FYSIOLOGIE
In het eerste deel van dit drieluik over erytropoëtine (EPO) werden fysiologische aspecten van zuurstoftransport, prin cipes van hoogtetraining en diverse vormen van bloeddoping (transfusies, injecties met EPO) besproken. Dit tweede artikel gaat over de effecten en gevaren van EPO in de wedstrijd sport. Ga je door EPO werkelijk sneller fietsen of schaatsen? En is het waar dat EPO in de wielersport dodelijke slacht offers heeft gemaakt?
De feiten over EPO (deel 2) Wim Burgerhout
De Waalse Pijl, editie 1994. Op een
het voltrekken. Na een eeuw wanhopig
zwaar gedeelte van het parcours, de
speuren en experimenteren was het su-
Muur van Hoei, gaan drie renners
blieme elixer voor de renner gevonden. De
van het Italiaanse team Gewiss-Ballan
bloemen waren voor de beste dokter.’ Door
(ploegarts: Dr. Michele Ferrari) er in
nieuwe controle- en detectiemethoden
een razend tempo vandoor. De rest
is het gebruik van EPO tegenwoordig
van het peloton blijft verbijsterd achter.
beter op te sporen en (naar men ver-
In dat peloton zit een jonge Neder-
onderstelt) sterk afgenomen. Maar het
landse renner die dat jaar zijn eerste
idee dat je door EPO beter presteert is
profseizoen beleeft: Michael Boogerd.
nog steeds wijd verbreid. Is dat idee te-
Negentien jaar later, op 6 maart 2013,
recht? Wat zegt de wetenschap ervan?
vertelt Boogerd hoe
Figuur 1. Renners op de Muur van Hoei. Bron: http://velonews.competitor.com/files/2010/04/ HUY-1.jpg
deze ervaring hem
Effectonderzoek
ervan overtuigde, dat
Er bestaat veel wetenschappelijke
hij als beroepsrenner
literatuur over de effecten van EPO
niet aan de bak zou
als geneesmiddel bij aandoeningen
komen zonder do-
die een tekort aan rode bloedcellen
ping. Na jarenlang te
veroorzaken. Over EPO als presta-
hebben ontkend geeft
tieverbeterend middel in de sport is
hij voor de camera
echter vrijwel niets te vinden. Dat is te
toe, in navolging van
begrijpen: kort nadat het op de markt
Lance Armstrong, dat
kwam werd het door het Internatio-
hij tijdens zijn profcar-
naal Olympisch Comité (IOC) en de
rière tien jaar lang
internationale wielerunie (UCI) in de
EPO en andere verboden middelen heeft
gebruikt.1
ban gedaan.3 Geen enkele serieuze wedstrijdsporter – professional of
EPO gold in de jaren ’90 als een won-
amateur – wil uitsluiting riskeren door
dermiddel. Zo schrijft oud-wielrenner
als proefpersoon mee te doen aan een
Peter Winnen2: ‘(...) EPO zat in de meute
wetenschappelijk onderzoek. Dat EPO
als de mot in een kledingzak. Dé grote
ook na het ingaan van het verbod op
revolutie in de wielersport was zich aan
grote schaal is gebruikt, staat na alle
S p o r t g e r i c h t n r. 2 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7
7
onthullingen wel vast. Maar de ef-
Vanuit de fysiologie is deze paradox
hoeveelheid rode bloedcellen in het
fecten van het gebruik zijn niet op een
wel te verklaren. Duurtraining zorgt,
lichaam blijft constant of neemt zelfs
systematische manier onderzocht. En
onder andere, voor een verbeterde
toe, maar minder dan het volume van
mochten sommige trainers of sport-
zuurstofextractie: de spieren kunnen
het bloedplasma. Bij inspanning zien
artsen dat wel hebben gedaan, dan
meer zuurstof aan het bloed onttrek-
we een verplaatsing van water vanuit
hangen zij het resultaat niet aan de
ken, ook al blijven de circulatiesnel-
de bloedsomloop naar het spierweef-
grote klok.
heid (het hartminuutvolume) en de
sel. Dat komt vooral door een stijging
Direct bewijs voor het prestatieverbete-
concentratie van hemoglobine (Hb)
van de osmotische druk in de spier,
rende effect van EPO in de wedstrijd-
in het bloed constant. Aangezien het
die weer het gevolg is van katabole
sport is dus vrijwel niet voorhanden.
zuurstofverbruik in rust vrijwel niet
processen (afbraak van macromolecu-
Wel is er onderzoek gedaan naar de
wordt beïnvloed door duurtraining,
len zoals glycogeen) ten behoeve van
effecten EPO op het prestatievermogen
kan het Hct dus zonder bezwaar wat
de energielevering. Door de verhoogde
van niet-sporters. In het eerste artikel
omlaag. Een laag Hct doet de bloed-
concentratie van opgeloste moleculen,
van deze reeks citeerde ik een review4
druk dalen en vermindert de kans op
zuigen de actieve spiercellen water
over de resultaten van negen effectstu-
trombose. Dat verbetert je overlevings-
aan. Ook een stijging van de gemid-
dies met EPO bij gezonde proefperso-
kansen op de lange termijn. Het bezit
delde arteriële bloeddruk, die tijdens
nen. De conclusie uit deze resultaten
van een regelsysteem dat het Hct zo
inspanning optreedt, draagt bij aan de
luidt, dat het gebruik van
waterverplaatsing. Tegelijk
EPO (totdat een hematocriet
komen er meer rode bloed-
van maximaal 49% wordt
cellen (2-3% van het totale
bereikt) leidt tot een stijging
erytrocytenvolume) in omloop
van de maximale zuur-
door contractie van de milt,
stofopname (VO2max) met
die als opslagplaats fungeert.
8-12%. Eén van de studies5
Bij elkaar leiden deze veran-
rapporteert bovendien een
deringen tot een stijging van
verbetering van het uithou-
het Hct met ten hoogste 5%.7
dingsvermogen bij submaxi-
Intussen zorgt een contractie
male arbeid (op het niveau
van de grote venen (aders) er
van 80% van de maximale
voor, dat de bloedstroom naar
belasting vóór de EPO-kuur)
het hart op peil blijft, ondanks
met maar liefst 54%. De au-
de daling van het bloed-
teurs vermelden wel expli-
volume. Na afloop van de
ciet dat hun proefpersonen
fysieke prestatie daalt het Hct
geen atleten waren. Zouden
weer tot de oorspronkelijke
dergelijke verbeteringen ook
waarde.8 Tenminste, als de atleet voldoende water drinkt
voor sporters haalbaar zijn?
De hematocrietparadox Als een stijging van het hematocriet
Figuur 2. Het verband tussen het Hb-gehalte van het bloed en de klassering bij de belangrijkste schaatswedstrijden in 2006. Naar Kuipers et al. (2007).
om het verlies door transpiratie te compenseren.
mogen, zou je verwachten dat spor-
laag mogelijk houdt is, evolutionair
Hemoglobinegehalte en arbeidsvermogen
ters gemiddeld een hoger Hct hebben
gezien, voordelig.
Het Hct van een duursporter stijgt dus
dan niet-sporters. Maar het tegendeel
Is een laag Hct dan niet slecht voor
bij inspanning, maar deze stijging blijft
is waar: hoe beter de conditie van de
het prestatievermogen, dat toch ook
beperkt tot maximaal 5%. Is dat ge-
sporter, des te lager het Hct. Bij man-
invloed heeft op je kans om te overle-
noeg voor een optimale prestatie, wan-
nelijke duursporters is een Hct van
ven? Dat valt waarschijnlijk mee, als
neer je bedenkt dat veel duursporters
40% of lager niet uitzonderlijk, terwijl
je ziet wat er met het bloed gebeurt
een rust-Hct hebben van 40% of lager?
50% geldt als de bovengrens van wat
tijdens inspanning. De daling van het
Als een verschil in Hb-gehalte van het
voor gezonde mannen normaal is. Dit
Hct (in rust) ten gevolge van duurtrai-
bloed werkelijk iets uitmaakt, zou je
fenomeen staat bekend als de hemato-
ning komt namelijk door een toename
verwachten dat onder topsporters van
crietparadox.6
van het plasmavolume! De totale
ongeveer gelijk niveau degenen met
(Hct) gunstig is voor het prestatiever-
8
S p o r t g e r i c h t n r. 2 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7
waarna het gebruik van EPO gelei-
Effecten van EPO (anders dan het stimuleren van de erytropoëse) die het prestatievermogen gunstig zouden kunnen beïnvloeden. Naar gegevens van Böning et al.7, Brines & Cerami11 en Noguchi et al.12 • stimuleert vaatvernauwing in de nier en het buikvlies, waardoor meer bloed beschikbaar komt voor de rest van het lichaam; • beschermt de rode bloedcellen tegen reactieve stoffen, zoals zuurstof radicalen; • beschermt weefsels tegen het optreden van ontstekingen; • bevordert de wondgenezing; • beschermt de hersenen tegen de gevolgen van zuurstoftekort; • heeft een positief effect op de gemoedstoestand; • verbetert cognitieve functies.
delijk zou zijn afgenomen. Als EPO werkelijk invloed heeft op het prestatievermogen, zou je dat terug moeten kunnen vinden in de prestaties van renners door de jaren heen. Lodewijkx en Brouwer13 hebben deze hypothese getoetst door te kijken naar de eindtijden van de winnende renners in de Tour de France, de Giro d’Italia en de Vuelta a España, van 1903 tot en met 2011. Hierbij corrigeerden zij voor verschillen in de totale lengte van de wielerrondes, het aantal etappes en de zwaarte van de races. Als
de hoogste Hb-concentraties het best
tot bij de schaatsers was hier waar-
criterium voor het laatste gebruikten
presteren. Harm Kuipers, inspannings-
schijnlijk wel sprake van doping. Zo
zij het percentage uitgevallen renners.
fysioloog en oud-wereldkampioen
werd bij de hoogst geklasseerde skiërs
Zij vonden een sterke verbetering van
schaatsen, heeft deze hypothese getest
relatief vaak een verhoogde concentra-
de prestaties in de jaren ’80 en een
aan de hand van uitslagen van de be-
tie reticulocyten (onrijpe rode bloed-
geleidelijke afvlakking daarvan sinds
langrijkste schaatswedstrijden (EK’s,
cellen) gevonden, wat kan duiden op
het begin van de jaren ’90. Volgens
WK’s, Olympische Winterspelen) in
gebruik van EPO.
Lodewijkx en Brouwer pleit dit tegen
het seizoen
2006.9
In het onderzoek
een positieve invloed van EPO op het
werden voor alle deelnemers de resul-
Ander mechanisme?
taten van de verplichte bloedtest, die
Het verschil in uitkomst tussen de
ze één dag voor de wedstrijd moesten
onderzoeken van Stray-Gundersen
EPO-doden?
ondergaan, gerelateerd aan de klas-
en Kuipers roept de vraag op, of het
Op internet en in kranten wordt
seringen in de uitslag. In plaats van
effect van EPO misschien langs een
regelmatig gewaarschuwd tegen de
een hematocrietbepaling werd (zoals
andere weg tot stand komt dan via een
gevaren van EPO. Zo vermeldt de site
tegenwoordig steeds vaker gebeurt)
stijging van de erytrocytenproductie.
www.infonu.nl: ‘(...) Als het bloed te dik
een rechtstreekse meting van het Hb-
Uit waarnemingen bij patiënten en
wordt om door de dunne aders te bewe-
gehalte uitgevoerd. Deze geeft een
experimenten met proefdieren blijkt,
gen kan dit fatale gevolgen hebben, in de
nauwkeuriger beeld van de zuurstof-
dat EPO meer doet dan alleen het
vorm van een hartaanval of een beroerte.
transportcapaciteit dan het Hct, omdat
bevorderen van de erytropoëse. Er zijn
Dit is al meerdere malen gebeurd, in het
erytrocyten per volume-eenheid niet
zowel fysieke als mentale effecten be-
eerste ‘EPO-jaar’ zijn er vijf Nederlandse
altijd evenveel Hb bevatten. De uitslag
kend (zie kader). Of deze effecten ook
wielrenners gestorven aan de gevolgen van
van het onderzoek: er bleek geen enkel
bij gezonde mensen kunnen optreden,
EPO-gebruik.14
verband te zijn tussen het Hb-gehalte
is nog niet onderzocht.
Dat dik bloed fatale gevolgen kan heb-
prestatievermogen van wielrenners.
ben is juist, maar de slachtoffers zijn
van het bloed en de rangorde in de
meestal oudere mensen die weinig
mannen als bij vrouwen (zie figuur 2).
Prestaties in Tour, Giro en Vuelta
Er werden geen aanwijzingen gevon-
Onderzoeken als die van Stray-Gun-
gehad van hart- en vaataandoeningen.
den dat enige deelnemer gebruik had
dersen en Kuipers zijn niet bekend uit
Het kort na elkaar overlijden van vijf
gemaakt van EPO of bloeddoping.
de wielersport. Maar er is een indirecte
wielrenners, uit hetzelfde land en na
Tegenover het onderzoek van Kuipers
manier om te zien of de introductie
gebruik van hetzelfde middel, zou
et al. staat dat van Stray-Gundersen
van EPO effect heeft gehad op de
zeker opvallen en aanleiding zijn voor
et al. uit 2003 onder wedstrijdlanglau-
prestaties. De meeste deskundigen zijn
nader onderzoek. Is hiervan iets terug
fers.10
wedstrijduitslagen. Dit gold zowel bij
In dat onderzoek werd wèl een
bewegen en die vaker last hebben
het erover eens, dat de hoogtijdagen
te vinden in de literatuur?
positief verband gevonden tussen het
van de EPO-epidemie in de wieler-
De plotselinge dood van wielrenners
Hb-gehalte van het bloed en de wed-
sport hebben geduurd van 1990 tot aan
rond 1990 duikt inderdaad regelmatig
strijdklassering, maar in tegenstelling
de beruchte ‘Festinatour’ van 1998,
op in sportmedische tijdschriften, al
S p o r t g e r i c h t n r. 2 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7
9
vermelden de auteurs dat het verband
Nederlandse en 6 Belgische renners te
effecten heeft in de wedstrijdsport. Op
tussen EPO-gebruik en overlijden niet
zijn overleden aan een acute hartaan-
grond van de beschikbare literatuur
met zekerheid is vastgesteld. Er blijkt
doening. Twee van deze renners waren
kunnen we deze vraag zeker niet met
variatie te bestaan in aantal, natio-
al ten minste een jaar met wielrennen
‘ja’ beantwoorden. Eerder met ‘soms,
naliteit en sterfjaar van de betrokken
gestopt, vier overleden er buiten het
misschien’.
renners (zie kader). Waar de informatie
wielerseizoen en van de overige negen
Het enige dat vast lijkt te staan is, dat
precies vandaan komt blijft onduide-
renners waren er zeven amateur. Bij
EPO-gebruik bij gezonde niet-sporters
lijk: iedere auteur verwijst weer naar
al deze renners is het volgens López
leidt tot een stijging van de VO2max. Voor duursporters zou dat effect weinig relevant zijn, want bij hen is de
Citaten uit wetenschappelijke publicaties over de dood van Nederlandse wielrenners rond 1990, mogelijk ten gevolge van EPO-gebruik: • In 1987, the first year of EPO release in Europe, 5 Dutch cyclists died of unexplained reasons.17 • Fatal cases connected to doping occurred in early 90s, when professional Dutch cyclists competing in Europe died at rest, some of them while sleeping, due to unexplainable cardiac arrest. These sportsmen are among the more than 20 cases of death of cyclists in Europe reported between 1987 and 1991, when rHuEPO was first made available in that continent.18 • The deaths of 18 Dutch and Belgian cyclists with very high packed cell volumes between 1987 and 1990 has never been fully explained, but may have been due to blood boosting or rHuEpo use causing hyperviscosity.19 • In the early 1990s, after EPO doping gained popularity but before tests for its presence were available, several Dutch cyclists died in their sleep due to inexplicable cardiac arrest. This has been attributed to high levels of EPO doping.20 • Anecdotal stories suggested doping with rHuEpo began as early as the Calgary Winter Games in 1988, followed by rumours of deaths of Dutch cyclists associated with inappropriate use of rHuEpo in 1989.21
VO2max niet de beperkende factor om goed te kunnen presteren. De VO2max is dan ook een slechte voorspeller van prestaties. Factoren als uithoudingsvermogen (‘lactaatdrempel’) en bewegingsrendement leggen meer gewicht in de schaal.23,24 Het is daarom niet verwonderlijk dat bij een sport als langebaanschaatsen, waar op VO2maxniveau moet worden gepresteerd, er geen verband blijkt te zijn tussen Hb-gehalte van het bloed en klassering in de wedstrijduitslagen.9 Of de Hb-concentratie (c.q. het hematocriet) bij topsporters wordt bepaald door erfelijkheid, (hoogte)training of gebruik van EPO, doet hier niet ter zake. Wanneer het klopt dat EPO een groot effect heeft op het uithoudingsvermogen bij submaximale arbeid, zou dat bij typische duursporten als wielren-
eerdere publicaties over dit onder-
onwaarschijnlijk dat zij, in de maan-
nen op de weg en langlaufen een
werp. De vroegste vermelding in de
den voorafgaand aan hun dood, EPO
belangrijke factor kunnen zijn. Een
wetenschappelijke literatuur is die van
hebben gebruikt. De twee overgeble-
dergelijk effect van EPO zou in over-
Adamson en Vapnek uit 199115 en zij
ven renners waren een beginnende
eenstemming zijn met de bevindingen
beroepen zich op een krantenartikel in
professional en een veldrijder. Die
van Stray-Gundersen et al. bij langlau-
de Los Angeles Times16 uit mei 1990.
behoorden, zegt López, rond 1990 niet
fers10, maar niet met die van Lode-
In dat artikel valt te lezen: ‘In the Neth-
tot de ‘usual suspects’ voor dure en
wijkx en Brouwer bij wielrenners.13
erlands, health and sports officials -con-
geavanceerde vormen van doping. Hij
Helaas is het enige onderzoek dat deze
cerned about Epogen use - are investigat-
concludeert dat er geen empirische
uitkomst rapporteert5 niet dubbelblind
ing the sudden, inexplicable deaths of half
basis bestaat voor een verband tussen
uitgevoerd en is het aantal proefperso-
a dozen or so competitive bicyclists. Dat
EPO-gebruik en plotseling overlijden
nen klein (8 in de EPO-groep en 8 als
is alles. Namen van officials of renners
van wielrenners.
controle). Zoals gezegd: meer onderzoek is dringend gewenst.
worden niet genoemd en een bronvermelding ontbreekt.
Discussie
Stel dat EPO bij wielrenners inderdaad
De Spaanse onderzoeker Bernat López,
Vrijwel elk wetenschappelijk artikel,
geen effect zou hebben op het presta-
die al jaren kritisch kijkt naar de ‘war
over welk onderwerp dan ook, eindigt
tievermogen. Hoe verklaren we dan de
on drugs’ in de sportwereld, heeft ge-
met de opmerking dat er meer onder-
waarnemingen van Tyler Hamilton25,
tracht de doodsoorzaken van wielren-
zoek nodig is om zekerheid te krijgen.
Michael Boogerd en anderen, die ver-
Dit geldt in hoge mate voor de vraag
tellen dat middelmatige renners van
of EPO-gebruik prestatieverhogende
het ene seizoen op het andere opeens
ners rond 1990 te
achterhalen.22
In de
periode van 1987 t/m 1992 blijken 9
10
S p o r t g e r i c h t n r. 2 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7
vleugels leken te krijgen? Er zijn verschillende mogelijkheden denkbaar. Bijvoorbeeld: – EPO werkt niet op fysiek niveau, maar er is sprake van een placeboeffect. Het middel werkt omdat de renner erin gelooft; – Er zijn naast EPO andere vormen van doping aan het werk, afzonderlijk of in combinatie. Renners die EPO gebruikten lieten het daar meestal niet bij. Zij maakten ook gebruik van bloedtransfusies. testosteron, corticosteroïden, sympathicomimetica (zoals clenbuterol) en pepmiddelen; – Legendevorming: dezelfde verhalen over wonderbaarlijke krachtexplosies worden steeds opnieuw verteld en steeds groter gemaakt. Op den duur geloven de vertellers zelf dat ze waar zijn. Legendevorming speelt zeker een rol in de berichtgeving over de schadelijke gevolgen van EPO. Het is nogal gênant om in wetenschappelijke publicaties wisselende aantallen dode Nederlandse (Belgische, Europese) wielrenners in 1987 (of tussen 1987 en 1990, of in de vroege jaren ’90) te zien opduiken in verband met EPO-gebruik, zonder dat ook maar duidelijk wordt gemaakt waarop deze informatie is gebaseerd. Weliswaar zeggen de betrokken auteurs niet met zoveel woorden dat de renners zijn gestorven door EPO, maar de suggestie is gewekt en die wordt door het publiek gemakkelijk overgenomen als vaststaand feit.11 Dit soort bangmakerij is met enig zoekwerk te ontmaskeren en kan zich tegen de wetenschap keren: een terechte waarschuwing wordt straks misschien niet meer serieus genomen. De gevaren van EPO-gebruik in de sport vallen waarschijnlijk mee. Dat hoeft geen probleem te zijn, want de positieve effecten vallen waarschijnlijk tegen.
Referenties
1. Interview van Kees Jonkind met Michael Boogerd, NOS, 6 maart 2013. http://nos.nl/ video/481681-boogerd-spreekt-hele-interview. html 2. Winnen P (2012). Met z’n allen schuilen achter de omerta. NRC Handelsblad, 13 oktober 2012. 3. Burgerhout W (2013). De feiten over EPO (deel 1). Sportgericht, 67 (1), 2-6. 4. Lundby C & Olsen NV (2011). Effects of recombinant human erythropoietin in normal humans. Journal of Physiology, 589.6, 1265–1271. 5. Thomsen JJ et al. (2007). Prolonged administration of recombinant human erythropoietin increases submaximal performance more than maximal aerobic capacity. European Journal of Applied Physiology, 101, 481–486. 6. Brun J-F et al. (2000). The paradox of hematocrit in exercise physiology: which is the “normal” range from an hemorheologist’s viewpoint? Clinical Hemorheology and Microcirculation, 22, 287–303. 7. Böning D, Maassen N & Pries A (2011). The hematocrit paradox – How does blood doping really work? International Journal of Sports Medicine, 32, 242–246. 8. Brun J-F et al. (2010). Hemorheological alterations related to training and overtraining. Biorheology, 47, 95–115.
18. Bento RMA, Damasceno LMP & Neto FRA (2003). Recombinant human erythropoietin in sports: a review. Revista Brasileira de Medicina do Esporte, 9, 181-190. 19. Leigh-Smith S (2004). Blood boosting. British Journal of Sports Medicine, 38, 99–101. 20. Savulescu J, Foddy B & Clayton M (2004). Why we should allow performance enhancing drugs in sport. British Journal of Sports Medicine, 38, 666-670. 21. Elliott S (2009). Erythropoiesis-stimulating agents and other methods to enhance oxygen transport British Journal of Pharmacology, 154, 529–541. 22. López B (2011). The invention of a ‘drug of mass destruction’: deconstructing the EPO myth. Sport in History, 31 (1), 84-109. 23. Burgerhout WG (2009). De maximale zuurstofopname (VO2max), feiten en fabels, deel 3. Sportgericht, 63 (4), 10-13. 24. Heuberger JJAC et al. (2012). Erythropoietin doping in cycling: Lack of evidence for efficacy and a negative risk-benefit. British Journal of Clinical Pharmacology, 2012 Dec 6. doi: 10.1111/bcp.12034. [Epub ahead of print] 25. Hamilton T & Coyle D (2012). The secret race. Bantam Books/Random House. In het Nederlands uitgekomen als De wielermaffia, Ambo/Linkeroever Uitgevers.
9. Kuipers H et al. (2007). Hemoglobin levels and athletic performance in elite speed skaters during the Olympic season 2006. Clinical Journal of Sport Medicine, 17, 135-139. 10. Stray-Gundersen J et al. (2003). Abnormal hematologic profiles in elite cross-country skiers: blood doping or? Clinical Journal of Sport Medicine, 13, 132-137. 11. Brines M & Cerami A (2012). The receptor that tames the innate immune response. Molecular Medicine, 18, 486-496. 12. Noguchi CT et al. (2007). Role of erythropoietin in the brain. Critical Reviews in Oncology / Hematology, 64 (2), 159–171. 13. Lodewijkx HFM & Brouwer B (2012). Tour, Giro, Vuelta: rapid progress in cycling performance starts in the 1980s. International Journal of Sports Science, 2 (3), 24-31. 14. http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ diversen/38836-epo-wat-is-het-en-wat-doethet.html 15. Adamson VJ & Vapnek D (1991). Recombinant erythropoietin to enhance athletic performance. New England Journal of Medicine, 324, 698-899. 16. Chen E (1990). Undetectable dialysis drug is tied to athletes’ deaths. http://articles.latimes. com/1990-05-22/news/mn-241_1_red-bloodcells 17. Tokish JM, Kocher MS & Hawkins RJ (2004). Ergogenic aids: a review of basic science, performance, side effects, and status in sports. American Journal of Sports Medicine, 32, 15431552.
Over de auteur
Dr. Wim Burgerhout is fysioloog en freelance auteur. Tot zijn pensionering in 2010 was hij als docent en onderzoeksmedewerker verbonden aan de Faculteit Gezondheidszorg van de Hogeschool Utrecht. E-mail:
[email protected]
S p o r t g e r i c h t n r. 2 / 2 0 1 3 – j a a r g a n g 6 7
11