steken vaak majestueus boven de kappen van de gewone woonhuizen uit, maar de vormverwantschap is zonneklaar, waarmee overigens de eigenheid van de specifieke kapvormen van kerken en stadspoorten hier niet wordt weggeschreven. Ook deze kappen zijn rechtlijnig, in de vorm van zadel-, schild- of tentdaken, de hellingshoek is steil tot zeer steil, en het geheel loopt doorgaans spits toe. Alleen de koepels hebben geheel eigen contouren, maar deze komen in de Nederlandse stad hoofdzakelijk voor als kleine torenkoepels. De torenspitsen vormen een categorie apart. Ook de historische stad kent weinig gebouwen of gebouwdelen die in het geheel geen functie hebben anders dan visueel genot en eerzucht, maar dit is er dan toch één van. Deze vaak gecompliceerde houten constructies kunnen zeer hoog zijn, en kennen een indrukwekkende vormenrijkdom die ver verwijderd is van de doorsneekapconstructie. Ofschoon de vormgeving van de kap van grote gebouwen onderdeel uitmaakt van het ‘systeem’ van de historische stad, is er ook een opmerkelijk verschil met die van de ‘bulk’ van portaalhuizen: de dakbedekking en de kleur. De kappen van de belangrijkste bijzondere gebouwen werden al in de Middeleeuwen met leien belegd, een uitheems, duur en dus luxe ogend materiaal. De gewone woonhuizen waren zeker vanaf het begin van de Nieuwe Tijd met rode dakpannen belegd, waardoor de bijzondere gebouwen ook in kleur werden verheven boven de omgeving en het totale daklandschap van de stad werd getekend door een rode grondtoon met blauwzwarte toetsen. Dit betekenisvolle contrast tussen rode woonhuisdaken en grote blauwe ac107
3
H I S T O R I S C H - R U I M T E L I J K E
K A R A K T E R I S T I E K E N
O P
V I E R
S C H A A L N I V E A U S
Een zeer bijzonder type woon/werkbebouwing en typerend voor Kampen zijn de stadsboerderijen, die zich voornamelijk in de Groenestraat bevinden. Geen van de binnen de historische kern gelegen stadsboerderijen is nog als zodanig in gebruik. Boven en linksonder: FLX Onder: OBK
108
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
centen is nu in veel steden niet meer aanwezig: al vanaf de 17de eeuw werden rode pannendaken bij rijkere panden vervangen door blauwgrijze dakpannen als nabootsing van een chique leien dak. Aantastingen, Transformaties In Kampen is ter plaatse van de ‘bulk’ een rijke menging aanwezig tussen rood- en blauwzwart bepande daken. Deze menging is soms aanwezig per pand, maar is soms ook structuurloos (beiden pankleuren op één zijde van een dak toegepast). 3.4.4 Bijzondere bebouwing Bijzondere bebouwing: verschillende typen Historische bijzondere bebouwing (bebouwing met van de normale woongebouwen afwijkende functies) zijn onder de volgende typen onder te brengen: 1 Kerken en kapellen, o.a.: - Bovenkerk - Buitenkerk - Broederkerk - Cellezusterkapel - Lutherse Kerk 2 - - -
Gebouwen van stadsbestuur en handel o.a.: Oude Raadhuis Nieuwe Raadhuis (17de eeuws en 18de eeuws) Nieuwe Toren
3. - - -
Gebouwen van religieuze woongemeenschappen (kloosters, conventen, bagijnhoven), o.a.: Klooster Buiten Nieuwstraat 2 Klooster Buiten Nieuwstraat 95 Klooster Groenestraat 158
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
- -
Klooster 2e Ebbingestraat 1a Bethlehemvergadering, Buiten Nieuwstraat 62
4 - -
Gebouwen van seculiere woongemeenschappen (hofjes, oudemannen- en oudevrouwenhuizen, proveniershuizen), o.a.: Groenestraat 57-61 (1930) Bejaardentehuis 1e Ebbingestraat 37-40 (van Gelderstichting)
5 Gebouwen van zorg en tucht (gasthuizen, weeshuizen, tuchthuizen, dolhuizen, etc), o.a.: - Weeshuis Boven Nieuwstraat 13, 15, 17(Soete Naeme Jhesushuis) - Pesthuis en gasthuis/ziekenhuis: Vloeddijk 1-1a - Ziekenhuis Engelenbergplantsoen 3 (Engelenbergstichting) - Verpleeghuis, Burgwal 49, Huize Myosotis 6. Burgerlijke instellingen (scholen, universiteit, doelen, gildehuizen), o.a.: - Latijnse school, Buiten Nieuwstraat 2 - HBS, Engelenbergplantsoen 5 - School Oudestraat 244 - Oudestraat 2 tm 6 Theologische Universiteit - Broederweg 15 Theologische Universiteit - Aanbouw Koornmarkt 1, Instituut van opvoeding en onderwijs (1818-1847), later hoofdcursus aankomend officieren 7
- - 8 - -
Bestuurscomplexen en (stads)paleizen (bestuurscomplexen op bovenlokaal niveau, rijke behuizing van de aristocratie, geestelijkheid en patriciaat, burchten), o.a.: Koornmarkt 1 Patriciershuis, diverse huizen aan de Vloeddijk en Burgwal Culturele en maatschappelijke gebouwen (theaters, societeiten, postkantoren), o.a.: Stadsgehoorzaal Burgwal 84 Postkantoor Oudestraat 137
109
[...]
2
4
GESCHIEDENIS ENNRUIMTELIJKE ONTWIKKELING WA ARDE N ST E LLI G EN A A N B EVEL IN G E N VAN KAMPEN TOT 2000
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
De IJsseldelta omstreeks 1400, (Historische stedenatlas van Nederland. Afl. Kampen)
Replica van een koggeschip opgegraven in 1983 op kavel OZ 36 in Zuidelijk Flevoland. (GA)
116
Een oude tekening van een Kamper koggeschip uit: het Digestum Vetus. Dat is een door de secretaris van Kampen geïllustreerd stadsregister uit de 2e helft van de 15de eeuw (GA) Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
4.1 INLEIDING Kampen en de IJssel Kampen heeft zijn ontstaan en ontwikkeling te danken aan de IJssel, een rivier waarvan het bestaan teruggaat tot het prehistorische tijdperk. Uit de opbouw van de aardlagen heeft men kunnen afleiden dat de IJssel zo’n tienduizend jaar geleden reeds een vrij grote rivier was, maar in de periode tussen de laatste IJstijd en de Middeleeuwen nam het waterafvoerend vermogen sterk af en was de rivier een bescheiden stroom die dientengevolge ook weinig sediment afzette.4.1 Pas in de Middeleeuwen nam de omvang van de rivier weer toe. In de 12de eeuw veranderde de waterstaatkundige situatie dusdanig, dat de IJssel veel meer water kreeg te verwerken. Samen met de bedijking van de gehele rivier, vanaf 1308, die de IJsseldelta min of meer zijn huidige vorm gaf, kon een noord-zuid handelsroute over water ontstaan die als gevolg van de gebrekkige landwegen en het gebrek aan alternatieve routes snel aan betekenis toenam. De 11de-eeuwse nederzetting van boeren en vissers langs de boorders van de IJssel, zo dicht bij de monding van de rivier in de Zuiderzee, had zo alle winden mee om in de Hoge Middeleeuwen uit te groeien tot een belangrijke stad. Zo goed als de IJssel de ontstaansreden is voor Kampen, is zij ook de reden geweest voor het verval van de stad vanaf de 16de eeuw, aangezien de grotere stroom meer sediment meevoerde en zo geleidelijk aan de IJsseldelta in omvang deed toenemen. Kampen kwam verder en verder van de Zuiderzee af te liggen en de mondingen van de rivier verzandden. Vanaf de 16de eeuw tot in de 19de eeuw heeft Kampen een niet-aflatende strijd geleverd om voor diepe schepen bereikbaar te blijven.
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
4.2 GESCHIEDENIS EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING IN DE PERIODE 1100 - 1330: een nederzetting groeit uit tot stad. Maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen • De vroegste geschiedenis van de nederzetting Kampen is zeer lastig te reconstrueren. Tot nu toe zijn door historici verschillende scenario’s geschetst. Uitgaande van handel als hoofdmotief voor de stichting van de stad worden genoemd: stichting van de nederzetting door handelaren uit het Rijnland (het gebied rond Keulen) of de nederzetting als startpunt van een jaagpad langs de IJssel, ten behoeve van schepen met minder diepgang dan de koggeschepen uit de Zuiderzee (toen nog Almere geheten). Uitgaande van veenontginning als grondslag voor de stadswording is als scenario geschetst dat de ontginning van het gebied ten westen van de IJssel deels uitgevoerd zou zijn door kolonisten uit Holland en Friesland met een 11de eeuwse nederzetting van boeren en vissers langs de boorders van de IJssel tot gevolg. Deze laatste mogelijkheid is het meest waarschijnlijk.4.2 • In de 12de eeuw vond een sterke opleving van de (internationale) economie plaats en een hiermee gepaard gaande opkomst van nieuwe steden. Kampen, bijzonder gunstig gelegen aan de monding van de IJssel, profiteerde van de toename in handel en scheepvaart in noordwest Europa. • De naam Kampen wordt voor het eerst genoemd in de nu nog slechts in afschrift bewaarde oorkonde uit het jaar 1227, waarin de Utrechtse bisschop Otto II aan de kanunniken van Zutphen het visrecht ‘apud Campis’ (bij Kampen) afstond.4.3 • Stadsrechten – in die zin dat er de landsheer een stadsbrief afgaf waarin deze de nederzetting verschillende rechten toekende en de status van stad verleende – heeft Kampen waarschijnlijk nooit ontvangen. De privileges die de stad in juridische zin de status van stad gaven, zullen vooral langs gewoonterechtelijke weg zijn verworven of ook wel afgedwongen en vervolgens bevestigd en erkend zijn door de landsheer.4.4 • In de 13de eeuw ontwikkelde Kampen zich tot een belangrijke transitostad met de grootste transitovloot van de Noordelijke Nederlanden. 117
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
De omgeving van Kampen 14de eeuw, in zwart de eerste bedijkingen uit die periode. (W.A. Fasel, De topografie van Kampen rond het jaar 1335).
Eenvoudig leemhuisje, zoals gebouwd bij de Koggewerf in Kampen. Het betreft hier een replica van een vissershuisje uit de 15de eeuw. (GRO)
Kampen en ommmelanden, begin 19e eeuw. (Historische stedenatlas van Nederland. Afl. Kampen)
118
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
De Kampenaren legden zich aanvankelijk vooral toe op de handel met Scandinavië en de Oostzee (de zogenaamde Ommelandvaart) en waren hierin zó succesvol dat zij de belangrijkste (handels- en transito)vloot van de Noordelijke Nederlanden ontwikkelden, de Hollandse steden hiermee ver achter zich latend. Opmerkelijk is dat de Kampenaren in dit verkeer in de eerste plaats optraden als vrachtvaarders en schippers, niet als kooplieden. De stad speelde dus vooral een bemiddelende rol tussen kooplieden die elders hun domicilie hadden en vervoerde de goederen tussen verschillende steden, vaak zonder daarbij Kampen zélf aan te doen. Halverwege de 13de eeuw schonk de bisschop van Utrecht Kampen een aanzienlijk stuk land in de ten westen van de stad liggende polder ‘Broeken en Maten’, maar ook gronden in het ‘Haatland’, ‘de Greente’ en ‘de Melm’, laaggelegen weiden tussen het Haatland en de Zuiderzee. Het weiderecht dat de burgers van de stad hadden op al deze gronden oefende een grote aantrekkingskracht uit op mensen van buiten en binnen de stad. 4.6 De Kampenaren breidden hun transitogebied uit en gingen zich in de 14de eeuw meer en meer toeleggen op het internationale handelsverkeer tussen het Oostzeegebied en Frankrijk, Engeland, Vlaanderen, Holland en Zeeland.
Groei en transformatie stadsplattegrond en (pre-)stedelijke structuren • Niet alleen zijn de ware stichters van de nederzetting in nevelen gehuld, maar dit is ook het geval voor de eerste ruimtelijke opzet van het vroegste Kampen. Vermoedelijk zijn de eerste veenontginners verantwoordelijk geweest voor de aanleg van de dijkachtige structuur die is uitgegroeid tot de Oudestraat, al is nog niet duidelijk hoe deze vanaf de 11de eeuw is ontstaan. Hij kan als dijklichaam in één keer of in aaneensluitende stukken zijn opgeworpen, óf daarentegen zijn ontstaan als gevolg van het ‘aaneengroeien’ van individuele woonterpen van een à anderhalve meter hoogte, zgn. ‘werven’, eveneens een bekend middeleeuws nederzettingstype langs rivieren. Dit laatste is het meest waarschijnlijk, Flexus AWC
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
aangezien de opgravingen die in Kampen plaatsgevonden hebben (o.a. bij de Kokpanden aan de Oudestraat) dergelijke werven hebben aangetoond.4.7 Er is lange tijd verondersteld dat de oudste kern van de stad lag rond de huidige Koornmarkt en Bovenkerk, omdat dit gedeelte als een terp is opgehoogd en hier bovendien de oudste parochiekerk van de stad is gesitueerd. Maar in de vorm van een compacte kern die zich beperkte tot de terpachtige verhoging is dit toch onwaarschijnlijk. De bebouwing rondom is in het geheel niet georienteerd op de pleinruimte rondom de Bovenkerk, maar op de straten die hier haaks op staan: de Oudestraat, de Hofstraat en de Nieuwstraat. Deze veronderstelde zelfstandige woonterp heeft dus niet een eigen structuur nagelaten in de stadsplattegrond, wat wel verwacht kan worden indien alleen hier het eerste compacte begin van Kampen zou hebben gelegen of als deze plek een zelfstandige ontwikkeling zou hebben gekend. Bovendien is duidelijk uit het kaartbeeld af te lezen dat de straatdijk aan de noordwestzijde van de Koornmarkt en de Bovenkerk een natuurlijk vervolg heeft aan de zuidoostzijde van de kerk, evenals de straten die hieraan evenwijdig liggen. Ook het gegeven dat het hoogste punt van de stad zich niet rondom de kerk bevindt, maar bij de Oudestraat tussen Bovenkerk en Vispoort, ondergraaft de theorie van een primaire ontstaanskern. Geconcludeerd kan worden dat een ontwikkeling langs het lint van de Oudestraat in de noordwest-zuidoost richting de beste verklaring is voor de structuur van de stadsplattegrond. Dit hoeft niet perse het uitgangspunt te ondergraven dat de groei in deze zuidoosthoek begonnen kan zijn en dat de nederzetting vanuit deze hoek langs de Oudestraat naar boven kan zijn gegroeid. Een lineaire ontwikkeling van de vroegste nederzetting langs de Oudestraat is derhalve het meest waarschijnlijk, een gegeven waar ook de perceelsindelingen tussen Oudestraat en Burgwal op wijzen. Zeker is dat met de groei van de nederzetting ook de greep op de waterbeheersing van het achterland toenam. Vanaf 1308 was er sprake van bedijking van de gehele rivier, en aan het eind van de 13de, begin 14de eeuw werd een stelsel van dijken, waaronder de Vloeddijk, aangelegd ter bescherming van het veengebied ten zuidwesten 119
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Hoekverdraaiing in de structuur ter plaatse van de Houtzagers- en Karpersteeg. Discontinuiteit in de gridstructuur ter plaatse van de Nieuwstraat nabij de Broederstraat. Discontinuiteit in de gridstructuur ter plaatse van de Hofstraat ter hoogte van de Burgwalstraat.
Middeleeuwse wijkindeling. (Historische stedenatlas van Nederland. Afl. Kampen)
120
Gridstructuur (FLX)
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
van de stad tegen het water van de IJssel en de zee. De wijze waarop het door Burgel en Oudestraat omsloten gebied zich heeft ontwikkeld tot aan de eerste decennia van de 14de eeuw, laat zich als volgt samenvatten. De riante percelen die aan de Oudestraat lagen strekten zich, zoals nog heel duidelijk op het minuutplan van 1818 te zien is, oorspronkelijk over de volle lengte (ca. 160 meter) van de Oudestraat tot aan de Burgel uit, zonder dat de later aangelegde Hof- en Nieuwstraat dit patroon verstoorden. Nadat de bebouwing aan de Oudestraat steeds dichter was geworden en het niet langer mogelijk was de oorspronkelijke kavels nog verder te splitsen omdat ze anders te smal zouden worden, werd de Nieuwstraat (in 1319 voor het eerst genoemd) dwars door de achtererven van de bebouwing aan de Oudestraat en evenwijdig hieraan aangelegd. Hiermee werd het aantal woningen verdubbeld. Toen ook de westelijke zijde van deze straat volgebouwd was, werd besloten om de percelen tussen Nieuwstraat en Oudestraat, die zelfs na de aanleg van de Nieuwstraat nog riante afmetingen hadden, wederom in twee nagenoeg gelijke helften op te splitsen en hier een nieuwe parallelle straat aan te leggen: de Hofstraat (in 1339 voor het eerst genoemd). De Hofstraat is niet in één keer aangelegd, daar ter hoogte van de Speldenmakersteeg (thans Burgwalstraat) het noordelijk gedeelte van deze straat niet aansluit op het zuidelijk gedeelte, een aanwijzing dat de beide delen uit twee verschillende perioden stammen. Of ook de Nieuwstraat ter hoogte van de Broederstraat oorspronkelijk een doorlopende weg is geweest is niet helemaal duidelijk. De bouw van het Minderbroederklooster, juist op deze locatie, kan heel wel geresulteerd hebben in de noodzaak de weg iets te verleggen.4.7 De oorspronkelijke polderverkaveling is de basis geweest voor de noordoost-zuidwest lopende straten ten westen van de Oudestraat met de kenmerkende ‘rasterachtige’ plattegrond tot gevolg. De zogenaamde ‘kadastrale minuut’ uit het begin van de 19de eeuw laat dat zonder meer zien. Kavelsloten werden gedempt en omgevormd tot stegen, zoals ter plaatse van de Exter- en Speldenmakerssteeg, Sint Jacobssteeg, Broederstraat, Houtzagerssteeg en Karpersteeg, die alle bijna min of meer loodrecht op de Oudestraat uitkomen. De onderlinge
Flexus AWC
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
afstand van deze stegen ligt tussen de 35 en 50 meter, de afstand tussen de oorspronkelijke agrarische kavelsloten of erfgrenzen.4.8 Bredere dwarsstraten zijn wellicht geen gevolg van dempingen, maar zijn aangelegd over bestaande erven.4.9 De Geerstraat bijvoorbeeld is volgens bouwhistoricus Chr. J. Kolman op het grote perceel van Geert van der Aa ontstaan, één van de belangrijkste burgers van Kampen in de 14de eeuw.4.10 De Houtzagerssteeg en Karpersteeg vormen een verbijzondering van dit hoofdzakelijk door prestededelijke polderverkaveling bepaalde noordoost-zuidwest lopende stratenpatroon. Weliswaar zijn ook deze stegen bepaald door een prestedelijke structuur, maar dan die van een ‘restontginning’, een stuk wild land dat gelegen was tussen twee nabijgelegen ontginningen met elk een andere hoofdrichting, en waarvan het stuk dat tussenin overschoot als vanzelf een taps toelopende vorm had. In de stegen ten oosten van de Oudestraat is een geheel ander patroon te herkennen. Het stegenpatroon aan deze zijde van de Oudestraat sluit niet aan op dat van de westzijde van de straat. Dit lijkt te wijzen op een mogelijk niet-gelijktijdige totstandkoming van beide zijden van de straat. Dat aan de oostzijde van de Oudestraat reeds op een vroeg moment sprake was van bebouwing tonen de opgravingen bij de zogenaamde Kokpanden ter plaatse van de huidige vestiging van C&A aan. Deze laten zien dat hier in de tweede helft van de 12de eeuw al woonhuizen gestaan hebben op een terpachtige verhoging. De percelen waar de huizen op stonden reikten aanvankelijk waarschijnlijk tot aan het water van de IJssel, met een directe koppeling tussen erf en aanlegplaats voor een of meer schepen. Aan dit open systeem langs de rivieroever kwam een eind in de tweede helft van de 13de eeuw toen de eerste stadsmuur langs de IJssel werd gebouwd. Voor de stadsmuur werd op een afstand van ca. 9 meter een kade aangelegd, bestaande uit zware, diep ingeheide palen waartegen horizontale planken werden bevestigd. Het terrein tussen de stadsmuur en de kade werd opgevuld met grond. Zo ontstond in de tweede helft van de 13de eeuw de eerste vaste IJsselkade. 4.11 121
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Stadsontwikkeling: ca. 1335
Door historicus Fasel veronderstelde topografie van Kampen rond het jaar 1335 Hierop is de locatie van de Reeve aangegeven. De groeifasering zoals hier op de kaart aangegeven is niet door opgravingen bevestigd. (W.A. Fasel, De topografie van Kampen rond het jaar 1335 )
De plattegrond van Kampen zoals deze er zo rond het jaar 1335 uitgezien heeft, en inmiddels door opgravingen is bevestigd. De stadsplattegrond strekt zich in het noordoosten uit tot de locatie van de huidige Botervatsteeg. Langs de IJssel is tevens een strook bebouwing aanwezig. (FLX)
122
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
Het is niet ondenkbaar dat de waterkant (en in een latere fase de IJsselkade) ook vanaf de Oudestraat, tussen de erven door bereikbaar diende te zijn, en de stegenstructuur aan de oostzijde van de Oudestraat een relatie heeft met de vroeg ontstane verkavelingsstructuur aan deze zijde van de straat. Dat hier veel stegen aanwezig zijn is mogelijk het gevolg van de noodzaak bij een stadsbrand snel bij de IJssel te kunnen komen om hier water vandaan te halen. De stelselmatige ontwikkeling van de stad in noordwestelijke richting, tot de 15de eeuw de hoofdas van de stadsgroei van Kampen, heeft in fasen plaatsgevonden, hoewel nog altijd niet duidelijk is hoeveel groeifasen de stad heeft gekend tussen het ontstaan van de eerste bebouwing en de vroeg-14de eeuwse ommuring van de stad die langs de Burgwal en via de huidige Botervatsteeg op de IJssel zou aansluiten. Wel wordt vermoed door historici dat de stad zeker sinds het laatste kwart van de 13de eeuw ommuurd is geweest en dat deze ommuring aan de zuid-, west- en oostzijde gelegen heeft ter hoogte van de Burgel, het Oorgat, en de IJssel. Een gedeelte van deze stadsmuur aan uit deze periode is in 1985 op de Koornmarkt tussen het koor van de Bovenkerk en de Koornmarkspoort en in 1991 tussen de Vergieten- en Meerminnensteeg in het binnenterrein tussen Voorstraat en Oudestraat teruggevonden. Deze stamde uit het laatste kwart van de 13de eeuw. De locatie van de noordelijke begrenzingen van de verschillende groeifasen is tot nog toe omstreden en niet door opgravingen bevestigd. Ofschoon de vroegere indeling van de huidige binnenstad in wijken (Espels) op stelselmatige uitbreidingen lijkt terug te grijpen, blijken restanten van muren en vestgrachten tot nu toe niet terug te vinden op de voormalige, nu nog bekende grenzen van deze wijken. Een van de theorieën gaat uit van een eerste ommuring van Kampen ter plaatse van de Geerstraat in de eerste helft of het midden van de 13de eeuw, met een latere noordelijke uitbreiding en nieuwe muur tussen de Sint Jacobssteeg en Broederstraat in de tweede helft van de 13de eeuw. Er zou dan aan het eind van de 13de eeuw opnieuw een uitbreiding plaatsgevonden hebben met stadsmuur en -gracht tot aan het huidige binnenterrein tussen de Houtzagersteeg en de Gasthuissteeg, maar ook deze theorie is nog niet door opgravingen bevestigd.
Flexus AWC
•
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Wel is bekend dat er in het eerste kwart van de 14de eeuw voor het eerst sprake was van de uitgave van aanzienlijke gelden voor het onderhoud en uitbouwen van de vestingwerken en het graven van een stadsgracht. De muur werd aanzienlijk verstevigd en de Burgel – een smal watertje van natuurlijke of kunstmatige oorsprong dat al in de 13de eeuw werd gebruikt als vestinggracht – werd in deze jaren aanzienlijk verbreed, van het Oorgat in het zuiden tot de Botervatsteeg in het noorden. Het is in ieder geval zeker is dat er een stadsmuur heeft gelegen ter hoogte van de Botervatsteeg. De merkwaardige knik in de Burgel aldaar is te verklaren uit het feit dat de stad waarschijnlijk tot ongeveer 1335 tot de Botervatsteeg was uitgebouwd; hierna heeft men besloten de stad uit te breiden, de Burgel te verlengen en aansluitend op de oude muur een nieuwe muur om het jonge stadsdeel te leggen. Opgravingen hebben deze theorie bevestigd. Bij werkzaamheden aan de Burgel in de vijftiger jaren van de vorige eeuw zijn over een grote lengte de fundamenten van de oude stadsmuur langs de Burgel teruggevonden en op tekening vastgelegd. Ter hoogte van de Botervatsteeg vinden we een duidelijke knik in de stadsmuur en niet alleen een knik: de stadsmuur loopt enerzijds in het verlengde van de de Burgel door (nieuwe muur), en deels duidelijk in de richting van de Botervatsteeg (oude muur).4.12 Over de oorsprong van de Burgel als stadsgracht bestaan verschillende opvattingen. Een daarvan luidt dat de loop van het zuidwestelijk deel van de Burgel vanaf de Cellebroedersweg tot aan het Oorgat bepaald is door de locatie van de veenstroom de Reeve. De nederzetting zou dan ontstaan zijn op de aansluiting van IJssel en Reeve. Voor deze veronderstelling is echter moeilijk bewijs te vinden. Een andere visie is dat het gehele tracé van de Burgel bepaald is door een uit de prestedelijke periode daterende wetering die tot stadsgracht werd omgevormd. Gezien het feit dat parallel met de Groenestraat en parallel met de latere nieuwe stadsgracht van 1465 weteringen hebben gelopen, moet met deze mogelijkheid rekening worden gehouden. Er zijn voor beide theorieën geen harde bewijzen, maar de Burgel is gedurende de twintiger jaren van de 14de eeuw wel verbreed, uitge123
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Een voorbeeld van houten stadshuizen. Deze foto geeft waarschijnlijk een vrij accuraat beeld hoe de stadsbebouwing in Kampen in de 14de eeuw er moet hebben uitgezien. In Kampen begon de verstening al op een zeer vroeg moment. Op deze foto is de verstening van de zijmuren te zien, en hebben de huizen reeds gemetselde schoorstenen in plaats van een open vuurplaats. Het via een schoorsteen afvoeren van rook maakte mogelijk dat verdiepingsvloeren konden worden aangebracht in de woningen. De voor- en achtergevels waren nog lang van hout, en werden het laatst voorzien van stenen muren. Foto museum Archeon, Alphen a/d Rijn. (OBK)
124
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
diept en omgevormd tot stadsgracht. De Burgel werd op dat moment kennelijk door het stadsbestuur niet als voldoende breed en diep beschouwd om als verdedigingsgracht te kunnen fungeren. De tijd werd rijp geacht er een echte stadsgracht van te maken. 4.13 Hiermee ontstaat het beeld van een nederzetting die aan het begin van de 14de eeuw volledig ommuurd was, met als enige doorlopende weg de Oudestraat, de oorspronkelijke hoofdas, waarachter aan de westzijde achterstraten en zijstegen ontstaan (zijn) en aan de oostzijde stegen. Bij de Zwanenpoort kwam de IJsseldijk in het zuiden de stad binnen, om bij de Botervatsteeg (in de Middeleeuwen ‘Zijlsteeg’ geheten; een zijl is een watertje) via een poort, die vermoedelijk toen al Hagenpoort heette, de stad weer te verlaten en in noordelijke richting verder te lopen naar Brunnepe. Brunnepe (naam afgeleid van Brunapa, hetgeen bruin water betekent en mogelijk verwijst naar een veenstroompje) was een vissersdorpje gelegen binnen de Vrijheid van Kampen en derhalve onderworpen aan de jurisdictie van de stad, maar het heeft niettemin altijd een zekere mate van zelfstandigheid weten te bewaren ten opzichte van haar grotere buurman. 4.14 De versterkte stadspoorten van de stad bevonden zich op de dijkstructuur langs de IJssel (de zojuist genoemde Zwanenpoort en Hagenpoort), en aan het begin van de uitvalswegen naar de stadsweiden: de Geert van der Aapoort aan het einde van de Geerstraat, de Broederpoort aan het einde van de Broederstraat, de Zwanenpoort (ook wel Venepoort genoemd) aan het einde van de Venestraat.
Gebouwen en stedelijke artefacten in deze periode • Al aan het eind van de 13de, begin 14de eeuw bestonden er stenen woonhuizen in Kampen. Niettemin zal het gros van de bebouwing van hout en andere brandbare materialen geweest zijn. De wanden waren van vlechtwerk, planken of vakwerk met leem, de daken van riet of stro. Resten van dergelijke huizen zijn bij archeologisch onderzoek aangetroffen langs de Hofstraat en aan de Oudestraat, onder de voormalige Kokpanden. Vooral vanuit het oogpunt van brandveiligheid werd voor het bouwen en verbouwen van muren en daken geleidelijk aan steeds meer gebruik gemaakt van onbrandbare, dus harde bouwmateFlexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
rialen als baksteen en dakpannen. Ook het toenemend gebruik van een schoorsteen en het aanbrengen van meerdere verdiepingen moedigde het versteningsproces aan. In Kampen kwam dit proces waarschijnlijk al vóór 1300 op gang, wat voor een stad van het Lage Land vrij vroeg is. Rond deze tijd werden de scheepvaartactiviteiten voor een groeiende sociale bovenlaag van schippers-, reders- en koopmansfamilies steeds winstgevender. Voor zover de winst niet nodig was voor investeringen in schepen of goederen, kon dat geld worden benut om de huisvesting te verbeteren en de verworven welvaart in een stenen huis tot uitdrukking te brengen. De stedelijke overheid investeerde hiernaast in steenbakkerijen, waarvan de producten niet alleen voor het stadswerk, maar ook voor de burgerij beschikbaar kwamen.4.15 De eerste stenen huizen verschenen aan de twee oudste en belangrijkste straten van Kampen: de Oudestraat en de Waterstraat (de huidige Voorstraat; voor de locatie van de Waterstraat, zie de volgende paragraaf). Vanaf de jaren twintig en dertig van de 14de eeuw vond er een duidelijke versnelling plaats in het tempo van verstening. Versteende huizen verschenen toen ook aan andere straten, zoals de Burgwal, de Nieuwstraat en Hofstraat. Duidelijke koplopers in dit proces waren in die tijd vooral de Broederstraat en de huidige Buitennieuwstraat. Het versteningsproces werd ook gestimuleerd door het Kamper stadsbestuur, onder meer door vanaf 1324 het aanbrengen van een pannendak te subsidiëren. Daarnaast trad zij al vanaf het begin van de 14de eeuw regulerend op bij het bouwen in steen. De oudste keur in dit verband, uit 1313, geeft al gedetailleerde voorschriften met betrekking tot gemene muren, dat wil zeggen de gezamenlijke muren tussen twee woningen.4.16 Hoewel er nog gedetailleerd bouwhistorisch onderzoek zal moeten worden gedaan naar de eerste periode van verstening is wel te verwachten dat langs de straten waar deze het eerst is begonnen, nog altijd restanten van dit versteningsproces in het huidige bouwbestand aanwezig is. Vanwege de hoge ouderdom kunnen deze resten beschouwd worden als een van de meest kostbaarste bouwkundige historische overblijfselen van Kampen.
125
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Stadsontwikkeling: ca. 1350
De plattegrond van Kampen zoals deze er rond het midden van de 14de eeuw uitgezien heeft. De Hagen en de Wildfang (het driehoekig stuk land boven de IJsseldijk helemaal in het noorden van de stad) zijn bij de stad getrokken. Ook het gebied ‘Achter de Nye Mure’ is bij de stad gevoegd, in combinatie met een nieuwe stadsmuur langs de IJssel. De sprong in de muur ter hoogte van het nieuwe Raadhuis is opmerkelijk. (FLX) 126
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
• • • •
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
12de eeuw: bouw romaanse Sint Nicolaas- of Bovenkerk in tufsteen, (fundamenten bevinden zich ter plaatse van het koor van de huidige Gothische kerk). Late 13de eeuw: vergroting Sint Nicolaaskerk in gotische stijl. Ca. 1300: bouw Heilige Geestgasthuis aan de Oudestraat. Eerste kwart 14de eeuw: bouw Dinghuis of Schepenhuis bij de Vismarkt. Eerste kwart 14de eeuw: begin bouw Minderbroederklooster.
4.3 DE PERIODE VAN DE LATE MIDDELEEUWEN: een periode van sterke groei •
•
•
•
Na deze beginfase kende Kampen in de periode van de late Middeleeuwen de sterkste demografische en economische groei die de stad vóór de 20ste eeuw heeft gekend. Er vond uitbreiding van het handelsgebied plaats tot aan Spanje en Portugal. Maar ook de vaart op de Noord- en Oostzee, het kerngebied van het samenwerkingsverband van Hanzesteden, bleef van belang. Kampen trad pas laat – in 1441 – toe tot het Hanzeverbond, wanneer de grootste bloei van de stad al nagenoeg voorbij was. Het is nog altijd onduidelijk waarom dit lidmaatschap zo laat werd aangeboden of geaccepteerd. Mogelijk is er sprake geweest van de wens zélf verbonden te sluiten met staten en steden, in plaats van de beperkingen van de handelingsvrijheid binnen een verbond. Er is gedurende de late Middeleeuwen sprake van een zeer sterke bevolkingsaanwas in Kampen tot uiteindelijk ca. 6000-9000 zielen te Kampen en Brunnepe aan het eind van de 15de eeuw.4.17 De stad kreeg in de periode 1330 - 1475 de vorm en omvang zoals die tot aan de uitbreidingen van de 20ste eeuw zouden blijven. Ook kwamen in deze periode de belangrijkste monumentale gebouwen tot stand die, voor zover ze de sloopwoede van de 19de eeuw hebben overleefd, nog altijd het stadsbeeld bepalen.
Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
4.4 GESCHIEDENIS EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING IN DE PERIODE 1330 - 1385: aanvang van sterke groei. Maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen • In 1363 schonk de bisschop van Utrecht de Kamper Eilanden aan de stad. • In 1382 verleende hij de stad de rechten tot het houden van drie vrije jaarmarkten per jaar.4.18 Niettemin bleven de stedelijke markten vooral producten aanbieden uit de directe regio. De handelsactiviteiten van de Kampenaren bleven geconcentreerd op het aanbieden van vrachtverkeersdiensten per schip aan kooplieden die elders woonden. In het voorjaar voer men uit om pas in de herfst weer terug te keren. Vaak bleven de schepen elders achter in de ‘winterlaghe’. Men zal in Kampen dan ook vergeefs zoeken naar de typische kenmerken van een handelsstad. Uitgestrekte scheepswerven, lange rijen pakhuizen, kantoren van buitenlandse rederijen, een beurs en dergelijke ontbreken. De weinige handelsactiviteiten die Kampen dan toch te zien gaf, waren geconcentreerd in een klein gebied: de Buitenhaven en de IJsselkade tussen Koornmarktspoort en Hagenpoort in het noorden. Naast nijverheid (bierbrouwerij, lakennijverheid) hielden heel wat Kampenaren zich vooral bezig met het veehoudersbedrijf in verband met de weiderechten die de ingezetenen bezaten in Kamper Eilanden, een activiteit die niet zelden gecombineerd werd met het vrachtvervoer. De enkele boerderijen die tot zeer onlangs nog in de stad in functie waren, zijn vele eeuwen later de laatste getuigenis hiervan. 4.19 Groei en transformatie stadsplattegrond en (pre-)stedelijke structuren • De groei van het aantal inwoners leidde ertoe dat de stad aan het begin van de 14de eeuw begon vol te raken en dat het stadsbestuur gedwongen werd naar uitbreidingsmogelijkheden te zoeken. Bij gebrek aan ruimte binnen de stad, of vanwege het ontduiken van de stedelijke gildebepalingen, ontstond ook al in de Middeleeuwen langs de belangrijkste uitvalswegen, zelfs al lag deze buiten de beschermde stadsmuren, door het stadsbestuur min of meer gedoogde voorstadbebouwing. 127
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Uitsnede uit de kaart van Utenwael (1598) waarop ‘Achter de Nye Mure’ weergegeven is (de onderste straat nabij de stadsmuur). Rechts is het Oude Raadhuis met de hier dichtbij gelegen Vispoort en de kenmerkende sprong in de stadsmuur te zien. Links de Sint Nicolaaskerk (huidige Bovenkerk) met de hiervoor gelegen Koornmarkt. (GA)
Een stuk14de eeuws stadsmuur ter hoogte van de oorspronkelijke Meerminnenpoort. (FLX)
128
Flexus AWC
[...]
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Hierboven: uitsnede uit de kaart van Utenwael (1598) waarop de tweede IJsselbrug uit 1589 is weergegeven. (GA)
Stadskaart van Kampen van Jacob van Deventer, ca 1560. (Nationaal Archief, Den Haag) Op de kaart zijn duidelijk de stadsuitbreiding van de Nieuwe Hagen in het noorden en de Nieuwstad aan de zuidoostzijde weergegeven. De beroemde cartograaf Jacob van Deventer, misschien wel de eerste systematische stadscartograaf ter wereld, is overigens in Kampen geboren.
134
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
Met verschillende keuren trachtte het stadsbestuur greep te krijgen op de bouwontwikkeling in de stad. Uit 1316 dateert de eerste verordening ten aanzien van de bouw van stenen huizen. De gemeente Kampen vaardigde hiermee als één van de eerste steden in de Nederlanden keuren (verordeningen) uit voor het verstenen.4.28 Vanaf 1340 werden keuren door het stadsbestuur uitgevaardigd waarin de bouw van huizen, en met name die van stenen huizen, aan regels gebonden werd. Reeds in 1338 werden de minimale afmetingen van ‘kameren’ door het stadsbestuur bepaald op 4,6 meter lang en 3 meter breed. Om te voorkomen dat bij voortgaande splitsing van de erven in de breedte te smalle percelen zouden ontstaan, werd in 1343 door het stadsbestuur de minimumbreedte van een erf bepaald op 14 voet (ongeveer 4 meter). De breedte van de huidige panden langs de Oudestraat varieert dan ook tussen de 4 en 6 meter. Slechts een enkel pand is breder.4.29 Omstreeks het midden van de 14de eeuw ving men aan met de bouw van het Raadhuis in de buurt van de Broederstraat, ter vervanging van het dichtbij de Bovenkerk in de Oudestraat gelegen Richthuis waar recht gesproken werd. Ter hoogte van de Broederstraat, centraal gelegen in de vergrote stad, was nog voldoende ruimte voorhanden voor het oprichten van een nieuw vrijstaand gebouw. Mogelijk is het raadhuis niet voor het eind van de jaren zestig van de 14de eeuw voltooid. 4.30 Met de bouw van het raadhuis verplaatste het economisch en bestuurlijk centrum van de stad, dat zich aanvankelijk rond de Bovenkerk bevond, zich definitief naar de omgeving van de Broederstraat. Deze ontwikkeling werd een eeuw later nog bestendigd door de bouw van de nieuwe IJsselbrug. Het Broederespel, het gebied tussen Sint Jacobstraat en de Houtzagerssteeg waar het nieuwe raadhuis gesitueerd was, werd het dichtstbevolkte gebied van de stad, waar bovendien de meest kapitaalkrachtigen hun woning hadden. Aan de zuidzijde van het aanvankelijk vrijstaande raadhuis ontstond in de loop van de tijd een cluster van verschillende bouwsels, waarvan sommige ook ten behoeve van het stedelijk bestuur – dat haar takenpakket steeds groter zag worden – werden aangewend.4.31
Flexus AWC
•
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Kort voor 1353 kwam het met tufsteen beklede priesterkoor met beide zij-absides en het dwarsschip van de Onze Lieve Vrouwenkerk of Buitenkerk gereed. Op de plaats van deze kerk stond aanvankelijk een houten kapel, gewijd aan de Twaalf Apostelen. Tijdens en na de ommuring van de Hagen ten noorden van de Botervatsteeg, werd de kapel vervangen door een stenen kerkgebouw, gewijd aan Maria. In 1453 zou de toren van de kerk nog verhoogd worden. Met een hoogte van 60 meter werd de Buitentoren voor anderhalve eeuw het hoogste bouwwerk van de stad.4.32 In het midden van de 14de eeuw ving men aan met de vervanging van de hallenkerk van de Sint Nicolaaskerk door een indrukwekkend basilicaal kerkgebouw, een kerk met een hoog schip omgeven door lage zijbeuken met kapellen. Het priesterkoor kwam rond 1400 gereed. Van volledige nieuwbouw werd uiteindelijk uit kostenoverwegingen afgezien en in de tweede helft van de 15de eeuw werd de bestaande hallenkerk volgens een vereenvoudigd ontwerp tot basilicaal kerkgebouw omgebouwd. Schip en transept werden niet in oppervlak vergroot maar wel verhoogd, terwijl aan weerszijden extra zijbeuken aan de reeds bestaande werden toegevoegd, met een vijfbeukig schip als eindresultaat.4.33 De toenmalige ruimtelijke situatie rondom de kerk was overigens sterk afwijkend van de huidige toestand. Een groot deel van het plein aan de zuidwestzijde van de kerk maakte deel uit van het kerkhof, dat met een muur van de rest van het plein was afgescheiden.
Overige gebouwen: • Dinghuis op plek van huidige raadhuis aan de Oudestraat:4.34 ca. 1330. • Kraan op IJsselkade, ten noorden van de Vispoort: eerste helft 14de eeuw. • Vleeshuis, op hoek Melksteeg:4.35 eerste helft 14de eeuw. • Richthuis (vergaderruimte schepenen en raden), bij de Koornmarkt:4.36 1344.
135
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
Stadsontwikkeling: ca. 1475-1500
De plattegrond van Kampen zoals deze er rond het einde van de 14de eeuw uitgezien heeft. De Nieuwe Hagen is bij de stad getrokken en ter plaatse van de latere Nieuwstad is langs de Vloeddijk al bebouwing aanwezig. Deze bebouwing is licht gekleurd omdat onbekend is hoeveel bebouwing er al was en waar deze precies stond. (FLX) 136
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Stadsontwikkeling: ca. 1550
De plattegrond van Kampen zoals deze er in de eerste helft van de 16de eeuw uitgezien heeft. De Nieuwstad is bij de stad gevoegd, de stadsmuren zijn gereed en de stadsgracht ter vervanging van de Burgel is gegraven. De plaats van de bebouwing is bekend dankzij de kaart van Jacob van Deventer. (FLX) Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
Kloosters: • Kloosterkerk Minderbroeders, tussen Broederstraat, Buiten Nieuwstraat en Burgel:4.37 ca 1325. • Boven- of Oude Convent, gelegen in de Bovenhoek ten westen van de Sint Nicolaaskerk, ca. 1330. • Buiten- of Klein Convent, langs de Burgwal, bij de Onze Lieve Vrouwekerk, ca. 1340. • Agnietenklooster, aan de Vloeddijk ten noorden van de Cellebroedersweg, ca. 1420. Vergaderingen/Hofjes: • Averinckvergadering, gelegen aan de Vloeddijk, schuin tegenover de Nieuwe Markt, stichtingsdatum onbekend. • Boeckholdtsvergadering, gelegen aan de Burgwal bij het Oorgat., stichtingsdatum onbekend. • Evert Wittenvergadering, gelegen in de Papensteeg (thans Schoolsteeg), stichtingsdatum onbekend. • Boecopsvergadering, gelegen aan de Groenestraat ten noorden van de Broederweg, stichtingsdatum onbekend. • Uitterwijksvergadering, gelegen aan de Burgwal, naast het excercitieveld, stichtingsdatum onbekend.
4.5 GESCHIEDENIS EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING IN DE PERIODE 1385 - 1475: het doorzetten van sterke groei.
•
•
Maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen • de economische en demografische groei zet door. • Kampen treedt in 1441 toe tot het Hanzeverbond Groei en transformatie stadsplattegrond en (pre-)stedelijke structuren • Economische motieven en de wens van Kampen een regionaal centrum te maken deed het stadsbestuur besluiten de beide oevers van de IJssel te verbinden met een 200 meter lange houten brug. Men hoopte via Flexus AWC
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
deze brug de naburen die aan de overzijde van de IJssel woonden aan zich te kunnen binden. In 1448 werd de IJsselbrug gebouwd tegenover de Vispoort. De brug stond op houten palen en was 290 passen lang. De brug maakte een einde aan de noodzaak van een veerverbinding die aansloot op de Koornmarktspoort. De brug werd in een periode van slechts vijf maanden gebouwd, ondanks heftige protesten uit de Duitse zeesteden, de Hanzesteden en de IJsselsteden die vreesden dat de vrije doorgang van het verkeer te water belemmerd werd. Naast de brug werd een tolhuis gebouwd voor het heffen van tol over de schepen die de stad passeerden. De bouw van de IJsselbrug resulteerde in het definitief verschuiven van economische activiteit van de Koornmarktspoort naar de Vispoortzijde. Ter hoogte van de Leeuwentoren in de stadsmuur werd in de nabijheid van de Vispoort de grote stadskraan gebouwd (vermoedelijk rond de jaren zeventig van de 15de eeuw).4.38 Het Kampens stadsbestuur zette zich in – net als veel andere stadsbesturen in deze periode van sterke demografische groei – om bebouwing buiten de stadsmuren in te perken. Zo vaardigde zij in 1327 een keur uit waarin een ieder die buiten de muren woonde en daar een bezit had van meer dan 200 pond, gesommeerd werd binnen de stad te gaan wonen. Tevens werd hierin bepaald dat geen nieuwe huizen meer buiten de muren mochten worden gebouwd. Niettemin zijn er vele vermeldingen van huizen die na 1330 gebouwd zijn op de Vloeddijk, net buiten de stadsmuren.4.39 De Nieuwe Hagen. De grootste concentratie van – min of meer gedoogde – bebouwing buiten de stadsmuur is te vinden in Nieuwe Hagen. In de jaren tachtig van de 14de eeuw trad het stadsbestuur hier ordenend op, hetgeen resulteerde in een regelmatig rasterpatroon. Er ontstonden drie hoofdstraten, vanaf en parallel aan de IJssel respectievelijk de Waterstraat (de huidige Voorstraat), de Nieuwstraat en de Oudestraat, die doorsneden worden door twee haaks hierop staande straten en een aantal kleine stegen. Ondanks de regelmatige opzet zijn er wel degelijk prestedelijke elementen aanwezig, zoals de Pannenkoekdijk (=verlengde van de Ou137
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Uitsnede van de Nieuwstad uit de kaart van Blaeu (1648) waarin goed zichtbaar is dat twee eeuwen na het besluit tot stadsuitleg de invulling van de Nieuwstad nog steeds een sterk agrarisch karakter had. Links het zuiden, rechts het noorden. Goed herkenbaar zijn de Groenestraat en de bebouwingsstrook langs de Vloeddijk.(GA)
138
Flexus AWC
[...]
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Kaart Utenwael uit 1598. (GA) 146
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
Vergaderingen/Hofjes: • 1528: Brantsvergadering in de Buiten Nieuwstraat • Ca. 1525: Dirk Nefkensvergadering aan de Burgwal bij de Geerstraat. • Ca. 1550: Bethlehemsvergadering.
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
Stadsontwikkeling: ca. 1560-1830
Overige gebouwen: • 1538: Pesthuis aan de Vloeddijk bij het Oorgat. • 1543: Brand in oude Raadhuis (op vastenavond) en hierna wederopbouw nieuw Raadhuis op dezelfde plek.
4.7 GESCHIEDENIS EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING IN DE PERIODE 1560 - 1830: een periode van verval. Maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen • De stad werd in 1578 na zware belegering ingenomen door prinsgezinde troepen. • Het stadsbeeld van Kampen onderging met name in de tweede helft van de 16de eeuw en in de 17de eeuw zeer grote veranderingen, vooral als gevolg van de Reformatie en de Opstand, de strijd tegen de Spaanse overheersing. De Opstand had vooral ingrijpende veranderingen aan de verdedigingswerken tot gevolg. De Reformatie vond met name haar weerslag na 1580, het jaar dat Kampen definitief ‘Staats’ werd, in het opheffen van de kloostergemeenschappen in en buiten de stad. De kloostergebouwen werden hergebruikt voor nieuwe maatschappelijke en commerciële doeleinden.4.56 • In deze periode was er sprake van een doorgaand verval van de economie van de stad. De opkomst van de Hollandse steden en de verzanding van de IJsselmonden speelden hierin zoals eerder vermeld een rol. Kampen ontwikkelde zich tot een regionaal verzorgingscentrum. De plattegrond van Kampen zoals deze er globaal van 1560 tot 1830 uit moet hebben gezien. Vanaf 1580 werden aarden bolwerken voor de stadsmuren aangelegd. In 1673 werd de Nieuwe Hagen door de Fransen vernietigf. (FLX)
Flexus AWC
147
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Kaart J. Blaeu uit 1648. (GA)
148
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
Ook het Rampjaar van 1672/1673, waarin de Republiek in oorlog met vier tegenstanders tegelijk raakte (Engeland, Frankrijk, de bisschoppen van Keulen en Munster) en met uitzondering van de westelijke provincies het hele grondgebied bezet werd, ging niet aan Kampen voorbij. De stad kreeg een Frans garnizoen binnen zijn muren. De bezetting resulteerde in de financiële uitpersing van de stad, de sloop van de gehele Nieuwe Hagen en vernietiging van een deel van de vestingwerken. Bovendien bracht de bezetting een ontvolking van de stad op gang, die tot ver in de 18de eeuw invloed had op de economische ontwikkeling van de stad en resulteerde in grote leegstand en verkrotting. Het stadsbestuur trachtte reeds vanaf het begin van de 18de eeuw dit verval tegen te gaan, soms door herstel op stadskosten. Dat dit niet altijd lukte, wordt geïllustreerd door de huidige Plantage. Dit plein ontstond vanaf 1708 na sloop van een aanzienlijk aantal panden en plaatselijke herbouw. Vanaf het einde van de 18de eeuw kreeg de botermarkt op de Plantage een vaste plek. Het is alleen aan de textielnijverheid te danken dat de stad in de 17de eeuw aan een totaal verval kon ontsnappen. Dankzij protectionistisch optreden van het stadsbestuur, de energieke pogingen die werden ondernomen om lakenondernemers uit Leiden en andere textielsteden aan te trekken en de vele gunstige arbeidsvoorwaarden die de nieuwkomers in het vooruitzicht werden gesteld, wist deze industrie het hoofd boven water te houden. In de loop van de 18de eeuw werd de lakennijverheid geleidelijk vervangen door de duffel- en trijpweverijen, de
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
enige takken van nijverheid die nog een redelijke vorm van bestaan gaven. Veel meer dan lokale en regionale betekenis hadden ze echter niet. Deze textielnijverheid kwijnde in de loop van de 19de eeuw weg.4.57 1828: Kampen kreeg een instituut voor opvoeding en onderwijs. Deze zou later uitgroeien tot Theologische Universiteit.
Groei en transformatie stadsplattegrond en (pre-)stedelijke structuren • De stadsbrug van Kampen werd in deze periode meermalen vervangen. De oude brug kampte met problemen vanwege het wegslaan van delen van de brug in verband met de sterke stroming en het kruiende ijs, waardoor delen van de brug steeds weer opgebouwd moesten worden. In 1589 werd een tweede versie van de brug gerealiseerd, waarbij een drijvend gedeelte gebruikt werd, een schipbrug. Onder het vaste brugdeel werden minder jukken geplaatst, waardoor de stroomopeningen groter werden en de destructieve kracht van het kruiend ijs verminderde. Om de jukken te ontlasten van het grotere gewicht van de langere overspanningen, werd de brug voorzien van ‘galgen’ of spanwerken. In 1638 werd een derde versie geconstrueerd. Deze brug was voorzien van vijf galgen. De brugval (plaats waar de schepen door de brug kunnen varen) lag op 27,50 meter vanaf de kade. Het brugdeel tussen de val en de kade was aan beide zijden verbreed met een arcade, waaronder markt werd gehouden. De galgen werden in
De IJsselbrug rond 1649 (Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam).
Flexus AWC
149
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Boven: stadsmuur tussen Cellebroederspoort en Broederpoort. Pentekening Hendrick Avercamp, te dateren tussen 1609 en 1615. (Windsor, Royal Library). In het midden de Broederpoort voor de verbouwing door Thomas Berendszn.
De Cellebroederspoort: een laat-middeleeuwse poort, maar voorzien van rijke renaissanceornamentiek. Opname tussen 1910-1935. (RCE)
150
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
het laatste kwart van de 17de en begin van de 18de eeuw in verband met het vele onderhoud weer verwijderd. In 1784 ontwierp de waterbouwkundige Jan ten Holt de vierde variant. Deze brug had zeven vaste jukken en een aantal losse steunjukken, die via voetplaten op de rivierbodem rustten. De galgen waren toen verdwenen. Aan de kant van IJsselmuiden werd de toegang gevormd door twee stenen sokkels met leeuwen, die schilden met het wapen en de stadskleuren van Kampen omklemden.4.59 In de stadsplattegrond vond gedurende deze periode een grote verandering plaats. De Franse bezetting in het Rampjaar 1672/1673 liep uit op – zoals al eerder vermeld – de vernieting van de Nieuwe Hagen en delen van de vestingwerken. De Franse bevelhebbber beval op 26 augustus 1672 dat de gehele Nieuwe Hagen gesloopt zou moeten worden, nadat in de nacht door een onbekend schip, gedekt door huizen in de Nieuwe Hagen die langs de rivier stonden, een aantal kanonskogels op de stad waren afgevuurd. Het duurde tot mei 1673 eer alle gebouwen en bomen werkelijk waren verdwenen. Ook aan de stadsvesten vonden grote veranderingen plaats. Het geschut, dat in de loop van de 15de en 16de eeuw voortdurend werd verbeterd vormde een steeds grotere bedreiging voor stadsmuren en torens. De introductie van bolwerken die de vijand op grotere afstand hielden en die het van grotere hoogte beschieten van de vijand met zwaar geschut mogelijk maakte, werd hierdoor noodzakelijk. In Kampen vond de eerste modernisering plaats in 1543, toen de stad belegerd dreigde te worden door de Gelderse veldheer Marten van Rossum. Aan de zuidzijde van de stad werd voor de Venepoort buiten de al bestaande stadsgracht een tweede gracht gegraven. Tussen beide grachten werd een aarden wal opgeworpen en voor de poort een hoog bolwerk ten behoeve van zwaar geschut aangelegd. Verdere bescheiden aanpassingen vonden plaats aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Toen in 1572 de stad belegerd werd door graaf Willem van den Berg, een zwager van Willem van Oranje, werden hierop vooruitlopend aan de smalle noord- en zuidzijde van Kampen aan de binnenzijde van de muren aarden wallen opgeworpen ter versteviging van de muren en ten behoeve van het plaatsen van zwaar geschut dat
Flexus AWC
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
door de hogere plaatsing ook een grotere reikwijdte kreeg. Ook de succesvolle belegering door Rennenberg in 1578 toonde dat de verdediging van de stad verbetering behoefde om het hoofd te kunnen bieden aan een volhardend belegeraar. Volgens het plan van Adriaan Anthoniszoon, architect en burgemeester te Alkmaar werden, nadat Kampen in 1580 definitief ‘Staats’ geworden was, voor de poorten aarden bolwerken aangelegd. De wal kwam direct vóór de stenen muur te liggen en er vond dus geen stadsuitbreiding plaats met deze nieuwe vestingwal. Rond 1578 vond sloop van Noordpoort in de Nieuwe Hagen plaats. In het begin van de jaren tachtig van de 16de eeuw verrezen bolwerken voor de Vene-, de Cellebroeders-, de Kalverhekken- en de Hagenpoort, waarmee de vijand voor de stadsmuren weggehouden kon worden en deze beter kon worden beschoten. In 1589 verrees ook aan de overkant van de IJssel voor de IJsselbrug een omvangrijk bolwerk; op de IJsseloever zelf werden voor de stadsmuren langgerekte bolwerken aangelegd. De schans voor de IJsselbrug was evenwel een kort leven beschoren. Hij werd in 1673 door de terugtrekkende Franse troepen geslecht en kreeg in 1680 een meer vredelievende bestemming door de bouw van een veerhuis voor de Zwolse trekschuit. De verdediging aan de landzijde werd in 1606, 1607 en 1625 nog verder versterkt met aarden wallen en bolwerken. Alle versterkingen waren tot dan toe uitsluitend voor eigen rekening aangelegd, een normale situatie voor de meeste steden in de Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd. De consolidatie van het nieuwe staatsbestel der Republiek zorgde voor een administratieve wijziging in het beheer van de vestingwerken. Voortaan was het toezicht op en het onderhoud van de vestingsteden toebedeeld aan de Raad van State. Kampen verzocht hierop aangewezen te worden als vestingstad, en ofschoon niet afdoend aangetoond kan worden dat dit verzoek is ingewilligd, geschiedde reparatie en onderhoud voortaan bij aanbesteding door de Raad van State. Niettemin bleef de stad zeker tot ver in de 17de eeuw verantwoordelijk voor het gewone onderhoud.4.59
151
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Tekening uit circa 1665 van A. Beerstraten van de IJsselkade richting de Vispoort, ongeveer vanuit hetzelfde gezichtspunt als van de foto hiernaast. Voor de poort stonden twee wacht- of kommiezenhuisjes. De Nieuwe toren, de toren van het stadhuis en de Leeuwentoren zijn hier eveneens getekend. (GA)
De Nieuwe Toren en de torenspits van het Oude Raadhuis. Naast het ‘Maastrichts bierhuis’ stond vóór 1837 de middeleeuwse Vispoort, die op de tekening hiernaast is afgebeeld. Opname tussen 1910-1935. (RCE) 152
Flexus AWC
[...]
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Boven: gevel uit de eerste helft van de 19de eeuw. Broederweg 5. Deze met schijnvoegen versierde gevel is een monumentaal voorbeeld van de streng representatieve klassicistische architectuur uit eind 18de-midden 19de eeuw (FLX). Links: een overzicht van de meest opvallende transformaties gedurende de periode 1818-1870, weergegeven op de stadsplattegrond van Kampen uit 1818 (kadastrale minuut). In rood de nieuwe structuren, in zwart kenmerkende sloop, en in groen de getransformeerde groenstructuren. Meest opvallende onderdelen zijn de transformatie van de bolwerken tot plantsoen, de aanplemping van de IJsselkade en het ontstaan van het IJsselkadefront, de transformaties ter hoogte van de Vispoort en de realisatie van grote utilitaire gebouwen, zoals de sigarenfabriek van Lehmkuhl en de Van Heutzkazerne. (FLX) 158
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
• • • • • • • • • •
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
had het derhalve twee topgevels. Na de Franse bezetting van 1672/73 bevond het Nieuwe Raadhuis zich in een deplorabele toestand. In 1679 werd besloten tot een zeer grondige opknapbeurt waarbij het gebouw mogelijk ten dele opnieuw is opgetrokken. Het Nieuwe Raadhuis werd in 1740 voorzien van een andere voorgevel, bekroond met een fraaie opengewerkte daklijst in rococostijl. Deze rococoversieringen zijn inmiddels al lang verdwenen. Eerste helft 17de eeuw: molen op het bolwerk voor de Hagepoort. 17de eeuw: bouw stadsherberg aan de IJsselkade, naast de Vispoort. 1630: bouw Bethlehemsvergadering in de Buiten Nieuwstraat tussen Schapensteeg en Botervatsteeg. 1673: sloop Kalverhekkenpoort door de Franse bezetter. 1673: sloop Leeuwentoren door Franse bezetter. 1681: Verbouw pand aan Extersteeg tot Pastoors- of Sint Nicolaaskerk. 1715: bouw sluizen aan beide zijden van de Burgel (MIP, 6). 1758: bouw molen aan de IJsseldijk buiten de stad ten behoeve van polderbemaling. Begin 19de eeuw: sloop Oud Convent bij St Nicolaaskerk. Inrichting pand hoek Oudestraat en Botervatsteeg tot algemeen Weeshuis.
•
• 4.8 GESCHIEDENIS EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING IN DE PERIODE 1830 - 1870: aantrekken van de groei Maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen • Na 1830 verbeterde de conjunctuur. De stad kreeg door de aanleg van dammen in de Zuiderzee bij het Keteldiep en de afdamming van het Noorderdiep in 1830 weer een goede bereikbaarheid over water met de Zuiderzee, waardoor vanaf de jaren dertig de scheepvaartindustrie een korte opleving doormaakte. Maar ook op het land verbeterde de infrastructuur. In 1828 kwam de ‘Zuiderzeestraatweg’ tot stand, waarmee de verbinding met Elburg en Harderwijk aanzienlijk werd verbeterd.4.71 Ook werd de KamperstraatFlexus AWC
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
weg naar Wezep alsmede wegen naar Zwolle en Genemuiden aangelegd. Kampen werd in 1862 aangesloten op het spoorwegnet, maar dit bleef beperkt tot de lijn naar Zwolle, zodat de stad uiteindelijk geen onderdeel van het hoofdnetwerk vormde, alle inspanningen van het stadsbestuur ten spijt. De stad betaalde dit zelf, met het oogmerk de centrumfunctie van de stad te versterken. Succes bleef niet uit. Na 1850 was er sprake van een sterke stijging van de bevolking (tot 1895 met 77%), een gegeven dat mede is toe te schrijven aan de betere bereikbaarheid. Tot aan het eind van de 19de eeuw zou Kampen een periode van redelijke welvaart doormaken, daar in dit tijdvak de industrialisatie van de grond kwam. Vooral de tabaksindustrie, in het bijzonder de sigarenindustrie kwam tot grote bloei. Deze voor Kampen zo karakteristieke bedrijfstak nam in 1813 een aanvang met de vestiging van twee kerverijen in de binnenstad. Het begin van de grootschalige sigarenindustrie werd ingeluid door de vestiging in 1826 van de firma Lehmkuhl in de Voorstraat.4.72 In 1873 verdiende een derde deel van de werkende Kamper bevolking (de stad telde destijds 18.000 inwoners) zijn brood in deze industrie. Ook de metaalnijverheid (waaronder de emaille-industrie die vanaf ca. 1850 opkwam) gaf aan honderden Kampenaren werk. Vanaf 1850 werd Kampen een garnizoensplaats van betekenis, hetgeen aanleiding was een grote kazerne in de binnenstad op te richten: de Van Heutzkazerne.4.73 De kazerne die vanaf 1830 aan de Oudestraat gelegen was, kende bescheiden afmetingen, omdat Kampen in de eerste helft van de 19de eeuw slechts een bescheiden garnizoen huisvestte. Het stadsbestuur beijverde zich dat hier een legeronderdeel gevestigd zou worden, en de kleine kazerne werd telkens uitgebreid en vergroot. Het meest ingrijpend was de bouw van twee vleugels in 1851 en de daaropvolgende jaren. 4.74 In 1853 vond de bouw van het militair hospitaal Infermerie plaatts, een ontwerp van de stadsarchitecten N. Plomp en P. Bondam. In 1854 werd de Theologische Hogeschool der Christelijke Afgescheidene Kerk in Nederland (toekomstige Theologische Hogeschool en Universiteit) gesticht. Deze zou in de hieropvolgende jaren een rol van 159
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Rechts: tekeningen voor het verleggen van de Singelgracht in het 2e en 3e plantsoen, architect Bonham, 1855. (GA)
Onder: tekeningen van drie verschillende fasen in de ontwikkeling van het plantsoen. Het Plantsoen liep in het zuiden oorspronkelijk door tot aan de Bovenhaven. (P2) Broederpoort met wandelpark, F.J. Buijtendijk, ca. 1835 (OBK)
1809-1854
162
1855-1866
1867-1909 Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
stadsmuren klaar en bij de eerstvolgende zware storm bleek hij het te houden. In datzelfde jaar besloot het gemeentebestuur een externe ontwerper bij het ontwerp van het nieuwe deel van het Plantsoen te betrekken. De beroemde landschapsontwerpers J.D. en L.P. Zocher kregen de opdracht en tussen 1863 en 1867 werden het 1e en 2e plantsoen door vader en zoon Zocher opnieuw aangelegd in de voor hen kenmerkende romantische landschapsstijl, waarbij de laatste restanten van de stadsmuur aan de landzijde weggeruimd werden. De plantsoenen vormden met hun terreinverheffingen, slingerende paden, romantisch geplaatste bomen en boomgroepen en verrassende doorzichten op interessante objecten (onder meer de stadspoorten) een nieuw element in het stadsbeeld. De beplanting was over het algemeen eenvoudig. De kwekerij van de firma Zocher leverde de benodigde bomen en heesters. Bij de aanleg van het park werd de gehele vestingwal als het ware naar buiten geplaatst, waarbij de hoger gelegen delen aan de stadszijde werden geprojecteerd; een gedeelte van de stadsgracht werd gedempt.4.81 De Zochers kregen niet de opdracht het 1e Plantsoen te herinrichten. Men was blijkbaar tevreden met de aanleg van dat deel uit 1846. Tekeningen van de Plantsoenen van Kampen van de hand van de Zochers zijn overigens niet aangetroffen in het archief. Mogelijk hebben zij uit de hand gewerkt. Met de realisatie van het 1e en 2e plantsoen werd de groengordel om de stad gesloten en werd het mogelijk een ‘wandeling’ te maken in 19de eeuwse gordel rondom de stad. De nieuw aangelegde IJsselkade maakte eveneens deel hiervan uit. Niet alleen de oorspronkelijke stadsgracht werd gedempt. Ook stadspoorten sneuvelden in deze periode. Als eerste slachtoffer viel de Venepoort aan de zuidzijde van de stad. Sinds 1812 stond de poort er al wat verloren bij, toen men de muur vanaf het Oorgat tot de poort al had gesloopt tot een geringe hoogte en de functie van waterkering had gegeven. In 1832 werden deze muur inclusief fundamenten, de restanten van de poort uit 1467 en de muur voor het bastion verwijderd. Vijftig jaar later viel aan de noordzijde van de stad de tweede
Flexus AWC
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
poort ten offer, de Hagenpoort, vanwege hinder voor het rijtuigverkeer. Er werden meerdere protesten tegen dit besluit gehoord, onder andere van Jonkheer mr. Victor de Stuers, de auteur van het destijds zeer beroemde schotschrift ‘Holland op zijn smalst’, waarin het benepen Nederlandse cultuur- en monumentenbeleid werd gehekeld. Het mocht niet baten. De Cellebroeders- en de Broederspoort zijn uiteindelijk ongemoeid gelaten, niet alleen dankzij hun ligging te midden van de plantsoengordel, maar ook dankzij het gegeven dat toendertijd de Cellebroeders- en Broederweg minder drukke en belangrijke invalswegen waren dan de IJsseldijk en de Noordweg.4.82 Ook aan de waterzijde van de stad vonden grote veranderingen plaats. De grond tussen IJsseloever en IJsselmuur werd aanvankelijk door de stad verhuurd aan particulieren die het gebied voor allerlei doeleinden gebruikten: opslag van mest, verbouwen van groenten, bouwen van schuren. De binnenzijde van de muur werd gebruikt om er stallen, schuren en eenkamerwoningen tegenaan te bouwen. De economische opbloei en de daarmee gepaard gaande toename van de werkgelegenheid en groei van de bevoking, die in de dertiger jaren van de 19de eeuw inzette, had echter grote consequenties voor de zich in die periode in goede conditie bevindende verdedigingswerken langs de IJssel.4.83 Al in 1812 werd een begin gemaakt met de ontmanteling van de stadsmuur aan de IJsselkade, tussen IJssel en Venepoort,4.84 en in 1825 vond opschoning van de IJsselkade plaats van tuinen en allerlei bouwsels, naar aanleiding van een overstroming, en werd gepoogd om hier een wandelpromenade en een park te maken, het zogenaamde IJsselplantsoen. Het parkje aan de Sablonnierekade (aanleg rond 1880) is hiervan het enige restant.4.85 Om meer ruimte te krijgen bij de brug werd de Vispoort in 1837 gesloopt, waarmee het sein gegeven werd voor een algehele ontmanteling van de stadsmuur aan deze zijde van de stad. In 1838 volgde de muur tussen Botervatsteeg en Louwenpoort, om zodoende een bredere kade te krijgen. Het stadsbestuur hoopte hiermee meer handel aan te trekken en het aanmeren van beurt- en vrachtschepen te vergemakkelijken. De door de sloop van de muur ontstane ruimte werd getransformeerd tot 163
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Complex van arbeiderswoningen uit ongeveer 1895, deels in Neo-Renaissancestijl, deels in Chaletstijl, zoals in Nederland in zwang was aan het eind van de 19de eeuw. Het complex, door een timmerman-ontwikkelaar neergezet, heeft een hoge architectonische kwaliteit en is een onderscheidend voorbeeld van hoe complexen arbeiderswoningen aan het eind van de 19de eeuw, vaak op nog open plekken of aan de stadsrand, in hoge dichtheid en in parallelle smalle straatjes werden ontwikkeld. Het complex is ondertussen aangewezen als gemeentelijk monument. (FLX).
Kaart van Kampen uit 1868. Een groot deel van de Nieuwstad, tussen stadswal en Groenestraat, was nog niet ontwikkeld en lang er nog net zo bij als 400 jaar tevoren. Pas aan het eind van de 19de eeuw zou deze strook worden volgebouwd met middenstandswoningen langs de Ebbingestraten en arbeiderswoningen in de zijstraatjes haaks hierop. (GA) 166
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
hooiperserij en een houtloods, die in 1914 gesloopt werden, waardoor een gedeelte van de stadsmuur en een halfronde muurtoren zichtbaar werden. Als gevolg van het feit dat opeenvolgende plannen voor dit stuk grond geen doorgang vonden, in combinatie met het groeiende besef van het unieke van dit stuk middeleeuwse stadsmuur, werd uiteindelijk nooit toestemming tot verkoop gegeven. Het stuk muur is nog steeds te zien vanuit de achtertuinen van de percelen IJsselkade 57a tot en met 58. Vanaf de openbare weg is de muur aan de Voorstraat en aan de IJsselkade nog zichtbaar. Aan de Prinsenstraat is een fragment van de muur zichtbaar vanuit de tuinen. Elders in de stad is de muur volkomen ingebouwd geworden en verknipt tot een vrijwel onherkenbare structuur. Van de tegen de muur aangebouwde woningen is in veel gevallen het vloeroppervlak vergroot door de muur uit te hakken tot slechts een dunne schil resteerde. In andere gevallen is de muur eveneens een integrerend bestanddeel geworden van de woning en is de bovenrand gesierd door schoorstenen en daklijsten.4.92 Vanaf globaal 1830 vond in verband met de grote bevolkingsgroei de invulling van de tot dan toe onbebouwd gebleven gebieden in de binnenstad plaats. Stegen met een voorheen open structuur werden dicht bebouwd, en ook binnenterreinen worden verdicht (o.a. in bouwblokken bij de Buitenkerk). Vooral in de Nieuwstad vond vanaf de tweede helft van de 19de eeuw een verdichtingsproces plaats dat doorzette tot in de 20ste eeuw. Open plekken aan de Groenestraat werden bebouwd. Aan de andere zijde van de Nieuwstad vond vanuit de Ebbingestraten de verstedelijking plaats. Aan de Ebbingestraten werden wat voornamere panden gebouwd. Op tal van plaatsen werd loodrecht op deze structuur een aantal dwarsstraten aangelegd, zoals in het zogenaamde Sigarenmakerskwartier (gebied Bregittenstraat), dat vanaf 1887 aangeleg werd. De verkavelingsrichting paste in de tot dan aanwezige (moes)tuinverkaveling. Ter hoogte van het huidige Meeuwenplein werd gekozen voor de toepassing van een parallelweg. Bestaande verkavelingsrichtingen werden hierbij genegeerd.4.93 Vanaf 1843: vestiging van industrie buiten de binnenstad (rond Bovenhaven).
Flexus AWC
• • •
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
1855: bouw van de eerste industrie langs Oude Buitenhaven (stoomstrofrabriek). 1867: aanleg van de nieuwe Buitenhaven. 1863-1865: bouw van de spoorlijn en het station aan de overzijde van IJssel.
Gebouwen en stedelijke artefacten in deze periode • 1826: vestiging firma Lehmkuhl in de Voorstraat: begin van de sigarenindustrie van Kampen. • 1830: begin van de omvorming van de wallen tot plantsoen. • 1836: bouw van de Nieuwe Stadsherberg aan de overzijde van de brug ter vervanging van de oude Stadsherberg bij de Vispoort. 4.94 • 1842: bouw van de eerste reeks pakhuizen aan de IJsselkade door architect Plomp. • 1843: bouw van de Evangelisch-Lutherse kerk aan de Burgwal door stadsarchitect Plomp.4.95 • 1844 e.v. De bouw van woningen aan de IJsselkade werd toegestaan, voorheen mochten alleen pakhuizen worden gebouwd.4.96 • 1847: bouw van de Synagoge aan de IJsselkade door stadsarchitect Plomp.4.97 • ca. 1850: bouw van het Entrepotgebouw aan de IJsselkade. • ca. 1851: vestiging van de N.V. Emaillefabriek van Van Berk in de Boven Nieuwstraat. • 1851 en volgende jaren: de Van Heutzkazerne werd met twee vleugels uitgebreid. • 1854: bouw van de gasfabriek aan Koornmarkt.4.98 • 1855: van de bouw stoom-strofabriek aan de Buitenkade langs de Oude Buitenhaven, later de N.V. chemische fabriek Kampen. • 1863: verbouw van het Groot Burgerweeshuis aan de Cellebroedersweg. • 1865: bouw van de Hagenpoortkerk (nu afgebroken) aan de Oudestraat bij oude Hagenpoort.
167
[...]
[...]
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Hierboven: Ontwerp 3e plantsoen uit 1913, architect Springer. Beplanting 1e plantsoen en tuin ziekenhuis, ontwerp Springer (1912), en een foto van rond 1916. (GA)
Rechtsboven en -onder: enkele foto’s van de Kamper brug van 1872. boven: FW, onder: OBK 172
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
• • • • • • • • • • • • • •
• • • • • •
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
1874: bouw van de gemeentelijke gasfabriek aan Oude Buitenhaven, ter plaatse van het noordelijk deel van het plantsoen van Zocher. Dit deel van het plantsoen ging dan ook verloren.4.113 1874: bouw van de Burgwalkerk aan de Burgwal.4.114 1877: Inrichting van de Koornmarktskazerne 1876-1882: bouw van de gemeentelijke HBS op het Van Ingenbolwerk. Dit ging ten koste van de zuidzijde van het Plantsoen.4.115 Ca. 1880: aanleg van het parkje aan de De la Sablonièrekade.4.116 1885: bouw van de Prinses Margrietschool in het zuidelijk plantsoen. 1883: verhuizing van de HBS en het gymnasium naar het Engelenbergplantsoen. 1886: vestiging van de Emaillefabriek van Berk aan de Nieuwe Buitenhaven. 1888 Bouw Markthal op Plantage. 1889: bouw van sociëteit Het Collegie aan de IJsselkade. 1889-1892: bebouwing Nieuwe Markt (Stadsgehoorzaal en school). 1891: sloop van het Armenweeshuis en bouw van de Vloeddijkkazerne aan de Vloeddijk ter hoogte van het oude Birgittenklooster. 1895: bouw van de Theologische Hogeschool aan de Oudestraat nabij de Koornmarkt. 1897: sloop van het Heilige Geestgasthuis tussen de Oudestraat en de Buiten Nieuwstraat en realisatie van de Gasthuisstraat.4.117 1897: sloop van het St. Geertruids- en St. Catharinagasthuis en stichting van huize Myosotis (bejaarden- en verzorgingshuis)(nog een keer uitgebreid in 1955 en 1975).4.118 1903: bouw van de panden aan de Plantage en bouw van het PTTkantoor. 1904: sloop van de Hagenpoort. 1906: uitbreiding van de panden van Smit en Ten Hove aan de Oudestraat. 1907: bouw van de gasfabriek aan het Bolwerk bij de Oude Buitenhaven. 1912: bouw van de Nieuwe Kerk aan de Broederweg.4.119 1911-1916: bouw van een nieuw stadsziekenhuis naar ontwerp van architect Kromhout in het zuidelijk deel van het plantsoen. Hiervoor werd
Flexus AWC
•
• • • •
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
een deel van het plantsoen opgeofferd.4.120 1916: het voormalig Pesthuis kwam leeg te staan ten gevolge van verhuizing van het stadsziekenhuis naar de nieuwe locatie; een TBC-kliniek vestigde zich in het voormalig Pesthuis.4.121 1923: de Theologische Hogeschool vestigde zich in de voormalige schoolgebouwen aan de Koornmarkt.4.122 1927: nieuwbouw van Smit en Ten Hove aan de Oudestraat. 1930: bouw van de Ziekenzaal van het Bovengasthuis, nu onderdeel van Myosotis. 1945: vernietiging van de oude IJsselbrug.4.123
4.10 GESCHIEDENIS EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING IN DE PERIODE 1945 - 2010: naoorlogse groei en herijking van de binnenstad. Maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen • Na de Tweede Wereldoorlog kende Kampen een aanzienlijke bevolkingsgroei. Telde de stad in 1950 24.382 inwoners,4.124 in 2007 waren dat er 49.345.4.125 • de naoorlogse periode werd vooral gekenmerkt door architectuur en stedenbouw die weinig tot geen pogingen meer deed om harmonieus op de historische binnenstad aan te sluiten. Er was met name sprake van schaalvergroting, functionele of abstracte architectuur, een ‘open’ stedenbouwkundige setting van gebouwen en de introductie van gestapelde appartementenbouw. • Ten behoeve van de sterke groei werden verschillende uitbreidingswijken gerealiseerd. De oude stad werd nu voor het eerst een ‘binnenstad’. • Er was veel afbraak in de jaren ‘60 en ‘70, onder meer ten behoeve van Myosotis, waarvoor ook de secretarie van IJsselmuiden werd afgebroken. • Er waren in die jaren lange lijsten van leegstaande en door bedrijven opgekochte woningen. De gemeente liet de binnenstad verpauperen en had goede doorstroomregelingen voor bewoners die naar de buitenwijken wilden verhuizen. Veel bewoners verlieten de binnenstad, veel 173
4
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Een overzicht van de meest opvallende transformaties gedurende de periode 1945 - 2010, weergegeven op de stadsplattegrond van Kampen uit 1980. In oranje de nieuwe structuren, in zwart kenmerkende sloop. Meest opvallende onderdelen zijn de uitbreidingen van het ziekenhuiscomplex ter plaatse van het plantsoen, de doorbraak van de Meeuwenweg en sloop en nieuwbouw ter plaatse van het huidige Meeuwenplein en de dempingen, en veranderingen bij de Buitenhaven. (FLX) 174
Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
•
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
panden werden afgebroken, en op hun plek verschenen kleine parkeerplaatsen, wat het woonklimaat voor de achterblijvers nog slechter maakte. Dit was een beeld dat in heel Nederland gewoon was, niet alleen in Kampen. Het was ook een mentaliteitskwestie. Er was een sterk vooruitgangsgeloof en het denken over steden werd zeer sterk aangestuurd door het Modernisme en Functionalisme. De binnenstad was er in die dogmatiek voor bedrijven, en verwaarloosde panden dienden vooral te worden geruimd, niet te worden opgeknapt. Behoud werd vaak helemaal niet als een optie gezien. Oog voor historische schoonheid van de binnenstad was minimaal, bij de raad, bij burgemeester en wethouders, bij stedenbouwkundigen en architecten. Opvallend is ook de besluiteloosheid van het bestuur in deze jaren wanneer het over plannen voor de binnenstad ging en de halfhartigheid waarmee plannen werden uitgevoerd. Een structuurplan verscheen maar niet, wat bijdroeg aan de toenemende sloop in de binnenstad, omdat zonder structuurplan ook geen bestemmingsplannen konden worden gemaakt en zonder bestemmingsplannen het niet mogelijk was om de grote problemen consequent aan te pakken. 4.126 In 1969 kwam de RDMZ met een lijst van monumenten in de binnenstad. Het waren er 500, veel meer dan de raad voor ogen had gehad.
•
• • • •
• •
4.127
•
Het structuurloze beleid en de ad hoc wijze van beslissen heeft de onzekerheid van de binnenstadsbewoners en –gebruikers vergroot, de planvorming belemmerd en verdere verloedering in de hand gewerkt.
4.128
•
•
Al in 1970 begon de omslag, met een nieuw college van B&W en een nieuwe burgermeester: Sybren Van Tuinen. Er werd een streep getrokken door sloop- en saneringsplannen en een begin gemaakt met restauraties en renovaties van panden, maar ook van de bogen boven de stegen.4.129 In 1972 werd het Structuurplan gelanceerd. Eindelijk was er een visie op de binnenstad, die uitging van de monumentale waarden, de historiciteit en de multifunctionaliteit van de binnenstad. De binnenstad
Flexus AWC
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
moest de centrale ontmoetingsplek blijven van de Kampenaren.4.130 De bestaande bebouwing werd geheel geïnventariseerd en gewaardeerd op monumentaliteit. Bewoners gaven via inspraak, een noviteit in die dagen, massaal aan wonen in de binnenstad belangrijk te vinden en waren fel gekant tegen sloop en afbraak. 4.131 Men maakte nu ook belangrijke keuzen: - Niet in de binnenstad passende bedrijven moesten worden overgeplaatst naar een locatie buiten de binnenstad en - nieuwbouw moest passen in het stedenbouwkundige en architectonische repertoire van de binnenstad.4.132 1972: de gemeente kreeg voor het eerst een monumentencommissie 1975: aanwijzing van de binnenstad als beschermd stadsgezicht. 1975: de nota Stadsvernieuwing I werd aangenomen, waarin de binnenstad werd aangewezen als rehabilitatiegebied, waarmee veel subsidie vrijkwam voor de restauratie van woonhuismonumenten, uit de gelden van de ministeries van VRO en CRM. Er konden hiermee ook storende functies worden verwijderd uit de binnenstad. 4.133 Er werd begonnen met drie buurten: het Buitenkerkkwartier, omgeving Bovenkerk en Flevoweg en omgeving.4.134 Het Keizerskwartier werd in deze jaren succesvol gerenoveerd met behoud en restauratie van vele historische panden en het historische stadsbeeld als geheel. Dit was een van de meest succesvolle stadsvernieuwingsoperaties van het naoorlogse Kampen. Aan het begin van de jaren ‘70 vertrokken de militairen en de Van Heutzkazerne kwam leeg te staan. Gedeeltelijk als compensatie werd het Hoger beroepsonderwijs in de gemeente uitgebreid met christelijke academies voor Beeldend Kunstonderwijs, Expressie door Woord en Gebaar, Journalistiek, alsmede een Sociale Academie. Samen met de twee Theologische Hogescholen stonden bij genoemde academies in 1987 ruim 2.200 studenten ingeschreven. Als gevolg van concentratie van opleidingen in de hieropvolgende periode is het aantal verschillende vestigingen afgenomen. Ook de verhuizing van de scholingsinstituten heeft hiertoe bijgedragen.4.135
175
[...]
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
• • • •
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
De aanwijzing van monumenten vond plaats in 1972 en 1999. Tweede helft van de jaren ’70: de stadsvernieuwing en restauratie van monumenten en monumentale woonhuizen kwam op gang, maar ging trager dan verwacht. Jaren ’70 en ’80: verwijdering van niet in de binnenstad passende bedrijven naar bedrijventerreinen. Kampen veranderde gaandeweg in een studentenstad. Begin jaren ’80: subsidiemogelijkheden vanuit het ministerie van VRO en CRM werden beperkter. De crisis brak aan. Begin jaren ’80: stadsvernieuwing op een keerpunt: rehabilitatie van historische bebouwing was niet rendabel meer. De bouwkosten stegen, maar de subsidies niet. De rentekosten stegen in die jaren snel . Er was een grote achterstand op de geplande opgave en de belangstelling van particulieren liep terug. Er werd gezocht naar nieuwe middelen en methoden om de rehabilitatie van de historische binnenstad voort te zetten. 4.136 1983: oprichting van de Stichting Stadsherstel Kampen, die verantwoordelijk zou moeten zijn voor de aankoop, renovatie en exploitatie van historische panden en het ontwikkelen van een visie op het stads-
•
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
vernieuwingsproces. De gemeente staakte de gelden voor de restauratie van monumentale panden. 1985: Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing en decentralisatie van stadsvernieuwingsgelden. Voortgaande bezuinigingen op stadsvernieuwing en bijdragen van het rijk en de gemeente bij herstel en renovatie van binnenstedelijke panden. 1998: bijdragen van het Rijk voor stadsvernieuwing en restauratie gingen nog verder omlaag. Sterke bezuinigingen op stadsvernieuwing volgden.
Groei en transformatie stadsplattegrond • 1947-48: uitbreidingsplan in onderdelen, het eerste bestemmingsplan avant la lettre. • 1950: ruiming Israëlitische begraafplaats aan de eerste Ebbingestraat. • 1954: demping van een deel van de Bovenhaven. • Jaren ‘58: afbraak van de Chemische fabriek aan de oude Buitenhaven. • Pas in 1960 kwam de eerste grote uitbreiding van de stad in het zui-
Enkele binnenstadsprojecten uit de periode 1945 - 2010 (FLX).
Flexus AWC
177
4
•
• • • 178
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
den tot stand. De groei van de bevolking was niet dusdanig dat de uitbreidingen in een hoog tempo ontwikkeld werden. Na 1948 ontstond de Hanzewijk nabij Brunnepe. Aan het eind van de jaren ‘50 werd begonnen met de aanleg van een soort dubbelstad op enige afstand ten zuidwesten van de binnenstad, de uitbreiding West. De economische ontwikkeling heeft concentratie van industriële bedrijvigheid tot gevolg, ten koste van de in de binnenstad gevestigde ambachtelijke bedrijven. In 2007 werd geconstateerd dat er ± 280 hectare bedrijventerrein binnen de gemeentelijke grenzen aanwezig was4.137 De bovenstaande uitbreidingen hadden hun weerslag op de ontsluitingsstructuur van de stad; de verkeersrelaties dienden geintensiveerd te worden. Van 1960-62 werd ten behoeve van de bereikbaarheid van de Hanzewijk de Buitenhaven gedempt en de rondweg IJsselkade - Oranjesingel aangelegd. In deze tijd kwam ook de uitbreiding West met de aanleg van de Europa-allee gereed, zodat de binnenstad nu via de IJsselkade met een drukke rondweg werd ontsloten. Het besluit ten zuidwesten van de stad een ‘dubbelstad’ te ontwikkelen heeft eveneens grote gevolgen gehad voor de binnenstad. Er ontstond de behoefte de binnenstad vanuit de flank beter te ontsluiten. Daartoe werden vrij kort na elkaar de Flevoweg en de J.F. Kennedylaan, aansluitend op de Europa-allee aangelegd (omstreeks 1966). Beiden kwamen haaks op de binnenstad aan in een gebied, waar helemaal geen loodrecht op de hoofdas van de binnenstad gelegen verbindingen aanwezig waren. De stadsplanners meenden dat de ontsluitingen tot de IJsselkade moesten worden doorgetrokken. Bij de Flevoweg ter hoogte van de Groenestraat leidde dit tot veel sloop van historisch stadsweefsel. In de jaren ‘60 en ‘70 ontstond zoveel weerstand tegen het doortrekken van de routes dat in 1975 werd besloten de doorbraak van de Flevoweg te bëindigen nabij de Groenestraat en de doorbraak J.F. Kennedylaan al op de Ebbingestraat te laten stoppen. De ongelukkige en ‘onaffe’ situatie rond het huidige Meeuwenplein is een direct gevolg van de toenmalige doorbraakplannen. 1960: reconstructie van de Burgel 1962: aanleg van de rondweg IJsselkade 1966: doorbraak ten behoeve van Flevoweg en aanleg J.F. Kenne-
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Boven: het in de jaren zeventig en tachtig gerestaureerde Keizerskwartier (FLX). Onder: de sterke aantasting van de historische waarden van het kernwinkelgebied, vooral vanaf de jaren tachtig van de 20ste eeuw. Flexus AWC
c u l t u u r h i s t o r i s c h e
•
i n v e n t a r i s a t i e
e n
w a a r d e n s t e l l i n g
dylaan in het noordwesten van de binnenstad 1977: gemeente zag af van grote verkeersdoorbraak ter hoogte van de Tuinsteeg.
Gebouwen en stedelijke artefacten in deze periode • 1955: tweede uitbreiding van Myosotis • 1955-1957: bouw van het Margarethagasthuis op plaats van proveniershuisjes. • 1955: bouw van de prinses Margrietschool in het Noordelijk plantsoen • 1970: sloop van het Bovengasthuis • 1971: bouw van een nieuw kantoor van de Nutsspaarbank aan de Geerstraat. Grootschalig en weinig passend zijn omgeving. • 1973-75: derde uitbreiding/bouw van verpleeghuis Myosotis. • 1975: opening van het nieuwe politiebureau aan de Nieuwe Ebbingestraat, een relatief aangepast ontwerp, maar grootschalig. • 1975: grootschalige appartementenbouw ter plaatse van het oude hervormd Rusthuis. • 1977: opening van het complex van de Theologische Hogeschool op het terrein van het voormalige Cellezusterklooster. De restanten van het kloostercomplex werden subtiel opgenomen in het complex. • 1977: vestiging van de Hogeschool in de toen leegstaande Koornmarktkazerne aan de Koornmarkt. • 1977: nieuwbouw in het Bregittenkwartier, nadat grote delen van de buurt waren gesloopt. De nieuwbouw was in maat en schaal aan de omgeving aangepast, maar architectonisch weinig verheffend. • Sigarenfabrieken Lehmkuhl, Van der Sluis en Smit en Ten Hove verlieten de stad. Grote monumentale gebouwen kwamen leeg te staan. • 1978: Christelijke Academie voor Beeldende Kunsten vestigde zich in Kampen binnenstad. • Andere leegstaande monumentale industiegebouwen werden geschikt gemaakt voor onderwijsinstellingen, zoals de School voor Journalistiek. • 1978 Renovatie van het Indianacomplex aan de IJsselkade, waarbij delen van de middeleeuwse stadsmuur worden meegenomen. Het is Flexus AWC
•
• • •
• • • • •
•
•
•
•
•
h i s t o r i s c h e
b i n n e n s t a d
k a m p e n
een van de mooiste hergebruikprojecten van Kampen. 1980: renovatie van het Van Dijks Boekhuiscomplex en complete sanering van het dichtgeslibde binnenterrein, waarbij historische parcelleringen deels hersteld werden. Begin jaren ’80: inrichting van het centrale deel van het Meeuwenplein tot parkeerterrein. 1982: omvorming van Oudestraat en Plantage tot autovrij promenadegebied. 1983: renovatie door SSK van complex sigarenfabriek Van der Sluis en bouw van het Zeepziedershof als woningbouwproject in een monumentale omgeving. 1985: renovatie en herbestemming van Lehmkuhl. 1985: grootschalige renovatiewerkzaamheden aan de Nieuwe Markt 1985: renovatie en herbestemming van panden van de voormalige Nutsbedrijven aan de Koornmarkt. Tweede helft jaren ’80: geleidelijke bebouwing van het Meeuwenplein en directe omgeving met grootschalige detailhandel en banken. 1986: bouw van het zeer grootschalige Myosotis aan de Burgwal. De subtiliteit waarmee eind jaren ’70 en begin jaren ’80 werd ingegrepen in het historisch stadsweefsel werd hiermee weer verlaten. 1986: sloop van de oude Gasfabriek op het Bolwerk en bouw van het PTT-gebouw op die plaats. Deze bouw blijkt een van de ernstigste aanslagen op het beschermd stadsgezicht sinds de aanwijzing. 1986: sloop van gebouw Concordia langs de IJsselkade en nieuwbouw van een slecht bij de karakteristieken van de binnenstad passend appartementencomplex. 1986: vertrek van de Sociale Academie naar Zwolle en vertrek van de Academie voor Journalistiek. 1984-2000: verscheiden grote restauratie- en renovatieprojecten van Stichting Stadsherstel Kampen, o.a. De Reeve, de panden op de hoek Burgwal-Prinsenstraat etc. 1990: sloop van de stadsherberg aan IJsselkade, inclusief een stuk middeleeuwse stadsmuur en nieuwbouw van een slecht bij de karakteristieken van de binnenstad passend appartementencomplex. 1990: begin van het project ‘Wonen boven winkels’, om leegstand bo179
4
•
•
• • •
•
180
G E S C H I E D E N I S
E N
R U I M T E L I J K E
O N T W I K K E L I N G
ven de winkels in de Oudestraat tegen te gaan. 1991: sloop van de Kokspanden aan de Oudestraat, een reeks vervallen, maar bouwhistorisch zeer waardevolle panden, ten behoeve van de bouw van C&A. 1994: besluit nieuwbouw voor het stadskantoor in het Groene Hart, een vanuit de cultuurhistorische waarden van dit gebied gezien kwalijke beslissing. 1998: de middeleeuwse stadsmuur kreeg weer een rol in de waterkering. 2000: dreigende afbraak van het oude ziekenhuiscomplex ‘De Engelenberg’ is na vele protesten van de baan. 1970-2010: sterke aantasting van het historisch karakter van het kernwinkelgebied als gevolg van een overdaad van niet op de kwaliteit en architectuur van de historische panden en monumenten afgestemde winkelpuien en reclame. In 2010 is Kampen een gemeente met een grote rijkdom aan monumentale gebouwen. In totaal telt Kampen 537 rijksmonumenten, de meeste in het historische centrum. Zij staat in de top vijftien van de gemeenten met de meeste rijksmonumenten. Daarbij telt Kampen 147 gemeentelijke monumenten. Bijzondere voorbeelden hiervan zijn de theologische universiteiten en Myosotis. Naast beschermde individuele objecten worden in Kampen ook enkele historische stedenbouwkundige structuren beschermd. De historische binnenstad van Kampen is in 1975 door het Rijk aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht.
VA N
K A M P E N
T O T
2 0 0 0
Kampen heeft ook aan de achterkant een rijk bouwhistorisch erfgoed, vaak nog verborgen, en soms zelfs door deskundigen nog onontdekt. Hier een laat-middeleeuws of 16de eeuws kruiskozijn (links), geheel intact, in een pand aan de Oudestraat. (FLX)
Tot het cultureel erfgoed van de gemeente Kampen behoort ook een rijk bodemarchief. Het merendeel van het gemeentelijke grondgebied is gekarteerd met behulp van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), waarbij de plaatselijke archeologische verwachting voor een terrein wordt aangegeven. Een duidelijke status bezitten de ruim 220 aangewezen archeologische monumenten. Hiertoe behoort de stadskern van Kampen.4.138
Flexus AWC