Vergadering
Extra Veiligheidsberaad Datum vergadering
10 juli 2015
Aanwezig
mevrouw G.H. Faber (voorzitter),de heer H.J.J. Lenferink, mevrouw M. Jacobs (plv. secretaris)de heer J.A.H. Lonink, de heer J.C.G.M. Berends, de heer M.A.R. Michels, de heer C. Bijl, de heer A.J. Rodenburg, de heer H.M.F. Bruls, mevrouw A. Salet de heer F.J.M. Crone, de heer A.S. Scholten de heer F. de Graafmevrouw M. van ’t Veld, de heer H.A.G. Hellegersde heer A. van der Werff, de heer M.J. Houben, mevrouw R. Westerlaken-Loos, de heer H.J. Kaiser, de heer Th. Weterings Genodigden:
de heer A.F. Gaastra (VenJ), mevrouw A. Raaphorst (VenJ),de heer R.J.J.M. Pans (DDC), mevrouw J.M. Wilkinson (KLMO) Ambtelijk: de heer E.S. Klaver (VenJ), mevrouw M. van Veen (RDVR), mevrouw T. van de Vondervoort (GGD/GHOR), de heer H. Lanser (IFV), de heer J. Postma (IFV), de heer J. Rooymans (LMO), de heer C. Schouten (DDC), Afwezig met kennisgeving:
de heer P.I. Broertjes, de heer P.G.A. Noordanus, de heer A.A.M. Brok, de heer P.E.J. den Oudsten, de heer P.M. Bruinooge, mevrouw Penn-Te Strake Afwezig met vervanging:
de heer J.J. van Aartsen, de heer E.E. van der Laan, de heer A. Aboutaleb., de heer A.G.J.M. Rombouts, de heer R. van Gijzel, de heer B.B. Schneiders, mevrouw A. JorritsmaLebbink, de heer J.H.C. van Zanen Notulist: de heer A.B. van der Kooij Algemeen (VB) 01. Opening en vaststelling agenda De voorzitter mevrouw Faber opent de vergadering en verwelkomt alle aanwezigen, in het bijzonder de vertegenwoordigers van VenJ, LMO en DDC. De agenda voor deze extra (plenaire) AB VB vergadering wordt door de voorzitter ongewijzigd vastgesteld. 02. Informatieronde transitie LMO Portefeuillehouder Lenferink memoreert de buitengewone complexiteit van het transitieproces. De recente consultatieronde maakt (wederom) duidelijk dat enkele thema's hardnekkig van aard zijn en mede daarom geagendeerd blijven worden. Het gaat vooral over kwesties ten aanzien van de governance, de Calamiteiten Coördinator, de verwachtingen omtrent prestaties en kwaliteit evenals de realisatie van planning en beoogde besparingen. 1/8
Over de governance wordt zelfs door een veiligheidsregio opgemerkt dat deze in het ontwerpplan niet conform het transitieakkoord wordt verwoord. Centraal issue is het al dan niet door de Veiligheidsregio's (VR's) kunnen aansturen van meldkamerpersoneel; met name ten aanzien van de brandweeruitgifte. Volgens het transitieakkoord is dat een taak van de LMO. Er zijn VR's die er sterk aan hechten dat het uitgiftepersoneel in dienst blijft van de VR's. Daarom is in het transitieakkoord opgenomen dat de 'taak' de verantwoordelijkheid is van de LMO, maar dat de VR's zelf zich zullen buigen over de kwestie van het werkgeverschap. Uitgangspunt bij die discussie zou de vraag moeten zijn wat het nu feitelijk uitmaakt of meldkamerpersoneel al dan niet in dienst is van de LMO. Immers, het gezag blijft belegd bij de VR's en staat los van het al dan niet in dienst hebben/houden van personeel. Het onderliggende spanningsveld is de situatie ten aanzien van de blauwe en de witte kolom. Naar die partijen moet het signaal blijven uitgaan om (op termijn) te komen tot gelijke uitgangsposities voor alle drie de betrokken kolommen. Bij dit alles is het belangrijk dat het uitgiftepersoneel voeling blijft houden met de praktijk; niet alleen door training maar ook feitelijke inzet in het veld. In het verlengde van de discussie over het uitgiftepersoneel speelt de kwestie van de Calamiteiten Coördinator (CaCo). Niet alle regio's vullen deze functie op dezelfde wijze in. Dit is een belangrijk aandachtspunt, want het is de CaCo die bij incidenten en calamiteiten moet zorgen voor een overzichtelijk meldkamerbeeld. Over de positie van de CaCo wordt nog verschillend gedacht; is het een functionaris van de LMO of van de VR's? Logischer wijze past die binnen de meldkamer. In elk geval moeten er goede afspraken gemaakt worden over hetgeen de VR's mogen verwachten (prestaties, kwaliteit) van de meldkamers; inclusief klachtenprocedure. De VR's namen zich ooit voor om zulke afspraken te maken, maar daar is het tot op heden niet van gekomen. Het is van groot belang om dat nu wel te doen, aldus portefeuillehouder Lenferink. Mevrouw Salet geeft aan dat Rotterdam Rijnmond het niet verstandig vindt om de CaCo bij de LMO onder te brengen. De CaCo verricht immers allerlei diensten ten behoeve van de VR. De vraag is dus op welke manier het VB de positie van de CaCo gaat uitwerken, vooral gelet op de gezagspositie. Mevrouw Westerlake-Loos heeft dezelfde vraag. De heer Bruls twijfelt of er niets verandert qua gezag wanneer het beheer (LMO) fundamenteel wijzigt. Daarom dient de VR een beslissende stem te krijgen bij aanstelling en ontslag van sleutelfunctionarissen zoals de CaCo, die hij wel binnen de LMO positioneert. In de gemeenschappelijke reactie die thans voorligt, vindt de heer Bruls dat het (van oorsprong) beoogde multikarakter van de hele operatie onvoldoende wordt belicht en beklemtoond. Ook uit hij zorgen over het lange tijdpad voor de transitie in Oost-Nederland. Draagvlak, inzet en commitment komen ernstig onder druk te staan. De heer Houben memoreert de beschikbaarheid van zijn regio voor een pilot multi-intake. Tevens pleit hij voor het laten vervallen van artikel 4 van het transitieakkoord. De heer De Graaf memoreert de grote complexiteit van een werkelijk multidisciplinaire meldkamer. Kolommen hechten erg aan de eigen autonomie. Gelet op de complexiteit maakt hij zich grote zorgen over de continuïteit van de meldkamerdiensten tijdens het transitieproces. De vraag is of we dit wel moeten willen. De heer Rodenburg memoreert de grote zorgen in de regio Haaglanden over het ontkoppelen van gezag en beheer. De vraag is of de LMO wel kan zorgen voor het, met "couleur locale", aansturen van veiligheidspersoneel in crisissituaties (recente Schilderswijk ervaring). De heer Kaiser vindt dat de logica met betrekking tot het overgaan van personeel naar de LMO, dient te gelden voor alle kolommen. Het is onduidelijk hoe het staat met het commitment van de blauwe en de witte kolom. Met grote voorrang zal er duidelijk gemaakt moeten worden wat de VR's verwachten van de nieuwe meldkamerorganisatie. Mevrouw Van 't Veld sluit zich aan bij de kritische opmerkingen van diverse collega's. De zorgpunten vindt zij niet of onvoldoende belicht in de conceptbrief. Wellicht biedt fasering
2/8
een goede oplossing. Eerst "samenwonen", beheer en ICT overdragen en vraagstukken vervolgens stuk voor stuk adresseren. Tevens merkt zij op dat het goed beschrijven alleen, van taken en bevoegdheden (bv. CaCo), niet per definitie leidt tot duidelijkheid voor het bevoegde gezag. Goede overwegingen vooraf in de veiligheidsbesturen zijn mede daarom van groot belang. De heer Crone onderstreept het belang van het eerst gaan "samenwonen" en het vervolgens gaan "samenwerken". In een dergelijk proces groeien de partijen naar elkaar toe. Zijn VR heeft al een gefuseerde meldkamer en dat proces is goed en zonder veiligheidsrisico's verlopen. Faseren is een oplossing. De heer Van der Werff ziet graag dat de VR's snel input kunnen gaan leveren ten aanzien van taken, verantwoordelijkheden en kwaliteit van de nieuwe meldkamerorganisatie. Zo blijven de regio's betrokken bij de inhoud. De heer Weterings geeft aan dat de discussie over het verwachtingspatroon ten aanzien van de LMO al in diverse regio's heeft plaatsgevonden. Er zijn rapporten, bevindingen en beschrijvingen beschikbaar. Ook dient er aandacht te zijn voor reeds opgestelde voorschriften naar aanleiding van specifieke afspraken met het Rijk, zoals over de luchthaven Schiphol. De heer Gaastra geeft aan dat, inzake de mono uitgifte, de VR's bestuurlijk invloed hebben ten aanzien van de ambulancezorg. Bij de Nationale Politie is in het huidige inrichtingsplan de uitgifte bij andere dienstonderdelen ondergebracht dan de LMO. Prioriteit is om nu eerst de lopende personele reorganisatie snel af te ronden Wanneer de reorganisatie van de Nationale Politie achter de rug is, kan de invulling van de mono-uitgifte bezien worden. Het verdient geen aanbeveling om dat proces nu te forceren gelet op de complexiteit van de politiereorganisatie. De CaCo moet door de LMO goed geregeld worden met iedere VR gelet op de steeds specifieke aandachtspunten en werkwijze, daarbij is maatwerk belangrijk. Ten aanzien van het benoemen en ontslaan van functionarissen dient te worden bezien in welke situaties het benoemingsrecht/instemmingsrecht van de regionale veiligheidsbesturen aan de orde is (zie voorbeeld veto politiechef). In zijn reactie gaat portefeuillehouder Lenferink op de volgende zaken in. • Fasering Fasering is inderdaad nodig, niet alles kan in één keer. Eerst inrichten van locaties; alles in één keer doen kan niet. In sommige regio’s kan het makkelijker en sneller dan in andere. . Samenwonen is nog geen multi-intake dat moet er ook komen, inclusief NMS We moeten elkaar kunnen vervangen en overnemen bij calamiteiten. Bij uitval heb je dan niet meer de problemen die je nu hebt. Daar zit ook besparing in. In personeel en shared services en vierkante meters. Die stappen moeten we dus allemaal zetten. • Prestaties en kwaliteit LMO Ten aanzien van de LMO is het 'waarom' helder: burgers beter helpen, risico's terugdringen en economisch werken. Maar er is nog niet opgeschreven wat de VR's nu feitelijk verlangen van de LMO. Dit is nog niet gebeurd. Bijvoorbeeld: Binnen welke tijd willen we iets, moeten daar andere bronnen bij gebruikt worden, hoe moet het gebeuren etc.? NB: ook in de bestaande situatie ontbreken zulke beschrijvingen. Het beeld moet dus scherper en het getuigt van kracht om dit als gezamenlijke VR's thans voortvarend aan te pakken. De te verzamelen input zal natuurlijk ter consultatie voorgelegd worden aan de VR's. Het komen tot een gezamenlijke opvatting is evident. Dit moeten we voor de LMO doen; dan pas weet je ook wanneer en waarover je ontevreden kunt zijn. • Artikel 4 De portefeuillehouder memoreert dat de VR's in het transitieakkoord alleen afspraken hebben gemaakt ten aanzien van de overgang van brandweertaken. Het aanhaken van de blauwe en witte kolom is destijds besproken maar bleef buiten de besluitvorming. Het is goed om de lijn aan te houden met betrekking tot de multidisciplinaire meldkamer en in dat licht de blauwe en witte kolom te (blijven) vragen wanneer zij die stap zouden kunnen zetten. 3/8
• Beheer personeel De portefeuillehouder deelt niet de mening dat er beter gestuurd kan worden wanneer het personeel in eigen dienst is/blijft. De bezetting van de meldkamer wordt daar ook niet op afgestemd. Een substantieel deel van het brandweerpersoneel is nu al niet (meer) in dienst van de VR. Over die gang van zaken worden geen problemen gerapporteerd. • CaCo Tot op heden is nooit afgesproken wat de CaCo moet kunnen, welke taken, verantwoordelijkheden en kwaliteitseisen hier aan de orde zijn. Momenteel is dat overal verschillend georganiseerd. Kortom, er kan een kwaliteitssprong gemaakt worden ten aanzien van de huidige situatie. Personeel zal beter en economischer ingezet moeten worden. De VR's (niet de LMO) zullen goed moeten beschrijven wat zij willen en verwachten. Procesmatig zal die input in de komende maanden moeten komen van de RBC en de RDVR. 03. Due Diligence Commissie De heer Pans memoreert dat het transitieakkoord voorziet in een due diligence commissie (DDC) die moet toezien op een (financieel) goed verloop van de transitie. De commissie bestaat uit de heren Pans (vz.), Blandel, Schouten, Van der Velde en Klaver (secr.). Het door de commissie uit te brengen advies moet een uitspraak doen over de financiële overdracht van de huidige meldkamers aan de LMO. Voor elke VR wordt een overdrachtsdocument opgesteld met daarin drie belangrijke elementen: 1. Structurele budgetten voor de wettelijke meldkamertaken, over te dragen aan VenJ. 2. Overdracht van regionale activa en passiva. 3. Verrekening en/of vergoeding van de achterblijvende kosten. Bij de werkzaamheden hanteert de commissie de volgende stappen: a. Nulmeting (inventarisatie van de actuele situatie). b. Toets "Financieel op Niveau" (wordt er voldaan aan de criteria). c. Afhechting van afspraken en het (waar nodig) leveren van nazorg. De commissie heeft geconstateerd dat er opmerkelijke verschillen zijn tussen de vijfentwintig VR's. Dit roept tal van vragen op, maar de regio's kunnen niet langs een uniforme meetlat gelegd worden. Intensief contact met de regio's is voor de commissie dus van groot belang en heeft als resultaat dat er deugdelijke verklaringen komen voor de onderlinge verschillen. Een strikt papieren 'exercitie' is onwenselijk, aldus de heer Pans. Centraal element bij het komen tot goede uitgangspunten is de toets Financieel op Niveau en de vraag of de momenteel beschikbare middelen voldoende zijn om de maatschappelijke zorgplicht in het kader van de huidige taakuitvoering adequaat te borgen. Het gaat dus niet over de toekomst. De Wet veiligheidsregio's geeft de regio's beleidsvrijheid en dat leidt tot regionale verschillen. Daarom zal vanuit de optiek van redelijkheid en billijkheid door de commissie bezien worden tot welke overdrachtsafspraken er gekomen kan worden. De commissie hecht aan transparantie bij de totstandkoming van overdrachtsdocumenten en bij het advies van de commissie aan het departement (VenJ). Ten aanzien van de achterblijvende kosten is een heldere scheidslijn tussen de oude en nieuwe situatie essentieel. Onvermijdbare en onverwijtbare kosten – met een causaal verband met de transitie – zullen in de financiële afwikkeling verdisconteerd moeten worden. Voor de kostentoetsing werkt de commissie met een referentiekader en niet met een normenkader. Gekeken wordt of de structurele financiering aansluit op de meerjarenplanvorming, of dat er sprake is van discrepanties. Er wordt gekeken naar de huidige bezetting van de meldkamer(s), naar het opschalingspotentieel en naar de status van de ICT-voorzieningen. Daarnaast is er aandacht voor "opmerkelijkheden", zoals verschillen qua overhead, huisvesting en exploitatie. 4/8
De commissie zal alle elementen inzichtelijk maken, bespreken, analyseren en verschillen dienen verklaard te kunnen worden. Qua proces zijn de volgende ontwikkelingen gaande: • VenJ distribueert de nulmetingen van alle veiligheidsregio's. • In gesprekken met de regio's zal de commissie ingaan op gegevens en toelichtingen. • De commissie brengt advies uit over het financieel overdrachtsdocument (incl. aandacht voor regionale 'specials'). • De commissie is voornemens om eind oktober a.s. inzicht te hebben omtrent over te nemen budgetten en achterblijvende kosten. Ten aanzien van de witte kolom merkt de heer Pans op dat de commissie er naar streeft om tot een advies te komen over de vraag of het huidige budget voldoende is voor de maatschappelijke opdracht. De financiering blijft een zaak tussen VWS en de zorgverzekeraars. Ten aanzien van het thema 'onvoorziene kosten' kiest de commissie een terughoudende opstelling. Dit is meer een thema in het kader van de relatie tussen de VR's en het departement. Tot slot memoreert de heer Pans dat de commissie altijd openstaat voor commentaar, suggesties en/of zorgpunten. Vanuit de vergadering wordt aandacht gevraagd voor: een zorgvuldige gang van zaken bij regionale verschillen, de overheveling van structurele middelen, al gedane investeringen, het verrekenen van achterstallig onderhoud, effecten van inwonertoeristenaantallen evenals de kwestie van de causaliteit met betrekking tot achterblijvende kosten. Ten aanzien van de uitname uit het gemeentefonds c.q. de overheveling van structurele middelen voor de instandhouding van de meldkamer, licht de heer Gaastra toe dat een gezamenlijke werkgroep heeft onderzocht op welke wijze herverdelingseffecten vermeden kunnen worden bij de overheveling van structurele middelen. De werkgroep heeft enkele varianten op papier gezet. Thans zal eerst met het DB van het VB en van de VNG worden bezien of er gekomen kan worden tot een gezamenlijk advies ten aanzien van de variant keuze. Het streven is om na deze zomerperiode een advies voor te leggen aan het VB. De voorzitter onderstreept het belang van de door de vergadering gememoreerde aandachtspunten en dankt de heren Pans en Gaastra voor hun inbreng en toelichtingen. Besluitvormend (VB) 04. Reactie Veiligheidsberaad LMO-consultatie De voorzitter geeft aan dat er besluitvorming dient plaats te vinden over de gemeenschappelijk vast te stellen reactie op de bestuurlijke consultatieronde die recent werd gehouden. Vanuit de vergadering komen de volgende reacties en opmerkingen. De heer Kaiser vindt dat het perspectief helder moet zijn ten aanzien van het (op termijn) aansluiten van de blauwe en de witte kolom bij de multidisciplinaire meldkamer. Vooral vanuit het 'initiërende' departement dient (voor de blauwe kolom) dat streven gevolgd te worden. Ook ten aanzien van de volksgezondheid (witte kolom) moet het Rijk één lijn trekken. De heer Kaiser wil dan ook – na uitleg portefeuillehouder - de schriftelijke reactie van zijn VR nuanceren. De logica waarmee we gestart moet worden vastgehouden. Hij laat brief terugkomen in het regionale AB. De heer Houben memoreert de wens van zijn VR om zo snel mogelijk tot "samenwonen" over te gaan, mee te willen werken aan de pilot multi-intake en vraagt aandacht voor de 5/8
capaciteitsinvulling op het moment van overdracht. Verder moet punt C, bij het onderwerp Governance op pagina 5 (bijlage), véél duidelijker verwoord worden dan nu het geval is. De Brabantse VR's hebben een tekstvoorstel beschikbaar. Namens Haaglanden onderschrijft de heer Rodenburg de reactie van collega Kaiser. Hij memoreert dat artikel 51 van het transitieakkoord spreekt over het kunnen kiezen en niet over het moeten kiezen. Haaglanden is nog niet toe aan het overdragen van backofficetaken aan de LMO. Namens Utrecht en Gooi & Vechtstreek geeft mevrouw Westerlaken-Loos aan dat men de CaCo toch echt ziet als functionaris in dienst van de VR; men is bezorgd over het gezag bij rampen en crises. In de gezamenlijke reactie dient dit opgenomen te worden. Tevens licht zij toe dat haar VR geen operationeel brandweercentrum wil oprichten. Maar het moet wel helder worden waar en hoe de monodisciplinaire brandweertaken worden belegd. Een ander zorgpunt is dat het ontwerpplan op enkele punten afwijkt van het transitieakkoord; die punten moeten expliciet in beeld worden gebracht. De heer Van der Werff sluit zich, met uitzondering van de CaCo, aan bij de inbreng van collega Westerlaken-Loos. De heer Weterings geeft aan dat het element van de multi-intake meer benadrukt moet worden in de reactie. Qua financiën memoreert hij dat het Rijk ervoor heeft gekozen om een bezuinigingsronde te koppelen aan de transitie. Het is de vraag of een dergelijk omvangrijke operatie gerealiseerd kan worden zonder extra middelen. Het is aan het Rijk dit zelf op te lossen. De heer Crone sluit zich, mede namens Groningen en Drenthe, aan bij de reacties van collega Weterings. De reeds samengevoegde VR's in het noorden van het land vertrouwen erop dat er bij de slotafrekening, rekening wordt gehouden met de investeringen die gepaard gingen met de samenvoeging van de meldkamers in het Noorden. Mevrouw Salet memoreert de zorgen van Rotterdam Rijnmond over de continuïteit tijdens de transitie en over de integratie van ICT. Ten aanzien van de CaCo geeft zij aan dat, in het vertrouwen dat de gezagspositie snel en adequaat beschreven zal worden conform de toezegging door de portefeuillehouder, Rotterdam Rijnmond kan instemmen met de voorgestelde reactie. De heer Hellegers sluit zich aan bij de opmerkingen van collega Houben. Brabant Noord en Zuidoost hebben al diverse verbetersuggesties gedaan en zullen die ook bekend maken aan de regiegroep LMO en aan de landelijk kwartiermaker. De heer Lonink sluit zich aan bij de opmerkingen van collega Weterings over de multi-intake. Tevens onderstreept hij het belang van gedegen afspraken over de governance. Mevrouw Van 't Veld sluit zich aan bij de collega's Westerlaken en Salet. De grootste zorgen van Amsterdam Amstelland betreffen de thema's gezagspositie en governance. Vooral deze elementen kunnen in de brief duidelijker en stelliger verwoord worden. Instemming met de voorgestelde reactie is alleen mogelijk zodra het VB zich randvoorwaardelijk heeft uitgesproken over die elementen inclusief de CaCo. De heer Bruls sluit zich aan bij collega Van 't Veld. Tevens zet hij vraagtekens bij de toelichting door de portefeuillehouder over gezag en beheer. Beheersmatige opschaling zal immers leidend worden bij de gezagsdiscussie. Het VB zal met een heldere notitie moeten komen over gezag, prestaties en kwaliteit met betrekking tot de LMO. Volgens de heer Berends dient, niet tegenstaande de altijd aanwezige regionale verschillen, de goede verbinding tussen de samen te voegen regio's centraal te staan. Dit zal een succesvolle samenvoeging alleen maar versterken. Belangrijk is ook om straks te vernemen wat de financiële consequenties zijn voor regio's die al geïnvesteerd hebben in een samenvoeging. De heer De Graaf sluit zich aan bij de opmerkingen van zijn collega's uit Gelderland/IJsselland. Tevens onderstreept hij het belang van het tijdig bij het proces betrekken van medewerkers. Het overhevelen van budgetten moet niet te snel plaatsvinden want er dient wellicht gaandeweg nog onderhandeld te worden.
6/8
In zijn reactie belicht portefeuillehouder Lenferink de volgende punten. • Er is sprake van op hoofdlijnen een goede reactie. Het perspectief moet zijn dat ook de andere kolommen onderdeel uitmaken van de LMO voor wat betreft de uitgifte. • Vanwege de eigen reorganisatie ligt het toekomstperspectief voor de politie verder in de tijd, maar dit neemt niet weg dat de aandacht voor deze kwestie in de richting van het departement niet mag verslappen. Dat geldt ook voor de witte kolom, maar daarnaast kunnen de regio's zelf hun bestuurlijke invloed (veel) meer doen gelden. Dit gebeurt momenteel niet en de inzet van de voorzitters VR is vereist. • Het niet overdragen van de brandweer beheerstaken aan de LMO zou forse consequenties hebben en betekenen dat de regio's zelf een deel van de taakstelling zouden moeten invullen. Dit kan alleen bij unaniem besluit en daarvoor is geen meerderheid; in diverse regio's werkt men bovendien al met overgedragen brandweerpersoneel. • Ten aanzien van de CaCo zal er in nauwe samenspraak met de VR's tot heldere definities en afspraken gekomen moeten worden over gezag, prestaties en kwaliteit. Alles in termen van wat partijen redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten. • Het thema van de continuïteit is een serieus vraagstuk. Ooit was er angst voor grote aantallen boventallig personeel, maar nu blijkt dat het zaak is om te komen tot intelligente oplossingen om de continuïteit zeker te kunnen stellen. Bijvoorbeeld door operationeel personeel tijdelijk in de meldkamers te stationeren. Structurele lasten met (slechts) incidentele dekking moeten voorkomen worden. • Financieel gezien zal er ruim 200 miljoen euro overgaan naar het Rijk om de LMO te bekostigen. Vanwege de opgelegde taakstelling van 50 miljoen zal het Rijk de LMO voor grosso modo 150 miljoen euro moeten "bouwen". • Met betrekking tot de gememoreerde verschillen tussen het ontwerpplan en het transitieakkoord, hoort de portefeuillehouder graag over welke specifieke punten dat precies gaat. Vooralsnog heeft het DB VB geen strijdigheden aangetroffen. Overigens blijft het centraal uitgangspunt het transitieakkoord. • De paragraaf over de governance zal scherper geformuleerd worden en tekstsuggesties zijn daarbij van harte welkom. De voorzitter concludeert dat de vergadering op hoofdlijnen kan instemmen met de voorgestelde reactie, maar dat enkele zaken aangescherpt en/of opnieuw geformuleerd dienen te worden. Daarbij gaat het vooral over de volgende punten. • Het, met aandacht voor best practices, concreet en helder formuleren van hetgeen de VR's van de LMO verwachten qua prestaties, kwaliteit en (klachten)procedures. Dit zal collectief besproken en vastgesteld worden. • Concreet en helder formuleren hoe de functie van de CaCo eruit ziet. Wat gaat de CaCo doen, hoe wordt de CaCo gepositioneerd en hoe wordt de relatie met de VR geborgd (zowel koude als warme fase). • De paragraaf over de governance zal veel scherper geformuleerd worden, vooral in het licht van hetgeen de VR's (mogen) verwachten van de LMO. Besluit De voorzitter stelt vast dat de afspraken met de portefeuillehouder opgenomen worden in de reactie of in de begeleidende brief en dat de reactie thans wordt vastgesteld met inachtneming van de gemaakte opmerkingen en afspraken. Meningvormend (VB) 05. Financiering crisistaken Reddingsbrigade Nederland Portefeuillehouder Scholten licht toe dat, vanaf 2010, Reddingsbrigade Nederland voor zijn calamiteitentaak gefinancierd wordt door VenJ en het Rampenfonds.
7/8
Inmiddels zijn reddingsbrigades op regionaal niveau veelal aangesloten op de structuur van de veiligheidsregio’s en zijn er over de crisistaak al goede afspraken gemaakt met de VR's. Reddingsbrigade NL was zich echter niet of onvoldoende bewust van het tijdelijke karakter van de financiële ondersteuning (meer dan 1 miljoen euro p.j.) en inmiddels staat er een landelijk bureau inclusief bemensing en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De minister heeft aangegeven dat het departement eind 2015 stopt met deze financiële bijdrage. Het is aan de VR's om vanaf 2016 al dan niet financieel bij te dragen aan de landelijke crisistaak van Reddingsbrigade NL. Het IFV heeft de minister laten weten geen rol voor het IFV te zien bij het (deels) invullen c.q. financieren van de landelijke taak. Reddingsbrigade NL doet tal van nuttige zaken, maar in de brief d.d. 8 juli jl. zien de portefeuillehouder en de voorzitter geen reden om de reactie van het VB aan te passen. Mevrouw Salet is het eens met voorliggende reactie/brief van het VB. Wanneer er geen (extra) middelen meekomen van het departement, gaat Rotterdam Rijnmond geen financiering overnemen. De heer De Graaf is het eens met de reactie van het VB, maar attendeert op het belang om, langs andere wegen, de organisatie (afgeslankt) toch in stand te houden. Los van de calamiteitentaak verricht de Reddingsbrigade nuttig werk. De heer Hellegers is het eens met de reactie van het VB, maar deelt de opvatting van collega De Graaf ten aanzien van de vele (vrijwilliger)activiteiten van de Reddingsbrigade. Die zijn per slot van rekening ook beschikbaar in crisistijd. Volgens de heer Bruls moet er gewaakt worden voor verkeerde beeldvorming; het VB "torpedeert" niet de (veilige) intocht van Sinterklaas. Dat onderscheid moet goed gemaakt worden in de communicatie. De heer Lonink sluit zich aan bij collega De Graaf. Ook zullen de vrijwilligers van de brigade (politieke) druk gaan uitoefenen op gemeenteraden en VR's. Er zijn nuttige voorbeelden waarbij voor organisaties (KNRM), via een overgangstermijn, een nieuw financieringsmodel is ontwikkeld. De voorzitter stelt vast dat de redactie van de brief wordt aangepast ter voorkoming van verkeerde beeldvorming en dat de vergadering kan instemmen met de reactiebrief met inachtneming van de gemaakte opmerkingen. De brief zal worden verzonden aan de minister van VenJ. Rondvraag en afsluiting De heer Lonink meldt dat, bij monde van de heer Meekes, het departement zal blijven toetsen op basis van de wettelijke kaders in weerwil van alle goede bedoelingen van nieuwe branchekaders zoals Uitruk op Maat en RemBrand. Wellicht een agendapunt voor het reguliere overleg tussen VB en VenJ. Er zijn verder geen punten voor de rondvraag of mededelingen en de voorzitter sluit de vergadering met dank aan alle aanwezigen voor hun inbreng.
8/8