Commissie Beleid, Plannen en Projecten ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Conceptverslag commissievergadering Beleid, Plannen en Projecten van 16 september 2015 Aanwezig: de heren Feijen en Kuipers (voorzitter), mevrouw Plas-Kerperien, de heren Koeneman (portefeuillehouder Gronings deel beheergebied), Vertegaal en Wollerich en de heer Kooistra, hoofd afdeling Beleid, Projecten en Geo-informatie (secretaris) en mevrouw Hulzebos, bestuurs- en managementassistent (verslag) Afwezig:
1.
mevrouw Eshuis en de heer Van der Ploeg (portefeuillehouder Drents deel beheergebied)
Opening De heer Kuipers opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom. Op de publieke tribune zijn aanwezig de heren Tammo Beishuizen van het Dagblad van het Noorden en Hans Mentink (voorzitter LTO Aa en Hunze).
2.
Mededelingen De heer Kuipers deelt mee dat mevrouw Eshuis en de heer Van der Ploeg met kennisgeving afwezig zijn. Het programma voor de AB-excursie d.d. 25 september a.s. is uitgedeeld aan de deelnemers van de excursie. Er is een nieuwe agenda voor de AB-vergadering d.d. 30 september a.s. uitgedeeld, omdat agendapunt 8 Ex ante evaluatie PBL KRW niet was vermeld. Er is per mail een inspraakreactie van de heer Egbert Lobée ten behoeve van agendapunt 9 ‘Vaststelling beheerprogramma 2016-2021’ binnengekomen. De mail is doorgestuurd naar de commissieleden en is uitgedeeld. De heer Vertegaal leest een citaat met betrekking tot waterveiligheid uit de troonrede voor. Hij wijst hierbij op de innovatieve manier waarop met de waterveiligheid omgegaan kan worden.
1
3.
Verslag vergadering d.d. 10 juni 2015 Tekstueel: Pagina 7, agendapunt 9 ‘Verzoekbesluit onteigening gronden Benedenloop Westerwoldse Aa c.a.’; De zin ‘De heer Van der Ploeg antwoordt bevestigend’ vervangen door ‘De heer Van der Ploeg antwoordt dat het meerdere eigenaren betreft’. Pagina 9, agendapunt 10 ‘Duurzaamheidsverslag 2014’, tweede alinea onder het kopje; In de zin ‘De heer Kuipers … label A heeft’ ‘20%’ vervangen door ‘80%’. Naar aanleiding van: Pagina 1, agendapunt 3 ‘Verslag vergadering d.d. 24 april 2015’, het antwoord in het kader onderaan de pagina; De commissieleden vinden het wenselijk dat er van het inspreken tijdens een commissievergadering een korte samenvatting in het verslag komt. Indien de inspreker zijn tekst heeft toegezonden zal die als bijlage toegevoegd worden aan het verslag en wordt in het verslag hier naar verwezen. Pagina 9, agendapunt 10 ‘Duurzaamheidsverslag 2014’, derde alinea onder het kopje, de zin ‘De heer Kuipers … voor een e-bike’; De heer Kuipers vraagt of hij alsnog een antwoord kan ontvangen op de gestelde vraag. Het antwoord op deze vraag is nagegaan bij de ambtelijke dienst en weergegeven in het kader hieronder. Tot vorig jaar is aan de medewerkers een fietsregeling aangeboden waarmee ze via belastingvoordeel een fiets kunnen aanschaffen. Er wonen nog veel medewerkers in de buurt van de plaats waar de vorige waterschappen waren gevestigd en nu dus op een grotere afstand van het werk. Het verslag wordt gewijzigd vastgesteld.
4.
Agenda vergadering algemeen bestuur d.d. 30 september 2015 De agenda wordt voor kennisgeving aangenomen.
5.
Stand van zaken Masterplan Kaden Pagina 1 en 3, ‘Samenvatting’ en ‘Voorgeschiedenis/eerdere besluitvorming/beheerplan’ Mevrouw Plas-Kerperien merkt op dat in 2004 de normen zijn opgesteld voor Masterplan Kaden en dat dat dus het peiljaar is. Zij vraagt waarom het aardbevingselement niet is meegenomen in de stabiliteitsnormering.
2
De heer Kooistra legt uit dat onze kadehoogte gekoppeld is aan de maatgevend hoogwaterstand, die door de Provincie is vastgelegd. Met betrekking tot de aardbevingen licht de heer Kooistra toe dat in 2004 de stabiliteit nog niet aan de orde was en dat wij nu aan het begin van de toetsing van de stabiliteit van de boezemkades staan. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de aardbevingen, zover het van toepassing is. Daarnaast vraagt mevrouw Plas-Kerperien waarom gerekend is met de normen van 2004. De heer Koeneman antwoordt dat aanpassingen, zoals bodemdaling, in het plan worden meegenomen. Pagina 4/5, onderste alinea ‘De afgelopen jaren … niet waar kan maken’; Mevrouw Plas-Kerperien merkt op dat aannemers zeer scherp (goedkoop) inschrijven en dat tijdens de uitvoering blijkt dat aannemers de inschrijving moeilijk waar kunnen maken, waardoor dure juridische procedures ontstaan. Zij geeft aan dat er een kentering is waarbij minder gekozen wordt voor de goedkoopste aannemer en meer gekeken wordt naar de prijs-kwaliteit verhouding. Zij vraagt hoe het waterschap hier mee omgaat. De heer Koeneman legt uit dat de wijze van aanbesteding een punt van aandacht is. Sommige aannemers starten juridische procedures op wanneer zij het niet eens zijn met de wijze van toekenning van projecten. Het traject moet dan weer opnieuw opgestart worden, wat vertragingen oplevert en veel geld kost. De heer Koeneman vult aan dat dat het waterschap op de prijs-kwaliteitverhouding let. De heer Kooistra licht toe dat bij complexere projecten de EMVI-criteria wordt toegepast (Economisch Meest Voordelige Inschrijving) bij contracten. Hiermee wordt ook kwaliteit meegewogen in de beoordeling. Bij de landelijke aanbestedingsregels wordt voorgeschreven wanneer en hoe de EMVI-criteria moet worden toegepast. Pagina 6, het onderste tabel, traject Delfzijl; Mevrouw Plas-Kerperien merkt op dat slechts 10% van het oorspronkelijke krediet van Delfzijl is besteed en vraagt om uitleg. De heer Kooistra legt uit dat het een kwestie van planning is, een groot deel van de werkzaamheden rond Delfzijl moeten nog worden uitgevoerd. Daarnaast worden er veel werkzaamheden gecombineerd met werk van Groningen Seaports. De heer Feijen merkt op dat er 20 km. extra wordt opgehoogd en vraagt of er nog meer uitbreiding wordt verwacht met betrekking tot aanpak van risicovolle kaden. De heer Kooistra zegt dat het Duurswoldsysteem minder goed in beeld was. Dit komt door het niveau van de inventarisatie in 2004. Vooral in dit gebied is er sprake van ‘extra’ kilometers ten opzichte van de inventarisatie uit 2004. De heer Koeneman geeft aan dat er een overzicht wordt gemaakt van wat al aangepakt is en wat nog moet gebeuren. De heer Feijen vraagt hoeveel vrijheid genomen wordt met het aanpakken van extra kilometers. De heer Kooistra licht toe dat wanneer er in een traject meer kilometers niet op hoogte zijn deze in het project worden opgehoogd. Ondanks dat deze locaties destijds niet geïnventariseerd zijn moeten ze wel op hoogte worden gebracht.
3
De heer Vertegaal vraagt of piping problemen op de ‘zachtere’ manier in ons gebied kunnen worden opgelost. De heer Kooistra antwoordt dat de gekozen oplossing vaak afhankelijk is van de beschikbare ruimte. De heer Kuipers vraagt of de planning vanwege het extra werk nog op orde is. De heer Koeneman antwoordt bevestigend.
Bevindingen De commissie neemt kennis van het voorstel om kennis te nemen van de actuele stand van zaken van het Masterplan Kaden.
6.
Vaststelling peilbesluit Oldambtboezem De heer Koeneman licht het voorstel toe. De heer Koeneman geeft aan dat vanwege het dalen van het waterpeil de haven van Termunterzijl verder dicht gaat slibben. Officieel is dit niet het probleem van het waterschap, maar van de gemeente. Echter om diverse redenen, zoals stankoverlast en maatschappelijk verantwoordelijkheid, vindt er een bestuurlijk overleg met de gemeente Delfzijl en het waterschap plaats. Hierin zal besproken worden hoe dit probleem aangepakt kan worden. De provincie wordt hierbij ook betrokken. De heer Feijen adviseert om bij de aanpak van dit probleem ook naar de Duitse traditionele methoden te kijken, zoals het verbeteren van de spuicapaciteit (druk creëren met behulp van spuibekken). De heer Koeneman geeft aan dat dit voorstel reeds is doorgegeven aan de ambtelijke dienst. De heer Feijen is verbaasd dat het waterschap met modernere modelering de problematiek aanpakt, terwijl de provincie met de toezichthoudende rol met verouderde systemen werkt. Hij zou graag zien dat de toezichthouder met het waterschap hierin meegaat in plaats van ‘er achter aan loopt’. De heer Koeneman geeft aan dat de provincie de lagere overheden, zoals gemeenten en waterschappen, in goed overleg de ruimte geeft om de werkzaamheden uit te voeren. De heer Kooistra licht toe dat het waterschap meer expertise heeft en dat de gekozen werkwijze binnen de regels van de provincie past. De heer Feijen vraagt wanneer we de eerstvolgende peilverlaging kunnen verwachten. Daarnaast vraagt hij om een terugblik van de reeds uitgevoerde peilverlaging
4
Het antwoord op deze vraag is nagegaan bij de ambtelijke dienst en weergegeven in het kader hieronder. Het is moeilijk te voorspellen wanneer de eerstvolgende peilverlaging te verwachten is. We volgen met het peil de gemeten bodemdaling. De huidige prognoses laten zien dat rond 2035 de bodem in het Oldambtgebied gemiddeld weer zo’n 10 cm is gedaald. In deze prognoses is echter nog geen rekening gehouden met eventuele aanpassingen in de hoeveelheid m³ aardgas die jaarlijks gewonnen wordt. Als er de komende jaren bijvoorbeeld minder aardgas gewonnen wordt, heeft dit wellicht effect op het verloop van de bodemdaling. Wat het effect precies is, is op dit moment nog niet duidelijk. De vorige peilverlaging was in 1989. Het peil dat toen vastgesteld is (-1,36 m. NAP) is gedurende een lange tijd gebruikt. Het boezemsysteem Oldambt functioneerde goed met dit peil. Na verloop van tijd wordt de bodemdaling in het gebied echter te groot om het peil te handhaven. Het verschil tussen boezempeil en achterland wordt te groot. Hierdoor werden problemen voorzien op het gebied van waterveiligheid en waterafvoer vanuit de polders. Dan is het zaak de problemen vóór te zijn en tijdig een nieuw peil vast te stellen. Dat wordt met het nieuwe peilvoorstel gedaan. De heer Vertegaal vraagt welk percentage van onze maalkosten toe te schrijven zijn aan de bodemdaling. De heer Kooistra geeft aan dat er met commissie bodemdaling een overeenkomst is opgesteld. De commissie bodemdaling betaalt een deel van de exploitatiekosten van gemaal Rozema. De heer Vertegaal vraagt wat de effecten zijn op de natuurgebieden. De heer Koeneman geeft aan dat er geen effecten (veranderingen) zijn, de bodem en het waterpeil zakken mee. Met de aanleg van de natuurvriendelijke oevers wordt hiermee rekening gehouden. Als éénmansfractie wordt de heer Vertegaal de gelegenheid geboden om een aantal vragen te stellen over de bestuursvoorstellen van diverse peilbesluiten die op de AB-agenda staan. De heer Vertegaal merkt op dat in de bestuursvoorstellen een aantal keren wordt vermeld dat veenoxidatie een onomkeerbaar proces is. Zijn kanttekening bij het woord onomkeerbaar is dat nagedacht kan worden hoe veengroei in sommige gebieden weer hersteld kan worden. De heer Koeneman geeft aan dat het gebied dan eerst heel goed geanalyseerd moet worden en dan gepaste maatregelen getroffen kunnen worden. Maatwerk is hier van belang. Er is geen standaard oplossing dat op alle gebieden van toepassing is. Agendapunt 9. Vaststelling peilbesluit Drentsche Aa Zuid De heer Vertegaal vraagt of het peilbesluit wordt aangepast als er te zijner tijd een wijziging in de inrichting en/of in de pilot plaats vindt. De heer Kooistra antwoordt bevestigend.
5
Agendapunt 10. Vaststelling peilbesluit Paterswolde en Groningen Zuid De heer Vertegaal vraagt zich af of het een goed moment is om nu een besluit te nemen op het peilbesluit gezien de onderhandelingen met de provincie. De heer Koeneman geeft aan dat het juist goed is om dit agendapunt weer te agenderen en bespreekbaar te maken met de provincie.
Bevindingen De commissie neemt kennis van het voorstel om: - In te stemmen met de afhandeling van de zienswijzen conform de reactienota; - Het peilbesluit Oldamtboezem vast te stellen; - De hoogtetoets van de boezemkaden Oldambt baseren op de landelijke “Leidraad toetsen op veiligheid regionale waterkeringen”.
7.
Integrale stedelijk wateropgave Winschoten – Molenweg/Molenhornstraat De heer Koeneman licht het voorstel kort toe. Hij geeft aan dat deze wateropgave een mooi voorbeeldproject is en ook zo opgepakt kan worden met andere gemeenten. De heer Kuipers geeft aan dat hij graag een overzicht zou willen wat er met de gemeenten in ons gebied aan activiteiten wordt opgepakt. De heer Koeneman geeft aan dat aan de hand van de inventarisatie met een aantal gemeenten dit najaar thema’s naar voren komen. De portefeuillehouders en de beleidsambtenaren zullen dan beoordelen wat kan dienen voor een gemeenschappelijke aanpak en waar de prioriteiten liggen. De heer Feijen vraagt of de gemeente Winschoten nog meer verplichtingen heeft dan wat hier genoemd is. De heer Kooistra geeft aan dat er nog meer opgaven zijn in het stedelijk gebied van Winschoten. De heer Vertegaal vraagt wat er verandert aan onze taak als het waterschap het waterbeheer heeft overgenomen. De heer Kooistra licht toe dat deze watergangen en kunstwerken door ons moeten worden onderhouden. Dit is en was altijd al onze taak.
Bevindingen De commissie neemt kennis van het voorstel om een krediet beschikbaar te stellen van € 32.440,- ten behoeve van het project “Integrale stedelijke wateropgave Winschoten”.
6
8.
Ex ante evaluatie PBL KRW De heer Vertegaal vraagt of het onderzoek versneld kan worden met betrekking tot de keuze van nutriëntengehalte, aanwezigheid van stoorfactoren en de inrichting. Daarnaast geeft hij aan dat er ook nagedacht moet worden over extra fondsvorming, zodat hiermee extra maatregelen gefinancierd kunnen worden. De heer Kooistra geeft aan dat pas eind 2017 de antwoorden beschikbaar zijn uit de evaluatie KRW doelbereik. De heer Vertegaal zou graag meer analyse willen zien waardoor duidelijk wordt waar de knelpunten liggen. De heer Kuipers merkt op dat ten aanzien van de nutriënten de schaalvergroting van de landbouw toegenomen is en dat dit behoorlijke consequenties kan hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater. De heer Kooistra geeft aan dat dit wordt meegenomen in de ‘evaluatie KRW doelbereik’. En geeft aan dat naar verwachting met de huidige nutriëntenconcentraties, met de inrichtingsmaatregelen de KRW-doelen behaald kunnen worden.
Bevindingen De commissie neemt kennis van het voorstel om kennis te nemen van: - De resultaten van de landelijke ex ante evaluatie van de KRW van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL); - De inschatting van de resultaten van het waterschap; - De lange termijn planning.
9.
Vaststelling beheerprogramma 2016-2021 De heer Koeneman zou graag een gesprek willen voeren tussen AB en DB aan de hand van bepaalde opgegeven thema’s. Naar aanleiding van bovengenoemde opmerking is op donderdag 17 september jl. de volgende mail naar de AB-leden verstuurd: Voor de komende AB-vergadering staat de behandeling van het Beheerprogramma op de agenda. Gisteren heeft u hierover in de commissies van gedachten gewisseld. In de commissie BPP heeft behandeling ertoe geleid dat is afgesproken om u te vragen of u de behoefte heeft om over een aantal thema’s, in de AB-vergadering, nader te spreken. Voor deze bespreking zullen we een half uur reserveren in de vergadering. Bij deze oproep moet wel meteen een kanttekening worden geplaatst. Zoals u reeds in het voorjaar is aangegeven heeft het Beheerprogramma een uitgebreide voorbereidingsprocedure doorlopen. Het is nu, overeenkomstig hetgeen hierover wettelijk is vastgelegd, aan u om de reactienota en het beheerprogramma vast te stellen. In het Beheerprogramma is aangegeven dat hetgeen is opgenomen niet ‘in beton is gegoten’. Mochten er zaken, ideeën, observaties naar voren komen die een substantiële impact hebben, dan kunnen deze eventueel apart in de komende bestuursperiode aan de orde worden
7
gesteld, waarbij de mogelijke (financiële) consequenties in de voor- of najaarsrapportage een plek krijgen. Inpassing in het voorliggende Beheerprogramma is niet meer mogelijk! Mocht u één of meerdere thema’s willen benoemen dan verzoek ik u deze voor maandagmorgen 10.00 uur aan mij, per mail, aan te leveren.
Naar aanleiding van de inspraakreactie van de heer Egbert Lobée. De heer Kuipers geeft aan dat hij een actievere, meer richtinggevende rol zou willen zien met betrekking tot dit onderwerp (het verliezen van lood van hengels in het oppervlaktewater). De heer Koeneman geeft aan dit onderwerp mee te nemen in het overleg met de Hengelsportfederatie. De heer Vertegaal vraagt om de bij de Unie van Waterschappen na te vragen hoe we er voor staan met betrekking tot de Greendeal. Daarnaast vraagt hij om ook bij de Unie van Waterschappen na te vragen welke Demonstratieprojecten er zijn en of wij als waterschap ook mee kunnen doen aan een demonstratieproject. De antwoorden op deze vragen zijn nagegaan bij de ambtelijke dienst en weergegeven in het kader hieronder. De antwoorden op deze vragen worden nagezonden. De reden hiervoor is dat er nog geen afstemming is geweest met de persoon van de Unie van Waterschappen. Mevrouw Plas-Kerperien vindt het erg positief dat er een uitgebreide en serieuze beantwoording is in de reactienota. Mevrouw Plas-Kerperien vindt het goed dat het waterschap meldt dat de realisatiestrategie van Drenthe wordt overgenomen. De heer Vertegaal complimenteert de ambtelijke dienst voor de opstelling van het beheerplan. De heer Vertegaal vraagt of de reactienota onderdeel van beheerprogramma is. Tevens vraagt hij wat de status is. Het antwoord op deze vraag is nagegaan bij de ambtelijke dienst en weergegeven in het kader hieronder. De reactienota maakt formeel geen deel uit van het beheerprogramma. Wel is het zo dat waar de nota wijzigingen van en aanvullingen op het ontwerp-beheerprogramma bevat die door het algemeen bestuur worden overgenomen, deze worden opgenomen in het vast te stellen beheerprogramma. Naast vaststelling van het beheerprogramma is het aan het algemeen bestuur om te beslissen over de afhandeling van de ingebrachte zienswijzen op het ontwerp. Middels de reactienota krijgt het algemeen bestuur zicht op de ingebrachte zienswijzen en fungeert deze nota ook als voorstel aan het algemeen bestuur voor de afhandeling hiervan, hetgeen zich ook manifesteert in een aantal aanpassingen van het vast te stellen beheerprogramma.
8
De heer Kuipers vraagt wat er tot nu toe is afgesproken met de Provincie met betrekking tot de drainage in de 100 meter zone buiten de natuurgebieden. Het antwoord op deze vraag is nagegaan bij de ambtelijke dienst en weergegeven in het kader hieronder. De provincie Drenthe is samen met de LTO, natuurbeschermingsorganisaties en de waterschappen bezig om voor alle Natura 2000 gebieden binnen de provincie bufferzones af te leiden voor drainage en beregening. Het doel van deze exercitie is om te komen tot zones waarbuiten geen vergunning in het kader van de NB-wet hoeft te worden aangevraagd en waarbinnen onder algemene regels bijvoorbeeld wel drainage mag worden aangelegd. Dit alles om te voorkomen dat een voortoets of passende beoordeling nodig is voor de aanleg van drainage. Op dit moment namelijk is in het concept beheerplan Natura 2000 Drentse Aa een zone van 1500 meter opgenomen waarbinnen getoetst moet worden of de aanleg van drainage een significant effect heeft op het Natura 2000 gebied. Op dit moment is het onderzoek afgerond en heeft de provincie een concept voorstel gemaakt dat ze wil bespreken met de gedeputeerde alvorens het naar GS te brengen. Het concept voorstel is in de projectgroep besproken en heeft daar tot de nodige opmerkingen geleid. Met name de LTO en de natuurorganisaties kunnen zich nog niet vinden in het voorstel. De provincie bekijkt nog of ze het voorstel gaat aanpassen voordat het naar de gedeputeerde gaat.
Bevindingen De commissie neemt kennis van het voorstel om: - In te stemmen met de in de reactienota aangegeven afhandeling van de inspraakreacties; - Het beheerprogramma vast te stellen 2016-2021 conform het ontwerp met inachtneming van de in de reactienota aangegeven aanvullingen en aanpassingen; - Voor ons aandeel in de kosten van KRW-maatregelen kredieten beschikbaar te stellen van in totaal € 19.408.900,-; - Deze kredieten in de vorm van programmabudgetten per waterlichaam, nvo’s en vispaspassages vrij te geven; - De kosten van de resterende KRW-maatregelen in de begroting 2016 en verder te verwerken.
10.
Rondvraag Er zijn geen vragen.
11.
Sluiting De heer Kuipers bedankt een ieder voor zijn inbreng en sluit de vergadering.
9
Ongewijzigd/Gewijzigd vastgesteld in de vergadering van 28 oktober 2015.
Jelmer Kooistra secretaris
Gerard Kuipers voorzitter
10