Lessuggesties bij PANORAMA 1B / BVL nieuw leerplan D/2011/7841/019 Beste leerkracht Met deze lessuggesties willen we jullie ondersteunen in de lessen maatschappelijke vorming die vanaf 1 september 2011 gebeuren volgens het nieuwe leerplan. We nemen in deze bundel de verschillende domeinen van de leerplandoelstellingen op. Vervolgens kan u de titels van de boekjes terugvinden (rood) van Panorama waarin dit doel al verwezenlijkt wordt. Ook schrijven we er de naam van het hoofdstuk bij. Om nog beter aan de slag te kunnen met het nieuwe leerplan geven we jullie telkens een lessuggestie (blauw). Het staat u natuurlijk vrij om deze suggestie zelf toe te passen of zelfs te wijzigen. Veel succes ermee! 1) Domein tijd en ruimte 1. De leerlingen kunnen figureren en gebeurtenissen die belangrijk zijn bij het onderwerp, het thema of project op een gegeven tijdband plaatsen. INFORMATIE – situering in de tijd KLEDING – kleding door de eeuwen heen GEMEENTE HEDEN/VERLEDEN – het ontstaan van steden Lessuggestie: Verdeel de klas in groepen en geef elke groep de naam van een belangrijke historische figuur. Mogelijke historische figuren zijn: Christoffel Columbus – Martin Luther King – Barack Obama – Toetanchamon – Julius Caesar – Alexander de Grote – Jeanne d’Arc ‐ … . Laat de leerlingen op het internet naar informatie zoeken over deze figuren, maar baken de opdracht duidelijk af (foto, wie, wanneer, wat gedaan, …). Nadien komt elk groepje zijn historische figuur voorstellen voor de klas. Geef aan elke leerling een tijdband of maak een grote tijdband die nadien in de klas kan opgehangen worden. Elke historische figuur wordt bij de juiste historische periode geplaatst. 2. De leerlingen kunnen aan de hand van voorbeelden verschillen aantonen tussen het dagelijkse leven van jongeren uit een andere tijd en plaats met hun
eigen leven. INFORMATIE – informatie uit het verleden INFORMATIE – wees kritisch, argumenteren KLEDING – onder welke omstandigheden wordt kledij in het buitenland gemaakt? Lessuggestie: Laat de leerlingen een interview afnemen van hun ouders of grootouders over hun schooltijd. Bereid deze opdracht in de klas voor aan de hand van een stappenplan en een aantal interviewtips. Laat de leerlingen twee vragen zoeken over wat ze vroeger deden tijdens de speeltijd, laat de leerlingen twee vragen zoeken over de afspraken op school en de mogelijke straffen, enz. Misschien kunnen de leerlingen nog oude schoolfoto’s of oude rapporten van hun ouders of grootouders meebrengen naar de klas. 3. De leerlingen kunnen onder begeleiding conclusies formuleren over de verschillen tussen het dagelijks leven van jongeren uit een andere tijd en plaats met hun eigen leven. KLEDING – schema kleding door de eeuwen heen Lessuggestie: In de vorige lessuggestie lieten we de leerlingen hun ouders of grootouders interviewen. Nadat de interviews klassikaal of in kleine groepjes besproken zijn, kan je hen begeleid conclusies laten formuleren met het gebruik van schrijfkaders: gelijkenissen, verschilpunten, voorkeuren, enz. 4. De leerlingen kunnen aan de hand van eenvoudige bronnen/materialen het dagelijks leven van mensen uit een andere tijd vergelijken met hun eigen leven en daar onder begeleiding conclusies trekken. Lessuggestie: Je vindt heel wat bruikbaar beeldmateriaal over dit thema op de site van schooltv (www.schooltv.nl/beeldbank). Na het bekijken van enkele korte filmpjes kan je aan de hand van schrijfkaders de leerlingen conclusies laten trekken. 5. De leerlingen kunnen zich, in voor hun zinvolle situaties, situeren in de ruimte door gepaste termen te gebruiken. GEMEENTE HEDEN/VERLEDEN – fotospel GEMEENTE WONEN – wonen elders op de wereld
Lessuggestie: Je kan de leerlingen bij de voorbereiding van een uitstap of excursie een aantal kaarten tonen waarop ze de af te leggen route kunnen aanduiden. Je kan hen ook zelf de weg naar een bepaalde plaats laten zoeken met een kaart of een routeplanner (Google Earth). In de bundel VERKEER kan je de leerlingen gevaarlijke verkeerspunten laten aanduiden op een kaart. Bij voorbereiding van een uitstap kunnen ze al rekening houden met gevaarlijke punten, die ze op hun reisweg zullen tegenkomen. 6. De leerlingen kunnen een landelijk, stedelijk, industrieel en toeristisch landschap herkennen en benoemen door gericht waarnemen of na onderzoek aan de hand van een aantal criteria. VRIJE TIJD/TOERISME – toerisme in België WONEN – soorten landschappen Lessuggestie: Verdeel de klas in vier groepen en laat elke groep een collage maken (internet, vakantiefoto’s, reisgidsen, enz.) over de vier soorten landschappen. Nadien presenteert elke groep zijn collage voor de klas en geven ze de andere leerlingen enkele typische kenmerken van elk landschap. 7. De leerlingen kunnen op een kaart van Vlaanderen, België of op een kaart van andere bestudeerde gebieden belangrijke plaatsen situeren die zinvol zijn bij het onderwerp, het thema of project. VRIJE TIJD/TOERISME – toerisme in België INFORMATIE – nieuws van buiten België + soorten nieuws KLEDING – kleding door de eeuwen heen GEMEENTE HEDEN/VERLEDEN – fotospel WONEN – wonen elders op de wereld VRIJE TIJD/TOERISME – toerisme in het buitenland Lessuggestie: Deze leerplandoelstelling kan je makkelijk bereiken bij de voorbereiding van een excursie of uitstap. Laat de leerlingen bijvoorbeeld de windstreken rond een kaart schrijven. Of laat de leerlingen in een atlas de plaatsnaam zoeken van de te bezoeken stad. Probeer de reisweg op voorhand te bepalen, enz. 8. De leerlingen kunnen een kaart of plattegrond gebruiken om hun weg te vinden.
SCHOOLLEVEN – plattegrond school VERKEER – kijk in je omgeving Lessuggestie: Print de plattegrond van het museum of het domein uit dat je met de klas gaat bezoeken (Walibi, Technopolis, Mini‐Europe,…) en bespreek dit vooraf met de leerlingen. Op die manier kunnen de leerlingen zich achteraf ter plekke makkelijker oriënteren. Als je met het openbaar vervoer een uitstap maakt, laat dan op voorhand de leerlingen de weg uitstippelen op een stratenplan. Op het moment zelf zijn het de leerlingen die de weg zoeken en tonen. 9. De leerlingen kunnen de gevaarlijke punten in de buurt van de school aanduiden. VERKEER – privévervoer Lessuggestie: zie lessuggestie bij leerplandoelstelling 5. 10. De leerlingen zijn bereid om hun gedrag aan te passen aan de gevaarlijke punten in de buurt van de school. VERKEER – privévervoer Lessuggestie: De leerlingen hebben de gevaarlijke punten in de schoolomgeving al benoemd en/of aangeduid op een kaart. Bespreek naar aanleiding van deze gevaarlijke punten of de leerlingen zelf soms ook voor gevaarlijke verkeersituaties zorgen (wandelen op fietspad, niet oversteken op het zebrapad, zonder fietslicht rijden, elkaar duwen tijdens het fietsen, oversteken bij rood licht als er geen auto’s aankomen, enz.) Laat de leerlingen een top 3 maken van gevaarlijks verkeersituaties die ze zelf veroorzaken en doe voorstellen om die gevaarlijke situaties te veranderen. Laat hen deze afspraken ondertekenen en geef dit een goed zichtbare plaats in de klas. Geef eventueel een brief mee voor de ouders om dit project te kaderen. 11. De leerlingen kunnen de verschillen in wonen tussen vroeger en nu, hier en elders aantonen aan de hand van voorbeelden. WONEN – wonen vroeger WONEN – wonen elders
Lessuggestie: Maak een spel (memory) waarin verschillende woonvormen aan bod komen. Op het ene kaartje staat de naam van de woning, op het andere staat een afbeelding van de woning. Je kan één grote memory maken voor de hele klas of meerdere identieke memory’s die de leerlingen in groepjes spelen. 12. De leerlingen kunnen op basis van de vergelijking van verschillen tussen wonen vroeger en nu, hier en elders conclusies trekken onder begeleiding. WONEN – het ontstaan van verschillende woningen WONEN – wonen elders op de wereld Lessuggestie: De leerlingen hebben de verschillende woonvormen bestudeerd. Ze gaan hier nu conclusies uit trekken onder begeleiding. Dit kan je doen aan de hand van een schrijfkader. 13. De leerlingen kunnen enkele belangrijke factoren opnoemen die het ontstaan van een stad verklaren. GEMEENTE HEDEN/VERLEDEN – het ontstaan van steden Lessuggestie: Om leerstof te herhalen of leerlingen voor te bereiden op een test kan je de interactieve werkvorm “ken je vraag!” gebruiken. Hierbij schrijft de leraar het antwoord van een mogelijke toetsvraag op het bord. De leerlingen moeten hierbij de correcte vraag formuleren. Via deze werkvorm kan je de verschillende factoren laten opnoemen die het ontstaan van een stad verklaren. 14. De leerlingen kunnen in een stad sporen uit het verleden herkennen en hun doel in het verleden verduidelijken. Lessuggestie: Maak met de klas een wandeling in de schoolgemeente. Laat de leerlingen enkele foto’s maken van sporen uit het verleden (gebouwen, kerkhof, standbeelden, gedenkplaten, ...). Dit kan je goed laten samenlopen met de oefeningen op kaartlezen. Achteraf in de klas bekijken we samen de verschillende foto’s en proberen we de link met het verleden te leggen. Hierbij zal de leraar een belangrijke rol spelen. Eventueel kan je de leerlingen op het internet de historische sporen laten opzoeken. Dit is natuurlijk afhankelijk van
welke sporen in de schoolgemeente aanwezig zijn. 15. De leerlingen kunnen onder begeleiding een actuele gebeurtenis situeren in tijd en ruimte. Lessuggestie: Surf tijdens een les naar een nieuwssite (www.deredactie.be) of een krantensite. Kies met de klas één nieuwsfragment (belangrijkste of leukste of meest shockerend). Bekijk met de klas dat nieuwsfragment. Situeer nadien het nieuwsitem in tijd (eventueel vroeger gebeurde incidenten) en ruimte (aanduiden van het land op de wereldkaart). Ook papieren kranten of radioberichten kunnen voor bruikbaar materiaal zorgen. 2) Domein functionele informatieverwerving 16. De leerlingen kunnen onder begeleiding eenvoudige bronnen en levende getuigen raadplegen. INFORMATIE – wees kritisch Lessuggestie: In de lessuggestie bij leerplandoelstelling 1 moesten de leerlingen een interview afnemen van hun ouders of grootouders. Hierbij raadplegen ze levende getuigen. 17. De leerlingen ontwikkelen kritische zin bij het omgaan met informatie. INFORMATIE – kritisch omgaan met informatie Lessuggestie: Breng enkele tijdschriftartikels mee naar de klas. Laat de leerlingen in een klasgesprekken vertellen of ze geloof hechten in de wilde verhalen en roddeltjes die hierin staan. Bekijk met de leerlingen beeldfragmenten uit het één‐programma Basta (de aflevering waarin gecontroleerd wordt of journalisten steeds hun bronnen checken. Ook de aflevering over het misbruik in de belspelletjes kan je hiervoor gebruiken.) Bezoek met de leerlingen een internetforum en wijs hen op de onjuistheden die er vaak staan, zoals spelfouten en eventueel inhoudelijke fouten. 18. De leerlingen kunnen informatie halen uit wegwijzers, pictogrammen en informatieborden die voor hen belangrijk zijn.
SCHOOLLEVEN – pictogrammen GEMEENTE – naamborden VERKEER – privévervoer Lessuggestie: Ontwerp (vakoverschrijdend met het vak P.O.) nieuwe en creatieve pictogrammen die nog niet bestaan. Laat de leerlingen voor de klas hun pictogrammen komen voorstellen. De andere leerlingen raden eerst wat het pictogram betekent. Achteraf kiezen ze het leukste, origineelste, mooiste, … pictogram. Tijdens een uitstap of excursie kan je de leerlingen een werkblaadje geven met daarop “kijk‐eens‐uit‐het‐raam‐opdrachten”. Hierbij laat je de leerlingen informatie halen van wegwijzers, informatieborden, enz. Bijvoorbeeld: “Welke snelweg rijden we hier op?” of “Wat is het nummer van de afrit die we met de bus genomen hebben?” 19. De leerlingen kennen een beperkt aantal wegwijzers, pictogrammen en informatieborden die zij nodig hebben in hun dagelijks leven. SCHOOLLEVEN – pictogrammen GEMEENTE – naamborden VERKEER – privévervoer Lessuggestie: Bespreek kledingetiketten van de leerlingen aan de hand van steekkaarten met wasvoorschriften. Verdeel de klas in duo’s. Eén leerling bespreekt het kledingstuk van de andere leerlingen en omgekeerd. Zo vertellen ze de andere leerlingen op hoeveel graden de pull gewassen dient te worden, of het kledingstuk gestreken mag worden, enz. 20. De leerlingen kunnen onder begeleiding de verschillende nationaliteiten binnen de school of leefomgeving bepalen, deze gegevens in een voorgestructureerd diagram omzetten en het land van herkomst van deze mensen op een wereldkaart plaatsen. SCHOOLLEVEN – staafdiagrammen Lessuggestie: Als je in jouw klas leerlingen hebt met een andere nationaliteit kan je hen kort laten vertellen over typische gebruiken in hun cultuur (voeding, taal, geloof, familiewaarden, enz.). 21. De leerlingen kunnen onder begeleiding informatie over actuele gebeurtenissen verzamelen.
INFORMATIE – soorten nieuws Lessuggestie: In de lessuggestie van leerplandoelstelling 15 ging je samen met de leerlingen op zoek naar actuele gebeurtenissen. Nu ze hierin al wat geoefend zijn kan je hen zelfstandig aan het werk zetten. Laat de leerlingen een week lang de papieren krant verzamelen (of bekijken via het internet). Verdeel de klas nadien in groepen en laat hen een eigen journaal maken. Hierin moeten ze een buitenlands, binnenlands en sportitem aan bod laten komen. 3) Domein maatschappelijk en ethisch bewustzijn 22. De leerlingen zijn zich bewust van hun rechten en plichten in de school‐ en leefomgeving. SCHOOLLEVEN – rechten en plichten Lessuggestie: In het boekje SCHOOLLEVEN staat een heel hoofdstuk over de rechten en plichten van de leerling. Vertrek hier steeds vanuit het eigen schoolreglement. Bespreek dit met de leerlingen of haal er zelf interessante items uit (dragen van een pet, piercings, enz.). Leerlingen moeten ook weten dat in de wereld en de omgeving waarin ze leven er vele rechten en plichten bestaan (verkeersreglement, verzekeringen, enz.) Naast de rechten en plichten op school is het ook belangrijk te weten dat elk kind rechten heeft, namelijk kinderrechten. 23. De leerlingen kunnen aan de hand van voorbeelden verschillen tussen sociale en culturele groepen uit hun eigen leefomgeving illustreren. Lessuggestie: De leraar brengt verschillende foto’s mee naar de klas van verschillende sociale en culturele groepen. De leraar laat de foto’s zien en vraagt wat de leerlingen hierover denken. Via sturing kunnen er klasgesprekken ontstaan over vooroordelen en sociaal kwetsbare groepen. 24. De leerlingen zien in dat vooroordelen vaak gebaseerd zijn op onbekendheid met anderen en het andere. SCHOOLLEVEN – rolverwachtingen Lessuggestie: Met vooroordelen werken in de klas kan erg verrijkend zijn. Maar als leraar moet je goed opletten dat vooroordelen niet als ‘waar’ door heel de klas worden aangenomen. Vertrek met stripverhalen of uit tv‐series (F.C. De
Kampioenen) en laat de leerlingen personages of acteurs beschrijven. Belangrijk is dat er geen kwetsende woorden gebruikt worden. Nadien kan de open vraag gesteld worden of de leerlingen in het dagelijkse leven ook zulke mensen kennen. Conclusie van dit klasgesprek moet zijn dat vooroordelen eigenlijk niet juist zijn. Dit kan eigenlijk bij elke les plaatsvinden, of tijdens een klasgesprek na een incident op de speelplaats gebruikt worden bij mavo of in de andere lessen. 25. De leerlingen oefenen zich in het respectvol omgaan met anderen. Lessuggestie: In het boekje SCHOOLLEVEN maken de leerlingen kennis met de school en met de klasgenoten. Belangrijk is dat de leerlingen weten dat er verschillende leerlingen in hun klas zitten, verschillend in nationaliteit, geslacht, huidskleur, geaardheid, enz. Je kan een poster maken met de klas en die een centrale plaats in het lokaal geven. Op die poster schrijf je het woord ‘respect’. De leerlingen moeten leren rekening houden met waarden en normen van de andere en ze moeten weten dat ze bij een conflict best zoeken naar een geweldloze oplossing. Verplicht de leerlingen ook zich te verontschuldigen na een ruzie. Het spreekt vanzelf dat aan deze leerplandoelstelling constant gewerkt moet worden over de verschillende vakken heen. Als leraar mavo kan je wel bij verschillende lesonderwerpen steeds terugkoppelen naar het respectvol omgaan met anderen. 26. De leerlingen leren aandacht hebben voor sociale rechtvaardigheid door kennis te maken met de Rechten van de Mens en het Kind. SCHOOLLEVEN – kinderrechten Lessuggestie: In het boekje SCHOOLLEVEN worden enkele Rechten van het Kind opgesomd. Laat de leerlingen deze rechten en plichten overlopen. Leer de leerlingen inzien dat in ons land aan de meeste rechten voldaan is. Maar in de wereld zijn er vele kinderen die een uitzichtloze situatie hebben. Je vindt op de websites van Unicef en het kinderrechtencommisariaat heel wat lesmappen over kinderrechten. 27. De leerlingen kunnen verwoorden wat ze denken, voelen en doen in een concrete situatie en kunnen daar onder begeleiding op hun niveau over reflecteren. Lessuggestie: Bij eender welke les kunnen leerlingen over hun gevoelens praten. Maar veel leerlingen uit de B‐stroom verwoorden erg moeilijk hun persoonlijke gedachten. Laat ze daarom eerder werken met een collage of pictogrammen.
Of reik hen een lijstje aan met verschillende gevoelens en/of kwaliteiten. Dit item kan zeker gekoppeld worden aan leerplandoelstelling 25, waarin geleerd wordt hoe leerlingen respectvol moeten leren omgaan met verschillen en vooroordelen. Laat bij een willekeurige opdracht de klas per twee of in grotere groepjes een opdracht maken en die komen ze vooraan in de klas presenteren. Nadien gaan de andere leerlingen een oordeel vellen over hun resultaat. In het begin kan je de leerlingen pictogrammen geven die ‘goed’ en ‘minder goed’ aanduiden. Nadien mogen de leerlingen ook toelichting geven of hun opgestoken pictogram van commentaar voorzien. Belangrijk is dat de leraar erover waakt dat er geen kwetsende taal gebruikt wordt. 28. De leerlingen kunnen verschillende klassieke rolverwachtingen ten aanzien van jongens en meisjes illustreren en reflecteren hierover onder begeleiding. SCHOOLLEVEN – rolverwachtingen Lessuggestie: In het boekje SCHOOLLEVEN maken we al opdrachten over rolverwachtingen. Bij wijze van uitbreiding kunnen de leerlingen zelf nog een paar rolverwachtingen bedenken die typisch zijn voor man/vrouw en jongen/meisje. Als je een gemengde klas hebt, kan je de meisjes samen in een groep zetten en naar rolverwachtingen van jongens laten zoeken en andersom voor de jongens. Nadien brengt elke groep zijn rolverwachting voor de klas en mag de andere sekse reageren. De leraar waakt er wel over dat er steeds respectvol gereageerd wordt. 29. De leerlingen leren rekening houden met andere opvattingen en leren een mening vormen op basis van argumenten. INFORMATIE – feit of mening Lessuggestie: In de hogervermelde leerplandoelstellingen werd er al gesproken over respectvol reageren. Hieruit hebben de leerlingen al geleerd dat ze bij een reactie op een uitspraak eerst goed moeten nadenken en dan pas gepast reageren, zonder een andere persoon te kwetsen in hun taalgebruik. Gebruik hiervoor eventueel schrijfkaders, de leerling geeft een bepaalde mening over iets en in het kader geven ze hiervoor verschillende argumenten. Als je stellingen neemt die veel reactie uitlokken zijn de leerlingen minder geremd. Bijvoorbeeld het gebruik van iPod en gsm op school, het dragen van korte rokjes voor de meisjes, enz. In de tijdschriften iD van uitgeverij Averbode is er steeds een discussiepagina
met voor‐ en tegenstanders over een bepaald onderwerp. Deze bladzijde kan je gebruiken als materiaal om leerlingen te leren argumenteren. 30. De leerlingen kunnen enkele voorbeelden geven van functies van een stad. GEMEENTE HEDEN/VERLEDEN – functies van een stad Lessuggestie: In het boekje GEMEENTE IN HEDEN EN VERLEDEN komen de functies van een stad aan bod. Laat de leerlingen per twee een Vlaamse stad kiezen en laat ze naar de website van die stad surfen. Geef de klas een vastgelegd aantal functies van een stad en laat ze kijken op het internet of hun gekozen stad voldoet aan die functies. De meeste informatie hierover vind je terug op de website van de stad zelf. Nadien kunnen ze hun bevindingen presenteren (eventueel aan de hand van een powerpointpresentatie) voor de ganse klasgroep. 31. De leerlingen kunnen enkele voor‐ en nadelen van het stadsleven verwoorden. Lessuggestie: In het boekje GEMEENTE IN HEDEN EN VERLEDEN moeten de leerlingen al enkele voordelen en nadelen van het stedelijk leven beschrijven. Je kan in de klas een rollenspel laten spelen. Enkele leerlingen wonen op het platteland en andere leerlingen gaan proberen hen te overtuigen om in hun (fictieve) stad te komen wonen. De plattelandsbewoners gaan op hun beurt de voordelen van wonen op het platteland aanhalen. Wie van de leerlingen zwicht er en zou toch liever verhuizen naar het platteland of naar de stad? 32. De leerlingen kunnen een aantal vormen van vrijetijdsbesteding opnoemen die aansluiten bij hun eigen leefwereld. VRIJE TIJD/TOERISME – recreatie en toerisme in je woonomgeving Lessuggestie: In het boekje VRIJE TIJD EN TOERISME worden een aantal vrijetijdsbestedingen opgesomd. Je kan als leraar kaartjes maken met algemene vrijetijdsbestedingen (muziek, sport, televisie, buiten, enz.). De leraar kan het kaartje omhoog steken en elke leerling die van deze vrijetijdsbesteding houdt, gaat achter zijn stoel rechtstaan. De leraar duidt dan willekeurig enkele (of alle) leerlingen aan om hen te laten vertellen over wat ze precies doen. 33. De leerlingen kunnen de infrastructuur en mogelijkheden in verband met vrijetijdsbesteding in hun omgeving vinden en aanduiden.
VRIJE TIJD/TOERISME – vormen van vrijetijdsbesteding Lessuggestie: In het boekje VRIJE TIJD EN TOERISME bespreken we uitgebreid de mogelijkheden om aan vrijetijdsbesteding te doen. Je kan de leerlingen zelf (per twee) hun favoriete vrijetijdsbesteding laten voorstellen voor de klas en hen dan de infrastructuur hiervoor laten benoemen en lokaliseren. Laat de leerlingen op een kaart (gemeente, provincie, …) de plaats van hun vrijetijdsbesteding aanduiden. Eventueel kan je de leerlingen ook laten vertellen met welk vervoermiddel ze tot daar geraken. 4) Domein organisatiebekwaamheid 34. De leerlingen kunnen individueel of in een kleine groep en onder begeleiding een taakverdeling en planning in de tijd opmaken voor een welomschreven opdracht. Lessuggestie: Deze leerplandoelstelling zit eigenlijk in heel wat opdrachten in Panorama verweven. Belangrijk is dat je als leraar afwisselt in werkvormen. Laat de leerlingen zeker af en toe iets individueel voorbereiden, maar laat ze ook eens iets per twee voorbereiden of in groep. Bij een groepswerk moet je op voorhand duidelijk omschrijven wat ieders taak is: wie is de groepsleider? Wie brengt verslag naar de rest van de klas? Wie houdt de tijd in de gaten? Zorg dat elke leerlingen actief betrokken blijft gedurende het ganse groepswerk. 35. De leerlingen kunnen tijdsaanduidingen op uitnodigingen en openings‐ en sluitingstijden correct lezen en begrijpen. TIJD – tijdlezen Lessuggestie: In het boekje TIJD zijn er oefeningen waarbij de leerlingen openings‐ en sluitingstijden correct leren lezen. Probeer de leerlingen tijdens de les onaangekondigd te vragen naar de juiste tijd. De leerlingen kunnen dan op klok kijken in de klas of op hun eigen uurwerk. Ze moeten dan de juiste tijd correct kunnen aflezen. De andere leerlingen controleren of het correct is. 36. De leerlingen kunnen onder begeleiding activiteiten plannen op basis van tijdsaanduidingen op uitnodigingen en openings‐ en sluitingstijden. TIJD – kalender VERKEER – openbaar vervoer
Lessuggestie: Dit doel bouwt verder op de vorige leerplandoelstelling. De leerlingen moeten leren omgaan met het gebruik van een agenda. Je kan ze een papieren agenda leren invullen, maar misschien is het voor de leerlingen ook leuk om ze te leren werken met de gsm‐agenda. Je moet dan zelf ook wel kunnen werk met zulk een agenda, want leerlingen die hun eigen gsm‐toestel niet kennen, zullen naar jouw hulp vragen. Laat de leerlingen in hun gsm‐ toestel verjaardagen programmeren, herinneringen plaatsen voor taken of feestjes of voetbaltrainingen. 37. De leerlingen kunnen gebeurtenissen uit hun eigen leven die zij belangrijk vinden op een kalender plaatsen. TIJD – kalender Lessuggestie: In het boekje TIJD leren de leerlingen tijdsaanduidingen zoals de namen van de maanden en de dagen. Ondersteun deze lessen door de leerlingen zelf een verjaardagskalender met alle verjaardagen van de leerlingen en leerkrachten van hun klas te laten opstellen. Je kan de leerlingen ook een weekplanning laten maken voor de komende vakantie. Laat ze dan een blad maken (eventueel tijdens een ICT‐moment) met kolommen met de namen van de dagen en dan de tijdsindeling. De leerlingen plaatsen eigen gebeurtenissen op hun kalender. Na die vakantie kan je met de leerlingen overlopen of alles effectief volgens de planning verlopen is. 38. De leerlingen kunnen de begrippen tijdstip, tijdsduur, vroeger, nu, later, dag, week, maand, jaar, generatie en eeuw uitleggen met eigen woorden en gebruiken in zinvolle situaties. TIJD – tijdsbegrippen Lessuggestie: Heel veel begrippen uit deze leerplandoelstelling komen automatisch aan bod bij gesprekken rond planning maken, opstellen van kalenders, enz. Achteraf kan je deze begrippen nog eens vastzetten met een ABC rond tijd. De leraar schrijft het ABC op het bord. Als een leerling een woord weet bij een bepaalde letter mag hij dit woord op het bord komen schrijven. Bijvoorbeeld A van agenda, D van digitale klok, E van eeuw, enz. 5) Domein functionele taalvaardigheid 39. De leerlingen kunnen hun eigen mening over een actuele gebeurtenis geven en beargumenteren.
INFORMATIE – feit of mening Lessuggestie: Als je met de leerlingen een item uit de actualiteit bespreekt, kan je een stellingenspel houden door gebruik te maken van de werkvorm ‘Lege stoel discussie’. Zo komen regelmatig andere leerlingen aan het woord en wordt het argumenteren ingeoefend. Werkwijze Stap 1 Een aantal stoelen (6 tot 10) staan in een cirkel. Een aantal leerlingen gaan zitten op de stoelen, één stoel blijft leeg. Om de stoelen zit of staat de rest van de klas. Stap 2 De leerlingen in de stoel discussiëren over een stelling. Stap 3 De leerlingen buiten de cirkel kunnen inspringen door op de lege stoel te gaan zitten op het moment dat ze een bijdrage willen leveren. Op hetzelfde moment moet een leerling binnen de cirkel een stoel vrijmaken door buiten de cirkel plaats te nemen. Stap 4 Deze stoelendans gaat door totdat elke leerling een beurt heeft gehad. 6) Domein functionele rekenvaardigheid 40. De leerlingen kunnen uitgaven correct inschatten binnen hun budget. Lessuggestie: De leerkracht brengt gebruiksvoorwerpen (of foto’s) mee van producten die jongeren regelmatig gebruiken (gsm, spelconsole, blikjes frisdrank, jongerentijdschriften, schoolgerief, enz.). De leerkracht voorziet elk voorwerp van de juiste prijs. De leraar verdeelt de prijskaartjes over enkele leerlingen in de klas. De producten staan uitgestald vooraan in de klas. De leerlingen met de prijskaartjes gaan beurt om beurt naar voor. De leerling probeert vooraan het prijskaartje te linken aan het juiste product. De klasgenoten zonder prijskaartje mogen reageren wanneer ze niet akkoord gaan met de beslissing. 41. De leerlingen kunnen eenvoudige betalingen uitvoeren. Lessuggestie: Deze leerplandoelstelling bespreek je best samen met de collega wiskunde. Heel wat doelstellingen rond geldbeheer staan in het nieuwe leerplan
wiskunde eerste graad B‐stroom. 42. De leerlingen kunnen de tijd tussen twee gebeurtenissen uit hun eigen leven berekenen aan de hand van een kalender. Lessuggestie: Bij het werken met de kalender kan je deze leerplandoelstelling realiseren. Reken samen met de leerlingen uit hoeveel dagen/weken/maanden er nog zitten tussen de dag van vandaag en de start van de testen, of de vakantie of hun verjaardag.