BwT1 ONDERNEMEN IS VISIE ONTWIKKELEN BwT1H1: VRAGEN i.v.m. ONDERNEMINGSPLAN Zet je oplossingen op een apart blad Opgave 1 p. 6 Schrijf een opdrachtverklaring voor je eetcafé Waarom is een ondernemingsplan noodzakelijk? Opgave 2 p. 7 a) Missie b) Bestaansreden? Wat? Voor wie? Waarom?
Belang voor stakeholders?
Waarden?
Intenties?
Opgave 3 p. 7 a) Missie Triodos Bank; Missie Colruyt B) Verschil missie van profit en non-profitondernemingen Opgave 4, 5 en 6 p. 8: Opgave 7 p. 9 Maatschappelijk verantwoord ondernemen wil zeggen dat men rekening houdt met de 3 p’s: planet (milieu), people (stakeholders) en profit (winst). Opgave 8 p. 9 Opgave 9, 10 en 11 p.10; Opgave 12 p. 11; Opgave 13 p. 12 Omgevingsfactoren 1° De koopkracht van de consumenten 2E De behoeften 3E De aanwezigheid van concurrenten 4E Het macro-economisch beleid 5E Maatschappelijke factoren: * milieureglementering, * godsdienst, * consumentisme: stroming bij de verbruikers i.v.m. eisen tot bescherming van hun belangen. 6E Door de natuur geconditioneerde factoren 7E Demografische factoren 8E Economische factoren 9° Technologische evolutie De combinatie van alle marketinginstrumenten heet de marketing mix. Marketinginstrumenten: de 4 p’s: product; prijs; plaats; promotie; steeds meer P's worden toegevoegd: personeel, P.R., .. De marketingvisie Make what you can sell instead of trying to sell what you can make. Find wants and fill them. Love the customer and not the product. Oefening 1, 2 en 3 p. 14 Oefening 4 en 5 p. 15
Naam:
Klas / Nummer:
BwT1H2: Het ONDERNEMINGSPLAN operationeel maken: opgaven 1 Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Opgave 1 p. 18 a) Een raming van de b) Door het opstellen van een Opgave 2 p. 18 Budget = Opbrengsten = Omzet = Afzet = Kosten = Zijn afschrijvingen kosten? Ja / neen Liquiditeiten = Inkomsten = Uitgaven = Zijn afschrijvingen uitgaven? Ja / neen Cash flow = Opgave 3 p. 19: Hoe verkoopcijfers (afzet) ramen?
Opgave 4 p. 20 Is de verkoopprognose realistisch? Ja / neen Hoeveel bedraagt de potentiële afzet? Opgave 5 p. 20 Verkoopbudget 1: geen marketinginspanningen –> Max. bijdrage tot het resultaat = Verkoopbudget 2: met perscampagne –> Max. bijdrage tot het resultaat = Verkoopbudget 3: dealers –> Max. bijdrage tot het resultaat = Optimale prijs voor de rummer = Optimale prijs voor de climber = Verkoopstrategie: met / zonder dealers. Opgave 6 p. 24: Investeringsbudget: totaal = Kantoormeubilair:
Computer: Naam:
Software: Klas / Nummer:
BwT1H2: Het ONDERNEMINGSPLAN operationeel maken: opgaven 2 Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Opgave 7 p. 25 Opbrengsten
Omzet =
Kosten: Bedrijfskosten =
Fin. K. =
Totaal =
Resultaat
=
Opgave 8 en 9 p. 25 en 26 Invloed op:
Invloed op cashflow
Cashflow
Lening
positief / negatief
Operationele of niet-operationele
Krediet geven
positief / negatief
Operationele of niet-operationele
Stijging voorraden (contant)
positief / negatief
Operationele of niet-operationele
Krediet krijgen
positief / negatief
Operationele of niet-operationele
Aankoop contant
positief / negatief
Operationele of niet-operationele
Opgave 10 p. 26: Liquiditeitenbudget Operationele cashflow:
Totaal =
Totale cashflow
Niet-oper. cashflow: Totaal =
=
Opgave 11 p. 26 Goede slaagkansen? Ja / neen Voldoende / onvoldoende cashflow om de investeringen te betalen. Veel / weinig leningen. Opgave 12 p. 27 a) Hoeveel extra middelen nodig?
Totaal =
Gebouwen:
Voorraden:
Leverancierskrediet:
Vorderingen:
b) Gebruikte financieringsbronnen? Opgave 13 p. 27 2% voor ......... extra dagen betalingsuitstel –> d.i. op jaarbasis =
% –> goedkoop / duur
Opgave 14 p. 28 a) Maak een overzicht van de financieringsvormen p. 29 c) Meest geschikte financieringsvorm voor Nieuwbouw:
Verkoop Hg op termijn:
Aankoop Hg:
Vorderingen:
Verkoop aan buitenland (export): Naam:
Klas / Nummer:
BwT1H2: Het ONDERNEMINGSPLAN operationeel maken: opgaven 3 Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Opgave 15 p. 30 Ja / neen. Waarom?
Opgave 16 p. 30 a) Eigen middelen verhogen door: b) Andere mogelijkheid: Opgave 17 p. 30: ondernemingsvormen 3 meest gebruikte: andere: Opgave 18 p. 30: zie apart blad Opgave 19 p. 31 Beste ondernemingsvorm in dit geval? Waarom? Opgave 20 p. 32 a) Gulden regel: De financieringstermijn dient overeen te stemmen met de ...
van de geldbehoefte.
Vaste activa moeten gefiancierd worden met: b) Activa
BALANS
Vaste activa
Passiva
Eigen Vermogen
Kantoormeublilair
Kapitaal
Computerinfrastr
Overgedragen winst
Software
Schulden op + 1 jaar
Vlottende Activa
Lening op +1j
Voorraden
Schulden op - 1 jaar
Vorderingen
Lening +1j/-1j
Bank
Leveranciers
TOTAAL
TOTAAL
c) Netto Bedrijfskapitaal NBK = verschil tussen vaste activa en permanente financieringsbronnen (EV en VV op LT) NBK = Goed? Ja / neen. Waarom?
Naam:
Klas / Nummer:
BwT1H2: Het ONDERNEMINGSPLAN operationeel maken: oefeningen 1 Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Oefening 1 p. 34 Velox Verkoopprijs Aankoopprijs Afzet
Rusticus
600 425 1000
300 225 5000
Piger 875 650 300
925 650 250
Totaal 975 650 200
Opbr.: Omzet Kosten Aankopen Montage Commissie
Som Winstbijdrage
Vergoeding z Wedde adm Wedde verk Afschr geb Afschr inst Afschr meub
... ... ... ... ... ... Som =
...
Resultaat Winstmarge Optimale prijs voor Piger = Piger in het assortiment opnemen? Ja / neen. Waarom?
Oefening 2 p. 34 A of B ?
Waarom?
Oefening 3 p. 34: Goed voorstel? A) Ja / neen. Waarom? B) Ja / neen. Waarom? C) Ja / neen. Waarom? D) Ja / neen. Waarom? E) Ja / neen. Waarom?
Naam:
Klas / Nummer:
Zonder Piger
Met Piger
BwT1H2: Het ONDERNEMINGSPLAN operationeel maken: oefeningen 2 Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Oefening 4 p. 35 Minstens 5% marktaandeel = minstens .......... zeilboten. Verkoopbudget zonder sponsoring p
q
3 250
315
3 500
300
3 750
240
4 000
180
TO
Kosten
WB
TO
Kosten
WB
Verkoopbudget met sponsoring: extra kosten = 22 000 p
q
3 250
346
3 500
330
3 750
264
4 000
198
Besluit: Optimale verkoopprijs = ... Met / zonder sponsoring. Doelstelling van minstens 5% marktaandeel bereikt dan? Ja / neen Investeringsbudget: totaal investeringen = Gietinstall.:
Vrachtwagen:
CAD-ist:
PC
Kantoorinrichting
Gebudg. Resultatenrekening OPBRENGSTEN KOSTEN RESULTAAT
Fin. Kosten = .................
Bedrijfskosten = .............
Sponsoring
Loonk.
Grondst
Onderdelen
Afschr giet.
Afschr vr
Afschr CAD
Afschr PC
Afschr kant
Reclame
Onderh
Brandstof
Elektr
Verzek
Huur
Verg bl
Liquiditeitenbudget: Totale cashflow = ................................ Som niet-operationele cashflow =
Som opererationele cashflow = Omzet
Sponsoring
Lonen
Grondst
Onderdelen
Reclame
Onderh
Brandstof
Elektr
Verzek
Huur
Verg bl
Voorr
Vorderignen
Lev
Intresten
Gietinst
Vrachtw
Kantoorinr
Invest kr
Niet-operationele cashflow: Inbreng CAD
PC
a) Besluit: Goed plan? Ja / neen Waarom? B) Waarom een investeringskrediet i.p.v. een kaskrediet van € 300 000?
Naam:
Klas / Nummer:
BwT1H2: Het ONDERNEMINGSPLAN operationeel maken: oefeningen 3 Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Oefening 5 p. 36 Investeringsbudget
koelinstallatie
Gebudgetteerde resultatenrekening Opbrengsten: omzet Kosten Bedrijfskosten
totaal
Aank
D&div gdn
Personeelsk
Afschr geb
Afschr. Inst
Afschr RM
Fin. Kosten
totaal
Intrest
Intrest inv kr
Intrest kaskrediet
Resultaat Belastingen Resultaat na belastingen Verdeling resultaat: Reserves =
Dividend =
Liquiditeitenbudget: Cashflow = ................. Liquiditeiten = ............................... Som opererationele cashflow = Som niet-operationele cashflow = Operationele CF Opbrengsten
Aank
D&Div gdn Lev
Personeelsk
Voorr
Vorderingen
Intrest
Intrest invkr
Intrest kaskr
Niet-operationele CF Invest Belasting
Dividene
Aflos lening
Aflos andere
Inv kred
Kaskred
Besluit: Het ondernemingsplan voor volgend jaar is niet / wel haalbaar. Gebudgetteerde balans Activa
Passiva
Va. A.
EV
Gebouwen
Kapitaal
Install
Reserves
RM
VV + 1j
Vlottende A.
Lening
Voorraad
Inv. Krediet
Vorderingen
VV - 1j
Liq middelen
Leveranc Dividend Kaskrediet
TOTAAL
TOTAAL
Naam:
Klas / Nummer:
BwT2: ONDERNEMEN IS TOEGEVOEGDE WAARDE CREËREN BwT2H1: Wat is toegevoegde waarde?
opgaven
Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Opgave 1 p. 40
Opgave 2 p. 40
Toegevoegde waarde (TW)
Verdeling toegevoegde waarde
Opbrengsten: Omzet
Arbeid
Inputs
Ondernemersloon
Aankopen Bloemen Water en voeding Bloemschikmateriaal Verpakkingsmateriaal TW
Kapitaal
Intrest Afschrijvingen
Intrest Afschrijvingen Ondernemersintrest
Winst
Overheid
Belastingen op winst
Belastingen op winst
Winst na belasting
Toegevoegde waarde
Opgave 2bc p. 40 b) Omdat de overheid zorgt voor
c) Geldkapitaal =
Kapitaalgdn =
Opgave 3a en b p. 45 Brantano =
=> arbeidsintensief of kapitaalintensief?
UCB =
=> arbeidsintensief of kapitaalintensief?
Verdeling TW
Brantano
%
UCB
%
Bedrijfsopbrengsten
-
-
- Externe bedrijfskosten
-
-
= Toegevoegde Waarde
100%
100%
- Bezoldigingen - Fin. Kosten - Afschrijvingen, wv-, voorz - Belastingen = Toegevoegd resultaat
d) % Arbeid: Brant =
; UCB =
; % Kapitaal: Brant =
% Overheid; Brant =
; UCB =
.
Naam:
Klas / Nummer:
; UCB =
.
BwT2H1: Wat is toegevoegde waarde?
oefeningen Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Oefening 1 p. 48 Carestel: ......................................................................
=> arbeidsintensief of kapitaalintensief?
Van de Velde: .............................................................
=> arbeidsintensief of kapitaalintensief?
Verdeling TW
Carestel
%
Van de Velde
%
Bedrijfsopbrengsten
-
-
- Externe bedrijfskosten
-
-
= Toegevoegde Waarde
100%
100%
- Bezoldigingen - Fin. Kosten - Afschrijvingen, wv-, voorz - Belastingen = Toegevoegd resultaat
% Arbeid: Carest =
; VdV =
% Kapitaal: Carest =
; VdV =
.
% Overheid; Carest =
; VdV =
.
Oefening 2 p. 49 Door de hoge ... zoeken de bedrijven voortdurend naar ... Oefening 3 p. 49 Toegevoegde waarde (TW)
Verdeling toegevoegde waarde
%
Bedrijfsopbrengsten: Omzet
Arbeid
%
Bedrijfskosten
Kapitaal
%
Aankopen dieren
Overheid
%
voedel en brandstof
Toegevoegde waarde
Afschrijvingen Resultaat voor belastingen Belastingen op winst Resultaat na belastingen Toegevoegde waarde
Besluit: Grootste deel van de toegevoegde waarde gaat naar vergoeding voor ...
Naam:
Klas / Nummer:
100%
BwT2H2: Tegen welke prijs verkopen?
opgaven Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Opgave 1 p. 50: Hoe kan men de verkoopprijs van een product bepalen? 1) Cost plus pricing: kostengericht prijsbeleid De opslagmethode of de 'kostprijs-plus' methode: Verkoopprijs = kostprijs + winstopslag 2) Demand-oriented pricing: vraaggericht prijsbeleid Men vraagt voor het product de prijs die men er, gezien de marktsituatie, voor denkt te kunnen krijgen. De prijs wordt afgesteld op de consumentengroep die men beoogt. 3) Competition-oriented pricing: concurrentiegerichte prijs De onderneming laat zich leiden door de prijzen die door de concurrentie (prijsleider) gevraagd worden voor gelijkaardige substitueerbare goederen. Zij kan haar prijs iets lager of iets hoger stellen dan die van de concurrentie; alles hangt af van de doorzichtigheid van de markt. b) c) d) e) f) Minimum = Opgave 2 p. 50
Maximum:
a) b) Opgave 3 p. 51 1
2
3
4
Prijsstrategieën 1/ Afroomprijspolitiek Wanneer het product eerst tegen een relatief hoge prijs op de markt wordt gebracht (om eerst de consumenten te bereiken die veel willen betalen voor het product), en pas later de prijs verlaagd wordt (om een nieuwe afnemersgroep te vinden) spreken we van afroomprijspolitiek . Met een nieuwe prijsverlaging wordt steeds een volgende categorie consumenten aangesproken.
2/ Penetratieprijspolitiek Wanneer men met een vrij lage prijs snel een grote omzet wil realiseren spreekt men van penetratieprijspolitiek.
3/ Prijsdiscriminatie en prijsdifferentiatie Wanneer men verschillende prijzen vraagt voor hetzelfde product aan verschillende doelgroepen spreekt men van prijsdiscriminatie en prijsdifferentiatie.
4/ Stay-out en put-out pricing Om concurrenten te ontmoedigen of uit de markt te prijzen (stay-out en put-out pricing) kan men zijn prijs erg laag stellen.
Commerciële levenscyclus van een product: 6 fasen 1/ Embryonale fase: Hierin wordt het product ontwikkeld. 2/ Introductiefase: Bij het op de markt brengen van een nieuw product zal de afzet slechts langzaam stijgen. De meeste consumenten zijn immers eerder conservatief ingesteld. De kans dat het product niet verder komt dan deze fase is reëel. 3/ Groeifase: De massa krijgt interesse voor het product. De afzet stijgt snel. 4/ Maturiteitsfase of rijpheid: De groei vertraagt. De meeste geïnteresseerden hebben het product. 5/ Verzadigingsfase of afnemende maturiteit: De groei valt stil. Er is enkel nog een vervangingsvraag. De prijsconcurrentie wordt hevig, de winstmarges dalen. 6/ Verval- of aftakelingsfase: De afzet daalt. Naam:
Klas / Nummer:
BwT2H2: Tegen welke prijs verkopen?
oefeningen Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Oefening 1 p. 56 1
8
2
9
3
10
4
11
5
12
6
13
7
14
Oefening 2 p. 56 a) Totale omzet = Verkoopprijs = b) Te behalen winst = TK = Verkoopprijs = c) d)
Oefening 3 p. 57: Beste prijs?
Oefening 4 p. 57: beste prijsstrategie? 1 Afroomprijsstrategie / Penetratieprijsstrategie / ... 2 Afroomprijsstrategie / Penetratieprijsstrategie / ... 3 Afroomprijsstrategie / Penetratieprijsstrategie / ... 4 Afroomprijsstrategie / Penetratieprijsstrategie / ... 5 Afroomprijsstrategie / Penetratieprijsstrategie / ... 6 Afroomprijsstrategie / Penetratieprijsstrategie / ... 7 Afroomprijsstrategie / Penetratieprijsstrategie / ... 8 Afroomprijsstrategie / Penetratieprijsstrategie / ...
Naam:
Klas / Nummer:
BwT2H3: Hoe kan de onderneming de kosten beheersen?
opgaven 1
Omcirkel het juiste antwoord of vul aan.
Opgave 1 p. 58: Hoe kan de ondernemer het resultaat verbeteren?
Opgave 2 p. 59: Welke kosten brengen de voorraden met zich mee?
Opgave 3 p. 59 a) Voordeel grote voorraad: Voordeel kleine voorraad: b) Hoe voorraadkosten verminderen?
Opgave 4 en 5 p. 59: JIT Voordeel: Nadeel: Opgave 6 p. 61: Teamwork a) Hoe? b) Doel? Opgave 7 p. 63: Kwaliteit wasmachine: gsm: ticket W: handtas Delvaux bankdiensten: Opgave 8 p. 63: Kwaliteitscontrole a) b) c) d) e) Naam:
Klas / Nummer:
BwT2H3: Hoe kan de kosten beheersen?
opgaven 2
Opgave 9 p. 65: Soorten investeringen vervangingsinvesteringen = uitbreidingsinvesteringen = rationalisatieinvesteringen = Opgave 10 p. 66
Opgave 11 p. 66 a) Winst na belast.
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
Omzet Aankoopkosten Exploitatiekosten Afschrijvingen Winst voor belasting Belastingen Winst na belastingen b) ROI =
c) Bedrijfskapitaal
Goed?
Klantenkrediet Voorraden Leverancierskrediet Bedrijfskapitaal +/- bedrijfskapitaal Cash flow Omzet Aankoopkosten Exploitatiekosten +/- bedrijfskapit. Belastingen Restwaarde Cash flow: totaal Terugverdientijd =
Naam:
Klas / Nummer:
BwT2H3: Hoe kan de onderneming de kosten beheersen?
opgaven 3
Opgave 12 p. 68 a) b) houdt geen rekening met :
Opgave 13 p. 68 a) b) c) d) e) f) Opgave 14 p. 69 NHW
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
Jaar 4
Jaar 5
Cash flow Act. w. 14% a) NHW = b) Besluit: de investering haalt wel / niet het beoogde rendement van 14.
Opgave 15 p. 69 Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Investeringsuitga ve
a) b) interne opbrengstvoet =
Beoordelingmethodes van een investering Pay-back methode of terugverdientijd (PB): tijd nodig om investeringsbedrag terug te verdienen Return on investment (R.O.I.) : gemiddelde jaarlijkse winst na belasting / investeringsbedrag Internal Rate of Return (IRR) of interne rendabiliteit Stel dat we een kapitaal Ko gedurende 1 jaar uitzetten tegen i peruun. Dan hebben we na 1 jaar: K1 = Ko + i.Ko = Ko (1+i) = K1 Het tweede jaar zetten we K 1 uit tegen i peruun. Dan hebben we op het einde van het tweede jaar: K2 = ................................................................... Het derde jaar: K3 = .............................................................. , enz... Na n jaren hebben we dan: Kn = ........................................... We moeten om te actualiseren echter niet de toekomstige maar de huidige waarde kennen. We moeten de formule dus omdraaien: Ko = ...................................................... Net present value (N.P.V.): hoger of lager dan vooropgesteld %
Naam:
Klas / Nummer:
BwT2H3: Hoe de kosten beheersen?
oefeningen 1
Oefening 1 p. 72 a) b) Voordelen: c) d) Oefening 3 p. 73: Omcikel de optie met de korste terugverdientijd Zonneboiler
Optie A
Optie B
Netto-investering Jaarlijkse besparing
Optie C
5 200
8 000
11 500
350
650
1 100
TVT: jaren en dagen
Oefening 4 p. 74 Sun I Jaar 1
Sun II
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
Omzet
8 000
8 000
8 000
10 000
10 000
10 000
10 000
10 000
Exploit.k
5 000
5 000
5 000
6 000
6 000
6 000
6 000
6 000
WB
3 000
3 000
3 000
4 000
4 000
4 000
4 000
4 000
Afschr
1 500
1 500
1 500
1 300
1 300
1 300
1 300
1 300
Winst vr VB VB 25% Winst na b Afschr. Restw
500
1 000
CF Gecum CF Invest uitg TVT
5 000
7 500 ... jaar en ....
dagen
... jaar en ....
dagen
Act.w 15% NHW IR c) Beste investering? Sun I of Sun II. Waarom? JAREN
10%
11%
12%
13%
14%
15%
16%
17%
18%
19%
20%
1 0,909 0,901 0,893 0,885 0,877 0,870 0,862 0,855 2 0,826 0,812 0,797 0,783 0,770 0,756 0,743 0,731
0,848 0,840 0,833 0,718 0,706 0,694
3 0,751 0,731 0,712 0,693 0,675 0,658 0,641 0,624
0,609 0,593 0,579
4 0,683 0,659 0,636 0,613 0,592 0,572 0,552 0,534 5 0,621 0,594 0,567 0,543 0,519 0,497 0,476 0,456
0,516 0,499 0,482 0,437 0,419 0,402
6 0,565 0,535 0,507 0,480 0,456 0,432 0,410 0,390
0,370 0,352 0,335
7 0,513 0,482 0,452 0,425 0,400 0,376 0,354 0,333 8 0,467 0,434 0,404 0,376 0,351 0,327 0,305 0,285
0,314 0,296 0,279 0,266 0,249 0,233
9 0,424 0,391 0,361 0,333 0,308 0,284 0,263 0,243
0,226 0,209 0,194
10 0,386 0,352 0,322 0,295 0,270 0,247 0,227 0,208
0,191 0,176 0,161
Naam:
Klas / Nummer:
BwT2H3: Hoe de kosten beheersen?
oefeningen 2
Oefening 5 p. 74 (Verbeter: leverancierskrediet 1m) Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
Omzet Kosten Inputs WB Afschr Winst voor belasting VB 32% Winst na belasting Klantenkrediet 1m Voorraden Lev.krediet 1m Werkkapitaal Wijziging werkkap. Omzet Kosten Inputs Wijz. werkkapitaal VB 32% Cash flow Investeringsuitgave
250 000
TVT
... jaar en ....
dagen
Act w. aan 20% NHW aan 20% IR Besluit: investering uitvoeren? Ja / neen. Waarom?
JAREN
10%
11%
12%
13%
14%
15%
16%
17%
18%
19%
20%
1 0,909 0,901 0,893 0,885 0,877 0,870 0,862 0,855 2 0,826 0,812 0,797 0,783 0,770 0,756 0,743 0,731
0,848 0,840 0,833 0,718 0,706 0,694
3 0,751 0,731 0,712 0,693 0,675 0,658 0,641 0,624
0,609 0,593 0,579
4 0,683 0,659 0,636 0,613 0,592 0,572 0,552 0,534 5 0,621 0,594 0,567 0,543 0,519 0,497 0,476 0,456
0,516 0,499 0,482 0,437 0,419 0,402
6 0,565 0,535 0,507 0,480 0,456 0,432 0,410 0,390
0,370 0,352 0,335
7 0,513 0,482 0,452 0,425 0,400 0,376 0,354 0,333
0,314 0,296 0,279
8 0,467 0,434 0,404 0,376 0,351 0,327 0,305 0,285 9 0,424 0,391 0,361 0,333 0,308 0,284 0,263 0,243
0,266 0,249 0,233 0,226 0,209 0,194
10 0,386 0,352 0,322 0,295 0,270 0,247 0,227 0,208
0,191 0,176 0,161
Naam:
Klas / Nummer:
BwT2H3: Hoe de kosten beheersen?
oefeningen 3
Oefening 6 p. 75 (Verbeter: investering van 5 mio.) Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Omzet Aankoopkosten 60% Exploitatiekosten WB Afschr
1 125 000
1 125 000
1 125 000
Winst voor belasting VB 34%
Winst na belasting Bereken werkkapitaal
Klantenkrediet 1.5 m Voorraden: 12% omzet Leverancierskrediet: 2 m Werkkapitaal
Wijziging werkkapitaal Bereken cash flow Omzet Aankoopkosten Exploitatiekosten Wijz. werkkapitaal VB 34% Restwaarde
Cash flow TVT
... jaar en ....
dagen
Act. w aan 20% Investeringsuitgave
5 000 000
NHW aan 20%
–> NHW is groter / kleiner dan 20%
IR
%
Besluit: investering uitvoeren? Ja / neen. Waarom?
Naam:
Klas / Nummer:
1 125 000
BwT2H3: Hoe de kosten beheersen?
oefeningen 4
Oefening 7 p. 76 (Verbeter: loonkosten 6.2 mio. en levensduur investering 5 jaar) Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
Omzet Aankoopkosten 25% Loonkosten
6 200 000
6 200 000
6 200 000
6 200 000
6 200 000
2 100 000
2 100 000
2 100 000
2 100 000
2 100 000
9 000 000
9 000 000
9 000 000
9 000 000
9 000 000
Verkoopkosten 10% Vaste kosten WB Afschr Winst voor belasting VB 34% Winst na belasting Bereken werkkap. Klantenkrediet 3m Voorraden 0.5 m Lev.krediet 2m Werkkapitaal Wijziging werkkap. Bereken cash flow Omzet Aankoopkosten Loonkosten Verkoopkosten Vaste kosten Wijz. werkkapitaal Belastingen Restwaarde Cash flow TVT
... jaar en ....
dagen
Act. w aan 18% Investeringsuitgave NHW aan 18% IR Besluit: investering uitvoeren? Ja / neen. Waarom?
Naam:
Klas / Nummer:
BwT2H3: Hoe de kosten beheersen?
oefeningen 5
Oefening 8 p. 76
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Jaar 4
Jaar 5
Omzet Brandstofkosten Onderhoudskosten Verzekeringspremie WB Afschr
5 000
5 000
5 000
5 000
5 000
Winst voor belasting VB 25%
Winst na belasting Bereken cash flow Omzet Brandstofkosten Onderhoudskosten Verzekeringspremie Belastingen Restwaarde
5 000
Cash flow TVT
... jaar en ....
dagen
Act. w. aan 20% Investeringsuitgave NHW aan 20% IR Besluit: investering uitvoeren? Ja / neen. Waarom?
JAREN
10%
11%
12%
13%
14%
15%
16%
17%
18%
19%
20%
1 0,909 0,901 0,893 0,885 0,877 0,870 0,862 0,855
0,848 0,840 0,833
2 0,826 0,812 0,797 0,783 0,770 0,756 0,743 0,731 3 0,751 0,731 0,712 0,693 0,675 0,658 0,641 0,624
0,718 0,706 0,694 0,609 0,593 0,579
4 0,683 0,659 0,636 0,613 0,592 0,572 0,552 0,534
0,516 0,499 0,482
5 0,621 0,594 0,567 0,543 0,519 0,497 0,476 0,456
0,437 0,419 0,402
6 0,565 0,535 0,507 0,480 0,456 0,432 0,410 0,390
0,370 0,352 0,335
7 0,513 0,482 0,452 0,425 0,400 0,376 0,354 0,333
0,314 0,296 0,279
8 0,467 0,434 0,404 0,376 0,351 0,327 0,305 0,285 9 0,424 0,391 0,361 0,333 0,308 0,284 0,263 0,243
0,266 0,249 0,233 0,226 0,209 0,194
10 0,386 0,352 0,322 0,295 0,270 0,247 0,227 0,208
0,191 0,176 0,161
Naam:
Klas / Nummer:
P
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0
Q
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
P
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0
Q
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12