J a a r v e r s l a g
2 0 1 1
-
W o n i n g b o u w
2 0 1 2
S o c i a l e
l i q u i d i t e i t s p r o g n o s e
W a a r b o r g f o n d s
j a a r v e r s l a g 2 0 1 6
1
J a a r v e r s l a g
2 0 1 1
-
W o n i n g b o u w
2 0 1 2
S o c i a l e
l i q u i d i t e i t s p r o g n o s e
W a a r b o r g f o n d s
j a a r v e r s l a g 2 0 1 6
4
De feiten over het WSW Borging door het WSW verschaft elke deelnemende corporatie toegang
tot financiering.
miljoen sociale huurwoningen in Nederland.
In 2011 heeft het WSW voor een bedrag van
€ 7,9 miljard aan leningen geborgd.
Het door het WSW geborgde volume bedroeg eind 2011 € 86,3 De WSW-borging geldt voor nieuwbouw maatschappelijk vastgoed.
miljard.
en renovatie van sociale woningen en voor
Bedrijfsopbrengsten 10,3 mln. Bedrijfslasten 9,4 mln. Bedrijfsresultaat 900.000
W o n i n g b o u w
Er zijn ca. 2,5
S o c i a l e
Het WSW heeft een Triple-A van Standard & Poor’s en van Moody Investors Service.
W a a r b o r g f o n d s
Het WSW heeft een risicovermogen van € 485 miljoen en een obligoreserve, opvraagbaar bij de corporaties, van € 3,2 miljard om eventuele betalingsverplichtingen van corporaties op te vangen.
J a a r v e r s l a g
2 0 1 1
96% van de corporaties is deelnemer van het WSW.
5
Inhoudsopgave Verslag van de Raad van Commissarissen
6
8
Bestuursverslag Financiering deelnemers Financieringsmarkt deelnemers Rol WSW Ratings Zekerheidssysteem Volume geborgde leningen 2011 Factsheet deelnemers
18 18 19 20 20 20 21 28
Kredietwaardigheid individuele deelnemers Kredietwaardigheid Financiële positie Markt Organisatie Faciliteringsvolume CRE
30 30 32 35 36 36 36
Externe ontwikkelingen Staatssteun en herzieningswet
38 38
Externe communicatie en overleg
40
Interne organisatie Organisatiestructuur Organigram per 31 december 2011
41 42 43
Risicoprofiel Risicocategorieën Strategisch risico Kredietrisico Beleggingsrisico Operationeel risico
45 46 46 46 47 47
Business en Financial Control Verantwoording
48
Vooruitzichten 2012
49
Liquiditeitsprognose 2012-2016 Ontwikkeling risico- en garantievermogen
50 52
76 76
Controleverklaring
78
Colofon
80
2 0 1 1
Overige gegevens Statutaire regeling inzake de winstbestemming
J a a r v e r s l a g
59
W o n i n g b o u w
Toelichting op de balans en winst-en-verliesrekening
S o c i a l e
55 56 57 58
W a a r b o r g f o n d s
Jaarrekening 2011 Balans per 31 december 2011 Winst-en-verliesrekening over 2011 Kasstroomoverzicht over 2011
7
Verslag van de Raad van Commissarissen Inleiding Het moeilijke economisch klimaat heeft zijn weerslag op de corporatiesector. De financiële positie van woningcorporaties staat onder druk en dit raakt uiteraard ook het WSW, als borgingsinstelling van de sector. Daarnaast draagt de politieke dimensie extra bij aan de druk op de organisatie. Eind 2009 heeft de Europese Commissie een beschikking uitgevaardigd, waarin zij beschrijft wat voor de sociale huursector in Nederland als staatssteun wordt aangemerkt en welke activiteiten voor deze staatssteun in aanmerking komen. Deze beschikking is voor het WSW van essentieel belang omdat de WSW-borging, met gemeenten en Rijk in de zogenoemde ‘achtervang’, onderdeel is van de staatssteun in de huursector. De uitwerking van de EC-beschikking in de Nederlandse wet- en regelgeving heeft in 2011 extra aandacht van het WSW gevraagd. Het WSW is intensief betrokken bij openbare discussies over de sector, zoals hoorzittingen in de Tweede Kamer. Daarnaast is het WSW overlegpartner voor ministeries over onder meer de inrichting van het corporatiebestel, specifieke beleidsmaatregelen en individuele corporaties. Corporaties hebben ondanks alle tumult in de sector hun (investerings)activiteiten doorgezet. Het resultaat is dat in 2011 voor € 7,9 miljard euro aan borging is verstrekt, inclusief de herfinancieringen. Hiermee komt het totaal geborgd volume uit op € 86,3 miljard. In dit verslag verantwoordt de Raad van Commissarissen zich over de wijze waarop het afgelopen jaar vorm en inhoud is gegeven aan zijn interne toezicht- en adviesfunctie. Wij oefenen toezicht uit op het beleid van het bestuur, met inbegrip van het WSW-risicobeheersingskader dat het bestuur heeft ingesteld, en op de algemene gang van zaken bij het WSW. Daarnaast staan wij het bestuur, gevraagd en ongevraagd, met advies ter zijde en vervullen wij uiteraard onze werkgeversrol voor het bestuur.
Structuur en werkwijze van de Raad van Commissarissen De Raad van Commissarissen telt vijf leden met ieder een ruime mate van ervaring en expertise en met uiteenlopende achtergronden. Twee leden, onder wie de voorzitter, zijn benoemd op voordracht van brancheorganisatie Aedes, twee leden zijn via openbare werving aangezocht en één lid heeft zitting in de Raad op voordracht van de WSW Deelnemersraad. Allen zijn geselecteerd aan de hand van de profielschets. Mevrouw drs. A. van Gorsel heeft, als langstzittende commissaris conform het Reglement van de Raad, 8
2 0 1 1 W o n i n g b o u w
J a a r v e r s l a g
De heer Hermans heeft te kennen gegeven het voorzitterschap van de Raad per 1 januari 2012 te beëindigen. Aanleiding voor zijn terugtreden is de inwerkingtreding van de Wet Bestuur en Toezicht die het toegestane aantal nevenfuncties maximeert. Aan Aedes is verzocht op korte termijn een nieuwe kandidaat voor te dragen. Per 1 april 2012 is mevrouw Els H. Swaab benoemd als voorzitter van de Raad van Commissarissen.
S o c i a l e
Op 1 juli 2011 is, op voordracht van Aedes, de heer drs. L.M.L.H.A. Hermans benoemd als voorzitter van onze Raad. Mevrouw Van Gorsel is wegens het aflopen van haar tweede zittingsperiode per dezelfde datum afgetreden. Voor het invullen van de ontstane vacature is de Deelnemersraad met behulp van een wervingsbureau een selectieprocedure gestart. Deze heeft geleid tot voordracht en benoeming per 1 juli 2011 van mevrouw M.W. Lubbi.
W a a r b o r g f o n d s
tot 1 juli 2011 de functie van voorzitter waargenomen, na het terugtreden van de heer mr. I.W. Opstelten wegens zijn benoeming tot minister.
De Raad van Commissarissen laat zich in de eerste plaats informeren door het bestuur tijdens de reguliere vergaderingen. In de tweede plaats is er ten minste tweemaal per jaar contact met de ondernemingsraad en de controller. Dit contact is toegewezen aan (verschillende) leden. Daarnaast bezoekt een lid van onze Raad de vergaderingen van de Deelnemersraad. Op reguliere basis vindt voortgangsoverleg plaats tussen de voorzitter van onze Raad en de bestuurder van het WSW. De individuele leden informeren de gehele Raad over de uitkomsten van alle overleggen, zodat de Raad van Commissarissen als collectief over alle informatie kan beschikken. Er zijn gestructureerde rapportagelijnen en een rapportageformat die het toezicht door de Raad van Commissarissen mogelijk maken. De Raad van Commissarissen komt gedurende het jaar regelmatig bijeen volgens een vooraf opgesteld vergaderschema, zowel in het bijzijn van als zonder het bestuur en het managementteam. Ook buiten dit schema zijn de leden te allen tijde beschikbaar voor het bestuur. 9
Voor een goed functioneren van de Raad van Commissarissen streven wij naar een evenwichtige samenstelling en spreiding van relevante kennisgebieden en competenties. Het streven naar diversiteit blijkt onder meer uit: n het profiel van de leden n het onderkennen van, en handelen bij, tegenstrijdige belangen n de onafhankelijkheid van de leden. Deze punten zijn nadrukkelijk betrokken bij de voordracht en benoeming van de heer Hermans en mevrouw Lubbi.
Strategisch Perspectief 2011 – 2015 De Raad heeft het afgelopen jaar veelvuldig met bestuur en management gesproken over de komende vijf jaar. Daarbij is uiteraard ook gekeken naar de achterliggende jaren. De grote meerwaarde van de totale zekerheidsstructuur binnen de sociale huursector staat eigenlijk niet ter discussie. De Raad ziet echter ook dat de relatie tussen de corporaties en de overheid meer dan gemiddeld onderwerp van gesprek is. Er zal een goed inzicht geboden moeten worden door middel van een heldere ordening. Wij onderschrijven de doelstellingen van het WSW-bestuur, gericht op een optimale financiering van de deelnemers met een zodanige risicobeheersing dat de WSW-rating gehandhaafd blijft. Ook onderschrijven wij de noodzaak van een stabiele en duurzame financieringsstructuur voor de corporaties. Beschikbaarheid en prijs zijn daarbij centrale thema’s. De strikte scheiding van staatssteunactiviteiten en overige activiteiten als gevolg van de Tijdelijke regeling per 1 januari 2011 blijft bijzondere aandacht vragen. Dit geldt zowel ten aanzien van de specifieke financieringsvraag voor beide activiteiten, als ten aanzien van de achterliggende ordeningsvraag in de corporatiesector. Bij dit alles speelt de afweging tussen een verantwoorde risicobeheersing en de wens tot investeren een cruciale rol. Overheidsmaatregelen zoals het inflatievolgend huurbeleid in combinatie met een voorgenomen heffing hebben al grote invloed op de corporatiefinanciën. Zeker in de zorgelijke economische omstandigheden zal de financiering van de activiteiten van WSW-deelnemers de komende jaren alle aandacht vragen.
Governance code Voor beursgenoteerde bedrijven in Nederland geldt sinds 2004 de Corporate Governance code, of Code Tabaksblat, later aangepast en bekend als de Code Frijns. Voor zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) geldt sindsdien een bewerking hiervan, de Code goed bestuur uitvoeringsorganisaties (Code goed bestuur). Het WSW valt niet onder de werkingssfeer van deze codes: de stichting is noch een beursgenoteerde onderneming, noch een ZBO. Veel bepalingen worden al wel gehanteerd en het reglement voor de Raad van Commissarissen is ook aangepast indachtig de Code Tabaksblat. In 2010 is ervoor gekozen de eerder ingezette lijn met de code Tabaksblat/Frijns voort te zetten, en onderdelen uit de bankencode aan het reglement toe te voegen evenals elementen over de maatschappelijke meerwaarde. Belangrijke overweging hierbij is de bijzondere positie van het WSW met de kernactiviteiten risicobeheer en borging. Het WSW fungeert immers als financiële dienstverlener voor zowel corporaties (geldnemers) als voor financiële instellingen (geldgevers).
Toezicht en advies Wij hebben aan onze rol als toezichthouder en aan onze adviesfunctie het afgelopen jaar als volgt invulling gegeven: 10
Goedkeuring operationele en financiële doelstellingen en strategie De Raad heeft in 2010 het WSW Strategisch Plan 2011-2015 vastgesteld. Dit document is in 2011 verder uitgewerkt. De vertaling in het jaarplan 2012 heeft begin 2012 plaatsgevonden. Om die reden heeft de Raad in december 2011 een voorlopige bedrijfsbegroting 2012 goedgekeurd.
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w S o c i a l e
Tijdens onze vergaderingen hebben wij deze onderwerpen besproken en waar nodig hebben wij het bestuur van advies voorzien en besluiten goedgekeurd. De accountant was aanwezig bij de bespreking van de jaarrekening en de managementletter. In deze besprekingen hebben wij als opdrachtgever een goede discussie kunnen voeren over aandachtspunten die de accountant naar voren had gebracht, met name ten aanzien van de inrichting van het review- en monitoringproces; de bevestiging van de wenselijkheid van het inrichten van een afdeling ‘bijzonder beheer’, de verdere ontwikkeling van de interne beheersing en interne rapportages en informatieverstrekking.
W a a r b o r g f o n d s
Toezichtkader Het toezichtkader dat de Raad van Commissarissen hanteert ten aanzien van het functioneren van het WSW in 2011 bestaat uit: n Strategisch Plan 2011-2015 n Begroting en jaarplan 2011 n WSW-risicobeheersingskader n Periodieke verslaggeving inclusief voortgang realisatie doelstellingen n Jaarverslag inclusief jaarrekening n Naleving toepasselijke wet- en regelgeving, inclusief relatie met de achtervangers n Bezoldigingsbeleid van het bestuur n Profielschets Raad van Commissarissen n Reglement van Deelneming n Managementletter van de externe accountant aan de Raad van Commissarissen en het bestuur op basis van de tussentijdse controle n Accountantsverslag jaarrekening.
2 0 1 1
Interne risicobeheersing De voortgang van de ‘In Control Verantwoording’ is ook in het verslagjaar besproken met de controller. Wij hebben kennis genomen van het WSW-risicobeheersingskader, de wijze van vastleggen van processen en de uitvoering van self-assessments. In de vergadering van 7 december 2011 heeft de Raad van Commissarissen kennis genomen van de bevindingen in de managementletter van PricewaterhouseCoopers (PwC), onder meer ten aanzien van de interne risicobeheersing van het WSW. Bestuur en Raad volgen de aanbevelingen uit de managementletter van PwC op. De Raad heeft met instemming kennis genomen van de maatregelen die het WSW heeft genomen om op een goede en verantwoorde wijze om te gaan met de risico’s, die nu eenmaal inherent zijn aan de borgstelling.
Interne informatievoorziening De Raad van Commissarissen ontvangt de kwartaalrapportage van het WSW waarin de mate van realisatie van de doelstellingen is weergegeven. De Raad is verheugd dat de interne informatievoorziening in 2011 opnieuw op een hoger niveau is gebracht. Daarnaast ontvangt de Raad waar nodig separate rapportages, wat in 2011 onder meer het geval was inzake individuele corporaties, de voortgang van het reviewproces, en het EMTN-proces.
Verantwoording en overige onderwerpen in 2011 Onze Raad heeft in 2011 vijfmaal vergaderd en heeft daarnaast nog eenmaal informeel overleg gehad. Buiten deze vergaderingen is er ook ad hoc overleg geweest tussen de bestuurder en de leden van de Raad. Onderwerpen die bij elke vergadering aan de orde kwamen waren de bespreking van actuele ontwikkelingen, bestuursbesluiten en de kwartaalrapportage. Op vaste momenten zijn de begroting, het jaarverslag, het beoordelingskader en het functioneren van het bestuur aan de orde gekomen. 11
De ontwikkelingen in de sector en bij individuele corporaties zijn ook in 2011 intensief besproken. Wij delen de zorgen van het WSW over de ontwikkelingen in de sector en over een aantal corporaties in het bijzonder. De krappe liquiditeitspositie en een sterk oplopend schuldrestant per woning zijn ontwikkelingen die we niet kunnen negeren. Als gevolg van de voortdurend lage stand van de rente op de kapitaalmarkt heeft de waardering van derivatenposities bij deelnemers van het WSW veel aandacht gehad. Extra overleg tussen het bestuur en de Raad bleek ook in 2012 noodzakelijk over de consequenties van optredende liquiditeitsproblemen bij een deelnemer. Voor het vaststellen van dit jaarverslag is de Raad geïnformeerd over de overeenkomst van deze deelnemer en de betrokken financiers, waarmee de liquiditeitsrisico’s uit hoofde van de derivatenportefeuille zijn opgeheven. Als Raad van Commissarissen concentreren wij ons met name op de bewaking van een goede procesgang rondom deze zaken, en op de rollen die de verschillende stakeholders zoals het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) hierbij spelen. Met het bestuur spreken wij uiteraard over de inzet van het WSW. Tijdens recente problematiek van een deelnemer is de inzet van het WSW, namelijk het vestigen van hypotheek op het bezit van de deelnemer, ter discussie komen te staan. Dit heeft geleid tot een aansprakelijkstelling van een derde partij. Het bestuur van het WSW is echter van mening dat de inzet van het WSW in deze kwestie conform de reglementen is verlopen en dat hiertoe de juiste procedures zijn gevolgd. In geval van mogelijke aanspraken op de borg hanteert het WSW een zogeheten “Protocol”, waarin opgenomen is de inzet van het eigen vermogen, het inroepen van het obligo bij de deelnemers en het afroepen van de renteloze leningen bij de achtervangers. Het bestuur van het WSW beoordeelt jaarlijks in het kader van de vaststelling van de jaarstukken (bestuursverslag en jaarrekening) met behulp van scenario’s de liquiditeitspositie van het WSW op korte en lange termijn. Met inachtneming van de omstandigheden bekend bij het vaststellen van de jaarstukken 2011 heeft het bestuur kunnen concluderen dat de liquiditeitspositie van het WSW voldoende is voor het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de afgegeven borgstellingen aan geldgevers. Het bestuur concludeert op het moment van het ondertekenen van de jaarrekening dat de continuïteit van het WSW verzekerd is. Tevens uitgebreid de accountant gehoord hebbende, heeft de Raad van Commissarissen met instemming kennis genomen van de conclusies van het bestuur. In de vergaderingen zijn verder de volgende onderwerpen aan de orde gekomen, sommige meer dan eens: n Benoeming voorzitter en lid Raad van Commissarissen n Vennootschapsbelastingplicht van het WSW n Werkorganisatie van het WSW n Medewerkerstevredenheidsonderzoek n Verkoop kantoorpand in Huizen n Benoeming leden Deelnemersraad en Commissie van Advies n Effecten kredietcrisis n Voortgang goedkeuring EMTN-programma n Goedkeuring van de documentatie van het BNG-programma als standaardovereenkomsten (‘standaarddocumentatie’) in de zin van artikel 3 van de statuten van het WSW n Ontbinding Nationaal Register Volkshuisvesting n Herzieningswet en financierbaarheid corporaties n Review van de rating van het WSW door Moody’s en Standard & Poor’s n Extern vermogensbeheer door Theodoor Gilissen Bankiers n Aanpassing WSW beleggingsstatuut.
12
Contacten met de ondernemingsraad Twee leden van de Raad van Commissarissen hebben tweemaal informatief met de ondernemingsraad (OR) gesproken over de ontwikkelingen binnen en buiten het WSW. Het bestuur was bij deze vergaderingen niet aanwezig. Onze Raad stelt de contacten met de OR zeer op prijs.
Contacten met de controller Twee leden van de Raad van Commissarissen hebben in 2011 met de controller tweemaal overleg gevoerd over de Business en Financial Control van het WSW, en voortgang van een aantal interne processen.
Het WSW verstrekt geen leningen of garanties aan leden van de Raad van Commissarissen, noch aan het bestuur of personeelsleden van het WSW.
Belangenverstrengeling De Raad heeft zich ook in 2011 expliciet de vraag gesteld of er sprake is of kan zijn van mogelijk ongewenste belangenverstrengeling in het functioneren als Raad. Dit is in het verslagjaar niet het geval geweest.
Remuneratierapport Beloningsstructuur bestuur De Raad van Commissarissen heeft het beloningsbeleid van het bestuur vastgesteld. De Raad heeft eenmaal per jaar een functioneringsgesprek met de bestuurder en eenmaal per jaar een beoordelingsgesprek. Dit heeft ook in 2011 plaatsgevonden. De remuneratiecommissie bestaat uit twee leden van de Raad, te weten de voorzitter en een lid. Deze laatste heeft aantoonbare affiniteit met HRM-vraagstukken. Om de continuïteit te waarborgen is gekozen voor een vaste commissiesamenstelling.
W o n i n g b o u w
Leningen en garanties
S o c i a l e
Het lid van de Raad van Commissarissen dat benoemd is op voordracht van de Deelnemersraad is als toehoorder aanwezig bij de vergaderingen en de jaarlijkse strategiediscussie van de Deelnemersraad, om goede voeling te houden met wat de deelnemers bezighoudt.
W a a r b o r g f o n d s
Contacten met de Deelnemersraad
J a a r v e r s l a g
2 0 1 1
In april 2011 is een nieuwe controller aangesteld; zij woont sindsdien de vergaderingen van de Raad van Commissarissen bij.
Ter voorbereiding van de gesprekken die door de remuneratiecommissie worden gevoerd, vindt in de Raad overleg plaats buiten aanwezigheid van de bestuurder. Daarnaast heeft de commissie tweejaarlijks informeel contact met de OR om het gevoelen van de OR over het functioneren van de organisatie te peilen. Wij stellen de variabele beloning afhankelijk van het realiseren van de doelstellingen en van het algemeen gevoelen over het functioneren van het bestuur. Ter voorbereiding van elk beoordelingsgesprek stelt de bestuurder een evaluatieverslag op, dat de basis vormt voor het gesprek.
13
Primaire arbeidsvoorwaarden 2011 Het salaris is mede gebaseerd op de in de sector volkshuisvesting gehanteerde schalen voor directeur-bestuurders. Salaris bestuur WSW Algemeen directeur
2011
2010
€ 185.972
€ 185.501
€ 3.275
-
n.t.b.
€ 16.726
€ 189.247
€ 202.227
Bruto jaarsalaris incl. vakantiegeld Gratificatie conform CAO Variabele beloning Totaal
Het variabele deel van de beloning is per balansdatum nog niet vastgesteld. Eventuele variabele beloning is gemaximeerd tot 10% van het bruto jaarsalaris. Secundaire arbeidsvoorwaarden De secundaire arbeidsvoorwaarden van het bestuur zijn conform de CAO Woondiensten (vakantiedagen, bijzonder verlof, e.d.). De premie ouderdomspensioen is eveneens conform CAO. Bij de kosten van het bestuur is tevens een leaseauto inbegrepen en een maandelijkse kostenvergoeding van € 170.
Samenstelling en remuneratie Raad van Commissarissen Op 31 december 2011 was de Raad van Commissarissen als volgt samengesteld: n Drs.
L.M.L.H.A. Hermans, voorzitter dr. A.W.A. Boot n Ir. M.A.E. Calon n Mevrouw M.W. Lubbi n Drs. J.G.I.M. Reijrink n Prof.
Vergoedingen Raad van Commissarissen in 2011 Per jaar
waarvan onkostenvergoeding
Voorzitter
€ 19.500
€ 1.500
Lid
€ 13.300
€ 500
Vermelde bedragen zijn ten opzichte van 2010 verhoogd met het percentage van de initiële loonontwikkeling conform de CAO Woondiensten.
Functies en nevenbetrekkingen Raad van Commissarissen Drs. L.M.L.H.A. Hermans, voorzitter periode 1 juli 2011 t/m 31 december 2011 Hoofdfuncties n Fractievoorzitter VVD – Eerste Kamer n Voorzitter Greenport Holland n Voorzitter Adfiz n Voorzitter Nederlandse Uitgeversverbond n Voorzitter Platform Hout in Nederland.
14
Nevenfuncties n Voorzitter Care Nederland, vanaf 1 juli 2008 n Voorzitter Stichting Katholieke Universiteit Nijmegen, vanaf april 2008 n Voorzitter Voorselectiecommissie topmanagement ABD (Algemene Bestuursdienst), vanaf 1 juli 2006 n Lid Raad van Commissarissen “De Facultatieve” n Lid Raad van Commissarissen Luzac College n Voorzitter Raad van Commissarissen CBRE Dutch funds n Lid bestuur Academie voor Wetgeving n Lid bestuur Schouwburg “De Lawei” te Drachten.
Nevenfuncties n Akkerbouwer n Lid
Ledenraad verzekeringsmaatschappij Achmea algemeen bestuur Stichting Forum voor Stedelijke Vernieuwing n Lid Adviesraad van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie n Lid bestuur Amsterdam School of Real Estate. n Lid
Mevrouw drs. A. van Gorsel, lid en voorzitter ad interim tot 1 juli 2011 Volgens het rooster van aftreden per 1 juli 2011 afgetreden Hoofdfunctie n Voorzitter College van Bestuur Albeda College.
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w S o c i a l e
Ir. M.A.E. Calon, lid Hoofdfunctie en daaruit voortvloeiende functies n Voorzitter Aedes vereniging van woningcorporaties n Lid hoofdbestuur MKB Nederland, 2009-heden n Voorzitter raad van toezicht Woonenergie, 2009-heden.
W a a r b o r g f o n d s
Nevenfuncties Kroonlid Sociaal Economische Raad (SER) n Lid Bankraad (DNB) n Lid Raad van Commissarissen Optiver Holding N.V. n Director Amsterdam Center for Corporate Finance. n
2 0 1 1
Prof. dr. A.W.A. Boot, lid Hoofdfunctie n Hoogleraar Corporate Finance en Financiële Markten aan de Universiteit van Amsterdam.
Mevrouw M.W. Lubbi, lid per 1 juli 2011 Hoofdfunctie n Zelfstandig gevestigd adviseur. Nevenfuncties Raad van Commissarissen Evides N.V. n Voorzitter Raad van Toezicht Greenwish n Voorzitter bestuur Nederlands Migratie Instituut n Voorzitter Internationale Stuurgroep n Universal Access to Female Condoms Programme UAFC n Vice-voorzitter bestuur Vereniging van Toezichthouders van Woningcorporaties VTW (tot november 2011). n Lid
15
Drs. J.G.I.M. Reijrink, lid Naast onderstaande nevenfuncties vervult de heer Reijrink geen andere bestuursfuncties. Nevenfuncties n Voorzitter Raad van Toezicht Stichting Theaterfestival Boulevard n Voorzitter Raad van Toezicht Stichting Bosse Nova n Voorzitter Stichting SFO n Lid bestuur Erfgoed Brabant.
Mevrouw Mr. E.H. Swaab, per 1 april 2012 benoemd tot voorzitter RvC op statutaire voordracht van Aedes Hoofdfunctie n Advocaat, arbiter/mediator verbonden aan Reuling Schutte de Waard (2011). Nevenfuncties Voorzitter/lid van o.a. Klachten- en geschillencommissie NICAM (Nederlands Instituut Classificatie Audiovisuele Media (2003) n Lid Commissie van Toezicht Stichting Gedragscode Farmaceutische Bedrijfstak (2006) n Lid Tuchtraad Financiële Dienstverlening (2008) n Voorzitter Stichting Democratie en Media (aandeelhouder PCM) (2002) n Lid Raad van Commissarissen Schouten en Nelissen (2005) n Voorzitter Raad van Advies Maarsen Groep (2007) n Lid Raad van Commissarissen CED Holding B.V. (2008) n Lid Raad van Advies Nederlandse Orde van Advocaten (2008) n Vice-voorzitter en secretaris Raad van Toezicht Stichting Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (2010) n Voorzitter Pensioenraad Zorg en Welzijn (2011) n Lid bestuur STAK Goudse Verzekeringen BV (2011) n Lid Raad van Toezicht Gerrit Rietveld Academie (2012) n Voorzitter Oerol Festival (2012). n
Prof. dr. A.W.A. Boot is per 30 juni 2012 afgetreden conform het rooster van aftreden.
Overige organen van het WSW Deelnemersraad Samenstelling van de Deelnemersraad per 31 december 2011: n Drs. L.A. Bosveld Ymere, Amsterdam n Mevrouw drs. A.A.J.M. Corsmit Woongoed, Middelburg n Mevrouw mr. E.M. Dost-Bijl Woonservice, Westerbork n De heer H. Eppinga Woningstichting Tubbergen, Tubbergen n De heer G.S. van Erven RA SLS Wonen, Leiden n P.K. Hillenga De Huismeesters, Groningen n Drs. R.C. de Jong n Drs. P.P. Korzelius GroenWest, Woerden n N.T.J. Overdevest RA Rochdale, Amsterdam n Mr. A.B. Ringersma Stadlander, Bergen op Zoom n Drs. T. Streppel WonenBreburg, Tilburg n Drs. H.L.M. van Tilburg RA Woonwenz, Venlo n Mr. ing. A.M. Zopfi Wassenaarsche Bouwstichting, Wassenaar n A.Th.J.M. Zuure Woonzorg Nederland, Amstelveen Volgens het rooster van aftreden is per 22 september 2011 afgetreden: de Heide RC Stichting Ouderenhuisvesting, Rotterdam
n G.
16
Volgens het rooster van aftreden is per 1 juli 2011 herbenoemd voor een tweede zittingstermijn: Mr. A.B. Ringersma Stadlander, Bergen op Zoom
n
Commissie van Advies Samenstelling van de Commissie van Advies per 31 december 2011: n Prof.
mr. dr. A. Postma, voorzitter Mevrouw mr. J.G. Calmeyer Meijburg-van Reekum, lid n J.H. Ubas, lid n
J a a r v e r s l a g
€ 4.893
W o n i n g b o u w
Lid
S o c i a l e
€ 7.319
W a a r b o r g f o n d s
Voorzitter
2 0 1 1
Vergoedingen Commissie van Advies in 2011:
17
Bestuursverslag Financiering deelnemers
Ontwikkelingen economie en financiële markten De schuldencrisis heeft Europa het afgelopen jaar volledig in zijn greep gehad. De impact op de (reële) economie en de kapitaalmarkt is groot geweest. Halverwege 2011 laaide de Europese schuldencrisis in volle hevigheid op en sindsdien is de storm in de markt niet meer gaan liggen. Griekenland bleek niet in staat om de gemaakte afspraken na te komen, en Italië en Spanje kwamen vol in de belangstelling te staan. Twijfels over de effectiviteit van de bezuinigingsmaatregelen en de hoge schuldniveaus van de landen maakten het noodzakelijk verschillende Europese toppen te organiseren. Kredietwaardigheid Amerika kreeg als eerste grote economie te maken met een downgrade van een van de ratingbureaus. Standard & Poor’s verlaagde de status van AAA naar AA+. De focus van de raters kwam hierna te liggen op Europa, waardoor na Griekenland ook Portugal, Italië en België te maken kregen met downgrades. Nederland ontving op 7 december 2011 melding van Standard & Poor’s dat het op Credit Watch Negative was geplaatst. (Internationale) regelgeving kapitalisatie banken en centrale clearing derivaten Het WSW heeft met belangstelling de ontwikkelingen gevolgd ten aanzien van de kapitalisatiemaatregelen voor banken zoals verwoord in Basel III en de concept implementatieregelingen (CRD IV). Het WSW analyseert de mogelijke effecten hiervan op de financieringsmarkt voor onze deelnemers. Ook bestuderen wij de mogelijke effecten van de Solvency II richtlijnen. Tenslotte volgt het WSW de initiatieven voor (internationale) regelgeving rond clearing van derivaten (EMIR) en de mogelijke effecten voor de risicopositie van onze deelnemers. Indien noodzakelijk zullen hier aanvullende maatregelen op getroffen worden in de beleidsregels van het WSW. Beschikbaarheid geld De financiële markten zijn door alle onzekerheden en politieke discussies over de overheidsschulden hard geraakt. De rentes van zuidelijke lidstaten stegen tot grote hoogte en leidden tot zorgen om banken die in deze landen hebben geïnvesteerd. Als reactie hierop hebben banken in de noordelijke lidstaten flinke cashposities aangehouden bij de ECB in plaats van deze uit te zetten op de geldmarkt. Door het gebrek aan liquiditeit in de markt werd de ECB gedwongen om in te grijpen op de obligatiemarkten en heeft deze adequate liquiditeitssteun aan banken verschaft. Ontwikkeling rente: van hoogte- tot dieptepunten Sinds de Europese top in juli 2011 valt het op dat de rentes van de kern van de eurozone zijn gaan dalen, terwijl die van de zuidelijke landen juist opliepen. De rentes die Spanje en Italië betalen voor staatsobligaties bereikten in de loop van het jaar recordhoogtes die zich in december weer herstelden.
18
2 0 1 1 J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w S o c i a l e
Na het volume van € 15,1 miljard aan afgegeven borgstellingen in 2010 heeft het WSW in 2011 voor € 7,9 miljard geborgd. Eind 2011 is het totaal door het WSW geborgde volume opgelopen naar € 86,3 miljard (2010: € 85,3 miljard).
W a a r b o r g f o n d s
Financieringsmarkt deelnemers
De Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en Nederlandse Waterschapsbank (NWB Bank) zijn traditioneel de geldverstrekkers met het grootste marktaandeel. In 2011 is hun marktaandeel uitgekomen op 89% (2010: 92%). De risico-opslagen die banken aan corporaties berekenen zijn in 2011 licht gestegen. Voor een 10-jaars rentevaste financiering betaalden corporaties gemiddeld 53 basispunten boven IRS (interest rate swap), tegen 45 basispunten in 2010.
19
Rol WSW Om de beschikbaarheid van financiering te kunnen waarborgen en de financieringscondities optimaal te houden voert het WSW overleg met kapitaalmarktpartijen, institutionele beleggers, overheid en corporaties. Initiatieven van een grootstedelijke corporatie en een financier hebben ertoe geleid dat in het verslagjaar is gewerkt aan de ontwikkeling van zowel een single als een multi-issuer EMTN-programma (Euro Medium Term Note). Deze ontwikkeling zal in 2012 worden voortgezet, omdat in 2011 de politieke besluitvorming hieromtrent nog niet afgerond was.
Ratings Als ondersteuning van de financieringspositie van onze deelnemers op de internationale markten heeft het WSW twee ratings: een AAA-rating van Standard & Poor’s en een Aaa-rating van Moody’s Investors Service. Op 24 juni heeft Standard & Poor’s de AAA-rating met Outlook Stable van het WSW herbevestigd. In december 2011 heeft Standard & Poor’s een 15-tal eurolanden, waaronder Nederland, een waarschuwing gegeven in de vorm van een Credit Watch Negative. Standard & Poor’s noemde de toegenomen systeemrisico’s van de afgelopen tijd als voornaamste reden voor deze maatregel. Omdat de Nederlandse Staat als achtervanger een zeer belangrijke rol speelt in de zekerheidsstructuur van het WSW, heeft deze waarschuwing aan de Staat ook gevolgen voor het WSW en andere garantiestructuren in Nederland. Dit resulteerde er in dat de rating van het WSW tevens op Credit Watch Negative is geplaatst. Met ingang van 17 januari 2012 heeft Standard & Poor’s het WSW een AAA-rating met Outlook Negative gegeven, en is de Credit Watch Negative van de rating verwijderd. Naast de sterke band met de Nederlandse Staat noemt Standard & Poor’s de uitkomst van de EU-top van 9 december 2011 als voornaamste reden voor de maatregel. De Aaa-rating van Moody’s met Outlook Stable is op 21 december 2011 herbevestigd na het reguliere jaarlijkse onderzoek door dit ratingbureau. De onderbouwing voor beide ratings is op te maken uit de ratingrapportages die op onze website zijn gepubliceerd. Tijdens hun onderzoek waren de ratingbureaus dit jaar vooral geïnteresseerd in de ontwikkelingen en de uitwerking van de (geoorloofde) staatssteun. Een tweede aandachtspunt was de liquiditeit in het totale zekerheidssysteem en daarmee de snelheid van betalen. Het WSW heeft mede om deze reden een aanvullende overeenkomst afgesloten met de externe vermogensbeheerder.
Zekerheidssysteem Het WSW staat borg voor de dienst van de lening, waardoor geldgevers kunnen vertrouwen op een tijdige en juiste nakoming van de verplichtingen uit hoofde van een geborgde leningovereenkomst. Het zekerheidssysteem waarbinnen het WSW deze borging kan verstrekken is nader toegelicht in paragraaf 18.5 van de jaarrekening. Naast de werking van het systeem in formele zin, is tevens van belang of en hoe het systeem aanspraken op de borg kan absorberen. Hiertoe hanteert het WSW een uitgebreide scenario-analyse. Deze analyse wordt in paragraaf 18.5 nader uiteengezet. Met inachtneming van de omstandigheden bekend bij het vaststellen van de jaarstukken 2011 heeft het bestuur op basis van diverse scenario’s kunnen concluderen dat de liquiditeitspositie van het WSW voldoende is voor het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de afgegeven borgstellingen aan geldgevers.
20
Volume geborgde leningen 2011 Deze paragraaf geeft inzicht in diverse aspecten van de geborgde leningen per eind 2011. Eind 2011 was het volume van de geborgde leningen toegenomen tot € 86,3 miljard (eind 2010 € 85,3 miljard). Op dat moment was voor € 0,6 miljard aan offertes door deelnemers (conceptleningen) geaccepteerd waarvoor nog geen definitieve leningovereenkomst was ondertekend. Het aantal leningen is gedaald van 17.710 in 2010 naar 16.883 in 2011. Dit komt neer op een gemiddelde hoofdsom per contract van € 5,1 miljoen (2010: € 4,8 miljoen).
2 0 1 1
Het aandeel directe borgstellingen neemt de laatste jaren toe omdat gevrijwaarde leningen worden afgelost en geherfinancierd met WSW-borging. De laatste gevrijwaarde leningen lopen af in 2062. Gevrijwaarde leningen zijn leningen die oorspronkelijk rechtstreeks door overheden (Rijk en gemeenten) werden gegarandeerd. Het WSW heeft het risico van het niet nakomen van de betalingsverplichtingen op deze leningen, die voor 1 april 1994 zijn getekend, al in 1995 overgenomen. Eind 2011 bedroeg het volume aan gevrijwaarde leningen € 5,8 miljard.
45 23
Vrijwaring Directe borgstelling
0 2007
2008
2009
2010
2011
Voor kortetermijnfinanciering van projecten in de aanloopfase maken corporaties gebruik van kredietfaciliteiten en kasgeldleningen. In het algemeen hebben deze kredietfaciliteiten een looptijd korter dan twee jaar en zijn zij niet geborgd. Opvallend is dat 14 deelnemers verantwoordelijk zijn voor bijna 34% van het totaal geborgde volume (zie tabel). De tien grootste corporaties zijn voornamelijk werkzaam in de grote steden in de Randstad. Er zijn tien deelnemers die geen leningen bij het WSW geborgd hebben en alleen jaarlijks hun cijfers laten beoordelen. Grootte schuldrestant naar deelnemers Schuldrestant (x € 1 miljoen)
Som schuldrestanten (x € 1 miljard)
Aandeel som schuldrestanten
112
2,4
2,78%
50-100
80
5,9
6,84%
100-150
43
5,3
6,14%
150-250
42
8,2
9,50%
250-500
56
19,6
22,71%
500-1.000
24
15,9
18,42%
> 1.000
14
29,0
33,60%
Totaal
381
86,3
100%
0 0-50
Aantal deelnemers met geborgde leningen
S o c i a l e
68
W a a r b o r g f o n d s
Bedragen x € 1 miljard
90
W o n i n g b o u w
J a a r v e r s l a g
Ontwikkeling volume borging 2007-2011
10
21
Mutatie in directe borgstellingen (nieuwe productie) In 2011 is voor € 7,9 miljard (2010: € 15,1 miljard) aan leningen geborgd, waarvan € 7,2 miljard (2010: € 14,1 miljard) fixe-leningen, ook wel bullet-leningen genoemd. Door wijziging van de borgingscriteria per 1 januari 2011 was in 2010 zowel het aantal als het volume aan leningen uitzonderlijk hoog met een piek van € 4 miljard in december 2010. Toen was dus al een groot deel van de financiering voor 2011 aangetrokken, waardoor het volume in het verslagjaar 2011 relatief laag is gebleven. De gemiddelde hoofdsom per contract is licht toegenomen tot € 10,6 miljoen (2010: € 10,5 miljoen). Ten opzichte van de totale portefeuille (gemiddeld € 5,1 miljoen per contract) neemt de gemiddelde hoofdsom per contract fors toe. Het tijdsverloop tussen transactiedatum en stortingsdatum is afgenomen tot gemiddeld 5 maanden (2010: 6 maanden). Mutaties van de leningmodaliteiten in 2011: Leningen met een vaste rente
Hoofdsom
Gemiddelde looptijd (jr.)
Gemiddelde contractrente (%)
Gemiddelde rentevast periode (jr.)
64
157.085.293
20
4,135
9,95
373
3.297.425.683
22
3,755
10,02
Lineair
75
512.719.175
21
3,796
15,55
Totaal
512
3.967.230.150
24
3,861
10,85
Aantal leningen
Hoofdsom
Gemiddelde looptijd (jr.)
Euribor
Gemiddelde rentevast periode (jr.) *)
Fixe (Bullet)
94
1.877.550.000
25
1 maands
5,67
Fixe (Bullet)
75
726.200.000
14
3 maands
5,04
Fixe (Bullet)
62
1.327.800.000
19
6 maands
3,55
Lineair
3
42.957.000
5
6 maands
5,01
Totaal
234
3.974.507.000
22
5,11
746
7.941.737.150
21
8,96
Financieringswijze Annuïteit Fixe (Bullet)
Aantal leningen
Leningen met een variabele rente
Financieringswijze
Totaal vast en variabel
*) betreft de rentevastperiode van de euriboropslag De nieuwe leningen die corporaties in 2011 zijn aangegaan hebben gemiddeld een 4 jaar kortere looptijd en bijna 1 jaar kortere rentevastperiode dan in 2010. De gemiddelde rente van nieuwe leningen met een vaste rente is gestegen naar 3,86% (2010: 3,72%). Van de € 7,2 miljard aan fixe-leningen die wij in 2011 hebben geborgd, is € 3,9 miljard variabel rentend (2010: respectievelijk € 14,1 miljard en € 6,3 miljard).
22
Samenstelling financieringswijze Zoals in de grafiek te zien is, neemt het aantal fixe-leningen in de totale leningenportefeuille jaarlijks toe ten koste van annuïtaire en klimleningen. De fixe-leningen vormden eind 2011 80% van onze totale portefeuille. Als gevolg hiervan is de betalingsverplichting aan het einde van de looptijd relatief hoog.
Annuïteit Fixe
2007
2008
2009
2010
2011
Het aantal klimleningen neemt in de WSW-portefeuille af via natuurlijk verloop. Het aandeel fixe structured leningen neemt de laatste jaren fors toe. Fixe structured leningen zijn extendible leningen en basisrenteleningen: in extendible leningen zijn opties (swaptions, CMS-structuren) opgenomen voor de rente, bij basisrenteleningen vindt na de eerste renteperiode (5 jaar) herziening plaats van de kredietopslag. Theoretisch risico van deze leningen is dat geen overeenstemming over de kredietopslag ontstaat, wat kan leiden tot vervroegde aflossing van de leningen. Variabele hoofdsom Bij een dergelijke lening is sprake van een langlopende overeenkomst waarbij de feitelijk opgenomen hoofdsom in de tijd kan variëren. De corporatie heeft het recht de hoofdsom geheel of gedeeltelijk op te nemen, dan wel tussentijds terug te betalen (tot een minimum van 20%). Er is in 2011 voor € 2,3 miljard aan leningen met een variabele hoofdsom afgesloten (2010: 1,6 miljard). De gemiddelde spread (opslag) van de afgesloten transacties in 2011 bedroeg 34 basispunten ten opzichte van de 1-maands, 3-maands en 6-maands Euribor-tarieven (2010: 31 basispunten). Volume en spread variabele hoofdsom
bedragen x € 1 miljard
2,5
J a a r v e r s l a g
Fixe structured
W o n i n g b o u w
Lineair
S o c i a l e
Klim
W a a r b o r g f o n d s
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2 0 1 1
Samenstelling financieringswijze
2 1,5 1 0,5 0
2007
2008
2009
2010
2011
Volume 206.400.000
1.326.100.000
1.021.800.000
1.610.556.000 2.306.500.000
Spread -1
4,4
43
31
34 23
Bedragen in euro’s
De spread bij roll-overleningen, waarbij sprake is van een vaste hoofdsom, is in vergelijking met leningen met variabele hoofdsom circa 4 basispunten lager. Een variabele hoofdsom heeft als belangrijk voordeel dat een corporatie haar liquiditeitspositie optimaal kan beheersen door tussentijdse opname en storting. Voor het WSW als borgverstrekker brengt dit het voordeel met zich mee dat het WSW niet voor meer borg staat dan strikt noodzakelijk. Cashflow De WSW-borging heeft betrekking op de dienst van de lening: de rente- en aflossingsverplichtingen. Vanuit een stabiele portefeuille, zonder toevoeging van nieuwe leningen, zien onze borgingsverplichtingen voor de rente- en aflossingsverplichtingen er voor de komende tien jaar als volgt uit: Aflossingsverplichtingen
7,0
bedragen x € 1 miljard
6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 Renteverplichtingen
4,0 3,5
bedragen x € 1 miljard
3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 Totale Cashflow
bedragen x € 1 miljard
10,0
24
8,0 6,0 4,0 2,0 0
Renteverplichting Aflossingsverplichting
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
In deze grafieken zijn alle geborgde leningen verwerkt: per 31 december 2011 in totaal € 86,3 miljard.
Ontwikkelingen in de portefeuille Aandelen in volume naar soort financier in de totale portefeuille
Soort instelling
2007
2008
2009
2010
2011
Sectorbanken
81%
88%
91%
92%
89%
Algemene banken
11%
11%
7%
5%
5%
Buitenlandse banken
7%
1%
1%
2%
3%
Gemeenten
1%
0%
1%
0%
0%
Verzekeringsmaatschappijen / pensioenfondsen
0%
0%
0%
1%
3%
Overige
0%
0%
0%
0%
0%
Rentepercentage totale portefeuille Onderverdeling leningen met vaste rente naar renteklasse (hoogte rente in %) in de WSW-portefeuille:
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
Mutatie directe borgstellingen periode 2007-2011
S o c i a l e
Marktontwikkelingen De BNG en de NWB Bank zijn financiers die zich traditioneel specifiek richten op de financiering van de publieke sector, waaronder de volkshuisvesting, via onderhandse leningovereenkomsten. Ook in 2011 is het totale volume aan geborgde financiering via onderhandse leningen tot stand gekomen. Het marktaandeel van deze publiekesectorbanken is afgenomen tot 89% (2010: 92%). Een belangrijke ontwikkeling is de toegenomen interesse van verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen om de sector te financieren, hun aandeel is gestegen van 1% (2010) naar 3%.
2 0 1 1
85,89% 6,41% 2,94% 2,60% 1,66% 0,26% 0,18% 0,06%
W a a r b o r g f o n d s
Sectorbanken Algemene banken Gemeente Buitenlandse banken Institutionele beleggers Groen Overig Collegiale financiering
Bedragen x € 1 miljard
Rentepercentages naar klasse 2011
40 35 30 25 20 15 10 5 0
2007 2008 2009 2010 2011
0% tot 4%
4% tot 5%
5% tot 6%
6% tot 7%
>7%
Naast deze vastrentende leningen bestaat 22% van de WSW-portefeuille uit leningen met een variabele rente.
25
Euribor naar aantal en bijbehorend schuldrestant
Aantal
Percentage
Schuldrestant (x € 1 miljoen)
10
0,65%
56
0,30%
1-maands
376
24,13%
4.673
22,96%
3-maands
747
47,95%
7.594
40,05%
6-maands
406
26,06%
6.243
33,34%
12-maands
19
1,22%
160
0,85%
1.558
100%
18.725
100%
Euribor Overig
Totaal
Percentage
De gemiddelde contractrente in de WSW-portefeuille is de afgelopen jaren gedaald door het geleidelijk verdwijnen van hoogrentende leningen via natuurlijk verloop. Nieuwe leningen die het WSW in recente jaren heeft geborgd hebben gemiddeld een veel lagere rente dan de huidige gemiddelde contractrente van de portefeuille. Gemiddelde portefeuille (leningen met vaste rente) Gemiddelde contractrente contractrentevan vandedeWSW WSW-portefeuille
Gemiddelde contractrente
5,50% 5,25% 5,00% 4,75% 4,50% 4,25%
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Benchmark renteniveau (vastrentende leningen) De swaptarieven komen tot stand bij internationale transacties, vooral in het interbancaire verkeer (handel tussen banken onderling). Daarbij zijn vooral partijen actief met een kredietwaardigheid op AA-niveau, lager dan de zeer hoge kredietwaardigheid van de Nederlandse Staat en woningcorporaties, die een triple A-status hebben. Er zijn slechts weinig banken met een triple A-rating. In Nederland zijn dat de sectorbanken BNG en NWB Bank. Een ander kenmerk van de swaptarieven is dat ze tot stand komen op de secundaire markt: de handel in bestaande, eerder aangegane schulden. Op de primaire markt wordt een schuld voor het eerst aangegaan. Financiële ontwikkelingen op de secundaire markten lopen niet altijd precies parallel met die op de primaire markten. Op de onderhandse markt zijn het in de praktijk Nederlandse staatsobligaties die de ondergrens bepalen van het te realiseren renteniveau. De banken laten zich voornamelijk leiden door de swapcurve. Wij berekenen de swaprente van elke afgesloten transactie en houden daarbij rekening met de aflossingsvorm, stortings- of ingangsdatum, offertedatum, rentevastperiode en de looptijd van de aflossing.
26
Gemiddelde spread 2007-2011 Gemiddelde spread per jaar 70
Basispunten
60 50 40 30 20 10 0 2010
2011
2 0 1 1
2009
De gemiddelde opslag over heel 2011 lag circa 65 basispunten boven de berekende swaprente (2010: 53 basispunten). In 2010 was sprake van een daling ten opzichte van 2009, wat leek te duiden op een licht herstel. Door de onzekerheid op de markt is dit jaar weer sprake van een stijging en is de spread extreem hoog in vergelijking met de opslagen vóór de kredietcrisis. De volgende grafiek laat de gemiddelde opslag per maand zien ten opzichte van de berekende swaprente. De spread tussen 10-jaars staatsrente en 10-jaars swaprente varieerde, maar bedroeg gemiddeld 12 basispunten. Dit betekent dat het WSW-papier in 2011 ongeveer 77 basispunten boven de Nederlandse Staat lag (2010: ca. 57 basispunten). Ter vergelijking: in 2008 was dit circa 35 basispunten. Spread t.o.v. berekende swaprente 2011
Basispunten
100 80 60 40 20 0
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
W a a r b o r g f o n d s
S o c i a l e
120
J a a r v e r s l a g
2008
W o n i n g b o u w
2007
10 C-
NO V10
DE
10
T10
PSE
OK
10
-1 0 AU G
-1 0
-1 0
LJU
JU N
-1 0
M EI
AP R
10
RT -1 0 M
10
BFE
09 C-
JA N-
NO V09
DE
09
T09
PSE
OK
09
-0 9 AU G
-0 9
-0 9
LJU
JU N
-0 9
M EI
AP R
09
RT -0 9 M
BFE
09
80 70 60 50 40 30 20 10 0 JA N-
Basispunten
Voortschrijdend gemiddelde spread op berekende swaprente
27
De Nederlandse Staat ging in 2011 voor € 52,9 miljard aan leningen op de kapitaalmarkt aan (bron: persbericht 22/11/2011, Agentschap van de Generale Thesaurie, Ministerie van Financiën). De woningcorporaties leenden in 2011 onder WSW-borging € 7,9 miljard. Wegens de vergelijkbare kredietwaardigheid zou een veel geringere spread gerechtvaardigd zijn dan de circa 77 basispunten boven de Nederlandse Staat die effectief moet worden betaald, al kan wel rekening worden gehouden met een kleine extra marge door het volume-effect en de handlingkosten van het WSW-papier. Daarnaast is de liquiditeit van het WSW-papier beperkt vanwege het onderhandse karakter. Op www.wsw.nl geven wij actuele informatie over de spread van nieuwe leningen met vaste en variabele rente. Renterisico’s De samenstelling van de leningenportefeuille heeft invloed op het renterisico van een corporatie. Renterisico’s doen zich voor bij herfinanciering van een af te lossen lening of bij een contractuele renteherziening. Wij berekenen de renterisico’s op grond van een 12-maands voortschrijdend gemiddelde (exclusief rentedragend kort vreemd vermogen). Wij nemen ook variabel rentende leningen mee in het renterisicobeheer. Tenslotte brengen toekomstige nieuwe financieringen eveneens renterisico’s met zich mee. Renterisico’s worden bijvoorbeeld opgevangen door € 3,1 miljard aan uitgestelde stortingen. Verder worden de renterisico’s onder meer afgedekt met derivaten.
Factsheet deelnemers Toelichting factsheet Bij veel woningcorporaties zijn de kasstromen nog altijd ontoereikend om naast de reguliere uitgaven voor onderhoud, personeel, overig beheer en rente, ook nog aan de aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen. Het structurele jaarlijkse tekort schommelt in de periode 2009-2012 tussen € 1.536 en € 1.828 per verhuureenheid (2008-2011: tussen € 1.264 en € 1.852) en is nu groter dan ooit. Woningcorporaties zijn genoodzaakt deze bedragen te (her)financieren. Dit kan door aanwending van verkoopopbrengsten of door opnieuw externe (her)financiering aan te gaan. Op lange termijn moeten de exploitatie-inkomsten de uitgaven dekken. Omdat de netto kasstroom uit operationele activiteiten verder is gedaald en de contractuele aflossingen zijn toegenomen, is het liquiditeitstekort over de periode 2009-2012 € 0,5 miljard groter dan over de jaren 2008-2011. Dit is weliswaar een stijging, maar ten opzichte van het vorige verslagjaar is deze stijging wel afgenomen. In het vorige jaarverslag werd nog een stijging geconstateerd van € 3,1 miljard over de periode 2008-2011. Lastenbeheersing is cruciaal, omdat bijvoorbeeld de rentelasten de komende jaren kunnen stijgen. De jaarlijkse huurstijging in 2012 zal onvoldoende soelaas bieden, omdat deze op grond van de inflatie in 2011 per 1 juli slechts 2,3% mag bedragen. Grote vastgoedinvesteringen in sociale huurwoningen vinden in normale omstandigheden geheel of grotendeels plaats met externe financiering. Er is sprake van een gezonde exploitatie, zolang de externe financiering kan worden terugverdiend. Als hogere aanvangsinvesteringen nodig zijn, moet financiering plaatsvinden uit de verkoopopbrengsten van bestaande huurwoningen, dus uit het eigen vermogen van de corporatie. Als dit niet mogelijk is leggen de financieringslasten extra druk op de exploitatie. Dit is een van de belangrijke oorzaken van de huidige druk op de operationele kasstromen. De externe financieringsbehoefte met WSW-borging vertegenwoordigt 93% van de totale financieringsbehoefte in de sector over 2011-2012 (2010-2011: 96%).
Bron: dPi 2010
28
Benodigde externe financiering WSW-deelnemers, periode 2009-2012
2009
2010
2011
2012
2009
2010
2011
2012
Huren
12,0
12,4
12,8
13,2
4.788
4.955
5.095
5.267
1,4
1,4
1,2
1,2
570
552
483
460
13,4
13,7
14,0
14,4
5.358
5.507
5.578
5.726
Rente-uitgaven
3,4
3,5
3,7
3,9
1.371
1.419
1.464
1.531
Overige uitgaven
8,4
8,1
8,4
8,4
3.342
3.240
3.360
3.353
11,8
11,6
12,1
12,3
4.713
4.659
4.825
4.884
Netto operationele kasstromen
1,6
2,1
1,9
2,1
645
848
753
842
Minus: aflossing leningen
5,7
6,0
6,5
6,1
2.286
2.384
2.581
2.431
-4,1
-3,8
-4,6
-4,0
-1.642
-1.536
-1.828
-1.589
10,9
9,6
12,7
12,6
4.379
3.864
5.075
4.991
3,3
3,5
4,8
4,8
1.323
1.413
1.898
1.916
11,7
10,0
12,6
11,7
4.698
3.988
5.005
4.664
Borgbare investeringen:
9,2
7,8
9,6
9,3
3.673
3.116
3.830
3.720
Minus: verkoopopbrengsten huurwoningen
2,3
2,4
2,6
2,5
917
942
1.040
999
Extern te financieren met WSW-borging
11,0
9,3
11,6
10,8
4.398
3.709
4.625
4.320
Geborgd gefinancierd
94%
93%
92%
92%
94%
93%
92%
93%
Liquiditeitstekort operationele kasstromen na contractuele aflossingen Alle investeringen Minus: verkoopopbrengsten Extern te financieren Bij alleen borgbare investeringen:
2 0 1 1 J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
Totaal uitgaande kasstromen
S o c i a l e
Totaal ingaande kasstromen
W a a r b o r g f o n d s
Overige ontvangsten
Prognosejaren
Forecast verslagjaar
Prognosejaren
Verslagjaar
Per verhuureenheid x € 1
Forecast verslagjaar
Bedragen x € 1 miljard
Verslagjaar
29
Kredietwaardigheid individuele deelnemers Het verslagjaar stond bij het WSW in het teken van verdere implementatie van de risicomanagementprocessen, waarbij de beoordeling van de kredietwaardigheid van corporaties is gebaseerd op de combinatie van de prognose- (dPi) en verantwoordingsinformatie (dVi). Deze integrale beoordeling heeft in 2011 door het jaar heen plaatsgevonden, waarbij voor het eind van het jaar 343 van de 381 corporaties de uitslag hebben ontvangen met een kredietwaardigheidsbrief en het overzicht van hun faciliteringsvolume. Het faciliteringsvolume is het bedrag waarvoor de WSW-deelnemer externe financiering kan aantrekken met borging van het WSW. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan een corporatie op voorhand een faciliteringsvolume krijgen voor maximaal 3 opeenvolgende jaren. Het WSW telde eind 2011 in totaal 381 deelnemende corporaties (2010: 398). De langjarige trend van schaalvergroting heeft zich ook in 2011 doorgezet. De WSW-deelnemers exploiteerden gezamenlijk 2.479.453 verhuureenheden.
Kredietwaardigheid Belangrijkste uitgangspunten zijn de beoordeling van de financiële positie, de markt waarin een corporatie zich beweegt en de kwaliteit van de organisatie. Bij analyse van de financiële positie zijn met name de vermogenspositie en de kasstromen van de corporatie van belang. Hierbij heeft het WSW gebruik gemaakt van de informatie die de corporaties bij de prospectieve informatie (dPi) opvraag 2010 en de verantwoordinginformatie (dVi) opvraag 2010 hebben verstrekt. We kunnen constateren dat naast deze structurele opvraag er in toenemende mate behoefte is bij het WSW aan tussentijdse informatie in de vorm van kwartaalrapportages en (maandelijkse) liquiditeitsoverzichten. Daarnaast spreken de relatiemanagers van het WSW de corporaties zeer regelmatig over ontwikkelingen binnen en buiten de corporatie. Op basis van de integrale analyse bepaalt het WSW de risico’s die aan een corporatie verbonden zijn en de waarschijnlijkheid dat een corporatie niet aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen. Het WSW kent aan elke corporatie een intern monitorprofiel (MP) toe op basis waarvan wij onze eventuele nadere toekomstige informatiebehoefte bepalen.
30
Analyse van de gegevens die de corporaties over 2010 hebben aangeleverd wijst op een lichte verschuiving tussen de verschillende monitorprofielen die het WSW hanteert. De meeste wijzigingen vinden plaats bij de jaarlijkse beoordelingen. Hieronder wordt het beeld weergegeven van de monitorprofielen op twee momenten van beoordeling. De indeling naar monitorprofiel (MP):
Monitorprofiel 1
%
162
42,5 %
169
42,5%
Monitorprofiel 2
167
43,8 %
180
45,2%
Monitorprofiel 3
51
13,4 %
48
12,1%
Monitorprofiel 4
0
0%
1
0%
Monitorprofiel 5
1
0,3%
0
0,3%
381
100%
398
100%
Monitorprofielen
Totaal Toelichting op de gehanteerde monitorprofielen:
S o c i a l e
W o n i n g b o u w
Monitorprofiel 1: normale risico’s Monitorprofiel 2: aandachtsklant, maar risico’s zijn normaal Monitorprofiel 3: aandachtsklant met bijzondere risico’s Monitorprofiel 4: aandachtsklant met bijzondere risico’s; uitsluitend borg voor herfinanciering. Monitorprofiel 5: deelnemer wordt doorverwezen naar het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) voor sanering.
Woningstichting Geertruidenberg is in het verslagjaar doorverwezen voor sanering naar het CFV. Van de 381 WSW-deelnemers zijn er volgens de jaarlijkse kredietwaardigheidsbeoordeling 42 lager geclassificeerd (2010: 46) en 35 hoger (2009: 40). Lager
2011
2010
Van monitorprofiel 1 naar 2
28
34
Van monitorprofiel 1 naar 3
4
Van monitorprofiel 2 naar 3
Hoger
2 0 1 1
%
Aantal deelnemers
J a a r v e r s l a g
Aantal deelnemers
dPi 2009
2011
2010
Van monitorprofiel 2 naar 1
29
33
3
Van monitorprofiel 3 naar 1
2
0
9
8
Van monitorprofiel 3 naar 2
4
7
Van monitorprofiel 3 naar 4
0
1
Van monitorprofiel 3 naar 5
1
0
W a a r b o r g f o n d s
dPi 2010
Voor een beperkt aantal dossiers is per jaareinde het oordeel kredietwaardigheid nog niet afgerond.
31
Bij het vaststellen van deze jaarrekening waren alle kredietwaardigheidsbeoordelingen vastgesteld, met uitzondering van één deelnemer. Aan deze deelnemer met een geborgd volume ultimo boekjaar 2011 van € 6,1 miljard is 7 december 2011 op basis van het Reglement van Deelneming een aanwijzing gegeven tot het nemen van maatregelen. Deze maatregelen zullen erop gericht moeten zijn te bewerkstelligen dat de deelnemer voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van kredietwaardigheid, zoals omschreven in artikel 8 van het Reglement. Hiertoe heeft de deelnemer intensieve onderhandelingen gevoerd met de betrokken financiers over de liquiditeitsrisico’s in haar derivatenportefeuille. Uiteindelijk heeft deze deelnemer een principeovereenkomst bereikt, die beoogt dat de liquiditeitsrisico’s uit hoofde van de derivatenportefeuille worden opgeheven. Het WSW heeft in het belang van deze deelnemer in overleg met de achtervangers gedurende de onderhandelingen met de financiers de beoordeling van de kredietwaardigheid opgeschort. Door de deelnemer is een saneringsaanvraag ingediend bij het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) als onderdeel van de overeenkomst met de betrokken financiers. Het WSW zal conform het convenant “naadloze aansluiting” met het CFV het saneringsplan beoordelen en beoordelen of invulling wordt gegeven aan de aanwijzing van het WSW. Het WSW volgt de ontwikkelingen bij corporaties via de afdeling ‘Account management’. In overleg met de corporatie wordt gekeken naar mogelijke verbeteringen of veranderingen die van invloed zijn op de financierbaarheid van de deelnemer. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door: n temporiseren van investeringen n afzien van bepaalde investeringen n verhogen van de verkooprealisatie n aanpassen van onderhoudprogramma’s, beheerslasten etc.
Financiële positie De analyse van de financiële positie van een corporatie heeft vooral impact op de bepaling van het monitorprofiel. Daarnaast bepaalt de financiële positie, en met name de toekomstige kasstromen, ook de financierbaarheid van een corporatie: de ruimte (faciliteringsvolume) die het WSW beschikbaar wil stellen aan de corporatie waarmee zij onder borging van het WSW externe financiering kan aantrekken. 2%-aflossingsfictie Het WSW hecht als borgsteller veel waarde aan de liquiditeitspositie van corporaties. Het WSW toetst of een corporatie op de lange termijn voldoet aan de aflossingsfictie van 2%. Het WSW hanteert deze fictie om te bepalen of een corporatie in staat is binnen 50 jaar haar leningenportefeuille af te lossen met de gegenereerde operationele kasstromen. Deze fictie is in het leven geroepen omdat corporaties in de praktijk hun aflopende leningen veelal herfinancieren, waardoor het gemiddeld schuldrestant blijft stijgen. Aflossingspercentage uit operationele kasstromen (fictief) Negatief tot en met 0% Van 0% tot 2,0% 2% en hoger Totaal *) *) betreft aantal op moment van indienen dPi
32
Aantal corporaties (%) dPi 2010
Aantal corporaties (%) dPi 2009
Aantal corporaties (%) dPi 2008
22 (6%)
6 (2%)
12 (3%)
93 (24%)
51 (13%)
114 (28%)
273 (70%)
341 (85%)
284 (69%)
388 (100%)
398 (100%)
410 (100%)
Dat de DSCR op basis van de 2%-aflossingsfictie hoger uitkomt, komt doordat hierbij wordt uitgegaan van terugbetaling over 50 jaar in plaats van over de kortere terugbetaaltermijn bij contractuele afloop van leningen. DSCR van corporaties bij verschillende aflossingsmethoden
3,5
2,5 2,0 1,5 1,2
1,0 0,5 0,0
Lineaire aflossing 2% fictie aflossing Gemiddelde 2% fictie aflossing Contractuele aflossing
1
51
101
151
201
251
301
351
401
Aantal corporaties
W a a r b o r g f o n d s
S o c i a l e
3,0
J a a r v e r s l a g
Uit de dPi 2010 blijkt dat de DSCR, uitgaande van contractuele aflossingen, slechts rond 0,9 uitkomt. De kasstromen bieden dus onvoldoende ruimte om de rente te betalen én af te lossen.
W o n i n g b o u w
Debt service coverage ratio (DSCR) Het WSW hanteert ook de DSCR als instrument om vast te stellen in hoeverre voldoende operationele kasstromen worden gegenereerd om rente en aflossing te kunnen voldoen. Uitgaande van de 2% aflossingsfictie in plaats van de werkelijke aflossingen, is het gewenste niveau van de DSCR 1,3. Deze verhouding is ruim voldoende om aan de verplichtingen uit hoofde van rente en aflossing te voldoen.
2 0 1 1
De overzichtstabel toont aan dat de operationele kasstromen bij 115 deelnemers (30%) onvoldoende zijn om te voldoen aan de fictieve 2%-aflossingsnorm. Bij de dPi 2009 voldeden 57 deelnemers (15%) niet aan deze norm. Bij 22 deelnemers (6%) schieten de operationele kasstromen zelfs zodanig tekort dat van enige (normatieve) aflossing geen sprake is (dPi 2009: 2%). Over drie jaar bezien lijkt een ongunstige ontwikkeling te volgen op een gunstige. De gunstige ontwikkeling van 2008 naar 2009 is te verklaren door het feit dat corporaties veel bewuster zijn gaan sturen op kasstromen. Dat de opgaande lijn van 2009 naar 2010 wordt doorbroken komt vooral doordat in 2010 € 4 miljard (leningen met uitgestelde storting) meer aan geborgd geld is aangetrokken. Dit is onder meer gebeurd omdat de financiering van bouwprojecten anders gevaar zou lopen door gewijzigd beleid ten aanzien van staatssteun en daarmee van de borgingsmogelijkheden van het WSW. Door de grote stijging van de langlopende schulden nam de 2% over deze schulden navenant toe, terwijl de kasstromen uit exploitatie vanzelfsprekend nog niet mee konden veren.
De grafiek laat een gemiddelde DSCR bij 2%-aflossingsfictie zien van 1,2. Voor circa 265 van de 381 deelnemers ligt de DSCR onder het gewenste niveau van 1,3. De komende jaren moet blijken of het effect van de omvangrijke financiering in 2010 geneutraliseerd zal worden. Interest Coverage Ratio (ICR) Om vast te stellen in hoeverre een corporatie aan haar renteverplichtingen kan voldoen, hanteert het WSW de ICR. Financiers beschouwen deze ratio, samen met de DSCR, als belangrijke indicatie voor een financieel gezonde exploitatie van huurwoningen. Het WSW beschouwt een ICR lager dan 1,4 als signaal dat een corporatie in een ‘slecht weer’-scenario al snel niet meer aan haar renteverplichtingen kan voldoen en ook onvoldoende geld beschikbaar heeft voor aflossingen. Uit de dPi 2010 blijkt de ICR over 2011 op sectorniveau een fractie hoger dan in 2010 (dPi 2009): 1,6 (2010: 1,5). Voor 101 corporaties (26%) is de ICR lager dan 1,4. Hiervan hebben 40 deelnemers een ICR tussen 1,3 en 1,4 en de overige 61 lager dan 1,3.
33
ICR corporaties
3,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0
1,6
2012 2011 Gemiddelde 2011
1
51
101
151
201
251
301
351
401
Aantal corporaties
Waarde bezit (50% WOZ-waarde) Naast de kasstroomratio’s beoordeelt het WSW ook de waarde van het bezit van corporaties, dat als onderpand is ingebracht ter dekking van de ontvangen borging van het WSW. Hierbij gaat het WSW ervan uit dat de waarde van het vastgoed benaderd kan worden aan de hand van de WOZ-waarde. Omdat de WOZ-waarde geldt voor onverhuurde staat, wordt een afslag toegepast van 30% om de (markt)waarde in verhuurde staat te benaderen. De (zekerheids)waarde van het ingezette bezit voor het WSW wordt vervolgens gesteld op 70% van deze waarde in verhuurde staat. Uit de dVi blijkt dat de totale WOZ-waarde bij corporaties rond de € 368 miljard ligt. Hiervan is meer dan 95% bij het WSW als onderpand ingebracht. De dekkingswaarde van het vastgoed wordt dan benaderd als 95% x 70% x 70% van € 368 miljard is € 171 miljard. Dit is ruim boven het geborgde volume van € 86 miljard. Dit geldt op sectorniveau. Bij individuele corporaties kan de maximering op WOZ-waarde negatief uitvallen. Deels wordt dit veroorzaakt door het specifieke vastgoed van een corporatie (bijvoorbeeld bij zorgvastgoed en studentenhuisvesting). In dergelijke situaties wordt tevens via de bedrijfswaarde beoordeeld of er voldoende onderpand is. In andere gevallen blijkt dat niet al het vastgoed als onderpand bij het WSW is ingebracht. Omdat de overheid de borgingscriteria in het kader van staatssteun heeft gewijzigd, heeft het WSW de gegevensopvraag via de dVi 2010 aangepast. De deelnemers moeten voortaan per verhuureenheid aangeven of die wel (DAEB) of niet (niet-DAEB) voldoet aan de gewijzigde criteria. De splitsing van het bezit in DAEB en niet-DAEB zal van invloed zijn op de onderpandwaarde voor de dekking van de door het WSW geborgde leningen. De deelnemers moeten het niet-DAEB bezit met commerciële leningen financieren. De mogelijkheden om onderpand in te zetten als zekerheid voor financiering zal naar verwachting in de Herzieningswet en de betreffende Algemene Maatregelen van Bestuur worden bepaald. Solvabiliteit De gemiddelde solvabiliteit op basis van bedrijfswaarde op sectorniveau is 34,7%. De bedrijfswaarde is sterk afhankelijk van de door de corporaties gehanteerde parameters: levensduur, stijgingsfactoren en aanvangshuren en uitgaven. De opbrengst uit verkopen vraagt bijzondere aandacht.
34
Solvabiliteit tot 15%
aantal deelnemers (*) 7
15% - 25%
33
25% - 40%
169
40% - 50%
117
50% - 60%
40
> 60%
20
Totaal
386
Markt Het WSW beoordeelt naast de financiële positie van de corporaties ook de marktomstandigheden waarin zij opereren. De Europese schuldencrisis, de economische stagnatie in Nederland en onzekerheid omtrent de hypotheekrenteaftrek zorgen ervoor dat veel mensen de beslissing om een huis te kopen niet nemen. Dit draagt ertoe bij dat corporaties hun geprognosticeerde verkopen niet kunnen realiseren. Net als in 2010 is de capaciteit voor corporaties om geplande investeringen intern te financieren afgenomen, met als gevolg dat steeds vaker projecten worden geannuleerd of getemporiseerd. Ook blijft de waarde van de bestaande woningportefeuille dalen. Door de afname van de interne financiering en door dalende verkoopmogelijkheden (89% van de geprognosticeerde verkopen is gerealiseerd) zijn corporaties steeds vaker genoodzaakt om projecten met vreemd vermogen te financieren, wat extra rente- en aflossingsverplichtingen met zich meebrengt en waardoor de schuld per verhuureenheid blijft stijgen.
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w S o c i a l e
Omvang langlopende leningen De wens te investeringen in volkshuisvesting leidt tot een toename van de langlopende schulden. Het WSW heeft al herhaaldelijk aandacht besteed aan de toenemende schuldpositie van corporaties. Gemiddeld is de schuld in de periode 2006-2011 jaarlijks met 7% gestegen. In 2006 lag de gemiddelde schuld per verhuureenheid nog rond € 24.000, in 2011 is deze toegenomen tot € 33.533. De huidige trend is dat aflossingen naar de toekomst doorschuiven. Omdat de exploitatieduur niét langer wordt, kan dit op de lange termijn tot problemen leiden. Overigens is de groei van de schuld in 2011 vrijwel afgevlakt, met name omdat corporaties in 2010 in zeer forse mate leningen hebben aangetrokken, waardoor er in 2011 een kleinere financieringsbehoefte overbleef.
W a a r b o r g f o n d s
Exploitatieduur en looptijd leningen In het financieringsbeleid van een woningcorporatie is het van belang dat optimale afstemming wordt gevonden tussen de looptijden van de leningenportefeuille en de rentevasteperioden enerzijds en de exploitatieduur van het bezit anderzijds. Uit de dVi blijkt een gemiddelde (resterende) exploitatieduur van de WSW-deelnemers van 22,8 jaar en een looptijd van de leningenportefeuille van 15,1 jaar. Vastgoedfinanciering is bij uitstek gericht op lang financieren (looptijden en rentevastperioden). Het komt voor dat corporaties juist meer lenen met een kortere looptijd, gezien de veelal lagere rente voor kortere looptijden. Het is echter niet gewenst dit onbeperkt te doen vanwege de risico’s wat betreft beschikbaarheid en prijs van de herfinanciering. Het WSW is alert op dergelijke risico’s en de accountmanagers brengen dit in de risicomonitoring ook bij de corporaties onder de aandacht.
2 0 1 1
(*) bron: dVi 2010
In verschillende regio’s is sprake van krimp van de bevolking. Dit heeft echter nog geen invloed gehad op de verhuurbaarheid van sociale huurwoningen. Er is dan ook slechts sprake van geringe huurderving door leegstand. De lage doorstroming als gevolg van de economische situatie zorgt wel voor een lage mutatiegraad bij corporaties, waardoor het moeilijker wordt om huurverhogingen toe te passen.
35
Organisatie De wijze waarop corporaties zijn georganiseerd en worden bestuurd is een belangrijke factor bij de bepaling van hun kredietwaardigheid. Met name de checks en balances en de governance binnen corporaties zijn van groot belang. Deze geven immers een indicatie van de mate waarin doelstellingen kunnen worden gerealiseerd en risico’s worden beheerst. Gebruik van derivaten Corporaties kunnen gebruik maken van derivaten om hun renterisico’s af te dekken. WSW borgt geen derivatencontracten. Eind 2011 was van gebruik van derivaten bij ongeveer 130 corporaties sprake. Van deze groep waren er 120 corporaties die gebruik maakten van swaps en swaptions. Ultimo 2011 hebben de corporaties naar eigen opgaaf voor circa € 25 miljard aan zogenaamde notionals afgesloten voor swaps en swaptions. Het WSW heeft uit oogpunt van risicomonitoring in 2011 aandacht besteed aan de beheersing van derivatenposities door woningcorporaties. Dit bleek noodzakelijk toen in 2009 duidelijk werd dat meerdere corporaties niet in staat waren uit eigen middelen extra onderpand te storten (margin calls). Corporaties doen er verstandig aan om hun derivatenbeleid te baseren op liquiditeitsrisico’s die zij zelf kunnen dragen, zonder een beroep te hoeven doen op aanvullende borging van het WSW. Als een toegelaten instelling desondanks een geborgde lening moet aantrekken in verband met margin calls, is dit alleen mogelijk op basis van zogeheten ‘borging van een tijdelijk liquiditeitstekort’. Dergelijke borging is alleen mogelijk onder nadere voorwaarden in overleg met de achtervangers. In 2011 heeft het WSW voor 2 deelnemers een dergelijke borgingsfacilteit in overleg met de achtervangers ter beschikking moeten stellen.
Faciliteringsvolume Op grond van de beoordeling van de financiën, organisatie, markt en toekomstige kasstromen van een corporatie bepaalt het WSW in hoeverre deze financierbaar is en kent vervolgens een faciliteringsvolume toe. Het faciliteringsvolume is het bedrag waarvoor de WSW-deelnemer externe financiering kan aantrekken met borging van het WSW. Als aan alle voorwaarden wordt voldaan, kan een corporatie op voorhand een faciliteringsvolume krijgen voor de drie volgende jaren. Dit verschaft de WSW-deelnemer flexibiliteit, in tijd en naar bedrag, bij de uitvoering van haar financieringsbeleid. Met dit faciliteringsvolume spreekt het WSW dus vertrouwen uit in de corporatie en haar investerings- en financieringsplannen, op grond van de vastgestelde kredietwaardigheid. Hierbij wordt uiteraard rekening gehouden met het aanwezige onderpand. Daarnaast kunnen de projecten zelf, evenals de kredietwaardigheid van de corporatie, aanleiding zijn om het faciliteringsvolume juist te beperken tot twee of één jaar. In enkele gevallen kan het faciliteringsvolume zelfs op nul worden gesteld, waardoor alleen nog op basis van maatwerk projecten geborgd kunnen worden. Een faciliteringsvolume van nul betekent dus niet dat een corporatie niet meer ‘borgbaar’ is. In 2011 kwam het maximaal door de corporaties opgegeven faciliteringsvolume uit op € 27,8 miljard (voor de periode 2011, 2012 en 2013). Dit benodigde faciliteringsvolume bestaat globaal uit € 15,7 miljard voor financiering van investeringen (2010: € 12 miljard) en € 12,1 miljard voor herfinancieringen (2010: € 11 miljard) die in de jaren 2010-2013 zullen plaatsvinden. Hierop heeft het WSW voor € 1,6 miljard aan inperkingen (claims) toegepast, om diverse redenen zoals negatieve ontwikkelingen in kasstromen, te optimistische prognoses of te ambitieuze investeringsniveaus. Het WSW heeft dus een faciliteringsvolume aan corporaties toegekend van € 26,2 miljard. Het volume dat in 2011 (€ 7,9 miljard) uiteindelijk door middel van leningen is aangetrokken, past binnen het afgegeven volume van € 26,2 miljard.
CRE De risicomanagementprocessen binnen het WSW worden continu tegen het licht gehouden en waar nodig aangescherpt en verfijnd. Dit gebeurt ook met de wijze waarop het WSW risicoprofielen van zijn deelnemers vaststelt. 36
De uitgebreide kredietwaardigheidsbeoordeling door het WSW vormt de basis voor de bepaling omtrent het deelnemersrisico van een corporatie en de kans dat een corporatie niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. In het verslagjaar werd de uitkomst hiervan vertaald in een intern monitorprofiel (MP). Dit monitorprofiel wordt komend verslagjaar vervangen door een risicoprofiel dat is gestoeld op een methodiek die het WSW gezamenlijk heeft ontwikkeld met Standard & Poor’s: de Credit Risk Evaluator (CRE).
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w S o c i a l e
Om een goede beoordeling te maken van de zelfstandige kredietwaardigheid van een corporatie, beoordeelt het WSW elke deelnemer op eigen feiten en omstandigheden. Dit biedt een belangrijke verklaring voor eventuele verschillen tussen publieke Standard & Poor’s ratings en interne beoordelingen door het WSW. Omdat S&P rekening houdt met de werking van de sectorinstituten CFV, het WSW zelf en de achtervangconstructie. Door de zekerheidstructuur van de sector en daarmee via de borging van het WSW kunnen corporaties tegen triple-A tarieven financiering aantrekken, terwijl ze zelf geen triple-A rating hoeven te hebben.
W a a r b o r g f o n d s
Het WSW heeft Standard & Poor’s als partner gekozen op grond van haar expertise en de geboden ondersteuning en flexibiliteit bij de integratie met bestaande systemen alsmede de een-op-een aansluiting op de wijze van risicomonitoring die het WSW hanteert. Zo is een groot aantal kwalitatieve vragen specifiek toegesneden op de unieke Nederlandse socialewoningbouwsector. Het werken met de Credit Risk Evaluator of CRE-methodiek stelt het WSW in staat om op meer objectieve en consistente wijze inschattingen te maken van de kredietwaardigheid van corporaties. De applicatie maakt het ook mogelijk om corporaties onderling te vergelijken op basis van financiële kerngegevens en kwalitatieve factoren. Een belangrijke toegevoegde waarde is tevens dat de ontwikkelingen van een corporatie in de tijd objectiever gevolgd kunnen worden.
2 0 1 1
Via toepassing van CRE krijgen alle deelnemende corporaties een individuele interne risk rating, die voor elke deelnemer is opgebouwd uit een analyse van de toepasselijke kwalitatieve, financiële en bedrijfsrisico’s.
37
Externe ontwikkelingen Staatssteun en herzieningswet Op 1 januari 2011 is de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting in werking getreden. Deze regeling vormde het begin van de implementatie van het besluit van de Europese Commissie (EC) over staatssteun, genomen in december 2009. Als gevolg van dit besluit zijn voor het WSW de criteria voor borging aangepast. Het WSW en zijn deelnemers werden hierbij geconfronteerd met diverse overgangsproblemen. Een van deze problemen was dat het niet helder was in hoeverre leningen borgbaar waren die dienen ter herfinanciering van eerder geborgde leningen. Na overleg met het WSW heeft de toenmalige minister Donner toegestaan dat door het WSW geborgde leningen integraal worden gealloceerd aan de sociale (DAEB) activiteiten, waardoor ze voor herfinanciering in aanmerking komen. Het is de bedoeling dat de Tijdelijke regeling opgaat in de nieuwe Woningwet (de Herzieningswet). Een voorstel voor deze wet is in de loop van 2011 aangeboden aan de Tweede Kamer. In deze nieuwe wet krijgt de minister de ruimte om nadere regels te stellen over de administratieve scheiding van activiteiten. De wijze waarop die scheiding wordt ingericht heeft grote gevolgen voor de financierbaarheid van activiteiten. Daarnaast is het belangrijk te voorkomen dat problemen in de exploitatie van niet-DAEB activiteiten terugslaan op de exploitatie van sociale activiteiten. Over deze zaken heeft het WSW veelvuldig overleg gevoerd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Aedes en het CFV. Wij hebben ervoor gepleit dat corporaties met beperkte schuld de ruimte zouden krijgen om vermogen in te zetten voor niet-DAEB activiteiten zodat zij de mogelijkheid behouden om bijvoorbeeld te werken aan gemengde wijken. Recent is de Deelnemersraad van het WSW hierover om advies gevraagd. Eind december, vlak voordat hij werd opgevolgd door mevrouw Spies, berichtte minister Donner de Tweede Kamer dat het corporaties wordt toegestaan om verkoopopbrengsten in te zetten voor niet-DAEB activiteiten. Het WSW zal er op toezien dat waar nodig voldoende WSW-leningen worden afgelost zodat de verhouding tussen bezit en schuld gezond blijft. In de loop van 2012 wordt duidelijkheid verwacht over de exacte invulling van de administratieve scheiding. Toewijzingsnorm en extra punten voor hoge WOZ-gebieden Onderdeel van de Tijdelijke regeling is de norm dat corporaties minimaal 90% van de nieuwe verhuringen (van het gereguleerde bezit) moeten doen aan inkomens tot € 33.614 per jaar. Dit heeft geleid tot stevige discussies in de Tweede Kamer en kritiek uit diverse lagen van de samenleving. Een deel van de kritiek richt zich op het feit dat huishoudens met een inkomen net boven de norm niet in staat zijn om een hypothecaire lening te verkrijgen. Daarnaast werd gewezen op het gevaar van belemmering van de doorstroming, omdat een deel van de zittende huurders méér verdient dan de norm en niet opnieuw in aanmerking komt voor een (andere) sociale huurwoning.
38
Sinds 1 oktober 2011 mogen verhuurders hogere huren vragen voor sociale huurwoningen in gebieden met een relatief hoge WOZ-waarde. Deze woningen krijgen er 25 woningwaarderingspunten bij. Ook dit leidde tot protesten, van onder meer de Nederlandse Woonbond. Een van de kritiekpunten was dat het verschil tussen de huren betaald door zittende en startende huurders verder wordt vergroot, wat de doorstroming hindert. Minister Donner gaf gedeeltelijk gehoor aan de kritiek. Eind december kondigde hij aan dat corporaties meer ruimte krijgen om woningen toe te wijzen aan huurders met een zorgindicatie, ook als het huurders betreft met een inkomen boven de norm. Daarnaast heeft de minister aangekondigd dat een onderschrijding van de 90% norm met maximaal 5% in 2011 niet direct zou leiden tot sancties en verrekend mag worden met de toewijzing in 2012.
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w S o c i a l e
Aanbiedingsplicht Eind 2011 is een voornemen uit het regeerakkoord bevestigd en verplicht corporaties om minstens 75% van hun woningen te koop aan te bieden. Het wetsvoorstel is voor advies aan de Raad van State gestuurd.
W a a r b o r g f o n d s
Herzieningswet en toezicht Het voorstel voor herziening van de Woningwet bevat een uitgebreid kader voor het toezicht. Een nieuw op te richten Woonautoriteit gaat toezicht houden op financiële continuïteit en de juiste toepassing van de staatssteunregels. Naast de minister krijgt ook de Woonautoriteit de bevoegdheid om aanwijzingen te geven. Voor het intern toezicht wordt het kader aangescherpt. Er wordt gestuurd op een scherpere rol van het interne toezicht, waarbij de minister de bevoegdheid krijgt om niet-functionerende toezichthouders te ontslaan. Ook de rol van gemeenten wordt strakker gedefinieerd. Het wordt corporaties verplicht aan te geven in hoeverre hun plannen aansluiten bij de woonvisie van de gemeente.
2 0 1 1
Bij de indexering van de inkomensnorm voor 2012 werd aangehaakt bij de ruime norm voor meerpersoonshuishoudens. Voor 2012 geldt dat 90% van de nieuwe verhuringen moet worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen van maximaal € 34.085,-.
39
Externe communicatie en overleg Website Het WSW heeft zijn website uitgebreid met een portal (Mijn WSW). Deze portal geeft de bezoeker toegang tot aanvullende (markt)informatie en een overzicht van renteontwikkeling van transacties. Aansluitend is het mogelijk zich te abonneren op een digitale nieuwsbrief. Een dergelijke digitale nieuwsbrief is in 2011 vijfmaal verzonden. Video estafette Onder de noemer ‘Video estafette’ zijn op de website van het WSW zes video’s geplaatst. Hier doet het WSW verslag van bijeenkomsten en laat experts aan het woord over actuele ontwikkelingen binnen de sector. Het WSW geeft hiermee vorm en inhoud aan de brede maatschappelijke positie en wil een brug slaan tussen de financiering van corporaties en de dagelijkse praktijk in het werkveld. Perscontacten Het WSW is met enige regelmaat gevraagd te reageren op publicaties over de sector, onder meer door vak- en branchemedia. Aan deze vraag is niet in alle gevallen gehoor gegeven. Het WSW hecht aan een zorgvuldige bijdrage in de media, die past bij onze rol en positie. Het WSW hanteert daarbij de stelregel geen uitspraken te doen over individuele corporaties. Waar het WSW vanuit zijn rol als inhoudelijk expert een bijdrage heeft kunnen leveren, is onze organisatie in publicaties genoemd en geciteerd. Externe publicatie Het WSW heeft in het verslagjaar één externe publicatie uitgegeven: de Trendnotitie 2011 met als ondertitel ‘Zekere onzekerheden’. Daarbij heeft het WSW een beeld geschetst van de ontwikkeling van de investeringen van woningcorporaties vanaf 2009 tot 2016. In de notitie zijn wij tevens ingegaan op de langlopende schulden, de kasstromen en de factoren die daarop van invloed zijn. Met deze publicatie heeft het WSW voor het eerst een ‘crossmediale’ aanpak gehanteerd. In woord, beeld en met behulp van twee video-interviews op de website, is de link gelegd tussen de feiten uit het rapport en de visie van twee experts die vanuit hun eigen rol commentaar geven op de uitkomsten van de rapportage.
40
Gezamenlijke gegevensopvraag Via CorpoData, het samenwerkingsverband van het WSW, het CFV en het Ministerie van BZK, wordt de gezamenlijke gegevensopvraag verricht. Om de corporaties te informeren en te betrekken bij veranderingen wordt een digitale nieuwsbrief uitgegeven. Hiervan zijn in 2011 acht edities verschenen. Naast de nieuwsbrief is er een webvideo ontwikkeld: een korte film waarin de belangrijkste veranderingen in het dPi-opvraagprogramma van 2011 worden toegelicht. Deze opvraag heeft aanzienlijke wijzigingen ondergaan, onder meer als gevolg van veranderende (Europese) regelgeving.
Gedurende het jaar zijn met de IT-leveranciers verschillende gesprekken gevoerd over de kwaliteit van de geleverde diensten. Het WSW is over het algemeen tevreden over de dienstverlening. Met een aantal nieuwe leveranciers zijn nieuwe service level agreements afgesloten. Voor het team informatiebeheer heeft 2011 in het teken gestaan van het benutten en verder uitbouwen van de mogelijkheden van de nieuwe technische infrastructuur. Er zijn diverse trainingen verzorgd om medewerkers vertrouwd te maken met de nieuwe technologie en de functionaliteiten van informatiesystemen. De inhoudelijke samenwerking tussen informatiebeheer en de verschillende kernafdelingen is door de nieuwe huisvesting verder geïntensiveerd.
2 0 1 1 J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w S o c i a l e
Informatiebeheer Het informatiebeleid van het WSW is gebaseerd op het gebruik van standaardapplicaties. Werkprocessen worden ondersteund door een workflowmanagementsysteem, kennis wordt opgeslagen en gedeeld in een digitaal dossier. Het WSW beschikt over applicaties voor het registreren van bedrijfsspecifieke informatie. De applicaties worden afgenomen via het zogenoemde cloud-computing concept, wat bijzondere eisen stelt aan de interne beheersing van de IT-omgeving. Om nog meer comfort te verkrijgen rondom de beheersing van de IT-beheerprocessen participeert het WSW in een project van zijn hostingpartner om te komen tot een ISAE 3402 gecertificeerde dienstverlening aan het WSW. Deze standaard ziet toe op zogenaamde Third Party Assurance-rapportages. Zo’n derdenverklaring geeft aan dat een serviceorganisatie, waaraan een gebruikersorganisatie activiteiten uitbesteedt, ‘in control’ is.
W a a r b o r g f o n d s
Interne organisatie
De nieuwe vormen van samenwerken hebben duidelijk gemaakt dat er op het terrein van ondersteuning van interne werkprocessen (risicomonitoring, Backoffice e.d.) nog veel kansen liggen. Informatiebeheer heeft in 2011 meegewerkt aan een aantal projecten. Sinds april 2011 wordt de borgstellingsvergoeding geheel digitaal afgehandeld. Daarnaast is afgelopen zomer de inkomende factuurstroom volledig gedigitaliseerd. Het informatiesysteem van de afdeling P&OO is ook volledig vernieuwd, waardoor onder meer loonstroken digitaal worden uitgereikt. De veranderingen die in de organisatie zijn doorgevoerd met betrekking tot processen en informatiesystemen, zullen de komende tijd nog intensieve begeleiding en wellicht een continue inspanning van Informatiebeheer vergen.
41
Medewerkeronderzoek (MO) In 2011 heeft het WSW een medewerkeronderzoek gehouden dat uitgevoerd is door een extern bureau. Doel van dit onderzoek was inzicht te krijgen in de mening van medewerkers over diverse thema’s: cultuur, waardering voor het werk, directieraad, management, strategie & beleid, arbeidsvoorwaarden, informatie, middelen & processen, opleiding & ontwikkeling, klanten en leveranciers, huisvesting, duurzaamheid, ondernemingsraad, werk- en teamoverleg, ondersteunende afdelingen en activiteiten. Evenals in 2007 blijkt de algemene tevredenheid bij het WSW hoog: 93% van de medewerkers is tevreden over het werk bij WSW. Desondanks kunnen er ook aanbevelingen uit het onderzoek worden opgetekend, waarop verbetering mogelijk is. Deze aanbevelingen zijn meegenomen in het jaarplan 2012. Afdeling Accounts Het jaar 2011 is een zeer intensief jaar geweest voor de afdeling Accounts. Individuele deelnemers vroegen veel aandacht en tijd, mede daardoor is de planning van de afhandeling van de jaarlijkse reviews uiteindelijk niet gehaald. Voor een aantal deelnemers kon de review niet voor het einde van het jaar worden afgerond zodat deze deelnemers in 2011 geen kredietwaardigheidsverklaring konden ontvangen. Deze achterstand is in de eerste twee maanden van 2012 ingelopen. Daarnaast is de afronding voor een beperkt aantal deelnemers afhankelijk van de beoordeling van aanvullende en actuele informatie en om die reden nog niet afgerond met een kredietwaardigheidsverklaring en loopt het reviewproces langer door. Gedurende het verslagjaar zijn reeds de nodige maatregelen genomen om aan de planning te kunnen voldoen. Zo is de aansturing van het reviewproces opnieuw ingericht. Het komende jaar zal verder worden gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit en de efficiëntie van het risicomonitoringproces. Het aantal accountmanagers wordt uitgebreid om de werkdruk te normaliseren.
Organisatiestructuur In november heeft het WSW de afdeling Accounts & Investor Relations opgesplitst in een afdeling Accounts en een afdeling Investor Relations. De stichting Nationaal Register Volkshuisvestingsinstellingen (NRV) heeft alle bedrijfsactiviteiten per 6 december 2011 gestaakt. De betreffende overeenkomst tussen NRV en WSW voor aanvullende werkzaamheden is om die reden opgezegd. Instroom en uitstroom In 2011 zijn drie nieuwe medewerkers gestart en drie medewerkers uit dienst gegaan. Per 31 december 2011 had het WSW 44 medewerkers in dienst. Er is een vacature voor een manager Accounts, die vooralsnog is ingevuld door een interimmanager Accounts. Formatieplan WSW per 31 december 2011 Directie Directiesecretariaat Kwaliteitsontwikkeling Personeel Organisatie & Ontwikkeling Control Investor Relations Accounts Beleid & Juridische Zaken Risicomanagement en Backoffice Totaal
42
1,0 fte 1,0 fte 1,0 fte 3,0 fte 6,4 fte 4,0 fte 11,4 fte 6,9 fte 7,8 fte 42,5 fte
Organigram per 31 december 2011
Directie
Facilitaire Dienst
Financiële Administratie
Informatie Beheer
Investor Relations
IRM
Beleid en Juridische Zaken
Accounts
Secr.
Secr.
CRM
AM
Beleid
Risicomanagement en Backoffice
W a a r b o r g f o n d s
S o c i a l e
P&O Administratie
Control
W o n i n g b o u w
Personeels & Organisateontwikkeling (P&OO)
Kwaliteitsontwikkeling (KO)
J a a r v e r s l a g
2 0 1 1
Directie secretariaat
Secr.
JZ
Comm
RM
BO
43
Ziekteverzuim Het gemiddelde ziekteverzuim is gestegen naar 4,54% (2010: 3,44%). De gemiddelde verzuimfrequentie over 2011 bedroeg 3,06%, de gemiddelde verzuimduur 12,12 kalenderdagen. Enkele langdurig zieke medewerkers hadden hierin het grootste aandeel. Verzuimpercentages per kwartaal 2011
2010
1e kwartaal
5,57%
3,60 %
2e kwartaal
4,41%
2,70 %
3e kwartaal
3,10%
2,21 %
4e kwartaal
4,05%
5,13 %
Gemiddeld
4,54%
3,44 %
Overleg met de ondernemingsraad Gedurende het verslagjaar voerde de directie eens per zes weken formeel overleg met de ondernemingsraad. Ook daarbuiten is verschillende malen formeel en informeel informatie uitgewisseld. In 2011 zijn twee gewijzigde personeelsregelingen ter instemming voorgelegd aan de ondernemingsraad en akkoord bevonden. Dit betreft: n arbeidstijdenregeling n leaseautoregeling. Daarnaast is een adviesaanvraag gedaan voor het opsplitsen van de afdeling Accounts & Investor Relations in een afdeling Accounts en een afdeling Investor Relations. Ook is instemming gevraagd voor het uitvoeren van een Medewerkeronderzoek en een Risico-Inventarisatie & Evaluatie.
44
Risicoprofiel Het WSW heeft de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan de opzet, implementatie en continue werking van zijn beheersmaatregelen. In 2011 is een volgende stap gezet met de verankering van deze beheersmaatregelen in de dagelijkse praktijk. De rapportage over de voortgang van dit proces is gebaseerd op het afgebeelde risicobeheersingskader.
Missie
Beheersen strategisch risico
Besturen en beheren
Doelstellingen
Belangenbehartiging
Registreren
Risicomonitoring Beheersen kredietrisico Faciliteren
- Uitbreiding van het financieringsaanbod - Processen werken conform kwaliteitseisen waarbij de organisatie bijna vanzelf draait - Geëquipeerd werken in een procesgeoriënteerde organisatie - Externe ontwikkelingen worden adequaat vertaald in de dagelijkse bedrijfsvoering
W o n i n g b o u w
Het WSW is hét onafhankelijke instituut, dat optimale financiering van vastgoed in de publieke sector mogelijk maakt voor aangesloten instellingen en daarmee wil bijdragen aan de kwaliteit van de samenleving
Risico's en maatregelen
J a a r v e r s l a g
Processen
Aanspraak
Beheersen beleggingsrisico
FinanciënVermogensbeheer
Vastgelegd in Business Process Control Diagrams t.b.v. Risk Assessment: • monitoring • bijsturing • evaluatie • rapportage
S o c i a l e
Doelstellingen van risicomanagement
W a a r b o r g f o n d s
Missie en Doelstellingen
2 0 1 1
WSW-risicobeheersingskader
FinanciënFactureren/Inkoop
Innovatie Beheersen operationeel risico
CRM
IT-beheer
45
Het risicobeheersingskader is gericht op het realiseren van de missie en de bijbehorende doelstellingen van het WSW: n Uitbreiding van het financieringsaanbod in de sector om de beschikbaarheid van (her)financiering te kunnen blijven garanderen. n Uitvoering van adequaat risicomanagement ter voorkoming van aanspraken op de afgegeven borgstellingen. n Uitvoering van adequaat vermogensbeheer om aanwezige risicobuffers op peil te houden en verantwoord te laten groeien. n Uitvoering van effectieve en efficiënte processen ten aanzien van: - IT-activiteiten - Relatiebeheer - Lening- en achtervangadministraties. Daarnaast levert het WSW een belangrijke bijdrage aan de discussie over het overheidsbeleid ten aanzien van de Nederlandse volkshuisvesting, zoals de EU-beschikking over staatssteun van 15 december 2009.
Risicocategorieën Bij het nastreven van zijn doelstellingen loopt het WSW verschillende soorten risico’s: n Strategisch risico n Kredietrisico n Beleggingsrisico n Operationeel risico.
Strategisch risico Strategische risico’s doen zich voor als de inzet van de beschikbare middelen niet of onvoldoende leidt tot het realiseren van de gestelde doelen. Strategische risico’s worden mede beheerst door een adequate cyclus van planning en control. De concrete vertaling van de strategische doelen naar operationele doelen en plannen (jaarplan 2011) is niet volledig beheersbaar gemaakt via de managementinformatie- en rapportagestructuur. Hierdoor is er risico dat ‘checks and balances’ op bedrijfsprocessen onvoldoende plaatsvinden. In het jaarplan 2012 zijn hiervoor maatregelen ter verbetering opgenomen. Belangen behartigen Informatievoorziening van en naar deelnemers, achtervangers en bijvoorbeeld het Ministerie van Financiën is complex en intensief gebleken en kan intern nog beter georganiseerd worden. Er is sprake van een verhoogd risico. Ten opzichte van 2010 is het strategisch risico toegenomen.
Kredietrisico Dit risico wordt onder andere bepaald door de risico’s in de kernprocessen: n Beleidsvorming n Risicomonitoring n Aanspraak.
46
Beleidsvorming Het ‘vertalen’ van externe ontwikkelingen in WSW-beleidsregels en in het bijzonder de gevolgen van de invoering van de Herzieningswet is moeizaam verlopen. In 2011 is er achterstand ontstaan in de voorgenomen actualisatie van beleid en beleidsregels die gelden voor deelnemende corporaties. Hierdoor is het risico toegenomen dat aansluiting met (toekomstige) wet- en regelgeving niet tijdig en/of niet volledig plaatsvindt.
Operationeel risico Deze risico’s komen voort uit onder andere: n Financiën n Informatiebeheer n Kwaliteits- en projectmanagement n Personeel en organisatie. Financiën De financiële processen zijn in 2011 verder geprofessionaliseerd waardoor het risico is afgenomen. Informatiebeheer In 2011 is verder gewerkt om deze processen volledig te laten aansluiten technische ontwikkelingen en de informatievraag vanuit de eigen werkorganisatie. Dit risico is om die reden beperkt en gelijk gebleven.
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
De gevolgen van de fluctuaties op de financiële markten voor het beleggingsresultaat en de risicovoorziening van het WSW zijn adequaat beheerst door te werken binnen de kaders van het beleggingsstatuut. De vermogensbeheerder heeft periodiek gerapporteerd over de ontwikkelingen in de portefeuille. Het beleggingsrisico is gelijk gebleven, waarbij het rendement wel significant lager is.
S o c i a l e
Beleggingsrisico
W a a r b o r g f o n d s
Aanspraak Het risico op een aanspraak als gevolg van ontwikkelingen op de kapitaalmarkt in combinatie met een opgebouwde derivatenportefeuille is bij een aantal deelnemers sterk toegenomen. Aan een van deze deelnemers is op basis van het Reglement van Deelneming een aanwijzing gegeven ter beheersing van deze risico’s.
2 0 1 1
Risicomonitoring Het tijdig uitvoeren van reviews om kredietwaardigheid en faciliteringsvolume vast te stellen is in 2011 eveneens moeizaam verlopen. Hierdoor bestaat de kans dat risico’s bij deelnemers niet tijdig worden gesignaleerd. De herbeoordelingen (reviews) van deelnemers in 2011 zijn daarentegen wel aangescherpt en verdiept, waardoor risico’s scherper in beeld komen. Hierdoor is de disciplinerende werking vanuit het WSW zichtbaarder geworden voor deelnemers. Aan het eind van het verslagjaar is CRE als instrument voor risicobeheersing geïmplementeerd en geoperationaliseerd. Dit zal in 2012 verder worden uitgebouwd. Geconcludeerd kan worden dat voor deelnemers van het WSW risico’s zijn toegenomen, waardoor het kredietrisico voor het WSW ook is toegenomen.
Kwaliteits- en projectmanagement De kwaliteit van het WSW wordt mede uitgedrukt door de mate waarin gewerkt wordt volgens de afgesproken processen. Deze zijn meetbaar gemaakt via zogenaamde key-controls die door middel van self assessments moeten worden uitgevoerd. In 2011 zijn niet alle geplande key-controls uitgevoerd. Dit risico is ten opzichte van 2010 toegenomen. Personeel en organisatie De ontwikkeling van een gezamenlijke en gedragen organisatievisie en implementatie is in 2011 nog niet volledig afgerond. Dit heeft als risico dat samenhang en cohesie onvoldoende ontwikkelen en dat er niet eenduidig op gestelde doelen gestuurd wordt. Het ziekteverzuimcijfer ligt op 4,54%, dat is ruim één procent hoger dan in 2010. Het aandeel langdurige ziekte is hierin toegenomen. In 2011 is de samenstelling van het management op twee cruciale posities gewijzigd. Dit kent als risico dat er vertraging is in voortgang en consistentie in de uitvoering van een jaarplan. De risico’s ten aanzien van personeel en organisatie zijn ten opzichte van 2010 toegenomen. 47
Business en Financial Control Verantwoording In het begin van 2011 is de controller uit dienst gegaan en in de loop van het jaar is de nieuwe controller aangesteld en ingewerkt. Dit heeft ertoe geleid dat het eerder in gang gezette proces om de inrichting en beheersing van de controlinstrumenten vorm te geven, vertraging heeft opgelopen. ‘In control’ zijn betekent dat een organisatie tijdig in staat is om gepaste maatregelen te treffen, als gesignaleerd wordt dat de output van processen achterblijft of financiën uit de pas lopen. Doel is de organisatie onder alle omstandigheden te beheersen. Het WSW heeft de ambitie om een ‘In Control Statement’ (ICS) af te kunnen geven op het moment dat deze beheersbaarheid conform de norm is. Voor de ICS is vereist dat zowel de financial als de business control aan de norm voldoet. Financial control behelst de in- en uitgaande geldstromen, alsmede de vastlegging daarvan. Business control gaat over de mate waarin de bedrijfsprocessen (kernproces en ondersteunende processen) beheersbaar zijn. Financial control Het WSW kwalificeert zijn financial control als ‘boven de norm’. Dit houdt in dat het WSW financieel goed ‘in control’ is. Hoewel het WSW een kleine organisatie is waar alleen de kernfuncties aanwezig zijn en overige zaken zijn uitbesteed aan derden, is functiescheiding van de financiële functies goed op orde en is de beheersbaarheid van deze processen ruim voldoende. Business control De economische omstandigheden en de wijze waarop corporaties zichzelf financieren dwingen het WSW zich op het gebied van risicomonitoring voortdurend te blijven ontwikkelen, om risico’s op de juiste manier te kunnen inschatten. De inrichting en beheersing van hierop gerichte processen hebben door eerder genoemde oorzaken een achterstand opgelopen. In 2012 heeft dit onderdeel de volledige aandacht van het WSW.
48
Vooruitzichten 2012
De organisatie zelf staat in 2012 voor de uitdaging om alle nieuwe ontwikkelingen gedegen te implementeren terwijl alle lopende zaken gewoon doorgang moeten blijven vinden. Om deze grote uitdaging aan te gaan zal medio 2012 een tweede bestuurder aantreden binnen het WSW, zodat toekomst en heden tegelijkertijd voldoende aandacht krijgen.
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
Het jaarplan 2012 is door de Raad van Commissarissen met instemming aangenomen.
S o c i a l e
Het actualiseren van het compliance-kader. Het verder aanscherpen van het risicomonitoringproces van deelnemers. n Het instellen van een team Bijzonder beheer. n De verdere implementatie van een managementinformatiesysteem om de lopende activiteiten en speerpunten goed te kunnen besturen. n
W a a r b o r g f o n d s
n
2 0 1 1
Het jaar 2011 was voor het WSW een dynamisch jaar waaruit niet alleen veel ontwikkel- en verbeterpunten zijn voortgekomen, maar ook veel verbeterde inzichten en kansen. De sector zal door de aanhoudende financiële en economische crisis meer onder druk komen te staan om enerzijds risico’s te managen en anderzijds de noodzakelijke investeringen zo veel mogelijk door te zetten. Als speerpunten voor het WSW voor het jaar 2012 zijn benoemd:
49
Liquiditeitsprognose 2012-2016 Het WSW is contractueel verplicht aan het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om jaarlijks een liquiditeitsprognose te overleggen voor de komende vijf jaar. Hierna bieden wij u de liquiditeitsprognose aan voor de jaren 2012 tot en met 2016. Deze prognose is gemaakt met de aanname dat er geen aanspraken komen. Zekerheidsstructuur De Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) is onderdeel van de zekerheidsstructuur van de Nederlandse volkshuisvesting. Deze structuur heeft tot doel zekerheden te bieden aan geldgevers die langlopende leningen verstrekken aan toegelaten instellingen, verder te noemen ‘woningcorporaties’. Samengevat bestaat de zekerheidsstructuur uit: n Het eigen vermogen van de woningcorporaties. n De mogelijkheden tot sanering en projectsteun van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). n Het vermogen van het WSW, inclusief door deelnemers aan te houden obligo’s. n De liquiditeitsgaranties door het Rijk en de betrokken gemeenten. Woningcorporaties kunnen het WSW vragen borg te staan voor de financiering van hun activa, die als dienst van algemeen economisch belang (DAEB) kunnen worden gekwalificeerd. Door een positieve hypotheekverklaring ten gunste van het WSW dienen de activa als onderpand tot meerdere zekerheid van het WSW voor de verleende borgstelling. Gedurende de contractperiode van de lening garandeert het WSW de dienst van de lening van de betreffende financiering. Daarmee is niet alleen het schuldrestant van de hoofdsom gegarandeerd, maar is tevens het eventuele herbeleggingsrisico voor de geldgever afgedekt. Naast financiering van DAEB-activa kan en mag het WSW financiering borgen ten behoeve van tijdelijke liquiditeitstekorten die bij deelnemers kunnen ontstaan. Hierover stemt het WSW af met de achtervangpartijen. De achtervangpositie die het Rijk en de betrokken gemeente bij het WSW innemen houdt een onherroepelijke overeenkomst in tot het verstrekken van renteloze leningen, indien de vermogenspositie van het WSW zou dalen onder een vastgelegd minimum ten opzichte van het totaal gegarandeerde vermogen. Risicobeheersing en facilitering Het WSW streeft naar een optimale facilitering van zijn deelnemers. Dit betekent dat alle financieringswensen worden afgezet tegen de beschikbare kaders. Zo nodig, en wanneer de corporatie het risico kan dragen, overlegt het WSW met stakeholders over mogelijke uitbreiding van de faciliteiten of verlaging van drempels. Daarnaast streeft het WSW naar minimale administratieve verplichtingen en een zo gering mogelijke bureaucratie om borgstellingen af te geven. De mate waarin een individuele deelnemer wordt gefaciliteerd is afhankelijk van de kredietbeoordeling. Deze beoordeling is gebaseerd op een systeem van risicobeheersing.
50
2 0 1 1 J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w S o c i a l e W a a r b o r g f o n d s
Het bestuur van het WSW heeft de volgende richtlijnen en beleidsregels geformuleerd om de kredietwaardigheid te beoordelen: n Het zo nodig bediscussiëren van planontwikkelingen en beleidsvoornemens bij de betreffende corporatie. n Er vindt te allen tijde een beoordeling plaats op grond van de financiële positie van de deelnemer, beleidsvoornemens in relatie tot de (regionale) woningmarkt en de mate waarin de organisatie adequaat reageert op zijn omgeving. n Op grond hiervan kunnen (maatwerk)afspraken worden gemaakt voor de facilitering. n Zo nodig wordt de deelnemer tussentijds gemonitord op relevante risicoaspecten. n Jaarlijks zijn een getekende verantwoording van het afgelopen jaar én een prognose voor de komende vijf jaar vereist van het bestuur van de corporatie en haar registeraccountant. Deze worden (mede) getoetst aan de hand van eerder gemaakte (maatwerk)afspraken en andere monitorgegevens die het WSW ter beschikking staan. n Op basis van al deze bevindingen ontvangt de corporatie een verklaring van kredietwaardigheid, al of niet voorzien van een separate clausule met toelichting. Geldgevers en gemeenten kunnen deze desgewenst opvragen. n Op grond van het Reglement van Deelneming kan het bestuur van het WSW afdwingen dat noodzakelijk geachte aanpassingen in het corporatiebeleid worden geëffectueerd. n Het WSW maakt deze werkwijze duidelijk in al zijn uitingen (website, mailings en voorlichtingsbijeenkomsten), niet alleen naar zijn deelnemers maar ook naar adviseurs, accountantskantoren, gemeenten en andere belanghebbenden. Daarnaast moet het WSW er voor zorgen dat voldoende onderpand wordt ingezet op de borgstellingen die het verstrekt. Het WSW is in zijn bestaan nog nooit op de verleende borgstellingen aangesproken.
51
Ontwikkeling risico- en garantievermogen Deze prognose is opgesteld op basis van de informatie en prognoses van woningcorporaties eind 2010. Het WSW staat borg voor de rente- en aflossingsverplichtingen van deelnemers. De mogelijke verplichtingen die voortvloeien uit de borgstelling worden gedekt uit het risicovermogen en de obligoverplichtingen van WSW-deelnemers. Indien, als gevolg van borgaanspraken, het risicovermogen van het WSW ontoereikend is wordt het obligo bij de deelnemers ingeroepen. Mocht daarna het risicovermogen dalen tot onder 0,25% van het garantievolume, dan treedt de achtervangpositie van het Rijk en de betrokken gemeente in werking, in de vorm van verstrekking van renteloze leningen aan het WSW. Het verwachte verloop van het risicovermogen en het obligo is als volgt opgebouwd: Ultimo
Risicovermogen WSW 1)
Obligo deelnemers
2012
€ 481 miljoen
€ 3.400 miljoen
2013
€ 486 miljoen
€ 3.465 miljoen
2014
€ 491 miljoen
€ 3.515 miljoen
2015
€ 496 miljoen
€ 3.580 miljoen
2016
€ 501 miljoen
€ 3.654 miljoen
Het verloop van het garantievolume (totaal geborgde leningen), garantievermogen en niveau waarop achtervangers renteloze leningen moeten verstrekken, ziet er op basis van deze uitgangspunten als volgt uit:
Garantievolume
Risicovermogen + Obligo
Niveau waarop achtervangers renteloze leningen moeten verstrekken
2012
€ 88,5 miljard
€ 3.881 miljoen
€ 221,2 miljoen
2013
€ 90,0 miljard
€ 3.951 miljoen
€ 224,9 miljoen
2014
€ 91,3 miljard
€ 4.006 miljoen
€ 228,3 miljoen
2015
€ 93,0 miljard
€ 4.076 miljoen
€ 232,5 miljoen
2016
€ 94,9 miljard
€ 4.155 miljoen
€ 237,2 miljoen
Ultimo
Obligo van de deelnemers zal worden opgevraagd zodra aanspraak op de borg bekend is bij het WSW of redelijkerwijs wordt voorzien. Aard en omvang van de aanspraak zijn van belang bij het bepalen van de hoeveelheid op te vragen obligo, echter nooit meer dan 3,85% van het uitstaande garantievolume (totaal geborgde leningen). Renteloze leningen van de achtervangers zullen worden ingeroepen indien het ‘risicovermogen het niveau van 212,2 miljoen euro bereikt’. Aanspraak op de borg kan betekenen dat de geldgever de dienst der lening claimt bij het WSW. De dienst der lening ziet toe op de contractuele rente- en aflossingsverplichtingen.
52
1)
De groei van dit vermogen in 2011 is in deze prognose geëxtrapoleerd tot 2016.
Het gecumuleerde rente- en aflossingsschema van de vijf grootste deelnemers ziet er als volgt uit: Jaar
Totaal rente en aflossingen
2012
€ 2,1 miljard
2013
€ 2,8 miljard
2014
€ 2,1 miljard
2015
€ 1,6 miljard
2016
€ 1,2 miljard
2013
4,39%
2014
4,39%
2015
4,38%
2016
4,38%
Het streven is om dit percentage van het totaal aan geborgde leningen (nominaal) op 4,5% te krijgen. Door de ontwikkelingen op de kapitaalmarkt en de consequenties daarvan voor de beleggingsportefeuille van het WSW, komt dit streven in het geding. Bovendien staat de hoogte van dit percentage door ontwikkelingen in de markt en de sector ter discussie, omdat een hoger niveau mogelijk gewenst is. Deze discussie staat in 2012 op de bestuurlijke agenda.
J a a r v e r s l a g
4,39%
W o n i n g b o u w
2012
S o c i a l e
Garantievermogen
W a a r b o r g f o n d s
Ultimo
2 0 1 1
Het risicovermogen en obligo tezamen in procenten van het totaal aan geborgde leningen (nominaal), ontwikkelt zich de komende jaren als volgt:
53
54
W a a r b o r g f o n d s
Jaarrekening 2011
55
S o c i a l e
W o n i n g b o u w
J a a r v e r s l a g
2 0 1 1
Balans per 31 december 2011 (Na resultaatbestemming) Activa
Ref
31 december 2011 €
31 december 2010 €
€
€
Vaste activa Materiële vaste activa
4.
Bedrijfsgebouwen, - terreinen en verbouwingen Automatisering Inventaris
922.801
928.739
480.502
859.952
270.384
319.707 1.673.687
2.108.398
Vlottende activa Vorderingen
5.
Handelsdebiteuren
6.
2.790.465
2.673.325
Belastingen en premies sociale verzekeringen
7.
235.861
184.673
0
73.592
Overige vorderingen
8.
859.025
881.700
Overlopende activa
9.
10.905.121
9.791.824
Pensioenpremies
13.605.114
Effecten
10.
477.693.879
464.717.833
Liquide middelen
11.
553.991.270
2.817.146
1.048.149.308
483.248.491
Passiva
Ref
31 december 2011 €
Eigen vermogen Reserve koersverschillen Borgstellingsreserve
Langlopende schulden
€
€
7.500.000
7.500.000 2.940.090
477.497.231
471.980.644 497.186.490
482.420.734
9.389
37.554
13.
14.
Financiële leaseverplichtingen Schulden aan leveranciers en handelskredieten Belastingen en premies sociale verzekeringen
€
12.189.259
Financiële leaseverplichtingen Kortlopende schulden
31 december 2010
12.
Algemene reserve
56
14.790.472
15.
28.165
28.165
615.229
600.490
172.272
821
Pensioenpremies
16.
34.406
0
Overige schulden en overlopende passiva
17.
550.103.357
160.727 550.953.429
790.203
1.048.149.308
483.248.491
Winst‑en‑verliesrekening over 2011 2010 €
Opbrengsten disagio en borgstellingsvergoeding
19.
10.343.078
8.541.403
Overige opbrengsten
20.
3.600
629.408 10.346.678
9.170.811
Lonen en salarissen
21.
4.242.123
4.305.878
Sociale lasten
22.
362.406
294.746
Pensioenlasten
23.
611.909
387.888
Afschrijvingen op materiële vaste activa
24.
546.634
703.944
Overige bedrijfskosten
25.
3.381.089
3.196.006
2 0 1 1
Som der bedrijfsopbrengsten
€
Som der bedrijfslasten
9.144.161
8.888.462
Bedrijfsresultaat
1.202.517
282.349
Koersresultaat beleggingen
27.
(5.921.806)
(13.521.347)
Rentebaten beleggingen
28.
19.485.045
19.940.451
14.765.756
6.701.453
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening vóór belastingen Belastingen Resultaat na belastingen
0
0
14.765.756
6.701.453
J a a r v e r s l a g
€
W o n i n g b o u w
€
S o c i a l e
2011
W a a r b o r g f o n d s
Ref.
57
Kasstroomoverzicht over 2011 Ref.
2010
2011 €
€
€
€
Kasstroom uit operationele activiteiten Bedrijfsresultaat
1.202.517
282.349
Aanpassingen voor: Afschrijvingen en overige waardeverminderingen
24.
546.634
703.944 546.634
703.944
Verandering in werkkapitaal: Vorderingen Effecten Kortlopende schulden (exclusief bankkrediet)
14.
(114.073)
(1.427.494)
(3.726.876)
(13.052.535)
163.225
293.492
Kasstroom uit bedrijfsoperaties Ontvangen interest
(3.677.724)
(14.186.537)
(1.928.573)
(13.200.244)
18.413.760
Verkoop resultaat effecten
19.940.451
(15.170.975)
Kasstroom uit operationele activiteiten
(2.835.943) 3.242.785
17.104.508
1.314.212
3.904.264
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa
4.
(111.923)
(2.594.108)
Desinvesteringen in materiële vaste activa
4.
0
925.766
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
(111.923)
(1.668.342)
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Ontvangst uit langlopende schulden
13.
0
37.554
Aflossing langlopende schulden
13.
(28.165)
0
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
(28.165)
37.554
1.174.124
2.273.476
Stand per 1 januari
2.817.146
543.670
Mutatie boekjaar
1.174.124
2.273.476
Beklemde liquide middelen
550.000.000
0
Stand per 31 december
553.991.270
2.817.146
Toename/(afname) geldmiddelen
11.
Het verloop van de geldmiddelen is als volgt:
58
1.2. Vestigingsadres Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw is feitelijk gevestigd op Marathon 6, 1213 PK te Hilversum. 1.3. Verbonden partijen Als verbonden partij worden aangemerkt alle rechtspersonen waarover overheersende zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis kan worden uitgeoefend. Ook rechtspersonen die overwegende zeggenschap kunnen uitoefenen worden aangemerkt als verbonden partij. Ook de statutaire directieleden, andere sleutelfunctionarissen in het management van de stichting en nauwe verwanten zijn verbonden partijen.
2 0 1 1 J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
1.1. Activiteiten De activiteiten van Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw, statutair gevestigd aan de Huizermaatweg 2 te Huizen, bestaan voornamelijk uit het geven van garanties aan financiers die woningcorporaties leningen verstrekken voor sociale woningbouwprojecten en maatschappelijk vastgoed. Dankzij deze garanties kunnen de corporaties geld lenen tegen zeer gunstige voorwaarden. De garanties van het WSW staan zeer hoog aangeschreven. ’s Werelds belangrijkste kredietbeoordelaars Standard & Poor’s en Moody’s Investor Service hebben het WSW hun hoogste ratings, respectievelijk AAA en Aaa, toegekend. Het WSW is een stichting met een zelfstandige bestuursstructuur.
S o c i a l e
1. Algemene toelichting
W a a r b o r g f o n d s
Toelichting op de balans en winst‑en‑ verliesrekening
Transacties van betekenis met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Hiervan wordt toegelicht de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht. 1.4. Toelichting op het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen.
59
Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest, ontvangen dividenden en winstbelastingen zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten. Betaalde dividenden zijn opgenomen onder de kasstroom uit financieringsactiviteiten. Transacties waarbij geen instroom of uitstroom van kasmiddelen plaatsvindt, waaronder financiële leasing, zijn niet in het kasstroomoverzicht opgenomen. De betaling van de leasetermijnen uit hoofde van het financiële leasingcontract zijn voor het gedeelte dat betrekking heeft op de aflossing als een uitgave uit financieringsactiviteiten aangemerkt en voor het gedeelte dat betrekking heeft op de interest als een uitgave uit operationele activiteiten. 1.5. Schattingen Om de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening te kunnen toepassen, is het nodig dat de directie van Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw zich over verschillende zaken een oordeel vormt, en dat de directie schattingen maakt die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in art. 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten.
2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva 2.1. Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, die uitgegeven zijn door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. Activa en verplichtingen worden in het algemeen gewaardeerd tegen de verkrijgings of vervaardigingsprijs of de actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de winst‑en‑verliesrekening en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen. Met deze referenties wordt verwezen naar de toelichting. 2.2. Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. In 2011 heeft er een presentatiewijziging plaatsgevonden ten aanzien van nog te vorderen dan wel te betalen pensioenpremies. Met ingang van 2011 worden deze afzonderlijk in de balans gepresenteerd en niet meer onder de balanspost belastingen en sociale premies. Omdat effecten omwille van duration-overwegingen van tijd tot tijd verhandeld worden, vindt waardering plaats als handelsportefeuille en wordt deze met ingang van 2011 gerangschikt onder de vlottende activa. Voor de vergelijkbaarheid van de cijfers is dit echter niet van invloed. 2.3. Materiële vaste activa Materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs plus bijkomende kosten of vervaardigingsprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de geschatte toekomstige gebruiksduur. Er wordt rekening gehouden met de bijzondere waardeverminderingen die op balansdatum worden verwacht. Voor de vaststelling of voor een materieel vast actief sprake is van een bijzondere waardevermindering wordt verwezen naar paragraaf 2.5. De vervaardigingsprijs bestaat uit de aanschaffingskosten van grond en hulpstoffen en kosten die rechtstreeks toerekenbaar zijn aan de vervaardiging inclusief installatiekosten. Er is geen sprake van een verplichting tot herstel na afloop van het gebruik van het actief. Voor de toekomstige kosten van groot onderhoud aan de bedrijfsgebouwen is geen voorziening voor groot onderhoud gevormd. De kosten worden rechtstreeks in het resultaat verantwoord.
60
Uitgaven gemaakt voor de productie van identificeerbare en unieke softwareproducten worden geactiveerd als het waarschijnlijk is dat economische voordelen zullen worden behaald en de kosten betrouwbaar kunnen
worden vastgesteld. Uitgaven samenhangend met onderhoud van softwareprogramma’s of met onderzoek worden verantwoord in de winst‑en‑verliesrekening.
2.6. Effecten De onder de vlottende activa opgenomen effecten maken onderdeel uit van de handelsportefeuille en worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de op balansdatum geldende beurswaarde. Waardeveranderingen (gerealiseerd en ongerealiseerd) worden rechtstreeks in de winst‑en‑verliesrekening verwerkt. 2.7. Liquide middelen Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening‑courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
2.5. Vorderingen Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde van de tegenprestatie. Handelsvorderingen worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. Als de ontvangst van de vordering is uitgesteld op grond van een verlengde overeengekomen betalingstermijn wordt de reële waarde bepaald aan de hand van de contante waarde van de verwachte ontvangsten en worden er op basis van de effectieve rente rente‑inkomsten ten gunste van de winst‑en‑verliesrekening gebracht. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering.
S o c i a l e
Ook voor financiële instrumenten beoordeelt de stichting op iedere balansdatum of er objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen van een financieel actief of een groep van financiële activa. Bij aanwezigheid van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen bepaalt de stichting de omvang van het verlies uit hoofde van de bijzondere waardeverminderingen, en verwerkt dit direct in de winst‑en‑verliesrekening.
W a a r b o r g f o n d s
De opbrengstwaarde is bepaald met behulp van de actieve markt. Voor de bepaling van de bedrijfswaarde is voor de contantmaking van de kasstromen een disconteringsvoet gehanteerd. Een bijzonderewaardeverminderingsverlies wordt direct als een last verwerkt in de winst‑en‑verliesrekening. Indien wordt vastgesteld dat een bijzondere waardevermindering die in het verleden verantwoord is, niet meer bestaat of is afgenomen, dan wordt de toegenomen boekwaarde van de desbetreffende activa niet hoger gesteld dan de boekwaarde die bepaald zou zijn indien geen bijzondere waardevermindering voor het actief zou zijn verantwoord.
2 0 1 1
2.4. Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa De stichting beoordeelt op iedere balansdatum of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief vastgesteld. Indien het niet mogelijk is de realiseerbare waarde voor het individuele actief te bepalen, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort. Van een bijzondere waardevermindering is sprake als de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde; de realiseerbare waarde is de hoogste van de opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde.
2.8. Eigen vermogen De onder het eigen vermogen opgenomen borgstellingsreserve wordt gevormd uit de bestemming van het resultaat. De reserve dient ter dekking van mogelijke toekomstige aanspraken door derden uit hoofde van de afgesloten borgtochtovereenkomsten. De onder het eigen vermogen opgenomen algemene reserve is voor onvoorziene uitgaven binnen het werkapparaat van WSW. De onder het eigen vermogen opgenomen reserve koersverschillen wordt gevormd voor de ongerealiseerde koersverschillen van de effecten per balansdatum. De mutatie in de ongerealiseerde koersverschillen wordt via de resultaatverdeling ten gunste of ten laste van deze reserve gebracht. 61
2.9. Langlopende schulden Langlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Transactiekosten die direct zijn toe te rekenen aan de verwerving van de schulden worden in de waardering bij eerste verwerking opgenomen. Schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. Het verschil tussen de bepaalde boekwaarde en de uiteindelijke aflossingswaarde wordt op basis van de effectieve rente gedurende de looptijd van de schulden in de winst‑en‑verliesrekening als interestlast verwerkt. 2.10. Kortlopende schulden Kortlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. 2.11. Leasing 2.11.1. Financiële leasing De stichting leaset een deel van de inventaris; hierbij heeft de stichting grotendeels de voor- en nadelen verbonden aan de eigendom van deze activa. Deze activa worden geactiveerd in de balans bij de aanvang van het leasecontract tegen de reële waarde van het actief of de lagere contante waarde van de minimale leasetermijnen. De te betalen leasetermijnen worden op annuïtaire wijze verdeeld in een aflossings- en een rentecomponent. De leaseverplichtingen worden exclusief de rentecomponent opgenomen onder de langlopende schulden. De rentecomponent wordt gedurende de looptijd van het contract verantwoord in de winst‑en‑verliesrekening met een vast rentepercentage over de gemiddelde resterende aflossingscomponent. De relevante activa worden afgeschreven over de resterende gebruiksduur of, indien korter, de looptijd van het contract. 2.11.2. Operationele leasing Bij de stichting kunnen er leasecontracten bestaan waarbij een groot deel van de voor- en nadelen die aan de eigendom verbonden zijn, niet bij de stichting ligt. Deze leasecontracten worden verantwoord als operationele leasing. Verplichtingen uit hoofde van operationele leasing worden, rekening houdend met ontvangen vergoedingen van de lessor, op lineaire basis verwerkt in de winst‑en‑verliesrekening over de looptijd van het contract.
3. Grondslagen voor bepaling van het resultaat 3.1. Algemeen Het resultaat wordt bepaald als het verschil tussen de opbrengstwaarde van de geleverde prestaties en de kosten en andere lasten over het jaar. De opbrengsten op transacties worden verantwoord in het jaar waarin zij zijn gerealiseerd. Het resultaat wordt tevens bepaald met inachtneming van de verwerking van ongerealiseerde waardeveranderingen van op beurswaarde effecten. 3.2. Opbrengstverantwoording 3.2.1. Verlenen van diensten Opbrengsten uit de levering van diensten geschieden naar rato van de geleverde prestaties, gebaseerd op de verrichte diensten tot aan de balansdatum in verhouding tot de in totaal te verrichten diensten. 3.3. Opbrengsten disagio en borgstellingsvergoeding Voor borgstellingsovereenkomsten tot 1 juli 2007 waren deelnemers aan het WSW eenmalig disagio verschuldigd bij ondertekening van de borgtochtovereenkomst. Dit disagio bedroeg: n voor deelnemers in tariefgroep I, voor het gehele jaar: 0,3%, 0,5% en 0,6% n voor deelnemers in tariefgroep II, voor het gehele jaar: 0,25%, 0,3% en 0,4%. Daarnaast waren deelnemers voor leningen met een looptijd langer dan 20 jaar aanvullend disagio verschuldigd bij aanvang van het 21e jaar. Omdat er vanuit de continuïteitsgedachte van de activiteiten van het WSW geen terugbetalingsverplichting bestond, werden de volledige disagio-opbrengsten op stortingsdatum als bate gerealiseerd. 62
Vanaf 1 juli 2007 is geen disagiovergoeding meer verschuldigd, maar brengt het WSW per kwartaal een borgstellingsvergoeding in rekening over het actuele schuldrestant van de lening. Deze vergoeding bedraagt € 69 per € 1 miljoen aan schuldrestant en wordt per kwartaal gefactureerd en als bate verantwoord. Doordat over geborgde leningen onder het regime van vóór 1 juli 2007 geen borgstellingsvergoeding wordt berekend, zullen de totale baten uit disagio/borgstellingsvergoeding de komende jaren lager zijn dan op basis van het uitstaande leningensaldo en de oude systematiek verwacht mocht worden.
3.7. Kosten De kosten worden bepaald op historische basis en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Dit geldt voor alle kosten van het WSW, onder aftrek van aan derden doorbelaste kosten. 3.8. Financiële baten en lasten 3.8.1. Rentebaten en rentelasten Waardeveranderingen van de effecten worden rechtstreeks verwerkt in de winst‑en‑verliesrekening. Rentebaten en rentelasten worden tijdsevenredig verwerkt, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de betreffende activa en passiva. Bij de verwerking van de rentelasten wordt rekening gehouden met de verantwoorde transactiekosten op de ontvangen leningen die als onderdeel van de berekening van de effectieve rente worden meegenomen.
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
3.6. Afschrijvingen op materiële vaste activa Materiële vaste activa worden vanaf het moment van ingebruikneming afgeschreven over de verwachte toekomstige gebruiksduur van het actief. Als een schattingswijziging plaatsvindt van de toekomstige gebruiksduur, dan worden de toekomstige afschrijvingen aangepast. Boekwinsten en -verliezen bij verkoop van materiële vaste activa zijn begrepen onder de overige opbrengsten.
S o c i a l e
3.5.2. Pensioenen Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw heeft alle pensioenregelingen verwerkt volgens de verplichtingenbenadering. De over het verslagjaar verschuldigde premie wordt als last verantwoord. Mutaties in de pensioenvoorziening worden ook in de winst‑en‑verliesrekening verwerkt. Het bedrag dat als pensioenvoorziening is opgenomen, is de beste schatting van de nog niet afgefinancierde bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichtingen per balansdatum af te wikkelen.
W a a r b o r g f o n d s
3.5. Personeelsbeloningen 3.5.1. Periodiek betaalbare beloningen Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de winst‑en‑verliesrekening voor zover ze verschuldigd zijn aan werknemers.
2 0 1 1
3.4. Overige opbrengsten De overige opbrengsten bestaan uit de registratiebijdragen van nieuwe deelnemers en de opbrengsten uit herbeoordeling voor deelnemers die geen gebruik hebben gemaakt van de borgfaciliteiten van het WSW.
3.9. Belastingen De belasting over het resultaat wordt berekend over het resultaat voor belastingen in de winst‑en‑verliesrekening, rekening houdend met beschikbare, fiscaal compensabele verliezen uit voorgaande boekjaren (voor zover niet opgenomen in de latente belastingvorderingen) en vrijgestelde winstbestanddelen en na bijtelling van niet-aftrekbare kosten. Tevens wordt rekening gehouden met wijzigingen die optreden in de latente belastingvorderingen en latente belastingschulden uit hoofde van wijzigingen in het te hanteren belastingtarief.
63
4. Materiële vaste activa
€
Totaal
Inventaris
Automatisering
Bedrijfsgebouwen, -terreinen en verbouwingen
De mutaties in de materiële vaste activa worden als volgt weergegeven:
€
€
€
936.544
2.642.034
325.125
3.903.703
(7.805)
(1.782.082)
(5.418)
(1.795.305)
928.739
859.952
319.707
2.108.398
94.216
0
17.707
111.923
(100.154)
(379.450)
(67.030)
(546.634)
(5.938)
(379.450)
(49.323)
(434.711)
Verkrijgingsprijzen
1.030.760
2.642.034
342.832
4.015.626
Cumulatieve waardeverminderingen en afschrijvingen
(107.959)
(2.161.532)
(72.448)
(2.341.939)
922.801
480.502
270.384
1.673.687
10
20
-33,33
20
Stand per 1 januari 2011 Verkrijgingsprijzen Cumulatieve waardeverminderingen en afschrijvingen Boekwaarden Mutaties Investeringen Afschrijvingen materiële vaste activa Saldo Stand per 31 december 2011
Boekwaarden Afschrijvingspercentages
De bedrijfsgebouwen en -terreinen en verbouwingen, betreffen de verbouwingen in het pand aan de Marathon 6 te Hilversum dat gehuurd wordt. Automatisering betreft voornamelijk de investeringen in hardware en de daaraan gerelateerde software. Inventaris betreft voornamelijk het kantoormeubilair en dergelijke. De investeringen in 2011 betreffen voornamelijk de afronding van de verbouwing in het pand dat gehuurd wordt aan de Marathon 6 te Hilversum en de daaraan gerelateerde investeringen in kantoorinventaris. Het totaal aan investeringen bedraagt op basis van bovenstaand mutatieoverzicht € 111.923. Dit bedrag is ook opgenomen in het kasstroomoverzicht. Bovenstaand mutatieoverzicht is opgebouwd uit de beginstanden op basis van de eindstanden van de jaarrekening van voorgaand jaar. De verkrijgingsprijzen muteren met de investeringen in 2011, desinvesteringen hebben er niet plaatsgevonden. De cumulatieve afschrijvingen muteren met de afschrijvingen in 2011. Het totaal aan afschrijvingen € 546.634 is ook opgenomen in het kasstroomoverzicht. De boekwaarden van activa onder financiële leasing zijn als volgt:
Automatisering
64
31‑12‑2011
31‑12‑2010
€
€
67.033
87.143
5. Vorderingen Alle vorderingen hebben een resterende looptijd korter dan een jaar. De reële waarde van de vorderingen benadert de boekwaarde ervan, gegeven het kortlopende karakter en het feit dat waar nodig voorzieningen voor oninbaarheid zijn gevormd.
2.827.035
2.708.970
(36.570)
(35.645)
2.790.465
2.673.325
Een voorziening voor oninbare debiteuren is niet noodzakelijk geacht.
7. Belastingen en premies sociale verzekeringen
Omzetbelasting Loonheffingen Vennootschapsbelasting
31‑12‑2011
31‑12‑2010
€
€
184
0
0
7.825
235.677
176.848
235.861
184.673
31‑12‑2011
31‑12‑2010
€
€
859.025
881.700
8. Overige vorderingen
Onderhandse lening
De onderhandse lening ziet op een verstrekte lening aan de Stichting OZ Borgstede. Stichting OZ Borgstede is per 12 december 2011 geliquideerd en is op 2 januari 2012 uitgeschreven uit het handelsregister. De vordering is opgenomen ter grootte van de aanwezige liquide middelen van deze Stichting. Ultimo 2011 heeft een aanvullende afwaardering plaatsgevonden ad € 112.675. De totale afwaardering op de oorspronkelijke vordering bedraagt € 787.783. De afwikkeling van deze vordering zal in 2012 plaatsvinden.
W o n i n g b o u w
J a a r v e r s l a g
€
S o c i a l e
Doorbelaste kosten aan derden
31‑12‑2010
€
W a a r b o r g f o n d s
Disagio getekende leningen met stortingsdatum voor balansdatum en borgstellingsvergoeding
31‑12‑2011
2 0 1 1
6. Handelsdebiteuren
9. Overlopende activa
Overlopende interest Diversen
31‑12‑2011
31‑12‑2010
€
€
10.731.856
9.660.571
173.265
131.253
10.905.121
9.791.824 65
10. Effecten
Het verloop van de effecten kan als volgt worden gespecificeerd: Effecten € 464.717.833
Stand per 1 januari 2011 Mutatie in ongerealiseerde koersverschillen in de verslagperiode
9.249.169
Gerealiseerde koersverschillen in de verslagperiode
(15.170.975)
Aangekochte obligaties, medium term notes en onderhandse leningen
210.699.367
Mutatie door uitloting en verkoopeffecten
Stand per 31 december 2011
(191.801.515) 477.693.879
Samenstelling van de effectenportefeuille per 31 december 2011:
Obligaties
31‑12‑2011
31‑12‑2010
€
€
477.693.879
464.717.833
De verkrijgingsprijs van de ter beurze genoteerde effecten bedraagt per 31 december 2011 € 465.504.620. Alle effecten staan ter vrije beschikking van de stichting voor zover het beleggingsstatuut hier ruimte toe biedt. De beleggingen dienen als borgstellingsreserve en mogen alleen voor dit doel worden ingezet in het geval er een aanspraak op de borg komt. Indeling van de effectenportefeuille per 31 december 2011: Indeling naar rating op basis van de beurswaarde van de beleggingen: Rating
Beurswaarde
Verdeling in %
(x € 1.000) AAA
350.197
73,31
AA
127.497
26,69
A
0
0,00
BBB
0
0,00
Indeling naar looptijd van de belegging: Van/tot in jaren benchmark
Verdeling in %
Benchmark1)
Verschil t.o.v. benchmark
0‑3
34,06
29,31
4,75
3‑5
25,30
23,60
1,70
5‑7
8,65
12,37
-/- 3,72
7‑10
15,94
17,38
-/- 1,44
10 en hoger
16,05
17,34
-/- 1,29
1) Als benchmark voor de performancemeting van het gevoerde beheer dient de Barclays Capital Euro Aggregate AAA en AA-index. De performancemeting van de gehanteerde benchmark over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 bedraagt 3,95%
66
(2010: 1,92%). De meting van de portefeuille van het WSW over dezelfde periode bedraagt 2,76% (2010: 1,27%). De effectenportefeuille van het WSW is samengesteld conform het beleggingsstatuut.
11. Liquide middelen
Kas Kruisposten
806.531
550.885.948
831.340
177.002
1.074.488
1.735
1.674
(31)
0
553.991.270
2.817.146
De liquide middelen staan tot een bedrag van € 550.000.000 niet ter vrije beschikking. Vanwege de rentevolatiliteit die zich met name aan het einde van het jaar voordeed, heeft het WSW een liquiditeitsvoorziening aangehouden voor een deelnemer om eventuele tijdelijke liquiditeitstekorten in het kader van ‘collateral money’ direct op te kunnen vangen. Het geld staat niet ter vrije beschikking omdat het eigendom is van de desbetreffende deelnemer. Daarom staat er op de passivazijde van de balans een bedrag opgenomen onder ‘overige schulden’, omdat dit bedrag uiteindelijk toebehoort aan de deelnemer. Medio januari 2012 heeft het liquiditeitsrisico zich gemanifesteerd waardoor het WSW de aangehouden liquide middelen hiervoor heeft uitgekeerd aan de betreffende deelnemer zodat de margin call verplichtingen voldaan konden worden. Het WSW heeft hiertoe alle benodigde processtappen doorlopen en heeft hierover met alle betrokken partijen overleg gevoerd en afgestemd. Zie voor verdere toelichting ook referentienummer 17.
12. Eigen vermogen Reserve Algemene reserve koersverschillen € Stand per 1 januari 2011
7.500.000
€ 2.940.090
Borgstellings reserve
Totaal
€
€
471.980.644
482.420.734
Mutaties Winstbestemming Stand per 31 december 2011
0
9.249.169
5.516.587
14.765.756
7.500.000
12.189.259
477.497.231
497.186.490
2 0 1 1
Theodoor Gilissen Bankiers N.V.
2.492.413
J a a r v e r s l a g
N.V. Bank Nederlandse Gemeenten
€ 103.113
W o n i n g b o u w
ING Bank N.V.
€ 434.203
S o c i a l e
ABN AMRO Bank N.V.
31‑12‑2010
W a a r b o r g f o n d s
31‑12‑2011
De mutatie reserve koersverschillen houdt verband met de herwaardering van de effectenportefeuille zoals is opgenomen in de winst‑en‑verliesrekening. De reserve koersverschillen wordt aangehouden op basis van interne richtlijnen en is daarmee een uitsplitsing van de overige reserve. Recent is wederom beoordeeld welke eisen door diverse actoren worden gesteld ten aanzien van de borgstellingsverplichtingen en de omvang van de borgstellingsreserve die daaraan gekoppeld zou moeten zijn. Dit heeft er toe geleid dat er naar wordt gestreefd dat het risicovermogen van WSW (inclusief het bij deelnemers op te vragen obligo) gezamenlijk 4,5% van het totaalbedrag van de door WSW gegarandeerde leningen bedraagt. Aangezien het door de deelnemers aan te houden obligo in beginsel 3,85% van de uitstaande leningen bedraagt, werkt WSW ter dekking van de borgstellingsverplichtingen toe naar een vermogen ter grootte van 0,65% van de gegarandeerde leningen. De huidige hoogte van de borgstellingsreserve bedraagt 0,55% (2010: 0,55%). 67
13. Langlopende schulden
Financiële leaseverplichtingen
Stand per 31‑12‑2011
Aflossings verplicht ing
Resterende looptijd > 1 jaar
Resterende looptijd > 5 jaar
€
€
€
€
37.554
28.165
9.389
0
De financiële leaseverplichting houdt verband met de financiering van de aanschaf van IP telefonie, welke is opgenomen onder de materiële vaste activa. De financiële leaseverplichting loopt tot 30 april 2013. De rente bedraagt 0%. Het geleasede object is in eigendom van de lessor en mag niet zonder toestemming vervreemd en er mag geen pandrecht of enig ander beperkt recht op gevestigd worden door de lessee. De aflossingsverplichting is verantwoord onder de kortlopende schulden. Het bedrag ad € 9.389 met een looptijd van langer dan 1 jaar is verantwoord onder de langlopende schulden.
14. Kortlopende schulden De kortlopende schulden hebben alle een resterende looptijd van korter dan een jaar. De reële waarde van de kortlopende schulden benadert de boekwaarde vanwege het kortlopende karakter ervan.
15. Belastingen en premies sociale verzekeringen 31‑12‑2011 Omzetbelasting Loonheffingen
31‑12‑2010
€
€
0
821
172.272
0
172.272
821
16. Pensioenpremies WSW heeft een uitvoeringsovereenkomst met SPW, het bedrijfstakpensioenfonds voor woningcorporaties. WSW dient een voorziening op te nemen indien op basis van de uitvoeringsovereenkomst per balansdatum een verplichting bestaat en het waarschijnlijk is dat de aanwending van een maatregelenpakket, dat nodig is voor het herstel van de per balansdatum bestaande dekkingsgraad, zal leiden tot een uitstroom van middelen en de omvang betrouwbaar kan worden geschat. Deze verplichting bestaat ultimo 2011 niet. Derhalve is ultimo 2011 geen voorziening gevormd. De pensioenregeling van SPW is een middelloonregeling. Het langlevenrisico als het beleggingsrisico ligt bij de pensioenuitvoerder, SPW.
17. Overige schulden en overlopende passiva
Bewaring Nog te betalen kosten 68
31‑12‑2011
31‑12‑2010
€
€
550.000.000
0
103.357
160.727
550.103.357
160.727
De schuld van € 550.000.000 is ontstaan door het aanhouden van een liquiditeitsvoorziening wegens specifieke omstandigheden van één deelnemer. Deze liquiditeitsvoorziening is een geborgde lening aan desbetreffende deelnemer, die tijdelijk door het WSW in bewaring is gehouden, zodat deze alleen onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden ingezet kon worden. Voor extra toelichting, zie referentienummer 11.
18. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
18.3. Operationele leases Ultimo boekjaar zijn de verplichtingen, totaal € 46.982 uit hoofde van operationele leases van diverse (computer)apparatuur, als volgt te specificeren: Te betalen:
€
Binnen één jaar
13.241
Tussen één en vijf jaar
33.741
Meer dan vijf jaar
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
18.2. (Meerjarige) financiële verplichtingen De jaarlijkse huurverplichting bedraagt € 0,3 miljoen en heeft betrekking op de huur van het kantoor. De totale huurverplichting langer dan 1 jaar bedraagt € 1,5 miljoen waarvan € 0,3 miljoen vervalt na 5 jaar. De huurverplichting heeft een looptijd tot 1 oktober 2017.
S o c i a l e
Indien uit de definitieve taxatie verminderd met de vanaf leveringsdatum gedane investeringen blijkt dat het gebouw meer waard is dan € 1.500.000 dan zal de waardevermeerdering van het verkochte, tot een maximum van € 500.000, worden gedeeld met het WSW (op basis van 50%/ 50%).
W a a r b o r g f o n d s
Daarnaast is overeengekomen dat de nabetaling wordt verhoogd met een bedrag ad € 12.600 voor elke wooneenheid die meer dan het genoemde aantal van 59 wordt gerealiseerd tot een maximum van 80 wooneenheden. Indien het aantal wooneenheden dat gerealiseerd gaat worden lager ligt dan 59 zal de nabetaling worden verlaagd met € 12.600 per wooneenheid tot een maximum kortingsbedrag dat gelijk is aan de nabetaling van € 250.000. De nabetalingsverplichting van de koper eindigt op 1 juli 2015. Het maximale bedrag dat derhalve aanvullend nog ontvangen kan worden bedraagt € 514.600. Tijdelijke verhuur van het pand is toegestaan. Indien de koper besluit het gebouw op permanente wijze te verhuren of te gebruiken, en bewust besluit de bestemmingsplan en of -procedure te staken of op te schorten, dan vervalt het depot aan het WSW.
2 0 1 1
18.1. Ontvangen van nabetaling op verkoop kantoorpand Borgstede In aanvulling op de basisverkoopprijs van het pand is overeengekomen met de koper dat WSW aanvullend een bedrag van € 250.000 ontvangt indien en op het moment dat het bestemmingsplan van het perceel aan de Huizermaatweg 2 te Huizen is gewijzigd en bestemd is voor “woningbouw” voor tenminste 59 wooneenheden en dat dit bestemmingsplan onherroepelijk vaststaat.
0
Gedurende het verslagjaar zijn in de winst‑en‑verliesrekening verwerkt: € Leasebetalingen
13.241
Indien in de vermelde leasebetalingen betalingen in verband met overige bestanddelen van de overeenkomst zijn inbegrepen, worden de betalingen inclusief deze overige bestanddelen afzonderlijk opgenomen.
69
18.4. Belastingplicht Sinds 2007 loopt een discussie tussen de Belastingdienst en het WSW over de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. De Belastingdienst heeft in 2007 belastingaanslagen opgelegd voor de periode vanaf 2002 voor een bedrag van in totaal € 57,4 miljoen. De belastingplicht en de aanslagen zijn door het WSW betwist. In 2008 en 2009 zijn hierover onderhandelingen gevoerd met het Ministerie van Financiën. Dit heeft ertoe geleid dat het Ministerie van Financiën het WSW voor de jaren tot en met 2007 heeft gelijkgesteld met de woningcorporaties, zodat effectief sprake is van een subjectieve vrijstelling van de vennootschapsbelasting voor deze jaren. Daar staat tegenover dat het WSW met ingang van 2008 belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. Uitgangspunt vanuit het WSW is dat zolang het door centrale en decentrale overheden, woningcorporaties en het WSW beoogde garantievermogen (eigen vermogen plus obligo) nog niet het vereiste niveau van 4,5% van het geborgd volume heeft bereikt, dotaties voor de borgstelling fiscaal in aftrek mogen worden gebracht. Inmiddels is een aanslag opgelegd door de belastingdienst over 2008 ter grootte van € 4,05 miljoen. Het WSW heeft hier bezwaar tegen aangetekend. Het bezwaar is afgewezen en het WSW is hier tegen in beroep gegaan. Het WSW acht het beroep tegen de uitslag van het bezwaarschrift op deze aanslag pleitbaar en derhalve is geen verplichting opgenomen in de balans. 18.5. Aanspraken wegens borgstelling Op grond van de borgtochtbepalingen in de leningovereenkomsten staat het WSW borg voor de dienst der lening van de door het WSW geborgde leningen van zijn deelnemers. Hierdoor kunnen geldgevers van deelnemers vertrouwen op een tijdige en juiste nakoming van de verplichtingen uit hoofde van een geborgde leningovereenkomst. Het totaalbedrag van de door het WSW geborgde leningen per ultimo 2011 bedraagt € 86,3 miljard (2010: € 85,3 miljard). De zekerheidsstructuur van het WSW stelt het WSW in staat om deze dienst der lening te kunnen borgen en kent drie elementen: het risicovermogen van het WSW, de obligoverplichting van de deelnemers en de achtervangovereenkomsten met Rijk en gemeenten. In geval van mogelijke aanspraken op de borg hanteert het WSW een zogeheten “Protocol”. Het risicovermogen bedraagt ultimo boekjaar € 485 miljoen en dient in eerste aanleg voor aanspraken op de borgstelling. Obligo van de deelnemers (ultimo 2011 € 3,2 miljard) zal worden opgevraagd zodra aanspraken op de borg bekend zijn bij het WSW of redelijkerwijs worden voorzien die het risicovermogen zullen overschrijden. Bij (verwachte) aanspraken op de borg waarbij de inschatting wordt gemaakt dat het risicovermogen daalt onder 0,25% van het totale geborgde volume (per ultimo 2011 € 216 miljoen) zal een beroep worden gedaan op de achtervangovereenkomsten met Rijk en gemeenten. Het risicoprofiel van de borgstelling door het WSW wordt in sterke mate bepaald door de liquiditeitsrisico’s van de deelnemers. De liquiditeitsrisico’s worden onder andere bepaald door verplichtingen uit hoofde van derivatencontracten, waaronder margin calls maar bijvoorbeeld ook door geprognosticeerde verkoopopbrengsten. Het WSW signaleert een sterk gestegen risicoprofiel bij een aantal deelnemers. Onderdeel van de monitoring door het WSW is het beoordelen van de kredietwaardigheid van de deelnemers. Bij het vaststellen van deze jaarrekening waren alle kredietwaardigheidsbeoordelingen afgerond, met uitzondering van de beoordeling van één deelnemer. Aan deze deelnemer met een geborgd volume ultimo boekjaar 2011 van € 6,1 miljard is op basis van het Reglement van Deelneming een aanwijzing gegeven tot het nemen van maatregelen. Deze maatregelen zullen erop gericht moeten zijn te bewerkstelligen dat deze deelnemer voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van kredietwaardigheid, zoals omschreven in artikel 8 van het Reglement. Deze deelnemer heeft intensieve onderhandelingen gevoerd met financiers over de liquiditeitsrisico’s in haar derivatenportefeuille. De deelnemer heeft een principeovereenkomst met haar financiers bereikt die de liquiditeitsrisico’s uit de derivatenportefeuille beoogt te mitigeren. Mocht de nadere uitwerking van de principeovereenkomst onverhoopt niet tot een definitieve overeenkomst leiden dan is een faillissement van deze deelnemer niet uit te sluiten. 70
Voorts signaleert het WSW een aantal deelnemers met een verhoogd liquiditeitsrisico uit hoofde van derivatenposities met een gezamenlijk geborgd volume van € 7,1 miljard per ultimo 2011. Ook bij deze deelnemers worden de ontwikkelingen periodiek beoordeeld.
18.7. Faciliteringsvolume In 2011 kwam het maximaal door de corporaties opgegeven faciliteringsvolume uit op € 27,8 miljard (voor de periode 2011, 2012 en 2013). Dit benodigde faciliteringsvolume bestaat globaal uit € 15,7 miljard voor financiering van investeringen (2010: € 12 miljard) en € 12,1 miljard voor herfinancieringen (2010: € 11 miljard) die in de jaren 2010 2013 zullen plaatsvinden. Hierop heeft het WSW voor € 1,6 miljard aan inperkingen (claims) toegepast, om diverse redenen zoals negatieve ontwikkelingen in kasstromen, te optimistische prognoses of te ambitieuze investeringsniveaus. Het WSW heeft dus een faciliteringsvolume aan corporaties toegekend van € 26,2 miljard. Het volume dat in 2011 (€ 7,9 miljard) uiteindelijk door middel van leningen is aangetrokken, past binnen het afgegeven volume van € 26,2 miljard. Het totaal geborgde volume bedraagt in 2011 € 86,3 miljard (2010: € 85,3 miljard).
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
18.6. Derde partij claims Naar aanleiding van de ontwikkelingen bij één deelnemer heeft het WSW op basis van zijn Reglement van Deelneming hypotheek gevestigd op het bezit van diezelfde deelnemer. Hierop heeft een derde partij een claim ingediend waarin het WSW aansprakelijk wordt gesteld voor schade die hier mogelijk uit voort komt voor die partij. Het bestuur van het WSW is van mening dat het in overeenstemming met het Reglement van Deelneming heeft gehandeld en verwacht hier geen schade uit. De claim is daarom niet verwerkt in de jaarrekening.
S o c i a l e
Het WSW is in het jaar 2011, evenals in voorgaande jaren, niet aangesproken wegens borgstellingen. Ook zijn thans geen aanspraken op de borg bekend.
W a a r b o r g f o n d s
In het scenario dat omstandigheden bij de deelnemers met liquiditeitsrisico’s uit hoofde van hun derivatenportefeuilles gelijktijdig tot een aanspraak op de borg leiden zal het obligo ook moeten worden ingeroepen en is het inroepen van de achtervang waarschijnlijk. Als onderdeel van de risico-inschatting hanteert het WSW een directe beschikbaarheid van het vermogen van het WSW, een gefaseerde beschikbaarheid van het obligo van 50% (1,6 miljard) en een beschikbaarheid van de noodzakelijke renteloze leningen op de 75e dag na afroep door het WSW.
2 0 1 1
Bij een onverhoopt faillissement van de hiervoor genoemde deelnemer zal het obligo moeten worden ingeroepen en is het inroepen van de achtervang waarschijnlijk. Afhankelijk van het moment van een onverhoopt faillissement van deze deelnemer kan een liquiditeitstekort bij het WSW ontstaan waarvoor het WSW een aanvullende kredietfaciliteit nodig heeft. Over deze kredietfaciliteit wordt overlegd met een bank. De bank is bereid onder nadere voorwaarden een faciliteit te verstrekken. Op dit moment is de faciliteit nog niet beschikbaar
71
19. Opbrengsten disagio en borgstellingsvergoeding 2010
2011 Opbrengsten borgstellingsvergoeding Opbrengsten disagio
€
€
10.334.078
8.210.603
9.000
330.800
10.343.078
8.541.403
Het disagio heeft betrekking op de voor 1 juli 2007 ondertekende borgtochtovereenkomsten, behorende bij leningovereenkomsten met een stortingsdatum in het boekjaar.
20. Overige opbrengsten
Overige bedrijfsopbrengsten Opbrengst desinvesteringen materiële vaste activa
2011
2010
€
€
3.600
3.048
0
626.360
3.600
629.408
De overige bedrijfsopbrengsten bestaan uit de registratiebijdragen van nieuwe deelnemers en de opbrengsten uit herbeoordeling voor deelnemers die geen gebruik hebben gemaakt van de borgfaciliteiten van het WSW. De opbrengst desinvesteringen materiële vaste activa hield verband met de verkoop van het pand de Borgstede en de desinvesteringen van overige materiële vaste activa in verband met de herhuisvesting in 2010.
21. Lonen en salarissen 2011
2010
€
€
2.653.978
2.369.247
Ingehuurd van derden
674.786
1.336.797
Overige personeelskosten
913.359
599.834
4.242.123
4.305.878
2011
2010
Brutolonen en -salarissen
22. Sociale lasten
Sociale lasten
€
€
362.406
294.746
23. Pensioenlasten De stijging van de pensioenlasten wordt voornamelijk veroorzaakt doordat een eenmalige last van circa € 142.000 is opgenomen. Veroorzaakt doordat de premies voor vrijwillige voortzetting in het verleden niet in de winst-en-verliesrekening zijn verantwoord. Jaarlijks bedragen de premies hiervoor circa € 33.000. 72
24. Afschrijvingen op materiële vaste activa
Bedrijfsgebouwen, - terreinen en verbouwingen
100.154
167.024
Automatisering
379.450
529.885
67.030
7.035
546.634
703.944
2011
2010
€
€
384.372
579.331
2.882.488
2.523.706
114.229
92.969
3.381.089
3.196.006
2011
2010
€
€
Inventaris
25. Overige bedrijfskosten
Huisvestingskosten Algemene kosten Kosten toezichthoudende en adviserende organen
25.1. Huisvestingskosten
219.942
328.159
Schoonmaakkosten
Huur
34.518
85.800
Gas, water en elektra
51.711
62.927
Onderhoud gebouwen
6.523
31.799
10.198
19.998
0
5.638
61.480
45.010
384.372
579.331
2011
2010
Verzekeringen Zakelijke belastingen Overige huisvestingskosten
J a a r v e r s l a g
€
W o n i n g b o u w
€
S o c i a l e
2010
W a a r b o r g f o n d s
2011
2 0 1 1
24.1. Afschrijvingen materiële vaste activa
25.2. Algemene kosten
€
€
Kosten automatisering
599.114
574.468
Kosten accountants en adviseurs
357.725
536.311
Projectkosten
618.921
485.805
Kosten beleggingen
314.561
317.484
Kosten voorlichting en documentatie
325.215
213.263
Kosten rating en In Control Verantwoording
160.883
191.822
Afwaarderen onderhandse lening
112.676
(155.638)
Overige algemene kosten
393.393
360.191
2.882.488
2.523.706 73
26. Accountantshonoraria In het boekjaar zijn de volgende bedragen aan accountantshonoraria ten laste van het resultaat gebracht: 2011
2010
€
€
Controle van de jaarrekening
92.600
78.000
Andere niet-controlediensten
34.400
16.000
127.000
94.000
Bovenstaande honoraria betreffen de werkzaamheden die bij de stichting zijn uitgevoerd door onafhankelijke accountantsorganisaties en onafhankelijke externe accountants zoals bedoeld in art. 1, lid 1 Wta (Wet toezicht accountantsorganisaties) en de in rekening gebrachte honoraria van het gehele netwerk waartoe de accountantsorganisatie behoort.
27. Koersresultaat beleggingen 27.1. Opbrengsten van effecten
Verkoopresultaat in het boekjaar Resultaat door herwaardering effecten
2011
2010
€
€
(15.170.975)
(2.835.943)
9.249.169
(10.685.404)
(5.921.806)
(13.521.347)
2011
2010
€
€
38.832
4.989
19.356.213
19.785.172
90.000
150.290
19.485.045
19.940.451
28. Rentebaten beleggingen
Rentebaten bank en postbank Effecten Onderhandse lening
29. Gemiddeld aantal werknemers Gedurende het jaar 2011 waren gemiddeld 41,3 werknemers in dienst op basis van een volledig dienstverband (2010: 38,4). Hiervan waren geen werknemers werkzaam buiten Nederland (2010: 0).
74
De verdeling van het aantal werknemers naar de verschillende afdelingen is als volgt: 2011 Directie
1,0
Directiesecretariaat
1,0
Kwaliteitsontwikkeling
1,0
Personeel Organisatie & Ontwikkeling
3,7
Control en Informatiebeheer
5,0
Invester Relations
4,0
Accounts
11,0
Beleid & Juridische Zaken
6,2
De opgenomen kosten van de pensioenpremie van het bestuur bedroegen over 2011 € 47.853 (2010: € 40.804). De in de personeelskosten opgenomen kosten voor de beloning van commissarissen bedroegen € 65.000 (2010: € 67.000). Hilversum, 17 juli 2012 Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw Bestuur/ Directie
Bestuur/ Directie
De heer drs. R.L. van der Post
Mevrouw ir. B.J.C.J. van Hoesel - Snel MBA (vanaf 1 juni 2012)
De Raad van Commissarissen
De Raad van Commissarissen
Mevrouw mr. E.H. Swaab De heer ir. M.A.E. Calon Voorzitter (vanaf 1 april 2012) Lid
J a a r v e r s l a g
De in de personeelskosten opgenomen kosten (bruto salaris inclusief vakantiegeld en variabele beloning) van het bestuur van het WSW bedroegen in 2011 € 189.247 (2010: € 202.227). Omdat het variabele deel van de beloning bij het opstellen van de jaarrekening nog niet is vastgesteld wijkt dit cijfer af van 2010.
W o n i n g b o u w
30. Bezoldiging bestuurders en commissarissen
S o c i a l e
41,3
2 0 1 1
8,4
Totaal aantal werknemers
W a a r b o r g f o n d s
Risicomanagement en Backoffice
De Raad van Commissarissen
Mevrouw M.W. Lubbi Lid
De Raad van Commissarissen
De heer drs. J.G.I.M. Reijrink Lid 75
Overige gegevens Statutaire regeling inzake de winstbestemming In de statuten is geen regeling opgenomen inzake de winstbestemming van de stichting. Op basis van artikel 23 van de statuten zal bij ontbinding van de stichting het batig saldo in zijn geheel worden aangewend in het belang van het wonen. Voorstel winstbestemming In overeenstemming met voorgaande jaren is het resultaat ad € 14.765.756 als volgt verwerkt in de jaarrekening: € Borgstellingsreserve Reserve koersverschillen Resultaat na belasting
76
5.516.587 9.249.169 14.765.756
77
W a a r b o r g f o n d s
S o c i a l e
W o n i n g b o u w
J a a r v e r s l a g
2 0 1 1
Controleverklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur en de raad van commissarissen van Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw te Hilversum gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de winst-en-verliesrekening over 2011 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
78
Zwolle, 17 juli 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door Gijsbert A.N. Turkenburg RA
J a a r v e r s l a g W o n i n g b o u w
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BWvermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
S o c i a l e
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
W a a r b o r g f o n d s
Benadrukking van het belang van de toelichting in de jaarrekening met betrekking tot aanspraken wegens borgstelling Wij vestigen de aandacht op paragraaf 18.5 in de toelichting in de jaarrekening waarin het systeem en het risico van borgstelling door de stichting nader uiteen is gezet. Deze toelichting doet geen afbreuk aan ons oordeel.
2 0 1 1
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
79
Colofon
© 2012 Waarborgfonds Sociale Woningbouw Redactie en productiebegeleiding Ronald Dunsbergen, communicatieadviseur Raymond de Jong, communicatieadviseur a.i. Ontwerp en productie The KEY Agency, Schiphol-Rijk Druk Zwaan Printmedia, Wormerveer
80
Fotografie The KEY Agency, iStockphoto
81
W a a r b o r g f o n d s
S o c i a l e
W o n i n g b o u w
J a a r v e r s l a g
2 0 1 1
82
waarborgfonds sociale woningbouw
Marathon 6 1213 PK Hilversum
Postbus 1964 1200 BZ Hilversum
T 035 528 64 00 F 035 528 64 29
[email protected] www.wsw.nl