cu lt u u r h isto rische verkenning binnenstad Doetinchem (1940-1965)
cu ltu u r h i s tor i s ch e v e rk e n n i n g binnenstad Doetinchem (1940-1965)
mei 2009
Leon van Meijel Evelien van Es Franka van Loon
i n h ou d s op ga ve
inleiding aanleiding en kader 5 begripsbepaling en afbakening 6 werkwijze en leeswijzer 7
cultuurhistorische achtergronden bombardement 9 organisatie wederopbouw 11 plangeschiedenis 13 plan 1 13 plan 2 13 restauratie of sloop van monumenten? 14 plan 3 17 plan 4 20
analyse structuur- en ruimtebeeld planconcept 23 stratenpatroon 23 openbare ruimte 27 bebouwing 29 waardering 37
conclusies aanbevelingen 47
bijlage geraadpleegde bronnen archieven 49 literatuur 49 websites 49
colofon 50
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 5
inle iding
aanleiding en kader De voortdurende dynamiek maakt de geschiedenis van Doetinchem interessant. In de ontwikkeling van de stad zijn verschillende perioden te onderscheiden die een stempel op het stadsbeeld hebben gedrukt. Het resultaat is een historisch ‘gelaagde’ stad die in het straatbeeld afleesbaar is. Het tijdvak 1940-1965 is zo’n periode waarin Doetinchem een metamorfose heeft ondergaan. De binnenstad werd aan het einde van de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd en na de bevrijding herbouwd. Rond de bestaande stad kwam bovendien een ring van nieuwe uitbreidingswijken. Een halve eeuw later staat het erfgoed uit deze periode onder toenemende druk van stedelijke vernieuwingsopgaven. De gebouwen zijn financieel afgeschreven en soms bouwtechnisch verouderd. Onze huidige manier van wonen, werken en leven vraagt om aanpassingen van de vroeg-naoorlogse stad. Tegelijkertijd ontbreekt de kennis over het naoorlogse erfgoed, worden de kwaliteiten ervan onvoldoende herkend en is de waardering ervoor (nog) gering. Daar staat wel tegenover dat de interesse voor dit onderwerp groeit.
Vanuit het besef dat de architectuur en stedebouw uit de periode 1940-1965 een volwaardig en beeldbepalend onderdeel van de stadsgeschiedenis vormt, is de gemeente Doetinchem in 2009 een onderzoeksproject gestart. Dit project is gericht op het opbouwen van een overzicht en het vergaren van kennis (inventariseren), het duiden van de betekenis voor de stad (waarderen) en het vergroten van de belangstelling en het stimuleren van de discussie (draagvlak). Het uiteindelijke doel is om te komen tot een objectief kader dat gewetensvolle afwegingen en besluitvormingen mogelijk maakt inzake sloop, wijziging, herbestemming en behoud van het vroeg-naoorlogse erfgoed. Immers, alles van waarde is weerloos maar niet alles is waardevol. Het onderzoeksproject begon met een globale en gemeentebrede verkenning die is vastgelegd in het rapport: architectuur en stedenbouw in de gemeente Doetinchem (1940-1965): eerste verkenning (maart 2009). Het onderzoek naar de herbouwde binnenstad is de eerste gebiedsgerichte deeluitwerking hiervan.
Voortdurende dynamiek in de binnenstad: een historisch gelaagd stadsbeeld waarin bebouwing uit uiteenlopende perioden naast elkaar staat.
Overzicht van gebieden in Doetinchem waarvoor in de periode 19401965 plannen zijn vastgesteld. De rode vlek in het midden met nummer 1 is de binnenstad waarvoor het wederopbouwplan is opgesteld.
6 | cultuurhistoris c h e v e r k e n n i n g
begripsbepaling en afbakening De architectuur en stedenbouw uit de periode 1940-1965 in de gemeente Doetinchem heeft in hoofdzaak betrekking op de wederopbouw van de verwoeste binnenstad enerzijds en op de daarmee samenhangende bouwopgaven in de nieuwe woon- en werkgebieden anderzijds. Deze definitie wordt op landelijk niveau ook gehanteerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en sluit naadloos aan op het voorgaande onderzoekstijdvak van het Monumenten Inventarisatie Project (1850-1940). De architectuur en stedenbouw uit de periode 1940-1965 is in de Doetinchemse binnenstad ruim vertegenwoordigd (zie kaart pag. 30). In een groot aantal straten en op het centrale plein bepaalt dit jonge erfgoed de structurele en ruimtelijke verschijningsvorm van het historisch gelaagde stadsbeeld. Het onderzoeksgebied valt samen met de grenzen van het wederopbouwplan, dat wil zeggen: het zogenaamde ‘ei’ en het in zuidoostelijke richting hierop aansluitende gebied tot aan de Plantenstraat en Spinbaan. Het onderzoek is gebiedsgericht, pandsgewijs onderzoek is niet verricht. De begrenzing van het onderzoeksgebied valt samen met die van het wederopbouwplan, dat wil zeggen het zogenaamde ‘ei’ met hierop aansluitend het gebied tot aan de Plantenstraat en Spinbaan (bron: Google Maps).
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 7
werkwijze en leeswijzer Dit onderzoek is vooral gebaseerd op bestudering van primaire bronnen in de archieven (zie bijlage geraadpleegde bronnen) en observaties in het veld. Over de herbouw van de Doetinchemse binnenstad is namelijk nog nauwelijks gepubliceerd. In de vakbladen verschenen destijds alleen artikelen over het raadhuis, de schouwburg, het ziekenhuis en enkele scholen en niet over de herbouw van de verwoeste binnenstad. Ook in de recente handboeken over de wederopbouw in Nederland komt Doetinchem niet of nauwelijks voor. In het lijvige standaardwerk Een geruisloze doorbraak (Bosma, 1995) wordt Doetinchem helemaal niet genoemd. En in Toonbeelden van de wederopbouw komt Doetinchem slechts één keer voor in een opsomming over theaters in Nederland. Doetinchem is echter niet de enige blinde vlek in de geschiedschrijving over de wederopbouw in Nederland. Ook de zwaar getroffen stad Tiel schittert door afwezigheid in de boeken. In Gelderland ging en gaat vooral de aandacht uit naar de wederopbouw van Arnhem en Nijmegen. In de locale geschiedschrijving wordt wel aandacht besteed aan de herbouw van de binnenstad, zij het zeer beperkt. Veel meer aandacht gaat uit naar wat er aan vooraf ging: de oorlogsjaren, de bombardementen en de bevrijding. De herrijzenis uit het oorlogspuin is kortom een vrijwel vergeten hoofdstuk uit de geschiedenis van Doetinchem. Dit rapport tracht deze lacune enigszins in te vullen, overigens zonder de pretentie te hebben van een gedetailleerde wetenschappelijke geschiedschrijving.
Op basis van de gegevens uit de archieven en de literatuur wordt in het hoofdstuk ‘cultuurhistorische achtergronden’ op hoofdlijnen een beeld geschetst van de bombardementen en de wederopbouw (organisatie en planvorming). Dit hoofdstuk is hoofdzakelijk geïllustreerd met historisch beeldmateriaal. Op basis van observaties in het veld worden in het hoofdstuk ‘analyse structuur- en ruimtebeeld’ de conceptmatige, stedenbouwkundige en architectonische kenmerken beschreven en in beeld gebracht. Dit hoofdstuk is hoofdzakelijk geïllustreerd met actuele foto’s en analysetekeningen. Het rapport sluit af met het hoofdstuk ‘conclusies’ waarin de waardering en de aanbevelingen zijn opgenomen. De geraadpleegde bronnen zijn opgenomen in een bijlage achterin het rapport.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 9
c u ltuurhistorisch e ach t ergron d en
bombardement De stad Doetinchem kwam redelijk ongeschonden door de Tweede Wereldoorlog, tot kort voor de bevrijding het noodlot toesloeg. In maart 1945 voerden geallieerde jachtbommenwerpers drie keer een bombardement uit op doelwitten in en rond Doetinchem. In de vroege ochtend van maandag 19 maart 1945 vielen Britse vliegtuigen het fabriekscomplex van het houtbewerkingsbedrijf ‘Nemaho’ aan omdat er een Duits reparatiedepot gevestigd zou zijn. Bij deze aanval vielen ook bommen in de Waterstraat e.o., mogelijk omdat daar ergens een verbindingscentrum van de Wehrmacht gevestigd zou zijn. Twee dagen later op 21 maart dachten geallieerde piloten een aanval uit te voeren op de Duitse stad Isselburg. Door mist en verlies van oriëntatie vielen de bommen per vergissing even voor 17.00 uur op Doetinchem. De binnenstad veranderde in een grote rokende puinhoop. Ook de kerktoren vatte vlam en stortte in de kerk. Twee dagen daarna – op 23 maart – was Doetinchem opnieuw onbedoeld doelwit van geallieerde bommenwerpers die eigenlijk op weg waren naar het Duitse Anholt. De bommen vielen wederom in de binnenstad. De Duitse troepen verschansten zich daarna in
de ruïnes en blokkeerden de toegangswegen met kapotte treinwagons. Na hevige gevechten van man tegen man bevrijdde Canadese troepen de stad op 1 en 2 april. Na de bevrijding was de ravage niet te overzien. De verwoesting van het stadshart betekende een economisch groot verlies. Tegelijkertijd gingen het monumentale gemeentehuis en de Grote of St. Catharinakerk als meest waardevolle stadsbeeldbepalende elementen verloren. Binnen de gemeente werden verder 127 woon- en winkelhuizen, 9 winkelpanden, 5 fabrieken, 2 scholen, het politiebureau, een hotel, een vergaderzaal en 9 bruggen geheel verwoest. Maar dat was niet het ergste. Bij de bombardementen kwamen ongeveer 170 mensen om het leven. In de laatste weken van de oorlog beleefde Doetinchem kortom de zwartste bladzijden uit haar geschiedenis.
Kaart van de vooroorlogse situatie van de binnenstad met daarop aangegeven welke gebouwen licht beschadigd (groen), zwaar beschadigd (blauw) en verwoest (rood) waren tijdens de oorlog (bron: Gelders Archief ).
De gehavende binnenstad van Doetinchem na het puinruimen. De omgeving van de Grote Kerk en de Gasthuiskapel (linksboven) is grotendeels verwoest (bron: Voorden 1995, p.126 / Gemeentewerken Doetinchem 1947). De belangrijkste monumenten in de binnenstad kwamen niet ongeschonden uit de strijd. Het stadhuis was niet meer te redden. De Gasthuiskapel en de Grote Kerk ondergingen een ingrijpende ‘restauratie’ (bronnen: geheugenvannederland.nl (kerk en kapel) en Voorden 1995, p.130).
1 0 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
Kaart van de vooroorlogse situatie van de binnenstad met daarop in geel aangegeven welke percelen werden onteigend in het kader van het wederopbouwplan. De kaart is op 31 januari 1946 gemaakt door het Streekbureau De Lijmers (bron: Gelders Archief ).
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 11
organisatie wederopbouw De eerste naoorlogse jaren stonden vooral in het teken van puinruimen, herstelwerkzaamheden, noodvoorzieningen en planontwikkeling. Direct na de bevrijding werd het puin onteigend en door de Nederlandse Heidemaatschappij via smalspoor en kiepwagens afgevoerd. Na het puinruimen onteigende de gemeente Doetinchem de betreffende percelen om zo een efficiëntere verkaveling en een doelmatiger stratenpatroon mogelijk te maken. Op de onteigeningskaart van 31 januari 1946 is te zien welke percelen het betrof (links). De herverkaveling ging op 13 februari 1947 oriënterend van start en was in handen van H.J. Brand, landmeter van het kadaster te Zutphen. Hij besprak met gedupeerden de mogelijkheden van herbouw op de oude of een nieuwe plek, alsmede het overnemen of overdragen van herbouwplichten. Als schadeloosstelling kregen de gedupeerden nieuwe bouwpercelen toegewezen in het wederopbouwplan. Voor wie het financieel niet op kon brengen of niet opnieuw wilde beginnen, konden de herbouwplichten worden doorverkocht aan anderen. De wederopbouw was hiërarchisch georganiseerd en werd centraal vanuit Den Haag geleid door het College van Algemeene Commissarissen voor den Wederopbouw (CACW). Dit College merkte Doetinchem in april 1946 officieel aan als een wederopbouwgemeente. Het CACW had een doorslaggevende stem bij het opstellen van wederopbouwplannen in Nederland. Het College schoof stedenbouwkundigen en supervisoren naar voren en beoordeelde de plannen. Daarbij was een belangrijke rol weggelegd voor ir. P. Verhagen die als stedenbouwkundig adviseur aan het
College was verbonden. Hij benoemde J.A. Kuiper als supervisor voor de wederopbouwarchitectuur in Doetinchem. Als bemiddelaar tussen het stedenbouwkundige wederopbouwplan en de herbouw van de panden moest Kuiper zorgdragen voor een bevredigend architectonisch eindresultaat. Op deze wijze werd de wederopbouw jarenlang onttrokken aan het normale welstandstoezicht. Om de kwaliteit nog meer te borgen riep het CACW op 28 mei 1946 de Architecten Keuze Commissie (AKC) in het leven. In de AKC voor Doetinchem zaten Mr. A. Staring van den Wildenborch, architect W.J. Gerretsen en architect J. van Dongen. Op basis van een rangenstelsel adviseerden zij over welke architect op welke plek mocht bouwen. De AKC was geen lang leven beschoren en haar invloed op de wederopbouw van Doetinchem is niet in de archiefstukken terug te vinden. Onder het CACW ressorteerden bouwbureaus die – al naar gelang de omvang van de schade – per provincie, streek of plaats waren opgezet. Doetinchem viel onder het Streekbureau De Lijmers (SDL) dat in de Grutstraat was gevestigd. Het SDL stond onder leiding van J.W.G. baron Sloet van Oldruitenborgh en was namens het CACW onder andere belast met het opstellen van een wederopbouwplan voor Doetinchem. Hiervoor werden stedenbouwkundige F. Bruininkweert en supervisor J.A. Kuiper aangezocht. De autonomie van het gemeentebestuur was op het punt van de wederopbouw kortom behoorlijk ingeperkt gedurende de jaren veertig. Dat weerhield locale burgers en bestuurders er niet van zelf initiatieven te ontplooien. Zo gaf waarnemend burgemeester H.D. Muller uit onvrede over het wederopbouwplan van het SDL in 1946 opdracht aan A.W. van
Dijkhuizen (directeur Gemeentewerken) om namens de gemeente een wederopbouwplan op te stellen. In dezelfde maand stelden middenstandsorganisaties uit Doetinchem een commissie in die over het wederopbouwplan adviseerde. In deze adviescommissie hadden de heren A.J. Overling, U. Tieleman en F. van Sloten zitting. Deze commissie ging met ingang van 31 mei 1946 op in de Contact Commissie (CC). In de breed samengestelde CC werden de opeenvolgende wederopbouwplannen besproken. Hierin zaten vertegenwoordigers van de betrokken autoriteiten en de gedupeerden: • M.J.I. de Jonge van Ellemeet namens het Planbureau Provinciale Waterstaat • P. Verhagen en C. de Cler namens het CACW • Th.K. van Lohuizen als adviseur stedenbouwkundig onderzoek CACW en Amsterdam • J.W.G. baron Sloet van Oldruitenborgh als hoofd van het Streekbureau ‘De Lijmers’ • J.A. Kuiper als supervisor over de architectuur • burgemeester W.P.J. Duval Slothouwer en wethouder C. van de Grijn namens het college • J.M. Ketelaar namens de gemeenteraad • A.W. van Dijkhuizen als directeur van Gemeentewerken • A.J.N. Sweens (kantonrechter), A.J. Overling (bankdirecteur), H. Vis (directeur G.T.M.), R. Meulenhoff (directeur Waterleiding Oostelijk Gelderland), J.W. Boogman (hotelhouder), allen namens de burgerij Daarnaast was er ook nog een Wederopbouwcommissie, samengesteld uit vertegenwoordigers van de gemeenteraad en de ambtenarij. Deze commissie vergaderde gedurende de periode 1948-1955 meer in detail over onder andere de herverkaveling en de individuele herbouwplannen in de binnenstad.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 13
plangeschiedenis Het ontwerpproces van het Doetinchemse wederopbouwplan voltrok zich in de periode 1945-1949 en werd op 16 maart 1949 grotendeels afgerond met de goedkeuring van het plan door het College van Algemeene Commissarissen voor den Wederopbouw. Gedurende deze periode werden door verschillende instanties de vier navolgende plannen ontworpen.
Twee foto’s van de maquette van plan 2, één met en één zonder bebouwing op het Simonsplein. De variant met bebouwing benadert waarschijnlijk de opzet van plan 1.
plan 1 In het bevrijdingsjaar werd van rijkswege (CACW cq. SDL) aan stedenbouwkundige F. Bruininkweert opdracht verleend om een wederopbouwplan voor Doetinchem te ontwerpen. Op 14 december 1945 presenteerde hij zijn plan in de vorm van een maquette aan de leden van de tijdelijke raad en een selecte groep burgers. In de geraadpleegde archieven zijn van dit ontwerp geen plankaart, toelichting of foto’s aangetroffen.
plan 2 Uit onvrede over het eerste plan gaf waarnemend burgemeester H.D. Muller opdracht aan A.W. van Dijkhuizen (directeur Gemeentewerken) om namens de gemeente een wederopbouwplan voor Doetinchem te ontwerpen. De toelichting bij het plan dateert van 28 februari 1946 en het plan zelf heeft als datum 2 maart 1946. De plankaart is bewaard gebleven (zie linker pagina), evenals foto’s van een maquette van het centrale gedeelte rond de Grote Kerk. Plan 2 ofwel het Ontwerp Wederopbouwplan van de binnenstad (Gemeentewerken 2 maart 1946). De gespaarde bebouwing is in rood en de nieuw geprojecteerde bebouwing is in oranje aangegeven. De twee restauratieprojecten zijn blauw ingekleurd (bron: Gelders Archief ).
kenmerken plan 2 • restaureren van de Grote Kerk op de oude plek; • toevoegen van openbare ruimte door de introductie van een nieuw plein met fontein achter het koor van de kerk (Simonsplein), een openbare hof met fontein rond de Gasthuiskapel achter het nieuw geplande raadhuis en het terugleggen van rooilijnen aan alle zijden van de Markt en de hoek van de Grutstraat; • aanplanten van bomen om matige oude bebouwing aan het zicht te onttrekken: (Korte) Heezenstraat en rivierzijde; • verkeersluw maken van de Omdraai en de architectuur ter plaatse afstemmen op de Grote Kerk; • aanleg van bevoorradingswegen achterlangs de Hamburgerstraat en in het bouwblok tussen de Hamburgerstraat en de Boliestraat om laden en lossen in de winkelstraat te beperken; • realiseren van een ‘waardige architectuur’ door goede architecten in de geest en sfeer van de historische betekenis van de stad (afgaande op de foto’s van de maquette werd daarmee een kleinschalige, pandsgewijze en traditionele architectuur bedoeld).
1 4 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
De afweging tussen plan 1 en 2 spitste zich vooral toe op het herbouwen van het bouwblok achter het kerkkoor omwille van extra rooilijn voor winkels (plan 1) of het onbebouwd laten en er een plein van maken omwille van de behoefte aan meer openbare ruimte (plan 2). De tijdelijke raad koos voor het tweede ontwerp en stelde dit plan – onder enig voorbehoud – op 11 maart 1946 vast. Waarnemend burgemeester H.D. Muller voegde nog als extra argument toe, dat het betreffende plein later altijd nog bebouwd zou kunnen worden mocht dat toch wenselijk blijken. Deze optie werd ook in de maquette verwerkt: een variant met en een variant zonder bebouwing op het Simonsplein.
restauratie of sloop van monumenten?
De rooilijnen van het Ontwerp Wederopbouwplan (lijnen) geprojecteerd op de bebouwing zoals die tot 1945 was (grijs). De voorgestelde wijzigingen in de stadsplattegrond zijn duidelijk te zien, vooral rond de grote kerk.
Naast het Simonsplein was het tweede belangrijke discussiepunt het lot van de drie belangrijkste monumenten in de binnenstad: de ruïneuze Grote Kerk, de zwaar beschadigde Gasthuiskapel (Lutherse kerk) en het grotendeels verwoeste raadhuis. Een doorslaggevende rol hierin was weggelegd voor het Rijksbureau voor de Monumentenzorg (RvdM). Krachtens de ‘Regeling inzake kerken, kerkelijke gebouwen en monumenten’ bemoeide het RvdM zich indirect met het wederopbouwplan van Doetinchem. Door de samenvoeging van de gemeenten Ambten Stad-Doetinchem was reeds voor de oorlog de noodzaak van een groter raadhuis ontstaan. Vanwege het gebrek aan ruimte werd destijds
Het vooroorlogse raadhuis aan de Markt (bron: Voorden 1995, p.130) en het naoorlogse stadhuis aan de Raadhuisstraat.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 15
uitgegaan van nieuwbouw buiten het ei. Door de oorlogsschade was nu de benodigde ruimte wel voorhanden binnen het ei. De bouwvallige restanten van het achttiende eeuwse raadhuis boden evenwel onvoldoende houvast voor een restauratie en werden met goedkeuring van de RvdM gesloopt (vergunning 12 oktober 1945). De gemeentelijke diensten werden tijdelijk ondergebracht in een nood-gemeentehuis aan de Burgemeester Tenkinkstraat. In de verschillende wederopbouwplannen kreeg het raadhuis steeds een plek toebedeeld aan de zuidzijde van de Markt, min of meer op de oude plek. De realisatie van de nieuwbouwplannen zou echter nog jaren op zich laten wachten omdat eerst voorrang werd verleend aan het herstel van de industrie, de infrastructuur, de woningbouw en het winkelapparaat. In de tussentijd werd er druk verder gediscussieerd over de locatie van het raadhuis, totdat in november 1954 het besluit viel de nieuwbouw te realiseren op het terrein tussen de Badhuisweg (huidige Raadhuisstraat) en de Plantenstraat, de locatie waar in het wederopbouwplan een combinatie van woningen, hotel, bioscoop en concertzaal was voorzien. Op deze plek verrees eind jaren zestig een nieuw raadhuis naar ontwerp van prof. ir. P.H. Tauber, winnaar van de in 1963 uitgeschreven prijsvraag (voor meer achtergronden zie: Meurs, maart 2009). Bij de kerkelijke monumenten ging de RvdM daarentegen uit van behoud en restauratie.
Vooral de Grote Kerk op de kruising van vier belangrijke routes vormde vanouds hét beeldmerk van de binnenstad en diende daarom in oude glorie te herrijzen. De opstellers van het wederopbouwplan moesten zich aan dit onaantastbare standpunt van de RvdM conformeren. De restauratie van de Gasthuiskapel in de zomer van 1946 beperkte zich tot noodherstel. Later vond een ingrijpende reconstructie van de oorspronkelijke toestand plaats, waarbij de kapel een monumentale en markante positie in zou moeten nemen op een ruim openbaar hof achter het beoogde nieuwe raadhuis. Deze ambitie liep uiteindelijk spaak. Het idee van de representatieve hof devalueerde uiteindelijk tot een open gebroken expeditiehof achter hotel ‘De Graafschap’.
De Gasthuiskapel na de restauratie in 1952. De dakruiter heeft een spits gekregen. De situatieschetsen tonen de vooroorlogse positie van de kapel als onderdeel van een gesloten bouwblok en de naoorlogse positie als vrijstaande markering van een hof (bron: Voorden 1995, p.137).
1 6 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
De Grote Kerk, waarvan de toren geheel en de kerk grotendeels was verwoest, werd in de periode 1947-1951 gerestaureerd naar ontwerp van restauratie-architect J.G.A. Heineman uit Velp. Zijn ontwerp ging uit van een ‘restauratie’ van een denkbeeldig middeleeuws concept, waarbij de vroeg zestiende eeuwse compositie kwam te vervallen. De van oorsprong ingebouwde toren werd in 1961-1963 vóór de kerk herbouwd, eveneens naar plannen van Heineman. In verband met deze uitbouw was het nieuwe filiaal van Overling’s Bank op de hoek van de Markt en de Waterstraat in 1953 al enkele meters teruggelegd ten opzichte van de vooroorlogse rooilijn. In de Waterstraat stonden ook nog een synagoge en een rooms-katholieke kerk. De verwoeste synagoge werd niet herbouwd. De rooms-katholieke kerk uit 1863 was al in 1934 aan de eredienst onttrokken en door Misset als magazijn in gebruik genomen. De bouwvallige toren werd in 1942 gesloopt en de kerk volgde na de oorlog.
De Grote Kerk met inpandige toren gezien vanuit de Hamburgerstraat in 1910 (bron: Voorden 1995, p.131).
De Grote Kerk kort na de voltooiing van de restauratie in 1951 gezien vanuit de Boliestraat (bron: Voorden 1995, p.131).
De Grote Kerk na de bouw van de uitpandige toren, gefotografeerd in 1975 vanuit de Waterstraat (bron: Voorden 1995, p.131)..
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 17
plan 3 Niet iedereen legde zich zonder meer neer bij de restauratieve doelstellingen van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg . Zo liet de tijdelijke gemeenteraad tevergeefs een onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheid om het besluit over de restauratie van de Grote Kerk te herroepen. Nog een stap verder ging P.C. van Gent – inwoner van Doetinchem – die op 13 maart 1946 een schetsplan presenteerde met het motto ‘Doetinchemsche keitjes’. Hij zag het van hogerhand opgelegde behoud van de grotendeels verwoeste kerk als het grootste obstakel voor de wederopbouw. Hij zocht de gewenste extra ruimte niet in het terugleggen van de pleinwanden maar in het afbreken van de ruïneuze Grote Kerk en het verplaatsen ervan naar de Plantsoensingel. Dat zou resulteren in een ruim plein met behoud van de oude rooilijnen en nieuwe monumentale gebouwen in de zichtlijnen van de straten: • een kantongerecht tegenover de Waterstraat (1), • een raadhuis tegenover de Grutstraat (2), • een politiebureau tegenover de Korte Heezenstraat (3), • een kantoor van de Raad van Arbeid tegenover de Boliestraat (4), • kantoren voor een Arbeidsbureau en Sociale Zaken tegenover de Heezenstraat (5) • en een hotel tegenover de Hamburgerstraat (6).
Dit plan is voor zover na te gaan niet besproken en behandeld in de commissies. In het Streekarchief wordt een slecht leesbare kaart van dit schetsplan bewaard. De essentie ervan is schematisch weergegeven in de afgebeelde tekening.
Schematische weergave van plan 3 ‘Doetinchemse keitjes’. De vooroorlogse rooilijnen blijven intact. Door de sloop van de Grote Kerk ontstaan vrije zichtlijnen naar nieuwe monumentale gebouwen.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 19
Plan 4 Omdat de gemeenteraad op 11 maart 1946 het eerste plan verwierp, gingen F. Bruininkweert en J.A. Kuiper namens het Streekbureau ‘De Lijmers’ opnieuw aan de slag en traden in overleg met de Contact Commissie en de overheidsdiensten. Hun herziene plan kwam op 24 december 1946 gereed, werd op 9 januari 1947 in de gemeenteraad gepresenteerd en op 23 januari 1947 in de raad behandeld. Aan het plan lagen twee wetenschappelijke onderzoeken ten grondslag. Het eerste onderzoek betrof een nota van Th.K. van Lohuizen (adviseur stedenbouwkundig onderzoek CACW) over het benodigde aantal winkels in Doetin chem. Uit een vergelijking van het aantal winkels, het aantal inwoners per winkel en het gemiddelde inkomen tussen Doetinchem en omringende plaatsen alsmede vergelijkbare streekcentra, berekende hij – bij een verwachte bevolking van 30.000 inwoners in 1975 – dat er rond de tweehonderd winkels in de binnenstad zouden moeten komen (vijftig meer dan in 1940). Het tweede onderzoek betrof een advies van H.J. Funke over het verkeer. Hij toonde aan dat de capaciteit van de Grutstraat, Hamburgerstraat en Waterstraat groot genoeg was om de groeiende verkeersstroom te kunnen verwerken. De Grote Kerk hoefde daarvoor niet te wijken. Wel stelde hij voor het snelverkeer uit de Omdraai te weren.
Het Wederopbouwplan van de binnenstad (Streekbureau De Lijmers, 24 januari 1948). De gespaarde bebouwing is rood en de nieuw geprojecteerde bebouwing is oranje aangegeven. Toevoegingen aan de openbare ruimte zijn geel ingekleurd. (bron: Gelders Archief ).
kenmerken plan 4 • restaureren van de Grote Kerk op de oude plek omwille van de betekenis voor het stadsbeeld en de mogelijkheden om het verkeer er omheen te leiden; • terugleggen van de oude rooilijnen rond de Markt en het Simonsplein: de centrumfunctie van Doetinchem vroeg om een grotere ruimteontwikkeling; • omleggen van het doorgaand verkeer buiten het ei via de Gaswal en de IJsselkade met in het verlengde daarvan de latere Raadhuisweg (ter vervanging van de Varsseveldseweg en de Badhuisweg); • ruimte bieden voor het bestemmingsverkeer binnen het ei door het stroomlijnen en gedeeltelijk verruimen van de Grutstraat, Hamburgerstraat en Waterstraat nabij het eveneens verruimde Simonsplein; • verkeersluw maken van de Omdraai voorlangs de kerktoren: de Grote Kerk niet op een verkeerseiland plaatsen; • aanleg van bevoorradingswegen achterlangs de Hamburgerstraat en in het bouwblok tussen de Hamburgerstraat en de Boliestraat om laden en lossen in de winkelstraat te beperken (vanwege de hoge kosten uitsluitend toegankelijk voor bakfietsen); • ruimtelijke interessante pleinenreeks met parkeervoorzieningen: Simonsplein, Markt en Raadhuishof waarbij de laatste de Gasthuiskapel beter tot zijn recht moet laten komen; • streven naar een levendige stadskern cq. city: veelzijdige mix van bestuursfuncties, recreatieve voorzieningen, winkels en verkeer zonder dat één aspect overheerst; • gedeeltelijk bebouwen van het Simonsplein in verband met de grote behoefte aan winkelruimte; • handhaven raadhuis binnen het ei: het plan biedt voldoende lengte aan rooilijnen voor winkel zodat de noodzaak om het raadhuis te verplaatsen ontbreekt, temeer omdat een raadhuis als uitdrukking van de gemeenschap in het centrum hoort (hoek Waterstraat en Markt); • stichting van een winkelcentrum met horeca aan het einde van de Hamburgerstraat en een hotel / bioscoop / concertzaal op de hoek van de Terborgseweg en de Plantenstraat om zo een brug te slaan tussen de binnenstad en de woonwijken; • sanering van de vroegere wallen en bebouwen met een los patroon van vrijstaande woningen zodat naar alle zijden een gaaf stadsbeeld wordt verkregen (buiten de plangrens).
20 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
De rooilijnen van het Wederopbouwplan (lijnen) geprojecteerd op de bebouwing zoals die tot 1945 was (grijs). De voorgestelde wijzigingen in de stadsplattegrond zijn duidelijk te zien.
De gemeenteraad en het college van B&W aanvaarde dit plan in algemene opzet. Als reactie op de korte plantoelichting1 bracht B&W op 28 januari 1947 nog wel een uitvoerig rapport uit aan het CACW. De belangrijkste kritiek van het college richtte zich op de krappe plangrenzen waardoor de gewenste krotopruiming aan de Nieuwstad, Walstraat en (Korte) Kapoeniestraat e.o. buiten beschouwing werd gelaten. De sanering zou immers ook het wederopbouwplan ten goede komen. Verder berustte het college in de handhaving van de Grote Kerk en de bebouwing achter de kerk op het Simonsplein. Tot slot hield het college een pleidooi voor meer plekken voor hotels, voor het opnemen van een horecabestemming in de winkelrooilijnen, voor een zo ruim mogelijke Omdraai in verband met eventueel gebruik als verkeersweg in de toekomst, voor een bredere verruiming van de Grutstraat en de Waterstraat, voor meer bomen op de Markt en het Simonsplein, voor minder functionele diversiteit rond de nieuw ontworpen raadhuishof, voor het opstellen van bebouwingsvoorschriften en voor meer afstemming met de Dienst Gemeentewerken bij de uitwerking van het plan. F. Bruininkweert en J.A. Kuiper gebruikten vervolgens de rest van het jaar om allerlei wijzigingen in het plan door te voeren. Op 24 januari 1948 stuurden zij het eindresultaat naar de gemeente. Dit plan werd op 11 februari door de 1 F. Bruininkweert en J.A. Kuiper, Korte toelichting bij het wederopbouwplan, 1 november 1946.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 21
gemeenteraad goedgekeurd en op 18 december door Gedeputeerde Staten vastgesteld en doorgezonden naar het College van Algemeene Commissarissen voor de n Wederopbouw, die het plan uiteindelijk op 16 maart 1949 goedkeurde. Dat wil zeggen partieel want ‘Het gedeelte van het plan, op de kaart aangegeven met “Gebied, waarvoor een nadere regeling zal worden getroffen”, is voorshands buiten de vaststelling gehouden, teneinde de gelegenheid te bieden een oplossing te vinden zonder onteigening van de restanten van de gebouwen van een distilleerderij en van een groothandel in granen en levensmiddelen. [distilleerderij Piet van Gent en groothandel Sachtsleven aan de IJsselkade, LvM].’ Vanwege de moeilijke en dure onteigeningen werden bovendien moeilijkheden voorzien voor de realisatie van de hof achter het raadhuis. Voor dit deelgebied ontwierp de Dienst Gemeentewerken in april 1949 een aanvullend wijzigingsplan dat op 22 maart 1950 werd goedgekeurd. Daarmee was er een sluitend wederopbouwplan en kon met de herbouw worden begonnen. Montage van het partiële wijzigingsplan in het wederopbouwplan van de binnenstad. Hierin zijn de stedenbouwkundige opzet en de bestemmingen vastgelegd van de bouwblokken rechts van de Waterstraat. (bron: Streekarchivariaat Regio Achterhoek).
22 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
plein assenkruis ringstraten interne ontsluitingsstraten hoofdverkeersroute
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 23
a naly s e structuur- en r u i m tebeel d
planconcept In het handboek over de Nederlandse wederopbouw (Bosma, 1995) worden vier verschillende concepten onderscheiden om de stedenbouwkundige en architectonische aspecten van de herbouwde steden te interpreteren, namelijk: • Het creëren van historische enclaves: bevriezen cq. reconstrueren van een bepaald ijkmoment uit het verleden. Dit ‘nostalgische, museale’ concept is niet in Nederland maar bijvoorbeeld wel in het Poolse Poznan toegepast. • De traditionalistische stadsreparatie: het oude stadsbeeld wordt historiserend hersteld en de stadsplattegrond wordt marginaal aangepast voor het verkeer. Exemplarische voorbeelden hiervan zijn de herstelde binnensteden van Middelburg, Tiel en Venlo. • De modernistische stadsreparatie: verplaatsing van bestaande en introductie van nieuwe stedenbouwkundige en architectonische elementen en typologieën zoals verkeersdoorbraken, expeditiehoven, pleinen, collectieve verzamelgebouwen, warenhuizen en woonflats. Dit concept is in verschillende gedaanten vooral toegepast bij het herstel van de middelgrote steden, zoals Arnhem, Eindhoven, Groningen, Hengelo en Nijmegen.
• Het blanco tekenvel ‘tabula rasa’: het extreem uitbuiten van de mogelijkheden die door de verwoestingen zijn ontstaan, waarbij afscheid wordt genomen van het vooroorlogse structuur- en ruimtebeeld en daarvoor in de plaats functiezonering, cityvorming, verkeersvrije winkelpromenades en moderne architectuur welkom worden geheten. Dit concept is in Rotterdam toegepast. De scheidslijn tussen de verschillende concepten is enigszins diffuus en sommige wederopbouwplannen vertonen de gecombineerde kenmerken van twee concepten. Meestal domineert evenwel één concept en voor Doetinchem is dat de traditionalistische stadsreparatie.
Vloeiende overgangen tussen de voor- en naoorlogse bebouwing in de Heezenstraat.
stratenpatroon De historische stadsplattegrond van Doetinchem binnen het ei is gedurende de wederopbouw grotendeels behouden. Radicale ingrepen bleven in de jaren veertig, vijftig en zestig uit. De stedenbouwkundige structuur van de binnenstad is in hoofdzaak opgebouwd uit straten, pleinen en gesloten bouwblokken. Aaneengesloten straatwanden bakenen de openbare ruimte af en omsluiten private en semi-openbare binnenterreinen. In het wederopbouwplan is aan dit
Het wegenpatroon van de binnenstad heeft een heldere en hiërarchische opzet, bestaande uit een centraal plein met een assenkruis van hoofdstraten, een stelsel van ringstraten en interne ontsluitingsstraten. Rond de binnenstad is een hoofdroute voor doorgaand verkeer gerealiseerd.
principe vastgehouden. Daardoor verlopen de overgangen tussen de voor- en vroeg-naoorlogse stadsdelen in stedenbouwkundig opzicht overwegend vloeiend. Het historische stratenpatroon is tijdens de wederopbouw alleen op die plekken gecorrigeerd waar dat nodig was voor het verkeer, namelijk door het terugleggen van rooilijnen. Het sterkst is dat gebeurd bij de zuidoostelijke pleinwan-
24 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 25
den van het Simonsplein (sinds 1996 heet de Markt ook Simonsplein). Door het oprekken en stroomlijnen van onderdelen van het stratenpatroon is ruimte gevonden voor vernieuwing. Zo is getracht het historische karakter van de vooroorlogse stad te laten samensmelten met de noodzakelijk geachte ingrepen voor het verkeer en de cityvorming. Kenmerkend voor het stratenpatroon zijn nog steeds: het centrale plein met de Grote Kerk als landmark, het assenkruis van toegangswegen en het gebogen stelsel van ringstraten (zie p. 24). Het assenkruis deelt de binnenstad op in vier kwartieren. De ontsluitingsstraten binnen de kwartieren zijn gedurende de wederopbouw vrijwel ongemoeid gelaten maar later aangevuld met enkele doorbraken (Catharinastraat, Heezenpoort, verlengde Nieuwstad naar Raadhuisstraat, Van Cappellestraat). Ter ontlasting van het assenkruis en de binnenstad is na de wederopbouwperiode een verkeersroute voor doorgaand verkeer om het ei aangelegd, deels over bestaande tracés. Ter vervanging van de Varsseveldseweg en de Badhuisstraat werd de Raadhuisstraat aangelegd in het verlengde van de IJsselkade. Daar, op de hoek met de Terborgseweg, werd het nieuwe Raadhuis gebouwd temidden van een representatief voorplein en een functioneel achterplein (parkeren, markt). Minder goed uit de verf gekomen zijn de bouwblokken die niet rondom zijn gedicht (Nieuwstad, Gasthuisstraat, Hooge Molenstraat) of bewust zijn opengebroken (Gasthuissteeg). Meer hierover in het hoofdstuk ‘conclusies’.
Schematische weergave van de bebouwing en de rooilijnen zoals die tot 1945 waren (links), zoals voorgesteld in het wederopbouwplan (midden) en zoals ze anno 2009 zijn. Uit een vergelijking tussen de bebouwing in 1945 en 2009 blijkt dat thans een veel groter deel van de binnenstad is bebouwd (‘de binnenterreinen slippen dicht’) en dat de schaal van de individuele bebouwing sterk is toegenomen. Daarentegen is het aandeel openbare ruimte juist toegenomen door o.a. het oprekken van het Simonsplein en de aanleg van nieuwe straten.
De huidige rooilijnen (lijnen) geprojecteerd op de bebouwing zoals die tot 1945 was (grijs). Duidelijk zichtbaar zijn de vroeg-naoorlogse aanpassingen rond het Simonsplein en de recentere doorbraken (Catharinastraat, Heezenpoort, verlengde Nieuwstad naar Raadhuisstraat en Van Cappellestraat).
26 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
Zes foto’s uit omstreeks 1960 van de vier hoofdstraten en het centrale plein. De straatprofielen bestaan uit stoepen aan weerszijden van rijbanen. Door de continuïteit van het profiel ‘stroomt’ de ruimte als het ware. De auto was destijds nog manifest aanwezig in het straatbeeld (bron: gelderlandinbeeld.nl)
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 27
openbare ruimte De inrichting van de openbare ruimte is sinds de voltooiing van de wederopbouw twee keer volledig gewijzigd. Oorspronkelijk waren alle straten toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer en kon op de Markt worden geparkeerd. De inrichting bestond uit een rijbaan met klinkers of asfalt, stoepen aan weerszijden en hangende verlichting boven de straten. Hiervan resteert niets meer. Vanaf 1976 is de binnenstad geleidelijk omgevormd tot voetgangersgebied. De winkelstraten en het plein kregen een nieuwe inrichting en deze is in 1994 wederom vernieuwd. Thans bestaat de inrichting uit een consequente toepassing van een vlakke klinkerbestrating van voorgevel tot voorgevel, samengesteld uit rode en gele klinkers (in ruitpatroon), een middengoot en opvallend straatmeubilair. Rond de Grote Kerk is een enigszins verhoogd ovaal van natuursteen aangebracht. Alleen het getrapte voorplein van het Raadhuis heeft zijn oorspronkelijke indeling en materialisatie grotendeels behouden.2
2 Het Raadhuisplein is uitvoerig geanalyseerd en gewaardeerd in: P. Meurs, Raadhuis-Doetinchem: cultuurhistorische verkenning, Schiedam maart 2009.
Schematische weergave van het profiel van de Boliestraat in de jaren zestig (links) en nu (rechts). Sinds de inrichting als voetgangersgebied is het maaiveld ‘geëgaliseerd’ van gevel tot gevel en ingericht met divers straatmeubilair.
28 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 29
bebouwing De wederopbouw van de Doetinchemse binnenstad wordt gekenmerkt door een pandsgewijze herbouw van overwegend kleinschalige, individuele gebouwen die zich – samen met de gespaarde oudbouw – aaneenrijgen tot gesloten straatwanden en bouwblokken. Het kleinschalige en besloten stadsbeeld is behouden. Het gevelbeeld is overwegend uniform, mede als gevolg van de supervisie, waarbij de supervisor een architectonisch samenhangend straatbeeld nastreefde. De meeste panden zijn gebouwd in de jaren vijftig en hebben een traditionalistische verschijningsvorm in de stijl van de Delftse School, die qua maat, schaal, vorm, indeling en materialisatie aansluit bij de historische oudbouw.3
3 Dit onderzoek heeft een gebiedsgericht karakter. De inventarisatie en de analyse van de gebouwen zijn per samenhangende stijlcategorie en niet per individueel pand verricht.
De traditionalistische wederopbouwpanden uit de jaren vijftig voegen zich tussen de historische oudbouw en vormen samen een kleinschalig en besloten stadsbeeld. Met de klok mee: de Heezenstraat, de Boliestraat (2x) en de Markt in de richting van de Waterstraat.
Periodiseringskaart van de binnenstad uitgesplitst naar drie tijdvakken: ouder dan 1940 (oranje), tussen 1940 en 1965 (rood) en jonger dan 1965 (grijs). Opvallend is het relatief geringe aandeel van de oudste categorie in de historisch gelaagde binnenstad. De gebouwen uit de wederopbouwtijd liggen overwegend geconcentreerd in het hart van de binnenstad. Daaromheen bevindt zich een brede zoom van recente nieuwbouw. De historische binnenstad is qua bebouwing sinds de Tweede Wereldoorlog kortom grotendeels ‘overschreven’.
30 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
Acht (detail)foto’s van traditionalistische wederopbouwpanden in de binnenstad van Doetinchem. Deze architectonische verschijningsvorm is dominant aanwezig in het stadsbeeld.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 31
Kenmerkend voor de traditionalistische wederopbouwarchitectuur zijn: • de oeroude typologie van het stadshuis waarin wonen en werken zijn gecombineerd: winkel met bovenwoning(en); • de ‘klassieke’ drieledige gevelopbouw: een plint of betonnen winkelpui-portaal als ‘voet’, de woonlagen als het ‘middenstuk’ en de gootlijst en/of het schuine pannen dak als ‘kopstuk’ (het schuine dak is bij de jongere voorbeelden soms achterwege gelaten); • de ambachtelijke en eenvoudige baksteenarchitectuur: gemetselde gevels van vooral roodbruine generfde bakstenen waarin ramen en deuren als gaten zijn uitgespaard (hout, staal of een combinatie van beide); • de spaarzame accenten: siermetselwerk en ornamenten van natuursteen en smeedwerk.
Archetype van het traditionalistische wederopbouwpand in de binnenstad (Hamburgerstraat 48): winkel met betonnen puiportaal op de begane grond (‘voetstuk’), bovenwoning met vensters in gemetselde gevel op de verdieping (‘middenstuk’) en schuine kap met gootlijst als afsluiting (‘kopstuk’).
32 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
In de jaren zestig verschenen her en der in de binnenstad enkele grootschaliger panden met een zakelijke verschijningsvorm in de stijl van het naoorlogse modernisme. Het eigentijdse imago van de betreffende firma’s (o.a. Huls, Twentse Bank, PGEM, C&A) kwam tot uitdrukking in glazen gevels, lichtreclames, glad afgewerkte glimmende materialen, frisse kleuren en natuurstenen gevelplaten.
Karakteristiek voorbeeld van een modernistisch wederopbouwpand in de binnenstad (Simonsplein 7;8, vml. Twentse Bank): winkels in de onderbouw en appartementen in de bovenbouw. Terugliggende plinten zorgen voor een zwevend effect. Een regelmatig raster van horizontale en verticale lijnen bepaalt het gevelbeeld.
Kenmerkend voor de modernistische wederopbouwarchitectuur zijn: • de typologische vernieuwing: warenhuis, kantoorgebouw, woonflat; • de vrije (veelal onbegrensde) gevelopbouw zonder hiërarchie: een kader als strakke omlijsting, een horizontaal lijnenspel van vloerbanden, borstweringen en vensterstroken of een mathematisch raster van betonnen vloerdelen en kolommen met wisselende invullingen; • de functionele architectuur met een industriële uitstraling: heldere constructie met zichtbaar betonskelet, transparante glazen puien met een herhaling van identieke prefabelementen en orthogonale volumes met platte daken; • Het ‘zwevende’ effect van het bouwvolume door het verdiept aanbrengen van de plint, de etalage en/of de entree (geleidelijk in elkaar overlopen van binnen en buiten); • de spaarzame onopvallende accenten: modieus vormgegeven hekwerken, schuin uit de gevel stekende ramen, bijzondere roedenindelingen, patronen in de gevelbekleding.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 33
Zes foto’s van modernistische wederopbouwpanden in de binnenstad van Doetinchem. Deze architectonische verschijningsvorm komt kwantitatief slechts sporadisch voor, maar door de grotere schaal en het sterk afwijkende uiterlijk toch manifest aanwezig in het stadsbeeld.
34 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
Acht foto’s van diverse ingrepen die tot ingrijpende veranderingen in het gevelbeeld hebben geleid. Felle kleuren, afwijkende materialen en een overdaad aan reclame vragen sterk de aandacht, maar maken tegelijkertijd het oorspronkelijke gevelbeeld somber en isoleren veelal de begane grond van de verdieping(en).
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 35
Voor zowel de traditionalistische als de modernistische wederopbouwpanden geldt dat allerlei ingrepen en aanpassingen het oorspronkelijke gevelbeeld hebben gewijzigd, vooral op de begane grond. De belangrijkste veranderingen zijn: • het vervangen van de houten en stalen ramen en kozijnen door kunststof exemplaren; • het schilderen en/of stuken van bakstenen gevels in opvallende kleuren; • het schilderen, betegelen of beplaten van (betonnen) winkelpui-portalen in veelal opvallende kleuren; • het aanbrengen van luifels boven, of uitbouwen voor de winkelpuien; • het vervangen van de plastische, ruimtelijke winkelpuien door vlakke glazen inlooppuien; • het behangen van de gevels met diverse reclame-uitingen.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 37
c o nc lusies
waardering planconcept De wederopbouw is een omvangrijke en beeldbepalende ‘laag’ in de historisch gelaagde binnenstad. Het concept van de traditionalistische stadsreparatie is in Doetinchem redelijk consequent toegepast, dat wil zeggen: de wens tot behoud van het historisch waardevolle en de noodzaak tot stedelijke vernieuwing werden destijds zo goed mogelijk met elkaar verbonden. Dankzij het behoud van het oude assenkruis en de ‘restauratie’ van enkele monumentale gebouwen zijn de historische lijnen waarlangs Doetinchem zich eeuwenlang heeft ontwikkeld in de binnenstad herkenbaar gebleven. De traditionalistische toevoegingen uit de jaren veertig en vijftig aan de vooroorlogse stad hebben geleid tot een samenhangend historisch gelaagd stadsbeeld, waarin het centrale plein met de Grote Kerk het middelpunt zijn gebleven. De overgangen tussen de voor- en vroegnaoorlogse delen zijn overwegend vloeiend.
getuigt van de enorme daad- en veerkracht van de door oorlogsgeweld zwaar getroffen gemeenschap. Het plan had het karakter van een open hartoperatie en was primair gericht op het verbeteren van de bereikbaarheid voor de auto en het verplaatsen van de functies wonen en industrie naar de buitenwijken ten gunste van meer ruimte voor het winkelbedrijf (cityvorming). De eerste doelstelling was al snel achterhaald en de tweede hoofddoelstelling heeft positief uitgepakt, ook al is op dit punt een forse uitbreiding buiten het ei noodzakelijk gebleken (De Veentjes). Het nut van het terugleggen van enkele rooilijnen voor het verkeer is komen te vervallen sinds de binnenstad vanaf de jaren zeventig heringericht is tot voetgangersgebied. De gestroomlijnde en opgerekte openbare ruimte rond het Simonsplein voelt sindsdien voor de voetganger wat aan de ruimte kant, hetgeen nog wordt versterkt door de vlakke ongedifferentieerde klinkerbestrating.
Vloeiende overgangen tussen de voor- en naoorlogse bebouwing in de Heezenstraat.
Modernistisch woon- / winkelgebouw als schakel tussen de binnenstad en De Veentjes.
Het wederopbouwplan is van belang als hoopvol ijkmoment in de geschiedenis van Doetinchem, vastgelegd in een veelomvattend ontwerp dat Cultuurhistorische waardekaart van de openbare ruimte in de binnenstad voor zover het de periode 1940-1965 betreft. De beeldbepalende landmarks zijn blauw ingekleurd. De belangrijkste zichtlijnen zijn met rode pijlen aangegeven. Verstoringen in de openbare ruimte zijn gemarkeerd met een groen teken.
Het heringerichte Simonsplein: auto’s hebben plaats gemaakt voor terrassen.
38 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
stratenpatroon Tijdens de wederopbouw van Doetinchem is voortgeborduurd op het principe van straten, pleinen en gesloten bouwblokken als de van oudsher belangrijkste bouwstenen van de stedenbouwkundige structuur. Daardoor is het eeuwenoude stratenpatroon bestaande uit een assenkruis en ringstraten in de stadsplattegrond nog steeds duidelijk herkenbaar. Door enkele onderdelen van het stratenpatroon enigszins op te rekken en te stroomlijnen zijn de noodzakelijk geachte ingrepen voor het verkeer en de cityvorming harmonieus ingepast in het historische karakter van de oude stad.
De vooroorlogse rooilijnen (lijnen) geprojecteerd op de huidige bebouwing (grijs). De historische stedenbouwkundige structuur is in hoofdopzet nog grotendeels intact.
De Waterstraat, Boliestraat en Hamburgerstraat zijn bij de uitmonding op het Simonsplein enigszins opgerekt om meer plaats te bieden voor het verkeer.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 39
Door het achterwege laten van de geplande bebouwing aan de Nieuwstad presenteert de binnenstad zich met rommelige achterzijden naar het Mark Tennantplantsoen. Op kleinere schaal is hetzelfde aan de orde in de Gasthuisstraat en de Hooge Molenstraat. Het openbreken van het bouwblok tussen de Waterstraat en de Gasthuissteeg ten gunste van de Gasthuiskapel heeft – door het afblazen van de plannen voor een Raadhuis met hof – niet goed uitgepakt nu het uitzicht biedt op de rommelige achterkanten van een hotel en een expeditiestraatje. De openbaar toegankelijke expeditiestraat tussen de Hamburgerstraat en de Boliestraat biedt evenmin een aantrekkelijk stadsbeeld.
Onaantrekkelijke achterkanten rond de Gasthuiskapel (links en midden) en in de Hoopensteeg (rechts).
Openingen in de gesloten bouwblokken bieden een blik op de rommelige binnenterreinen ter plaatse van het Mark Tennantplantsoen (links) en de Gasthuisstraat (rechts).
40 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
openbare ruimte Het silhouet van de binnenstad kent enkele landmarks, waarvan de Grote Kerk van oudsher de belangrijkste is. Zichtlijnen op de landmarks ondersteunen de hiërarchische opbouw van de binnenstad en dragen bij aan de oriëntatie binnen en de herkenbaarheid van het stadsbeeld. De belangrijkste zichtlijnen zijn op de kaart met rode pijlen aangegeven (zie p. 38) .
Enkele zichtlijnen op markante gebouwen in en rond de binnenstad.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 41
In de huidige vlakke klinkerbestrating ontbreekt in kleur, materiaal en/of hoogte een geleding in de breedte die correspondeert met de drieledige opbouw van de flankerende gevels, zoals dat in de oorspronkelijke inrichting wel het geval was, namelijk: stoep – rijbaan – stoep (straat) versus voet-, midden- en kopstuk (gevel). Het overdadige en opzichtige straatmeubilair en vooral de twee uitbouwen aan het begin van de Hamburgerstraat vormen obstakels in het maaiveld, zorgen voor een rommelig straatbeeld en zetten de zichtlijnen dicht.
De symmetrische en gelede inrichting van de Boliestraat heeft plaats gemaakt voor een vlakke en asymmetrische inrichting. De geleidelijke overgang tussen buiten en binnen is in het maaiveld en in de winkelpui geminimaliseerd.
Straatmeubilair, uitbouwen en reclame-uitingen ontnemen het zicht op de gevelwanden in de Hamburgerstraat.
42 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
rijksmonument gemeentelijk monument beeldbepalend beeldondersteunend indifferent verstorend
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 43
bebouwing In het algemeen zijn de gevels van de meeste panden eerder dienstbaar aan het totale beeld van een straat, dan dat ze afzonderlijk een bovengemiddelde kwaliteit hebben. Anders gezegd, de waarde schuilt overwegend meer in de samenhang van het geheel dan in de bijzondere kwaliteiten van de delen. Op de waarderingskaart hiernaast is daarom het merendeel van de bebouwing aangemerkt als indifferent (oranje) en beeldondersteunend (rood). De vijf landmarks in het gebied zijn al beschermd als rijksmonument (Grote Kerk, Gasthuiskapel, molen) of – in het geval van het stadhuis en het Brewinc – ingekleurd als beeldbepalend (paars). Door hun bovengemiddelde omvang, markante situering en bijzondere ontwerpkwaliteiten zijn deze gebouwen dominant aanwezig in het stadsbeeld.
Linksboven: pretentieloze architectuur van een alledaagse schoonheid: het geheel is meer dan de som der delen (Boliestraat). Beeldbepalende panden in en rond de binnenstad van Doetinchem.
Cultuurhistorische waardekaart van de bebouwing in de binnenstad. De beschermde monumenten hebben een blauwe kleur: rijksmonument (lichtblauw) en gemeentelijk monument (donkerblauw). De overige kleuren hebben betrekking op de bebouwing uit het tijdvak 19401965. Gebouwen met de kleur paars zijn beeldbepalend, rood staat voor beeldondersteunend, oranje voor indifferent en geel voor verstorend. Het gebied binnen de grijze ellips is een waardevol ensemble vanwege de opeenstapeling van kwaliteiten in het structuur- en ruimtebeeld.
44 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
Het Simonsplein met de Grote Kerk vormt de climax in het structuur- en ruimtebeeld van de binnenstad. Ze vormen samen met de omringende gevelwanden een karakteristiek ensemble in traditionalistische stijl: de ‘huiskamer’ van de stad (grijze ovaal op de kaart). Als essentieel onderdeel van dit ensemble zijn de traditionalistische panden rond het Simonsplein eveneens aangemerkt als beeldbepalend (paars).
Beeldbepalend ensemble bestaande uit het Simonsplein met Grote Kerk en omringende bebouwing.
Modernistische architectuur als incident binnen de traditioneel herbouwde binnenstad (voormalige Twentse Bank, Simonsplein 7;8).
Het traditionalistische structuur- en ruimtebeeld wordt incidenteel onderbroken door enkele grootschaliger panden uit de jaren zestig met een zakelijk functionele architectuur. Door hun afwijkende verschijningsvorm in de bouwstijl van het naoorlogse modernisme contrasteren deze panden sterk met de omgeving. Om deze reden is deze categorie gebouwen op de waarderingskaart aangemerkt als verstorend (geel). Dit laat onverlet dat enkele van deze gebouwen op zichzelf wel bijzondere ontwerpkwaliteiten bezitten, zoals de voormalige Twentse Bank aan het Simonsplein 7;8 en het voormalige PGEMgebouw aan de Grutstraat 28. In het eerste geval worden deze kwaliteiten thans vertroebeld door slecht kleur- en materiaalgebruik tijdens de laatste renovatie.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 45
Het destijds nieuwe fenomeen van de expeditiestraat en -hof heeft in de architectonische uitwerking niet geleid tot een aangenaam stadsbeeld. Veelal heeft de passant in deze openbare ruimte vrij zicht op onooglijke achterkanten. Deze onderdelen zijn op de waarderingskaart eveneens aangemerkt als verstorend (geel). Vrijwel alle gebouwen uit het tijdvak 1940-1965 hebben wijzigingen in het gevelbeeld ondergaan. Het grootst zijn de veranderingen in de winkelstraten en dan vooral op de begane grond (winkelpuien). Achter de felle kleuren, reclames en luifels, en boven de winkelpuien gaan evenwel nog veel intacte gevels schuil.
Achterkanten prominent aanwezig in de Gasthuissteeg (boven) en de Hoopensteeg (onder).
Betrekkelijk gave panden aan de Heezenstraat 6 (onder) en de Korte Kapoeniestraat 4 (boven) met vrijwel ongeschonden winkelpuien.
46 | cultuurhistori s c h e verkenni ng
Simonsplein 45
Korte Heezenstraat 3-11 / Heezenstraat 6, 8
Simonsplein 3, 4 / Korte Heezenstraat 1
Simonsplein 9
Simonsplein 10, 11
Boliestraat 1-7
Simonsplein 12, 13 / Waterstraat 1, 3
Simonsplein 14-16
Gasthuissteeg 2
Oude IJsselbrug
Spinbaan 20
Raadhuisstraat 2
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 47
aanbevelingen Juist de continue verandering in het gebruik en de verschijningsvorm van de binnenstad en de combinatie van gaafheid en imperfectie maken het stadsbeeld interessant. Het samenspel van de historische gelaagdheid, de harmonie, de contrasten, de parels en de halve oplossingen vraagt om een integrale (stedenbouwkundige) visie op de gehele binnenstad, die vanuit de huidige toestand inspeelt op toekomstige ontwikkelingen. De toekomst van de binnenstad moet vanuit haar cultuurhistorische betekenis en waarde worden benaderd, maar tevens met de nodige creativiteit tegemoet worden getreden. Een behoudende en restauratieve ‘stolpgedachte’ is immers niet aan de orde. Vanuit cultuurhistorisch perspectief blijft evenwel voorzichtigheid geboden. Daarom volgen hier nog enkele aanbevelingen in de sfeer van bescherming, beheer, versterking en herontwikkeling. • Bij nieuwe toevoegingen aan de historisch gelaagde binnenstad rekening houden met het gegeven dat voor de ‘leesbaarheid’ van de verschillende tijdslagen een bepaalde kritische massa per laag nodig blijft. Voor een historische binnenstad is het aandeel bebouwing ouder dan 1945 reeds beperkt. Bij gebouwen met een naoorlogse voorgevel er altijd op verdacht zijn dat er oudere, mogelijk middeleeuwse onderdelen achter schuil kunnen gaan. • De wederopbouw van de binnenstad mag met recht nadrukkelijker naar voren worden
gebracht, bijvoorbeeld in publicaties, als een indrukwekkend hoofdstuk uit de stadsgeschiedenis. Met trots uitdragen. • De inrichting van de openbare ruimte zou aan uitstraling winnen wanneer deze meer afgestemd zou worden op de maat en beleving van de huidige hoofdgebruiker: de voetganger. Hetzelfde geldt voor de afstemming qua geleding op de flankerende straatwanden. • De resterende gaten in de overwegend gesloten bouwblokken komen in aanmerking voor herontwikkeling, vooral aan de zijde van het Mark Tennantplantsoen waar de binnenstad zich niet van haar mooiste kant laat zien. • Ook de verblijfskwaliteit rond de Gasthuiskapel komt voor verbetering in aanmerking. Het Joods Monument met de vier kastanjebomen (W. Bierma, 2007) is in dat opzicht een prachtig initiatief dat ‘navolging’ in de omgeving verdient. • Streven naar meer rust in de gevelwanden van de winkelstraten: terugdringen en ordenen van de reclame-uitingen zodat de architectuur (parcellering, opbouw, compositie) weer meer tot zijn recht komt. In dat opzicht zijn ook de uitbouwen in de Hamburgerstraat ter hoogte van de Synagogestraat behoorlijke stoorzenders. • De gebouwen met een paarse kleur op de waarderingskaart onderzoeken op hun eventuele monumentwaardigheid. Focus op het ensemble rond het Simonsplein (grijze ovaal) omwille van de samenhang in structuur- en
Foto’s van beeldbepalende panden op en rond het Simonsplein alsmede enkele markante gebouwen verspreid over de binnenstad (zie waardekaart bebouwing p.44).
ruimtebeeld in het hart van de binnenstad rond het icoon van Doetinchem: de Grote Kerk. • Streven naar goed beheer van de gebouwen met een rode en oranje kleur op de waarderingskaart. Te overwegen zijn specifieke welstandsrichtlijnen voor deze categorie. • De gebouwen met een gele kleur op de waarderingskaart komen voor versterking of herontwikkeling in aanmerking. Dat betekent enerzijds het weer beter naar voren laten komen van de ontwerpkwaliteiten van het betreffende gebouw of anderzijds in geval van vervangende nieuwbouw deze beter laten aansluiten op de omringende bebouwing.
binne nsta d doe tinche m (1940- 1965) | 49
bijla g e geraadpl eegd e b ron n en
archieven Gelders Archief: 0039 / Gedeputeerde Staten / 3.15.2.5. wederopbouwplannen van gemeenten / 8244 Doetinchem Gemeente Doetinchem: kaartenkast archiefkelder Staring Instituut: fotocollectie en bibliotheek Streekarchivariaat Regio Achterhoek: archieftitel ‘Gemeentebestuur Doetinchem (1945-1969)’, toegangsnummer 0313: 659: wederopbouw - contact-commissie 660: wederopbouw - commissie; instelling, samenstelling en opheffing 661: wederopbouw - commissie; verslagen vergaderingen 662: wederopbouw - gemeentelijk plan en voorschriften 665: wederopbouw – onteigeningen 666: wederopbouw - overname supervisie door gemeente 667: wederopbouw - herverkaveling(splan/-rapport) 668: wederopbouw - opruimen puin beschadigde opstallen 674: wederopbouw - architectenkeuze-commissie 907: wederopbouwplan - diverse correspondentie 908: wederopbouwplan - straten binnenstad 952: wederopbouwplan - voorbereiding 953: wederopbouwplan - vastgesteld plan en wijziging 954: wederopbouwplan - kernplan
literatuur Boogman, J.C. en S. Oosterhaven, Geschiedenis van Doetinchem, Doetinchem / Zutphen 1986 Bosma, K., en C. Wagenaar (red.), Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en wederopbouw van Nederland, Rotterdam 1995 Damsté, R.A. en Ch.A. Cocheret, Herrezen Nederland 1945-1955, Den Haaf 1955 Gelderland (uitgave ter gelegenheid van de opening van het nieuwe huis der provincie te Arnhem), Amsterdam 1954
Grit, S., en A.K. Kisman, Doetinchem in vervagende beelden, Doetinchem 2000 Ibelings, H., De moderne jaren vijftig en zestig. De verspreiding van een eigentijdse architectuur over Nederland, Rotterdam 1996 Janssen, P., Nieuw leven in een oude provincie, Arnhem 1955 Kuipers, M., Toonbeelden van de wederopbouw. Architectuur, stedenbouw en landinrichting van herrijzend Nederland, Zwolle 2002 Meurs, P., Raadhuis-Doetinchem: cultuurhistorische verkenning, Schiedam maart 2009 Notten, A. (eindred.), ’60 jaar bevrijding herdacht’, Kronyck (speciaal themanummer), 29 (2005) nr. 115. Rougoor, Th.J., Catharinakerk kroon van Doetinchem: 12 eeuwen Doetinchem, Doetinchem 2000 Rougoor, Th.J., Wandelen ‘binnen’ het historische ‘ei’ van Doetinchem, Doetinchem april 2008 Segers, Y., Op het kruispunt van oud en nieuw, Arnhem / Den Haag 1994 Stenvert, R. e.a., Monumenten in Nederland: Gelderland, Zwolle / Zeist 2000 Stork, G.J.B., Doetinchem vroeger en nu. Deel 1 en 2, Enschede 1971 en 1972 Voorden, F. van, ‘De invloed van monumentenzorg bij het herstel van binnensteden’, in: Monumenten in oorlogstijd (Jaarboek Monumentenzorg 1995), Zwolle / Zeist 1995
websites achterhoeksarchief.nl (beeldbank) bonas.nl geheugenvannederland.nl (beeldbank) gelderlandinbeeld.nl (beeldbank) geldersarchief.nl kadaster.nl watwaswaar.nl
colofon titel cultuurhistorische verkenning binnenstad Doetinchem (1940-1965) datum
Nijmegen, mei 2009
in opdracht van
gemeente Doetinchem
contactpersoon
Yana van Tienen
onderzoek en tekst
Leon van Meijel
archiefwerk
Leon van Meijel, Evelien van Es
afbeeldingen
Van Meijel – adviseurs in cultuurhistorie
(tenzij anders vermeld in het bijschrift)
rapportopmaak en
Franka van Loon (Drie Plus, Nijmegen)
kaartbewerking productie en ©
contact
Mr. Franckenstraat 70
6522 AG Nijmegen
024 – 324 326 1
[email protected]
www.adviseursincultuurhistorie.nl