Colofon
jaargang 124 - december 2014
WY]
■ REDACTIE Marian Adriaansen, hoofdredacteur Lianne van der Meer, redactiecoördinator,
[email protected], tel. (020) 515 95 01 Harriët Teijen, eindredacteur
WLMGVFKULIWYRRUYHUSOHHJNXQGLJH[SHUWV [SHUWV
■ EXTERNE REDACTIE Ed Schoemaker, Jennie Mast, Marijke Cronenberg, Irene Jongerden ■ REDACTIESECRETARIAAT Nicoline Kramer, tel. (020) 515 97 43
[email protected] ■ REDACTIEADRES Radarweg 29, 1043 NX, Postbus 152, 1000 AD Amsterdam, tel. (020) 515 97 43,
[email protected], www.tvzdirect.nl ■ AUTEURSINSTRUCTIES Aanwijzingen voor auteurs staan op www.tvzdirect.nl/tvz ■ ONTWERP Kameleon Reclamestudio B.V. Maarssen ■ ONTWERP COVER Justcreative Media, Rotterdam ■ OPMAAK Scientific Publishing Services, India ■ PRODUCTIEBEGELEIDING Ilse van de Burgwal ■ OVERNAME ARTIKELEN Het overnemen en vermenigvuldigen van artikelen en berichten is slechts toegestaan met bronvermelding en na schriftelijke toestemming van de redactie.
Meten? In het dossier van dit nummer gaat het over het nut van meetinstrumenten. We meten wat af in onze praktijken, variërend van ondervoeding, de mate van kwetsbaarheid bij ouderen, het risico op decubitus en de stemming van een depressieve psychiatrische patiënt. En waarom eigenlijk? Omdat het Veiligheidsmanagementsysteem van het ziekenhuis dat vereist, of omdat de dokter dat heeft gezegd? Marieke Schuurmans merkt in haar interview terecht op dat meetgegevens aan verpleegkundigen zelf de mogelijkheid geven om een professi-
TvZ Tijdschrift voor verpleegkundig experts is een gezamenlijke uitgave van Reed Business Information bv en de Stichting Publikaties voor Verpleegkundigen en Verzorgenden (SPVV). TvZ verschijnt tweemaandelijks.
onele discussie te voeren over geschikte interventies. Tegelijkertijd klagen verpleegkundigen over de tijd die al dat gemeet kost
■ ABONNEMENTEN Klantenservice, postbus 808, 7000 AV Doetinchem tel. (0031)(0)314-358 358, fax (0031) (0)314-349 048, www.klantenservice.reedbusiness.nl,
[email protected]. Abonnementen lopen automatisch door, tenzij uiterlijk 30 dagen voor de vervaldatum opgezegd bij de klantenservice via tel. (0314) 358 358. ■ KLANTENSERVICE Postbus 4, 7000 BA Doetinchem, tel. (0314) 358 358 (op werkdagen tussen 8.30 en 17.00 uur), fax (0314) 349 048,
[email protected]. ■ ADVERTENTIEVERKOOP Cross Media Nederland, tel. (010) 742 10 20
[email protected] www.crossmedianederland.com. ■ MARKETING Linda van der Wel, tel. (020) 515 97 87,
[email protected]. ■ ABONNEMENTSPRIJZEN Prijzen incl. 6% BTW Particulier € 149,79 Interesse in een collectief abonnement (meerdere exemplaren voor één rekening) of studentenabonnementen? Neem contact op met Linda van der Wel:
[email protected]. Prijswijzigingen voorbehouden
en vullen ze niet zelden zelf de scorelijst in
En als dat dan keurig is vastgesteld, houden
om er maar vanaf te zijn. Lijsten verdwijnen
we er in onze beschaafde samenleving niet
voor altijd in het dossier, waardoor het
van om te erkennen dat hoge ouderdom
meten geen enkele zin heeft. Soms wordt er
soms met gebreken komt, waar in een aantal
te weinig gemeten. De aanleiding van het
gevallen slechts moeizaam vat op te krijgen
recente oproer over de kwaliteit van ver-
is. En dat ontluisterende aftakeling slechts
pleeghuizen bleek ‘het langs de benen lopen
in verpleeghuizen kan worden waargeno-
van de urine van de moeder van de staatsse-
men en thuis nooit zou zijn gebeurd, vanwe-
cretaris’, waarbij de suggestie werd gewekt
ge de voortdurende liefdevolle verzorging
dat haar dat thuis nooit zou zijn overkomen.
van de naasten. De ouderen die mishandeld
Een dankbaar thema voor de politiek om al
worden door deze naasten zien we gemaks-
die slechte verpleeghuizen aan te vallen, met
halve over het hoofd. Gelukkig worden die
de klacht dat er niets is veranderd in de laat-
door het Sociaal Cultureel Planbureau vol-
ste tien jaar. Heeft iemand van de verple-
gend jaar ook gemeten, zodat we er wat aan
ging vastgesteld om welk soort incontinen-
kunnen doen. Misschien wel opname in een
tie het gaat alvorens de beslissing te nemen
verpleeghuis.
om incontinentiemateriaal aan te meten?
■ UITGEVER Ben Konings
Marian Adriaansen, hoofdredacteur TvZ Auteursrecht voorbehouden. Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen. ISSN 1380-3425.
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_redactioneel.indd 1
Twitter: @mariantvz mail:
[email protected]
| 1
12/8/2014 10:52:24 PM
HET PIJNCONGRES
20 januari 2015 | Postillion Bunnik Dagelijks heb je te maken met patiënten met pijn. Om optimale pijnbestrijding te bereiken is het van essentieel belang dat je de vaardigheden hebt om pijn te signaleren, te herkennen en dat je weet welke methoden je tot je beschikking hebt voor anamnese en behandeling. Hoe ontstaat pijn in het lichaam en welke factoren hebben invloed op de pijnbeleving? Hoe meet je pijn bij verschillende patiënten? Wat zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden bij medicamenteuze pijnbehandeling? Op deze en meer vragen krijg je antwoord tijdens het Pijncongres.Na deze dag vol kennis, inspirerende sprekers, interactie met vakgenoten en talloze praktijkvoorbeelden ga je naar huis met informatie die direct toepasbaar is op de werkvloer, zodat jij een optimale pijnbestrijding kunt bereiken voor jouw patiënten. Een greep uit het programma: • Erik Scherder geeft een heldere inkijk in hoe onze hersenen werken. Dit inzicht biedt jouw praktische handvatten om de pijn bij jouw patiënt te herkennen en te behandelen. • Ontdek welke pijnmeetmethoden je tot je beschikking hebt en hoe je tot anamnese komt. • Leer de mogelijkheden en onmogelijkheden van medicamenteuze pijnbehandeling kennen.
Kijk voor het volledige programma en inschrijven op:
www.nursingcongressen.nl/pijn
Profiteer van de vroegboekkorting! Bespaar € 50,-, meld je nu aan!
WY]
WLMGVFKULIWYRRUYHUSOHHJNXQGLJH[SHUWV
En verder
11
Hoofdredactioneel
1
Dossier Slimmer meten
Berichten
4
Column
9
Hoe zinnig is meten voor de verpleegkundige
Dossier Slimmer meten
11
Wat zijn de plussen en minnen van alle apps
Column In beeld
16
waarmee patiënten zelfmetingen kunnen doen?
Interview Marieke Schuurmans
22
In dit dossier ‘Slimmer meten’ gaan we in op
Actueel
27
deze en andere vragen.
Collega
33
Management en Verpleging
34
Patiëntenperspectief
39
Onderzoeksbespreking
40
Column Ethiek
41
Proefschriften
42
Boeken
55
Agenda
56
zorg? En hoe kun je eigenlijk het beste meten?
22 Marieke Schuurmans Marieke Schuurmans is hoogleraar Verplegingswetenschap en Lector Ouderenzorg aan de Hogeschool Utrecht. Sinds ruim een jaar adviseert ze de minister als Chief Nursing Officer (CNO) met het doel de positie van verpleegkundigen en verzorgenden te versterken. ‘Ik denk wel dat ik invloed heb. Als ik daar niet van overtuigd was zou ik stoppen.’
Onderzoek en Praktijk
43 Patiëntenkaarten: de praktijk Patiëntveiligheidskaarten zijn een praktisch hulpmiddel om patiënten te betrekken bij hun
43
Veiligheidskaart kwetsbare ouderen Hulpmiddel voor patiëntenparticipatie
Consensus over beïnvloeden therapietrouw bij MS
48
eigen zorg en veiligheid. Deze kaarten geven in zes cartoons tips aan patiënten over hoe zij zelf bij kunnen dragen aan hun veiligheid. Het Diakonessenhuis (Utrecht, Zeist, Doorn) ging ermee aan de slag.
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_inhoud.indd 3
| 3
12/8/2014 11:16:17 PM
Berichten Cao-overleg ggz nog steeds muurvast
Hoogleraar GGZ Berno van Meijel is door de Hogeschool Inholland per 1 oktober benoemd tot bijzonder hoogleraar GGZ-verpleegkunde bij
Werknemers in de ggz wachten al ruim anderhalf jaar op een nieuwe cao. Dit is ongekend lang. Ondertussen lijken de vakbonden en GGZ Nederland geen stap nader tot elkaar te komen.
de afdeling Psychiatrie van het VU Medisch Centrum te Amsterdam. De leerstoel richt zich op de ontwikkeling van kennis die bijdraagt aan het ontwerpen van nieuwe interventies (of de verbetering van bestaande), die de kwaliteit van de GGZ-verpleegkundige zorg verbeteren. Van Meijel was al bijzonder hoogleraar bij de Parnassia Groep, lector GGZ-verpleegkunde en hij is een van de vaste auteurs van TvZ.
Ontucht
‘Onaanvaardbaar’, zo noemen de vakbonden NU’91, CNV Publieke Zaak, Abvakabo FNV en FBZ de voorwaarden waaronder GGZ Nederland met hen de onderhandelingen in wil. De werkgeversorganisatie in de ggz eist volgens hen dat, voordat de onderhandelingen werkelijk kunnen beginnen, de vakbonden akkoord moeten gaan met het voorstel om de maximale duur van de wachtgeldvergoeding in één keer terug te brengen van 63 naar 24 maanden.
stellen’ te praten, maar dat ze alleen afspraken kan maken die de werkgevers in de huidige tijd van bezuinigingen en teruglopende inkomsten ook kunnen realiseren. ‘Daarbij zullen ook gevoelige thema’s als duur van het wachtgeld, sociale plannen en flexibilisering niet gemeden kunnen worden. Daar staat tegenover dat meer ruimte voor maatwerk kan worden geboden’, aldus GGZ Nederland in een reactie. Met meer ruimte voor maatwerk bedoelt de werkgeversorganisatie dat er niet wordt uitgegaan van een en dezelfde (wachtgeld)regeling voor iedereen, maar dat bij noodgedwongen ontslagen een sociaal plan wordt gemaakt dat is toegesneden op de situatie binnen een organisatie.
Een oud-medewerker van het Atrium Medisch Centrum in Heerlen mag het beroep van verpleegkundige niet meer uitvoeren. De 28-jarige man was in 2009 al veroordeeld voor een zedendelict; in Heerlen ging hij in 2012 en 2013 opnieuw in de fout. Naar aanleiding van dit voorval moeten vanaf volgend jaar alle verpleegkundigen in dit ziekenhuis een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben, aldus een woordvoerster.
Beste werkgever Buurtzorg Nederland is uitgeroepen tot Beste Werkgever van 2014 in de categorie ‘bedrijven met meer dan 1000 medewerkers’. Volgens de jury is er een ‘goede fit’ tussen medewerker en organisatie en staan autonomie en professionaliteit bij Buurtzorg hoog in het vaandel. De verkiezing van Beste
Afspraken Hiermee laat GGZ Nederland volgens de vakbonden zien dat zij de afspraken niet nakomt die werkgevers- en werknemerspartijen landelijk hebben gemaakt in het Sociaal Akkoord. Hierin is onder andere afgesproken dat de sociale partners aan de cao-tafel afspraken zouden maken om het derde WW-jaar, dat vanaf 2015 vervalt, te repareren. In het sociaal akkoord zijn ook afspraken gemaakt over het beperken van flexwerk en het behoud van banen. Volgens de vakbonden heeft GGZ Nederland echter aangegeven dat zij zich niet aangesproken voelt door het sociaal akkoord en dat men ook niet op de hoogte is van de in dit akkoord gemaakte afspraken. NU’91 zet vraagtekens bij de competentie van de onderhandelaren, voorzitter Monique Kempff spreekt van ‘een slecht voorbereide gesprekspartner’.
Werkgever werd dit jaar voor de 14e keer gehouden.
4 ||
TVZ006_berichten 1-4(HT).indd 4
Bezuinigingen GGZ Nederland zegt dat zij wel degelijk bereid is om over ‘het totaal aan voor-
Niet eenvoudig In een bericht waarin GGZ Nederland uitleg geeft over het vastlopen van de onderhandelingen schrijft voorzitter van GGZ Nederland, Jacobine Geel: ‘De vakorganisaties die nu aan de cao-tafel zitten, willen dat wij de landelijk afgesproken versoberingen in de nieuwe cao ggz volledig repareren. Dit is niet bepaald eenvoudig. Het brengt namelijk extra kosten met zich mee die binnen de instellingen opgevangen zouden moeten worden. Omdat de mogelijkheden binnen de ggz daartoe zeer beperkt zijn, betekent dit verdere bezuinigingen binnen de instellingen. Naar onze mening staat dit bovendien haaks op de intentie van het Sociaal Akkoord: behoud van werk voor zoveel mogelijk mensen.’ Geel noemt het vasthouden aan de wachtgeldregeling, die op kan lopen tot 63 maanden, ‘met alle vraagstukken rond de betaalbaarheid van zorg, met het sociaal akkoord en de nieuwe WW-regeling, maatschappelijk niet meer uit te leggen’. ■ tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 9:23:44 PM
Kijk voor meer nieuws op: www.tvzdirect.nl
Van den Brink-Tjebbes (90) overleden
Op 5 november 2014 is drs. J. A. (Bien) van den Brink-Tjebbes overleden. Veel verpleegkundigen kennen haar nog van haar verpleegkundige theorie over zelfzorg.
Van den Brink-Tjebbes werd geboren in 1924. Ze werkte lange tijd als uitvoerend verpleegkundige. Later was ze inspecteur bij de Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid en tot in de jaren ‘90 schreef ze (studie)boeken over de ontwikkeling van de verpleging. Bekend zijn Verplegen naar de maat, een verplegingswetenschappelijke optiek (1987) en Verplegen in verbondenheid (1997). In het verpleegkundig model van Van den Brink-Tjebbes staan eigen verantwoordelijkheid en een holistische mensvisie centraal. Zij stelt dat zelfzorg noodzakelijk is om zinvol te kunnen leven. Bij tekort-
schietende zelfzorg is er sprake van een zelfzorgtekort, en kan de verpleegkundige het tekort aanvullen of overnemen. Van den Brink-Tjebbes onderscheidde achttien zelfzorggebieden en drie gedragsvarianten (verpleegkundig gedrag, participatiegedrag, hulpverlenersgedrag). Samen vormen ze een matrix die werd gebruikt als ordeningsprincipe voor het verzamelen van gegevens. Ze waren de methodische basis voor de zorgplannen in veel zorginstellingen. Andere bekende verpleegkundige theorieën zijn die van Dorothea Orem, Henderson en Gordon.■
Foto: Arno Massee
Speciale smartphone voor verpleegkundigen
Een speciaal voor verpleegkundigen ontwikkelde smartphone, Myco genaamd, moet ervoor zorgen dat verpleegkundigen efficiënter kunnen werken en meer tijd voor de patiënt overhouden. De smartphone is ontwikkeld door onderzoekers in Zweden. Nog dit jaar gaan in een aantal Nederlandse ziekenhuizen pilots met het toestel van start, aldus
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_berichten 1-4(HT).indd 5
Marja Nieboer van Ascom, de producent van het toestel. De Myco ziet eruit als een combinatie tussen een smartphone en een pieper, en geeft bij het aanzetten een overzicht van alle patiënten en hun status. De verpleegkundige kan via de telefoon patiëntgegevens invoeren, laboratoriumuitslagen bekijken, medicatie registreren via de barcodescanner en collega’s raadplegen via een chatfunctie. Het
zoeken en halen van de Computer on Wheels is daarmee verholpen. Ook de pieper wordt met het gebruik van de Myco overbodig; de verpleegkundige krijgt meldingen via de telefoon binnen. Als ze op dat moment telefonisch in gesprek is, wordt dat telefoongesprek geparkeerd tot de melding is afgehandeld. Is ze niet aan het bellen, dan kan de verpleegkundige de informatie aflezen op het display. Verder is het apparaat volgens de ontwikkelaars ‘onverwoestbaar’ en zou het tegen ontsmettingsmiddelen kunnen. Er is veel te doen om het al dan niet gebruiken van smartphones op de werkvloer. Zo adviseerde de Werkgroep Infectiepreventie onlangs nog om tijdens het werk geen mobiele telefoon of tablet te dragen, tenzij dit noodzakelijk is voor de werkzaamheden. De smartphones zouden niet goed schoon te houden zijn, en bovendien mogen patiëntdata niet zomaar op alle apparaten gezet worden. Nieboer: ‘Dat vereist inderdaad aanpassingen in protocollen en daarover zijn we nu in gesprek met ziekenhuizen.’ ■ | 5
12/8/2014 9:23:46 PM
Berichten Nationaal erfgoed komt samen
‘Verpleegkundige: laat je vak niet uithollen’
De Stichting Verpleegkundig Historisch Bezit (SHVB) gaat samen met de Nederlandse Vereniging voor Medische Geschiedenis (NVMG) uit Urk. Ook de collecties komen op termijn (uiterlijk maart 2016) samen op Urk. Volgens de SHBV biedt de inbedding van
Soms geven buitenstaanders een beter advies dan mensen uit je directe omgeving. Of in ieder geval een advies dat je grondig aan het denken zet. Zo iemand is arts en jurist Marius Buiting. Op het VUmc/TvZ symposium Betere Zorg? Doen! Van inspiratie tot innovatie, gaf hij advies aan verpleegkundigen: ‘Geef zelf mede vorm aan de veranderingen die komen’.
de verpleegkundige collectie in het nationale erfgoed op het gebied van de medische geschiedenis een unieke kans op overleving van het verpleegkundig erfgoed. Zie ook: verpleegkundigerfgoed.nl.
Dag Prinsengracht Eind dit jaar sluit het Prinsengrachtziekenhuis in Amsterdam definitief de deuren. Na meer dan 170 jaar verdwijnt het oudste opleidingsziekenhuis van Nederland. Meer weten over dit unieke instituut? Bekijk het themadossier Dag Prinsengracht op
Verpleegkundigen ontkomen de komende jaren niet aan ingrijpende veranderingen in de manier waarop er wordt gewerkt in de zorg. De kunst is om actief mede vorm te geven aan deze veranderingen en het vak niet uit te laten hollen. Hierbij moeten verpleegkundigen zich niet blindstaren op technologische innovaties, zegt arts en jurist Marius Buiting. Hij is directeur van de Nederlandse Vereniging van toezichthouders in zorg en welzijn en daarnaast chairman van the board van het European Health Futures Forum en voorzitter van het wmo-platform van de stad Utrecht.
www.fni.nl/dag-prinsengracht.
Vernieuwing statistiek van doodsoorzaken Het CBS en de UvA stellen een leerstoel Registratie van doodsoorzaken in. Prof. dr. J.W.P.F. (Jan) Kardaun is hiertoe benoemd tot bijzonder hoogleraar. De leerstoel richt zich op het
Innovatie: meer dan techniek Buiting stelt dat alleen maar taakgericht werken het vak uitholt. Verpleegkundigen zouden moeten meegaan met innovaties. Hij licht dit toe: ‘Bij innovatie wordt in eerste instantie vooral gedacht aan technologische innovatie. Maar die vindt ook wel zijn weg zonder dat we daar veel aandacht aan besteden. Innovatie gaat namelijk verder dan technologie. Wat veel trager verloopt, is
de innovatie van werkpatronen en de sociale innovatie. De zorg dreigt achter te blijven bij de revolutionaire veranderingen in de huidige tijd, vooral omdat de patronen waarin wij werken niet mee veranderen. De traditionele beroepsdomeinen van verpleegkundigen, artsen en paramedici, en de af bakening daartussen, leidden in de 20 e eeuw tot werkpatronen waarvan het grootste deel nu, in de 21e eeuw, niet langer hanteerbaar lijkt. Participatieverpleging Buiting: ‘Daarnaast is het huidige systeem van de gezondheidszorg heel kostbaar. Het legt een enorm beslag op de middelen van de samenleving, met slechts een beperkt rendement. Niet alleen daarom is innoveren hard nodig. Het is vooral noodzakelijk om de zorg op een hoger plan te brengen. Dat kan door participatieverpleging: betrek patiënten en hun omgeving bij de zorg en draag deze zoveel als mogelijk aan hen over. Coaching en kennis van de patiënt en diens sociale verbanden zijn daarbij van belang.’ ■
herdefiniëren van het begrip ‘doodsoorzaak’. Hierdoor moet het mogelijk gemaakt worden om meerdere doodsoorzaken aan te geven als niet één doorslaggevende oorzaak is. Tegen-
Rectificatie
woordig overlijden veel mensen immers op hoge leeftijd terwijl ze aan meerdere chronische ziekten lijden. Veranderingen in deze statistiek worden onder toezicht van de Wereldgezondheidsorganisatie internationaal afgestemd.
6 ||
TVZ006_berichten 5-7(EH).indd 6
In het vorige nummer van TvZ (5, 2014) is op pagina 7 per abuis een verkeerde foto afgedrukt. Op deze pagina was een bericht over V&VN gepland met daarbij de foto van voorzitter Henk Bakker. Van-
wege de actualiteit werd de tekst vervangen door het bericht Prinsjesdag, de belangrijkste punten. Helaas is daarbij verzuimd om de foto te vervangen, waarvoor onze excuses. ■ tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 11:11:27 PM
Kijk voor meer nieuws op: www.tvzdirect.nl
Onregelmatige diensten verouderen hersenen Onregelmatige diensten kunnen op lange termijn schade veroorzaken aan het brein. Onderzoek aan de universiteit van Swansea en Toulouse toonde aan dat iemand die gedurende tien jaar in ploegendiensten werkte, dezelfde cognitieve scores haalde als iemand van 6,5 jaar ouder zonder wisselende diensten. Uit de studie, gepubliceerd in het British Medical Journal, bleek dat het
brein 30 tot 40 procent sneller veroudert als je tien jaar onregelmatig werkt. Voor het onderzoek werden ruim 3200 mensen in Frankrijk sinds 1996 gevolgd. Ongeveer de helft van hen werkte in ploegendienst, de andere helft niet. De werknemers deden tests voor het geheugen, denksnelheid en andere cognitieve vaardigheden. Vijf en tien jaar later werden de deelnemers opnieuw getest. Uiteindelijk bleek dat het onregelmatig werken voor een slechtere
hersenfunctie zorgt. Iemand die gedurende tien jaar in ploegendiensten werkte behaalde dezelfde scores als iemand die 6,5 jaar ouder was dan de deelnemer. Het is niet precies bekend waarom onregelmatige werktijden negatieve gevolgen hebben voor het brein en de gezondheid. Mogelijk spelen slechter slapen en een verhoogde productie van het stresshormoon cortisol hier een rol in, aldus de onderzoekers. ■
Onrust rondom bachelor medische hulpverlening Studenten die schadevergoeding eisen, een beroepsvereniging die bezwaar maakt tegen het openemen van de beroepsgroep in de wet BIG. Er is heel wat onrust rond de bachelor medische hulpverlening (BMH) die sinds 2010 wordt aangeboden aan drie hogescholen.
Foto: ANP
De BMH is gestart vanwege de roep vanuit het werkveld om meer afgestudeerden in de richtingen anesthesie, ambulancezorg en spoedeisende hulp. Eerder kwamen al berichten naar buiten dat het lastig was om stageplaatsen te regelen voor de studenten. Nu de
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_berichten 5-7(EH).indd 7
eerste afgestudeerden de arbeidsmarkt betreden, blijkt het niet altijd makkelijk om een baan te vinden. De studenten denken dat zij moeilijk aan een baan komen omdat hun beroep niet BIG-gerigistreerd is. Lidwien Prinssen, woordvoerder van de Hogeschool Utrecht, benadrukt dat voor de afstudeerrichtingen Anesthesie en Spoedeisende Hulp geen aanvullende regeling noodzakelijk is. Prinsen: ‘Artikel 35 van de wet BIG voorziet in het uitvoeren van voorbehouden handelingen door niet-zelfstandig bevoegden. De voorwaarden hiervoor zijn dat een zelf-
standig bevoegde (arts) de opdracht geeft en dat hij toezicht moet kunnen houden, eventueel aanwijzingen kan geven en indien nodig de handeling kan overnemen.’ Er is een traject gestart om te onderzoeken of de medisch hulpverlener zelfstandige bevoegdheden moet krijgen. Met andere woorden: hoe het beroep juridisch moet worden ingebed in de wet BIG. Hiertoe wordt de medisch hulpverlener opgenomen in een tijdelijke experimenteerregeling, zoals ook is gebeurd met de verpleegkundig specialist, de physician assistant en de klinisch technoloog. Hier heeft V&VN bezwaar tegen gemaakt. De BMH wordt aangeboden aan de Hogeschool Utrecht, de Hogeschool Arnhem en Nijmegen en de Hogeschool Rotterdam. Vijftien studenten van de HU zijn afgelopen zomer afgestudeerd. Prinssen: ‘Een aantal van de afgestudeerden is een vervolgstudie gestart (geneeskunde, verpleegkunde of verpleegkunde duaal) en een aantal werkt als trainee (anesthesie, SEH). Van één afgestudeerde weten we dat deze werkt op de anesthesie.’ ■ Lees verder vanaf pagina 27.
| 7
12/8/2014 11:11:29 PM
Berichten Landelijke pre-mastertoets MANP op komst?
Reumabeweegwijzer fonds lanceert een online keuzehulp voor mensen met reuma op www.reumabeweegwijzer.nl. Met deze Reumabeweegwij-
Drie Hogescholen hebben een gezamenlijke pre-mastertoets ingevoerd voor verpleegkundigen die zich willen aanmelden voor de opleiding tot verpleegkundig specialist. Ook hebben zij een digitale toetsbank farmacologie opgezet en hebben ze een begin gemaakt met een digitale toets voor klinisch redeneren.
freeimages/Gokhan Okur
Het Reuma-
zer kunnen mensen met reuma beweegactiviteiten bij hun in de buurt opzoeken. De activiteiten in de Reumabeweegwijzer worden door een deskundige therapeut gegeven.
Toename vrijwilligers palliatieve terminale zorg Het aantal vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg (VPTZ) is opnieuw gegroeid. In 2013 hebben 10.650 vrijwilligers van de 200 VPTZ-organisaties 9.992 mensen ondersteund in hun laatste levensfase, in ruim 1,2 miljoen uur. Dit gebeurde bij mensen thuis en in hospices. Dit staat te lezen in de VPTZ Registratierapportage 2013. De overheid subsidieerde de coördinatie van het vrijwilligerswerk en de huisvestingskosten van hospices voor 60 procent. De overige 40 procent is gefinancierd met hulp van private middelen: 14 procent betrof bijdragen van gasten en 26 procent andere bronnen zoals particulieren, fondsen, kerken en bedrijfsleven. Zie ook: www.vptz.nl.
Begrijpelijke vragenlijsten Engelstalige vragenlijsten om de uitkomsten van zorg te meten vanuit het perspectief van patiënten (PROMs) worden niet altijd goed vertaald. Daardoor worden ze soms slecht begrepen of ze zijn niet van toepassing op de Nederlandse situatie. Na een onderzoek zijn PROM-vragenlijsten voor groepen patiënten met vaatziekten bijgesteld en ze blijken nu begrijpelijker. Zie ook: www.nivel.nl
8 |
TVZ006_berichten 8-9 column.indd 8
Robbert Gobbens, coördinator masteropleiding Advanced Nursing Practice (MANP) van Hogeschool Rotterdam en projectleider van dit samenwerkingsverband, spreekt de hoop uit dat de toetsen gebruikt gaan worden door alle Hogescholen die de opleiding MANP aanbieden. ‘Daar sturen wij op aan, maar zover zijn we nog niet! Op het landelijk overleg opleidingen MANP zal dit punt op korte termijn aan de orde worden gesteld.’ De pre-mastertoets is een diagnostische zelftoets die (aspirant)studenten inzicht geeft in hun kennisniveau en of dit voldoende is om de opleiding te doorlopen. Het idee erachter is dat studenten die bij zichzelf kennishiaten constateren, worden gestimuleerd om deze door middel van zelfstudie weg te werken. De pre-mastertoets is ontwikkeld door Fontys Hogeschool, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Zuyd. Uit een evaluatie onder de eerste lichting studenten die de toets heeft gemaakt, blijkt dat studenten tevreden zijn over de toets. Driekwart gaf aan dat de toets hen bewust had gemaakt van kennishiaten. Zij besteedden gemiddeld ruim 10 uur aan zelfstudie, om de hiaten weg te werken. De drie hogescholen hebben ook een digitale databank samengesteld met vragen om de farmacologische kennis van MANP-studenten te toetsen. In het evaluatierapport geven zij aan dat deze toetsbank gebruikt zou kunnen worden om te komen tot een landelijke farmacotherapietoets, zoals het
ministerie van VWS wil voor alle verpleegkundigen met voorschrijfbevoegdheid. Op dit moment is het echter nog niet mogelijk om een landelijke toets af te nemen. Daarvoor lopen het onderwijs- en toetsprogramma en de wijze van toetsen van de hogescholen in Nederland nog te veel uiteen. De drie Hogescholen hebben zich gebogen over het toetsen van het klinisch redeneren. Hierbij is gekozen voor de methode van de Script Concordance Test, waarbij de student een casus krijgt voorgelegd met meerdere antwoordmogelijkheden met aanvullende informatie. De student moet per antwoord aangeven hoe waarschijnlijk dit antwoord goed is, gezien de aanvullende informatie. De antwoorden van de student worden vergeleken met die van een expertpanel. Docenten van de hogescholen hebben samen met experts (huisarts, internist en specialist ouderengeneeskunde) een aantal casussen uitgewerkt op het gebied van cardiologie. Er moeten natuurlijk meer casussen met bijbehorende scenario’s komen voor een volwaardige toets. Het ontwikkelen van deze testen blijkt echter behoorlijk arbeidsintensief. De werkgroep zal daarom uitgebreid moeten worden, zo is de conclusie in het evaluatierapport. ■ tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 11:12:59 PM
Kijk voor meer nieuws op: www.tvzdirect.nl
Nieuwe mbo- en hbo-profielen ziekenhuizen
Foto: ANP
De discussie over mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen wordt op dit moment volop gevoerd. Twee ziekenuizen lieten onlangs weten dat zij nieuwe profielen hebben opgesteld.
De nieuwe mbo-en hbo-profielen in Ziekenhuis Gelderse Vallei zijn gebaseerd op de zorgcomplexiteit. Op de afdeling neurologie en ouderengeneeskunde testen de teams het uit. Belangrijke vragen daarbij zijn: Hoe doe je recht aan goede verpleegkundigen met jarenlange ervaring die een mbo-opleiding hebben en op hbo-niveau functioneren? En hoe houden we voor al onze verpleegkundigen een boeiende en uitdagende baan passend bij wat de patiëntenzorg vraagt? In de proeftuin op de afdelingen ouderengeneeskunde en neurologie was de eerste stap een werkwijze te ontwikkelen om de ‘functiemix’ per afdeling vast te stellen. Na een zoektocht koos men voor de beschrijving van complexiteit van zorg uit Leren van de toekomst van V&VN. Het team van ouderengeneeskunde kwam tot de conclusie dat ze vooral hbo/geriatrie-opgeleide verpleegkundigen nodig hebben. Het team van de afdeling neurologie kwam tot andere uitkomsten. Zij kozen voor een mix van mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundi-
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_berichten 8-9 column.indd 9
gen, omdat de afdeling een mix heeft van complexe zorg en protocollair voorspelbare zorg. Het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) liet onlangs weten dat hbo-verpleegkundigen meer verantwoordelijkheden krijgen: zorg plannen en coördineren, supervisie voeren, collega’s coachen. De Verpleegkundige Advies Raad (VAR) bracht in 2010 in opdracht van de Raad van Bestuur een Visie op de Verpleegkundige Professional uit, waarin de positionering van de verpleegkundigen centraal staat. Omdat de zorg complexer wordt, is het volgens de VAR van belang dat verpleegkundigen op basis van deskundigheid en expertise worden ingezet. Ze riep de organisatie op een duidelijk onderscheid te maken tussen mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen. Het JBZ koos ervoor om meer hogeropgeleide verpleegkundigen aan het bed te krijgen. Alle verpleegafdelingen hebben een eigen implementatieplan en tijdspad om een nieuwe gewenste verhouding mbo/hbo te bereiken. (Nursing) ■
IC Enkele malen per jaar hebben wij onze eigen dodenherdenking. Familieleden van overleden cliënten worden uitgenodigd om met ons stil te staan bij de tijd die hun naaste bij ons doorbracht. Maar niet alleen de verwanten komen, ook de verzorgenden die de meeste contacten met ze onderhielden. Een harpiste zorgt voor muziek, medewerkers en vrijwilligers lezen een gedicht of leveren een andere persoonlijke bijdrage en met het plaatsen van een roos voor elke overledene voltooien we het ritueel. Vaak maar een paar maanden, maar soms ook jarenlang kwamen mensen hondstrouw op bezoek bij de man die niet meer hun man was of bij de in haar geest al vertrokken vrouw. Met hun hulp bij de kleine dagelijkse dingen werden ontroerend grootse gebaren gemaakt. In ons ritueel herdenken we samen niet alleen degene die overleden is, maar markeren we ook het afscheid van de familie van onze huizen. In onze overgeburocratiseerde zorg valt deze dienstverlening natuurlijk in geen enkel declareerbaar product te passen. De AWBZ, de WMO en de WLz voorzien niet in zorg voor nabestaanden. Maar laat ons dat nou mooi niks kunnen schelen. Wij zien de effecten van de bijeenkomst op het gemoed van de aanwezigen en horen de emoties soms inslaan bij vrijwilligers en medewerkers. Kwaliteit onderken je vooral bij collega’s die zich soms zichtbaar laten raken door het verdriet van de ander. Hoe merkwaardig is het toch dat we voor de brede, complexe zorg voor die oninvoelbare aandoening, de minst geschoolde medewerkers in moeten zetten. ‘Breed’, want onze zorg betreft niet alleen degene die eraan lijdt maar ook degene die eronder lijden, waardoor de zorg verder reikt dan de dood van man, vrouw, vader, moeder. Bij verpleegkundigen scoort zorg voor dementerenden nog steeds niet hoog op de schaal van sexy en status. Jammer, maar de beroepsgroep zal toch op enig moment nog wel eens gaan inzien dat zorg voor mensen met een psychogeriatrische aandoening de enige Intensive Care is? Piet Verhagen, directeur zorgorganisatie
COLUMN | 9
12/8/2014 11:13:02 PM
VERPLEEGKUNDE
BIJ DEFENSIE
Foto: A????
Dossier Slimmer meten Hoe zinnig is meten voor de verpleegkundige zorg? Hoe kun je eigenlijk het beste meten? En wat zijn de plussen en minnen van alle apps waarmee patiënten tegenwoordig zelfmetingen kunnen doen? In dit dossier ‘Slimmer meten’ gaan we in op deze en andere vragen.
In dit dossier •
Hoe gaan we ‘slimmer’ meten? Hoe zinnig is meten voor de verpleegkundige zorg? In de zorg wordt veel gemeten, maar dit gebeurt vaak niet doeltreffend en patiëntgericht, waardoor kansen blijven liggen. Het kiezen uit de talloze meetinstrumenten en tests vraagt om verbetering.
•
Pijnmeetinstrument wint terrein Pakweg een jaar geleden werd het pijnmeetinstrument PACSLAC-D nog minimaal ingezet binnen de verpleeghuizen van zorgorganisatie Envida in Maastricht e.o. Inmiddels wint dit meetinstrument gestaag terrein, dankzij een onderzoeksproject van verpleegkundig specialist in opleiding Dorien van Remunt.
•
Zelfmeten bevordert zelfmanagement Wereldwijd neemt het gebruik toe van apparaten, internettoepassingen en apps waarmee je als burger/patiënt informatie over je eigen lichaam kunt meten, vastleggen, interpreteren en desgewenst delen. En zo gaan naast hun artsen, ook de mensen zelf steeds vaker aan de slag met het monitoren van hun gezondheid.
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_dossier_openingspag.indd 11
| 11
12/8/2014 10:02:01 PM
Dossier
Slimmer meten
Eerst een doel, dan pas meten
Hoe gaan we ‘slimmer’ meten? Hoe zinnig is meten voor de verpleegkundige zorg? Hoogleraar Doelgericht meten in de dagelijkse zorgpraktijk, Sandra Beurskens, is kritisch. ‘Meten is heel zinnig, mits je het doel helder voor ogen hebt.’ Martha van Biene, lector Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief, heeft veel ervaring met narratief onderzoek voor het beantwoorden van vragen uit de zorgpraktijk. ‘Soms moet je gewoon harde feiten verzamelen, zonder dat je weet wat erachter zit. Kwalitatief onderzoek gaat over de betekenissen daarachter.’ Toine de Graaf
In de zorg wordt veel gemeten, maar dit gebeurt vaak niet doeltreffend en patiëntgericht, waardoor kansen blijven liggen. Dit is in één zin het motief voor het inrichten van de bijzondere leerstoel Doelgericht meten in de zorgpraktijk, aan de Universiteit Maastricht. Afgelopen mei sprak dr. Sandra Beurskens haar in-
augurele rede uit als hoogleraar. In haar oratie wond ze er geen doekjes om: meten moet en kan ‘slimmer’. Het kiezen uit de talloze meetinstrumenten en tests vraagt om verbetering. En de instrumenten zijn gerichter in te zetten, vindt Beurskens, die sinds 2006 lector Autonomie en Participatie van chronisch zieken is aan de Zuyd Hogeschool in Heerlen.
Terugkoppelen
Sandra Beurskens, hoogleraar Doelgericht meten in de zorgpraktijk, aan de Universiteit Maastricht.
12 |
TVZ006_dossier 1(EH).indd 12
‘Meten is heel zinnig, mits je het doel helder voor ogen hebt’, zegt Beurskens. ‘Wat wil je nu precies weten? Wat wil je gaan doen met de gegevens in de zorg? Vaak is dat in het begin nog wel helder. Maar als mensen bezig zijn met het kiezen van een meetinstrument, wordt vaak niet meer de terugkoppeling naar het primaire proces gemaakt: hoe kun je de meetresultaten gebruiken om bijvoorbeeld de patiënt te betrekken en te informeren, of om vooruitgang in kaart te brengen? Er worden ook vaak meetinstrumenten gekozen die eigenlijk ge-
maakt zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Veel van dergelijke vragenlijsten en interviews zijn voor de dagelijkse praktijk veel te lang en te moeilijk. Dan meet je veel te veel, of juist niet wat nodig is om de dagelijkse zorg te kunnen verbeteren.’
Hanteerbaarheid Beurskens noemt het meten van pijn en ondervoeding als voorbeelden. ‘Daarvoor bestaan meerdere lijsten. Voor wetenschappelijk onderzoek kun je een andere lijst kiezen dan voor de dagelijkse praktijk. Je hebt dan een ander doel. Maar vaak wordt die stap niet genomen. “Het is een valide lijst”, wordt dan gezegd. Maar waarvoor is het dan valide? Validiteit heeft alleen te maken met de vraag of je ook kunt meten wat je wilt meten. En dat kan in de dagelijkse praktijk iets anders zijn. Er wordt ook vaak niet naar de vragen zelf gekeken. Wat vráág je nu eigenlijk? Kunnen mensen wel behappen wat daar staat? Aan de hanteerbaarheid van het meetinstrument wordt vaak te weinig
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:03:35 PM
Foto: ANP
aandacht besteed. Als je heel goed kijkt, kun je vaak met minder toe.’ Ook kunnen metingen voor meerdere doelen gebruikt worden. ‘Zo wordt decubitus of ondervoeding gemeten als indicator van kwaliteit van zorg. Dezelfde resultaten kunnen gebruikt worden in het primaire proces, om deze problemen bij individuele patiënten voortijdig te signaleren of aan te pakken.’
Kiezen meetinstrument Het kiezen van een meetinstrument is niet eenvoudig. Van sommige instrumenten zijn meerdere versies in omloop
het veel te moeilijk om het kaf van het koren te scheiden. Ik vind het een taak voor de beroepsvereniging en voor wetenschappelijke verenigingen om verpleegkundigen en verzorgenden daarbij te helpen. En wanneer ze meetinstrumenten in richtlijnen en protocollen aanbevelen, moeten ze eerst héél goed nadenken over het waaróm en vooral hoe deze ingezet kunnen worden in het primaire proces. Vooral met het oog op de hanteerbaarheid in de praktijk. Vaak zie je in richtlijnen instrumenten terug die in de praktijk niet haalbaar zijn. Dan kun je het verpleegkundigen en verzor-
‘Voor het je weet meet je zó veel’ die moeilijk verkrijgbaar zijn. De website www.meetinstrumentenzorg.nl kan verpleegkundigen hierbij helpen. Maar meer hulp is gewenst. Beurskens: ‘Voor de verpleegkundige op de werkvloer is
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_dossier 1(EH).indd 13
genden ook niet kwalijk nemen dat het niet lukt. Nu worden vaak instrumenten aanbevolen zonder dat duidelijk aangegeven wordt wat je er echt mee kan en wat een hoge of lage uitkomst betekent.
Instrumenten worden onvoldoende in een context geplaatst.’
Beleving van patiënten In haar oratie maakte Beurskens een onderscheid tussen instrumentele meetinstrumenten om lichamelijke functies te meten (zoals bloeddrukmeters), observatie- en performancetests (bijvoorbeeld de Zes-Minuten Wandeltest die het uithoudingsvermogen meet) én patiënt reported outcome measures (PROMs). De laatste categorie dient om een objectieve maat te kunnen toekennen aan subjectieve informatie van de patiënt over bijvoorbeeld symptomen (pijn, vermoeidheid), activiteiten en functioneren (lopen, aankleden), participatie en kwaliteit van leven. De opkomst van de PROMs past in de trend om de beleving van patiënten een meer prominente plaats te geven. ‘Het is een goede ontwikkeling om bij kwaliteit van zorg niet alleen te kijken naar harde output-indicatoren, maar ook vanuit het
| 13
12/8/2014 10:03:36 PM
Dossier
Slimmer meten
Waarde van de zorg Leveren sommige zorgaanbieders betere uitkomsten voor dezelfde kosten dan andere? Waar krijgt de patiënt de beste zorg voor een acceptabele prijs? Kortom: hoe meten we de de waarde van de zorg die verpleegkundigen en andere zorgverleners leveren?
De waarde van de zorg wordt bepaald door twee factoren: de zorguitkomsten en de kosten die zijn gemaakt om de zorg te leveren. Die kosten worden door instellingen, de overheid en de zorgverzekeraars minutieus bijgehouden. Zo weten we dat de zorgkosten de afgelopen jaren drastisch zijn gestegen. Het meten van de zorguitkomsten is echter een ander verhaal. Er wordt in Nederland heel wat afgemeten als het gaat om de kwaliteit van zorg. Desondanks is er een breed gedragen idee dat we weinig inzicht hebben in de kwaliteit, zo stelde onderzoeksbureau KPMG in 2012 vast in zijn rapport Meten van zorguitkomsten: de heilige graal binnen handbereik. Een belangrijke oorzaak is volgens het onderzoeksbureau dat niet zozeer de uitkomsten van de zorg worden gemeten, maar voornamelijk aspecten die iets zeggen over het zorgproces en de structuur, zoals bepalen of de juiste protocollen worden gebruikt, in hoeverre de handhygiëne wordt toegepast en of het personeel de juiste opleiding heeft gevolgd. Dit zijn weliswaar belangrijke voorwaarden om goede zorg te kunnen leveren, maar ze zeggen niets over het resultaat van de zorg. En dat is nu juist van belang voor de afnemers van de zorg, de patiënten en - in bredere zin - de samenleving.
PROM’s Het rapport biedt geen kant en klaar antwoord op hoe de uitkomsten van zorg het beste gemeten kunnen worden, wel worden veelbelovende voorbeelden besproken. Zo worden de PROM’s, de patient reported outcome measures, genoemd. Dit zijn gevalideerde, eenvoudige vragenlijsten voor patiënten die inzicht geven in de medische effectiviteit van de door een zorgaanbieder geleverde zorg. Het gaat om meetmethodes waarmee symptomen, klachten en functioneren worden uitgevraagd, zoals de patiënt deze beleeft. Hiermee bepaalt de patiënt in feite of een behandeling geslaagd is en of de zorg voldoet. Op dit moment zijn er enkele PROM’s ontwikkeld en nog in ontwikkeling om de uitkomsten van diverse medisch specialistische behandelingen landelijk te kunnen vergelijken van (zoals vervangende knie- of heupoperaties en behandeling van coronaire hartziekten). Soms worden ze gecombineerd met met een CQ-index (Consumer Quality Index) voor het meten van de klantervaringen.
Patiëntvolgende analyses Andere methodes om de uitkomsten van de zorg te meten die KPMG als veelbelovend aanmerkt, zijn de patiëntvolgende analyses. Hierbij worden de zorguitkomsten gemeten in het gehele traject en door de hele keten die de patiënt doorloopt. De metingen die zijn gedaan op verschillende momenten door verschillende zorgverleners, moeten dan gecombineerd worden. Een andere bron van informatie over zorguitkomsten zijn de gegevens over de declaraties van zorgverleners bij de zorgverzekeraars en die via de zorgkantoren binnen de AWBZ. Deze gegevens laten immers zien welke zorg er geleverd is bij welke aandoeningen en zorgzwaarte. Ook zijn hieruit gegevens af te leiden over sterfte, opname in verpleeghuis, heroperatie, optreden van complicaties, enzovoort.
Bronnen KPMG Plexus (2012). Meten van zorguitkomsten: de heilige graal binnen handbereik. KPMG. Stichting Miletus (2014). Wat is PROMs/CQ-index? www.patientervaringsmetingen.nl. Geraadpleegd: november 2014.
14 |
TVZ006_dossier 1(EH).indd 14
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:03:40 PM
perspectief van patiënten. Het is heel mooi dat niet alleen gekeken wordt of een operatie gelukt is, maar ook of de patiënt er beter van is geworden en of hij of zij ook beter kan functioneren in het dagelijks leven. Je brengt variatie in kwaliteit van zorg daarmee op een andere manier in kaart. Tot nu toe had je de CQ-indexen, die patiënten bevragen over processen in de zorg, de PROMs zijn erbij gekomen om uitkomsten van zorg in kaart te brengen. Het is echter een ontwikkeling waar je voorzichtig mee moet zijn, want voor het je weet meet je zó veel.’ Bovendien worden de resultaten vaak niet teruggekoppeld naar de werkvloer. ‘Dan is de kwaliteit van zorg gemeten; de managers kennen de uitkomsten, maar deze zijn niet gecommuniceerd naar de verpleegkundigen. Terugkoppelen alleen is overigens niet voldoende. Je moet verpleegkundigen ook leren hoe ze de resultaten kunnen interpreteren. Als een lijst uit bijvoorbeeld vijf vragen bestaat, kun je met de totaalscore aan de
op meerdere niveaus. ‘Dan heb je een hanteerbare lijst die wordt ingevuld en in het systeem van kwaliteit van zorg gaat. Je kunt dezelfde resultaten daarnaast gebruiken om het zorgproces in te richten. Maar ook om de patiënt te laten zien wat ’ie heeft gescoord. Dus ook als zelfmanagement- en reflectie-instrument: “Kijk, u hebt nu dit ingevuld. Herkent u dat?” Ik vind het zelf niet ethisch verantwoord als je het niet fatsoenlijk terugkoppelt naar de patiënt.’
Zelfmeten
Martha van Biene, lector Lokale Dienstverlening
Slimmer meten veronderstelt ook beter inspelen op nieuwe ontwikkelingen in de zorg. ‘Instrumentele metingen moderniseren nu heel snel. Je ziet een trend waarbij mensen zichzelf veel meer gaan monitoren. Denk aan bloedsuiker-, bloeddruk- en activiteitenmeters. Je kunt daar gebruik van maken. Een verpleegkundige kan de bloeddruk een keer meten, maar ze kan ook zeggen tegen een patiënt die dat zelf toch al doet: “Houdt u
vanuit Klantperspectief aan de Hogeschool van
‘Mensen hebben geen zin om vragen te beantwoorden of enquêtes in te vullen’
slag gaan. Maar voor de dagelijkse praktijk kunnen ook de antwoorden op de individuele vragen heel interessant zijn. Die geven je de gestructureerde anamnese. Daar wordt vaak te weinig gebruik van gemaakt. Er wordt dan gemeten, maar er wordt niet het maximale uitgehaald voor verbetering van het primaire proces.’
Innovatief denken In het ideaalplaatje van Sandra Beurskens wordt een meetinstrument ‘slim’ ingezet
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_dossier 1(EH).indd 15
het zelf eens een week bij”. Het is dan wel een taak voor onderzoekers om te kijken: hoe goed zijn die dingen eigenlijk?’ En er zijn wel meer innovaties te bedenken die leiden tot slimmer meten, volgens Beurskens, zoals patiënten plaatjes voorleggen in plaats van verbale vragen. ‘Ik ben er van overtuigd dat we het meten in de zorg veel gemakkelijker en aantrekkelijker kunnen maken als we meer met visualisaties werken. Je maakt het daarmee voor mensen met cognitieve beperkingen een stuk eenvoudiger.
Arnhem en Nijmegen.
De vraag moet steeds zijn: wat wil je meten? En wat is daarvoor de beste methode? Wil je iets weten over de beleving van mensen, bijvoorbeeld in de palliatieve fase? Dan moet je een vragenlijst kiezen waarvan de vragen aansluiten bij waar het in die context om gaat. Het invullen van de vragen kan dan een gesprek ondersteunen of op gang brengen en het kan zaken naar voren brengen die anders niet besproken zouden worden. Meten varieert voor mij van bloeddrukwaarden meten tot het afnemen van een gestructureerd interview. Dat is allemaal meten. En als je heel liberaal bent, kun je zeggen: narratief werken is al meten, want als je naar iemand kijkt, meet je al.’
Narratieve interviews Volgens dr. Martha van Biene, lector Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, zijn juist narratieve interviews helemaal van deze tijd. Ze vormen een wezenlijk onderdeel van de methode Narratieve Vraagpatronen, die zij ontwikkelde. ‘Het draait tegenwoordig om
| 15
12/8/2014 10:03:40 PM
Dossier Column
Slimmer meten
Waarheen? Waarvoor ? De mythe van de jeugd is volgens de filosoof Galimberti een ongezond idee: tegen de korte tijd waarin we sterk en smetteloos zijn steken al die jaren die volgen onbeduidend en troosteloos af. De ouderdom is verworden tot een nutteloze tijd met de dood als doel. In de moderne tijd is de mens is aan het eind van zijn leven een overbodig organisme, overgeleverd aan de goedertierendheid van haar verzorgers. Goed verzorgd met scootmobiel en kunstgebit maar eenzaam als nooit tevoren. In Waarheen, waarvoor gaan Geer & Goor als vrijwilliger met ouderen op vakantie. Hoewel het doel is de senioren te amuseren, lijkt het amechtig gehinnik van Geer & Goor toch vooral bedoeld zichzelf af te leiden van het besef sterfelijk te zijn. Facelifts, ijdelheid, haartransplantaties en zonnebanken zijn de attributen waarmee de twee obscene dwazen uit de sportschool de eeuwige jeugd verheerlijken en hun wanhoop en depressies op afstand proberen te houden. Hun eigen gezicht, achter gepolijste maskers, durven ze niet aan ons te tonen. Als het waar is, schrijft Galimberti, dat ouderdom treurnis is, dan zouden we willen weten of deze treurnis niet wordt veroorzaakt - of op zijn minst versterkt - door het idee dat we ons van ouderdom hebben gevormd. Waarheen, waarvoor? werd t/m 23 oktober uitgezonden op RTL 4 en is nu terug te zien via rtlxl.nl/#!/gemist
IN BEELD
Rob Keukens, docent hbo-v / spv
16 |
TVZ006_dossier 1(EH).indd 16
de eigen regie’, zegt Van Biene. ‘Maar dat kan alleen als we de ander toestaan dat hij of zij daar ook iets over kan zeggen.’ Het lectoraat van Van Biene heeft in de afgelopen zeven jaar meer dan honderd vraagpatronenonderzoeken uitgevoerd, in opdracht van de ministeries van VWS en Binnenlandse Zaken, gemeenten, provincies en organisaties voor wonen en welzijn. De vragen die zij beantwoorden betreffen vooral lokale samenlevingsvraagstukken over wonen, welzijn en zorg. Narratieve methoden staan bekend als tijdrovend. Van Biene: ‘Een onderzoek kost gemiddeld drie maanden als we het met professionals en onderzoekers van ons lectoraat uitvoeren. Het duurt vijf maanden als we dat met studenten doen, omdat deze een afstudeerperiode hebben.’ Bij deze onderzoeken worden dertig tot zestig mensen bevraagd, maar Van Biene heeft ook al eens een onderzoek geleid waar vijftienhonderd respondenten bij betrokken waren, dat binnen vijf maanden werd afgerond. ‘Maar daar waren dan ook honderdtwintig onderzoekers bij betrokken.’
Inviterende vragen Bij de Narratieve Vraagpatronen zijn de verhalen van mensen leidend. ‘Die nemen wij als waarheid aan. Wij gaan geen enquête-achtige vragen stellen; we hebben een paar richtinggevende vragen. De manier van doorvragen die wij als techniek hebben ontwikkeld, houdt in dat we open vragen stellen. De zogenaamde “inviterende vragen”, die mensen uitnodigen om te vertellen. Soms moet je gewoon harde feiten verzamelen, zonder dat je weet wat erachter zit. Kwalitatief onderzoek gaat over de betekenissen daarachter. En daar hebben wij veel werk in, omdat onze me-
thode burgers, cliënten en patiënten helpt om hun vraagverlegenheid te overwinnen en hen leert hun verhaal te vertellen.’ Die verhalen worden vervolgens geanalyseerd, waarbij met behulp van ‘betekenisvolle fragmenten’ naar patronen wordt gezocht. ‘Daar rollen bepaalde zaken uit. Die leggen we altijd weer voor aan de mensen, bijvoorbeeld aan honderd mensen die we hebben gesproken met de professionals erbij. Dat noemen we “de transdisciplinaire bijeenkomst”. Dan vragen we: “Wat is voor u nu wat er toe doet?” Dat noemen wij: “erkennen van de vraagpatronen”. Hieruit komt naar voren of iets belangrijk is. Pas dan is het een vraagpatroon. En vervolgens vragen we: “Beste organisatie, wat gaat u ermee doen?”. We vinden het belangrijk om de consequenties voor beleid en dienstverlening te bespreken. En later willen we ook nog weten: heeft het nou echt bijgedragen aan verbetering van de kwaliteit van leven van de patiént? Daarvoor maken we gebruik van de effectencalculator (www.effectencalculator.nl). De narratieve benadering stelt de patiënt centraal, van begin tot eind? ‘Ja, en dat gaat op een heel ongedwongen manier. En weet u wat het aardige is? Mensen hebben er helemaal geen zin meer in om vragen te beantwoorden of enquêtes in te vullen. Ze weten vaak dat ze het niet voor zichzelf doen, maar voor de ander. Ze horen er ook niks van terug. Maar een persoonlijk verhaal vertellen? Dat vinden ze geen probleem.’ ■
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:03:44 PM
Dossier
Slimmer meten
Pijnmeetinstrument wint terrein Pakweg een jaar geleden werd het pijnmeetinstrument PACSLAC-D nog minimaal ingezet binnen de verpleeghuizen van zorgorganisatie Envida in Maastricht e.o. Inmiddels wint dit meetinstrument gestaag terrein, dankzij een onderzoeksproject van verpleegkundig specialist in opleiding Dorien van Remunt.
Gelaat
Aanwezig
Uitdrukking van pijn Een specifiek geluid of uiting van pijn, zoals ‘au’ of ‘oef’ Wenkbrauwen fronsen Grimas Rimpels in het voorhoofd Kreunen / kermen
Toine de Graaf
Verandering in de ogen (scheel kijken, mat, helder, meer bewegingen)
‘Het is aangetoond dat psychogeriatrische patiënten een andere pijnbeleving hebben dan mensen met een onaangetast brein. Bovendien weten we uit onderzoek dat deze mensen onderbehandeld worden qua pijn, omdat ze dit niet op de gebruikelijke manier kunnen aangeven.’ Zo vertelt Dorien van Remunt over de aanleiding van haar onderzoek naar de bruikbaarheid van een observationeel pijnmeetinstrument. ‘In de Verenso-richtlijn, een leidraad voor medische behandeling in de ouderenzorg, staat dat een observationeel pijnmeetinstrument moet worden ingezet bij verdenking op pijn of bij ander gedrag. Ik deed navraag binnen Envida en bij collegastudenten in verpleeghuizen van andere organisaties. Het blijkt overal maar mondjesmaat te worden toegepast.’ Van Remunt kwam, na bestudering van wetenschappelijk onderzoek over de verschillende observationele pijnmeetinstrumenten, uit bij de PACSLAC-D, Pain Assessment Checklist for Seniors with Severe Dementia, Dutch version. Dit meetinstrument bestaat uit 24 items verdeeld over de categorieën ‘gelaat’, ‘verzet/afweer’ en ‘sociaal-emotioneel/stemming’. Als op drie verschillende meetmomenten minimaal 4 punten worden gescoord, is
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Dossier_kader(EH).indd 17
dat een indicatie voor een proefbehandeling tegen pijn. Van Remunt vroeg ruim twintig verzorgenden (niveaus 2, 3 en 4) op twee afdelingen om metingen te doen. ‘Er zijn ongeveer tweehonderd metingen gedaan. Daarnaast heb ik de verzorgenden geïnterviewd over de hanteerbaarheid. Is het gemakkelijk te gebruiken? Niet multi-interpreteerbaar? Heeft het toegevoegde waarde in je werk? Momenteel ben ik bezig met de analyse van die gegevens.’ Intussen lijkt sprake van een inktvlekwerking. ‘De PACSLAC-D wordt nog steeds gebruikt op die afdelingen. En het breidt zich uit, door mond-tot-mondreclame. Verzorgenden zien dat ze voorwerk kunnen doen voor de visite van de dokter, door dit instrument te gebruiken. Ze hebben meer houvast om signalen over te brengen. Het instrument ondersteunt de mensen die iedere dag met deze patiëntenpopulatie werken. Ze hebben iets in handen waarmee ze tegen de dokter kunnen zeggen: “Dit is er aan de hand”. Ze worden hiermee serieus genomen in hun observaties.’ Het invullen vraagt twee tot drie minuten. ‘De observaties doe je gaandeweg de verzorging en bijvoorbeeld tijdens het eten. Vorige week tijdens een visite was er bijvoorbeeld een signaal dat een bewoner heel geagiteerd was tijdens het
Pijnlijke plek aanraken en vasthouden Pijnlijke plek beschermen Terugtrekken Verzet/ afweer Verbale agressie Fysieke agressie (bijv. mensen en/of voorwerpen wegduwen, anderen krabben, slaan, stompen, schoppen) Geërgerd (geagiteerd) zijn Achteruitdeinzen Niet aangeraakt willen worden Niet-coöperatief/weerstand tegen zorgverlening tonen Sociaal emotioneel/stemming Nors/prikkelbaar Schreeuwen/krijsen Donkere blik Verdrietige blik Geen mensen in de buurt laten komen Ontsteld (ontdaan) Blozend, rood gelaat Rusteloos De observatiepunten van de Nederlandse versie van de Pain Assessment Checklist for Seniors with Severe Dementia (Pacslac-D). Als op drie verschillende meetmomenten minimaal 4 punten worden gescoord, is dat een indicatie voor een proefbehandeling tegen pijn.
eten. Dan spreek ik af twee keer een observatie te doen tijdens eetmomenten en één keer buiten een eetmoment. Zit daar een behoorlijk verschil in, dan weet ik dat ik de tandarts mee moet laten kijken.’ ■ | 17
12/8/2014 10:35:56 PM
Dossier
Slimmer meten
Zelfmeten neemt een hoge vlucht, maar is de zorg er klaar voor?
Zelfmeten bevordert zelfmanagement
Sigrid Starremans
Lichaamsgewicht, hartfrequentie en hartritme, bloeddruk, bloedglucose, stemmingen. Wereldwijd neemt het gebruik toe van apparaten, internettoepassingen en apps waarmee je als burger/patiënt informatie over je eigen lichaam kunt meten, vastleggen, interpreteren en desgewenst delen. Niet alleen artsen, ook mensen zelf gaan steeds vaker aan de slag met het monitoren
nodigde apparatuur metingen uit te voeren. Bijvoorbeeld om bloedsuiker- of bloedstollingswaardes te bepalen. De patiënt geeft de waardes zelf door aan de praktijk, waar een zorgverlener vervolgens bepaalt of de dosis van de medicatie moet worden aangepast. Marcel Heldoorn, senior beleidsadviseur digitale zorg bij de Nederlandse Patiënten Consu-
Zelfmeten is nauwelijks ingepast in het reguliere zorgproces van hun gezondheid. Met, onder andere, armbandjes, brillen, smartwatches en telefoons met sensoren, kunnen gebruikers de metingen direct digitaal vastleggen en vaak ook delen.
Minder afhankelijk Veel zelfmetingen vinden plaats op eigen initiatief en worden gedaan in de context van sport, lifestyle en gezond blijven. Een toenemend aantal zelfmetingen wordt echter uitgevoerd in het kader van een behandeltraject, waarbij de behandelaar de patiënt vraagt om zelf thuis met de be-
18 |
TVZ006_Dossier_zelfmeten(EH).indd 18
menten Federatie, is blij met deze ontwikkeling. ‘Ze leidt tot minder consulten en een minder afhankelijke patiënt. Als je een aandoening hebt, wil je daar zo min mogelijk last van hebben’, verklaart hij. ‘Het is bijvoorbeeld vervelend als je vaak vrij moet nemen van je werk voor een controle. Bovendien heeft de zorgverlener op deze manier meer tijd voor andere patiënten.’
samen met het volksgezondheidsbeleid. De politiek zet hierbij in op twee domeinen: gezond(er) worden en gezond blijven (preventie). ‘Het streven van minister Schippers is om tenminste 75 procent van de chronisch zieken die daartoe in staat zijn, binnen vijf jaar aan zelfmanagement te laten doen’, zegt Karin Oost, senior communicatieadviseur bij Nictiz (Nationaal ICT-Instituut in de zorg), waar afgelopen maanden twee onderzoeksrapporten verschenen over zelfmeten. Net als Heldoorn van de NPCF, verklaart ze dat bekend is dat patiënten die zelfmeten zich in veel gevallen meer betrokken voelen bij de behandeling en meer verantwoordelijkheid nemen als het gaat om hun eigen gezondheid. Doordat de resultaten direct zichtbaar zijn, zijn patiënten beter gemotiveerd om over te gaan op gezondere leefgewoonten. Overigens geldt dat ook voor mensen die (nog) niet ziek zijn. Heldoorn: ‘Neem mensen die hun Foto: ANP
Bloedglucosemeters, apps waarmee je koolhydraten kunt tellen of je slaap- en waakritme vastleggen. Er zijn allerlei applicaties op de markt waarmee patiënten zelfmetingen kunnen verrichten. Deze ontwikkeling draagt zeker bij aan de bevordering van zelfmanagement van patiënten, vinden diverse deskundigen. Wel zijn er nog wat obstakels te overwinnen.
Meer bewustzijn
Een app waarmee je koolhydraten kunt tellen,
De ontwikkeling van zelfmeten, ook die op eigen initiatief, valt in Nederland
een voorbeeld van hoe mensen zelf gegevens bijhouden over hun gezondheid.
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:38:04 PM
ZELFMETEN IN DE DIABETESZORG Judith van Niel, Verpleegkundig Specialist diabeteszorg bij MCHaaglanden: ‘In de diabeteszorg werken we veel met apparatuur die patiënten zelf thuis kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld bloedsuikermeters en
slaap- en waakritme meten en dat relateren aan bepaalde aandoeningen die ze hebben. Die krijgen bijvoorbeeld zelf het inzicht dat een tekort aan slaap gepaard gaat met een verheviging van de aandoening. Mensen die zelfmeten zijn zich veel meer bewust van: wat gebeurt er met mij?’
insulinepompen en meters met een boluscalculator. Deze laatste berekenen exact
Zorg loopt achter
hoeveel insuline de patiënt nodig heeft. De
Toch zal het nog even duren voordat zelfmeten, en de daarmee gepaard gaande positieve ontwikkelingen, daadwerkelijk een grote vlucht gaan nemen. Een van de obstakels is dat veel zorgverleners zich er niet in verdiepen. Zelfmeten is nauwelijks ingepast in het reguliere zorgproces. Volgens Heldoorn loopt de zorg in het algemeen achter met de integratie van digitale ontwikkelingen. ‘Zo wordt er ook in de opleidingen nog nauwelijks aandacht besteed aan e-health.’ Dat heeft, onder andere, te maken met de zorgcultuur, meent hij. ‘De rol van zorgverleners verandert als ze meer zorg aan de patiënt overlaten. Ze krijgen een meer coachende functie. Dat zit niet in de genen van zorgverleners. Bovendien zien veel zorgverleners de noodzaak van een verandering niet in. Als je wachtkamer vol met patiënten zit, dan is er weinig stimulans om op een andere manier te gaan werken.’ Verder spelen in sommige gevallen (ook) financiële motieven een rol, weet Heldoorn. Instellingen ondergraven hun eigen verdienmodel als ze minder patiënten gaan behandelen. Volgens Heldoorn wijst een aantal instellingen patiënten om die reden niet op de mogelijkheid om zelf thuis metingen te doen. Een andere reden is dat sommige zorgverleners bang zijn dat ze meer paniekerige patiënten over de vloer krijgen als deze allerlei gegevens over hun lichaam direct
patiënten lezen de gegevens thuis uit en sturen ze per computer door naar de praktijk. In de toekomst zal er alleen maar meer geavanceerdere zelfmeetapparatuur op de markt komen. Ik vind dat een heel goede ontwikkeling. De diabeteszorg wordt er makkelijker en veiliger door. Patiënten kunnen zelf nooit zo exact hun insulinebehoeften berekenen als een apparaat dat kan. Het mooie van de huidige insulinepompen en bloedsuikersmeters is bijvoorbeeld ook dat het risico op overcorrectie van de insulinedosis bij hoge bloedsuikers met ernstige hypoglycemieën wordt verminderd.’
‘De diabeteszorg wordt makkelijker en veiliger’ ‘Of het gebruik van de apparaten goed verloopt, staat en valt echter mede met de kunde van het diabetesteam. Het team moet tijd steken in de instelmogelijkheden van het apparaat. En je moet bijvoorbeeld ook weten dat je de correctiefactor moet aanpassen als de insulinebehoefte van de patiënt verandert, bijvoorbeeld als iemand zwanger wordt. Ik weet en zie dat dat vaker mis gaat. Er zijn nog heel wat scholingen nodig op dit gebied. Ook de patiënt zelf moet goed getraind worden. Voor een kleine groep patiënten is deze apparatuur niet weggelegd. Je moet met een computer om kunnen gaan en in staat zijn om koolhydraten te tellen. Maakt een patiënt een grote fout en wordt er als gevolg daarvan geadviseerd om teveel insuline te spuiten, dan snappen de meeste patiënten wel dat er iets niet klopt. Maar de minder intelligente patiënt zou het advies kunnen opvolgen. Het zelfmanagement van patiënten wordt zeker vergroot door deze ontwikkelingen. Veel patiënten zien zelf ook trends als ze deze apparatuur gebruiken. Bijvoorbeeld dat ze ’s morgens of na de maaltijden hoge bloedsuikerwaardes hebben. Vaak hebben ze zelf dan al bedacht wat ze zouden kunnen aanpassen en bespreken dat vervolgens met de zorgverlener. Mee kunnen denken over de behandeling en het gevoel dat je er grip op hebt, bevordert de mate van zelfmanagement en ook de gezondheid. Neem een diabetes type II-patiënt die zelf zijn bloedsuikerwaardes meet en ziet dat de waarde daalt als hij een wandeling maakt: als patiënten zelf zoiets ervaren, heeft dat vaak meer effect dan dat een zorgverlener het hun vertelt. Het geldt niet voor iedere patiënt, maar een bepaalde groep krijgen we op deze manier echt in beweging.’
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Dossier_zelfmeten(EH).indd 19
| 19
12/8/2014 10:38:05 PM
Dossier
VOORBEELDEN APPS EN DEVICES VOOR ZELFMETEN Foodzy: met de Foodzy-app kun je (voortdurend) bijhouden wat je eet en drinkt. Gebruikers worden aangemoedigd met badges en bonussen voor goed voedsel en voor een gevarieerd eetpatroon.
Fitbit, Moves of Human: verschillende bewegingstrackers die gecombineerd met de bijhorende app inzicht geven in het activiteitenpatroon van de gebruiker.
SmartAlarm: wekker-app, die ook de diepte van je slaap meet aan de hand van je nachtelijke bewegingen (telefoon ligt op matras) en geluiden registreert tijdens de slaap (apnoes en snurken).
LumoBack: app combineert het gebruik van een sensor op/aan het lichaam in de vorm van een riem met een smartphone-app. De sensor registreert houding en activiteit en geeft feedback.
Persoonlijk gezondheidsdossier: wereldwijd zijn er initiatieven die patiënten een eigen online omgeving bieden in de vorm van een persoonlijk gezondheidsdossier, ook wel personal health record genoemd. In die omgeving kan de gebruiker zowel informatie uit bijvoorbeeld het EPD van een ziekenhuis opslaan als gegevens van zelfmetingen. Voorbeelden zijn het Microsoft Health Vault en het HereIsMyData™ 13 initiatief bij het Radboud Reshape Center. Momenteel hebben zelfmeetapplicaties echter vaak beperkte mogelijkheden om gegevens te exporteren.
onder ogen krijgen. Zowel Heldoorn als Oost denken dat die angst ongegrond is. Heldoorn: ‘In de praktijk blijkt dat bijna alle patiënten daar heel goed mee om kunnen gaan. Artsen die een onlinekanaal beschikbaar stellen voor het stellen van vragen en het maken van afspraken, blijken geen extra belasting te ervaren.’ Oost: ‘Deze ontwikkeling kan ook bijdragen aan een beter gevoel bij patiënten. Als patiënten bepaalde meetwaarden neerleggen bij een zorgverlener, kan deze
20 |
TVZ006_Dossier_zelfmeten(EH).indd 20
uitleggen waar die voor staan. Dat kan juist geruststellend zijn.’
Geen klinische observaties Voor diverse aspecten van zelfmeten ontbreekt op dit moment regelgeving. Dat geldt met name voor de resultaten van metingen die patiënten zelf proberen in te brengen in het reguliere zorgproces. Het probleem is dat er heel veel zelfmeetapparatuur op de markt is. Zorgverleners weten vaak niet welke apparaten en toe-
passingen deugdelijk en betrouwbaar zijn. Oost: ‘Op dit vlak is een rol weggelegd voor de beroepsverenigingen. Er is behoefte aan richtlijnen en adviezen over welke toepassingen geschikt zijn voor de meting van welke aandoeningen.’ Hetzelfde geldt voor vragen als hoe om te gaan met de resultaten. Of wie er verantwoordelijk is als de zorgverlener verkeerde conclusies trekt omdat de patiënt foutief gemeten heeft. Standaardisatie is een andere belangrijke belemmering. Zorgverleners kunnen de gegevens die patiënten op eigen initiatief hebben gemeten, moeilijk en vaak alleen handmatig verwerken in hun eigen systeem. Dat hindert de acceptatie van zelfmetingen door professionals en het vertraagt de uitwisselbaarheid van gegevens. Onder andere vanwege de vele onduidelijkheden en onvolkomenheden die er nog op dit gebied bestaan, is het advies aan professionals om geen belangrijke conclusies te trekken op basis van meetgegevens die patiënten op eigen initiatief aanbieden. Het zijn geen klinische observaties. Maar als extra informatie kunnen de gegevens heel zinvol zijn, denkt Oost. ‘Als de patiënt op meerdere momenten bepaalde metingen heeft verricht, zijn er vaak patronen in te ontdekken. Maar daarbij maakt het ook uit wanneer er waarvoor gemeten is’, vervolgt ze. ‘Gaat het bijvoorbeeld om koorts, dan maakt het niet uit of de patiënt 38,8 of 38,7 graden heeft gemeten. Dan is het gewoon duidelijk dat er iets aan de hand is.’ ■ Bronnen Hengst, B., Pelt V. van, Postema, T. e.a. (2014). White paper Zelfmetingen en de Nederlandse gezondheidszorg, Nictiz. Oost, K., Bolten R. (2014). De Doe het zelf patiënt en de huisarts, Trendition.
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:38:10 PM
Omdat Gerard zonder zorg niet op vakantie kan…
…ga jij toch met hem mee? Net als jij gaat Gerard graag op vakantie. Maar door zijn lichamelijke beperking kan hij niet zonder verpleegkundige zorg op reis. Helaas geldt dat voor vele anderen. Ben jij verpleegkundige of verzorgende? En wil jij Gerard en anderen als hij een mooie tijd bezorgen? Word dan ook vakantievrijwilliger!
Bel (076) 564 63 50. Of kijk op zonnebloem.nl/geefzorg ANBI
Er kan zoveel meer dan je denkt
Interview Marieke Schuurmans is hoogleraar Verplegingswetenschap en Lector Ouderenzorg aan de Hogeschool Utrecht. Sinds ruim een jaar adviseert ze de minister als Chief Nursing Officer (CNO) met het doel de positie van verpleegkundigen en verzorgenden te versterken. ‘Ik zou willen dat docenten harder lopen voor excellente studenten en geen genoegen nemen met een product dat onder de maat is. Liever minder mensen opleiden, met een heel goed uitstroomniveau. Mensen die echt waarde kunnen en willen vertegenwoordigen voor mensen die zorg nodig hebben.
‘Harder lopen voor excellente studenten’ Marian Adriaansen
Je bent nu een jaar Chief Nursing Officer. Bevalt het?
‘Ik vind het mooi om vanuit de inhoud op dit niveau een positie in te nemen. Mijn carrière is altijd gedreven door de inhoud van het vak. Toen ik hiervoor gevraagd werd zat ik niet direct op een nieuwe baan te wachten. Maar ik vond het aantrekkelijk om zaken waar ik toch al mee bezig was op een ander niveau te beleggen. Ik richt me vooral op vraag hoe verpleegkundigen kunnen bijdragen aan het voorkomen of oplossen van problemen van mensen die zorg vragen. Als
22 |
TVZ006_interview(HT).indd 22
CNO heb ik opleiding, beroep en kwaliteit van zorg op mijn agenda. Een uitdaging, want de politieke dimensie is een hele andere dan die in de netwerken en organisaties waarin ik ook werk.’
tot het perspectief van de patiënt. Daar doen we het voor. Dat het daar niet altijd bij iedereen om gaat merkte ik natuurlijk ook al in mijn werk als verpleegkundige, maar het went, gelukkig, nooit.’
Moest je daar aan wennen?
Heb je het idee dat je ook werkelijk
‘Ja, maar dat begon al in de tijd toen ik betrokken was bij de beroepsprofielen. Ik vond het bijzonder om te zien hoe sommige mensen los van inhoudelijke kennis functioneren en dat het in discussies dan alleen maar gaat over macht en zeggenschap. Ik probeer alles terug te brengen
invloed hebt?
‘Hoewel ik niet beslissingsbevoegdheid ben, denk ik wel dat ik invloed heb. Als ik daar niet van overtuigd was zou ik stoppen. Ik heb toen ik begon gezegd dat ik niet zat te wachten op extra strepen op mijn mouw. Ik kan mijn tijd op allerlei
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 9:56:27 PM
manieren besteden, maar het moet wel ergens toe doen. Zo kijk ik ook naar deze functie. En tegelijkertijd is die invloed lastig te duiden.’ Had je een aandeel in het voornemen van de minister om functiedifferentiatie aan wetgeving te koppelen?
‘Ja, via mijn gesprekken met de ambtenaren, de minister en met V&VN heb ik daarop zeker invloed. Ik wil graag aan verpleegkundigen laten zien dat je zelf verantwoordelijk bent voor je beroep en dat je daar ook op moet sturen. Dit is natuurlijk een prachtige positie om dat leiderschap te laten zien en anderen ertoe te inspireren. In Europees verband is het nog ingewikkelder. Ik ben nu twee keer naar een Europese bijeenkomst van CNO’s geweest. Daar zie ik grote verschillen tussen de Europese landen, maar ook veel parallellen. De discussie over opleidingsniveau speelt bijvoorbeeld overal. Voor ons zijn de Scandinavische landen en de UK veel meer referentiekader dan Duitsland of Frankrijk of de zuidelijke landen. Die Europese agenda heeft wel een functie, want er
nen ook op de werkvloer dat onderscheid niet maken. Ik denk dat er een denkfout gemaakt is door inservice-opgeleiden vanaf 1996 als mbo te kwalificeren. Daardoor leek het getalsmatig of we altijd al veel mbo-ers in de verpleging hadden. Maar inservice-opgeleiden hadden een ander profiel dan de huidige mbo-verpleegkundigen. Inmiddels zijn we ruim vijftien jaar verder. Nu zien veel mensen in de instellingen dat verschil wel en zijn er twee problemen: de complexiteit van de patiënten en het steeds grotere verschil tussen artsen en verpleegkundigen, ook in communicatief opzicht. Het levert ook bij mbo’ers oneigenlijke spanning op: zij moeten sturing geven aan processen en andere professionals, in relatie tot patiënten en familie, die je niet van hen kunt vragen.’ De minister handhaaft voor de mbo’er de titel verpleegkundige en de BIG-registratie. Een groter onderscheid zoals oorspronkelijk bedoeld was zou transparanter zijn.
‘De minister heeft aangegeven dat ze die titel en de eigen BIG-registratie wil handhaven, omdat ze er toch waarde aan
‘Het verwonderde me hoeveel oude kennis ik nog tegenkwam’
leidingsniveau is er een instrument om functiedifferentiatie af te dwingen.’ Denk je dat de rol van de verpleegkundige gaat veranderen door de transitie in de zorg?
‘De grootste verandering zal zijn dat verpleegkundigen autonoom aanspreekbaar worden op hun handelen en moeten leren hun expertise te richten. We zeggen als verpleegkundigen wel dat we professionals zijn, maar we zijn gesocialiseerd in de context waarin we werken en zijn vooral als groep aanspreekbaar. Er zullen meer mensen in de eerste lijn gaan werken als wijk- of praktijkverpleegkundige en daar moeten ze veel meer die professionele autonomie laten zien dan wanneer ze in ziekenhuizen werken. Dat is ook nodig, omdat er in de eerste lijn een bekostigingsmodel aan de indicatie hangt. In dat model is er nu echter geen relatie tussen geleverde kwaliteit en financiering. We zouden al een hele stap verder zijn, als we de geleverde kwaliteit ophangen aan procesindicatoren, al is het alleen maar met een inhoudelijke component. Als we daar in de komende jaren geen stappen in ondernemen dan ben ik er niet van overtuigd dat de zorg kosteneffectiever wordt.’ Verpleegkundigen benadrukken
zijn allerlei vraagstukken rondom weten regelgeving waarin het goed is om regelmatig af te stemmen. Er is wel veel geduld nodig.’ Waarom lukt functiedifferentiatie bij ons niet en in andere landen wel?
‘Ik heb het nooit onderzocht maar denk dat het iets met onze cultuur te maken heeft, we accepteren geen hiërarchie. Men ziet differentiëren vaak als diskwalificeren. Organisaties willen dat niet en kun-
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_interview(HT).indd 23
hecht. Ze wil wel een wetgevingstraject om het onderscheid tussen beide niveaus te verhelderen. Want bij een wettelijk verschil is het moeilijker om in een glijdende schaal te belanden. De wijkverpleegkundige is daar een goed voorbeeld van. Alle partijen waren het erover eens dat ze hbo-opgeleid moest zijn, maar enkele koepels hebben al aangegeven dat het ook heel goed een mbo’er kan zijn. Zodra er in wetgeving is vastgelegd dat bepaalde zaken gekoppeld zijn aan een bepaald op-
nu vaak de collectieve aanspreekbaarheid van het team.
‘Op zich is dat ook niet zo gek, ze werken in een 24-uurs continusysteem en zijn zo gesocialiseerd: jouw handelen hangt altijd weer af van degene in de vorige en in de volgende dienst. Een laatstejaars student verpleegkunde zei tegen mij: “Ik hoorde dat u wel eens met de minister praat; kunt u ervoor zorgen dat zij regelt dat mijn afdeling ook preventieve zorg voor delier gaat geven?” Ze kwam uiteindelijk
| 23
12/8/2014 9:56:29 PM
Interview
tot de conclusie dat ze zelf veel meer in handen had dan ze zich bewust was. En dat heel veel dingen die verpleegkundigen doen ingegeven worden door niet-rationele argumenten en door belangen van anderen.’
de expertise die ze opdoen op de opleiding ook echt in de praktijk kunnen brengen.’ ‘Het spanningsveld met opleiden is dat je met de kennis van gisteren opleidt voor de markt van morgen. Toen ik zelf in de praktijk ging werken verwonderde het me enorm hoeveel oude kennis ik daar nog tegenkwam. Mijn conclusie was dat veel verpleegkundigen in het leveren van de dagelijkse zorg al 90% van hun energie kwijt zijn. Ze ervaren weinig ruimte om daar overheen te kijken. Vervolgens kwam ik in het onderwijs en daar zag ik eigenlijk hetzelfde. Veel docenten hebben hun patiënten ingeruild voor studenten, ook zij worden geleefd door de waan van het moment en hebben voor hun gevoelweinig ruimte om daaroverheen te kunnen kijken.’ Is het werkveld voldoende bij de
De nieuwe opleiding gaat alles
ontwikkeling van het nieuwe hbo-
veranderen. Als je naar het
curriculum betrokken? De koepels
beroepsprofiel 2020 kijkt en naar het
lijken niet helemaal tevreden over
daarvan afgeleide opleidingsprofiel,
hun invloed.
ben je er dan optimistisch over?
‘Ik vind het sterk dat we in de ontwikkeling van de bachelor 2020 die lokale organisaties zwaar hebben gemaakt met een grote invloed voor klankbordgroepen uit de regio. Opleidingen hebben een verbinding met het regionale afnemende veld,
‘Ik ben enthousiast over bachelor 2020: ik vind het fantastisch dat die zeventien hogescholen met elkaar een gemeenschappelijk beeld neerzetten. Dat is al een enorme beweging in het richten van de
‘Ik vind dat studenten nu teveel gepamperd worden’ professionaliteit. Het zal nog wel een grote uitdaging worden, want de socialisatie van studenten gebeurt buitenschools. De praktijken waarvoor we opleiden bestaan eigenlijk nog maar mondjesmaat. Het succes zal er vooral van afhangen of we in staat zijn om ook in het buitenschools leren een klimaat neer te zetten waarin verpleegkundigen
24 |
TVZ006_interview(HT).indd 24
daar moet het gebeuren. De beroepsinhoud moet iets van de beroepsgroep zelf zijn en niet van koepels als de NVZ en Actiz. Huisartsen hebben toch ook zeggenschap over de inhoud van hun beroep en laten dat niet bepalen door anderen? Zodra het om verpleging en verzorging gaat zou de hele wereld daar in moeten meedoen, want anders is het niet geldig.
Dat heeft met de historie te maken en met de omvang van de beroepsgroep in loondienst. Je kunt je afvragen in hoeverre er sprake was van een autonome professionele beroepsgroep en in hoeverre het gewoon werknemers zijn die iets doen wat werkgevers verwachten.’ Zal in de toekomst die hboverpleegkundige dan eindelijk haar rol kunnen nemen?
‘Wanneer we de functiedifferentiatie fatsoenlijk kunnen vormgeven moet dat mogelijk zijn. Dan moet de student vanaf de eerste stage worden aangesproken op hbo-competenties. Socialisatie met een tendentie naar het gemiddelde vraagt veel van mensen die eigenlijk nog geen beroepsidentiteit hebben. Die 10% beste studenten, die eigenlijk misschien ook wat anders hadden willen studeren zijn daar immuun voor, maar het merendeel trekt omlaag. Daarnaast vind ik dat studenten nu teveel gepamperd worden. Als studenten in de tijd die er staat voor de begeleiding niet een bepaald niveau kunnen halen dan moeten we dat met elkaar accepteren en kunnen zij de studie niet afronden. Docenten hebben de neiging om harder te gaan lopen voor dergelijke studenten of nemen toch genoegen met een product dat onder de maat is. Terwijl ik zou willen dat ze harder lopen voor die excellente studenten. Liever minder mensen opleiden, met een heel goed uitstroomniveau. Mensen die echt waarde kunnen en willen vertegenwoordigen voor mensen die zorg nodig hebben.’ ■
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 9:56:29 PM
Datum
Evenement
Locatie
9 dec
Congres Sociale Wijkteams De rol van de wijkverpleegkundige in de sociale wijkteams
ReeHorst, Ede
www.nursingcongressen/socialewijkteams
14 jan
Niet aangeboren Hersenletsel Inzicht in de cognitieve, emotionele en gedragsmatige gevolgen van NAH
20 jan
Het Pijncongres Herkennen, meten, behandelen!
www.nursingcongressen.nl/nah
www.nursingcongressen.nl/pijn
28 jan
Dag van de Huidproblematiek Inzicht in de meest voorkomende huidaandoeningen www.nursingcongressen.nl/huidproblematiek
11 feb
26 feb
Palliatieve zorgverlening Verpleegkundige interventies in de laatste fase
ReeHorst, Ede Postillion, Bunnik ReeHorst, Ede
www.nursingcongressen.nl/palliatief
ReeHorst, Ede
Nursing College: anatomie - pathologie - fysiologie De unieke kans om jouw klinische blik te verbeteren
Radboudumc
www.nursingcongressen.nl/nursingcollege
10 mrt
Maag Darm Lever Congres Essentiële kennis t.a.v. deze specifieke ziekten www.nursingcongressen.nl/mdl
16 mrt
Depressie bij ouderen Concrete handvatten voor de omgang bij depressie bij ouderen www.nursingcongressen.nl/depressie
17 mrt
Nursing Congres Revalidatiezorg De dagelijkse praktijk voor algemeen verpleegkundigen en verzorgende www.nursingcongressen.nl/revalidatiezorg
24 mrt
Dag van de Dementiezorg Complexe dementiezorg in de praktijk
2 apr
De Grote Thuiszorg Dag De juiste mix van actuele en praktische informatie
www.nursingcongressen.nl/dementie
www.nursingcongressen.nl/thuiszorg
7 apr
Congres Kleinschalig Zorgen De ingrediënten voor de beste kleinschalige zorg www.nursingcongressen.nl/kleinschaligzorgen
14 apr
Congres Chronisch Zieken Welke verantwoordelijkheden heb jij als verpleegkundige? www.nursingcongressen.nl/chronisch
ReeHorst, Ede ReeHorst, Ede ReeHorst, Ede ReeHorst, Ede ReeHorst, Ede ReeHorst, Ede Postillion, Bunnik
Kijk voor meer informatie op www.nursingcongressen.nl Info over sponsor- en partnermogelijkheden: Mark van der Kooij | T 06 – 422 042 31 | E:
[email protected] Marcus Meeuwissen | T 06 – 423 440 31 | E:
[email protected]
Volg onze events op facebook: Facebook.com/EventsGezondheidszorg
Dag van de Dementiezorg Complexe dementiezorg in de praktijk 24 maart 2015 | ReeHorst, Ede
Voor alle verpleegkundigen, verzorgenden en overige geïnteresseerden
Vind jij het ook lastig om in moeilijke situaties de juiste zorg te bieden aan jouw dementerende patiënt? Kom naar de Dag van de Dementiezorg en keer huiswaarts met nieuwe inspiratie en ideeën die je direct kunt toepassen in de praktijk van alledag.
Kijk voor meer informatie en aanmelden op:
www.nursingcongressen.nl/dementie
Actueel
Hoeveel behoefte is er aan de medisch hulpverlener?
Discussie over de BMH Er is een flinke discussie gaande rondom de nieuwe beroepsgroep die de Bachelor Medische Hulpverlening heeft gevolgd: de medisch hulpverlener. Die discussie is verhevigd sinds minister Schippers aankondigde dat zij een experiment gaat starten waarin wordt gekeken naar de mogelijkheid om de medisch hulpverleners zelfstandige bevoegdheden te geven. Ondertussen ervaren studenten problemen bij het vinden van stageplaatsen en maken zij zich zorgen over hun baankansen. Dit roept de vraag op hoeveel behoefte er is aan de medisch hulpverlener. Laura Jansen
kelijk behoefte-onderzoek uitvoeren door Het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt.2 Hieruit kwam naar voren dat er een duidelijke vraag is naar de hbo-opgeleide medisch hulpverlener. In het onderzoek wordt gesproken van te verwachten tekorten vanaf 2013 aan zorgverleners op de ambulance, de spoedeisende hulp en aan triagisten, naast de al bestaande en nog toenemende tekorten aan anesthesiemedewerkers en operatieassistenten.
Juridische inbedding In 2010 startten 159 studenten aan de Bachelor Medische Hulpverlening (BMH). Dit schooljaar staan er in totaal zo’n vijfhonderd studenten ingeschreven bij de drie hogescholen die de opleiding aanbieden (Hogeschool Utrecht, Hogeschool Arnhem en Nijmegen en Hogeschool Rotterdam). De belangstelling voor de opleiding is zo groot dat er twee jaar na de start van de studie landelijk een numerus fixus werd ingesteld. De eerste afgestudeerde medisch hulpverleners kwamen dit jaar van de opleiding.
de taakgebieden diagnostisch onderzoek, bewaken van de gezondheidstoestand en therapeutisch handelen.1 De opleiding werd ontwikkeld in eerste instantie op initiatief van de Hogeschool Utrecht en Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Directe aanleiding waren verzoeken vanuit het werkveld om een hbo-opleiding voor de functies van ambulanceverpleegkundige,
Vraag vanuit het werkveld
spoedeisendehulpverpleegkundige en anesthesiemedewerker. Het bestaande opleidingstraject tot ambulanceverpleegkundige werd als te lang en te weinig efficiënt ervaren. De inservice-opleidingen tot anesthesiemedewerker vonden sommige ziekenhuizen frustrerend, omdat zij veel investeerden in het opleiden van anesthesiemedewerkers, waarna zij uiteindelijk vaak elders gingen werken. De Hogescholen lieten in 2007 een onafhan-
Medisch hulpverlener (MH) is een verzamelnaam voor een aantal functies: MH spoedeisende hulp en ambulancezorg (acute zorg), MH anesthesie (interventiezorg) en operatieve zorg (alleen aangeboden op de Hogeschool Rotterdam). Een volwaardig beroepscompetentieprofiel volgens de CANMeds-systematiek (zeven taak- en competentiegebieden) vormt de basis van de opleiding, met onder meer
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Actueel1(EH).indd 27
In juni van dit jaar deed het Landelijk Platform BMH (LPMBH) een aanvraag voor juridische inbedding van de BMH in de wet BIG.3 En met succes: minister Schippers gaf op 6 augustus aan een experiment te laten starten in het kader van artikel 36a van de Wet BIG met inzet van de BMH.3 Geert van den Brink, voorzitter van het LPMBH, legt uit waarom het
Op dit moment volgen zo’n 500 studenten de opleiding bachelor medische hulpverlening platform deze aanvraag deed. ‘De werkzaamheden die de medisch hulpverlener gaat doen, maken noodzakelijk dat de BMH in de wet BIG wordt ingebed. Als dat niet gebeurt, mag een medisch hulpverlener geen voorbehouden handelingen uitvoeren. Van een arts en verpleegkundige weten we heel duidelijk wat ze kunnen en mogen, maar omdat de medisch hulpverlener een nieuw beroep is, weten we dat nog niet.’
| 27
12/8/2014 9:11:17 PM
Foto: ANP / Marcel Antonisse
Ambulanceverpleegkundigen en SEH-verpleegkundigen tijdens een calamiteitenoefening bij het VUmc.
Experiment Volgens Van den Brink herkent de minister zich dusdanig in de behoefte en de noodzaak van het verkennen van de mogelijkheid om de BMH in de wet BIG op te nemen, dat ze besloot een experiment te starten. In de aanvraag is gemotiveerd waarom opname in artikel 3 belangrijk is. Zo valt in de brief te lezen: ‘De BMH is onder andere werkzaam in de ambulancezorg en op de spoedeisende hulp (SEH), en komt daar in situaties terecht waarin acuut patiëntgerichte hulp moet worden verleend, inclusief voorbehouden hande-
28 |
TVZ006_Actueel1(EH).indd 28
lingen. Dit pleit voor het creëren van de mogelijkheid voor de BMH tot het mogen indiceren en het zelfstandig mogen verrichten van voorbehouden handelingen.’4
Voorbehouden handelingen De verwachting is dat de medisch hulpverlener aan het begin of in de tweede helft van 2016 experimenteel zal worden opgenomen in de wet BIG. Dit experiment zal waarschijnlijk vijf jaar duren. Geert van den Brink benadrukt dat het een wetgevingstraject is waarbij allerlei vertragingen kunnen optreden. Met het experiment
wordt gekeken wat de daadwerkelijke noodzaak is om medisch hulpverleners voorbehouden handelingen te laten uitvoeren. Van den Brink: ‘Er wordt een evaluatieonderzoek uitgevoerd waarbij geinventariseerd wordt welke voorbehouden handelingen de medisch hulpverleners doen, onder welke conditie en welke ervaringen ze daarmee opdoen. Dit wordt ook bij patiënten onderzocht. Er zullen vragen beantwoord worden als: wat gaan ze precies doen, doen ze het zorgvuldig en bekwaam, zijn er vaardigheden die ontbreken en moeten worden opgenomen? ’
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 9:11:18 PM
Bezwaar V&VN Beroepsvereniging V&VN was op z’n zachtst gezegd niet blij toen minister Schippers het experiment aankondigde. In een brief aan de minister van 8 september 2014, tekent V&VN bezwaar aan tegen het toekennen van zelfstandige bevoegdheid aan medisch hulpverleners.5 Eén van de argumenten die zij hierbij geeft is dat het opdoen van technische vaardigheden in een skillslab onvoldoende is om volwaardig zelfstandig te kunnen functioneren in bijvoorbeeld de ambulancezorg.6 Ook schrijft V&VN in haar brief naar de minister: ‘Als grootste beroepsvereniging van verpleegkundigen en verzorgenden in Nederland stelt V&VN dat de ambulanceverpleegkundigen rechtstreeks geraakt worden door uw besluit. Er komt immers een nieuwe professional bij die werkzaamheden in de ambulancezorg gaat uitvoeren.’5
STUDENTEN BMH EISEN SCHADEVERGOEDING Vijftig studenten die de Bachelor Medische Hulpverlening (BMH) volgen aan de Hogeschool Utrecht (HU) eisen een schadevergoeding van hun school voor de studieschuld die ze opgebouwd hebben terwijl er geen uitzicht is op werk. Dit kwam afgelopen november naar buiten. Volgens de studenten komen zij na hun afstuderen niet aan een baan omdat het beroep niet BIG-geregistreerd is.
Lidwien Prinssen, woordvoerder van de HU, reageert op de aanklacht. ‘De veronderstelling dat een BIG-registratie nodig is voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen klopt niet. Voor de afstudeerrichtingen Anesthesie en Spoedeisende Hulp is geen aanvullende regeling noodzakelijk. Artikel 35 van de wet BIG voorziet in het uitvoeren van voorbehouden handelingen door niet-zelfstandig bevoegden. De voorwaarden hiervoor zijn dat een zelfstandig bevoegde (arts) de opdracht geeft en dat hij toezicht moet kunnen houden, eventueel aanwijzingen kan geven en indien nodig de handeling kan overnemen. In een ziekenhuis is 24 uur per dag, 7 dagen per week een arts aanwezig.’
Krappe arbeidsmarkt Over de tekorten op de arbeidsmarkt zegt Prinssen het volgende. ‘Over de veranderende arbeidsmarktperspectieven hebben we de nieuw gestarte studenten continu geïnformeerd en dat doen we nog steeds. Daar wil ik nadrukkelijk aan toevoegen dat de krapte
Meer dan acute zorg
van een arbeidsmarkt voor meerdere beroepsgroepen geldt en fluctueert, maar daar
Tim van de Poppe, voorzitter van V&VN Ambulancezorg, wil zo lang de zaak loopt zo min mogelijk kwijt. ‘In onze brief lees je de visie van V&VN op de BMH. Wat ik wel kan zeggen: ambulancezorg is meer dan acute zorg. Niet alleen is ambulancevervoer ingewikkeld werk vanwege de grote calamiteiten, maar ook omdat je te maken krijgt met doodzieke mensen. Verpleegkundigen zijn opgeleid om met dat soort patiënten om te gaan. Bij de medisch hulpverlener is dat nog maar de vraag.’
heeft een hogeschool geen invloed op en kan daar ook niet verantwoordelijk voor zijn.’
Conservatief Van den Brink noemt de reactie van V&VN ‘conservatief, terwijl de werkgevers binnen de ambulancezorg juist wel voor de opleiding zijn’. Hij vervolgt: ‘V&VN stelt zich in deze niet op als beroepsvereniging, maar als een vakbond uit
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Actueel1(EH).indd 29
Volgens Prinssen is de snel veranderende arbeidsmarkt in de zorgsector niet te voorspellen geweest. ‘Bovendien blijft de verwachting dat de behoefte aan medisch personeel wel degelijk weer aantrekt.’
de jaren zestig. Ze moet kijken naar de ontwikkelingen in de beroepsgroep.’ V&VN gaat volgens Van den Brink uit van een aantal aannames. Eén daarvan is dat ambulancevervoer alleen geregeld kan worden door verpleegkundigen. Van den Brink: ‘Wij denken dat dat ook prima door een andere goed opgeleide hbo-er gedaan kan worden, bijvoorbeeld de medisch hulpverlener. In het buitenland gaat dat al jaren zo. De medisch hulpverlener is opgeleid in het medisch domein en leert over het hele geneeskundige proces: van de eerste klacht tot de behandeling en complicaties daarbij.’
Geen bedreiging De angst van V&VN dat de medisch hulpverlener de verpleegkundige gaat vervangen, is onterecht. Dat zegt Frans de Voeght, voorzitter van de Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen (NVSHV) en zorgmanager op de SEH in MC Haaglanden. Hij heeft een afgestudeerde medisch hulpverlener op zijn afdeling werken, in de flexpool. Momenteel volgt zij de opleiding tot hbo-vverpleegkundige. Een tweede BMH-er is medicijnen gaan studeren ‘Ik zie de medisch hulpverlener niet als een bedreiging voor de SEH-verpleegkundige. Een
| 29
12/8/2014 9:11:22 PM
MH’er kan een SEH-verpleegkundige niet vervangen, omdat ze nog onvoldoende praktijkervaring heeft. Op de BMH wordt de studenten veel theoretische kennis bijgebracht, maar vervolgens kunnen ze die niet koppelen aan de praktijk. Een medisch hulpverlener kan daarentegen wel een goede aanvulling zijn op de SEH. Bij een krappe arbeidsmarkt of als er bezuinigd moet worden, zou ik eerder een MH’er aannemen dan bijvoorbeeld een assisterende.’
Verbaasd Hans van Reenen is opleidingsmanager BMH op de Hogeschool Utrecht. Hij benadrukt dat de medisch hulpverlener een beginnend beroepsbeoefenaar is die ervaring in de praktijk moet opdoen. ‘Net als
len van de kwalificaties waarop we studenten laten afstuderen, dus in die zin ben ik ook verbaasd over hun bezwaar.’
Bronnen 1. Van der Most M. Dossier Taakherschikking Van onbevoegd handelen naar taakherschikking, TVZ tijdschrift voor
Behoefte Over de vraag hoeveel behoefte er is aan de medisch hulpverlener zijn de meningen verdeeld. De BMH is ontwikkeld omdat er tekorten aan gespecialiseerd personeel waren. Die lijken aardig te zijn rechtgetrokken, zegt NVSHV-voorzitter Frans de Voeght. ‘We hebben nu voldoende keuze uit SEH-verpleegkundigen. Er is een drempel om medisch hulpverleners aan te nemen, omdat ze niet BIG-geregistreerd zijn, met als gevolg dat er weinig MH’ers op de SEH werkzaam zijn.’ Opleidingsmanager Hans van Reenen: ‘De tekorten worden nog steeds verwacht, maar
verpleegkundigen, nr. 5/2012. 2. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (2007). Arbeidsmarktonderzoek naar de behoefte aan een hbo-opleiding Medische Hulpverlening. 3. LPBMH. Aanvraag Juridische Inbedding Wet BIG Bachelor Medische Hulpverlening, juni 2014. 4. Dir. Macro-Eco. Vraagst. en Arbeidsmarkt. MEVA/BDA. positionering BMH. Brief met kenmerk: 46266 1-122341-MEVA, 6 augustus 2014. Geraadpleegd via: www.ambulancezorg.nl 5. V&VN. Bezwaarschrift positionering Bachelor Medische Hulpverlening. Brief met kenmerk: V&VN/20703234/MG/FB, 8 september2014. Geraadpleegd via: ambulancezorg.venvn.nl
De medisch hulpverlener wordt naar verwachting opgenomen in een experimenteerregeling van de wet BIG
6. V&VN. Opleiding Bachelor Medische Hulpverlening te licht, 3-10-2014. Geraadpleegd via: www.venvn.nl
een net-afgestudeerde verpleegkundige, moet je als je als MH’er van de opleiding komt veel praktijkuren maken.’ Dat het opdoen van technische vaardigheden in een skillslab onvoldoende zou zijn, zoals V&VN zegt, herkent Van Reenen niet. ‘Ik vind het jammer dat V&VN de opleiding te licht vindt. De drie hogescholen hebben het landelijk praktijkcurriculum ontwikkeld in samenspraak met het werkveld. De beroepsverenigingen zijn hiervoor uitgenodigd. V&VN ambulancezorg en de NVSHV (beroepsvereniging voor acute zorg) hebben geparticipeerd. Zij zijn betrokken geweest bij het vaststel-
30 |
TVZ006_Actueel1(EH).indd 30
laten langer op zich wachten. Ook worden de tekorten bij sommige instellingen wel gevoeld, bij andere nog niet.’ Voorzitter van het landelijk platform BMH Geert van den Brink, vindt de behoefte aan de medisch hulpverlener moeilijk in te schatten. ‘Uit het onderzoek dat de hogescholen hebben gedaan, bleek dat er veel behoefte is aan deze beroepsgroep. Hoe groot die behoefte echt is, is lastig te bepalen. Ik ben niet pessimistisch over dit beroep, want de medisch hulpverlener is goed opgeleid met hbo-kwalificaties binnen de medisch ondersteunende beroepskolom.’ ■
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 9:11:22 PM
Actueel
Samenwerken met familie
‘We doen het samen’ Eind september organiseerde het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) voor de tweede keer dit jaar een symposium over de samenwerking met familie in de zorg. Een samenwerking die niet altijd even makkelijk is. Mieka Vroom
vend sociaal verband’ met familie om zich heen of in de buurt. Bovendien is het formeel geregeld dat familie een steeds grotere rol krijgt als de oudere wilsonbekwaam wordt. Gemakkelijk is het niet, niet voor de professional en niet voor de familie. Er kunnen belangentegenstellingen zijn tussen familie en de patiënt. En wat is eigenlijk het belang van de patiënt? Geldt wat hij vroeger wilde of wat hij nu wil? En wat is goed voor hem? Ook dat is niet altijd eenduidig. Zo ontstaan verschillen van mening tussen familie en professional. Maar uiteindelijk zijn familie en patiënt onlosmakelijk verbonden. ‘Ons past bescheidenheid’, stelde Touwen.
ANP / Roos Koole
Het CCE wordt regelmatig om advies gevraagd bij problematische casussen. Dat kan ook de relatie met de familie betreffen. ‘Verhalen waaruit frustratie en machteloosheid blijkt, bij beide partijen’, zo leidt een van de coördinatoren van CCE regio zuid, Mieke Janssen, het symposium in. Dr. Dorothea Touwen, onderzoeker en docent medische ethiek aan het Leids Universitair Medisch Centrum, schetst het dilemma: ‘Als professional kun je familie niet negeren, het is immers het sociale systeem van de ouderen.’ En zo willen ouderen het zelf ook, bleek uit eigen onderzoek onder nog thuis wonende ouderen. Ze willen deel blijven uitmaken van ‘een zinge-
Samenwerken is niet altijd makkelijk, niet voor de professional en niet voor de naasten.
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Actueel_symposium(LM).indd 31
Ze legde haar publiek enkele casussen voor waarbij familie een andere mening heeft over de zorg dan de professional: kleine en grote zaken. Over een vader die vegetariër was en nu vlees lekker vindt. Over de moeder die in het verleden een verklaring heeft opgesteld dat ze geen antibiotica wil als ze in haar dementie heel ziek wordt, zo ziek dat ze eraan zou kunnen overlijden. De kinderen uit beide families waren het niet altijd eens met hun ouder of met de professional. Hoe doe je dan recht aan hoe iemand was, en houd je ook oog voor levensgeluk op dit moment? Is er een compromis te vinden dat aan beide eisen voldoet? En hoe doe je recht aan de continuïteit van iemands levensverhaal?
Dynamische driehoek Samenwerking met familie moet je niet zien ‘als een toefje slagroom op de taart’, maar als een noodzakelijkheid. Dat stelt Loes Everts in een van de werkgroepen tijdens het symposium. Zij werkt met de dynamische driehoek, een concept uit de gehandicaptenzorg dat de samenwerking situeert binnen de driehoek van cliënt, familie/naaste en professional. ‘De professional is een passant. De band tussen cliënt en familie is en blijft er altijd, of hij nou mooi is of lelijk.’ De bezoekers van dit symposium waren professionals in de ouderenzorg, soms in de gehandicaptenzorg. Het ontbrak aan familie. Of toch niet? Steeds vaker zitten professionals zelf ook in de rol van familie. Of zoals een van de verzorgenden, wier moeder opgenomen was in een verpleeghuis, zei: ‘Het komt nu wel heel dichtbij.’ Ze vertelde dat een (collega)verzorgende op een kritische opmerking had gereageerd met: ‘Zo doe ik het al veertig jaar.’ ‘Dat mag wel zo zijn,’ had ze geantwoord, ‘maar niet bij mijn moeder.’ ■ Meer informatie: www.cce.nl
| 31
12/8/2014 9:08:20 PM
Is dit jouw
wake-up call? Kom ons dan nu versterken als Recovery verpleegkundige! Als verpleegkundige Recovery heb je in Tergooi een belangrijke rol. Je verpleegt, bewaakt en begeleidt onze patiënten in de fase voor en/of na een operatie. De patiënten die je treft zijn kwetsbaar. Op deze kwetsbare momenten voor patiënten is jouw deskundigheid, controle en inschattingsvermogen als verpleegkundige Recovery cruciaal. Jij bewaakt immers hun vitale functies en ondersteunt ze met specifieke handelingen Ga voor meer informatie over deze vacature of om direct te solliciteren naar www.tergooi.nl/vacatures
|
Rhijja Jansen Anja van Dijken (51) werkt graag met kwetsbare ouderen. En die komt ze veelvuldig tegen in haar werk. Sinds 2001 is ze transferverpleegkundige bij Isala in Zwolle, na jarenlang in hetzelfde ziekenhuis als algemeen verpleegkundige te hebben gewerkt. Ze studeerde eerder dit jaar af.
‘Je moet enorm flexibel zijn’
Naam: Anja van Dijken Functie: Transferverpleegkundige Bij: Isala, Zwolle
‘Toen ik solliciteerde op deze baan, had ik nog geen duidelijk beeld van wat een transferverpleegkundige allemaal doet. Toen ik hoorde wat de functie inhield, leek het me een uitdaging. Vooral het praktische sprak me aan. Ik merk aan andere verpleegkundigen dat ook zij soms niet precies weten wat ik allemaal doe. “Die mevrouw mag met ontslag, regel jij een plekje voor morgen?” Ze denken soms dat ik dat met één belletje geregeld heb. Nee dus, daar komt veel meer bij kijken.’
Ballen ‘Als transferverpleegkundige ben ik de hele dag bezig ballen in de lucht te houden. Je moet enorm flexibel zijn, want dingen veranderen de hele dag door: een ontslag van een patiënt wordt een dag uitgesteld, of iemand kan opeens dezelfde dag weer naar huis. Ik ben veel aan het regelen, heb contact met verpleeghuizen, thuiszorgorganisaties en natuurlijk de patiënten. Met hen bespreek ik hun behoeftes en voorkeuren. Ik heb mijn doel bereikt als patiënten tevreden naar huis gaan of als een verpleegkundige bijvoorbeeld zegt: “Wat fijn dat je dat zo goed en snel hebt kunnen regelen”.’
Slechte Sinterklaas ‘Soms voel ik me een hele slechte Sinterklaas. Mensen denken vol verwachting: deze mevrouw gaat het voor ons regelen. Maar door de verscherpte regelgeving is er steeds minder mogelijk. Voorheen konden mensen veel makkelijker worden opgenomen of thuiszorg krijgen, nu is het de bedoeling dat mantelzorgers dat meer gaan opvangen. Het is extra lastig voor me als artsen of verpleegkundigen patiënten dingen beloven die ik niet kan waarmaken. Dan zeggen ze: “Zo meteen komt er een mevrouw die kan regelen dat u opgenomen wordt.” En dan moet ik gaan uit-
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Collega(HT).indd 33
leggen dat dat niet kan. Terwijl ik het zelf óók niet altijd eens ben met de strengere regels. Dat is een mindere kant van het vak.’
Ontdooien “Wij willen dat moeder nú opgenomen wordt, anders zetten we het in de krant.” De familie stond kwaad tegenover me. Dat zijn momenten dat je je sociale vaardigheden als transferverpleegkundige volop moet inzetten. Dat ik moet omgaan met argumenten als: “We hebben hier recht op”, of “Mijn moeder heeft hier jarenlang voor betaald”. Vaak probeer ik mee te bewegen, laat ik ze hun verhaal doen en toon begrip voor hun boosheid. Je merkt dat ze dan langzaam ontdooien. Andersom zijn er ook ouderen die zeggen: “Ik kan alles nog”, terwijl het onverantwoord is als ze geen zorg krijgen. “Oké, kom, dan gaan we een eindje lopen”, zeg ik dan. Als ze merken dat ze hun bed niet uit kunnen komen, begrijpen ze beter dat zorg noodzakelijk is. Maar dat moeten ze soms aan den lijve ondervinden.’
Gerontologie ‘De regels worden elk jaar aangescherpt en daardoor verandert mijn vak ook. In mijn afstudeerscriptie voor de studie Toegepaste Gerontologie onderzocht ik de rol van transferverpleegkundigen bij het ondersteunen van overbelaste mantelzorgers. Hieruit blijkt dat transferverpleegkundigen de mantelzorger vooral ondersteunen door hen hun verhaal te laten doen. Maar ook dat ze slecht op de hoogte zijn van mogelijkheden van mantelzorgondersteuning, zoals buddy’s en ondersteuning vanuit de gemeente. Ze kunnen de mantelzorger hiernaar doorverwijzen.’ ■
COLLEGA | 33
12/8/2014 9:40:42 PM
Management & Verpleging
De relatie tussen de wijkverpleegkundige en het sociale wijkteam
Toewerken naar de plaats die past De visie van de gemeente en de zorgverzekeraar, financiële overwegingen en de sociale context, ze zijn allemaal van invloed op de relatie van de wijkverpleegkundige met het sociale wijkteam. De komende jaren krijgt die relatie steeds meer zijn beslag. Nu is nog veel onduidelijk. Alle reden en mogelijkheid voor wijkverpleegkundigen om zelf dit proces mee te sturen. Veronique Huijbregts
Als ‘een zoektocht’, zo karakteriseert Marjan Hoeijmakers de plaatsbepaling van de wijkverpleegkundige tegenover de sociale wijkteams. Hoeijmakers, ook projectleider Zichtbare Schakel in Rotterdam, bracht in opdracht van ZonMw de relatie van de wijkverpleegkundige met het sociale wijkteam in kaart. Ze sprak daarvoor met wijkverpleegkundigen, medewerkers van gemeenten, zorgverzekeraars, branche- en beroepsorganisaties en cliënten.
dat door de complexe situatie van een cliënt nodig is. 2. De wijkverpleegkundige neemt structureel deel aan het sociale wijkteam. 3. De wijkverpleegkundige is kernlid van een sociaal wijkteam dat door de gemeente wordt aangestuurd. 4. De wijkverpleegkundige is kernlid en heeft een grote mate van vrijheid bij de invulling van haar taken voor zorg en gezondheid.
Vier manieren
In het veld zijn er straks nog veel meer varianten op deze vier grote lijnen te vinden, zegt Hoeijmakers. Er is namelijk niet
In de verkenning onderscheidt Hoeijmakers vier manieren waarop die relatie tus-
of zou daar op afgestemd moeten zijn. Elke gemeente kan zelf beslissen hoe ze het sociale wijkteam vorm wil geven. Ook de zorgverzekeraar oefent daarop invloed uit. Vanaf 2015 valt immers het grootste deel van het wijkverpleegkundig werk – naast uitvoerende zorg, beschikbaarheid, preventie, signalering en samenwerking in de wijk – onder de zorgverzekeringswet.
Toewijsbare zorg of niet? In veel gemeenten beginnen de contouren van het sociale wijkteam duidelijk te worden. Zo ook in Arnhem. Daar geven pragmatische en financiële motieven bij de samenstelling de doorslag. Dat blijkt uit de toelichting van Ron van der Linden, programmaleider Sociaal Domein. ‘Wij baseren ons bij de plaatsbepaling van de wijkverpleging op het onder-
Sociale wijkteams zijn interdisciplinaire, ambulante en proactief opererende teams van beroepskrachten vanuit onder meer
‘De verbinding met de verpleging en verzorging wordt lastiger in sociale wijkteams.’
gemeente, politie, opbouwwerk, woningcorporaties, maatschappelijke dienstverlening en zorg die op wijk- en huishoudensniveau (multi)problematiek
sen wijkverpleegkundigen en sociale wijkteams invulling kan krijgen: 1. De wijkverpleegkundige heeft alleen contact met het sociale wijkteam als
34 |
TVZ006_MenV(HT).indd 34
zoiets als de beste samenstelling van een sociaal wijkteam. Die hangt af van de situatie in en populatie van de wijk, het gebied waar het sociale wijkteam actief is,
signaleren en zorgen dat kwetsbare bewoners op een passende manier geholpen worden. Bron: Movisie
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 11:02:52 PM
DE WIJKVERPLEEGKUNDIGE ALS REGIEVOERDER Mirjam Goorhuis is sinds twee jaar wijkverpleegkundige in een sociaal wijkteam in Zaandam. Ze is laaiend enthousiast over de aanpak. Elk huishouden krijgt één consulent en die continuïteit is een groot voordeel. Haar sociaal wijkteam fungeert als één loket waar alle wijkbewoners met vragen op bijna elk levensterrein terecht kunnen. Ze werkt er samen met medewerkers van drie gemeentelijke diensten, MEE, de ggz, verslavingszorg en preventie, en met een sociaal raadsvrouw, een opbouwwerker en veel vrijwilligers.
Veel leren Goorhuis en zeven andere teamleden zijn generalisten. Ondanks hun uiteenlopende achtergronden doen ze hetzelfde werk. Ze voeren keukentafelgesprekken en zijn regievoerder of consulent van cliënten. Ze gaan om beurten op huisbezoek. Zo doet Goorhuis nu ook schulddienstverleningsvraagstukken en IND-procedures. En als ze kennis van zaken mist, vraagt ze de deskundige op het terrein van de eerste hulpvraag mee voor de intake. Al doende verbreedt ze haar deskundigheid. Andersom doen collega’s hetzelfde bij haar. Inefficiënt? ‘Nee, integendeel. Eén contactpersoon per cliënt helpt om overlap
scheid tussen de toewijsbare en de niettoewijsbare zorg’, vertelt hij. ‘De niet-toewijsbare zorg betreft de schakelfunctie van de wijkverpleegkundige, de toewijsbare zorg gaat over de verzorging en verpleging.’ Voor de eerste vorm is landelijk € 40 miljoen beschikbaar, voor de tweede € 1,3 miljard. Het bedrag voor de niet-toewijsbare zorg is dus maar zeer beperkt. Alle reden om zorgvuldig om te gaan met de inzet daarvan, aldus Van der Linden. ‘Wij laten meetellen hoeveel geld er voor deze schakelfunctie beschikbaar is. Als dat meer wordt, gaan we opnieuw afwegen. Daarbij blijven we wel kijken naar de noodzaak van deelname van de wijkverpleegkundige als kernlid aan het sociale wijkteam. De zorgverzekeraar, Menzis, sluit een contract af, en wij gaan als gemeente in overleg met de aanbieder om te kijken of de schakelfunctie al dan niet in het team wordt opgenomen.’
en lacunes te voorkomen; ‘shoppen’ kan niet langer en ‘draaideurcliënten’ komen sneller in beeld. Van de wijkbewoners hoor ik dat het zo fijn is dat ze nu bij één iemand met al
Model en sociale context
hun vragen terecht kunnen.’ Naast het beantwoorden van hulpvragen van de bewoners,
In Arnhem en de regio waar zorgverzekeraar Menzis opereert, zijn drie modellen gangbaar: het integrale model, met de wijkverpleegkundige als vaste deelnemer aan het sociale wijkteam, het mandaatmodel, waarbij de wijkverpleegkundige niet in het team zit maar er wel in nauwe verbinding mee staat, en het afstemmingsmodel, waarbij de relatie nog losser en incidenteler is. ‘Welk model van toepassing is hangt voor ons af van de mate waarin de wijkverpleegkundige en de maatschappelijke zorg met elkaar samenhangen. Wij stemmen onze sociale wijkteams in Arnhem dus af op de sociale context waarin ze opereren. In een wijk met veel tachtigplussers die zowel maatschappelijke als verpleegkundige zorg vragen, zullen we bijvoorbeeld al snel
onderhouden de generalisten het grote netwerk en investeren ze in buurtkracht en preventieve activiteiten. Ze ontwikkelen methodieken en krijgen en geven trainingen. Elke generalist heeft ook een eigen aandachts-gebied, zoals groepsactiviteiten of maatjesprojecten opzetten. Goorhuis verzorgt de trainingen voor de vrijwilligers.
Geen uitvoerende zorg meer Zorgwerk doet ze alleen nog bij uitzondering. ‘Zo meldde de ggd bij ons een mevrouw met dikke benen vol wonden aan. Deze vrouw kwam binnen via het Meldpunt Overlast en bemoeizorg, ze heeft psychiatrische problemen en laat weinig mensen binnen. Dan is het logisch dat ik meega op huisbezoek. De eerste keer heb ik haar wonden verzorgd en haar benen gezwachteld. Toen ik haar vertrouwen had gewonnen heb ik de zorg overgedragen aan de wijkverpleegkundigen van de zorgaanbieder. De uitvoering doen we in principe binnen het sociaal wijkteam niet meer.’ Goorhuis kan haar kwaliteiten als wijkverpleegkundige prima kwijt in haar huidige werk. ‘Netwerken, samenwerken en de problematiek in kaart brengen, die competenties heb ik al. Bij Wmo-vragen komt mijn kennis van (psychiatrische) ziektebeelden uitstekend van pas. Bij het sociaal wijkteam of het loket kloppen veel zieke mensen aan. Dan heb je als wijkverpleegkundige echt meerwaarde.’
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_MenV(HT).indd 35
| 35
12/8/2014 11:02:52 PM
Management & Verpleging
TWEE PETTEN VOOR DE WIJKVERPLEEGKUNDIGE Barbara de Groen is adviseur wijkgericht werken van Vilans. Tot 1 januari is ze projectleider van twee sociale wijkteams in Nieuwegein, allebei pilots. In januari gaan in
voor een integraal team kiezen. Maar stel dat je als gemeente met kleine dorpen te maken hebt waarvoor je misschien maar weinig uren hebt, dan zul je eerder voor mandaat of eens in de zoveel tijd afstemming kiezen.’
deze gemeente drie integrale sociale wijkteams van start. Zo’n team opzetten betekent samen zoeken naar een nieuwe werkwijze, zegt De Groen. Want al zijn de taken van de
Knip of geen knip?
kernleden in het sociaal wijkteam in principe helder, er moet zich nog veel
Gaan wijkverpleegkundigen die integraal zitting hebben in het sociale wijkteam straks nog uitvoerende zorg geven? Van der Linden: ‘De combinatie van uitvoerend, signalerend en coördinerend werk gaat ten koste van de productieve uren. Als de verpleegkundige iedere keer zijn eigen schakel moet maken, vindt ook de zorgverzekeraar dat niet efficiënt. Kerntaken van de schakelwijkverpleegkundigen zijn coördineren en signaleren.’
uitkristalliseren. ‘In de pilots oefenen we voor een nieuwe situatie terwijl we nog in de oude situatie zitten. Er komen nu voornamelijk aanvragen voor het Wmo-loket binnen. Vanaf 2015 zullen de binnenkomende vragen breder worden, ook vanwege aflopende AWBZ-indicaties. Ze kunnen dan zowel liggen op het terrein van de Wmo als op dat van de Jeugdwet en de Participatiewet. Hoe alles precies gaat lopen, weten we nog niet. Voor wijkverpleegkundigen is het belangrijk om tijdig knelpunten te signaleren, zodat ze mee kunnen helpen oplossingen te bedenken.’
‘Er moet er zich nog veel uitkristalliseren’ Taken en bevoegdheden De Groen: ‘Alle kernteamleden hebben straks de bevoegdheid beschikkingen af te geven.
Risico van opsplitsing
Alleen de wijkverpleegkundigen kunnen zowel indicaties afgeven voor zorg als voor
Bij de wijkverpleegkundigen in de sociale wijkteams is het risico het grootst dat ze uiteindelijk geen zorg meer geven, signaleert ook Marjan Hoeijmakers. ‘De verbinding met de verpleging en verzorging wordt lastiger. Ben je geen kernlid, dan moet je werk maken van een goede relatie met het sociale wijkteam; zit je er wel in, dan moet je investeren in een goede relatie met de huisartsenzorg en het team verpleging en verzorging van de zorgorganisatie.’ Opsplitsing is nadrukkelijk niet wat branchevereniging Actiz en beroepsorganisatie V&VN willen, zegt Hoeijmakers op grond van haar verkenning. ‘Hun standpunt is dat je eigenlijk geen wijkverpleegkundige bent als je geen zorg aan het bed verleent. In Rotterdam pleiten we ook voor een integrale functie. Je kunt prima met een sociaal wijkteam samenwerken en ook in de uitvoering zitten. Dat kun je op allerlei manieren organiseren.’
maatwerkvoorzieningen. Ze hebben dus twee petten. Ze leveren ook tijdelijk lichte vormen van zorg en ondersteuning, ter overbrugging en om zwaardere zorg te voorkomen.’
Segment 1 en 2 Als de sociale wijkteams in Nieuwegein vanaf 2015 onder een aparte stichting vallen, wordt die werkgever van de teamleden. De wijkverpleegkundigen blijven wel in dienst van hun eigen zorgorganisatie, aldus De Groen. Hun werk wordt vergoed door de zorgverzekeraars. ‘Zij zullen de meest zichtbare schakel zijn tussen het sociale en het medische domein; daartoe is onderscheid gemaakt tussen Segment 1- (S1) en Segment 2- (S2) (toewijsbare) zorg. S1 heeft betrekking op de positie in het sociaal wijkteam als verbindende schakel. Wijkverpleegkundigen in deze functie blijven wel uitvoerend werk doen, maar minder dan de S2-groep. Anders verliezen ze op termijn ook hun BIG-registratie en hun feeling met de zorg.’
Wennen De sociale wijkteams zijn breed multidisciplinair van samenstelling. In de pilots brachten alle kernleden hun eigen (registratie)systemen mee. ‘We zijn toegegroeid naar één nieuw registratiesysteem, met aandacht voor de zelfredzaamheid van de inwoners’, vertelt De Groen. ‘De wijkverpleegkundigen houden daarnaast hun eigen systeem, het CIS, voor de indicatiestelling van zorg. Dat betekent een dubbele registratie, en dus extra werk. Dat merk je als je een pilot opzet. Het is een uitdaging om de nieuwe manier van werken zo slim mogelijk te organiseren.’
36 |
TVZ006_MenV(HT).indd 36
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 11:02:53 PM
Meerwaarde
ZOEKEN NAAR DE EIGEN ROL Lianca Benschop en Petra Leta zitten als wijkverpleegkundigen in sociale (pilot-) wijkteams in Nieuwegein. Daarnaast werken beide in zorg- en welzijnteams als coördinerend wijkverpleegkundige.
Leta’s sociale wijkteam beantwoordt de vragen van inwoners van ‘min negen maanden tot 100 jaar’. Het team van
In haar verkenning en werkpraktijk heeft Hoeijmakers geconstateerd dat de aanwezigheid van de wijkverpleegkundige in het sociale wijkteam zeker bij multiproblematiek van grote waarde is. Ze moet dan immers snel met andere professionals kunnen schakelen en overleggen. ‘Juist in die situaties heb je een integrale aanpak nodig. Anders is de kans groot dat de betrokken professionals langs elkaar heen blijven werken.’
Benschop behandelt nu nog alleen vragen van mensen vanaf achttien jaar. Het is de bedoeling de brede samenstelling in 2015 in alle drie sociale wijkteams in Nieuwegein in
Zelf sturen
te voeren. Vanaf januari komen álle (zorg)vragen bij het sociale wijkteam binnen. Leta en
Hoe de samenwerking van wijkverpleegkundigen met of in de wijkteams vorm krijgt, wordt nu vooral bepaald door de gemeente, de zorgverzekeraar en hun werkgever. Maar wijkverpleegkundigen zouden daar een eigen visie op moeten ontwikkelen en uitdragen, benadrukt Hoeijmakers. ‘Je kunt lijdzaam afwachten of je kunt proberen de invulling mee te sturen in de richting die jij goed vindt. Beslissers hebben hun eigen belangen en afwegingen, maar ze zouden daar ook de visie van wijkverpleegkundigen bij moeten betrekken.’
Benschop willen er dan niet meer hun huidige acht uur, maar liefst fulltime gaan werken.
‘We werken nu effectiever en met korte lijntjes’ Beide wijkverpleegkundigen doen hetzelfde werk als de andere kernteamleden. Ze bezoeken mensen met meervoudige problematiek in complexe situaties, zoeken via vraagverhelderende gesprekken de ‘vraag achter de vraag’ en zoeken samen met de bewoner naar een oplossing. Ze behandelen ook vragen op, bijvoorbeeld, het gebied van wonen, Wmo en in verband met een sociale beperking. Slechts af en toe geven ze uitvoerende zorg. Leta: ‘We zitten op afstand van de cliëntenzorg.’
Doorpakken Hun werk in het sociaal wijkteam vereist zichtbaarheid en flexibiliteit. Ze moeten bij huisbezoeken zaken signaleren en oppakken. Benschop: ‘Je moet kunnen doorpakken,
Marjan Hoeijmakers (2014). De relatie
want als sociaal wijkteam moet je niet te lang betrokken blijven bij situaties. De eigen
wijkverpleegkundige en sociaal wijkteam
kracht van de mensen is belangrijk; de cliënt, de inwoner eigenlijk, moet er zelf
ingevuld!? Verslag van een verkenning in
achteraan gaan. Idealiter maak je samen een plan en dan kijk je wat de inwoner daar
opdracht van ZonMw. ■
zelf van kan uitvoeren. Daarbij kun je een coachende rol hebben. Alleen heeft niet iedereen een goed netwerk, of is zelf in staat dingen te organiseren. Dan moet je snel kunnen schakelen.’
Brede kijk Benschop noemt preventief werken als belangrijk streefpunt van de werkwijze. Nu worden ze vaak pas ingeschakeld als de problemen al de pan uitrijzen. Als pluspunten noemen beiden dat alle zorgvragen op één punt binnenkomen en de brede kijk op alle levensterreinen. Leta: ‘Daardoor kun je effectiever aan de slag.’ Daarbij helpen de contacten in de wijk, ‘de korte lijntjes’. Maar, zeggen ze, ‘er moet nog veel gebeuren voordat we in januari echt van start kunnen.’
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_MenV(HT).indd 37
| 37
12/8/2014 11:02:53 PM
Congres
Dag van de Huidproblematiek Kennis en inzicht in de meest voorkomende huidaandoeningen
28 januari 2014 | ReeHorst Ede Meer dan twee miljoen Nederlanders hebben een huidaandoening. Ziektes waarvan we nog te weinig weten en die vaak moeilijk te behandelen zijn. Sommigen hebben last van bijvoorbeeld verkleuring, schilfering, uitdroging of haaruitval. Voor anderen zijn ontstekingen en jeuk ondraaglijk. NIEUW: Psychodermatologie! Ook heeft helaas de psyche bij huidaandoeningen nog onvoldoende aandacht in de praktijk. Leer op deze dag welke praktische handvatten er zijn om psychodermatologie toe te passen in uw dagelijkse werkzaamheden zodat de kwaliteit van leven van de dermatologische patiënt aanzienlijk verbeterd. Reactie ouddeelnemer, verpleegkundige, Maurits Kliniek Den Haag: “De dag in z’n geheel is gaat goed georganiseerd. Het loopt allemaal netjes op tijd en de sprekers vertellen vol passie en enthousiasme. Al met al een zeer leerzame dag!”
Welke kennis doe je op tijdens dit congres? • Uitleg over huidproblemen bij complexe wonden bij patiënten met chronische veneuze insufficiente al dan niet met een ulcus cruris venosum • Wat is jouw rol als verpleegkundige is bij een diabetische voet en multimorbiditeit (o.a. ulcus cruris) • Psychodermatosen: wat doet dit met jouw patiënt en hoe kan jij hier een rol inspelen?
Pas je kennis direct in de praktijk toe!
Kijk voor het volledige programma en inschrijven op:
www.nursingcongressen.nl/huidproblematiek
Meld je snel aan!
|
Harriët Teijen Mary Biezeman-Roest is filosoof en agoog. En al ruim 20 jaar is ze ook patiënt: de ziekte van Kahler, een vorm van beenmergkanker, veranderde haar wereld voorgoed. Het zette haar aan het denken: wat is ethiek in de gezondheidszorg? Waar zou het echt om moeten gaan? Ze schreef er een boek over.
Een bemoedigende arm
Mary Biezeman-Roest: ‘Ethiek is niet alleen iets van het verstand, maar ook van het voelen.’
‘Het is heftig en nooit zal ik woorden kunnen vinden voor hoe erg het was, hoe op de grens van wat een mens verdragen kan. Zo verzwakt door de kuren, zo ellendig en rillend zit ik naakt en kaal op een krukje. Een jongeman komt me wassen. Heel jong is hij nog en hij zeept me in. Ik zit daar maar en laat het gebeuren. (...) Uitgeput ben ik, helemaal aan het einde van mijn Latijn. En opeens is daar die arm om mijn schouder, een troostende arm, een bemoedigende arm. De verpleegkundige, zo jong en gezond, begrijpt wat ik doormaak en hij is erbij.’ Ethiek is niet alleen iets van het verstand, maar ook van het voelen, van het invoelen vooral. In de relatie zorgverlenerpatiënt is vooral de attitude, de grondhouding belangrijk: het gaat om de oprechte betrokkenheid en de intentie te doen wat goed is voor die ander. Veel van die attitude heeft Mary mogen ervaren, maar er gaat ook veel mis. ‘Te vaak hoorde en ervoer ik: “De patiënt is lastig”. Maar een patiënt ís niet lastig, een patiënt hééft last. Last van pijn, onzekerheid, bijwerkingen van medicijnen, de slechte perspectieven. Zeker levensbedreigende ziekten leiden veelal niet tot goedkope verdrietelijkheidjes of gezeur, maar tot fundamentele, existentiële nood.’ Ethiek van de gezondheidszorg moet daarom, volgens Mary, behalve over empathie en een goed inschattingsvermogen, vooral ook gaan over veiligheid en geborgenheid. De patiënt moet zich in alle opzichten uitleveren en dat kan hij alleen als er geborgenheid is. ‘Steeds zieker word ik, steeds kritischer mijn toestand. Verpleegkundigen komen wat schichtig de kamer in, doen wat aan het infuus, werpen een korte blik op het bed, niet rechtstreeks op mij. Slechts vluchtig glijdt hun blik over me heen langs de muren, richting nooduitgang. Zo snel mogelijk weg
39 |
TVZ006_Patientenperspectief(HT).indd 39
van dat ziekbed dat mogelijk een sterfbed is. (...) Deze verpleegkundigen lijken me zeker van goede wil, ze weten vast ook wel dat ze er moeten zijn voor de patiënt, met aandacht, met een woord, een gebaar. Waarom dan toch vluchten? (...) Ze hebben angst voor lijden, angst voor de eigen kwetsbaarheid en eindigheid. Dat is begrijpelijk, niets menselijks is ons vreemd. Maar hun angst is een belasting voor de stervende die hij niet meer dragen kan.’
‘Een patiënt ís niet lastig, een patiënt hééft last’ Het is moeilijk om te benaderen wat het moet betekenen voor een mens om te balanceren op de grens van leven en dood. Helemaal in die diepte kijken kun je nooit. En dat laatste gebied, dat stuk waar je niet bij kunt komen, dat kun je als zorgverlener alleen maar beschermen en behoeden. Het is een moeilijk vak, zegt Mary, zorg hebben voor de ander. Voor zijn gezondheid, maar ook voor zijn wezen als dat beproefd wordt en lijdt. En dat vraagt meer dan alleen medisch-technische zorg. Een hulpverlener die niet meer te bieden heeft dan dat, doet de patiënt ernstig tekort, vindt Mary: ‘De patiënt verwordt dan tot object. En juist de mensen die dát beseffen, komen het dichtst bij de basis van goede gezondheidszorg, dat wil zeggen zorg voor heel de mens. ■ Beter. Over ethiek en gezondheidszorg, Mary Biezeman-Roest, Valkhof Pers, 131 blz. € 14,95.
PATIËNT tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:42:22 PM
Onderzoeksbespreking
Grönstedt H, Fraändlin K, Helbostad RG et al. (2013). Effects of individually tailored physical and daily activities in nursing home residents on activities of daily living, physical performance and physical activity level: a randomized controlled trial. Gerontology 59: 220-229.
Meer bewegen in het verpleeghuis! Verpleeghuisbewoners zijn vaak erg inactief. Doorgaans verslechteren hun gezondheid en zelfredzaamheid snel na opname. Er zijn sterke aanwijzingen dat bewegen bijdraagt aan verbetering. Hoe kunnen verpleeghuisbewoners meer gaan bewegen en hebben de gebruikte methoden de gewenste effecten? JPH (Jan) Hamers, Hoogleraar Ouderenzorg aan de Universiteit Maastricht
Doel Het doel van de onderhavige studie was na te gaan wat het effect is van een op de individuele bewoner afgestemd bewegingsprogramma op: de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), de balans, het activiteitenniveau, de mobiliteit en de spiersterkte van de bewoner. De verwachting vooraf is dat het programma positieve effecten heeft op al deze uitkomsten. De uitkomsten werden gemeten met bestaande meetinstrumenten. ADL en balans waren de belangrijkste, zogenaamde primaire, uitkomsten. Als deze verbeteren is het programma geslaagd. Secundaire uitkomsten waren het activiteitenniveau, de mobiliteit en de spiersterkte van een bewoner. Aangenomen wordt dat deze uitkomsten ook verbeteren, maar dat is niet per se noodzakelijk.
Methode De effectiviteit van het bewegingsprogramma werd vastgesteld via een gecontroleerde gerandomiseerde trial: het programma werd aan een groep verpleeghuisbewoners aangeboden, een controlegroep kreeg geen programma. Via loting kwamen de bewoners in een van de twee
40 |
TVZ006_Onderzoeksbespreking(LM).indd 40
groepen terecht. De uitkomsten van het onderzoek werden drie maanden na introductie van het bewegingsprogramma blind vastgesteld: door observatoren die niet wisten tot welke groep de bewoners hoorden.
Het bewegingsprogramma Het onderzoek werd uitgevoerd in 24 verpleeghuizen in 3 landen (Zweden, Noorwegen en Denemarken). In elk deelnemend verpleeghuis is het bewegingsprogramma uitgevoerd door een fysiotherapeut en ergotherapeut. Zij startten met een assessment per deelnemende bewoner. Samen met de bewoner werd een individueel trainingsprogramma opgesteld dat wekelijks werd geëvalueerd en aangepast. Het programma omvatte individuele training (zoals balans- en krachttraining) en groepsactiviteiten (zoals wandelen). De medewerkers op de afdeling van de bewoners werden ingelicht over het programma en de doelstellingen per bewoner.
Resultaten en conclusie Bij aanvang van het onderzoek deden er 322 bewoners mee (170 aan het beweeg-
programma; 152 in de controlegroep). Na drie maanden waren er nog 266 deelnemers; de uitval in beide groepen was vergelijkbaar. De deelnemers waren gemiddeld 85 jaar, in meerderheid vrouw (74%) en ze woonden gemiddeld 25 maanden in het verpleeghuis. Het bewegingsprogramma had geen invloed op de ADL van de verpleeghuisbewoners. De balans, het activiteitenniveau en de mobiliteit bleken wel beter te zijn bij bewoners die aan het bewegingsprogramma hadden deelgenomen. Verder rapporteren de onderzoekers dat het programma uitvoerbaar bleek en dat de mate waarin bewoners zich hielden aan het programma van invloed lijkt op de uitkomsten.
Bespreking Bewoners in verpleeghuizen verliezen na opname snel hun zelfredzaamheid en worden over het algemeen zeer passief. Activiteiten in de ADL worden meestal met goede bedoelingen overgenomen door zorgverleners. Bewoners worden bijvoorbeeld aangespoord in hun stoel te blijven zitten om vallen met letsel te voorkomen. Ze worden in een rolstoel van kamer naar huiskamer vervoerd omdat dit sneller gaat dan wanneer ze zelf lopen. Dat geldt ook bij het aankleden: de zorgverlener is sneller in het dichtknopen van een overhemd. Maaltijden worden vaak kant en klaar geleverd en zelfs de dosis melk in een kop koffie wordt in veel huizen ongevraagd bepaald door zorgverleners. Er is echter geen
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:41:09 PM
Column
reden om deze taken van bewoners over te nemen. Integendeel, de meeste van deze acties leiden tot hospitalisatie waarbij de passiviteit van bewoners drastisch toeneemt. Hangend in een stoel, zonder enige uitdaging, slapend wachten op de volgende maaltijd, die voor bewoners inmiddels verworden is tot de belangrijkste activiteit van de dag. Dit maakt het onderzoek van Grönstedt en collega’s en van andere onderzoekers erg belangrijk. De centrale vraag is hoe beweging kan bijdragen aan het verbeteren van de algehele conditie van ouderen in het verpleeghuis waardoor hun zelfredzaamheid minder snel afneemt en zij zich beter voelen. Het antwoord op deze vraag kan nog niet worden gegeven, maar er lijkt enige muziek te zitten in de aanpak van de Scandinavische collega’s. Toch wil ik een belangrijke kritische kanttekening maken bij hun aanpak.
Kanttekeningen Het Scandinavische bewegingsprogramma is volledig gericht op de fysio- en ergotherapeut. Wetende dat deze zorgverleners een belangrijke maar slechts kleine rol spelen in het verpleeghuis, lijkt de aanpak daarom al bij de start tot mislukken gedoemd. Hiermee wordt namelijk de stereotype benadering bevestigd dat bewegen hoort tot het unieke domein van de fysio- en ergotherapie. Bewegen wordt gereduceerd tot een uur fysio- of ergotherapie per week; verpleging en verzorging zijn hiervoor niet verantwoordelijk. Terwijl de bewegingswinst gehaald moet worden uit de dagelijkse activiteiten op de plaats waar bewoners verblijven. Daarvan moeten juist de verpleegkundigen en verzorgenden worden doordrongen. Zij moeten bewoners dagelijks stimuleren te bewegen en ADL uit te voeren zo lang zij
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Onderzoeksbespreking(LM).indd 41
dat kunnen. Een bewegingsprogramma moet daarom in beginsel een multidisciplinaire activiteit zijn, waarbij de directe zorgverleners een belangrijke rol spelen in de uitvoering.
Twee varianten van klaar met leven ‘Alles van waarde ligt achter ons en alleen leegte resteert nog. Soms raken we geheel afhankelijk van de hulp van anderen en
Een complicerende factor is dat het onderzoek in 24 verpleeghuizen in 3 landen werd uitgevoerd. Daardoor kan allerlei vertekening optreden die van invloed is op de uitkomsten van het onderzoek. Zo kan het bewegingsprogramma in het ene verpleeghuis anders zijn uitgevoerd dan in het andere. Daarnaast moet een fysioof ergotherapeut aan de ene bewoner een programma aanbieden dat hij een ander eigenlijk moet onthouden. Als deze zorgverleners dit onderscheid niet strikt toepassen geeft dat vertekening van een mogelijk effect. Daarnaast is het aannemelijk dat de verpleeghuiszorg tussen landen verschilt.
verliezen we elke vorm van regie over ons eigen leven.’ Aldus de website van het inmiddels opgeheven burgerinitiatief Uit vrije wil, dat pleitte voor de legalisatie van stervenshulp aan ouderen die hun leven voltooid achten. Hoe anders is de situatie aan de andere kant van de wereld. Afgelopen zomer was ik in China. Daar las ik in een krant dat het percentage ouderen dat zelfmoord pleegt schrikbarend is gestegen. Maar liefst 80% van de zelfmoorden betreft ouderen, met name op het platteland. Sommige van die ouderen zijn ziek of gehandicapt, anderen weduwe of weduwnaar, velen van hen zijn relatief gezond. Wat is daar aan de hand? Wat deze ouderen delen is hun lage kwaliteit van leven, verklaart socioloog Liu Yanwu in diezelfde
Tot slot
krant. China is enorm veranderd de afgelopen
Binnen het door ZonMw gefinancierde project Nurses on the move ontwikkelt de Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg momenteel een aanpak waarbij de directe zorgverleners wel een belangrijke rol spelen (zie www.academischewerkplaatsouderenzorg.nl). Voortbordurend op het werk van Grönstedt en vele andere collega’s hopen we straks een effectieve aanpak te kunnen presenteren om bewegen te stimuleren met een behoud van zelfredzaamheid en een grote mate van welzijn als resultaat. ■
dertig jaar. Kinderen vliegen uit naar alle delen van het immense land, voor opleiding en werk. Zij maken zich daarbij los van hun ouders, maar ook van de traditionele plicht om voor hun ouders te zorgen. In het land waar familie alles is, vereenzamen deze ouderen. Ze leven in armoede en voelen zich tot last. Dat dwingt hen tot zelfmoord, analyseert Yanwu. Twee varianten van ‘klaar met leven’. Paradoxaal is dat het in Nederland lijkt te gaan om een weloverwogen, autonome stap uit het leven, terwijl de Chinese ouderen ontgoocheld en in de steek gelaten de dood tegemoet treden.
Gert Olthuis Docent medische ethiek, hoofdredacteur Tijdschrift voor Gezondheidszorg & Ethiek
ETHIEK | 41
12/8/2014 10:41:10 PM
Proefschriften
Esther van Heeswijk en Rob Keukens
Voorschrijven
Dementia Care Mapping
Spoedinterventiesysteem
Verpleegkundigen schrijven medicatie net zo zorgvuldig en adequaat voor als artsen. In de praktijk is de wettelijke bevoegdheid van verpleegkundig specialisten om geneesmiddelen voor te schrijven echter breder dan hun zeggenschap daarover. Dit blijkt uit onderzoek van socioloog/antropoloog Marieke Kroezen. Zij keek naar voorschrijfgedrag binnen Nederland en internationaal. Artsen proberen veelal de zeggenschap over het voorschrijven in handen te houden. Nederlandse artsen zijn doorgaans minder sceptisch over de voorschrijfbevoegdheid van verpleegkundigen, dan hun buitenlandse collega’s. Ook collegaverpleegkundigen zijn soms kritisch: niet elke basisverpleegkundige vindt dat voorschrijven tot de taken van een verpleegkundige hoort. Kroezen merkt op dat er op landelijk niveau nogal gesteggeld wordt over het voorschrijven door verpleegkundigen, onder andere door de beroepsverenigingen, terwijl verpleegkundig specialisten en artsen op de werkvloer behoorlijk harmonieus samenwerken. Dit gebeurt wel op informele basis. Naarmate het aantal verpleegkundig specialisten zal toenemen, zullen artsen vaker te maken krijgen met voorschrijvende verpleegkundigen. Kroese waarschuwt dat dit op den duur niet samengaat met informeel samenwerken en dat de noodzaak tot meer formeel samenwerken groter wordt.
Dementia Care Mapping (DMC) is een methode voor het invoeren van persoonsgerichte zorg in verpleeghuizen. Doel is het verminderen van neuropsychiatrische symptomen van mensen met dementie en problemen van zorgverleners, zoals werkstress. DMC bestaat uit meerdere cycli tijdens welke getrainde zorgverleners medewerker-bewoner-interacties systematisch observeren en feedback geven aan de medewerkers. De medewerkers ontwikkelen zelf actieplannen. Eerder onderzoek in Groot Brittannië liet zien dat op afdelingen waar DMC wordt toegepast, dementerenden minder geagiteerd zijn. Dit was een zeer sterk gecontroleerd onderzoek, waarbij de interventie werd geleid door slechts twee zeer goed ingewijde personen. Dit is niet zoals het doorgaans in de praktijk gaat. Gezondheidswetenschapper Geertje van de Ven onderzocht het effect van DMC onder realistische condities, met verzorgenden die getraind werden om de interventie te begeleiden. Uit dit onderzoek kwam geen significant effect op agitatie naar voren. Van de Ven veronderstelt dat DCM wellicht effectiever is wanneer de verzorgenden die de interventie uitvoeren en hun leidinggevenden, grondiger worden getraind. Een kosteneffectiviteitsonderzoek laat zien dat DMC geen extra kosten met zich meebrengt.
Vroegtijdige signalering en behandeling van vitaal bedreigde patiënten voorkomt schade zoals reanimatie, ongeplande ic-opname of vroegtijdig overlijden. Zulke gezondheidsschade kan gereduceerd worden met een adequaat functionerend spoedinterventiesysteem (SIS) wat bestaat uit een signalerings- en evaluatiesysteem. Een speciaal opgeleid team moet daarbij vaste vitale parameters gebruiken, met daaraan gekoppelde protocollaire interventies. Friede Simmes, hoofddocent verpleegkunde en onderzoeker aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen, onderzocht in hoeverre een spoedinterventiesysteem bij chirurgische patiënten bijdraagt aan het voorkomen van onbedoelde schade en verbetering van de kwaliteit van leven. Daarnaast keek zij naar de financiële effecten. Zij concludeert dat er sprake is van een afname van reanimaties en onverwacht overlijden en een toename van ongeplande ic-opnames. Bij nogal wat patiënten werd het specialistische interventieteam onterecht niet of laat opgeroepen. De verpleegkundigen bleken de vitale dreigingen weliswaar adequaat waar te nemen, maar soms waarschuwden zij de dienstdoende arts niet of laat. Ook kwam het voor dat de arts het interventieteam niet of laat inschakelde. Hoewel belangrijke bevindingen niet significant bleken, is op basis van dit onderzoek niet te zeggen of het invoeren van een SIS nu wel of niet effectief is.
Marieke Kroeze. Nurse prescribing: A study on task substitution and professional jurisdictions. Vrije Universiteit Amsterdam, september 2014. ■
Geertje van de Ven. Effectiveness and costs of Dementia Care Mapping intervention in Dutch nursing homes. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen, september 2014. ■
42 tvz| | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Proefschriften(EH).indd 42
Friede Simmes. Critically ill, well assessed. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen, september 2014. ■
tvz | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2013|nr.42 4
12/8/2014 10:45:59 PM
Onderzoek & Praktijk
Trefwoorden
Hulpmiddel voor patiëntenparticipatie
• Patiëntveiligheid • Patiëntenparticipatie • Ziekenhuiszorg
Veiligheidskaart kwetsbare ouderen Patiënten betrekken bij veilige zorg: het is in media en vaktijdschriften een veel besproken onderwerp. Hoe geef je dit concreet vorm in de praktijk? Oudere ziekenhuispatiënten zijn zich vaak niet bewust dat ze te weinig bewegen en missen de kennis hoe ze zelf kunnen bijdragen aan hun eigen veilige zorg. En verpleegkundigen merken dat het niet altijd makkelijk is om de patiënt te motiveren om toch te doen wat belangrijk is voor die veilige zorg. De Patiëntveiligheidskaart kwetsbare ouderen kan daarbij helpen. Het Diakonessenhuis ging ermee aan de slag.
Auteurs Drs. Carolien Verstraten,
Een ziekenhuisopname heeft een grote invloed op het functioneren van een oudere. Veel patiënten hebben na opname blijvend hulp nodig of kunnen minder goed lopen, terwijl ze voor opname nog geheel zelfstandig waren. Dit blijvend functieverlies komt voor bij 30 tot 60 procent van de oudere ziekenhuispatiënten. Vaak ontstaat het na het doormaken van complicaties zoals een delier of een val (Hoogerduijn e.a., 2013). De laatste jaren besteden ziekenhuizen veel aandacht aan het voorkomen van functie-
verlies. Denk bijvoorbeeld aan het VMS veiligheidsprogramma met ‘kwetsbare ouderen’ als één van de tien thema’s. In de praktijkgids van dit thema staan preventieve en behandelinterventies om delier, vallen, ondervoeding en fysieke beperkingen te voorkomen bij acuut en gepland opgenomen ziekenhuispatiënten van zeventig jaar en ouder (VMS praktijkgids kwetsbare ouderen, 2009). Deze interventies zijn gericht op de professionals in de ziekenhuizen en niet op de patiënt zelf.
verpleegkundig expert Diakonessenhuis Utrecht, Zeist, Doorn
In de praktijk
Dr. Jita Hoogerduijn,
Patiëntveiligheidskaarten zijn een praktisch hulpmiddel om patiënten te betrekken bij
Associate Professor
hun eigen zorg en veiligheid. Op deze kaarten worden in zes cartoons tips gegeven aan
Hogeschool Utrecht
patiënten en eventueel hun naasten over hoe zij zelf bij kunnen dragen aan hun veiligheid. Een voorbeeld is de Patiëntveiligheidskaart kwetsbare ouderen. Op deze
Correspondentie
kaart staan adviezen over het vergroten van de veiligheid aan de hand van zes
Carolien Verstraten:
onderwerpen waar oudere ziekenhuispatiënten mee te maken (kunnen) krijgen,
[email protected]
namelijk: opname, delier, vallen, ondervoeding, fysieke beperkingen en ontslag.
088 – 2509101
Zelf aan de slag met patiëntveiligheidskaarten kan via de website www.mijnzorgveilig.nl
tvz tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2013 2014 nr. 4 6 | Tijdschrift voor Verpleegkundigen
TVZ006_Onderzoek-praktijk_verstraten(EH).indd 43
| 43
12/8/2014 10:40:23 PM
Onderzoek & Praktijk
Voorkom onnodige achteruitgang in het ziekenhuis
Bereid uw ziekenhuisopname voor
Blijf in beweging
adviezen. De kaart is te downloaden op www.mijnzorgveilig.nl (> zoek een kaart > ziekenhuis > voorkom onnodige achteruitgang in het ziekenhuis).
Gebruik van de kaart De verpleegkundige bespreekt de kaart bij voorkeur tijdens het opnamegesprek met de patiënt en zijn familie. Daarnaast is het belangrijk dat de kaart tijdens de Patiëntveiligheidskaarten Patiëntenfederatie NPCF Verminder uw kans op verwardheid
Verklein uw kans op vallen
Patiënten moeten er vanuit kunnen gaan dat zorginstellingen en zorgverleners er alles aan doen om hun behandeling zo veilig mogelijk te laten verlopen. Maar veel patiënten willen ook zelf betrokken worden bij hun eigen zorg en veiligheid. Patiëntenparticipatie is ook in veel landelijke kwaliteitseisen opgenomen. Patiëntveiligheidskaarten maken zowel Eet en drink voldoende
Vraag bij ontslag naar instructies
patiënten als zorgverleners bewuster van de rol die patiënten kunnen spelen. Patiëntenfederatie NPCF ontwikkelde in 2006 de eerste patiëntveiligheidskaart voor ziekenhuispatiënten. Inmiddels zijn er vijenvijftig verschillende kaarten ontwikkeld. Elke kaart bestaat uit zes cartoons met tips voor patiënten.
De voorkant van de Patiëntveiligheidskaart kwetsbare ouderen, samengesteld door V&VN Geriatrie,
Zelf aan de slag?
Diakonessenhuis Utrecht, Zeist, Doorn =en Patiëntenfederatie NPCF.
Alle patiëntveiligheidskaarten van Patiëntenfederatie NPCF staan op www.
Patiëntveiligheidskaart kwetsbare ouderen In 2012 hebben V&VN Geriatrie, het Diakonessenhuis en patiëntenfederatie NPCF (Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie) een patiëntveiligheidskaart samengesteld voor oudere patiënten. Op deze kaart staan advie-
44 |
TVZ006_Onderzoek-praktijk_verstraten(EH).indd 44
zen over wat patiënten en hun familie zelf kunnen doen om onnodige achteruitgang in het ziekenhuis te voorkomen. De kaart benoemt zes onderwerpen: opname, delier, vallen, ondervoeding, fysieke beperkingen en ontslag (zie afbeelding). Op de achterkant staan per onderwerp de
mijnzorgveilig.nl. Zorgverleners en zorginstellingen kunnen hier de bestaande kaarten bekijken en downloaden. Na het aanmaken van een account kunt u ook zelf een kaart samenstellen of een bestaande kaart op maat maken.
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:40:25 PM
Casus Mevrouw Werner, 83 jaar, wordt op maandagmiddag met spoed opgenomen in het ziekenhuis in aanwezigheid van haar dochter. Sinds meneer Werner vorig jaar is overleden, hebben ze elke avond telefonisch contact. Zondagavond gaf mevrouw aan dat ze zich niet zo lekker voelde en vroeg naar bed zou gaan. Op maandaochtend treft de dochter haar moeder in de badkamer op de koude vloer aan, in haar nachthemd en verminderd aanspreekbaar. Vermoedelijk heeft ze de hele nacht op de grond gelegen. De huisarts laat haar met spoed opnemen in het ziekenhuis. Mevrouw heeft niets gebroken, maar wel een flinke blauwe plek op haar heup. Daarbij blijkt ze onderkoeld, uitgedroogd en ze heeft een urineweginfectie. Na een rustige nacht wordt mevrouw Werner de volgende ochtend door de verpleegkundige geholpen met wassen. De verpleegkundige stelt voor dat mevrouw na het wassen uit bed komt, maar deze geeft aan dat ze te moe is, ze had thuis al een aantal nachten niet goed geslapen. Bovendien doet haar hele lichaam pijn. De verpleegkundige begrijpt dit en dringt niet verder aan. Ze besluit om het ’s middags nog eens te proberen. Ook die middag weigert mevrouw uit bed te komen. Ze wil met rust gelaten worden en heeft ook geen zin in eten. Op dat moment komt de dochter binnen die het voor haar moeder opneemt: ze is al oud, heeft de vorige nacht op de grond gelegen en waarom dan niet een paar dagen ‘lekker uitrusten’.
ook meer zijn) te bepalen welke adviezen hij wil doorvoeren, welke hulp hij daarbij nodig heeft en van wie. Stel eventueel samen met de patiënt haalbare doelen op. Het is belangrijk dat gemaakte afspraken nagekomen worden. - Laat de oudere/familie weten bij wie ze met vragen of opmerkingen terecht kunnen. - Overleg met de oudere waar je de kaart neerlegt en/of ophangt. Zorg voor een zichtbare plek, bijvoorbeeld op het nachtkastje. - Kom regelmatig terug op de kaart. Gebruik deze als leidraad voor een gesprek. Bijvoorbeeld door elke keer een ander onderwerp te bespreken wanneer dat aan de orde is. In de casus een voorbeeld van het gebruik van de veiligheidskaart in de praktijk.
Aan de hand van de patiëntveiligheidskaart legt de verpleegkundige de gevaren van bedrust uit en waarom het belangrijk is om goed te eten en te blijven bewegen, juist in
Conclusie
het ziekenhuis! Vooral de dochter schrikt ervan, ze had zich dit nooit gerealiseerd. Ze
De Patiëntveiligheidskaart kwetsbare ouderen is een hulpmiddel om oudere patienten te betrekken bij hun eigen veilige zorg in het ziekenhuis. Het is belangrijk om de kaart niet alleen bij opname uit te reiken, maar om tijdens de ziekenhuisopname de onderwerpen regelmatig te bespreken met de oudere patiënt en zijn naaste(n). ■
geeft aan dat haar moeder voor opname nog helemaal zelfstandig was en alleen een rollator gebruikte voor langere afstanden. Ze weet haar moeder over te halen om uit bed te komen, nadat ze de afspraak hebben gemaakt dat ze na een half uurtje weer naar bed mag. ‘Vanavond neem ik je rollator en goede schoenen mee en lopen we een stukje’. Beiden hebben de kaart gelezen en mevrouw doet haar best om alles te eten wat ze aangeboden krijgt. Gelukkig komt haar dochter elke avond zodat die haar gezelschap kan houden tijdens de maaltijd. Vervolgens lopen ze naar het restaurant voor een kop koffie. Na drie dagen is mevrouw zover hersteld dat ze naar huis kan. Voor de zekerheid krijgt ze de komende dagen nog één keer per dag thuiszorg.
Literatuur Hoogerduijn, J., Buurman, B., Rooij de S. &
hele opname de aandacht heeft. Betrek de oudere en familie actief bij het voorkomen van onnodige achteruitgang. De volgende aandachtspunten zijn belangrijk (www.mijnzorgveilig.nl): - Leg uit wat het doel is, namelijk samen met de oudere onnodige achteruitgang tijdens ziekenhuisopname voorkomen. Goede en veilige zorg is de verantwoor-
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Onderzoek-praktijk_verstraten(EH).indd 45
delijkheid van de zorgverlener, maar de patiënt kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. - Leg kort de zes onderwerpen uit: geef een samenvatting van wat er staat en vraag of de oudere/familie op dat moment nog vragen heeft. - Vraag de oudere om aan de hand van een onderwerp (mogen er natuurlijk
Schuurmans, M. (2013). Voorkom functieverlies oudere ziekenhuispatiënt. TvZ Tijdschrift voor Verpleegkundigen 123 (5),4853. VMS praktijkgids kwetsbare ouderen (2009). Te verkrijgen via: www.vmszorg.nl. Links en tips voor gebruik Patiëntveiligheidskaart kwetsbare ouderen. Te verkrijgen via www.mijnzorgveilig.nl.
| 45
12/8/2014 10:40:26 PM
NURSING COLLEGE: anatomie, pathologie en fysiologie anatomie, pathologie en fysiologie De De unieke unieke kans kans om om jouw jouw klinische klinische blik blik te te verbeteren verbeteren 26 februari 2015 | Radboudumc, PAO Heyendael, Nijmegen 26 februari 2015 | Radboudumc, PAO Heyendael, Nijmegen
NURSING COLLEGE BIEDT JOU: • Meer diepgang in de anatomie, pathologie en fysiologie dan de basale kennis • Duidelijke uitleg in de snijzaal waar je ondervindt hoe het lichaam er van binnen echt uitziet • Essentiele kennis en praktijk zodat je beter connecties kan leggen in jouw dagelijkse werk
Deze dag biedt jou stevige theorie over de organen en orgaansystemen, het ontstaan en verloop van ziektes, cel- en weefselonderzoek en de werking van de stofwisseling. In begrijpelijke taal nemen de bevlogen docenten jou mee in de wereld van anatomie, pathologie en fysiologie. We laten je natuurlijk niet alleen luisteren, je gaat ook oefenen! Onder leiding van een expert krijg je in kleine groepen een uniek practicum. Na deze dag kan je de functie en werking van de anatomiestelstels beschrijven maar ook benoemen wat de oorzaken, verschijnselen en complicaties zijn bij aandoeningen en de verbanden hiertussen leggen.
Beperkt aantal plekken beschikbaar. Meld je snel aan!
Bezoek de website voor meer informatie en inschrijven: Bezoek de website voor meer informatie en inschrijven:
www.nursingcongressen.nl/nursingcollege www.nursingcongressen.nl/nursingcollege
Colleges
26 februari 2015 | Radboudumc PAO Heyendael
Anatomie: Orgaansystemen, weefsels en cellen In het eerste college van de dag wordt je basis anatomie kennis even kort opgefrist en gaan we in op de principes van de bouw en functie van gezonde orgaansystemen in het menselijk lichaam. Daarbij kijken we ook naar weefsel- en celniveauÕs. Tevens is er speciale aandacht voor het hart, de hartkleppen en het prikkelgeleidingssysteem en de organen MDL en longen.
Pathologie & fysiologie In het gecombineerde college pathologie & fysiologie wordt aandacht besteed aan enkele veel voorkomende ziektebeelden. Op basis van de opgedane kennis over het orgaansysteem en de analyse van cellen en weefsels krijg je inzicht in het ontstaan, opsporen, behandelen en voorkomen van deze ziekten. Je krijgt in dit college een helder beeld over hoe ons lichaam functioneert, hoe ziekten ontstaan en tot uitdrukking komen en hoe je dit zo goed mogelijk behandelt. Onmisbaar voor een helder inzicht is daarbij kennis over de stofwisseling van organismen. We gaan in op de vraag wat oorzaken, verschijnselen en complicaties bij aandoeningen zijn en hoe je hiertussen verbanden kunt leggen.
Klinisch redeneren Met de opgedane kennis van deze dag sluiten we af met een college klinisch redeneren. Weet je te handelen bij verstoorde homeostase en deze handeling inhoudelijk te beredeneren?
Practicum Tijdens het unieke practicum ga je aan de slag met voorbereide preparaten en deel dissectie aan anatomische preparaten. Je ontdekt zelf hoe weefsels opgebouwd zijn.
Museum Onderdeel van dit Nursing College is een bezoek aan het anatomiemuseum. Daar zijn preparaten te zien van embryoÕs en foetussen. Die geven informatie over de groei van de menselijke vrucht vanaf de conceptie tot aan de geboorte. Door te kijken naar verschillende foetussen kun je de doodsoorzaak ervan ontdekken, bijvoorbeeld bij een preparaat van een eeneiige tweeling, waarvan de ene helft in de baarmoeder een hersenbloeding had gehad. In het museum zijn er ook preparaten van onderdelen van het menselijke lichaam te zien. Deze opengewerkte preparaten geven een goed inzicht in de organisatie en de anatomie van het menselijk lichaam.
Onderzoek & Praktijk
Trefwoorden • Therapietrouw • Multiple Sclerose (MS) • Eerstelijnsinjectiebehandeling • Onderzoek • Delphi-methode
Consensus over beïnvloeden therapietrouw bij MS Professionals in de MS-zorg krijgen vaak veel en diverse informatie. Daarnaast blijken de adviezen die ze aan hun patiënten geven ook niet altijd eenduidig. De digitale Delphimethode hielp consensus te bereiken over de factoren die de therapietrouw van MS-patiënten beïnvloeden, als het gaat om de eerstelijnsbehandeling met injecties.
Auteurs Monique Booy, M ANP, Verpleegkundig specialist MS, Amphia Ziekenhuis, Breda. Astrid Slettenaar, M ANP, Verpleegkundig specialist MS, Medisch Spectrum Twente. Enschede. Lisette Trommelen, M ANP, Verpleegkundig specialist neurologie, TweeSteden ziekenhuis, Tilburg. Prof. Dr. Leo Visser, neuroloog, St. Elisabeth ziekenhuis, Tilburg. Dr. Klaas Arts, gedragsneuroloog, Winkler kliniek, Pro Persona Wolfheze.
Correspondentie Monique Booy: M.C.M. Booy,
[email protected]
48 |
TVZ006_Onderzoek-praktijk_slettenaar(LM).indd 48
Multiple Sclerose (MS) is een chronische, progressieve aandoening van het centrale zenuwstelsel. Het is de meest voorkomende invaliderende neurologische ziekte onder jongvolwassenen in de westerse wereld (Chwastiak et al., 2002). MS treft vooral jonge mensen tussen de 20 en 50 jaar en de prevalentie is tweeënhalf keer groter bij vrouwen dan bij mannen (CBO, 2012). In ons land zijn er naar schatting 17.000 mensen die aan deze aandoening lijden. Bij slechts één episode van klachten of verschijnselen suspect voor MS spreken we van een ‘clinically isolated syndrome’ (CIS). Volgens de gereviseerde Mc Donalds-criteria mag men spreken van MS als er sprake is van twee objectiveerbare (klinische) aanvallen of na één aanval en één aankleurende laesie op de MRI (Polman et al, 2011). De ziekte veroorzaakt in de loop van de tijd toenemende lichamelijke en cognitieve beperkingen. De meest voorkomende symptomen zijn vermoeidheid, gevoelsstoornissen, visusproblemen, mobiliteitsbeperkingen, blaas-, darm- en seksuele stoornissen. Daarnaast heeft on-
geveer de helft van de patiëntengroep regelmatig last van angst, een sombere stemming of een periode met stemmingsstoornissen (Chwastiak et al., 2002). Genezing van MS is tot nu toe niet mogelijk. Daarom is medicamenteuze behandeling nog beperkt tot vermindering van de relapsefrequentie, versnelling van het herstel van relapsen en symptoombehandeling (CBO, 2012). Zelfinjectietherapie Voor het verminderen van de relapsefrequentie zijn er in Nederland vier zelfinjectie-therapieën beschikbaar in de eerstelijnsbehandeling: - interferon bèta-1a 30 μg/ 0,5 ml 1x per week intramusculair (Avonex®) - interferon bèta-1a 22 of 44 μg/ 0,5 ml 3x per week subcutaan (Rebif®) - interferon bèta-1b 250 μg/ml om de dag subcutaan (Betaferon®) - glatimeeracetaat 20 mg/ml 1x per dag subcutaan (Copaxone®). De ziekte-modulerende therapieën die met injectietherapie worden ingezet, vertragen het ziekteproces. De behandeling
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:31:46 PM
Figuur 1. Grafiek met percentages consensus bij stelling 53 ‘Depressies treden bij MS-patiënten vooral in het eerste jaar na diagnose op’.
levert niet direct zichtbaar resultaat op, terwijl de patiënt wel last ondervindt van de bijwerkingen (Rio et al., 2005). Rol van verpleegkundigen De rol van de verpleegkundig specialist (VS) en de MS-verpleegkundige (MS-vpk) is van groot belang bij het begeleiden van de opstart van eerstelijnsbehandelingen en bij de monitoring van het vervolg als het gaat om de therapietrouw (Remington, 2013; Ross, 2008). De verpleegkundig specialist heeft, in tegenstelling tot de MS-verpleegkundige, een zelfstandige voorschrijfbevoegdheid en is tevens (mede)behandelaar (wet BIG, art 14 en 36a). In Nederland werken ruim 120 MS-verpleegkundigen en 15 verpleegkundig specialisten met het aandachtsgebied MS. Therapietrouw Uit onderzoek blijkt dat 43 tot 78 procent van de chronisch zieke patiënten om verschillende redenen de behandeling niet trouw blijft en er vroegtijdig mee stopt. Deze percentages zijn gemeten tijdens
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Onderzoek-praktijk_slettenaar(LM).indd 49
klinische trials onder geselecteerde patienten die veel aandacht en begeleiding kregen (Osterberg & Blaschke, 2005). De therapietrouwcijfers in de praktijk zijn waarschijnlijk nog lager dan die gemeten in de klinische trials.
Aanleiding Uit onderzoek blijkt dat de therapietrouw onder MS-patiënten niet zo hoog is. In verschillende studies waar de therapietrouw van injectiebehandelingen is onderzocht, blijkt 61 tot 87 procent van de patiënten therapietrouw te zijn (Remington et al., 2013). Het verloop van de ziekte is ondanks behandeling erg onzeker. Dat maakt het erg moeilijk om patienten te overtuigen dat therapietrouw belangrijk blijft (Caon et al., 2010). De twee redenen die patiënten het meest geven voor het stoppen met een eerstelijnsbehandeling zijn bijwerkingen en gebrek aan effectiviteit (Ross, 2008; Visser & van der Zande, 2011). Vanwege de bijwerkingen stopt 22 tot 51 procent van de patiënten met interferon of glatirameeracetaat. Ze stoppen gemiddeld
13 maanden eerder met injectietherapie door de bijwerkingen dan door subjectief ervaren gebrek aan effectiviteit (Ross, 2008). Dit percentage kan omlaag door adequate protocollen te hanteren en nurse support-programma’s in te zetten (Ross, 2008; Lugaresi et al., 2012). Een andere strategie is de patiënten beter informeren zodat ze reële verwachtingen ontwikkelen over de behandeling en de prognose op de lange termijn. Deze strategieën zijn essentieel voor een optimale MS-patiëntenzorg, zowel bij patiënten die starten met eerstelijnstherapie als bij patiënten die het middel al langer gebruiken (Ross, 2008). In de praktijk van de professionals blijken verschillen te zijn in de informatievoorziening. De voorlichting en de adviezen die verpleegkundig specialisten en MS-verpleegkundigen aan patiënten geven zijn namelijk niet eenduidig, als het gaat over het gebruik van eerstelijnsbehandelingen en factoren die de therapietrouw beïnvloeden. De kans bestaat hierdoor dat patiënten onvolledige, onjuiste of tegenstrijdige verpleegkundige adviezen krijgen, wat de therapietrouw niet bevordert.
Probleemstelling De therapietrouw bij het gebruik van eerstelijnsbehandeling door MS-patiënten is niet optimaal. De voorlichting en de adviezen die MS-verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, instructieverpleegkundigen en neurologen aan hun MS-patiënten geven, zijn niet eenduidig. Regelmatig stoppen patiënten vroegtijdig met de behandeling.
Doelstelling Het doel van dit onderzoek is om met de digitale Delphi-methode (met hulp van het Delphi-panel), onder verpleegkundig
| 49
12/8/2014 10:31:48 PM
Onderzoek & Praktijk
specialisten en MS-verpleegkundigen consensus bereiken over de factoren die van invloed zijn op de therapietrouw van MS-patiënten met een eerstelijnsinjectiebehandeling en over de voorlichting en de informatie die wordt verstrekt.
Methode Delphi is een methode om met behulp van het oordeel van deskundigen systematisch in verschillende rondes consensus te bereiken over bepaalde vraagstukken. In dit onderzoek is de Delphi-methode gebruikt om inzicht te krijgen in de factoren die een rol spelen bij de therapietrouw van eerstelijnsbehandelingen bij MS. Hiervoor is een groep deskundigen geformeerd: het Delphi-panel. In drie rondes zijn er 25 stellingen voorgelegd aan een groep deskundigen en is door de antwoorden consensus verkregen. Ter afsluiting is er een consensusronde gehouden met 8 stellingen waarover eerder geen consensus werd bereikt. De werkgroep heeft wetenschappelijke achtergrondinformatie samengesteld op basis van een literatuuronderzoek over therapietrouw bij eerstelijnsbehandelingen bij MS in relatie met griepachtige verschijnselen, injectieplaatsreacties, vermoeidheid, angst, depressie en cognitie. Deze informatie is aan het Delphi-panel uitgereikt voor het begin van de derde en de vierde consensusronde. Panel Het Delphi-panel bestond uit: 20 MS-verpleegkundigen (1 man en 19 vrouwen) en 5 verpleegkundig specialisten (1 man en 4 vrouwen). De selectie van de panelleden heeft plaatsgevonden onder alle MS-verpleegkundigen / verpleegkundig specialisten. Per provincie zijn er MS-verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten
50 |
TVZ006_Onderzoek-praktijk_slettenaar(LM).indd 50
geselecteerd voor het Delphi-panel; de Nederlandse Antillen zijn niet meegenomen in het onderzoek. Stellingen Voorafgaand aan de Delphi-rondes is er een inventariserende enquête gehouden om meer zicht te krijgen op de voorlichting die wordt gegeven. In deze enquête zijn op basis van de literatuur vragen gesteld over de mogelijke factoren die de mate van therapietrouw kunnen beïnvloeden; namelijk griepachtige verschijnselen, injectieplaatsreacties, vermoeidheid, angst, depressie en cognitie. Uit de enquête blijkt dat de meningen erg uiteenlopen over de mate waarop deze factoren van invloed zijn (Ross, 2008; Lugaresi, Ziemssen, Oreja-Guevara, Thomas & Verdun, 2012). Na de inventariserende enquête heeft de onderzoeksgroep stellingen geformuleerd over de factoren die de therapietrouw kunnen beïnvloeden. Elke stelling kon met juist of onjuist worden beantwoord met daarbij de mogelijkheid om een motivatie/argumentatie toe te voegen. In elke ronde zijn nieuwe stellingen gebruikt en stellingen uit de vorige ronde met minder dan 75 procent consensus. Alleen die stellingen waarover geen consensus was bereikt werden aan de hand van de commentaren en argumentaties vernieuwd of aangepast. Er is gebruikgemaakt van een digitale Delphi-methode. Voor het bereiken van consensus hebben de onderzoekers, gesteund door literatuur, afgesproken dat er een overeenstemming van minimaal 75 procent moet zijn. De eerste Delphi-ronde verliep niet zonder problemen. Deelnemers hadden moeite met het interpreteren van de stellingen. Soms bleek uit het commentaar
dat ze ‘juist’ bedoelden, maar dat ze onjuist hadden aangevinkt. Bij de evaluatie zijn deze antwoorden door de werkgroep gecorrigeerd. Bij het invullen van de tweede ronde konden de Delphi-panelleden de commentaren en argumenten van de andere panelleden lezen, waardoor de meningen soms veranderden. Voor aanvang van de derde ronde heeft het panel achtergrondinformatie ontvangen die gebruikt kon worden bij het beantwoorden van de stellingen. Tijdens de derde ronde was er opnieuw mogelijkheid om elkaars antwoorden en commentaren te lezen. Na de derde ronde bleek er nog een consensusronde nodig te zijn voor de laatste acht stellingen waarover de meningen teveel uiteen liepen. Er is besloten om voorafgaand aan deze consensusronde nieuwe wetenschappelijke informatie aan te bieden.
Resultaten Door het organiseren van verschillende Delphi-rondes voor een groep professionals, is consensus ontstaan over de diverse factoren die de therapietrouw kunnen beïnvloeden. Het Delphi-panel bestond uit vijfentwintig professionals. De gemiddelde deelname van de professionals uit het panel was 77 procent. Drie panelleden hebben aan geen enkele ronde deelgenomen. Een professional heeft drie rondes niet meegedaan, drie professionals hebben twee rondes niet meegedaan en twee professionals hebben een ronde niet meegedaan. In totaal zijn er zestig stellingen geformuleerd. In de eerste drie rondes zijn er tien stellingen uitgevallen. Uit de commentaren bleek dat deze tien stellingen taalkundig gezien niet duidelijk geformuleerd waren, of dat er onvoldoende
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:31:48 PM
In de praktijk Een panel van verpleegkundig
groep is hier veel discussie over en daarnaast is er in de literatuur tegenstrijdigheid.
specialisten en MS-verpleegkundigen is gevraagd naar de factoren die van invloed zijn op de therapietrouw van MS-patiënten met een eerstelijnsinjectiebehandeling. Ook is hen gevraagd naar de voorlichting en de informatie die hierover wordt verstrekt aan patien-
2) De stelling over het behandelen van injectieplaatsreacties door de huid te koelen voor het toedienen van de injectie. Uit de internationale literatuur blijkt dat hierover verschillende meningen zijn. De ervaringen in het werkveld zijn ook divers.
ten. De consensus die hierover is bereikt dient als basis voor een MS-Richtlijn therapietrouw, die nog opgesteld moet worden.
achtergrondinformatie in de wetenschappelijke literatuur aanwezig is om de stellingname adequaat te kunnen onderbouwen. De vijftig overgebleven stellingen zijn gebruikt voor het onderzoek. Over geen enkele stelling bestond minder dan 50 procent overeenstemming. Na de consensusronde waren er drie stellingen met een consensus van 50 tot 75 procent. Er waren dus zevenveertig stellingen met meer dan 75 procent consensus. Het consensuspercentage gemeten over alle stellingen is 94 procent. Bij het beantwoorden van de stellingen zijn geen significante verschillen gevonden tussen de groep MS-verpleegkundigen en de verpleegkundig specialisten.
3) De laatste stelling viel onder de factor therapietrouw en ging over het inzetten van de Morisky Scale. Deze schaal kan worden ingezet om het risico op therapiefalen in te schatten. De Nederlandse versie van deze schaal is echter niet gevalideerd. Verder is het voor de beroepsgroep een onbekende meetschaal. Uit de resultaten blijkt dat verpleegkundigen vaak vasthouden aan eerdere adviezen. Traditioneel gedrag is daarmee belangrijker dan evidence. Dit maakt gedragsverandering moeilijk. Deze observatie, die naar voren kwam tijdens de digitale Delphi, blijkt tevens een bekend fenomeen te zijn dat in het boek van Grol & Wensink (2011) wordt beschreven: ‘Ondanks overtuigend bewijs voor het nut van de gedragsverandering, wordt het nog steeds vaak onvoldoende toegepast in de praktijk van de zorgverlening. Het probleem is vaak dat achterhaalde informatie wordt gebruikt als basis van het handelen’.
Discussie Voor bijna alle stellingen geldt dat er consensus is bereikt. Bij drie stellingen is er geen consensus bereikt: 1) De eerste stelling waarbij geen consensus werd bereikt betreft het optreden van een depressie tijdens het gebruik van eerstelijnsbehandelingen. In de beroeps-
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_Onderzoek-praktijk_slettenaar(LM).indd 51
Conclusie De digitale Delphi is een succesvolle methode gebleken om consensus te bereiken onder een groep MS-verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten. De bereikte consensus vormt de basis voor de MS-richtlijn therapietrouw bij eerstelijns injectiebehandelingen.
Aanbevelingen Het is raadzaam dat de Stichting Verpleegkundig Specialisten MS (SVSMS) en de Landelijke Vereniging MS-verpleegkundigen (LVMSV) in 2014 starten met het schrijven van de MS-Richtlijn therapietrouw. Het doel is de bereikte consensus uit het MS-Delphi-project vast te leggen in een richtlijn en deze te implementeren in de werkwijze van de MS-verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, neurologen en instructieverpleegkundigen. Het is belangrijk deze richtlijn bij de verpleegkundig specialisten en MS-verpleegkundigen te initiëren en om de neurologen, instructieverpleegkundigen, MS-patiëntenverenigingen en farmaceuten van de eerstelijnsbehandelingen te laten participeren in het tot stand komen van de richtlijn. Verder is het aan te bevelen om deze richtlijn op te zetten in een ‘dynamische werkvorm’ die jaarlijks wordt bijgesteld en aangepast aan actuele veranderingen. Parallel hieraan loopt een implementatiefase van de richtlijn met onder andere educatiestrategieën voor updates van de evidence. Hierbij zal expertise van de verschillende beroepsgroepen worden gebruikt om de richtlijn continu te blijven verbeteren en daarmee ook de kwaliteit van zorg. Het verstrekken van voorlichting aan patiënten en professionals volgens een wetenschappelijke voorlichtingsstrategie, resulteert in transparantie over de manier van voorlichting. Dit maakt voorlichting meetbaar. Daarnaast wordt er op deze manier vorm gegeven aan gedragsverandering bij professionals. Wanneer de patient bij het starten en tijdens het gebruik van eerstelijnsinjectiebehandelingen volgens deze voorlichtingsstrategie wordt geinformeerd en begeleid, dan is de ver-
| 51
12/8/2014 10:31:48 PM
Onderzoek & Praktijk
wachting dat de therapietrouw toeneemt. Dit leidt weer tot een hogere effectiviteit van de behandeling en tot minder last van bijwerkingen, wat kan bijdragen aan een betere kwaliteit van leven. ■ Noot Een volledig overzicht van alle stellingen is opvraagbaar bij de eerste auteur.
Patients with Multiple Sclerosis. Int J MS Care. 2013;15:36-45. Lugaresi, A., Ziemssen, T., Oreja-Guevara, C.,
Caon, C., Saunders, C., Smrtka, J., Baxter, N.,
patient outcomes. Neurology, pp. 21-23. Río, J., Porcel, J., Téllez, N., Sánchez-Betancourt,
Thomas, D., & Verdun, E. (2012). Improving
A., ar Tintoré, M., Arévalo, M. J. & Montalban,
patient–physician dialog: commentary on the
X. (2005). Factors related with treatment
results of the MS Choices survey. Patient
adherence to interferon b and glatiramer
preference and adherence 6, 143.
acetate therapy in multiple sclerosis. Multiple
Osterberg, L., & Blaschke, T. (2005). Adherence to medication. New England Journal of Medicine, 353(5),487-497.
Referenties
Ross, A. (2008). Tolerability, adherence, and
Polman, C.H., Reingold, S.C., Banwell, B., Clanet,
sclerosis 11(3),306-309. Visser, L.H., & van der Zande, A. (2011). Reasons patients give to use or not to use immunomodulating agents for multiple
M., Cohen, J.A., Filippi, M. & Wolinsky, J.S.
sclerosis. European Journal of Neurology
Shoemaker, J. (2010). Injectable disease-
(2011). Diagnostic criteria for multiple
18(11),1343-1349.
modifying therapy for relapsing-remitting
sclerosis: 2010 revisions to the McDonald
multiple sclerosis: a review of adherence data. J Neurosci Nurs. 2010 Oct;42(5 Suppl):S5-9. Caon, C., Saunders, C., Smrtka, J., Davis, K.,
criteria. Annals of neurology 69(2),292-302. Richtlijn Multiple Sclerose CBO; Nederlandse Vereniging Neurologie; Vereniging MS
Davis, A., Kay, J.M., Baxter, N. (2010).
Nederland. (2012). Richtlijn multiple sclerose.
Introduction: adherence to disease-modifying
Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
therapies--key to optimizing outcomes in relapsing multiple sclerosis. J Neurosci Nurs. 2010 Oct;42(5 Suppl):S1-4. Chwastiak, L., Ehde, D.M., Gibbons, L.E., Sullivan, M., Bowen, J.D., & Kraft, G.H. (2002).
SAMENVATTING • Uit onderzoek blijkt dat de therapietrouw onder MS-patiënten niet zo hoog is. • Een strategie om de therapietrouw te verhogen is de patiënten beter informeren,
Depressive symptoms and severity of illness
zodat ze reële verwachtingen ontwikkelen over de behandeling en de prognose op de
in multiple sclerosis: epidemiologic study of a
lange termijn.
large community sample. American Journal of Psychiatry, 159;(11),1862-1868. Grol, R. & Wensing, M. (2011). Implementatie: effectieve verbetering van de patiëntenzorg. Reed Business. Lugaresi, A. (2009). Addressing the need for increased adherence to multiple sclerosis therapy: can delivery technology enhance patient motivation?. informahealthcare.com Remmington, G., Rodriguez, Y., Logan, D., et al.
• De voorlichting en de adviezen die MS-verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, instructieverpleegkundigen en neurologen aan hun MS-patiënten geven, zijn echter niet eenduidig. • Met hulp van de Delphi-methode is consensus bereikt onder een panel van verpleegkundig specialisten en MS-verpleegkundigen over de factoren die van invloed zijn op de therapietrouw van MS-patiënten met een eerstelijnsinjectiebehandeling en de voorlichting en de informatie die wordt verstrekt. • De bereikte consensus zou vastgelegd moeten worden in een MS-Richtlijn therapietrouw. Dit draagt bij aan het bevorderen van de therapietrouw en resulteert in transparantie over de manier van voorlichting en maakt voorlichting meetbaar.
(2013). Facilitating Medication Adherence in
52 |
TVZ006_Onderzoek-praktijk_slettenaar(LM).indd 52
tvz | Tijdschrift voor verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 10:31:48 PM
Het Maag Darm Lever Congres Maag-, darm- en leverproblematiek: essentiële kennis voor de dagelijkse praktijk 10 maart 2015 | ReeHorst, Ede Het aantal patiënten met maag-, darm- en/of leverziekten is de laatste jaren sterk toegenomen. Dit heeft te maken met de vergrijzing, maar ook met het feit dat er betere behandelmogelijkheden zijn. Tegelijkertijd is de zorg complexer geworden, omdat er veel meer risico is op complicaties en comorbiditeit. Ben jij géén mdl-of stomaverpleegkundige, maar heb je wél behoefte aan kennis en informatie over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van maag-, darm en leverziekten? Meld je dan aan voor dit congres! Leer meer over: - problemen met en behandelingen van inflammatoire darmziekten (IBD); - de achtergronden van (erfelijke) dikkedarmkanker; - feiten en fabels over voeding; - complicaties bij stoma’s; - gesprekstechnieken voor het bespreken van seksualiteit bij darmziekten en - het taboe dat poep heet.
Voor alle verpleegkundigen, verzorgenden en overige geïnteresseerden Kijk voor het volledige programma en inschrijven op:
www.nursingcongressen.nl/mdlcongres
Meld je aan voor 29 januari en bespaar €30!
Congres
Niet-aangeboren hersenletsel Nooit meer dezelfde 14 januari 2015 | ReeHorst Ede Ruim een half miljoen mensen in Nederland hebben een hersenaandoening, als gevolg van bijvoorbeeld een herseninfarct, ongeluk, tumor of operatie. De gevolgen hiervan zijn meestal zeer ingrijpend en hebben een grote impact op het leven van de patiënt en diens omgeving. Als een patiënt met NAH ‘vreemd’ reageert of probleemgedrag vertoont, wat is daar dan de oorzaak van en hoe ga je daar vervolgens mee om? Heb je voldoende inzicht in de cognitieve, emotionele en gedragsmatige gevolgen en aspecten van NAH? Tijdens het congres Niet-aangeboren hersenletsel op 14 januari 2015 krijg je antwoord op deze en andere vragen.
Een greep uit het programma: • Ervaringsdeskundige Petra Boolman neemt je mee in haar leven met NAH. • Hans van Dam geeft je inzicht in het probleemgedrag van patiënten met NAH. • Ontdek hoe je mantelzorgers zo goed mogelijk kunt ondersteunen. • Leer passende gesprekstechnieken toe te passen. • Kom meer te weten over de gevolgen en de passende ondersteuning van kinderen en jongeren met NAH. • Leer welke interventies je bij verslaving in combinatie met NAH kunt toepassen.
Kijk voor het volledige programma en inschrijven op:
www.nursingcongressen.nl/nah
GifÔk\\i mXe[\mif\^$ Yf\bbfik`e^# meld je snel aan!
Boeken | Rob Keukens
De mooie voedselmachine Alles over de darmen, een onderschat orgaan
Transdiagnostische factoren Theorie en praktijk
Waarom veranderen (meestal) mislukt
Bas van Heycop ten Ham e.a.
Martin Appelo
Giulia Enders
Boom Uitgeverij Amsterdam 2014
Uitgeverij Boom Amsterdam 2014
224 pag. ISBN 9789024565863
414 pag. ISBN 9789089532473
137 pag.; ISBN 9789089533715
€17,95
€39,00
€17,50
Wist u dat er in 1 gram ontlasting meer bacteriën leven dan er mensen zijn op aarde? De darm, en alles wat daarin plaatsvindt en wordt geproduceerd, heeft de laatste tijd onze belangstelling. Enige tijd geleden verscheen het boek van Midas Dekker over de genoegens van het poepen, nu is het de beurt aan Giulia Enders met haar ode aan de darmen; een geestig en leerzaam werk. Het is een zeer toegankelijk populair-wetenschappelijk boek. Actuele informatie over de complexe spijsverteringsprocessen en het delicate ecosysteem in onze onderbuik wordt afgewisseld met grapjes, terzijdes en leuke weetjes. Duidelijk wordt dat onze darmen niet alleen veel arbeid verzetten, maar ook van vitaal belang zijn voor ons algehele welbevinden. Darmen die niet in goede conditie zijn, bijvoorbeeld als gevolg van onze eetgewoontes, hebben niet alleen lichamelijke gevolgen maar beïnvloeden onze geest ingrijpend. De darm en wat zij voortbrengt aan geluiden, geuren en substanties is vaak omgeven met schaamte en dus onderwerp van ietwat platvloerse hilariteit, maar Enders slaagt erin de lezer gevoelig te maken voor de charmes van ons meterslange spijsverteringskanaal. ■
Een van de grootste problemen van het psychiatrisch classificatiesysteem (DSM) is dat patiënten zich niet houden aan de opgesomde criteria en er allerlei kwetsbaarheden en risicofactoren een rol spelen die geen onderdeel uitmaken van de formele diagnose, maar die wel het beloop en de ernst van het probleem bepalen. Dergelijke risico’s en kwetsbaarheden zijn niet exlusief voor één specifieke stoornis, maar vaak een gemeenschappelijk kenmerk dat terug te vinden is bij een scala aan psychiatrische aandoeningen. Slaapproblemen doen zich bijvoorbeeld niet alleen voor bij een depressie maar ook bij schizofrenie. Ook blijken bepaalde interventies en copingstrategieën effectief bij meerdere stoornissen. Zo kan zowel de dwangmatige als de depressieve patiënt vermijding gebruiken. Het begrip transdiagnostische factoren duidt op deze gemeenschappelijkheid, het verwijst naar factoren die een rol spelen bij diverse aandoeningen. Voorbeelden zijn existentiële angst, schaamte, (gebrek aan) motivatie, perfectionisme of emotieregulatie. Kennis van dergelijke onderliggende mechanismen en toestanden zou voor verpleegkundigen wel eens veel relevanter kunnen zijn dan wat de categorale aanpak van de DSM hen te bieden heeft. ■
De mens is een verzameling tegenstrijdigheden. We hunkeren naar een strak lichaam terwijl we onderuitgezakt chips eten. We hebben trouw hoog in het vaandel terwijl we met een schuin oog naar de buurvrouw loeren. De markt is overvoerd met zelfhulpboeken die ons met nergens op gebaseerd optimisme verlossing beloven van al onze onhebbelijkheden. Appelo schreef een realistische en praktische tegenhanger van dergelijke boeken, een welkom geluid temidden van de utopische stappenplannen. De auteur, die gedragstherapeut is, toont de bittere werkelijkheid. Het is nu eenmaal moeilijk om gedrag te veranderen, het vergt veel om onwenselijk gedrag af te zweren en meestal mislukt het. Zicht op verandering is er pas als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Neem zelf verantwoordelijkheid voor het ongewenste gedrag en stel jezelf de vraag of je lijdt onder de onhebbelijkheid. Stoppen met roken omdat je partner het wil heeft geen zin. En ben je gedisciplineerd genoeg om door te zetten? Ontbreekt een van deze drie dingen, dan is mislukken gegarandeerd. Voor hulpverleners een krachtdadige en ontnuchterende gids die kan voorkomen dat er aan dode paarden wordt getrokken. ■
tvz | Tijdschrift voor Verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
TVZ006_boeken.indd 55
| 55
12/8/2014 9:38:42 PM
Agenda 14 januari 2015 Niet-aangeboren hersenletsel
WIE GAAT VOOR TVZ NAAR… Gezamenlijke Besluitvorming in de Palliatieve Zorg
TvZ heeft voor een van haar lezers een stoel gereserveerd bij deze studiedag op 29 januari 2015 te Rotterdam. U mag gratis de bijeenkomst bezoeken en informeert ons vervolgens in het kort (circa 250 woorden) over de belangrijkste leerpunten van deze dag. Op deze studiedag (9.30-15.45 uur) over gezamenlijke besluitvorming in de palliatieve zorg geven deskundigen uit de medische ethiek en zorgsector hun visie op goede palliatieve zorg en waardig sterven en communicatie met patiënten en hun naasten. Het proces van shared decision making en de samenwerking met collega’s worden vanuit verschillende zorgsituaties toegelicht. Sprekers delen praktijkervaringen en er is volop gelegenheid om met collega’s in gesprek te treden. De dag is bedoeld voor professionals in de palliatieve en terminale zorg zoals medisch specialisten, leidinggevenden en afdelingshoofden van hospices, verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten palliatieve zorg. Accreditatie Aan deze bijeenkomst zijn 4 punten toegekend door het Kwaliteitsregister V&V voor verpleegkundigen: Longverpleegkunde, Oncologie, Palliatieve Zorg en Wijkverpleegkunde en het Verpleegkundig Specialisten Register voor verpleegkundig specialisten chronische zorg bij somatische aandoeningen en verpleegkundig specialisten intensieve zorg bij somatische aandoeningen. Voor vragen en meer informatie kunt u contact opnemen met SaHa Communicatie, (079) 889 07 54, www.saha-communicatie.nl. Kosten voor deelname: € 259 Bent u geïnteresseerd in dit onderwerp en wilt u voor TvZ (gratis) deelnemen aan dit congres? Laat het ons weten:
[email protected]. Uit de aanmeldingen loten wij eind oktober de TvZafgevaardigde bij dit congres.
Congres over de cognitieve, emotionele en gedragsmatige gevolgen en aspecten van NAH . Ede, 9.30-16.30 uur, € 229, € 199 abonnees TvZ, Nursing of TvV en leden NU’91 Informatie: Reed Business Information, (078) 625 37 77 www.nursingcongressen.nl
19 januari 2015 Bewegen in de ouderenzorg Alle beweegvormen komen tijdens het congres aan bod: preventief, recreatief, functioneel en therapeutisch bewegen. Speciale aandacht gaat uit naar de vraag hoe bewegen in de ouderenzorg kan worden gestimuleerd. Bussum, 9.30-16.40 uur Informatie: StudieArena, (035) 539 40 04 www.studiearena.nl
20 januari 2015 You can’t teach an old dog new tricks, can you? Symposium over ontwikkelings- en persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen. Bedoeld voor onder meer specialisten ouderengeneeskunde, verpleegkundig specialisten. Rosmalen, 9.00-16.00 uur, € 189 vroegboekkorting, € 219 standaardprijs Informatie: SCEM, (0345) 576 642 www.scem.nl
20 januari 2015 Het Pijncongres De volgende onderwerpen komen ondermeer aan de orde: hoe ontstaat pijn in het lichaam en welke factoren hebben invloed op de pijnbeleving? Hoe meet je pijn bij verschillende patiënten? Wat zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden van medicamenteuze pijnbehandeling? Bunnik, 9.00-16.30 uur, € 249, € 199 abonnees TvZ, Nursing of TvV en leden NU’91 Informatie: Reed Business Information, (078) 625 37 77 www.nursingcongressen.nl
20 januari 2015 E-health in de ggz
29 januari 2015 Gezamenlijke Besluitvorming in de Palliatieve Zorg Studiedag voor professionals in de palliatieve en terminale zorg zoals o.a. verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten palliatieve zorg. Rotterdam, 9.30-15.45 uur, € 295 Informatie: SaHa Communicatie, (079) 889 07 54 www.saha-communicatie.nl
29 januari 2015 Congres V&VN Opleiders Thema van het tweejaarlijks congres is ‘Opleiden in nieuwsgierigheid’. Bestemd voor docenten, onderwijsmanagers, stagecoördinatoren en praktijkopleiders uit de zorgsector. Ede, zie de website voor het programma en de toegangsprijzen Informatie: Stichting vrienden van het congres,
[email protected] www.vriendenvanhetcongres.nl
2 februari 2015 Vrijheidsbeperkende maatregelen en onvrijwillige zorg Het thema van het congres is ‘Inspelen op het wetsvoorstel Zorg en Dwang’. Lunteren, 9.30-17.00 uur, € 340 Informatie: StudieArena, (035) 539 40 04 www.studiearena.nl
4 februari 2015 Ouderenmishandeling Eindhoven, zie de website voor het programma en toegangsprijzen Informatie: Leids Congres Bureau, (071) 514 82 03 www.leidscongresbureau.nl
5 t/m 8 februari 2015 De Nationale Gezondheidsbeurs Consumentenbeurs op het gebied van gezondheid en gezonde leefstijl. Utrecht, 4 dagen, € 20 Informatie: Plus Producties, (026) 377 97 39 www.plusproducties.nl
10 februari 2015 Spreken is zilver, zwijgen is fout
Landelijke studiedag waar u wordt geïnformeerd over de actualiteiten rondom e-health. Zeist, 9.30-16.30 uur, € 395 Informatie: Medilex, (030) 693 38 87 www.medilex.nl
Studiedag over het bespreekbaar maken van teamklimaat en (wan)gedrag Amersfoort, zie de website voor het programma en de toegangsprijzen Informatie: Medilex, (030) 693 38 87 www.medilex.nl
22 januari 2015 Licht verstandelijke beperking en seksualiteit
11 februari 2015 Palliatieve Zorgverlening
Zwolle, 9.15-16.30 uur, € 270 Informatie: Euregionaal Congresburo, (043) 352 36 40 www.congresburo.com
28 januari 2015 Dag van de Huidproblematiek Ede, 9.30-16.50 uur, € 229, € 199 abonnees TvZ, Nursing of TvV en leden NU’91 Informatie: Reed Business Information, (078) 625 37 77 www.nursingcongressen.nl
29 januari 2015 Anders Kijken naar Kwaliteit in de Langdurige Zorg Amersfoort, 9.30-16.00 uur, € 330 Informatie: Leids Congres Bureau, (071) 514 82 03 www.leidscongresbureau.nl
Congres over verpleegkundige interventies in de laatste fase. Bunnik, 9.30-16.30 uur, € 229, € 199 abonnees TvZ, Nursing of TvV, leden NU’91 en vroegboekprijs voor 14 januari 2015 Informatie: Reed Business Information, (078) 625 37 77 www.nursingcongressen.nl
10 maart 2015 Gedragsproblemen bij Ouderen in intramurale setting Het omgaan met probleemgedrag, het gebruik van psychofarmaca en het herkennen van pijn. Amsterdam, 9.30-16.15 uur, € 330 Informatie: Leids Congres Bureau, (071) 514 82 03 www.leidscongresbureau.nl
Zie voor meer berichten www.tvzdirect.nl/agenda
56 |
TVZ006_agenda.indd 56
tvz | Tijdschrift voor Verpleegkundig experts - 2014 nr. 6
12/8/2014 9:13:46 PM