De geschiedenis van Hypeco-CPI-Bovans Kingsley Smith 2009
Oprichters CPI In 1951 brachten vijf Nederlandse pluimveespecialisten een bezoek aan de Verenigde Staten van Amerika om de Pluimveesector te bestuderen. Na terugkomst concludeerden deze dat er twee belangrijke verschillen waren met de Nederlandse situatie. Ten eerste waren de pluimveehokken veel groter , bijvoorbeeld 25 x 8 meter voor legdieren, terwijl in Nederland de hokken veel kleiner waren. En ten tweede: de produktie van slachtdieren was er opgericht om op 11 weken leeftijd dieren tot 1350 gram af te leveren. De zogenaamde ‘Chicken of Tomorrow’ oftewel de ‘Kip van Morgen’ moest een mooie drum-stick, een lange borst met gele schachten, witte veren en een FCR van 3 hebben.
In 1951 waren er hier in Nederland nog 220 onafhankelijke fokkers met een totaal van 448.000 legdieren, met een gemiddelde van 670 legdieren. Het team dat Amerika bezocht bracht verslag uit van de ontwikkeling van hybridisatie door Hy-Line door het toepassen van de ‘Wallace methode’. Hy-Line werd geimporteerd door Wim Hendrix in Boxmeer die eerst alleen nog het produceren van voer als hoofdactiviteit had maar later Euribrid oprichtte en daarmee een directe concurent van de kleine fokkers werd. Dit spoorde de fokkers aan om hun krachten te bundelen en om een nieuwe stijl van fokkerijorganisatie op te richten. De sterk co-operatieve voerfabrikanten begrepen al snel dat buitenlandse overheersing van de fokkerij-sector een eerste stap kon zijn om de voerindustrie over te nemen. Deze controleerde nagenoeg de helft van de voerhandel en wilden natuurlijk hun eigen markt beschermen. In 1955, zorgde de stichting CLO-controle voor de benodigde financiele garanties voor het Cooperatieve Pluimvee Instituut (CPI). CPI kocht land in Nuland en bouwde een test en fokkerijfarm .
De Belgische Boerenbond was een gelijke cooperatie gebaseerd op voerfabrikanten en kleine fokkers. De fokkerijbedrijven waren gevestigt rondom Poppel en vleeskuikens en legdieren werden vermarkt. Hypeco Door de gezamelijke inspanningen van het CPI en de Belgische Boerenbond werd in 1957 Hypeco opgericht, waarin beide organisaties een 50% aandeel hadden. In de jaren erna werd het fokken van de vlees en legstammen langzamerhand gecentraliseerd op de Hypeco farms in Nuland en Poppel. In 1971 werden de aandelen van de Belgische Boerenbond te koop aangeboden. CPI kocht de aandelen en werd hiermee de 100% eigenaar van Hypeco.
Bovans In 1954 vormden vier Nederlandse legfokkerijen, geconfronteerd met de toegenomen concurrentie van grote Amerikaanse bedrijven een nieuw veredelingsbedrijf: Bovans Organisatie N.V. (Bovans Poultry Breeders). De 4 fokkers waren Bongers, van Duijnhoven, Van Lankveld en Van der Linden (Bo van Bongers en de 3 van’s = Bovans). De oprichter van Bovans was Harry van Duijnhoven, samen met zijn vrouw Nora. Het Bovans fokkerijcentrum werd gevestigd op de boerderij van Harry van Duijnhoven in Stevensbeek. Het bekende logo van Bovans werd gemaakt door de broer van Harry van Duijnhoven. Bovans Poultry Breeders groeide daarna al snel uit tot een sterke en succesvolle fokker, met de verkoop van producten in Europa, ZuidAmerika, Noord-Afrika en het Midden-Oosten.
Harry van Duijnhoven, 1953: Oprichter van Bovans (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
Locaties CPI Het hoofdkantoor van Hypeco-CPI-Bovans, voorafgaand aan de verkoop aan Hendrix in Ospel (Hendrix Poultry Breeders), werd gevestigd in Nuland, op ongeveer 2 km van Nuland langs de A59, 8 km van 'sHertogenbosch, de hoofdstad van Provincie Noord-Brabant Een 75 hectare groot terrein in Nuland werd gekocht door het CPI, waar een test-en fokkerij gebouwd met het hoofdkwartier en alle algemene gebouwen. Dit hoofdkwartier was de basis voor de zuivere lijnen, test kruisingen en opfokvoorzieningen. Twee andere fokkerijbedrijven voor stamboom lijnen en testkruisingen werden gekocht in 1966/67, zijnde De Braak in de buurt van Enschede (provincie Overijssel) en Van de Sterren in Oirlo (provincie Limburg). Later werd nog een een ander opfokbedrijf in Deil (provincie Gelderland) omgezet naar stamboom lijnen en test kruisingen.
Hypeco Nuland hoofdkwartier (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
Hypeco onderzoek en ontwikkeling locatie De Braak (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
Belgische Boerenbond Het fokkerijbedrijf van de Belgische Boerenbond in Poppel in Belgie, 5 km zuidelijk van de Nederlandse grens kortbij Tilburg en 49 km zuidwestelijk van Nuland. Bovans De vier families die besloten om Bovans te vormen waren gevestigd in de provincie Noord-Brabant en Limburg. De Van Duijnhoven familie had een bedrijf in Stevensbeek, 8 km ten zuidwesten van Boxmeer, de Van Lankveld familie had een bedrijf in Elsendorp 12 km oostelijk van Stevensbeek, de Van der Linden familie had een bedrijf in Langenboom 19km ten noordwesten van Stevensbeek en de familie Bongers had een boerderij in Weert, provincie Limburg, 52 km ten zuidwesten van Stevensbeek. Het Bovans bedrijf was gesitueerd op het bedrijf van de Van Duijnhovens in Stevensbeek, waar er twee bedrijven in de buurt van elkaar lagen.
Bovans Stevensbeek 1 en 2 Onderzoek en Ontwikkeling (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
Bovans Onderzoeks en Ontwikkelingsfarm 1 (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
Hypeco farm (voorheen van der Sterren b.v.) in Oirlo (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
Het Hypeco-CPI-Bovans bedrijf had verschillende bedrijven onder contract voornamelijk voor het testen van legstammen. Het Hypeco bedrijf produceerde kuikens -witte eieren, bruine eieren, dual-purpose kippen, speciale types voor de markt op aanvraag. en vleeskuikens van broedei tot ouderdier.
Franchises Rond 1960 was er een bijzonder bedrijf in de coöperaties met de naam C.E.E.B. die eendags-kuikens verkocht en broedeieren. C.E.E.B. werd gekocht door CPI in 1966. Dat was het begin van de Hypeco Export afdeling. Hypeco en Bovans had verscheidene basisbedrijven of franchises in gebieden waar hun export succesvol was. De heer Gijs Schimmel was de manager van het Hypeco USA basisbedrijf vanaf 1989 . Hij nam alle activiteiten van Hypeco in 1991 in de Verenigde Staten over toen Hendrix in Ospel (Hendrix Poultry Breeders) het bedrijf kocht. Hij werd de exclusief verdeler voor Hendrix Poultry Breeders in de Verenigde Staten handelend onder de naam Centurion Poultry Inc (CPI!) Een belangrijke franchise was gevestigd in Indonesië. In 1987 Hypeco benoemde P.T. Harianoes Sejati in Surabaya tot exclusieve vertegenwoordiger en extribiteur van Hypeco vleeskuikenouderdieren en Goldline legkippen.
Management CPI / Hypeco Aanvankelijk werd CPI geleid door de heer Bos en de heer van Wijk, bijgestaan door de heer Van Eekert. Toen de heer van Wijk onverwachts overleed in 1964, benoemde het Instituut de heer A.P. Barten als Algemeen Directeur.
Dhr A. P. Barten, algemeen directeur (links) en Dhr K. Bos, Geneticus (rechts) (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
Later, toen dhr Bos met pensioen ging was dhr Heijboer werkzaam als Hoofd Geneticus en Technisch Directeur. De andere genetici van de CPI waren dr.van Middlekoop, de heer Van Sambeek en de heer Van Krey. De directeur van de export was dhr Jo Albers.
De heer Dingeman C. Heijboer De heer Heijboer studeerde genetica en veeteelt in Wageningen en studeerde af in 1952. Hij werd een functionaris van de Overheid van de fokkerij inlichtingendienst in De Bilt met de taak om de lokale fokkers in de genetica van veeteelt te helpen. In de positie van algemeen pluimvee advies expert gaf hij advies aan honderden fokkers. Hij was secretaris van de Stichting Fokkerijwezen (stichting van de pluimveefokkerij) en een van zijn taken was de leiding van de Random Sample Test in Putten, de voormalige RST in Lelystad. Hij woonde de 10e World Poultry Congress in Edinburgh bij en ontmoette John Kimber. Dit leidde tot een mislukte poging om de Kimber stam te importeren in Nederland. De pluimveehouders waren bang voor de Hy-Line volgende op de invoer in 1952-1953 en hij het advies over hoe te concureren met HyLine. Vanuit hun stammen maakten ze kruisingen en de verbetering van de kruisingen. Hij verliet de regerings dienst in 1957 waarna hij de post aanvaardde als de technisch directeur van de fokkerij en broederij Garsen in Warnsveld (Garsen was eigendom van zijn oom dr. J.H. (Koos) van Middelkoop). Daar ontwikkelde hij de Rosita-leghen. Later gecommercialiseerd door een ander veredelingsbedrijf Teenstra. Zijn introductie van de Cornish lijnen was een belangrijke stap voor de vleeskuikenfokprogramma. Hij werkte 15 jaar voor Garsen en werd daarna technisch directeur van het Coöperatief Pluimveefokkers Instituut (CPI) . Zijn voornaamste taak was het verbeteren van de Hypecovleeskuikens en Bovans-legkippen. Na zijn pensionering in 1987 bleef hij aan als consultant bij CPI en bleef in die hoedanigheid bij Hendrix Poultry Breeders (later Hendrix Genetics). Heijboer was lid van vele besturen, bijvoorbeeld van de Pluimvee Gezondheiddienst in Doorn (Poultry Health Institute), het Productschap voor Vlees en Eieren (P.P.E.) en het Pluimvee Onderzoeks Instituut, het Spelderholt in Beekbergen. Koos van Midddelkoop beschouwde dhr Heijboer als een van de belangrijkste genetici.
Dhr Dingeman Heijboer (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
Dr J.H. (Koos) van Middelkoop Koos was een van de weinige mensen die voor te beginnen in de pluimvee-business naar de universiteit ging. Zijn oom had een van de grootste pluimveefokkerijen in Nederland in Garsen, (het produceren van de Brogar vleeskuikens) in de 60’er jaren. Omdat hij opgroeide in de pluimveefokkerij en primaire wist hoe fokken werkte, wilde hij naar de universiteit gaan voor het opbouwen van een carrière in de fokkerij. Na de universiteit ging hij in januari 1969 werken bij het Spelderholt en was werkzaam als geneticus samen met mevrouw Abel Kuit en Van Tijen. Tijdens zijn werk als geneticus bestudeerde hij voor zijn promotieonderzoek de oorzaken van abnormale eieren bij vleeskuikenouderdieren.. Hij raakte geïnteresseerd in dwerggenen en correspondeerde veel met Dr Leclercq in Frankrijk en dr. Jaap in de Verenigde Staten. Nadat hij afstudeerde in 1974 werd hij uitgenodigd door Dr Paul Siegel voor zijn sabbatical om te werken bij Virginia Polytechnic Institute. Hij werkte samen met Dr Rama Reddy en zij publiceerden twee artikelen in de Britse Poultry Science. Hij reisde door de VS om te praten over zijn werk en ontmoette dr. Paul Bernier, die hem op de hoogte bracht van de autosomaal dwerg. Hij zag meteen dat het ADW-gen perfect zijn voor industriële toepassingen. Bij zijn terugkeer naar Spelderholt in 1976 overtuigde hij het Instituut om de autosomaal dwergen te importeren. In 1978 begon hij te werken bij CPI en was verantwoordelijk voor het vleeskuikenprogramma samen met Frans van Sambeek (leg). Toen Koos benoemd werd tot directeur,werd Siebert van Krey aangesteld als het hoofd van het vleeskuiken-programma. Toen CPI in 1991 werd verkocht aan Hendrix in Ospel (Hendrix Poultry Breeders) keerde hij terug naar Het Spelderholt om te werken aan pluimveemanagement.
Dr J.H. Van Middelkoop in Atlanta Pluimveebeurs 1988 (Foto met dank aan Koos van Middelkoop)
Frans van Sambeek
Frans werd geboren en getogen in Boxmeer op een boerderij in Sint Anthonis. Hij ging naar de Landbouw Universiteit van Wageningen en studeerde af in dierenfokkerij. Toen hij bij CPI / Hypeco kwam was hij de geneticus tot het bedrijf werd opgekocht door Hendrix in Ospel (Hendrix Poultry Breeders) in 1991. Hij bleef bij Hendrix Poultry Breeders als technisch directeur en heeft zich doorgezet in die rol bij Hendrix Genetics en Institut de Selection Animale.
Dhr Frans van Sambeek (Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.
De Hypeco bedrijfsleiders met hun vrouwen, de families Baltussen, Steentjes, Heetkamp, van de Veen en Veldhuis. Samen met Thijs Hendrix (voor links) Arian Groot (2e van links) en aan de voorzijde rechts Frans van Sambeek van Hendrix Poultry Breeders.
(Foto met dank aan Hendrix Genetics B.V.)
De ‘oude garde’ van Bovans vieren samen 50 jaar verkoop van de Bovans door Frans van der Leuvert, de broer van Nora van Duijnhoven (Nora van Duijnhoven- van de Leuvert was de vrouw van Harry van Duijnhoven, een van de oprichters van Bovans). Achteraan v. l.n.r Thijs Hendrix, Tien Baltussen Bovans farm manager van Stevensbeek, Nico den Haak en Frans van Sambeek. Vooraan v.l.n.r. Harry Hendrix, de vader van Thijs Hendrix, Nora van Duijnhoven-van de Leuvert, Frans van de Leuvert en Dingeman Heijboer.
Bedrijf Ontwikkeling CPI en Hypeco
Er was verschillende invoer van fokdieren uit de VS geïnitieerd door de Nederlandse overheid. In de laatste nacht van januari in 1953 veroorzaakte een zware storm wijdverspreide schade en verlies van mensenlevens en eigendommen op de laaggelegen gebieden van Nederland (1500 slachtoffers) Engeland, België, Denemarken en Frankrijk. In de zuidelijke provincies (Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant) werden 70.000 mensen geëvacueerd en 4500 gebouwen werden verwoest. In totaal 9% van de landbouwgrond in Nederland overstroomde. De Nederlandse overheid verving de verliezen onder meer door de invoer van vee waaronder de Brender Leghorns. Aanvankelijk was de CPI er om de Nederlandse onafhankelijke fokkers te ondersteunen, maar het was evident dat het niet werkte op de lange termijn. Dus een aparte, onafhankelijke fokkerij-organisatie met voldoende kapitaal, faciliteiten en mankracht werd gevormd. In het begin lag de focus op het selecteren van de hanenlijnen en vervolgens werden de hanen verkocht aan de onafhankelijke fokkers,om zo de nakomelingen op hun locatie verbeteren. In 1956 werden meerderij lijnen geïmporteerd uit de VS dit betrof leg en vleeskuikens. Ook werd in 1954 de beslissing genomen om te beginnen met een gesloten foksysteem, met alle lijnen onder controle van de organisatie.
De fokkers aangesloten bij het CPI volgde de aanwijzingen van de CPI genetici. De lijnen in hun eigendom werden opgenomen in het fokkerij-en testprogramma van het CPI. Dus het nieuwe bedrijf had de beschikking over veel oorspronkelijke Nederlandse en een aantal gevestigde lijnen uit de VS . Al de lijnen en combinaties van kruisingen werden getest bij Nuland en op hun eigen boerderijen in een reeks van multi-locatie boerderij tests. De heer K. Bos wetenschappelijk directeur van Nuland coördineerde de fokkerij-activiteiten en geleidelijk werd de veelheid van stammen teruggebracht tot 30 en sinds 1960
Door de toenemende vraag naar hooggekwalificeerd fokpersoneel stopte de fokkerijleden van het CPI met hun fokkerij en de meeste van hen sloten hun commerciële broederij. In 1965 werden de laatste drie onafhankelijke fokkers gekocht door CPI. De operatie werd afgerond na de overname van Bovans. In de periode van de rationalisatie die volgde was de vleeskuikenfokkerij gevestigd in Nuland en de legfokkerij op de Bovans farm in Stevensbeek. De grootouders werden verspreid over een half dozijn bedrijven in Nederland, enkele lagen in België en Duitsland. De Export Division Manager Mr J.H. Albers en zijn staf ontwikkelde de verkoop wereldwijd in de jaren 60. De vroege exportmarkt was natuurlijk in de buurt in Duitsland, Italië en Frankrijk. Later was er uitvoer naar Spanje, Oostenrijk, Zwitserland, Griekenland en Joegoslavië, en, geleidelijk ook naar het Midden en Verre Oosten. Een uitbraak van Newcastle Disease in het najaar van 1970 was de stimulans om de markten te diversifiëren.. Het export team draaide de moeilijke situatie in hun voordeel door puur hard werken. De omzet werd uitgebreid naar Libië, Tunesië, Ethiopië, Tsjecho-Slowakije, Irak, Iran, Turkije, Marokko, Argentinië, Chili en Japan. Een zending naar Marokko van 100.000 kuikens met een vliegtuig in mei 1971 moet de grootste zijn geweest tot nu toe. Hypeco beweerde de eerste fokkerij-organisatie in Nederland te zijn die 100% MG-vrije ouderdieren kon leveren.
Bovans De vier Bovans ‘families’ verkregen hun kippen door importen op een zelfde manier als de CPI fokkers. Op een gegeven moment , waarschijnlijk al voor de Tweede Wereldoorlog en mogelijk in het midden van de jaren ’20 , verkreeg een van de families de ‘Exchequer’legkip , van origine gefokt door Robert Miller in Schotland in 1904. Deze legkip werd snel populair als een uitstekende ei-producent. De naam kwam voort uit de definitie ‘a persons supply of money’.
Exchequer Legkip uit de Wernlas Collectie in Onibury, Shropshire, Engeland (foto auteur)
De Exchequer Legkip gefokt door dhr. Robert Miller uit Denny, Scotland. Foto Edward Brown (1929)
Bovans Acquisitie
Al bijna 30 jaar werden de Bovans legrassen wereldwijd gefokt en verhandeld door Hypeco Poultry Breeders. Het groeide aanzienlijk in de jaren 60 en 70. In 1991 besloten de eigenaren van de Cooperatie met belangrijke activiteiten in de diervoeding, dat pluimveefokkerij niet langer een belangrijke activiteit was. De researchbedrijven en de Bovans genenpool gingen over naar Hendrix op Ospel en werden vanaf daar voortgezet als Hendrix Poultry Breeders. De deal omvatte de overname van de researchbedrijven, hun medewerkers en een aantal vleeskuiken onderzoeksfaciliteiten die werden omgezet naar het ei-fokprogramma.. Het Hypeco bedrijf had een Amerikaanse basis genaamd Hypeco USA en werd verkocht aan Centurion Poultry Inc (Georgia) na de verkoop aan Hendrix (Ospel).
Producten en prestaties in tests De Australorp In de jaren 60 was soms tot wel 70% van de Nederlandse bruine legdieren gemaakt door het CPI waarvan vele van de Australorp kruising. De Australorp werd gebruikt als een mannelijke (vooral) gekruist met een RIR lijn of een RIR x NH, om een zwarte kip te produceren. Dit was een contrast met de typische situatie in Australasia, waar de vrouwelijke Australorp werd gebruikt om te kruisen met een witte leghorn.. De CPI stam werd het "het CPI Zwartje ‘genoemd. Het combineerde een goede leefbaarheid met een hoge ei-productie en een goede kwaliteit van de eieren. Aan de negatieve kant had de kip zwarte veren en een hoge voedselconsumptie. The Red 456 verving de Australorp. Een van de voordelen die het had was een groter ei. In 1975 was de invloed van de Australorps voorbij, behalve als een vrouwelijke lijn in een drieof vier-weg kruising.
De Nera De Nera verving het ‘Zwartje’ en werd geproduceerd door RIR en Barred Rock met de Barred Rock lijn van oorsprong uit België. Naarmate de populariteit van de bruine leghennen, zoals de Golden Hubbard Comet en de Warren Studler SSL groeide nam de lokale markt voor zwarte kippen af. . Echter, vanaf de jaren 80 werd de Nera uitgevoerd en een grote markt ontwikkelde zich in Zuid-Amerika, China, Azië en Afrika. Sommige klanten bestelden tot 20.000 Nera ouderdieren en dus was het product belangrijk voor het bedrijf. In West-Europa, waar de beweging in de bio / ecologische productie begon uit te breiden, gebruikten sommige bedrijven de Nera als een identificeerbaar product en vanwege de robuustheid.
Bruine Legkippen Omdat CPI een tijdje distributeur was voor SA Studler kon CPI (Hypeco) geen bruine legkip ontwikkelen en vermarkten in Nederland.. Hypeco had al verschillende jaren een legkip voor bruine eieren (Nera) op basis van een stam van Australorp en een veer-sexende (de zogenaamde R456/GL-54) bruin Hampshire type leghen. Witte Legkippen De witte eiermarkt in Nederland was aanzienlijk voorafgaand aan de verandering naar zwarte kippen. Bij Bovans had, door de inspanningen van de heer Van de Leuvert de Witte Leghorn een belangrijk aandeel van de Duitse en Zwitserse markt. Bovans had in 1969 de Witte Leghorn D201. In 1972 werd de Bovans Witte Leghorn aangemerkt met "EA" en in 1975 werd er een nieuw product toegevoegd n.l. een veer-sexende WL. In 1986 verkreeg Bovans White toegang tot de Verenigde Staten en werd succesvol in de Amerikaanse markt. Barnevelder en Welsumer Twee Nederlandse oude rassen, de Barnevelder en de Welsumer hebben donkerbruine eischalen. De Barnevelder evolueerde vanaf ongeveer 1850 toen aan de lokale Barneveld kippen de genen van Cochins, Brahma, Langshans en Buff Orpingtons werden toegevoegd in verschillende kruisingen over een periode van 50 jaar. Dit resulteerde in goede legkippen met productie van donkere, koffie bruine eieren. In het dorp Welsum werden rond 1900 lokale boerderijkippen gekruist met Aziatische rassen die een boerderij-type en een Maleise typ opleverde. Beide produceerden donkerbruine eieren. Genen werden toegevoegd uit de Barnevelder, R.I.R. Partridge en Leghorns. Beiden werden gebruikt in commerciële kruisingen om nog donkerder bruine eieren te produceren. (Van Wulfften Palthe, 1992). Alhoewel de oude rassen een slechte weerstand tegen ziektes hadden, de Welsumer was zeer gevoelig voor Marek. In de jaren '50 was het gebruik van de Barnevelder voorbij, dit was te wijten aan de niet-compatibiliteit voor gemeenschappelijke activiteiten. Maar de invloed van de Barnevelder werd nieuw leven ingeblazen rond 1990. De gepensioneerde Heijboer maakte een aantal combinaties om de productiviteit en resistentie tegen ziekten te verbeteren en de mooie bruine eierschaal te behouden.. Na 1-2 jaar werd het een gesloten populatie en wordt nu onderhouden in de Hendrix genenpool voor gebruik in de toekomst. Sommige kleine markten voor extreme bruine eieren kan ontstaan met een speciale herkenbare kip met vrije uitloop. Hetzelfde idee geldt voor de Nera, omdat deze herkenbaar is in de vrije uitloop. Het nadeel is dat de Nera niet de mooiste bruine eieren produceert, anders zou je een herkenbare kip en eikleur hebben. Dwarf vleeskuikens en leghennen De heer Heijboer was de eerste geneticus die het dwerggroei-gen ging commercialiseren. Hoewel het werd gemeld in diverse publicaties in de jaren 60 en begin 70 (zoals Bernier, en Arscott, 1960; Merat, 1970; Selvarajah et.al 1970 en Mohammadian en Jaap, 1972), nam Heijboer het idee en gebruikte het in het fokprogramma voor legkippen toen hij werkte voor Garsen (NL) en publiceerde de resultaten. Toen als gevolg van het werk van Merat's, INRA (Frankrijk) deze probeerde om de procedure te patenteren bleek dat Heijboer al eerder had gepubliceerd.
De dwerg leghen werd nooit verkocht bij Hypeco want zoals iedereen die speelde met het idee bleek dat het moeilijk was om te gaan voor een kleine leghen tegelijkertijd de ei grootte te behouden.