Bijlage 1
Onderwerp: de wet "Goed Onder wijs Goed Bestuur": de gevolgen voor de Stichting Primair Openbaar Onder wijs in de Regio Waterland 8c Oostzaan (SPOOR)
Inleiding Per 1 augustus 20Í0 is een aantal wijzigingen in de onderwijswetten van kracht geworden die vervat zijn in een wet met de werktitel "Goed Onderwijs- Goed Bestuur". Deze wetswijzigingen hebben onder meer gevolgen voor het primair onderwijs. Zíj ric hten zic h, zoals de titel al aangeeft, zowel op de onder wij sopbrengsten (de "leerresultaten") als op bestuurlijke aspec ten. īn het navolgende wordt ingegaan op de bestuurlijke c onsequenties van de wet "Goed Onderwijs - Goed bestuur" en de gevolgen voor de bestuurlijke verhoudingen tussen uw gemeenten en onze stichting. Intern toezicht De wetswijzigingen benoemen "intern toezic ht" als nieuw fenomeen binnen de sc hoolbesturen. Het nieuwe artikel 17a van de Wet op het primair onderwijs (WPO) noemt de sc heiding tussen de func ties van bestuur en intern toezicht als een belangrijke voorwaarde voor een goed bestuurde school. De intern toezichthouders dienen onafhankelijk van het bestuur te kunnen functioneren, Benoeming van een lid van het bestuur gesc hiedt op basis van een vooraf openbaar gemaakt profiel. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft een adviesrecht ten aanzien van deze profielen, (artikel 11 sub q Wet medezeggenschap op sc holen (nieuw). De » » » » »
minimale taken van het intern toezicht worden in de wet (artikel 17 c W P O nieuw) met name genoemd: Goedkeuren van begroting, jaarverslag en strategisch meerjarenplan Toezien op naleving door het bestuur van wettelijke verplichtingen Toezien op rechtmatige verwerving en doelmatige besteding van middelen Aanwijzing van de ac c ountant Afleggen van verantwoording over de eigen taakuitoefening
Initiatief ter uitvoering van de wettelijke opdracht De wet" Goed Onderwijs - Goed Bestuur" draagt het bevoegd gezag van het primair onderwijs (i.e. de Stichting SPOOR) op om binnen de eigen organisatie een sc heiding aan te brengen tussen de func ties van bestuur en intern toezicht. Teneinde dit te realiseren kan het bevoegd gezag tussen een aantal modellen kiezen. Aangezien onze stichting sinds de opric hting in 2004 het bevoegd gezag uitoefent over de openbare sc holen voor primair onderwijs in uw gemeenten, ligt derhalve bij ons het initiatief om te kiezen voor een bestuursmodel. Verschillende modellen De wet (artikel 17 b van de wet primair onderwijs (nieuw) geeft aan het bevoegd gezag de opdrac ht ervoor te zorgen dat de func ties van bestuur en intern toezic ht op het bestuur in func tionele of organieke wijze zijn gescheiden. Wij geven hier voorbeelden van verschillende modellen en ons oordeel daarover,
Functionele scheiding tussen bestuur en toezicht: scheiding tussen algemeen bestuur en dagelijks bestuur In dit model is er een sc heiding tussen bestuur en toezic ht enerzijds en het (bovensc hools- en sc hool) management anderzijds. De toezic hthouders (ook wel algemeen bestuur genoemd) en het uitvoerend bestuur (ook wel dagelijks bestuur genoemd) vormen samen het bevoegd gezag. Bij hen tezamen berust de bestuurlijke verantwoordelijkheid, Dit model heeft als minder sterk aspec t dat de betrokkenheid van de toezichthouders en daarmee de bestuurlijke invloed een gevaar oplevert van vermenging van de rollen van bestuur en toezic ht. Men maakt immers deel uit van hetzelfde orgaan. Dit model vraagt dus een hoge mate van sc heiding tussen besturen en managen, zowel binnen het bestuur als in de relatie tussen bestuur en uitvoerend management. Bestuurlijke (uitvoerings) taken worden gemandateerd naar het (bovensc hools ) management. Er is dan sprake van overheveling van bestuurlijke taken ter uitvoering, zonder de bevoegdheden en middelenbeheer. Van delegatie (overheveling van bestuurlijke taken inc lusief de daartoe behorende verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen) zal minder gauw sprake zijn. Dit gelet op de beleidsbepalende sturingsfilosofie die aan een keuze voor dit model ten grondslag ligt. l
Bijlage 1
Dit model verdraagt zich slecht met de keuze van ons bestuur te wíllen besturen op afstand. Deze keuze is in de afgelopen periode onderdeel gaan uitmaken van de bestuurspraktijk binnen onze stichting. Om die reden zijn ook andere varianten op een functionele scheiding tussen bestuur en toezicht voor ons minder aantrekkelijk. Daarbij is de constructie tamelijk complex en daardoor minder transparant. Organieke scheiding tussen bestuur en toezicht: De organieke scheiding van de functies van bestuur en intern toezicht houdt in dat de functies gekoppeld worden aan aparte organen van de stichting. Voorbeelden van een organieke scheiding zijn de volgende modellen: bestuurlijk toezichthouders ~ bestuur- (bovenschools) management In dit model is er sprake van een ín de statuten vastgelegde driedeling, te weten toezichthouders, het schoolbestuur en het management. Wij beschouwen de volledige, organieke scheiding als sterk aspect van dit model. Er is daardoor een geringe kans op rolvermenging. De derde laag in onze organisatie beschouwen wij echter als een nadeel. Het toezicht staat daarmee relatief ver verwijderd van de praktijk op de scholen, het raad van toezicht - college van bestuur-model: toezicht vs. bestuur/management In dit zgn. "raad van toezichtmodeľ' is sprake van een organieke scheiding: enerzijds de Raad van Toezicht, anderzijds het College van Bestuur. Juridisch gezien zijn toezicht en bestuur volledig ontkoppeld. Het College van Bestuur vormt het bevoegd gezag. Aan het College van Bestuur komen alle bestuurlijke taken en verantwoordelijkheden toe die de onderwijswetgever aan. een bevoegd gezag in het primair onderwijs heeft toegekend. De Raad van Toezicht oefent op het bestuur door het College van Bestuur het intern toezicht uit. Het College van Bestuur kan desgewenst uit één persoon bestaan: de bestuurder.
De keuze van Stichting SPOOR Ter uitvoering van onze wettelijke opdracht om een scheiding aan te brengen tussen bestuur en toezicht, heeft het huidige bestuur gekozen voor het raad van toezichtmodel, Dit model is transparant en eenduidig voor alle aspecten van (professioneel) gedrag binnen de totale sturingskolom. Het bestuur (de bestuurder) staat dicht bij de scholen, er zijn geen extra (bestuurlijke) lagen tussen de bestuurder en de scholen. In het model wordt aan alle betrokkenen ruimte en ondersteuning geboden, Zo kunnen de toezichthouders zich volledig op het toezicht richten. Vermenging van rollen wordt nagenoeg uitgesloten. Betrokkenheid in de vorm van het "vrijwilligersbestuur" behoort tot het verleden. In plaats daarvan is er een professioneel bestuur(der). Daarbij is voor onze stichting de overgang naar het raad van toezichtmodel een logische stap, gelet op het al bestaande (bijna) volledige mandaat van de bestuursmanager. Dit is overigens een vorm van afronding van een bestuurlijk veranderingsproces die past in de lijn die eerder in het voortgezet onderwijs is gekozen en nu ook landelijk in het primair onderwijs wordt ingezet. Ook in het openbaar primair onderwijs in Noord - Holland wordt in zeker 90 Zo van de gevallen voor het raad van toezichtmodel gekozen, De enkele uitzonderingen worden gevormd door heel kleine besturen (één school I één bestuur), o
Binnen het raad van toezichtmodel hebben wij gekozen voor een college van bestuur dat uit één natuurlijk persoon bestaat. De door ons opgestelde concept-statuten voorzien in de vervanging van de bestuurder in geval van ontstentenis, belet of schorsing. Goedkeuringsrecht van de zeven gemeenteraden De keuze van onze stichting voor het raad van toezichtmodel vindt zijn vertaling in een wijziging van de statuten van onze stichting. De aldus gewijzigde statuten dienen door uw gemeenteraden te worden goedgekeurd {artikel 48 lid 7 WPO). De rol van het gemeentelijk toezicht op het openbaar primair onderwijs Het openbaar primair onderwijs in uw gemeenten is in 2004 verzelfstandigd met de oprichting van onze stichting en de daaraan verbonden bestuursoverdracht. Uw gemeenteraden zijn sindsdien extern toezichthouder op het bestuur van onze stichting. Dit toezicht vloeit voort uit de grondwettelijke zorgplicht (artikel 23 lid 4 van de Grondwet) van de gemeente(n) om te voorzien in voldoende openbaar onderwijs.
2
Bijlage 1
Wettelijke overgangsbepaling De wetswijzigingen in het kader van "Goed Onderwijs -Goed Bestuur" zijn in werking getreden op 1 augustus 2010. Het zorgvuldig realiseren van voldoende scheiding tussen bestuur en intern toezicht vergt echter de nodige tijd. Er Ís dan ook een overgangsbepaling waarin is opgenomen dat schoolbesturen tot 1 augustus 2011 dc gelegenheid hebben om de vereiste scheiding te realiseren. De onderwijsinspectie zal -als extern toezichthouder- te zijner tijd beoordelen of een schoolbestuur de scheiding tussen intern toezicht en bestuur toereikend vorm en inhoud heeft gegeven. Het organiseren en borgen van de verantwoordelijkheden en betrokkenheid van de 7 SPOOR-gemeenten In overleg met de vigerende SPOORraad (de 7 portefeuillehouders onderwijs van de betreffende gemeenten) is gekeken naar het adequaat organiseren van de nieuwe verantwo ordelij kheden van de gemeenteraden in aansluiting op de bestaande situatie. Hierbij Ís besloten u een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling voor te leggen waarin voorgesteld wordt de nieuwe bevoegdheden van de gemeenteraden onder te brengen in een Gemeenschappelijke Regeling, Uitzondering hierop wordt gevormd door het exclusieve recht van de individuele gemeente, te weten a. Het stichten, opheffen, dan wel sluiten van een openbare school binnen de eigen gemeentegrenzen. b. Het terugnemen van het openbaar onderwijs op grond van onbehoorlijk bestuur door de stichting, Door de nieuwe Gemeenschappelijke Regeling wordt de uitoefening van de verantwoordelij kheden van de gemeenten niet alleen gewaarborgd, maar ook adequaat georganiseerd. Bovendien ontstaat daardoor een regulier platform waar de Stichting en de gemeenten elkaar over en weer ruim kunnen informeren over ontwikkelingen en belangen binnen en voor het openbaar onderwijs in de regio. Teneinde ook de gemeenteraden te betrekken bij het belang van goed openbaar onderwijs in de regio is in de ogen van het bestuur meer nodig. Het onderstaande idee gaat daarop in. Het organiseren van informatievoorziening en het afleggen van verantwoording Door het invoeren van het raad van toezichtmodel verandert de formele relatie met uw gemeenten. Het is evident dat een goede informatievoorziening en daarmee het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid veel aandacht verdient. W i j willen graag met u hierover afspraken maken. Zo zal het geven van informatie en afleggen van verantwoording allereerst plaatsvinden binnen de wettelijke kaders, dat wil zegen de eisen die daaraan door artikel 48 W P O worden gesteld. Daarnaast zullen wij uw raden ook op andere wijze van informatie voorzien. Ons voorstel is om jaarlijks in april een toelichting te geven op de begroting van het lopende jaar, het jaarverslag alsmede de ontwikkelen in het kader van het meerjaren strategisch beleid. Daarbij zal "de algemene gang van zaken" rond het besturen van de openbare scholen voor primair onderwijs in uw gemeenten aan bod komen. Een dergelijke vorm van informatieoverdracht kan bijvoorbeeld worden georganiseerd in een gezamenlijke bijeenkomst van de dríe raadscommissies onderwijs. De stichting zal daarbij worden vertegenwoordigd door de directeur/bestuurder en tenminste twee leden van de raad van toezicht, waaronder de voorzitter. Bij het afleggen van maatschappelijke verantwoording en informatievoorziening denken wij ook aan andere vormen die elkaar aanvullen en completeren, Het beschikbaar stellen van de resultaten van het onderwijs, gegevens over doorstroming van primair naar voortgezet onderwijs, leeropbrengsten van scholen, de positionering van de openbare school in de buurt, het onderhouden van samenwerkingsverbanden in het kadervan leerlingenzorg, etc. Ook het houden van een integraal oudertevredenheidsonderzoek draagt bij aan onze opdracht om in uw gemeenten goed openbaar onderwijs te verzorgen.
Bijlage 1
Door de keuze voor het raad van toezichtmodel vindt er in enkele opzichten een verschuiving plaats van het extern toezicht (gemeenteraad) naar het intern toezicht (de eigen raad van toezicht van de stichting). De wetgever heeft hierover het volgende bepaald: » De benoeming van bestuursleden (i.e. de bestuurder) geschiedt niet langer door de gemeenteraad maar door de raad van toezicht. Daar staat tegenover dat de gemeenteraad wel de bevoegdheid krijgt om de leden van de raad van toezicht te benoemen; » De bevoegdheid van de gemeenteraad tot goedkeuring van de door de stichting ingediende begroting en jaarrekening wordt overgeheveld naar de raad van toezicht van de stichting (zie pag. 28-29 van de memorie van toelichting a.u.b. - bijlage 4). Het toetsingskader bij het beoordelen van begroting en jaarrekening wordt breder. De gemeenteraad kon haar goedkeuring slechts onthouden voor zover de voorgestelde begroting/jaarrekening in strijd waren met het recht of met het algemeen belang. De raad van toezicht dient bij het beoordelen en goedkeuren echter rekening te houden met alle rechtmatigheid- en doelmatigheids aspecten. De aangelegenheden die blijven voorbehouden aan de gemeenteraad Ook na introductie van het raad van toezichtmodel blijft de grondwettelijke zorgplicht van de gemeente om te voorzien in voldoende openbaar onderwijs behouden. Die rol uit zich in de volgende taken en bevoegdheden van de gemeenteraad: » De gemeenteraad heeft de wettelijke bevoegdheid om de leden van de raad van toezicht te benoemen. De wijze van schorsing en ontslag moet nader in de statuten van de stichting worden geregeld, » De gemeenteraad behoudt de bevoegdheid om te beslissen over de opheffing van de stichting openbaar onderwijs. » Ook na de introductie van het raad van toezichtmodel is voor een besluit tot wijziging van de statuten van de stichting de goedkeuring van de gemeenteraad nodig. « De gemeenteraad blijft de bevoegdheid behouden om - in geval van ernstige taakverwaarlozing of door de directeur-bestuurder of functioneren in strijd met de wet- zelf in het bestuur te voorzien en zo nodig de stichting te ontbinden » De gemeenteraad blijft jaarlijks een verslag ontvangen, waarin melding wordt gedaan van de werkzaamheden van de stichting en waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. » De gemeenteraad kan in een verordening afspreken dat zij jaarlijks in december ter informatie de begrotingsnotitie (inclusief meerjarenbegroting en investeringsbegroting) van de stichting ontvangt. Daarnaast kan worden afgesproken dat de gemeenteraad ter informatie jaarlijks voor 1 juli het, door de raad van toezicht goedgekeurde, jaarverslag inclusief de goedgekeurde jaarrekening ontvangt, Recht van voordracht bij de benoeming van de leden van de raad van toezicht De wetgever heeft - in geval gekozen is voor het raad van toezichtmodel - bepaald dat de direct belanghebbenden van de school (in het primair onderwijs zijn dit de ouders en het personeel) invloed kunnen uitoefenen op de benoeming van leden van de raad van toezicht door de gemeenteraad: » net als in de "oude" situatie het geval is, benoemt de gemeenteraad ten minste een derde en maximaal de helft van de leden van de raad van toezicht op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen van de onder het bestuur van dc Stichting vallende scholen; » daarnaast moet de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de gelegenheid worden gesteld een bindende voordracht te doen voor één lid van de raad van toezicht. Voor wat betreft de resterende leden van de raad van toezicht geldt dat de wijze van het regelen van een voordracht naar eigen inzicht in de statuten kan worden uitgewerkt. De benoeming van leden van de raad van toezicht geschiedt op basis van een vooraf vastgestelde profielschets, Het vaststellen van de profielschets valt onder het adviesrecht van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. De raad van toezicht is belast met de benoeming, het ontslag en verdere rechtspositionele acties ten aanzien van de bestuurder. De bestuurder wordt gerekend tot het personeel van de stichting en valt daarmee onder de diverse rechtspositionele uitvoeringsbesluiten en de C A O Primair Onderwijs,
3
Gevolgen van de Wet "goed onderwijs Goed onderwijsbestuur" voor de verhouding tussen gemeenten en verzelfstandigd openbaar onderwijs. Per 1 augustus 2010 is de Wet 'Goed onderwijs Goed onderwijsbestuur" in werking getreden. Deze wet draagt het bevoegd gezag van het primair en voortgezet onderwijs op om binnen de eigen organisatie tot een scheiding tussen de functies van bestuur en intern toezicht te komen. Het bevoegd gezag van een school kan tussen een aantal modellen kiezen. Deze modellen zijn in de bijlage beschreven. Indien er in uw gemeente sprake is van een integrale bestuursvorm, dient u in de rol van schoolbestuur het komende jaar een keuze te maken voor een bepaald model.
Indien in uw gemeente het openbaar onderwijs is verzelfstandigd in een stichting of een openbaar rechtspersoon, kan deze stichting voor een bepaald model kiezen. Echter, als de stichting voor openbaar onderwijs kiest voor het raad van toezichtmodel (de zogenaamde organieke scheiding) dan heeft zij de goedkeuring van de gemeenteraad nodig. Het voornemen om de stichting voor het openbaar onderwijs over te laten gaan op het raad van toezichtmodel kan ook van de gemeente zelf uitgaan.
In het geval binnen de gemeente een integrale bestuurscommissie voor het openbaar onderwijs functioneert, hoeft zij geen keuze te maken. Dat regelt de wet in de memorie van toelichting.
Hierbij informeren wij u over de gevolgen die een dergelijke keuze heeft voor de verhouding tussen de gemeente en de verzelfstandigde stichting voor het openbaar onderwijs,
Achtergrond van de
wetswijziging
Schoolbesturen hebben in de afgelopen decennia meer beleidsvrijheid gekregen. Daardoor dragen zij een veel grotere verantwoording voor de uiteindelijke onderwijsopbrengsten en de besteding van de financiële middelen Dit is voor de wetgever reden geweest om meer aandacht te besteden aan de functie van het intern toezicht binnen de onderwijsorganisatie. Een adequaat functionerend intern toezicht moet mede waarborgen dat het bestuur de juiste keuzes maakt en dat geformuleerde doelstellingen worden gehaald.
De wetgever heefì niet gekozen voor een landelijk geldende blauwdruk om de scheiding tussen bestuur en intern toezicht vorm te geven. Vanwege de grote bestuurlijke verscheidenheid in hel primair en voortgezet onderwijs - en het principe van de vrijheid van onderwijs - volstaat de nieuwe
wet met een zorgplicht. Geen uniform model dus, maar de opdracht aan het bevoegd gezag van een school om zelf een keuze te maken.
De rol van het gemeentelijk toezicht op het openbaar onderwijs indien uw gemeente het openbaar onderwijs heeft verzelfstandigd in een stichting dan is de 1
gemeenteraad extern toezichthouder op het bestuur van de stichting. Dít toezicht vloeit voort uit de grondwettelijke zorgplicht van de gemeente om te voorzien in voldoende openbaar onderwijs. 2
In het geval gekozen wordt voor invoering van het raad van toezichtmodel vindt in enkele opzichten een verschuiving plaats van het extern toezicht (gemeenteraad) naar het intern toezicht (de eigen raad van toezicht van de stichting).
De wetgever heeft het volgende bepaald:
» De benoeming van de bestuursleden (in casu de leden van het college van bestuur) geschiedt niet meer door de gemeenteraad, maar wordt verzorgd door de raad van toezicht. Daar staat tegenover dat de gemeenteraad wel de bevoegdheid krijgt de leden van de raad van toezicht te benoemen.
»In de oude wet had het bestuur altijd de goedkeuring c.q. instemming van de gemeenteraad nodig om de begroting en de jaarrekening te kunnen vaststellen. N a invoering van het raad van toezichtmodel wordt deze bevoegdheid van de gemeenteraad overgeheveld naar de raad van toezicht van de stichting. Daarbij zij wel opgemerkt dat het toetsingskader bij het beoordelen van begroting en rekening breder wordt. De gemeenteraad kon haar goedkeuring of instemming slechts onthouden voor zover de voorgestelde begroting en/of jaarrekening in strijd waren met het recht of het algemeen belang. De raad van toezicht dient bij het beoordelen en goedkeuren rekening te houden met alle rechtmatigheid- en doelmatigheidaspecten.
Wat blijft voorbehouden aan de gemeenteraad? Ook na introductie van het raad van toezichtmodel blijft de grondwettelijke zorgplicht van de gemeente om te voorzien in voldoende openbaar onderwijs behouden. Die rol uit zich in de onderstaande taken en bevoegdheden van de gemeenteraad:
» De gemeenteraad heeft de wettelijke bevoegdheid om de leden van de raad van toezicht te benoemen. De wijze van schorsing en ontslag moet nader in de statuten van de stichting
1 2
Zoals geregeld in artikel 42b WVO en 47 WPO Deze vindt zijn grond in artikel 23 , vierde lid van de Grondwet.
geregeld worden. Het ligt in de rede om - in het verlengde van het benoemingsrecht - de gemeenteraad ook ten aanzien van schorsing en ontslag bevoegd te houden.
® De bevoegdheid om te beslissen over de opheffing van de betreffende stichting openbaar onderwijs blijft voorbehouden aan de gemeenteraad.
» Een besluit tot wijziging van de statuten van de stichting behoeft ook na de introductie van het raad van toezichtmodel de goedkeuring van de gemeenteraad.
» De gemeenteraad blijft de bevoegdheid behouden om - in geval van ernstige taakverwaarlozing door de directeur-bestuurder of functioneren in strijd met de wet - zelf in het bestuur te voorzien en zo nodig de stichting te ontbinden.
» De gemeenteraad blijft jaarlijks een verslag ontvangen, waarin melding wordt gedaan van de werkzaamheden van de stichting en waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.
» De gemeenteraad kan in een verordening afspreken dat zij jaarlijks in december ter informatie de begrotingsnotitie van de stichting ontvangt. In deze notitie is naast de begroting van het komende jaar tevens de meerjarenbegroting (voor de komende vier jaren) en de investeringsbegroting opgenomen. Daarnaast kan men afspreken dat de gemeente ter informatie jaarlijks voor 1 juli het, door de raad van toezicht goedgekeurde, jaarverslag, inclusief de goedgekeurde jaarrekening ontvangt.
Recht van voordracht benoeming leden van de raad van toezicht De wetgever heeft ~ in het geval bij een stichting openbaar onderwijs het raad van toezichtmodel wordt ingevoerd - bepaald dat de direct belanghebbenden van de school (personeel, ouders en leerlingen) invloed kunnen uitoefenen op de benoeming van leden van de raad van toezicht door de gemeenteraad. Zo geldt dat:
» de ouders van de school een bindende voordracht kunnen doen voor ten minste een derde en ten hoogste de helft van het aantal leden van de raad van toezicht;
» de medezeggenschapsraad in de gelegenheid moet worden gesteld een bindende voordracht te doen voor één lid van de raad van toezicht.
Voor wat betreft de resterende leden van de raad van toezicht geldt dat de wijze van het regelen van een voordracht naar eigen inzicht in de statuten kan worden uitgewerkt.
De benoeming van leden van de raad van toezicht geschiedt op basis van een vooraf vastgestelde profielschets. De Wet medezeggenschap onderwijs (WMS) wordt zodanig aangepast dat de "vaststelling van de"profielschets" komt te vallen onder het adviesrecht van de medezeggenschapsraad.
Wettelijke overgangsbepaling
In de overgangsbepalingen van de nieuwe wettelijke regeling is bepaald, dat ieder bevoegd gezag binnen één jaar na inwerkingtreding van de wet een keuze moet hebben gemaakt voor een model van scheiding tussen de functies van bestuur en intern toezicht en die keuze moet hebben geïmplementeerd. Uitgaande van de inwerkingtreding van de wet per 1 augustus 2010 moet dit proces derhalve vóór 1 augustus 2011 afgerond zijn. T e zijner tijd zal de Rijksinspectie - in het kader van zijn rol als extern toezichthouder - beoordelen of een bevoegd gezag de scheiding tussen bestuur en intern toezicht in de eigen organisatie toereikend inhoud en vorm geeft.
Bijlage Keuze modellen voor de splitsing van bestuur en toezicht De wet geeft aan dat de functies van bestuur en intern toezicht op functionele dan wel organieke wijze kunnen worden gescheiden. De twee onderstaande modellen kunnen aangemerkt worden als voorbeelden van een functionele scheiding. 3
Functionele scheiding: a. Toezichthoudend bestuur en algemeen
directeur
In dit model mandateert en/of delegeert het stichtingsbestuur een substantieel deel van de bestuurlijke taken en bevoegdheden aan de algemeen directeur van de scholengemeenschap. Bij die functionaris komt dan het zwaartepunt van de bestuurlijke rol te liggen. Het stichtingsbestuur is een toezichthoudend bestuur, dat de rol uitoefent van intern toezichthouder. De uiteindelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid blijft rusten bij het stichtingsbestuur. 4
b. Scheiding tussen algemeen en dagelijks
bestuur
In dit model wordt het stichtingsbestuur statutair in twee segmenten verdeeld. Het dagelijks (bezoldigd) bestuur oefent de bestuurlijke taken en bevoegdheden uit, die in de statuten van de stichting aan het dagelijks bestuur zijn opgedragen. Het algemeen bestuur oefent de rol uit van intern toezichthouder. Algemeen en bijzonder bestuur vormen tezamen het bevoegd gezag. Bij hen tezamen rust de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Organieke scheiding De organieke scheiding van de functies van bestuur en intern toezicht houdt in dat de functies gekoppeld worden aan aparte (bestuurs)organen van de rechtspersoon "stichting". Het raad van toezichtmodel is een voorbeeld van een organieke scheiding. In de statuten van de stichting worden twee organen ingesteld, te weten het college van bestuur en de raad van toezicht. Het college van bestuur vormt het schoolbestuur c.q. het bevoegd gezag. Aan dat college komen alle bestuurlijke taken en bevoegdheden toe die de onderwijswetgever aan een bevoegd gezag in het voortgezet onderwijs heeft toegekend. De raad van toezicht oefent op het bestuur van het college van bestuur het intern toezicht uit.
Artikel 24d, eerste lid WVO-nieuw. De nieuwe wet maakt het ook mogelijk dat een schoolbestuur in het openbaar onderwijs bestuurlijke taken en bevoegdheden kan delegeren aan de schoolleider (artikel 32b1 WVO-nieuw). Op dit moment is een dergelijke delegatie nog in strijd met de Algemene wet bestuursrecht.
3 4
Artikel 17a. Scheiding toezicht en bestuur 1. Het bevoegd gezag draagt mede in verband met de verplichting, bedoeld in artikel 10, zorg voor een goed bestuurde school met een scheiding tussen de functies van bestuur en het toezicht daarop en met een rechtmatig bestuur en beheer, 2. De benoeming in de functies van het toezicht op het bestuur, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen. B i j de benoeming van de leden van de raad van toezicht wordt de medezeggenschapsraad van de school, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap op scholen, in de gelegenheid gesteld een bindende voordracht te doen voor een lid, Artikel 17b. Intern toezicht 1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de functies van bestuur en intern toezicht op het bestuur in functionele of organieke zin zijn gescheiden. 2. Een intern toezichthouder of een lid van het interne toezichthoudend orgaan functioneert onafhankelijk van het bestuur. Artikel 17c. Inhoud intern toezicht 1. De interne toezichthouder of het interne toezichthoudend orgaan houdt toezicht op de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden door het bestuur en staat het bestuur met raad terzijde. De toezichthouder of het toezichthoudend orgaan is ten minste belast met: a. het goedkeuren van de begroting en het jaarverslag en, indien van toepassing, het strategisch meerjarenplan van de school; b. het toezien op de naleving door het bestuur van wettelijke verplichtingen, de code voor goed bestuur, bedoeld in artikel 171, eerste lid, onderdeel a, en de afwijkingen van die code; c. het toezien op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de school verkregen op grond van deze wet; d. het aanwijzen van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die verslag uitbrengt aan de toezichthouder of het toezichthoudend orgaan, en e. het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld onder a tot en met d, in het jaarverslag. 2. De taken en bevoegdheden van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudend orgaan zijn zodanig dat hij een deugdelijk en onafhankelijk intern toezicht kan uitoefenen. Indien sprake is van meer dan een toezichthouder of van een toezichthoudend orgaan is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de combinatie van de toezichthouders of de samenstelling van het toezichthoudend orgaan, 3. Indien het intern toezicht wordt uitgeoefend door een raad van toezicht, zijn het eerste lid en het. tweede lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een raad van toezicht. Een raad van toezicht is tevens belast met het benoemen, schorsen en ontslaan en de vaststelling van de beloning van de leden van het bestuur, alsmede de toepassing van de artikelen 29, vijfde lid, 33, 33a, 34, 37, 38, 53, 59, 60 en de daarmee verband houdende wettelijke bepalingen op leden van het bestuur die mede tot het personeel behoren,
Artikel 48. Instandhouding openbare school door een stichting 1. Een gemeenteraad kan besluiten dat een of meer openbare scholen in de gemeente in stand worden gehouden door een stichting die zich ten doel stelt het in stand houden van een of meer openbare scholen, al dan niet tezamen met openbare scholen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra of openbare scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. 2. De gemeenteraad maakt het voornemen tot een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend. 3. Een stichting die een openbare school in stand houdt, wordt opgericht door een of meer gemeenten, al dan niet tezamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, 4. Het statutaire doel van de stichting is uitsluitend het geven van openbaar onderwijs overeenkomstig artikel 46. 5. De stichting oefent met uitzondering van de besluitvorming over de opheffing van een openbare school alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag uit. 6. Onverminderd het vierde lid voorzien de statuten in Íeder geval in een regeling omtrent: a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur van de stichting. b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden, met dien verstande dat de leden van het bestuur worden benoemd door de gemeenteraad of gemeenteraden en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen, c. de termijn waarvoor de bestuursleden worden benoemd, d. de vaststelling van de begroting na goedkeuring door de desbetreffende gemeenteraad of gemeenteraden en de vaststelling van de jaarrekening na instemming van de desbetreffende gemeenteraad of gemeenteraden, e. de wijze waarop de gemeenteraad of gemeenteraden toezicht op het bestuur uitoefenen, f. de gronden waarop het bestuur kan besluiten de vergaderingen besloten te houden, g. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, en h. de bevoegdheid de stichting te ontbinden, met dien verstande dat in de regeling een overheersende invloed van de overheid in het bestuur is verzekerd, De goedkeuring bedoeld in onderdeel d kan worden onthouden wegens strijd met het recht of met het algemeen belang, waaronder begrepen het financiële belang van de gemeente. 7. De statuten van de stichting kunnen slechts worden gewijzigd na instemming van de desbetreffende gemeenteraad of gemeenteraden. 8. Het bestuur brengt jaarlijks aan de gemeenteraad of gemeenteraden verslag uit over de werkzaamheden, waarbij ín ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. Het verslag wordt openbaar gemaakt. 9. De vergaderingen van het bestuur van de stichting zijn openbaar, tenzij het bestuur anders beslist, op gronden, vermeld in de statuten, 10. Indien voor 1 februari van het jaar waarvoor de begroting geldt, de begroting niet is goedgekeurd, neemt de gemeenteraad of gemeenteraden de maatregelen die zij nodig achten om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen, 11. De gemeenteraad of gemeenteraden zijn in geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren Ín strijd met de wet bevoegd zelf te voorzien in het bestuur van de scholen en zo nodig de stichting te ontbinden.
12. Indien de school een raad van toezicht heeft, is het zesde lid niet van toepassing en voorzien de statuten, onverminderd artikel 17c, in ieder geval in een regeling omtrent: a. de samenstelling, werkwijze en inrichting van de raad van toezicht van de stichting, b. de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van toezicht, met dien verstande dat de leden van de raad van toezicht worden benoemd door de gemeenteraad of gemeenteraden en dat ten minste een derde gedeelte, doch geen meerderheid, van die leden wordt benoemd op bindende voordracht van de ouders van de leerlingen die zijn ingeschreven op de betrokken school of scholen, c. de termijn waarvoor de leden van de raad van toezicht worden benoemd, d. de vaststelling van de begroting en de jaarrekening, en e. de periode waarvoor de stichting in het leven wordt geroepen, met dien verstande dat deze periode ten minste 5 jaren bedraagt, h. de bevoegdheid de stichting te ontbinden, met dien verstande dat in de regeling een overheersende invloed van de overheid in de raad van toezicht is verzekerd. Het achtste, negende en elfde lid zijn van overeenkomstige toepassing,
17 01 2011