Notulen van de vergadering van de raad van de gemeente De Marne gehouden op dinsdag, 23 mei 2006 om 20.00 uur in het gemeentehuis, R. Ritzemastraat 2 in Leens.
Aanwezige raadsleden: de heer K.P. Berghuis mevrouw E.P. van den Broek de heer J. Fidom de heer H.W. van Gelder de heer H. Gesink de heer M.H.J. Halsema de heer H. van der Heide de heer W.G.J. Limberger de heer J. Roffel de heer L. Smook de heer J.P. van der Vis de heer T.M. de Vries de heer B.S.H. Wiertsema de heer F. van der Zee
(komt om 20.20 uur)
Afwezige raadsleden: mevrouw J. Vogel
Voorzitter:
mevrouw J.A.J. Stam - tevens burgemeester
Griffier:
mevrouw M. van Bergen
Notulist:
de heer J. Russchen
Aanwezige overige leden burgemeester en wethouders: de heer N. Bakker de heer M. van Dijk
- wethouder - wethouder
de heer J.L. Hiemstra - wethouder de heer G. Swart
- gemeentesecretaris
1. Opening, vaststelling agenda en mededelingen. De voorzitter opent de vergadering, heet de aanwezigen welkom en constateert dat de raad agenda vaststelt. De heer Hiemstra deelt mee dat hij op 25 april 2006 de raad (met name de fractie van de PvdA) verkeerd heeft geïnformeerd inzake de vraag bij punt 16 (realisatie van een gronddepot op het terrein van de oude waterzuiveringsinstallatie bij Ulrum). Een en ander was op dat moment bij hem niet bekend maar naar aanleiding van een brief van het waterschap, twee dagen daarna, bleek hem dat het gaat om een tijdelijke vestiging (korter dan vijf jaar). Het college zou het betreuren dat dit geen doorgang kan vinden want het depot komt op een plek die hiervoor bij uitstek geschikt is en deze kan door aanplant aan het zicht worden onttrokken. Hij hoopt dat de raad hiermee instemt. De heer Van der Heide heeft inmiddels geconstateerd dat in dezen door de provincie vergunning is verleend en dat de procedure hiertoe reeds in een eindstadium is. Hij had liever gehad dat de raad en ook dorpsbelangen hier tevoren bij waren betrokken. De heer Bakker stelt voor om nummer B8 van de ingekomen stukken (inzake liggelden) af te voeren. Het college heeft in dezen ook een brief ontvangen die vanochtend in het college is behandeld. Er is besloten om hierover nader advies in te winnen en stelt daarom voor dit daarna in de raad te behandelen. De voorzitter deelt mee dat momenteel nog 61 mensen in het AZC in Ulrum verblijven. Op 29 mei 2006 zullen ongeveer 30 mensen vertrekken zodat verwacht mag worden dat de gestelde sluitingstermijn van 15 juni 2006 ruimschoots zal worden gehaald.
2. Spreekrecht voor het publiek. Geen van de aanwezigen maakt gebruik van het spreekrecht.
3. Aanwijzen primus bij hoofdelijke stemming. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 van het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad wordt overgegaan tot het aanwijzen van de primus en daartoe wordt getrokken nummer 10, de heer Smook.
4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergadering van 25 april 2006 alsmede de lijst van toezeggingen. Notulen De heer Van der Zee stelt voor om de tekst van de tweede vraag van de fractie van de VVD op blz. 16, onder punt 16, als volgt te laten luiden: Het verbranden van slootmaaisel is in de gemeente De Marne sinds enkele jaren ook vergunningspichtig. In het nieuwe collegeprogramma wordt er naar gestreefd om de regelgeving te vereenvoudigen. In dit kader zou de VVD-fractie graag onderzocht willen zien of deze vergunningsplicht kan worden omgezet in een meldingsplicht. De notulen worden met inachtneming van de voorgestelde wijziging vastgesteld.
Lijst van toezeggingen: De heer Smook merkt op dat bij de behandeling van het jaarverslag van de WVG door de heer Van Dijk een aantal toezeggingen zijn gedaan die niet zijn opgenomen op de lijst. De heer Van Dijk verklaart dat hij hiervan wel kennis heeft genomen maar dat de antwoorden nog niet beschikbaar zijn. Vóór de volgende vergadering moeten deze beschikbaar zijn. Punt 8 De heer Van der Vis vraagt of al iets bekend is omtrent het gespreksverslag inzake de renovatie van de gras- en renbaan in Eenrum De heer Bakker antwoordt dat het betreffende stuk reeds bij de griffier ligt zodat het de volgende vergadering kan worden gepresenteerd. Punt 22 De heer Wiertsema kan zich niet herinneren dat de evaluatie van het dorps- en buurtbeheer aan de raad is voorgelegd. De heer Van Dijk zegt toe dat dit alsnog zal gebeuren.
5. Ingekomen stukken. opiniërende bespreking: PuntA2 Vakcentrale FNV inzake bijzondere bijstand. Mevrouw Van den Broek verklaart dat de raad van mening is dat voor niet verzekerde medisch nood-zakelijke kosten bijzondere bijstand beschikbaar moet zijn. Ze vraagt naar de stand van zaken inzake het sluiten van een collectieve ziektekostenverzekering want deze aangelegenheid laat lang op zich wachten. De heer Van Dijk antwoordt dat inzake de eerste vraag van mevrouw Van den Broek hiertoe inmiddels een voorziening is geschapen. Hijzelf had al verwacht dat de het sluiten van een
collectieve ziektekosten-verzekering al rond zou zijn geweest maar als je zoiets goed wilt doen dan kost dat tijd. Punt A7
Verzoek tot steun aan petitie van de gemeenteraad van Scheemda
Mevrouw Van den Broek leidt uit de brief af dat het hier gaat om een familie die goed is geïntegreerd in de samenleving en hiervoor iets kunnen betekenen. Zij verdienen het dat in dezen een brief wordt gericht aan minister Verdonk. De voorzitter antwoordt dat hieraan niet kan worden begonnen. Met alle mogelijke middelen wordt al getracht zaken als deze onder de aandacht te brengen. Punt A8 Verzamelbrief april 2006 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Mevrouw Van den Broek verklaart dat zij graag de beschikking zou willen hebben over een brochure over bijzonder bijstand waarover in dit schrijven werd gerept. Het gaat hier om het uitzetten van mensen uit woningen die een huurschuld hebben en ze vraagt of in dezen met de woningstichting een convenant is gesloten. De voorzitter antwoordt dat er geen convenant is gesloten maar er is wel een afspraak gemaakt om op dit punt een beleidsstuk te formuleren. In dezen voert de woningstichting een beleid om mensen eerder te waarschuwen voor een voorgenomen uitzetting uit de woning. In bepaalde gevallen is het beslist nodig om een sanctie tot uitzetting achter de hand te hebben. Punt A10
Verzoek om opvangplaats voor statushouders met psychische problemen.
De heer Van der Vis informeert naar de stand van zaken met betrekking tot de kwestie die in de brief onder de aandacht wordt gebracht en wil weten of al een oplossing is gevonden hiervoor. De heer Gesink vindt dat wat aan de problematiek moet worden gedaan en dat de brief daarom niet voor kennisgeving kan worden aangenomen. De voorzitter antwoordt dat het college intensief bezig is om voor de persoon in kwestie een opvangplaats te realiseren. Het is moeilijk om middels een inbewaringstelling iemand onder toezicht te plaatsen want een ingrijpen van de GGZ en de politie moet wel gerechtvaardigd zijn. Vanaf volgende week is er een coördinator van vluchtelingenwerk hier werkzaam en de situatie moet worden afgewacht waarop op een gepaste wijze kan worden ingegrepen. Er is wel een opvangplaats beschikbaar gedurende een beperkte tijdsperiode. De heer Gesink gaat hierna er mee akkoord dat de brief voor kennisgeving wordt aangenomen. Punt B1
Jaarverslag 2005 van de Brandweer
De heer Van der Vis complimenteert het vrijwilligerskorps van Zoutkamp met de nieuwe boot en kazerne. Punt B6
Evaluatie en bijstellen beleid eenmalige tegemoetkoming chronisch zieken,
gehandicapten en ouderen Mevrouw Van den Broek vindt het niet juist dat de verlaging van de eenmalige bijdrage wordt verlaagd van € 250,-- naar € 200,--. Dit is in de krant al gepubliceerd en nu pas wordt hiervan kennisgegeven aan de raad. De heer Van Dijk antwoordt dat hierover eind april door het college een besluit is genomen en het was niet mogelijk om dit eerder aan de raad mee te delen. Het gaat hier om een bevoegdheid van het college zodat het hierna is gepubliceerd. De heer Halsema is er tevreden mee dat de regeling is aangepast want zijns inziens was de bestaande regeling op het punt van de vermogenstoets beslist niet toelaatbaar. Het is een goede zaak dat bijstelling heeft plaatsgevonden tot het bijstandsniveau. besluitvorming: Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig de voorstellen van de griffier besloten. 6. Grondnota 2006. opiniërende bespreking: De heer Van der Vis merkt op dat het stuk voldoende duidelijkheid verschaft. Hij voorziet dat er in de nabije toekomst geen reserves kunnen worden opgebouwd. Hij roept het college op om met initiatieven te komen om de financiële risico’s te verkleinen. De heer Smook zegt: “De grondnota 2006 en de bijbehorende exploitatieoverzichten en - verkenningen geven een goed beeld van de stand van zaken van de uitvoering van ons grondbeleid. Daarbij is er ook goed nieuws, want gecon-cludeerd mag worden dat 2005 een goed jaar is geweest. De financiële positie van het grondbedrijf is licht verbeterd, er is veel verkocht in 2005 en de aanwezige risico's lijken niet groter te zijn geworden, al zijn die natuurlijk nog steeds aanwezig. Wij willen een compliment geven aan het college en de ambtenaren voor de hele heldere stukken. Tóch is er wat ons betreft ook reden voor zorg, en behoefte aan meer duidelijkheid over een aantal zaken. Dit ligt om te beginnen op het politiek-bestuurlijke vlak. Wij vragen ons af: wordt met deze nota wel een helder, krachtdadig én sociaal beleid geformuleerd? In ons verkiezingsprogramma hebben wij benadrukt dat wij als PvdA veel belang hechten aan het realiseren van voldoende betaalbare woningen. Dan bedoelen wij: woningen voor de laagste inkomens-groepen, starters en mensen met specifieke behoeftes als gevolg van ouderdom of handicap. Niet alleen huur-, maar ook koopwoningen. En waar herstructurering van corporatiewoningen aan de orde is (dus sloop en vervangende nieuwbouw) maken wij ons sterk voor een duidelijke huur- en terugkeergarantie voor de bewoners. Helaas komen al deze doelstellingen er in de grondnota van het college nogal bekaaid van af. Een explicitering en een aanscherping lijkt ons noodzakelijk. Wat woningen voor starters betreft bijvoorbeeld, schetst de nota twee geslaagde voorbeelden om de vrij-op-naam prijs te drukken voor starterwoningen (in Zoutkamp en Kloosterburen), maar wil het college gezien de financiële positie van het grondbedrijf hier niet mee doorgaan. Dat vinden wij jammer, en ook niet zo noodzakelijk. Immers: deze twee projecten hebben in 2005 € 74.000,-- gekost, en toch is de financiële positie van het grondbedrijf verbeterd! Als er
maar genoeg winstgevende projecten zijn, kan dit best worden voortgezet. Wij pleiten er voor om dit beleid voort te zetten, en hiervoor jaarlijks een 'budget' binnen het grondbedrijf voor te reserveren. Wij denken aan € 75.000,-- tot € 100.000,-- en vragen het college dit idee over te nemen. Ook landelijk zijn er initiatieven omdat blijkt dat de markt voor starterwoningen zwaar onder druk staat. Minister Dekker presenteert een aantal maatregelen voor nieuwbouwwoningen voor starters om middels leningen of subsidies voor koop dit te stimuleren. Hij vraagt het college gebruik te maken van deze regelingen zo lang hier nog onvoldoende nieuwbouw van deze woningen plaatsvindt. Is het daarnaast zo dat recent de mogelijkheden om over te stappen van een 'gewone' hypotheek naar een hypotheek met NHG zijn verruimd? Zo ja, hoe worden recente en kandidaat-kopers daar dan van op de hoogte gebracht? Meer in het algemeen is de grondnota niet erg scheutig met het formuleren van "concrete” beleidsdoelen. Er wordt nog wel geschetst dat er behoefte is aan uitbreiding met 90 seniorenwoningen, maar hoeveel daarvan is het college bijvoorbeeld van plan te realiseren of op te starten in 2006/2007? Graag ontvangen wij daar wat meer concrete informatie over. Dat geldt ook voor woningen voor starters en aangepaste woningen voor gehandicapten. Het lijkt ons verstandig om hier concrete beleidsdoelen voor te formuleren. Uiteraard is het altijd de vraag of je ze kunt realiseren, maar het formuleren van concrete doelen is wel belangrijk, het maakt de inspanningsverplichting beter zichtbaar dan nu het geval is. En als het om concrete plannen voor seniorenwoningen gaat: waarom wordt er niet ingegaan op de mogelijkheden om seniorenwoningen te realiseren in Eenrum? Binnenkort komt de dorpsvisie Eenrum beschikbaar en kan daar nog niet op geanticipeerd worden? Wij willen het college vragen hier alsnog duidelijkheid over te geven. Het strategisch aankoopbeleid is helder beschreven en goed ingekaderd, maar zou wat ons betreft vooral in het teken moeten staan van het realiseren van woningen op geschikte plaatsen voor senioren, gehandi-capten en starters, in die volgorde. Is dat thans ook het geval?” De heer Gesink merkt op dat zijn fractie zich heeft voorbereid op de behandeling van de grondnota en niet op het woonplan. De heer Smook merkt op dat de uitgangspunten van het woonplan in de grondnota middels een koppeling tot uitdrukking worden gebracht. De voorzitter kan zich de reactie van de heer Gesink voorstellen. De heer Smook wenst te voorkomen dat na de vaststelling van de grondnota achteraf nog zou worden gekomen met de opmerking dat het beter zou zijn geweest als het door hem gestelde eerder naar voren had moeten worden gebracht. Hij vervolgt te zeggen: “Bij de grondnota zijn ook twee vertrouwelijke verken-ningen ter inzage gelegd, van het bedrijventerrein Ulrum Oost en van het AZC-terrein Ulrum. Wij vragen ons hierbij af waarom de ontwikkeling van de AZC-locatie niet eerder wordt gestart dan nu wordt voorzien. Is het mogelijk om deze locatie te versnellen?
Wij denken namelijk dat met name deze locatie erg veel kan bijdragen aan het realiseren van de door ons gewenste doelstellingen. Al met al: een helder geschreven nota, maar wel een beetje beleidsarm, wij pleiten voor duidelijker beleidsdoelen en hebben daar een aantal mogelijkheden voor geschetst. Wij horen graag van de wethouder of hij deze gaat overnemen”. De heer Wiertsema vraagt of gewenst is om voor starters op de woningmarkt ruimte te creëren. Door creatief te zijn kan hieraan tegemoet worden gekomen zoals: dubbele bouwlagen, kleinere kavels, casco-bouw enzovoorts. Het lijkt hem voor het college een uitdaging om op dit punt de nodige initiatieven te ontwikkelen. De heer Gesink vindt dat de grondnota voldoet aan de gestelde eisen en hij spreekt daarvoor zijn complimenten uit. De risico’s welke worden gelopen zijn duidelijk in kaart gebracht. In hoeverre komt er uit de Grondnota geld vrij voor de algemene middelen zodat nog iets kan worden gedaan voor de sociale woningbouw. Een aantal exploitaties zijn de komende jaren niet kostendekkend zodat de sociale woning-bouw onder druk komt. De risico’s die worden gelopen van name gebouwen moeten worden beperkt ondanks het feit dat het bij het voeren van onderhandelingen handig kan zijn dat je ze hebt. Het uitgangspunt van de Grondnota moet blijven dat er voor iedereen een woonplek is en dat daarvoor de benodigde infrastructuur kan worden gerealiseerd. De heer Fidom pleit er voor dat het college moet zorgen voor betaalbare woningen: ook voor mensen die geen starter zijn. De heer Bakker antwoordt dat twee jaar geleden is afgesproken dat van iedere verkochte bouwkavel € 10,-- apart wordt gezet voor herstructureringsplannen. Voor het verkleinen van de risico’s wordt gekomen met een aantal heel gerichte opzetten. Het concept van de nota lag vóór de collegevorming al klaar om naar de raad te worden gestuurd. Zowel vanwege het gestelde in het verkiezingsprogramma van de PvdA als door het collegeprogramma is het aspect van de starterwoningen alsnog opgenomen. Bij die woningen wordt uitgegaan van woningen in de prijsklasse van ongeveer € 120.000,--. Dit zijn de vroegere huurwoningen van de woningbouwstichting die in de verkoop komen. Om de woningbouwstichting niet te beconcurreren moet eerst met hen worden overlegd en er is tijd nodig om er gericht mee aan de slag te gaan. Het omzetten van ruimere leningen tegen lagere rentes is nog niet meegenomen. Beleidsmatig gezien staan het woonplan, de herstructurering enzovoorts aan de basis van de Grondnota. De heer Smook vraagt of het drukken van de prijs voor starterwoningen in Kloosterburen en Zoutkamp een wijziging is waarmee in het woonplan rekening werd gehouden. De heer Bakker antwoordt dat dit niet het geval is. Het is niet zo dat met die handelwijze gestopt gaat worden want er wordt terecht aangestipt dat ook het AZC-terrein in Ulrum hiervoor in aanmerking zou kunnen komen. De heer Smook heeft die indruk wel maar hij neemt met hetgeen de heer Bakker thans stelt genoegen. De heer Hiemstra heeft zich niet voorbereid op de behandeling van het woonplan maar hij denkt dat het de heer Smook gaat om de intenties die het college heeft. Hij vindt dat voor
starterwoningen geen woningen in aanmerking komen in de prijsklasse van € 180.000,-- maar € 120.000,--. Dit kan niet alleen worden bereikt door de grondprijs te verlagen maar ook door te bouwen op kleine kavels en het zodanig bouwen van woningen dat er weinig buitenmuren ontstaan. Er moet behoedzaam in worden geopereerd maar deze aangelegenheid heeft landelijk de aandacht. Als binnen het Grondbedrijf de mogelijkheid hiertoe ontstaat dan zal die worden aangegrepen maar de raad vraagt wenst ook dat wordt gewerkt met een sluitende begroting en een positief resultaat in de Grondnota. Met de mogelijkheid tot het bouwen van seniorenwoningen in Eenrum zal bij de opstelling van de dorpsvisie Eenrum rekening worden gehouden maar het is nog onzeker of hiertoe daadwerkelijk wordt besloten. De woningbouwlocaties waarover het in de Grond-nota vooral gaat zijn vaak uitbreidingen die aan de randen van dorpen liggen en het heeft de voorkeur om seniorenwoningen te bouwen in de nabijheid van de dorpskernen en het gaat dan om maatwerk. Daar waar het gaat om sociale woningbouw speelt de grondprijs wel een rol maar er zal toch direct overlegt moeten worden met de woningbouwstichting. De heer Bakker merkt nog op dat de invulling van het AZC-terrein in Ulrum niet naar voren wordt gehaald omdat je dan ten opzichte van andere kavels concurrent van jezelf gaat worden en dat is ongewenst. De heer Wiertsema vraagt of de woningbouwstichting een actief verkoopbeleid van huurwoningen voert. De heer Bakker antwoordt hierop bevestigend: vooral in Kloosterburen en Eenrum. De heer Van der Vis vraagt of er ook met andere partijen contact is geweest dan Wierden en Borgen. De heer Hiemstra dat het de voorkeur heeft om in dezen als eerste met Wierden en Borgen te spreken en niet met andere partijen. De heer Smook is er tevreden mee dat is gebleken dat in tegenstelling tot de tekst van de nota het beleid met betrekking tot het verlagen van de V.O.N.-prijs starterswoningen niet zal worden gewijzigd. Het is een goede zaak dat ondanks een gepleegde investering gekomen kan worden met een positief eindresultaat. Het is belangrijk dat door het op de markt brengen van het AZC er geen concurrentie met andere bouwlocaties ontstaat. De geplande datum hiervoor duurt nog lang terwijl hij het gevoel had dat het hier om een veelbelovend plan gaat. In hoeverre kunnen strategische aankopen in verband kunnen worden gebracht met het aanbieden van starterwoningen en woningen voor gehandicapten. De heer Berghuis constateert dat het gestelde door de heer Bakker afwijkt van hetgeen in de Grondnota staat. De heer Bakker zegt toe dat op het moment van behandeling van het punt van de starterswoningen er relatie zal worden gezocht met de strategische aankopen. besluitvorming: De voorzitter constateert dat de raad zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel besluit maar stelt wel vast dat er bij de raad nog behoefte is om over het punt van de starterwoningen alsmede het aspect van de strategische aankopen nog nader van gedachten te wisselen.
7. Rapportage over risicoprofiel van onze gemeente. opiniërende bespreking:. De heer De Vries stelt vast dat de situatie zorgelijk is want in 60 % van de gevallen zijn de risico’s hoog, 30 % een gemiddeld risico en 10 % een laag risico. De vraag is of in de nabije toekomst er in negatieve zin nog met verrassingen ontstaan. Hij denkt hierbij vooral aan projecten waarvoor subsidie verleend gaat worden. Waarom wordt in dezen uitgegaan van de procentengrondslag en niet van de feitelijke bedragen. Wordt er ook een financiële controller aangesteld. De heer Gesink heeft de indruk dat het risicoprofiel van De Marne er niet goed uitziet omdat deze in veel gevallen hoog is. Positief hierbij is dat het benoemen van risico’s vaak gezien kan worden als een gedeeltelijke oplossing. Een gedeelte van de risico’s zou er eigenlijk niet moeten zijn. Met name op het punt van de achtervang zou beter moeten worden geregeld. Hij vraagt hier aandacht voor ook al heeft hij begrepen dat het college hiermee bezig is. Het lijkt er op dat het aspect van de samenwerkingsverbanden niet goed is vastgelegd. Ook zijn er knelpunten op het terrein van het onroerend goed waarmee voorzichtig moet worden omgegaan en het is positief dat uit de aanbevelingen blijkt dat men hiermee bezig is. De heer Fidom gaat akkoord met het voorstel om de aanbevelingen van deze rapportage te betrekken bij Kadernota. De reactie van het college op alarmerende mededelingen (van Deloitte en provincie) vindt hij passief overkomen. Daarom verneemt hij graag hoe het college in alle eerlijkheid en openheid aankijkt tegen de financiële situatie van de gemeente. De heer Smook lijkt het gewenst dat het college een duidelijke financiële ambitie gaat formuleren waarbij in kaart wordt gebracht hoe de situatie over een aantal jaren in vergelijking tot momenteel wordt ingeschat. Door sturend op te treden kunnen risico’s worden verkleind en daarom vraagt hij hiervoor aandacht. De nota van Deloitte geeft hiertoe aanknopingspunten. Hij denkt hierbij met name aan het GRP op het havencomplex van Lauwersoog en verder is de control-structuur van de gemeente niet optimaal. De heer Van der Vis vindt dat de gepresenteerde rapportage voldoende duidelijkheid verschaft. De interne bedrijfsvoering baart hem de meeste zorgen. De heer Van Dijk merkt op dat nu en ook eerder al het college blijkens de stukken is ingegaan op de zorgelijke financiële situatie. Daarom wordt onderzocht hoe hoog het weerstandsvermogen moet zijn en welke financiële risico’s de gemeente loopt. Er moet worden voorkomen dat er nog onvoorziene financiële risico’s naar voren komen en tegen die achtergrond is de hele gemeentelijke organisatie tegen het licht gehouden. Er is uit gekomen dat het risico dat wordt gelopen hoger is dan gemiddeld. Bij de behandeling van de Kadernota wordt ingegaan op de vraag hoe het weerstandsvermogen op een hoger niveau (tussen € 2.200.000,-- en € 2.900.000,--) kan worden gebracht. Dat een en ander in percentages wordt uitgedrukt komt volgens hem voort uit de accountancy maar een en ander wordt ook in bedragen uitgedrukt en dit zal ook zo worden gepresenteerd in een raadsvoorstel. De functie van de controler is er wel maar deze moet meer aandacht krijgen. Het heeft al geleid tot een notitie waarin wordt gepleit om de sturing van het wel en wee van de gemeente beter in de hand te krijgen zodat de risico’s kunnen worden beperkt. De visie van de provincie wordt door het college onderschreven en daarom pakt de gemeente de problemen ook serieus aan en er wordt naar gestreefd om te voldoen aan de gestelde normen. Op het punt van de
samenwerking vinden gesprekken plaats welke worden uitgewerkt in verslagen en deze worden in het college besproken. Het streven is er op gericht om de risico’s die worden gelopen te verlagen want zodoende kan weer financiële ruimte worden vrijgemaakt. De ambities en het collegebeleid zullen uitgebreider worden gefor-muleerd en gespecificeerd en de mogelijkheid bestaat dat hier en daar de zaak moet worden bijgesteld. Er zal aandacht worden besteed aan de GRP op het havencomplex van Lauwersoog. De heer Gesink blijft er bij dat hij het gevoel heeft dat het aspect van de samenwerking niet goed is vast-gelegd. Hij vraagt hiervoor aandacht zodat het gevoel in overeenstemming wordt gebracht met de realiteit. De heer Smook gaat er vanuit dat het weerstandsvermogen, op grond van het rapport van Deloitte, moet worden gesteld op € 2.900.000,-- inclusief de reserves is van het Grondbedrijf van € 1.300.000,--. De heer Van Dijk weet niet zeker of dit klopt. De heer Bakker zegt dat volgens hem de reserve van het Grondbedrijf er niet in is opgenomen. De heer Smook leidt hieruit af dat als reserve voor het weerstandsvermogen een bedrag van € 2.900.000,-- moet worden aangehouden en daar komt € 1.300.000,-- bij voor de grondexploitatie. De heer Van Dijk antwoordt dat het risicoprofiel ligt tussen gemiddeld en hoog wat neerkomt op een bedrag tussen € 2.200.000,-- en € 2.900.000,--. Dit impliceert dat van een lager bedrag aan weerstands-vermogen kan worden uitgegaan dan € 2.900.000,--. conclusie: De voorzitter concludeert dat in voldoende mate kennis is genomen van hetgeen is gepresen-teerd en dat er bij de behandeling van de Kadernota op terug kan worden gekomen. 8. Wijziging Huisvestingsverordening voorzieningen onderwijs. opiniërende bespreking: De heer Roffel constateert dat de raad haar verantwoordelijkheid kwijt raakt voor de huisvesting van voorzieningen voor het onderwijs en overdraagt aan het college. Dat hoeft niet te betekenen dat zij ook de greep hierop verliest. Hij gaat er vanuit dat vóór 8 maart 2006 geen aanvragen zijn ingediend die een spoedeisend karakter hadden en ook dat de uitleg in de VNG-brief onder ad g had moet moeten worden aangevuld met de zin: binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Als dat zo is dan kan met het voorstel worden ingestemd. De heer Wiertsema wil graag opheldering over de vraag of de raad de urgentiecriteria blijft vaststellen omdat uit de stukken blijkt dat dit niet onomstotelijk vaststaat. De heer Bakker antwoordt dat er geen spoedeisende aanvragen zijn ingediend. Het is hem bekend dat binnen acht weken een besluit moet worden genomen op een ingediende aanvraag. Hij weet niet of dit aspect in deze verordening moet worden opgenomen. Hij gaat er vanuit dat de urgentie gaat worden bepaald door het college. De heer Wiertsema dringt er op aan om het door hem gestelde goed te bekijken want dit staat
niet zo in de verordening. De heer Bakker antwoordt dat het de bedoeling is om ook die bevoegdheid over te dragen aan het college. De heer Roffel zal er op attenderen als niet binnen de gestelde termijn een besluit wordt genomen op aanvragen. De heer Bakker antwoordt dat het college heel goed er van op de hoogte is dat het verzoek wordt geacht te zijn ingewilligd als niet binnen acht weken hierover een besluit is genomen en hij hoopt dat dit deze gemeente niet zal overkomen. besluitvorming: Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
9. Bestuursopdracht uitwerking MFA-locatiekeuze. opiniërende bespreking: De heer Van der Zee stemt in met het gepresenteerde voorstel en ook met het uit elkaar halen van het MFA en de geplande winkelconcentratie. Voor het bepalen van de locatie van het MFA maakt het verschil uit of hierin uitsluitend drie scholen onderdak zullen vinden of dat ook rekening moet worden gehouden met de drie scholen met daarbij allerlei andere voorzieningen. De financiële aspecten moeten goed in het oog worden gehouden. De heer Van der Heide stemt in met het voorstel maar vindt dat het voor de plaatsbepaling uitmaakt of er al dan niet een bibliotheek in wordt ondergebracht. Er zijn al veel onderzoeken gedaan en er zijn nu nog vier locaties die in aanmerking komen. In het Masterplan Leens staat dat het MFA in het centrum moet komen en dat impliceert dat twee van de genoemde locaties afvallen. Wat hem betreft kan de geplande vestigings-locatie aan de Achtervalge afvallen zodat hiervoor geen extra onderzoekskosten behoeven te worden gemaakt. De heer De Vries vindt het gepresenteerde voorstel duidelijk. Waarom wordt het hertenkamp niet bij de vestigingslocatie aan de Prinses Beatrixstraat betrokken. Op de schetsontwerpen staan op de verschillende locaties gebouwen met verschillende vleugels waardoor het moeilijk wordt om te komen tot verschuivingen als scholen groeien of inkrimpen. Wanneer komt het onderzoek klaar en worden de resultaten meegedeeld aan de raad. De heer Halsema vindt het belangrijk te weten of er al dan niet en andere voorzieningen naast de scholen in het MFA zullen worden gehuisvest en zo ja welke. Wanneer worden de resultaten aan de raad meegedeeld. De onderzoekskosten worden volgens hem meegenomen in het totaalbudget want er wordt hiervoor geen dekkingsvoorstel gepresenteerd. De heer Fidom heeft op de gehouden voorlichtingsavond de indruk gekregen dat de locatiekeuze van de MFA en de winkelconcentratie uit elkaar worden gehaald. Anderzijds is het gewenst dat door de omvang van de voorzieningen van de MFA het komt tot een combinatie. Het heeft zijn voorkeur om een zo goed mogelijk onderzoek in te stellen naar de vier genoemde locaties. De heer Van Dijk constateert dat wordt ingestemd met het collegevoorstel behoudens de kanttekening welke is gemaakt door de heer Van der Heide inzake de locatie Achtervalge. Er
is gesteld dat het combineren van de MFA en de winkelvoorziening zal leiden tot een erg omvangrijk complex die moeilijk plaatsbaar is en planologisch inpasbaar. Het gaat om twee afzonderlijke processen waarbij het mogelijk is dat de realisatie daardoor wordt vertraagd. Thans gaat het om de te komen tot een locatiekeuze van de MFA en het is de bedoeling om naast de drie scholen hierin meerdere voorzieningen te huisvesten maar dit moet nog nader worden uitgewerkt. Voor de uitkomst van het onderzoek hoeft het niet doorslaggevend te zijn of er bijvoorbeeld al of niet een bibliotheek in wordt gehuisvest. Vanwege het geplande onderzoek naar de winkelconcentratie is het misschien toch beter om deze voorziening daarbij onder te brengen en daarom wil hij die mogelijkheid graag nog openhouden. Het hertenkamp bevindt zich in een open gebied in het dorp Leens en er wordt naar gestreefd dit zo te houden maar wil zich niet volledig vastleggen dat er geen geringe aantasting van dit gebied plaatsvindt. De vormgeving van het gebouw ligt nog volledig open en de gepresenteerde schetstekeningen liggen beslist niet vast. Als eerste wordt onderzocht welke locatie het meest geschikt is als vestigingsplaats van de MFA. De kosten moeten binnen het budget blijven want als dat niet lukt dan is er direct een probleem vanwege de beperkte financiële middelen. Het onderzoek zal zo spoedig mogelijk plaatsvinden zodat dit na de zomervakantie aan de raad kan worden voorgelegd zodat in de herfst gekomen kan worden tot een architectenkeuze. De heer Halsema vraagt hoe en op welke wijze gecommuniceerd wordt met de bewoners rond de locaties. De heer Fidom vindt dat om wille van de procedure de MFA en de winkelconcentratie niet aan elkaar worden gekoppeld. De uitkomst is nog niet bekend maar het gaat wel om twee projecten waarmee veel geld is gemoeid. De heer Van Dijk antwoordt dat in dit geval door de omvang van de gebouwen het beter is om een en ander in tweeën te knippen. Door het combineren ervan is het mogelijk dat er voor schoolgaande kinderen verkeersgevaar gaat ontstaan. Daarom gaat de voorkeur er naar uit om voor twee verschillende locaties te kiezen. De heer Fidom legt uit dat het zijn bedoeling was om aan te geven dat een en ander binnen bepaalde grenzen van elkaar wordt gerealiseerd en dat de loopafstand naar bijvoorbeeld de bibliotheek beperkt blijft. De heer Van Dijk merkt op dat de MFA in eerste instantie is bestemd voor schoolgaande kinderen en kinderopvang. Voor een bibliotheek met een bredere functie dan alleen het dorp Leens moet een andere afweging worden gemaakt. De heer De Vries vraagt of uit het onderwijsveld tot dezelfde keuzes wordt gekomen. De heer Van Dijk antwoordt dat het volledige onderwijsveld bij deze zaak is betrokken en zij steunen dit voorstel. Er is hierover wel contact geweest met dorpsbelangen maar met de omwonenden van de voorgestelde vier locaties is nog niet gesproken omdat het daarvoor nog te vroeg is. De heer Halsema had het zinvol geleken als via bijvoorbeeld de krant de woonomgeving zou zijn geïnformeerd over de op stapel staande plannen. De heer Van Dijk antwoordt dat de Ommelander Courant hieraan al aandacht heeft besteed en volgens hem weten de dorpelingen wel van de plannen af.
besluitvorming: Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten. De voorzitter schorst de vergadering. Na heropening wordt aan de orde gesteld.
10. Tarieven Diftar. opiniërende bespreking: De heer Wiertsema merkt op dat de vorige vergadering is besloten om de discussie hierover door te schuiven naar deze vergadering. De inwoners hebben een brief ontvangen waarbij de indruk is ontstaan dat de tarieven van de reinigingsdienst omhoog worden gegooid. Voor € 289,-- kan nu wekelijks een container bij de weg worden gezet en als je dit met hetzelfde stramien voortzet dan stijgen de tarieven met 52 %. Dit heeft geleid tot veel onrust onder de inwoners en ook andere raadsfracties vragen zich af of dit de bedoeling is van Diftar. Het oogmerk ervan was om te komen tot milieuwinst en dat de men de burgers er ook beter van zouden kunnen worden. Dit laatste zal dus op deze wijze niet gelukken en daarom is dit punt opgevoerd ter bespreking. Hij vraagt tekst en uitleg over de proefperiode welke in dezen wordt geïntroduceerd en wat dan wordt geregistreerd en hoe worden de inwoners hieromtrent geïnformeerd. De heer Berghuis merkt op dat het antwoord op door zijn fractie gestelde vragen en de brief aan de raad redenen zijn om hierover nog eens van gedachten te wisselen. Hij is het niet eens met de indicatieve tarieven die door de wethouder aan de inwoners zijn meegedeeld. Hierdoor ontstaat onder de inwoners terecht onrust omdat de gestelde verhoging niet klopt. Het lag niet in de bedoeling om daarom Diftar in te voeren en daarom schiet het zijn doel volledig voorbij. In het rapport over Diftar van 2002 staat dat in principe iedere aansluiting moet kunnen profiteren van een financieel voordeel van de invoering. Als het tarief met 52 % wordt verhoogd dan stemt dat daarmee niet overeen. Hij vraagt het college om op zo kort mogelijke termijn (september) na te gaan dat er een tariefstelling komt die geen kostenverhogend effect heeft en daarbij er van uit te gaan dat het huidige tarief als maximum wordt genomen. De heer Fidom is altijd een warm voorstander geweest van Diftar. Hij vraagt hoe het college aan de gestelde tarieven is gekomen en wil weten of deze niet wat gematigd kunnen worden. De heer Van der Heide verklaart ook over deze zaak te zijn benaderd. Hij gaat ervan uit dat de wethouder de bedoeling heeft te komen tot een kostenvoordeel voor zowel de burger als de gemeente. Het lijkt er nu op dat de omslag die moet worden gemaakt voor het minder inleveren van huisvuil al is omgerekend in de tarieven. Als je straks de helft minder huisvuil inlevert dan moet je hetzelfde bedrag betalen als nu. Als men zijn best doet om minder afval in te leveren dan leidt dat nog niet tot een lager tarief. Hij dringt er op aan om te na te gaan hoe gekomen kan worden tot een passend tarief voor mensen die er naar streven om minder afval te leveren. Verder vraagt hij wat de wethouder bedoelde met een kostenbedrag tussen € 100.000,-- en € 200.000,-- voor productaansprakelijkheid. Ook vraagt hij om eerder dan oktober inzicht te geven over de kostenopbouw van de tarieven. Evenals de heer Wiertsema vraagt hij om meer informatie over de proefperiode en op welke wijze de uitkomsten aan de inwoners kenbaar worden gemaakt. De heer Bakker verklaart dat als je Diftar tot een succes wil maken dat je dan wat moet doen aan het feit dat 375 ton papier wordt ingeleverd en ook nog 50 ton glas. Je zult dus wat moet doen aan dit stramien en uitgaande van landelijk gemiddelden zou het er op neerkomen dat
het tarief daalt met € 10,-- in vergelijking tot het huidige. Er staan vooral in de winterperiode maar weinig groene containers meer bij de weg zodat een stijging met 52 % hem niet reëel voorkomt. Het aspect van het milieurendement en het principe dat de vervuiler betaalt zijn de uitgangspunten van Diftar. De heer Smook vraagt wat de heer Bakker bedoeld met het doorbreken van het stramien van afval-inzameling. De heer Bakker zegt dat wat moet worden gedaan aan situaties dat gebruik wordt gemaakt van een aantal ingezamelde containers waarin bouwafval wordt ingeleverd van bouwwerkzaamheden wat voor € 160,-- per ton verbrand moet worden bij AVI Twente. Dus moet je er aan werken om in mindere mate de grote grijze container bij de weg te zetten. De heer Smook vraagt zich af of dat langs deze weg lukt. De heer Bakker antwoordt dat er geen enkele financiële prikkel is om dat gebruik te verminderen. De heer Wiertsema stelt dat daardoor minder gebruik wordt gemaakt van de grijze container. Als je de inzameling van oud papier anders organiseert dan zit het er in dat hiervan minder wordt aangeboden. Uitgaande van een tarief van € 289,-- kan dit worden bereikt door een en ander anders te organiseren. De heer Bakker stelt dat als aan iedereen korting wordt gegeven die minder afval inlevert dit gaat leiden tot gigantische financiële problemen. De heer Wiertsema constateert dat in een gemeente als Zuidhorn het tarief gemiddeld € 60,-lager is en dat wordt veroorzaakt door Diftar. Hier laat men eerst het tarief stijgen met 52 % en die redenatie kan de burger niet volgen en hij is het in dezen niet eens met de gang van zaken. De heer Berghuis constateert dat de burger pas een financieel voordeel heeft als de container de helft minder bij de weg wordt gezet. In die wetenschap lijkt het hem niet eens zinvol om nog gebruik te maken van een proefperiode en daarom vraagt hij zich af wat die gaat opleveren. De heer Fidom constateert dat er een spanningsveld zit tussen het aspect dat het betaalbaar moet zijn en wat gaat opleveren. Het begint er nu op te lijken dat erg veel moet worden bespaard om uiteindelijk tot een financieel voordeel te komen. De heer Bakker antwoordt dat het in de planning zit om hierover in oktober nader te spreken zodat in november de tarieven kunnen worden vastgesteld. Het is goed geweest om deze informatie kenbaar te maken aan de burger zodat het geplande milieurendement kan worden bewerkstelligd. Hij is het niet met de heer Berghuis eens dat je met hetzelfde aantal aanbiedingen tegen dezelfde kosten dit milieurendement kunt halen. Er is afgesproken om alle aspecten die te maken hebben met de huisvuilinzameling te introduceren tijdens de proefperiode want dit vergt enige gewenning. Tussen de verpakkingsindustrie en het rijk en vervolgens de VNG is afgesproken dat er minder verpakkingsmateriaal vrij komt en de consequenties daarvan weet hij nu niet maar hij hoopt dat dit in de tarieven kan worden meegenomen. Hij is er benieuwd naar hoe de invoering van Diftar in de praktijk gaat verlopen
en hoe bijvoorbeeld de inzameling van groene containers in het buitengebied zich ontwikkelt. Om enig inzicht te krijgen is het niet mogelijk om eerder dan oktober hierover van gedachten te wisselen. De heer Wiertsema heeft er geen bezwaar tegen dat de informatie over het verloop van de inzameling goed in kaart komt. Hij blijft een probleem houden op het punt van de tarieven. Vorig jaar is € 278.000,-- overgehouden van het vuilverwerkingsbedrijf en dat is verwerkt in de tarieven van dit jaar. In januari is er nog op teruggekomen en verder staat de uitbesteding van de inzameling voor de deur. Alles overziende is hij er niet van overtuigd dat de tarieven zoals die zijn gepresenteerd aan de inwoners moeten worden gehandhaafd. Hij vraagt daarom om een toezegging dat de genoemde argumenten concreet worden betrokken bij het uiteindelijke tariefsvoorstel. Als dat niet gebeurt dan moet hij zich nog bezinnen op de vraag hoe hier verder mee omgegaan moet worden. De heer Berghuis mist een toezegging dat concreet de argumenten worden onderzocht die zijn geuit en dat wordt door hem betreurd. De heer Fidom vraagt of de proefperiode ook gaat gelden voor het tarief. De uitkomsten van de proefperiode zouden dan kunnen worden meegenomen bij de tariefstelling waarover in oktober gesproken gaat worden. De heer Van der Heide vraagt wie er op basis van het gepresenteerde overzicht financieel op vooruit kan gaan. Als er geen Diftar wordt ingevoerd zullen dan de tarieven ook stijgen met 52 %. De voorzitter merkt op dat momenteel de kleine gebruiker evenveel geld kwijt is als de grote. De heer Bakker zegt toe dat met de gemaakte op- en aanmerkingen rekening zal worden gehouden. Verder zullen in augustus/september inwoners ook met suggesties komen en daarmee zal ook rekening worden gehouden. De proefperiode is er voor bedoeld om de aanloopproblemen er uit te halen en er zal geen afrekening plaatsvinden over die periode. De nieuwe tarieven gaan in nadat deze zijn vastgesteld ingaande 1 januari 2007. De heer Fidom concludeert dat met gebruikmaking van de gegevens van de proefperiode de tarieven zullen worden vastgesteld. De heer Roffel vraagt om als uitgangspunt van de tariefstelling het huidige tarief te nemen en vervolgens te bekijken waarop men uitkomt. De voorzitter zegt toe dat een en ander in het college zal worden besproken. De heer Halsema merkt op dat de heer Van der Heide nog heeft gevraagd van hoeveel inwoners het college denkt dat zij hiervan financieel beter zullen worden. De heer Bakker antwoordt dat het landelijke beeld is dat meer dan de helft van het aantal inwoners financieel beter uit zal zijn. De heer Smook zegt dat rekening houdend met het staatje van categorieën vervuilers dat er drie categorieën zijn die meer gaan betalen en ook drie die minder gaan betalen. Langs die weg kan een verdere berekening worden gemaakt en behoeft geen relatie te worden gelegd
met het landelijke beeld. De heer Bakker denkt dat het landelijke beeld behoorlijk gevolgd zal worden maar hij weet niet hoe een en ander hier exact gaat uitpakken. De heer Halsema geeft in overweging om met een andere tariefsopbouw te komen. Bijvoorbeeld een hoger vast tarief en een lager variabel gedeelte. De heer Wiertsema vindt dat er een verkeerd beeld wordt geschapen want blijkens het overzicht wordt iemand die wekelijks zijn huisvuil eenvoudigweg aanbiedt aangemerkt als een grote vervuiler. Daarom acht hij het gewenst om op dit punt omzichtiger te werk te gaan. conclusie: De voorzitter breekt de discussie af en concludeert dat is toegezegd dat rekeninghoudend met alle gemaakte opmerkingen de tarieven tegen het licht zullen worden gehouden en dat tevens rekening zal worden gehouden met de suggesties van inwoners. Een en ander zal na de zomer in de raad aan de orde zal worden gesteld.
11. Beleidsjaarverslag Sociale Zaken en Werk. opiniërende bespreking: De heer Fidom complimenteert Sociale Zaken met dit verslag. Het samen-werkingsverband met Winsum heeft snel een duidelijk gezicht gekregen. Toch wil Groenlinks het verslag niet zonder meer voor kennisgeving aannemen. We kunnen er namelijk niet onderuit dat Sociale Zaken een bijzondere invulling geeft aan het onderwerp reïntegratie, een punt waarop de dienst mede door onze gemeente, dus onze raad, wordt aangestuurd. Het is een kwestie die ook naar voren heb gebracht bij de presentatie van de dienst een paar maanden geleden: er lijkt een discrepantie te zijn tussen het integratiebudget en het succes dat daarmee geboekt wordt. Dat staat in het verslag: op bladzijde 14 staat het budget is verdrievoudigd, op bladzijde 10 dat van de 80 voltooide trajecten slechts 15 succesvol waren. Het zal niemand verbazen dat wij als GroenLinks niet vinden dat het budget dus te hoog is. Wel willen we voorstellen dat we Sociale Zaken vanavond dringend verzoeken na te gaan of de besteding daarvan niet effectiever kan worden aangepakt. Daarvoor hebben we allerlei argumenten maar om het overzichtelijk te houden noem ik slechts één serie van drie, die volgens ons de kern van het probleem raakt. 1. Als er 100 werkzoekenden zijn en slechts 20 banen, dan is het onzin om alle 100 werkzoekenden een duur traject te laten doorlopen. Veel verstandiger is het in zo'n geval om de banenmarkt uitvoerig in beeld te brengen, en dan niet alleen door uitzendbureaus en bedrijven af te bellen, maar juist door de daarop gerichte netwerken van Outplacementbureaus in te zetten. Dat levert veel meer zicht op de banen die er wél zijn. Op basis van de gegevens die je zo verzamelt kun je vervolgens je integratiebudget gerichter inzetten. 2. Het is onverstandig de groep werkzoekenden niet te differentiëren. Sociale Zaken kan ongetwijfeld bevestigen dat er minstens drie groepen zijn: mensen die om fysieke, psychische of andere redenen niet aan het arbeidsproces deelnemen; mensen die mondig en mans genoeg zijn om zelf hun zaakjes te regelen, dus ook hun volgende baan; en de groep die daartussen
zit. Zo bezien is het verstandig om je als Sociale Zaken te richten op deze laatste groep, die immers bestaat uit mensen die graag willen werken en dat ook kunnen maar die niet over de instrumenten beschikken om vlot genoeg aan een baan te raken. Voor de mensen die mondig en mans genoeg is, is een persoons-gebonden budget allicht de meest passende ondersteuning bij het vinden van een nieuwe baan. Mensen die niet kunnen werken moet je sowieso niet met integratietrajecten om de oren slaan. 3. Een bijzondere groep werkzoekenden uit de middengroep wordt gevormd door jonge mensen die moeite hebben aan een baan te komen. Voor hen zou Sociale Zaken samen met bedrijven die zich op de 'werk-zoekmarkt' hebben gespecialiseerd moeten streven naar het aanbieden van werkervaringsplaatsen en stageplaatsen. Kort en goed: GroenLinks stelt de raad voor om Sociale Zaken Dringend aan te bevelen het succes te vergroten door zowel de aanbod- als de vraagkant op de 'werkzoekmarkt' scherper in beeld te brengen; -
Te verzoeken de resultaten van dit onderzoek eind dit jaar aan de raad te presenteren.
Van belang is niet dat er veel geld is voor integratie en reïntegratie, maar dat er zoveel mogelijk mensen mee geholpen zijn. De benadering van een werkzoekende moet net zo zijn als die van een ex-wethouder met een wachtgelduitkering. Mevrouw Van den Broek spreekt haar zorg uit over het hoge aantal vroegtijdige schoolverlaters waarvan tussen 10 en 15 stuks verdwijnen. Ze is er benieuwd naar wanneer het beleidsplan minimabeleid voor 2006/2007 wordt gepresenteerd. Op pagina 19 van het verslag staat dat het bezwaar tegen de bijdragevaststelling van het rijk is afgewezen en ze vraagt of op grond hiervan de gemeente ook niet in aanmerking komt voor de zogenaamde 10 %-regeling. De heer Van der Zee complimenteert de dienst omdat het samengaan met die van de gemeente Winsum zonder noemenswaardige problemen is verlopen. Het is een goede zaak dat vanaf begin dit jaar mensen worden doorverwezen naar Ability om werkervaring op te doen. In 2006 zal meer aan reïntegratie moeten worden uitgegeven maar dit heeft alleen maar voordelen. Werkzoekenden krijgen meer kans op werk doordat door hen werkervaring wordt opgedaan en anderzijds vervalt de dreiging dat door het overhouden van te veel geld dit moet worden teruggestort naar het rijk. Het moet mogelijk zijn dat het aantal mensen dat een bijstandsuitkering krijgt in 2006 zal dalen. De heer Berghuis is er ook benieuwd naar of deze gemeente in aanmerking komt voor de 10 %-regeling. De heer Van Dijk antwoordt dat men zich er erg voor inzet om meer mensen te laten reïntegreren. Hij is bereid om in dezen de raad nader te laten informeren hoe dit door samenwerking tussen UWV, CWI en Sociale Dienst ter hand wordt genomen. In deze omgeving liggen de banen niet voor het opscheppen en er is een categorie mensen die moeilijk kunnen worden geplaatst. Er wordt getracht de mensen te laten uitstromen naar regulier werk of werkervaringsplaatsen. Men is actief bezig met concrete werkervaringsprojecten bijvoorbeeld bij Verhildersum en Insektenwereld. Hij vraagt zich af of het zin heeft
om aanbod en vraag bij elkaar te brengen en vervolgens de resultaten te melden. Dit wordt al uit de doeken gedaan in het verslag en hij vraagt zich af of dit zinvol is. Alles wordt in het werk gesteld om het aantal clienten zo laag mogelijk te houden omdat dit zowel voor hen zelf als budgettair voor de gemeente beter is. Het aantal cliënten van de dienst vertoont, tegen het landelijke beeld in, een stijging. Het zogenaamde Waddenmodel wordt gehanteerd om te voorkomen dat vroegtijdige schoolverlaters tussen wal en schip belanden. In de loop van dit jaar zal het beleidsplan 2006/2007 worden gepresenteerd en hij voorziet niet dat in dezen wordt gekomen met schokkende beleidswijzigingen. Het bezwaar dat tegen de bijdragevaststelling is gemaakt is afgewezen en er zal nog worden gerapporteerd hoe hier verder mee omgegaan wordt. Momen-teel zijn over 2005 de boeken opgemaakt en het is nu zo ver dat stappen worden ondernomen om in aanmerking te komen voor de zogenaamde 10 %-regeling. Pas aan het eind van dit jaar zal hierover duidelijkheid ontstaan. Als uitgangspunt wordt genomen dat in geen geval geld teruggestort naar het rijk. Mevrouw Van den Broek vindt dat in deze gemeente het aantal mensen los moet worden gezien van het aantal dat een traject gaat volgen want als uitgangspunt kan niet worden genomen dat iedereen die hier in zit in De Marne een baan kan vinden. De heer Van Dijk antwoordt dat in dezen in sterke mate over de gemeentegrenzen wordt heen gekeken. De heer Fidom merkt op dat zijn betoog niet moet worden gezien als kritiek. De zaak loopt goed en er is een goede tendens ingezet. Hij had als bedoeling om dat beeld te versterken. Hij denkt dat de dienst het er mee eens is dat elke euro die wordt ingezet extra geld moet opleveren. besluitvorming: Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
12. Herbenoeming permanente leden Straatnaamcommissie. opiniërende bespreking: Hierover wordt niet nader van gedachten gewisseld. besluitvorming: Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
13. Benoeming leden Programmaraad. opiniërende bespreking: De heer Van der Vis stemt in met het voorstel en is er tevreden over dat iemand uit deze gemeente is benoemd. besluitvorming: Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
14. Gedragscode bestuurders Gemeente De Marne. opiniërende bespreking: Hierover wordt niet nader van gedachten gewisseld. besluitvorming: Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
15. Subsidie Particuliere Woningverbetering. opiniërende bespreking: De heer Van der Heide vraagt of aan de onderhavige regeling een vervolg kan worden gegeven. De heer Hiemstra antwoordt dat deze regeling een uitvloeisel is geweest van een restbedrag uit het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten. Hij is er somber over gestemd dat hieraan een vervolg kan worden gegeven want hij ziet niet waar hiervoor budget moet worden gevonden. Als de gelegenheid zich voordoet dan zal hij zich hiervoor sterk maken. besluitvorming: Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
16. Verslaggeving vertegenwoordigers in organen gemeenschappelijke regelingen enzovoorts. Geen van de leden doet verslag van een bijgewoonde vergadering.
17. Rondvraag. (Opmerking notulist: Eerst wordt de schriftelijk gestelde vraag aangehaald en vervolgens wordt de beantwoording weergegeven). Vraag van de fractie van de VVD (de heer Van der Zee): Vandaag vond in Den Haag de demonstratie plaats tegen het voorgenomen besluit van het kabinet om geen snelle spoorverbinding aan te leggen naar het noorden van het land. De VVD-fractie heeft de volgende vragen hierover aan het college: 1.
Is het college vandaag aanwezig geweest bij die demonstratie?
2.
Heeft het college haar mening kenbaar gemaakt aan het kabinet?
3. Wat gaat het college ondernemen om het kabinet alsnog op andere gedachten te brengen? 4. Indien het kabinet blijft vasthouden aan haar besluit, wat gaat het college dan ondernemen om er voor te zorgen dat de toegezegde 2,73 miljard euro beschikbaar is voor projecten in het noorden? Antwoord: De heer Van Dijk zegt dat het college niet heeft deelgenomen aan de demonstratie maar zich heeft laten vertegenwoordigen door een delegatie uit deze gemeente. Het college heeft haar visie in dezen niet rechtstreeks kenbaar gemaakt maar in allerlei samenwerkingsverbanden is dit wel gebeurd. Het college gaat niet rechtstreeks in overleg met het kabinet maar haar visie wordt via daarvoor geëigende kanalen kenbaar gemaakt. Vanavond heeft spreker vernomen dat er onder de Kamerleden een meerderheid is die een goede spoorverbinding naar het noorden voorstaat. Een deel van het geld zal daar aan worden besteed en hij is er benieuwd naar wat het kabinet verder gaat ondernemen.
De heer Van der Zee is er blij mee dat de wethouder zich er voor wil inzetten dat in het belang van de werkgelegenheid er toch een snelle spoorverbinding komt die zo hopelijk nog wordt doorgetrokken naar Noord Duitsland. Vraag van de fractie van de PvdA (de heer Roffel): In het Collegeprogramma gemeente De Marne 2006-2010 wordt gesteld dat De Marne bekend staat als een gemeente met een hoog ambitieniveau en het College geeft in het programma een, helder gesteld, overzicht aan van alle zaken die, wat het college betreft, in de komende vier jaren noodzakelijk, wenselijk en haalbaar zijn voor een leefbare en levende gemeente. Voor de levende gemeente is de ontwikkeling van publiektrekkende ondernemingen in de recreatieve en toeristische sector van groot belang. De Zeehondencrèche in Pieterburen is daar het voorbeeld van. Voor een leefbare gemeente is het van belang dat de voor iedereen geldende regelgeving wordt nageleefd en dat bij niet-naleving van die regelgeving de gemeente door middel van handhaving naleving afdwingt. De wijze waarop door de Zeehondencrèche en de gemeente wordt omgegaan met het aanvragen en verlenen van vergunningen roept bij velen vragen op omdat er schijn is van bevoorrechting. Vragen: 1. Is het College bekend met de overtredingen van geldende regelgeving die nog worden begaan door het bestuur en de zakelijke leiding van de Zeehondencrèche? , 2. Kan het College aangeven om welke redenen die overtredingen worden begaan en welke problematiek zich daarbij voor de gemeente voordoet? , 3. welke maatregelen heeft het College genomen om het bestuur en de zakelijke leiding van de Zeehondencrèche aan te geven zich aan de regelgeving te houden? , 4. Hoe wordt er door het bestuur en de zakelijke leiding van de Zeehondencrèche gereageerd op de door het College genomen maatregelen? , 5. Is het College van voornemens met het bestuur en de zakelijke leiding van de Zeehondencrèche zodanig overleg te voeren dat er een eind komt aan de situatie van overtreding en dat wordt voorkomen dat opnieuw overtredingen zich zullen voordoen? , 6. Welke maatregelen gaat het College ondernemen indien door het bestuur en de zakelijke leiding van de Zeehondencrèche opnieuw overtredingen worden begaan? Antwoord: De heer Hiemstra zegt dat hij zich in dezen graag wil beperken tot de plaatsing van een tent op het voorterrein van de creche. Over een aantal andere kwesties vanuit het verleden lopen gesprekken en deze zijn nagenoeg opgelost. De communicatie tussen de gemeente en de zeehondencrèche over vergunningplichtige activiteiten vindt plaats op ambtelijk niveau en hij heeft zelf hieraan nog niet deelgenomen. De problemen doen zich vooral voor op communicatief vlak en niet zozeer dat voor bepaalde activiteiten geen vergunning kan worden verleend. De aanvraag om de geplaatste tent te gebruiken als theeschenkerij is momenteel in behandeling. Hij ziet niet in waarom een en ander niet kan worden vergund maar er moeten hiervoor procedures (voor bouw-, drank- en horeca- en
gebruiksvergunning) worden doorlopen. De heer Roffel aan dat de beantwoording van de wethouder niet een verklaring geeft voor de wijze waarop de Zeehondencrèche en de gemeenten met elkaar om behoren te gaan. De heer Hiemstra zegt dat de Zeehondencrèche een grote organisatie is die in deze het goede voorbeeld dient te geven. De heer Roffel reageert met de opmerking dat de gemeente ook een grote organisatie is en ook het goede voorbeeld dient te geven, wat niet altijd gebeurt. De voorzitter zegt niet gediend te zijn van insinuerende opmerkingen en zegt dat de heer Roffel dan met voorbeelden dient te komen om vervolgens de discussie te beëindigen. De heer Roffel zegt dat er geen sprake is van insinuerende opmerkingen en dat hij met voorbeelden zal komen.
18. Sluiting. De voorzitter sluit de vergadering om 22.30 uur.