MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
HOGESCHOOL ROTTERDAM / CMI
Project 56 Innovatie CMIPRJ56
Aantal studiepunten: Modulebeheerder:
8 ECTS J. Grobben
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
1
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Modulenaam:
Project 56 – Innovatie
Modulecode:
CMIPRJ56
Aantal studiepunten:
8 ECTS, 224 uur
Relatie met andere onderwijsmodulen
CMIBSK00 / 04 INFPRG00 / 03 INFINA01 / 02 INFDTB01 / 02
Werkvorm:
De student werkt in werkgroepen die bestaan uit maximaal 4 personen. In de lessen werkt de student in groepsvorm aan het project en komt de docent langs om de voortgang te controleren, mee te denken en vragen te beantwoorden. Buiten de lessen zijn er voor projectleiders en docenten intervisie bijeenkomsten.
Toetsing:
Het product van de projectgroep wordt beoordeeld door de projectdocent. Daarnaast wordt de student individueel beoordeeld op de inzet en aandeel in het project.
Leermiddelen:
Grit, R. Projectmanagement. Groningen, Wolters- Noordhoff, 2008, 5e druk. ISBN 978-90-01-80262-2 Hoogland, W. Rapport over rapporteren. Groningen, Wolters- Noordhoff, 2007, 5e druk ISBN 978-90-01-41106-0
-
Business Skills 00, 01, 02, 04 Programmeren 00,01,02,03 Informatieanalyse 1 Database 1 en 2
Draagt bij aan HBO-i competentie (versie 2009):
Leerdoelen:
De student kan na het afronden van het project op basis van een doelgroeponderzoek een user interface ontwerpen die voldoet aan de wensen van de opdrachtgever. De student kan na het afronden van het project een presentatie houden voor een niet-technische doelgroep. De student kan na het afronden van het project een test opstellen en uitvoeren voor het verbeteren van de usability van een softwaresysteem. De student kan na het afronden van het project een softwaresysteem ontwerpen met behulp van de Unified Modeling Language (UML) schematechniek. De student kan na het afronden van het project een database ontwerpen in de de 3 normaal vorm op basis van een entiteit relatie diagram (ERD). De student kan na het afronden van een project een softwaresysteem ontwikkelen. De student kan na het afronden van het project gebruik maken van een ontwikkelomgeving die geschikt is voor de geselecteerde ontwikkeltaal. De student kan na het afronden van het project softwaretools gebruiken voor softwareontwikkeling in een team
Inhoud:
De student gaat in project 56 werken aan een innovatie software applicatie.
Auteur(s):
B. Joziasse - K.L. van Ingen - J.P.W. Kom, J. Grobben
Modulebeheerder:
J. Grobben
Datum:
13 februari 2011
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
2
MODULEWIJZER
1.
Algemene Omschrijving
1.1
Inleiding
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Bij innovatie denken we aan:
iets nieuws iets anders iets beters
Innovatie kan de concurrentiepositie van je bedrijf verbeteren, of de kwaliteit van een product, of het leven van mensen. Innovatie vraagt creativiteit: out-of-the-box denken, anders tegen een probleem aankijken, bestaande technieken slim combineren. Bij innovatie hoef je niet gelijk te denken aan revolutionaire ideeën of veranderingen, innoveren kan ook geleidelijk en soms roept een idee het volgende idee op. Bij (technische) informatica zie een duizelingwekkende innovatiesnelheid en het is voor ICT-bedrijven de belangrijkste overlevingsfactor. Maar ook voor de informaticus: flexibel zijn, meedenken, anders denken, voor anderen denken, kansen en mogelijkheden zien. In deze module kan je je "innovatieskills" verbeteren, maar ook kom je innovaties tegen in hardware en software die al uitgevonden zijn, die je moet leren gebruiken, verkennen, uitbouwen. Voor project 56 zijn een aantal thema’s gedefinieerd. Binnen deze thema’s kan je een innovatieve casus als projectopdracht kiezen. Als je zelf geen idee hebt voor een casus dan is het natuurlijk ook mogelijk om je (project)docenten aan te schieten voor een goed idee. De thema’s voor project 56 zijn:
Augmented Reality Multitouch (Microsoft Surface) Domotica Nintentdo Wii Controller Kinect Mobile Rotterdam Open Data
Je hebt als student de vrijheid om zelf een opdracht te formuleren binnen de bovengenoemde thema’s en om deze uit te voeren. Belangrijk is het innovatieve karakter van de zelf geformuleerde opdracht. Voor de start van het project zul je dus beginnen met het opstellen van een idee voor dit project om deze vervolgens te laten goedkeuren door de begeleidend docent. Na de goedkeuring van de opdracht ga je aan de slag om jou idee uit te werken en het concept te vertalen naar een werkend eindproduct. Tijdens het ontwikkelproces zul je merken dat je op een aantal gebieden niet de specifieke kennis paraat hebt om het project uit te werken. Om aan deze kennis te komen wordt er een actieve houding van je verwacht in het project op het gebied van kennisverrijking. Kom je als projectgroep met het meest innovatieve idee, de beste technische uitwerking of de beste interactie tussen de gebruiker en de computer dan kom je in aanmerking voor de volgende awards:
1.2
Innovation Award
Relatie tussen student en docent
De relatie tussen de student en docent is een coachende relatie. De student gaat in groepsvorm werken aan het project en krijgt daarbij ondersteuning van de projectdocent. Belangrijk is dat de student zelf op zoek gaat naar kennis en hiermee een innovatieve applicatie maakt. PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
3
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Wekelijks spreekt de docent de projectleiders in een intervisie bijeenkomst. Intervisie doet juist een beroep op ieders deskundigheid als deelnemer, beroepsbeoefenaar en adviseur. De bedoeling van deze werkvorm is dat projectleiders reflecteren over hun projectverloop en met elkaar en de docent naar oplossingen zoeken.
1.3
Relatie met andere onderwijseenheden
Business Skills (CMIBSK00, CMIBKS01, CMIBSK02, CMIBSK04) De student heeft kennis gemaakt met business skills door de volgende vakken te volgen: projectmatig werken (CMIBSK00), presenteren (CMIBSK02), samenwerken (CMIBSK03), vergaderen (CMIBSK04). De kennis die de student opgedaan heeft in deze modules wordt in het project toegepast. Programmeren (INFPRG00, INFPRG01, INFPRG02, INFPRG03) Met het vak programmeren leert de student een softwaresysteem ontwikkelen. Informatieanalyse 1 (INFINA01) Met het vak informatieanalyse 1 leert de student via het methodisch analyseren van data een relationele database op te bouwen. Informatieanalyse 2 (INFINA02) Met het vak informatieanalyse 2 leert de student een object georiënteerde analyse uit te voeren. Databases (INFDTB01, INFDTB02) Bij de database vakken leert de student gebruik maken van een RDBMS (relational database management system.) De geleerde kennis in bij deze vakken wordt toegepast in dit project.
1.4
Leermiddelen
Verplichte boeken Grit, R. Projectmanagement. Groningen, Wolters- Noordhoff, 2008, 5e druk. ISBN 978-90-01-80262-2 Hoogland, W. Rapport over rapporteren. Groningen, Wolters- Noordhoff, 2007, 5e druk ISBN 978-90-01-41106-0
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
4
MODULEWIJZER
2.
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Programma
In dit hoofdstuk staat een globale planning weergegeven met daarin de vaste oplevermomenten. De studenten kunnen deze planning gebruiken als leidraad bij het maken van de eigen planning. De student maakt een keuze voor een thema in het project.
Week 1 Week 2 Week 3 Week 4 Week 5 Week 6 Week 7 Week 8 Week 9 Week 10
In de les
Opleveren
Kick-off
Groepsvorming en Themakeuze Samenwerkingscontract Vision document Software Release 1
Tussentijdse evaluatie
Week 11 Week 12 Week 13 Week 14 Week 15 Week 16 Week 17 Week 18 Week 19 Week 20
Software Release 2 Projectdossier
Software Release 3
Software Release 4 Projectdossier Presentaties Eindevaluatie / uitreiking awards
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
5
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Toetsing en beoordeling 3.1 Becijfering In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de student wordt beoordeeld. De onderstaande tabel geeft de weging per onderdeel aan. Verderop in dit hoofdstuk worden deze onderdelen verder uitgewerkt. In het project word je op de volgende onderdelen beoordeeld: Projectdossier Het projectdossier is essentieel in een project. Het projectdossier krijgt een beoordeling: onvoldoende, voldoende of uitmuntend. Om in aanmerking te komen voor een beoordeling moet het projectdossier op tijd ingeleverd zijn en de volgende onderdelen bevatten op volgorde van de nummering: 1. Vision document volgens sjabloon bijlage B 2. Software Architecture document volgens sjabloon bijlage C 3. Samenwerkingscontract 4. Agenda en notulen van minstens 6 vergaderingen 5. Wekelijkse update van de planning en voortgangsdocument 6. Hand-out van de eindpresentatie 7. Tussentijdse evaluatie (week 10) en eindevaluatie (zie bijlage A) 8. Product (code / database) applicatie Wordt het projectdossier niet op tijd ingeleverd, dan krijgt de groep een onvoldoende voor het projectdossier. Eindpresentatie De eindpresentatie van een project is van cruciaal belang voor het tonen van je bereikte resultaten aan de opdrachtgever. Zo is het belangrijk om de gekregen feedback gedurende de projecten uit jaar één toe te passen tijdens de eindpresentatie. De eindpresentatie kan als volgt worden beoordeeld: onvoldoende, voldoende of uitmuntend. Daarnaast is het van belang dat je het publiek enthousiast maakt doormiddel van een filmtrailer van je applicatie. Beoordeling in formule-vorm De beoordeling vindt plaats op basis van de volgende formule: Eindcijfer = 0,5 x applicatie + 0,3 x projectdossier + 0,2 x innovatie In deze formule wordt applicaties vervangen door een cijfer. Het projectdossier en de eindpresentatie worden in de formule vervangen door cijfers afhankelijk van het gepresteerde niveau (onvoldoende, voldoende of uitmuntend) Op basis van je inzet kan het eindcijfer afwijken. Wanneer de projectdocent constateert dat er meer of minder werk is uitgevoerd door een projectlid kan dit ervoor zorgen dat studenten in één projectgroep verschillende cijfers krijgen. Het is aan de projectdocent om te bepalen of er gekozen wordt voor punten toekennen, puntenaftrek of voor het laten herkansen van de module. Belangrijk uitgangspunt is de wekelijkse verantwoording in de les, notulen en de peerevaluatie. Aanwezigheidsplicht Om een goed beeld te kunnen krijgen van de inspanning van de individuele student is het belangrijk dat de student aanwezig is in de projectles. Aanwezigheid is verplicht voor 80% van de lessen. Indien de student hieronder komt, dan wordt er per procentpunt een tiende van het eindcijfer af gehaald. De aanwezigheid bij de eindpresentatie en kick-off is verplicht. Voorbeeld: 75% aanwezig is dus een halve punt van het eindcijfer af.
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
6
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Uitloop van het project Indien de docent besluit bij de evaluatie de student uitloop te gunnen heeft de student de mogelijkheid om binnen twee weken na het inlevermoment het project met uitloop in te leveren. Dit heeft als consequentie dat de student één hele punt aftrek krijgt van het eindcijfer. Deze aftrek komt bovenop de eventuele aftrek op basis van een te lage aanwezigheid of inzet. Herkansing Herkansing geschiedt individueel indien de student kan aantonen voldoende aan zijn leerdoelen gewerkt te hebben. De student ontvangt van de projectdocent een herkansingsopdracht. Indien het voorgaande niet het geval is moet de student het project in zijn geheel te herkansen. Herkansen geschiedt uitsluitend in overleg met een projectdocent op de daarvoor beschikbare momenten in het studiejaar.
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
7
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Bijlage A – Peerevaluatie << naam >> Individueel procesverslag bij project 56. Lever het verslag op voor de vrijdag van week 9 in het postvakje van de projectdocent. Dit document is maximaal 2 pagina’s. Het verslag omvat een terugblik op: De samenwerking Wat vind je jezelf waard in dit project Beoordeling van je medestudenten De vragen hieronder geven houvast voor het schrijven van het peer evaluatie verslag. Samenwerking en jouw individuele bijdrage aan het project Wat vond je van de samenwerking en waarom? Wat zou je een volgende keer anders willen zien aan de samenwerking? Hadden jullie duidelijke afspraken op papier (samenwerkingscontract)? Wat zou je de volgende keer zeker in een samenwerkingscontract zetten? Wat was jouw bijdrage aan de sfeer in de groep? Als er conflicten in de groep waren, wat was jouw bijdrage aan de oplossing daarvan? Wat waren ergernissen tijdens dit project? Wat vind je jezelf waard in dit project en waarom? Kun je jouw bijdrage uitdrukken in een cijfer? Vind je dat jouw bijdrage gemiddeld, minder of meer is geweest dan de rest van de projectgroep? Wat vind je jouw positieve kwaliteiten in dit project? Wat vind je verbeterpunten voor jezelf in dit project? Beoordeling van je medestudenten Wat vind je elke individuele student waard uitgedrukt in een cijfer? Wat vind je positieve kwaliteiten van elke student apart? Wat vind je verbeterpunten van elke student apart?
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
8
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Bijlage B – Template Visie document Introductie De projectomgeving Probleem omschrijving [Omschrijf het probleem waar dit project een oplossing voor bied. Het volgende schema kan uitkomst bieden.] Het probleem beïnvloed Op een dergelijke manier dat een succesvolle oplossing zou
[beschrijf het probleem] [wie zijn de stakeholders] [wat is de impact] [wat zijn de voordelen van de oplossing]
Product positionering [In deze paragraaf wordt de gekozen oplossing geplaatst ten opzichte van de omgeving (de markt). Het is belangrijk dat de hierin het waarom beschreven wordt en het belang hiervan.]
Stakeholder beschrijving 1.1
Rollen en verantwoording van de stakeholder
Naam [Type stakeholder.]
Beschrijving [Geef een omschrijving van de stakeholder.]
Verantwoordelijkheden [Noem de verantwoording van de stakeholder.]
1.2 Werkomgeving [Details over de werkomgeving. Denk hierbij aan: Beschikbaarheid Hoeveelheid mensen beschikbaar Veranderingen in personeel en beschikbaarheid Lengte van taakcycli Beperkingen aan de omgeving Bestaande systemen en platvormen Systeem platvormen beschikbaar Systeem afhankelijkheden Systeem integratie]
Product Overzicht Product Perspectief [In dit onderdeel wordt de relatie van het product naar de omgeving uiteengezet. Maak gebruik van bekende modelleringtechnieken om dit schematisch weer te geven.] Aannamen en afhankelijkheden [Beschrijf de factoren die van invloed zijn op de functies van het te beschrijven systeem. Noem ook aannamen die indien veranderd van invloed zijn op dit document.]
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
9
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Eisen en functionaliteiten [Vermijdt systeem ontwerp. Beschrijf functionaliteiten op een globaal niveau. Beschrijf het wat en waarom en niet het hoe van de functionaliteiten.] Wens
Prioriteit
Functionaliteit
Gepland voor release
Alternatieven en concurrentie [Omschrijf de alternatieven uit de markt (concurrenten) en de verschillen tussen de gekozen oplossingen. Beschrijf de voor en nadelen (bijvoorbeeld via SWOT) van de gekozen oplossingen.]
Overige eisen [Op een hoog niveau is het belangrijk om een beschrijving te geven van, standaarden, hardware, platformen, performance eisen, en eisen aan de applicatieomgeving. Definieer het domein van de waarden van Eisen aan de documentatie. Bepaal de prioriteiten van niet-functionele eisen als stabiliteit, risico, waarde.]
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
10
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
Bijlage C – Template Software Architectuur Document Introductie [Beschrijf in dit hoofdstuk het doel, grenzen, definities, afkortingen, referenties, en een introductie voor dit document.] Definities Afkortingen
Architectuur Overzicht [Geef in dit hoofdstuk een overzicht van de architectuur van het product.]
Architectuur doelen en beperkingen [Dit hoofdstuk beschrijft de eisen, de doelen en de beperkingen die de architectuur van de software beïnvloeden. Denk hier bijvoorbeeld aan veiligheid, beveiliging, privacy, softwa.re van externen, distributie, hergebruik, onderhoudbaarheid, development tools, team opbouw, planning enzovoorts].
Use-Case perspectief [Dit hoofdstuk geeft een overzicht van belangrijke scenario’s van het systeem. Gebruik hiervoor use-cases en uitgeschreven scenario’s. Class Relation Collaboration is een techniek die gebruikt wordt om de stap te maken van use cases naar programmeerbare modellen.] Use Case Class Relation Collaboration
Statische perspectief [In dit hoofdstuk wordt de statische structuur van het systeem beschreven.
Overzicht [De componenten die beschreven zijn in de voorgaande hoofdstukken worden uitgediept. Onderdelen van de systeem architectuur worden opgedeeld in subsystemen en packages en lagen.]
Belangrijke architecturale onderdelen [Van belangrijke packages worden de classes beschreven met hun verantwoordelijkheden, attributen, methoden en relaties. Dit vormt een class diagram. Hiernaast wordt er (indien benodigd) een overzicht van de opslag-structuur gegeven in de vorm van een ERD]. ERD Class Diagram
Process perspectief [Dit hoofdstuk beschrijft de dynamische kant van het systeem, de processen. Het beschrijven van deze processen is belangrijk als deze complexiteit bevat. Sequence Diagram (alleen als het 'ingewikkeld' is) State Diagram (alleen voor de objecten die daar voor in aanmerking komen)
Deployment perspectief
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
11
MODULEWIJZER
HOG ESCHOO L ROTTERDAM /CMI
[Dit hoofdstuk beschrijft een of meerdere hardware configuraties voor de uitrol van de software. Omschrijf de fysieke infrastructuur.]
Implementation perspectief [Dit hoofdstuk beschrijft de algemene structuur van het implementatie model, decompositie in lagen en subsystemen in het implementatie model.]
Data perspectief (optioneel) [Dit hoofdstuk beschrijft de data kant van het systeem middels een ERD. Als er geen opgeslagen informatie bestaat in het systeem is dit hoofdstuk triviaal. ]
ERD
Performance [Dit hoofdstuk beschrijft de characteristieken van de software die impact hebben op de architectuur. Hiernaast worden eisen aan de performance omschreven.]
Kwaliteit [Dit hoofdstuk beschrijft hoe software architectuur bijdraagt aan de kwaliteit van het systeem.]
PROJECT 56 - INNOVATIE 13- 2-2011
12