Ni euwegei n DeLi esbosch2013
Beheer sver or deni ng
Mei2013
De Liesbosch 2013 Nieuwegein
beheersverordening
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
NL.IMRO.0356.BVL2012001-VA01
projectnummer:
status:
7 december 2012
concept
18 januari 2013
concept 2
21 maart 2013
vastgesteld
035600.17438.00
opdrachtleider:
R.008/04
mr. drs. J.L. Damen
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
De beheersverordening
7
1.2
Ligging verordeningsgebied
7
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
8
1.4
Leeswijzer
8
Hoofdstuk 2
Bestaande situatie
9
2.1
Algemeen
9
2.2
Ruimtelijke hoofdstructuur
10
2.3
Bebouwingsstructuur en -typologieën
11
Hoofdstuk 3
Beleidskader
13
3.1
Inleiding
13
3.2
Rijks-, provinciaal en regionaal beleid
13
3.3
Gemeentelijk beleid
14
Hoofdstuk 4
Juridische toelichting
17
4.1
Inleiding
17
4.2
Keuze voor beheersverordening
17
4.3
Uitleg van de regeling
18
4.4
Bestemmingsbepalingen
18
Hoofdstuk 5
Omgevingsaspecten
23
5.1
Inleiding
23
5.2
Archeologie
23
5.3
Bodem
24
5.4
Geluid
24
5.5
Ecologie
24
5.6
Externe veiligheid
25
5.7
Luchtkwaliteit
26
5.8
Bedrijven en milieuhinder
27
5.9
Water
27
5.10
Verkeer en parkeren
28
5.11
Sociale veiligheid
28
5.12
Duurzaamheid
29
Bijlagen bij de toelichting
31
Bijlage 1
Verantwoording Groepsrisico
33
Bijlage 2
Beleidskader Waterschap HDSR
35
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
4
Regels
37
Hoofdstuk 1
Regels
39
Artikel 1
Begrippen
39
Artikel 2
Bouw- en gebruiksregels
39
Artikel 3
Aanvullende bouw- en gebruiksregels
40
Artikel 4
Inwerkingtreding
40
Artikel 5
Citeertitel
40
Bijlagen bij regels
41
Bijlage 1
Regels
43
Bijlage 2
Kaart
45
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
toelichting
6
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
De beheersverordening
Deze beheersverordening bepaalt de gebruiks- en bouwmogelijkheden op de bedrijventerreinen De Liesbosch en Laagraven Oost. De bedrijfsfuncties in het gebied, samen met de kantoorfuncties, horecafuncties, perifere detailhandel (PDV) en de functie van de penitentiaire inrichting worden behouden. De uitgangspunten van deze verordening zijn hierbij als volgt:
regelen van het bestaande legale gebruik; waar mogelijk behoud van de planologische ruimte; actualisatie van het planologische regime aan de hand van het gemeentelijk handboek.
Voor het verordeningsgebied De Liesbosch geldt dat er sprake is van een aantal voorgenomen ontwikkelingen, deze zijn echter momenteel onvoldoende concreet of onderbouwd om op te nemen in een planologische regeling. Omdat de gemeente is gehouden aan de actualiseringsplicht op grond van de Wro dient er voor deze locatie wel een actueel, dat wil zeggen niet ouder dan 10 jaar, juridisch kader te worden vastgesteld. Omdat het bedrijventerrein dient te worden voorzien van een actuele regeling en in het verordeningsgebied momenteel nog geen wijzigingen zijn voorzien, kiest de gemeente voor het opstellen van een beheersverordening. Een nadere uitleg van de planvorm en de keuze voor een beheersverordening wordt gegeven in paragraaf 4.2.
1.2
Ligging verordeningsgebied
Het verordeningsgebied van de beheersverordening de Liesbosch is gelegen in het noorden van Nieuwegein en omvat de bedrijventerreinen Liesbosch en Laagraven Oost. De noordelijke en oostelijke grens worden gevormd door de gemeentegrenzen met Utrecht en Houten. De Laagravenseweg vormt de zuidoostelijke grens. De westelijke grens wordt gevormd door het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal. In figuur 1.1 is de ligging van het gebied weergegeven.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
8
Figuur 1.1
1.3
Ligging verordeningsgebied
Vigerende bestemmingsplannen
Ter plaatse vigeert momenteel het bestemmingsplan Laaggraven. Dit bestemmingsplan is op 24 maart 1983 vastgesteld door de gemeenteraad van Nieuwegein en op 1 mei 1984 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht.
1.4
Leeswijzer
De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:
in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het verordeningsgebied gegeven; in hoofdstuk 3 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen; in hoofdstuk 4 zijn de uitgangspunten van de beheersverordening beschreven en wordt uitleg gegeven aan de regeling die bij deze verordening hoort; in hoofdstuk 5 tot slot wordt stilgestaan bij de relevante omgevingsaspecten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
Hoofdstuk 2
2.1
Bestaande situatie
Algemeen
Inleiding In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het verordeningsgebied beschreven. De paragrafen gaan achtereenvolgens in op de ligging van het gebied in een groter verband, de ontstaansgeschiedenis van het gebied, de ruimtelijke structuur en de bebouwingsstructuur. Nieuwegein in groter verband De gemeente Nieuwegein ligt in het rivierkleigebied van de provincie Utrecht, tussen de gemeenten Utrecht, Houten, Vianen en IJsselstein. De Lek vormt in het zuiden de gemeentegrens van Nieuwegein. In sociaal-economisch opzicht maakt Nieuwegein deel uit van de Utrechtse agglomeratie die ruim een half miljoen inwoners telt. Nieuwegein heeft een landoppervlak van 2.565 ha en is met het inwonertal van 60.720 op 1 januari 2012 de vijfde gemeente van de provincie na Utrecht, Amersfoort, Veenendaal en de Stichtse Vecht. Nieuwegein is een jonge gemeente, in 1971 ontstaan als groeikern na samenvoeging van Jutphaas en Vreeswijk. De gemeentegrenzen zijn in de loop van de tijd onderhevig geweest aan veelvuldige veranderingen als gevolg van het expanderende Utrecht en aanpassingen aan de moderne infrastructuur. De bebouwing wordt vrijwel geheel ingesloten door lijninfrastructuur: de rijkswegen A2 en A12 in het westen en noorden en globaal de rijksweg A27 in het oosten en de Lek in het zuiden. Verordeningsgebied Het gebied was tot aan de Tweede Wereldoorlog hoofdzakelijk in gebruik als landbouwgebied. Na de oorlog verloor een groot deel van het gebied zijn agrarische functie door de aanleg van de bedrijventerreinen en de ontsluitingswegen. De bedrijvigheid heeft zich als gevolg van de directe ligging aan het water en de strategische ligging langs de snelwegen ontwikkeld in het noorden en oosten van Nieuwegein. Een klein gedeelte van het verordeningsgebied is nog niet ontwikkeld en heeft vanuit het vigerende plan nog een agrarische bestemming.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
10
2.2
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het gebied wordt doorsneden door de noord-zuid georiënteerde Laagravenseweg. Haaks hierop staat een aantal ontsluitingswegen naar het bedrijventerrein en Houten. De bedrijven oriënteren zich op de aanliggende wegenstructuur. De Laagravenseweg (N408) vormt in het noorden de doorgaande verbinding met Utrecht en de ontsluiting richting de A12. In het zuidoosten ontsluit de Laagravenseweg de bedrijventerreinen met de rest van Nieuwegein. De Houtenseweg (N409) vormt de verbinding met Houten. De Laagravenseweg buigt na de verbinding met de Houtenseweg af naar het Amsterdam-Rijnkanaal alwaar deze over het kanaal heengaat. Via De Liesbosch en De Liesboschbrug is het plangebied aan de westzijde ontsloten. Het gebied is globaal op te delen in drie zones: 1. 2. 3.
bedrijventerrein Liesbosch; bedrijventerrein Laagraven Oost; Het Amsterdam-Rijnkanaal.
Deze indeling voor het bedrijventerrein komt puur door de ligging en barrièrevorming van de Laagravenseweg. Qua functie en indeling komen de gebieden nagenoeg overeen. Het bedrijventerrein Liesbosch In het noordelijke gedeelte van het gebied ligt het bedrijventerrein De Liesbosch. Er bevinden zich een veelheid aan grote bedrijven gericht op het vervoer over land en water, bedrijfsverzamelgebouwen, een aantal grotere kantoren, bouwmarkten, autohandelaren en een penitentiaire inrichting. Het bedrijventerrein Laagraven Oost In het oosten ligt het bedrijventerrein Laagraven Oost. Binnen dit gebied bevinden zich groothandelsbedrijven, autohandelaren, bouwmarkten en een regelstation van de Eneco. Het Amsterdam-Rijnkanaal Aan de zuidwestkant van het gebied bevindt zich het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze waterweg is van groot belang voor het vervoer van goederen naar Utrecht en Amsterdam en ook bevinden zich diverse watergerelateerde bedrijven die hun vervoer over het water hebben. Groen Het gebied kent van zichzelf nog maar weinig groene elementen. Langs de Laagravenseweg bevindt zich een aantal groene stroken met bomen waardoor het bedrijventerrein aan de hoofdontsluitingsweg een groen aanzicht heeft.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
2.3
Bebouwingsstructuur en -typologieën
Deze paragraaf schetst een beeld van de functionele structuur en de bebouwingstypologieën. De verschillende delen van het verordeningsgebied hebben een eigen functie en een bijbehorend uiterlijk, bouwstijl en typologie. Bij de beschrijving is onderscheid gemaakt tussen bedrijven, kantoren en voorzieningen. Bedrijven en kantoren Het bedrijventerrein De Liesbosch bestaat voornamelijk uit bedrijven. Langs de rand van het gebied zijn er, mede door de ligging op een zichtlocatie langs de snelweg, kantoren en enkele autoshowrooms ontstaan. Het bedrijventerrein is sinds de jaren tachtig ontwikkeld en biedt plaats aan circa 7.500 arbeidsplaatsen verdeeld over circa 260 vestigingen. Op één kavel in het zuidwesten na is het gebied volledig in gebruik als bedrijventerrein. De bedrijfspercelen en toegangswegen zijn volledig in private handen. Qua bedrijfsprofiel is het bedrijventerrein De Liesbosch en het bedrijventerrein Laagraven Oost voor het grootste gedeelte te scharen onder de categorie 'gemengde bedrijventerreinen'. Het biedt plaats aan een diversiteit van functies zoals: (lichte) industrie, kantoren, groothandel, bouwmarkten/tuincentrum, autoreparatie en autoshowrooms, logistiek, bouwnijverheid en opslag. Een gedeelte van het bedrijventerrein De Liesbosch, voornamelijk langs het kanaal, is aan te merken als 'industrieterrein'. In 1990 is dit deel aangewezen als gezoneerd industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder. Op dit moment bevinden zich op het gezoneerde bedrijventerrein twee zogenoemde grote lawaaimakers. De gemiddeld toegestane bouwhoogte is 12 m, incidenteel komen op het bedrijventerrein hogere gebouwen voor. Opvallend zijn vooral de kantoorpanden langs de A12 en de showrooms van autohandelaren. Deze markante gebouwen steken door hun vorm, hoogte en ligging af ten opzichte van de omliggende bebouwing. Voorzieningen Perifere Detailhandel Met betrekking tot detailhandel kan worden opgemerkt dat er alleen volumineuze detailhandel in wonen, keukens, sanitair, auto's, boten, caravans, motoren en grove bouwmaterialen, (grootschalige) bouwmarkten en tuincentra zijn toegestaan. Deze activiteiten zijn op diverse plekken in het gebied aanwezig. Deze lijst is limitatief. Horeca In het gebied bevinden zich twee zelfstandige horecavestigingen (Oriental Tower en McDonalds). Beide zijn gelegen aan de Ravenswade. Sociaal/maatschappelijke voorzieningen In het verordeningsgebied bevindt zich één maatschappelijke voorziening. Het betreft de penitentiaire inrichting aan De Liesbosch.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
12
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Hoofdstuk 3
3.1
Beleidskader
Inleiding
In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening – voortzetting van de bestaande situatie, inclusief de planologische mogelijkheden – is met name stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk. De conclusie is dat deze beleidsaspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.
3.2
Rijks-, provinciaal en regionaal beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) richt het Rijk zich op zaken die voor Nederland al geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld:
de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen); de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit; de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen en beheersverordeningen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Gezien de aard van de verordening (vastleggen van de bestaande en planologische situatie) en het gebied De Liesbosch past de verordening binnen het beleid van het Rijk. Vanuit dit beleid worden bovendien geen extra eisen aan deze beheersverordening gesteld. Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2013) De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld. De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierop wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden tot de volgende twee beleidsuitgangspunten: _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
14
Accent op de binnenstedelijke opgave De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en het openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Ook het verminderen van kantoren en het herstructureren van bedrijventerreinen vallen binnen deze binnenstedelijke opgave. Behoud en versterking kwaliteit landelijk gebied De cultuurhistorische waarden in de provincie dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied, daarnaast is de landbouw een belangrijke drager van het agrarisch cultuurlandschap. Dit vraagt om mogelijkheden van rood-voor-groenconstructies en ruimte voor economisch duurzame landbouw.
Voor het verordeningsgebied is in de structuurvisie geen specifiek beleid opgenomen. Ten aanzien van bedrijventerreinen is opgenomen dat wordt ingezet op revitalisering, intensivering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Met de vaststelling van de beheersverordening blijven de huidige planologische gebruiksmogelijkheden op het bedrijventerrein De Liesbosch en Laaggraven behouden en past hiermee binnen het beleid van de provincie. Provinciale Ruimtelijke Verordening (2013) In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijke beleidsuitgangspunten die zijn opgenomen in de PRS vastgelegd. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. In de verordening is het verordeningsgebied aangeduid als bedrijventerrein Stedelijk gebied. Binnen deze aanduiding is het gebruik van de gronden als bedrijventerrein toegestaan. De provinciale verordening stelt verder geen eisen aan de inhoud van de beheersverordening.
3.3
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030 (2010) In de structuurvisie geeft de visie van de gemeentelijke overheid over Nieuwegein in de periode tot 2030 weer. Binnen de visie worden vier stadsbrede ontwikkelthema's en een aantal ontwikkelzones onderscheiden. De thema's zijn gericht op:
'Nieuwegein Leeft'; inzetten op kwalitatief hoogwaardig wonen en werken in Nieuwegein met bijbehorende hoogwaardige voorzieningen voor jong en oud. 'Mooi Nieuwegein'; revitaliseren en beleefbaar maken van 'cultuurhistorische parels' en inzetten op aansprekende nieuwe architectuur op cruciale plekken in de stad. 'Nieuwegein Verbindt'; intensiveren en versterken van de verbindingen in de stad en met het buitengebied en verbeteren van de kwaliteit van de publieke ruimte. 'Duurzaam Nieuwegein'; de stad neemt haar verantwoordelijkheid jegens omgeving en volgende generaties door deze niet onnodig te belasten met milieuknelpunten en waar mogelijk deze milieuknelpunten te verminderen.
In het streefbeeld van Nieuwegein in 2030 is het verordeningsgebied aangewezen als een werkgebied en 'upgrading'-gebied. In de structuurvisie zijn een aantal zones opgenomen. Voor het verordeningsgebied van de Liesbosch zijn de volgende zones van belang:
Wateras: Revitaliseren van de kanalen in Nieuwegein tot een mooi en levendig gebied rondom het water. Deze wateras is gelegen aan de westkant van het verordeningsgebied. Werkas: een betere en duidelijkere verbinding tussen de bedrijven en de aansluiting op de snelwegen. Deze as loopt dwars door het verordeningsgebied. Werkgebieden. Het bedrijventerrein is aanwezen als een gebied ten behoeve van de ontwikkeling van de bedrijven en de economie. De Liesbosch zal in de toekomst ook als bedrijventerrein blijven functioneren.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
Gezien het karakter van de beheersverordening, behoud van de bestaande (planologische) situatie, wordt met deze verordening nog niet volledig tegemoet gekomen aan het 'upgrading' streven uit de structuurvisie. Wel biedt de verordening voor de bestaande functies een passende regeling, waarmee het behoud van het bedrijventerrein wordt gediend. De overige streefbeelden van de gemeente zullen via een aparte procedure -zodra deze verder zijn uitgekristalliseerd- naar buiten worden gebracht. De beheersverordening is hiervoor niet het passende kader.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
16
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Hoofdstuk 4
4.1
Juridische toelichting
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.
4.2
Keuze voor beheersverordening
De gemeenteraad kan op grond van artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening een beheersverordening vaststellen als planologische regeling voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Een beheersverordening betreft een regeling voor het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik. Een beheersverordening is juridisch vergelijkbaar met een bestemmingsplan met een consoliderende inhoud. Voor het verordeningsgebied De Liesbosch geldt dat sprake is van een aantal voorgenomen ontwikkelingen. Deze zijn op dit moment echter nog onvoldoende concreet en onderbouwd voor wat betreft economische uitvoerbaarheid en omgevingsaspecten om in een planologische regeling te kunnen worden opgenomen. De gemeente is echter gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordening, dat wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld. Voor het verordeningsgebied geldt op grond van het overgangsrecht Invoeringswet Wro dat er voor 1 juli 2013 sprake dient te zijn van een nieuw vastgesteld bestemmingsplan of beheersverordening. De gemeente wil de actualiseringsplicht naleven en dus voor 1 juli 2013 een vaststellingsbesluit nemen. Aan de andere kant wil de gemeente het proces van de voorgenomen ontwikkelingen niet onnodig forceren of de betrokken initiatiefnemers onder druk zetten. De gemeente kiest er daarom voor om voor dit gebied geen bestemmingsplan, maar een beheersverordening vast te stellen. Deze beheersverordening heeft tot doel de bestaande situatie te beheren. Op een later moment zal, als de ontwikkelingen voldoende concreet zijn, een bestemmingsplan in procedure worden gebracht voor het gehele gebied of voor delen daarvan. Bij vaststelling van een bestemmingsplan voor (een deel van) het gebied, komt de beheersverordening voor het betrokken gebied te vervallen. Tot die tijd zal de beheersverordening het ruimtelijk juridisch kader voor het bedrijventerrein vormen. De beheersverordening heeft een wettelijke looptijd van maximaal 10 jaar.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
18
De gemeente is van mening dat gelet op het bovenstaande sprake is van een gebied waar geen sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen gedurende de verwachte looptijd van de beheersverordening.
4.3
Uitleg van de regeling
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen); (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in het geldende plan is opgenomen en de in de tussentijd verleende vrijstellingen/afwijkingen.
Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. In deze verordening is de vigerende regeling als uitgangspunt genomen. Deze regeling is geactualiseerd aan de hand van het handboek Bestemmingsplannen van de gemeente en de Standaarden 2008. In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan. In de bijlage bij de regels van de verordening is een plankaart en bijbehorende regels opgenomen waarnaar in de regels van de verordening wordt verwezen. Op deze plankaart met bijbehorende regels zijn de vigerende rechten zo veel mogelijk overgenomen. Hierbij is er voor gekozen op de plankaart en in de regels aan te sluiten bij de standaarden bestemmingsplannen. Dit komt de leesbaarheid en de bruikbaarheid van de beheersverordening ten goede. De gronden zijn op de plankaart in de bijlagen voorzien van bestemmingen en aanduidingen waar in gevolge de regels regels aan verbonden zijn. In paragraaf 4.4 wordt een toelichting gegeven op de regeling zoals deze is opgenomen in de bijlagen bij de regels van de verordening. In het verordeningsgebied is een aantal locaties aanwezig waar door middel van vrijstellingen, ontheffingen of omgevingsvergunningen is afgeweken van het vigerend bestemmingsplan. Het legaal gebruik en de legale bouwwerken zijn in de regels van de verordening expliciet toegestaan. In de verordening is er voor gekozen om niet elke vrijstelling, ontheffing of omgevingsvergunning apart op te nemen, maar dit te regelen met een algemene regel die het gebruik conform deze vergunningen toestaat.
4.4
Bestemmingsbepalingen
4.4.1
Toelichting op de regels
Algemeen De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van bebouwing. De regels worden hierna per bestemming nader toegelicht. Hoofdopzet De hoofdopzet van de regels is als volgt:
Inleidende regels, waarin de nodige begripsomschrijvingen en regels voor de wijze van meten zijn opgenomen. Bestemmingsregels, waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de specifieke bestemmingen in de verordening.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Algemene regels en Overgangsregels. Daarin zijn opgenomen: de Anti-dubbeltelbepaling, de Algemene bouwregels, de Algemene gebruiksregels en de Algemene afwijkingsregels. In de Overgangsregels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Op deze regels wordt hierna nader ingegaan.
Opzet per bestemming Per bestemming is de opzet van de regels als volgt: Bestemmingsomschrijving Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in de verordening begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste toetsing van (bouw)initiatieven. Indien een initiatief niet voldoet aan de bestemmingsomschrijving dan moet deze worden beschouwd als strijdig met de beheersverordening. Aanduidingen Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen de beheersverordening aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Er zijn in het algemeen zes soorten aanduidingen te onderscheiden: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
gebiedsaanduidingen; functieaanduidingen; bouwvlakken; bouwaanduidingen; maatvoeringsaanduidingen; figuren.
Bouwregels De bouwregels geven samen met de bepalingen op de verbeelding de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de betreffende bestemming aan. Soms is een bouwvlak aangegeven waarbinnen het (hoofd)gebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag in een enkel geval ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld erfbebouwing of terreinafscheidingen. De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming. De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken. 4.4.2
Bestemmingen
Bedrijf - Nutsvoorziening (B-NV) De grotere nutsvoorzieningen, zoals gebouwen ten behoeve van elektriciteitsvoorzieningen en dergelijke worden aangemerkt als op zichzelf staande bedrijven en zijn in deze bestemming ondergebracht. Deze nutsgebouwen zijn groter dan de nutsgebouwtjes die op grond van de algemene afwijkingsbepalingen kunnen worden toegelaten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
20
Bedrijventerrein (BT) Voor het grootste deel van het gebied wordt uitgegaan van deze globale bestemming 'Bedrijventerrein'. Op de gronden binnen deze bestemming zijn, naast bedrijfsvestigingen, ook wegen ter ontsluiting van de betreffende bedrijven toegestaan. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes en dergelijke toegestaan. De hoofdontsluitingswegen en het structurele groen en water zijn apart bestemd. Milieuzonering bedrijventerrein Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De bedrijven op het bedrijventerrein passen allemaal binnen de algemene toelaatbaarheid. De bestaande bedrijven worden dan ook niet in hun bedrijfsmogelijkheden beperkt en kunnen hun huidige activiteiten voortzetten. In de bijlage bij de regels is de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen, waarin de toegestane bedrijven zijn benoemd. Deze staat biedt dezelfde mogelijkheden als de oude Staat van Inrichtingen. Industrieterrein Een deel van het bedrijventerrein is gezoneerd in de zin van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone zijn inrichtingen toegestaan die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Het gezoneerde deel van Liesbosch, is op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding 'gezoneerd industrieterrein'. Met de benaming van deze gebiedsaanduiding wordt aangesloten op de terminologie uit de Wet geluidhinder. In de regels is bepaald dat binnen de begrenzing van het gezoneerd industrieterrein 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan. Op grond van de Wet geluidhinder is rondom dit terrein een 'geluidzone' aangewezen. Aan de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) binnen de geluidzone zijn randvoorwaarden verbonden. Buiten de geluidzone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer bedragen dan 50 dB(A). Op het gezoneerd industrieterrein zelf gelden geen geluidsnormen. Kantoren Zelfstandige kantoren zijn binnen de bestemming Bedrijventerrein niet mogelijk. Ondergeschikte kantoren zijn in deze bestemming alleen toegestaan kantoren die horen bij en gebonden zijn aan een bedrijf, tot 50% van de brutovloeroppervlakte van het bedrijf, met een maximum van 2.000 m². Risicovolle inrichtingen In de regels is vastgelegd dat alleen bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend na afwijking toegestaan. Hierbij dient onder meer te worden aangetoond dat de risicocontour is gelegen binnen de inrichting of op openbare bestemmingen, zoals Groen, Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied of Water. Bouwregels De bouwregels voor gebouwen zijn met name op de verbeelding terug te vinden in de vorm van bouwvlakken, maximale goot- en bouwhoogten evenals bebouwingspercentages. Functies of bouwregels die op een enkele locatie voorkomen hebben een eigen aanduiding gekregen. Voor de locatie met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat nieuwe bebouwing pas is toegestaan indien is aangetoond dat de verkeersstructuur voldoende is om de gevolgen voor de verkeersafwikkeling van de nieuwe bebouwing in goede banen te leiden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Groen (G) Binnen de bestemming 'Groen' zijn alleen de hoofdgroenstructuren opgenomen. Het overige groen is niet apart bestemd, maar valt binnen andere verkeersbestemmingen. Binnen de bestemming zijn tevens fiets- en voetpaden mogelijk. In de groenbestemming is tevens de mogelijkheid geboden om bijvoorbeeld waterpartijen aan te leggen. Eveneens zijn binnen deze bestemming geluidswerende voorzieningen toegestaan. Kantoor (K) Deze bestemming is toegekend aan de kantoorfuncties aan de Ringwade. Binnen deze bestemming zijn kantoren toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het bouwvlak. De toegestane bouwhoogten staan op de verbeelding aangeduid. Maatschappelijk (M) Deze bestemming is toegekend aan de penitentiaire inrichting. De gebouwen moeten worden gebouwd binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak. Voor de maximum toelaatbare oppervlakte van gebouwen en overkappingen is een bebouwingspercentage opgenomen. Vanwege het type inrichting geldt hier voor overige bouwwerken (zoals hekwerken) een ruimere regeling dan elders in het verordeningsgebied. Verkeer (V) en Verkeer - Verblijfsgebied (V - VB) De gronden met verschillende verkeersfuncties zijn ondergebracht in twee afzonderlijke bestemmingen, te weten Verkeer (V) en Verkeers - verblijfsgebied (V-VB). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de (hoofd)ontsluitingswegen en verblijfsgebieden (zogenaamde 30 km/h-gebieden en woonerven). De doorgaande hoofdwegen binnen dit verordeningsgebied zijn hoofdzakelijk bestemd voor 'Verkeer'. De bestemming is ruim genomen, zodat ook aanpassingen aan wegen mogelijk zijn. Het aantal rijstroken mag daarbij echter niet toenemen. De interne ontsluitingswegen op het bedrijventerrein zijn ondergebracht in de bestemming 'Verkeers - Verblijfsgebied (V-VB)'. Binnen de beide verkeersbestemmingen zijn verschillende verkeersfuncties ondergebracht. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van duikers op gronden met een verkeersbestemming zijn ook waterlopen en dergelijke toegestaan. Binnen de beide verkeersbestemmingen kunnen ook geluidswerende voorzieningen worden gerealiseerd. Water (WA) Deze bestemming is toegekend aan de in het verordeningsgebied gelegen (hoofd)waterlopen. Op deze gronden zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk ten dienste van het water en de waterhuishouding en het verkeer te water. Daarnaast zijn ook bruggen toegestaan ten behoeve van verkeer. 4.4.3
Dubbelbestemmingen
Leiding - Brandstof, Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanningsverbinding, Leiding Riool Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen voor de in het verordeningsgebied planologisch relevante leidingen en verbindingen. Binnen de dubbelbestemming geldt dat de betreffende dubbelbestemming primair is ten opzichte van de overige voor deze gronden onderliggende bestemmingen. Bebouwing ten dienste van deze samenvallende, secundaire, bestemming is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag. Daarbij wordt getoetst aan de belangen verbonden met de betreffende leiding.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
22
Waarde - Archeologie Ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in het gebied zijn drie dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie opgenomen. De dubbelbestemming Waarde Archeologie-2 is opgenomen ter plaatse van het gebied dat is aangewezen als bekend terrein met archeologische waarden. Binnen deze bestemming dient bij alle grondroerende werkzaamheden dieper dan 30 cm een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Waarde - Archeologie-4 is opgenomen ter plaatse van een zone met een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Hierbij dient bij werkzaamheden dieper dan 30 cm en een plangebied groter dan 500 m² een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Waarde Archeologie-8 is opgenomen ter plaatse van het terrein met een lage of onbekende kans op archeologische waarden. Hierbij dienen bij werkzaamheden dieper dan 150 cm en bij een plangebied groter dan 10.000 m² een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Vroegtijdig archeologisch onderzoek is een verplichting bij de aan te vragen omgevingsvergunning. Waterstaat Ter bescherming van de in het verordeningsgebied aanwezige kaden en andere voorzieningen ten behoeve van waterstaatswerken is in de regels een dubbelbestemming met omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming. 4.4.4
Algemene en overgangsregels
Anti-dubbeltelbepaling De formulering van de anti-dubbeltelbepaling is voorgeschreven door het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat dezelfde oppervlakte aan grond meermaals wordt gebruikt als berekeningsgrondslag voor het toestaan van bouwplannen, waardoor er op een bepaald stuk grond in de praktijk meer wordt gebouwd dan in de beheersverordening de bedoeling is. Algemene bouwregels In dit artikel is bepaald welke overschrijdingen van bouwgrenzen zijn toegestaan. Algemene gebruiksregels Dit artikel bevat voorbeelden van gebruik van de gronden dat als gebruik strijdig met de verordening wordt aangemerkt. Algemene afwijkingsregels Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepalingen van de verordening. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in de verordening getrokken grenzen en het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages. 4.4.5
Bijlagen bij de regels
Bij de regels is in de bijlagen de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
Hoofdstuk 5
5.1
Omgevingsaspecten
Inleiding
In het kader van de beheersverordening zijn in dit hoofdstuk de relevante omgevingsaspecten beschreven. Dit hoofdstuk is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande (planologische) situatie met de bestaande kwaliteit. De planologische ruimte die uit het vigerende bestemmingsplan Laaggraven is overgenomen, ziet voornamelijk op ruimte ten aanzien van verschuiving van bebouwing binnen de gestelde kaders (de bouwgrenzen) en wijziging/verbreding van de bedrijfsvoering voor zover passend binnen bepaalde milieucategorieën. Het hoofdstuk richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor zijn de bestaande situatie en de planologische mogelijkheden getoetst of deze voldoen aan de huidige wet- en regelgeving en heeft waar nodig een actualisatieslag plaats gevonden.
5.2
Archeologie
Toetsingskader: Monumentenwet 1988 Onderzoek en conclusie Op grond van de Monumentenwet 1988 dient rekening te worden gehouden met aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. De gemeente Nieuwegein heeft een archeologische beleidsadvieskaart op laten stellen. Op deze kaart is weergegeven waar de archeologisch waardevolle gebieden en archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden aanwezig zijn. In figuur 5.1 is deze kaart voor dit gebied opgenomen.
Figuur 5.1
Archeologische beleidsadvieskaart
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
24
Voor de noordzijde van de Liesbosch geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 150 cm, voor de zuidzijde van het verordeningsgebied geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. Voor het kleine paarse gebiedje in het midden van het verordeningsgebied geldt dat er bij bodemingrepen van 30 cm of dieper vroegtijdig inventariserend onderzoek dient plaats te vinden. In dit gebied zijn bewoningsresten aangetroffen uit zowel de Middeleeuwen, als de Romeinse en IJzertijd. Het is een terrein van hoge archeologische waarde. In de beheersverordening is een regeling opgenomen waarin bodemverstorende werkzaamheden uitsluitend na verlening van een omgevingsvergunning zijn toegestaan. Het verordeningsgebied kent geen gebouwde monumenten.
5.3
Bodem
Toetsingskader: Wet bodembescherming Onderzoek en conclusie In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Voor de Liesbosch is voorliggende beheersverordening opgesteld. De beheersverordening is gericht op instandhouding van de bestaande (planologische) situatie. Er wordt in de beheersverordening geen functiewijziging mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
5.4
Geluid
Toetsingskader: Wet geluidhinder (Wgh) Onderzoek en conclusie Industrieterrein Het bedrijventerrein is deels aangewezen als gezoneerd industrieterrein waar 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan. Op grond van de Wgh is rondom het gezoneerde industrieterrein een geluidzone aangewezen. Binnen deze zone worden geen (nieuwe) geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt of toegestaan. Wegen Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven, liggen geluidzones. Binnen deze geluidzones dient de geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige gebouwen binnen de in de Wgh gestelde eisen te blijven. Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderzoek naar geluidhinder is niet aan de orde.
5.5
Ecologie
Toetsingskader: Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998 Onderzoek en conclusie Er dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur, de uitvoering van de beheersverordening niet in de weg staan. In de directe omgeving van het verordeningsgebied zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Verder is van relevantie dat het bedrijventerrein vrijwel geheel bebouwd is, waardoor de voortzetting van de bestaande _______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
(planologische) situatie geen invloed heeft op Natura 2000-gebieden of voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen bezwaren voor vaststelling van de beheersverordening.
5.6
Externe veiligheid
Toetsingskader: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit buisleidingen, Circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen.
externe
veiligheid
Onderzoek en conclusie Risicobronnen In en direct om het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risico veroorzaken activiteiten. In het verordeningsgebid zijn de volgende risicobronnen aanwezig:
Van Vliet Groep milieudienstverleners (Bevi-inrichting); De Jong Coldstores (Bevi-inrichting); Een aardgastansportleiding in het zuiden van het plangebied (A-510); Een defensieleiding P20 in het noorden van het plangebied; Het Amsterdam-Rijnkanaal; Vervoer gevaarlijke stoffen over lokale wegen.
En in de direct omgeving van het plangebied:
Brzo-bedrijf Van der Sluis aardolieproducten (Bevi-inrichting); Het Merwedekanaal; Rijksweg A2.
Toetsing plaatsgebonden risico
Bij Van Vliet Groep milieudienstverleners zijn PGS-ruimten voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig met een totaal oppervlak van 1.800 m2. Het beschermingsniveau is 1 door de aanwezigheid van een autmoatische blusinstallatie en een hi-ex installatie. Conform de Regeling esterne veiligheid inrichtingen (Revi) bedraagt de contour van het plaatsgebonden risico 50 m vanaf de rand van de opslaglocaties. Deze contour ligt in zijn geheel op eigen terrein en voldaan wordt dus aan de norm voor het PR. De Jong Coldstores bezit een ammoniakinstallatie bestaande uit twee gescheiden installaties in één machinekamer, met een inhoud van 3.000kg en 3.500 kg ammoniak. De maximale werktemperatuur bedraagt tussen de -5 en -25ºC. De ammoniakvoerende onderdelen staan binnen opgesteld, met dien verstande dat sommige leidingen (kleiner of gelijk aan DN 80) naar de verdampers in de buitenlucht lopen. Hiermee betreft het een opstellingstype 2 volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). De contour voor het plaatsgebonden risisco bedraagt 80 meter vanaf de buitenlopende leidingen en 85 meter vanaf de machinekamer. Deze contouren zijn op de plankaart aangegeven. binnen de 80 meter vanaf de buitenlopende leidingen bevinden zicht bedrijven: enkele opslagruimten en de Albert Heyn groentecentrale. Het Bevi laat in ebstaande situaties de aanwezigheid van beperkt kwetsbare objecten binnen de Pr=10-6 contour toe. In deze beheersverordening wordt de vestiging van nieuwe kwestbare objecten binnen de contour niet mogelijk gemaakt. In het noorden van het verordeningsgebied loopt een hogedruk 8 inch stalen leiding van defensie (80 bar). Door deze leiding worden uitsluiten K2- en K3-producten vervoerd. De contour voor het plaatsgebonden risisco ligt op 0 meter; overal wordt daarom voldaan aan de norm. In het zuiden van het verordeningsgebied loopt een hogedruk aardgasleiding van de Gasunie. Deze aardgasleiding beschikt over een effectafstand van 430 meter. Binnen deze effectafstand worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten gevolge van de
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
26
beheersverordening. In het Basisnet water is het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) aangewezen als een zwarte vaarweg. De PR10-6 contour ligt maxiamaal tot op de oever, er is geen veiligheidszone. Wel is er een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter waarbinenn slechts gemotiveerd gebouwd mag worden. Deze verordening maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk. Aan de rand van het verordeningsgebied loopt de aangezen route gevaarlijke stoffen van Nieuwegein langs het verordeningsgebied (Laagravensweg). De Houtenseweg/Utrechtseweg sluit aan op de route voor gevaarlijke stoffen in Houten. Van deze route zijn een aantal ontheffingen verleend voor het verordeningsgebied. Het aantal vervoersbewegingen ligt ver beneden de grenzen waarbij er sparke is van een plaatsgebonden risico. Bij Brzo-bedrijf van de Sluis vindt de op- en overslag van aardolieproducten plaats. Het bedrijf heeft 8 opslagtaniks voor K1, K2, en K3 vloeistoffen (olieproducten). Van het bedrijf is een Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) gemaakt. De contour van het plaatsgebonden rixico ligt buiten het verordeningsgebied Ten westen van het verordeningsgebied bevindt zich het Merwedekanaal welke deel zal uitmaken van het Basisnet water. Het Merwedekanaal is een zgn. groene vaarweg. Bij groene vaarwegen is er geen PR10-6 contour voor het plaatsgebonden risico en dus geen veiligheidsafstand. Daarnaast zijn geen Plasbrandaandachtsgebieden aangewezen. De contour voor het plaatsgebonden risico als gevolg van de Rijksweg A12 is bepaald ten behoeve van het Basisnet weg. Ten noorden van de Liesbosch bedraagt deze 25 meter, ten noorden van Laagraven-Oost 23 meter, gemeten vanaf het midden van de Rijksweg. Daarnaast is er een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter, gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. In deze zones bevindt zicht geen bebouwing en dat wordt in dit plan ook niet mogelijk gemaakt.
Toetsing groepsrisico In bijlage 1 hebben is de verantwoording van het groepsrisico nader verantwoord. hieruit blijkt dat het Groepsrisico geen belemmering vormt voor de vaststelling van de beheersverordening. Het aspect externe veiligheid staat de beheersverordening niet in de weg.
5.7
Luchtkwaliteit
Toetsingskader: grenswaarden uit de Wet milieubeheer en Besluit niet in betekenende mate (nibm) Onderzoek en conclusie De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het verordeningsgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Ravenswade (als maatgevende doorgaande weg door het verordeningsgebied) en direct langs de Rijksweg A12 (als maatgevende weg langs het verordeningsgebied) onder de grenswaarden geldend voor het jaar 2011 uit de Wet milieubeheer liggen. Naar verwachting zal vanaf het jaar 2015 eveneens aan de verscherpte norm voldaan conform de Wet Milieubeheer voldaan worden. Daarom is ter plaatse van het hele verordeningsgebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
5.8
Bedrijven en milieuhinder
Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) Onderzoek en conclusie Op het terrein is een inwaartse milieuzonering toegepast. Dit betekent dat vanuit de omgeving is bekeken vanaf welke afstand bepaalde bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden toegelaten zonder onevenredige beperkingen op te leggen aan de bedrijven en hinder voor de omliggende gevoelige functies te veroorzaken. Deze zonering geeft de algemene toelaatbaarheid van bedrijven op het terrein weer. Hiermee wordt in het ruimtelijk spoor zo veel mogelijk voorkomen dat ter plaatse van de omliggende woningen en andere gevoelige functies in de omgeving van de bedrijven sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder. In het verordeningsgebied bevindt zich een veelheid aan grote bedrijven gericht op het vervoer over land en water, bedrijfsverzamelgebouwen, een aantal grotere kantoren, bouwmarkten, autohandelaren en een penitentiaire inrichting. Deze functies passen binnen de algemene toelaatbaarheid. Bedrijfsactiviteiten die niet binnen deze algemene toelaatbaarheid passen, maar wel legaal op de betreffende locaties aanwezig zijn, kunnen ook onder het regiem van deze verordening hun activiteiten voortzetten. Nieuwe bedrijfsactiviteiten dienen binnen de milieuzonering te passen. Vanuit het milieuspoor vindt hier afbakening ten opzichte van de omliggende functies plaats. Op die manier vindt op twee wijzen (milieuzonering én milieuspoor) afbakening plaats tussen hinder veroorzakende functies en hinder gevoelige functies. Een nader onderzoek naar milieuhinder van bedrijvigheid en horeca is niet noodzakelijk.
5.9
Water
Toetsingskader: Waterwet/watertoets/Besluit ruimtelijke ordening Onderzoek en conclusie Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Stichtse Rijnlanden, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Een deel van het gebied ligt in de kern-/beschermingszone van de aanwezige waterkeringen en er zijn belangrijke watergangen langs het gebied gelegen. Zo stroomt aan de zuidzijde van het verordeningsgebied het Amsterdam-Rijnkanaal en bevindt zich in het verordeningsgebied aan de noordoostzijde de Plas Laagraven. In het plangebied liggen langs de Ravenswade en de Ravenseweg primaire watergangen. Bij primaire watergangen is een beschermingszone van 5 meter, gemeten vanuit de insteek van de watergang, van toepassing. Binnen deze zone is de Keur van het waterschap van toepassing. Er vinden geen ontwikkelingen plaats die voor een toename in verharding van het oppervlak zorgen, daarbij is een groot deel van het bedrijventerrein reeds verhard. Watercompensatie is voor deze beheersverordening dan ook niet noodzakelijk. Er zijn geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Om vervuiling van afstromend hemelwater en verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, dienen geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, lood en koper) te worden toegepast voor dak, dakgoot en regenpijp indien hemelwater vanaf deze oppervlakken (in)direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
28
5.10 Verkeer en parkeren Verkeer Externe ontsluiting autoverkeer Het gebied wordt aan de noordkant vanaf de A12 ontsloten door de Laagravenseweg (N408). De Laagravenseweg sluit in oostelijke richting aan op de Houtenseweg (N409) richting Houten. In zuidelijke richting sluit de Laagravenseweg aan op de Plettenburgerbaan. De Laagravenseweg is in eigendom van de provincie. Interne ontsluiting autoverkeer Het bedrijventerrein Liesbosch voorziet in zijn eigen ontsluiting. De Ravenswade/De Liesbosch vormt de centrale ontsluiting op de Laagravenseweg in het oosten en via de Liesboschbrug in het westen. Op het terrein zelf zijn diverse ontsluitingswegen die aansluiten op de Ravenswade. In het westen van het bedrijventerrein bevindt zich een ontsluiting richting Westraven (Utrecht) en de Europalaan. Om deze ontsluiting te ontlasten is hier een spitsknip aangebracht. Het bedrijventerrein Laagraven Oost wordt intern vanaf de Ravensewetering ontsloten door Laagraven. De openbaar toegankelijke wegen zijn in private handen. Langzaam verkeer Langs de gehele Laagravenseweg loopt een vrijliggend fietspad dat verbindingen vormt met Houten, Utrecht en de rest van Nieuwegein. De langzaamverkeersroutes behoren ook tot het fietsroutenetwerk van Nieuwegein. Parkeren Parkeren gebeurt vrijwel uitsluitend op eigen terrein, gedeeltelijk ondergronds. In het gebied zijn geen openbare parkeerplaatsen. Bij nieuwvestiging en nieuwbouw dient rekening gehouden te worden met het geldende parkeerbeleid van de gemeente Nieuwegein. Openbaar vervoer Door het gebied lopen diverse buslijnen die het gebied met de omliggende wijken, het stadscentrum en onder andere Utrecht, Vianen, Houten en Bilthoven verbinden. De haltes van de sneltram tussen Utrecht en Nieuwegein bevinden zich op een afstand van minimaal 500 m van het verordeningsgebied. De ontsluiting van het gebied per openbaar vervoer is dan ook redelijk te noemen.
5.11 Sociale veiligheid Onder 'sociale veiligheid' wordt verstaan: een omgeving maken waar men zich vrij van dreiging of een confrontatie met geweld kan bewegen. Het begrip 'sociale veiligheid' kent twee kanten: de onveiligheidsgevoelens en de werkelijke onveiligheid. De factoren die kunnen bijdragen aan meer veiligheid zijn: informeel toezicht, persoonlijke controle en het imago van het gebied. Toegespitst op het verordeningsgebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van het openbare gebied een goede sociale controle mogelijk is. In het verordeningsgebied is een aantal aspecten te noemen waarbij sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt. Vrijliggende groenvoorzieningen Hieronder wordt verstaan de groenzone langs het Amsterdam-Rijnkanaal en de Laagravenseweg. Bij grootschalige groenvoorzieningen is het van belang dat de inrichting zowel ruim van opzet als overzichtelijk is en blijft. Het instrument dat dit waarborgt is het _______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
gemeentelijk groenbeheersplan. De inrichting van de gebieden is niet enkel van toepassing op de groenvoorzieningen, maar ook op de routes daar doorheen. De routes moeten voldoende breed en goed gelegen zijn. Tevens is van belang dat de verlichting van de doorgaande fietspaden van voldoende niveau is, waardoor sociale onveiligheidsgevoelens beperkt kunnen worden. Via het groenbeheersplan wordt dat bewaakt. Langzaamverkeersroutes De belangrijkste fietsverbinding in het verordeningsgebied is langs de Laagravenseweg. Deze route maakt deel uit van het aanvullend fietsnetwerk van Nieuwegein. Voor het merendeel worden de routes begeleid door bedrijfsbebouwing. Voor zover deze door groenvoorzieningen lopen, moet (in het bijzonder in de avonduren) voldoende verlichting aanwezig zijn. In de praktijk is dit gerealiseerd. Een voldoende verlichting geldt ook voor de achterpaden. In wezen mag er geen onderscheid zijn tussen privé of openbaar achterpad. Met betrekking tot de verlichting van de privépaden kan dit door middel van buurtbeheersplannen geregeld worden. Door deze maatregelen moet het mogelijk zijn om het gevoel van 'sociaal veilig zijn' te versterken.
5.12 Duurzaamheid Duurzaam bouwen Het streven van de gemeente Nieuwegein bij nieuwbouw/renovatie is het realiseren van een milieuprestatie van 15% of hoger ten opzichte van de op dat moment geldende gebruikelijke bouwstandaard in Nederland. Dit heeft de raad vastgesteld in 2008 in de nota 'Bouwen voor de toekomst; duurzaam bouwen beleid gemeente Nieuwegein'. Het is van belang om te bouwen met gezonde materialen, het materiaalgebruik te reduceren, zoveel mogelijk te recyclen en grondstofkringlopen te sluiten ('Cradle tot cradle'). De gemeenteraad heeft in de nota daarnaast de volgende basismaatregelen vastgesteld:
bij nieuwbouw een lagetemperatuurverwarming systeem toepassen; bij renovaties een EPA-onderzoek uitvoeren; geen toepassing van uitlogende bouwmetalen; alleen toepassing van duurzaam geproduceerd hout (FSC-gecertificeerd of gelijkwaardig); opstellen van een handleiding voor gebouwgebruikers; voor nieuwbouw moet een duurzaam gezond binnenmilieu worden gewaarborgd.
De milieuprestatie kan bij kleinere bouwplannen worden gemeten met het duurzaam bouwen instrument GPR-gebouw. In dit instrument worden de prestaties op de duurzaamheidsthema's energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde beoordeeld en gewogen. GPR-gebouw geeft per thema een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 6,0 staat voor de huidige bouwstandaard. Voor Nieuwegein dient de GPR minimaal 6,9 te zijn voor een milieuprestatieverbetering van 15% of hoger. De gemeente streeft verder naar het vergroten van het aandeel groendaken. Energie Volgens het in juni 2009 door het college vastgestelde gemeentelijke Klimaatprogramma 2009-2013 geldt een streven naar een 10% betere energieprestatiecoëfficiënt (EPC) ten opzichte van het Bouwbesluit en geldt bovendien een streven naar 10% duurzame energie. Bij grotere bouwinitiatieven (>200 woningen of het energetisch equivalent daarvan) geldt in verband met de duurzame gebiedsontwikkeling een streven naar een Energie Prestatie op Locatie (EPL) van 7,0 tot 8,0. In het Collegeprogramma 2010-2014 is aangegeven dat Nieuwegein streeft naar een klimaatneutrale duurzame stad in 2040. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 september 2010 gebieden _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
30
aangewezen op bedrijventerreinen (onder andere Liesbosch) waar vergunningvrije plaatsing van miniwindturbines mogelijk is in het kader van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (collegevoorstel 2010/12927). Zie voor de gebieden bijgevoegde kaart. Kansen om bovengenoemde klimaatambities te halen zijn aanwezig. Bijvoorbeeld door uit te gaan van de Trias-Energetica, dat wil zeggen: 1) eerst de energievraag terugdringen (via onder andere een goed geïsoleerde gebouwschil), 2) daarna duurzame energiebronnen inzetten en 3) de resterende (fossiele) energiebehoefte dekken via efficiënte energieconversietechnieken. Wat betreft het inzetten van duurzame energiebronnen kan gedacht worden aan: toepassing van warmte- en koudeopslag in de bodem (WKO), toepassing van miniwindturbines en toepassing van zongericht bouwen, thermische zonne-energie en PV-zonne-energie. Aangezien deze verordening zich louter richt op consolidatie van bestaande rechten, wordt hiervoor geen regeling getroffen in deze verordening.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de toelichting
32
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1
Verantwoording groepsrisico De Liesbosch
Het groepsrisico Met het groepsrisico wordt aangegeven welk beschermingsniveau ontstaat als mensen (omdat ze wonen, werken, recreëren in de nabije omgeving) en industriële risico’s bij elkaar in de buurt komen. Verder dient het groepsrisico om een afweging te kunnen maken over de wenselijkheid van de voorgenomen activiteit (herbestemming, verdichting, etc) in relatie tot de risicobron. Dit wordt de verantwoordingsplicht genoemd. Het groepsrisico moet uitgerekend worden voor het invloedsgebied, het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Risicobronnen Zie voor een overzicht paragraaf 5.5 van de toelichting. Groepsrisico risicobronnen Hieronder wordt per risicobron kort de hoogte van het groepsrisico besproken.
Van Vliet Groep milieudienstverleners. Het bedrijf beschikt over zogenaamde PGS–ruimten voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Het beschermingsniveau is 1 door de aanwezigheid van een automatische blusinstallatie en een hi-ex-installatie. Conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) is de afstand tot de grens van het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico 320 meter. De aanwezigheid in dit gebied in de huidige situatie bedraagt circa 600 werknemers. Dit geeft samen met het aantal bezoekers van de Sligro 875 aanwezigen (kengetal handreiking verantwoording groepsrisico 1 pers/30 m²). Toegestaan volgens het Revi zijn maximaal 240 personen per hectare in het invloedsgebied. De oppervlak van het gebied tussen de PR 10 -6/jaar contour en het maximale invloedsgebied voor het groepsrisico is 32 ha. Dit geeft in de huidige situatie 28 pers/ha tegen de toegestane 240 pers/ha. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden.
De Jong Coldstores. De ammoniakinstallatie bestaat uit twee gescheiden installaties in één machinekamer, met een inhoud van 3.000 kg en 3.500 kg ammoniak. De maximale werktemperatuur bedraagt tussen de -5 en -25 °C. De ammoniakvoerende onderdelen staan binnen opgesteld, met dien verstande dat sommige leidingen (kleiner of gelijk aan DN 80) naar de verdampers in de buitenlucht lopen. Hiermee betreft het een opstellingstype 2. Volgens het Revi is gelet op de grootte van de installatie, de temperatuur van de ammoniak en de opstellingsuitvoering, het groepsrisico als gevolg van De Jong Coldstores niet relevant en hoeft
niet verantwoord te worden. Aardgastransportleiding. Het groepsrisico van de gasleiding (A 510, 36 inch; 66 bar) is uitgerekend met Carola en bedraagt 0,2 x de oriëntatiewaarde, en blijft daarmee onder de oriëntatiewaarde.
Defensieleiding P20. Voor de defensieleiding (8 inch, 80 bar; uitsluitend transport van K2 en K3 producten) is het invloedsgebied van het groepsrisico een strook van 31 meter aan weerskanten van de leiding. Voor dichtheden tot 100 personen per hectare is geen sprake van een groepsrisico. Deze dichtheden worden in het invloedsgebied niet gehaald. Het groepsrisico wordt over een kilometer berekend. Het kantoorgebouw van Ballast Nedam valt voor een deel binnen het invloedsgebied. Na een verblijftijdcorrectie is het aantal aanwezigen in het invloedsgebied circa 100. Aangezien zich in het overige deel (zowel binnen als buiten plangebied) nauwelijks aanwezigen zijn, wordt een dichtheid van 100 personen/ha niet gehaald. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.
Het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK). Voor zogenaamde zwarte vaarwegen zoals het ARK (basisnet) moet het groepsrisico verantwoord worden binnen 200 meter van de vaarweg
1
indien het aantal inwoners de 1500 per hectare bij dubbelzijdige bebouwing overschrijdt. Bij enkelzijdige bebouwing geldt 2500 inwoners per ha. Ter hoogte van het plangebied ligt de dichtheid van personen hier ruim beneden en het groepsrisico bedraagt minder dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.
Vervoer gevaarlijke stoffen over lokale wegen. Het aantal vervoersbewegingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op de locale wegen in het plangebied ligt zeer ver beneden de grenzen waarbij de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden zoals genoemd in de richtlijn PGS 3.
Van der Sluis. uit de QRA t.b.v. de milieuvergunning voor Van der Sluis blijkt dat het invloedsgebied niet over het plangebied valt. Dit plan heeft dus geen invloed op het groepsrisico en het groepsrisico hoeft ook niet verantwoord te worden.
Merwedekanaal. Het groepsrisico als gevolg het Merwedekanaal (groene vaarweg in basisnet)
is lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en hoeft niet verantwoord te worden. Rijksweg A12. Het groepsrisico als gevolg van de A12 is ten noorden van Laagraven Oost is kleiner dan 0, 1 x oriëntatiewaarde (zoals uitgerekend voor het basisnet). Het groepsrisico ten noorden van de Liesbosch ligt hier boven, maar is nog steeds lager dan de oriëntatiewaarde.
Toekomstig groepsrisico In de beheersverordening worden de huidige activiteiten vastgelegd. Er worden geen nieuwe concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ten gevolge van dit plan zal het GR dan ook niet toenemen. Maatgevend scenario aardgasleiding Grondroeren, het verrichten van grondwerkzaamheden door derden in de nabijheid van deze leiding, is de voornaamste risicofactor. Door breuk of beschadiging van de leiding vindt uitstroming van gas onder hoge druk plaats. Directe ontsteking van het ontsnapte gas bij een breuk resulteert in een vuurbal gevolgd door een brandende verticale fakkel (jet) van enkele honderden meters. Deze geeft zoveel warmtestraling af dat alle aanwezigen in een strook van 180 meter aan weerszijden van de leiding overlijden (gebied van 100% lethaliteit) , tot op 430 m kunnen er dodelijke slachtoffers vallen. Een ander mogelijk scenario is een uitstroming met vertraagde ontsteking wat resulteert in een gaswolkexplosie. Dit scenario is echter minder waarschijnlijk. Maatgevend scenario rijksweg A12 Het maatgevend scenario bij de rijksweg is een zgn. koude BLEVE als gevolg van een ongeluk met een LPG-tankauto. Door een mechanische beschadiging stroomt al het gas in zeer korte tijd uit de tankauto en vormt een gaswolk. In geval van een directe ontsteking resulteert dit in een grote vuurbal. Tot op 270 m kunnen er dodelijke slachtoffers vallen. Maatgevend scenario Van Vliet De regionale brandweer heeft aangegeven dat een van de maatgevende scenario’s is dat in afvaldepot I, waar geclassificeerde ADR-stoffen opgeslagen liggen, brand uitbreekt en dat de sprinklerinstallatie niet of onvoldoende werkt. De brandweer geeft aan dan uit te gaan van de aanwezigheid van giftige gassen, omdat nooit bekend is hoeveel en welke stoffen er opgeslagen liggen. Tot op 320 m van de opslagloods kunnen er dodelijke slachtoffers vallen. Maatregelen De volgende maatregelen met betrekking tot bovenstaande scenario´s zijn genomen.
2
Op 1 juli 2008 is de Wet Informatie-Uitwisseling Ondergrondse Netten (grondroerdersregeling) in werking getreden. Een grondroerder wordt verplicht om bij mechanische graafwerkzaamheden een graafmelding te doen bij het Kadaster. De netbeheerders zijn verplicht om gegevens over de ligging van hun kabels en leidingen op te sturen. De wet regelt ook dat grondroerders zorgvuldig moeten graven. Door de grondroerdersregeling is de kans op een calamiteit met buisleidingen kleiner geworden.
In het Basisnet zijn maximale plafonds (“gebruiksruimten”) opgenomen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijkswegen. Aldus is er een grens gesteld aan de toename van de vervoersstromen en derhalve de risico´s. Indien deze gebruiksruimte overschreden wordt zal de minister maatregelen treffen om de risico´s te beperken.
De opslagruimten voor gevaarlijke stoffen bij Van Vliet zijn 60 minuten brandwerend. Dit vergroot de reactietijd van de brandweer. Daarnaast zijn deze ruimten en het gebouw waarin deze zich bevinden voorzien van een sprinkler- of Hi-ex installatie, zodat de kans klein is dat
een beginnende brand niet geblust wordt. In dit plan dat conserverend van aard is worden geen nieuwe maatregelen voorzien. Alternatieve ontwikkelingen Er worden geen nieuwe concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Crisisbeheersingsplan gemeente
Voor de gemeente als geheel is op 21 juni 2005 het crisisbeheersingsplan gemeente Nieuwegein vastgesteld. Voor de maatgevende ramp scenario´s welke hierboven zijn genoemd is geen apart rampenbestrijdingsplan (wel is er voor het Amsterdam een apart rampenbestrijdingsplan). In het crisisbeheersingsplan zijn de taken voor de hulpdiensten brandweer, politie en GHOR beschreven. Tevens staan hierin de procedures beschreven voor opschaling en afzetting van de omgeving. Rampenbestrijding aardgasleiding Van de hierboven genoemde scenario´s is voor het plangebied in zijn geheel een ongeluk met de aardgasleiding maatgevend. Het aardgas dat door het transportleidingennet getransporteerd wordt is geurloos (al zijn eventuele kleine verontreinigingen meestal wel te ruiken). Daardoor kan bij een klein gat (ponsgat tot ca. 20 mm) het enige tijd duren voordat de lekkage ontdekt wordt. Bij een dergelijke lekkage zal de druk in het buisleidingensysteem niet noemenswaardig veranderen waardoor zowel de leidingbeheerder als afnemer niets significants opmerken. Wanneer lekkage ontdekt wordt en de melding binnenkomt bij de brandweer, politie of leidingbeheerder zullen deze de relevante instanties alarmeren en zich naar de plaats van het incident begeven. De medewerking van de leidingbeheerder (Gasunie) is onontbeerlijk. Alleen de leidingbeheerder is immers in staat om eventueel het buisleidingtransport stil te leggen (soms is het juist veiliger dit niet te doen). De leidingbeheerder beschikt over een 24-uurs wachtdienst waarvan de deskundige zich zo snel mogelijk ter plaatse begeeft om de situatie te beoordelen. De opkomsttijd kan 0,5 tot 2,5 uur bedragen, maar tijdens het aanrijden is deze wel telefonisch beschikbaar. De Gasunie beschikt over een “SOS-contract” met een gespecialiseerde firma voor het leveren van specialistisch materieel en deskundigheid tijdens een incident. Dit bronbestrijdingsteam heeft onder andere als taak het lek te beheersen. De taken voor de hulpdiensten brandweer, politie en GHOR wijken in principe niet af van de reguliere taken tijdens incidentbestrijding, zoals vastgelegd in het gemeentelijke crisisbeheersingsplan (voor de hogedruk gasleiding is geen apart rampbestrijdingsplan). Het is raadzaam om bij een buisleidingincident op te schalen tot minimaal GRIP1, aangezien dit type incident om veel afstemming vraagt tussen verschillende diensten.
3
Rampenbestrijding Van Vliet Het brandscenario zoals zich dat bij Van Vliet kan voordoen acht de brandweer bestrijdbaar en kan met de beschikbare middelen bestreden worden. Aanrijroutes voor de brandweer zijn aanwezig en er is een aanvalsplan beschikbaar. De inrichting kan vanuit twee richtingen aangereden worden. Verder is er voldoende bluswater aanwezig in de omgeving van het terrein en kent de inrichting een bluswatervoorziening. Voor bedrijven in de directe omgeving van Van Vliet is er voldoende ruimte om te vluchten. In het calamiteitenplan van het bedrijf zijn eveneens de telefoonnummers van de omliggende bedrijven opgenomen ter waarschuwing in het geval van een calamiteit. Rampenbestrijding rijksweg A12 In geval van een (dreigende) BLEVE bij een ongeval met een LPG tankwagen op de rijksweg dient het gebied afgezet te worden op 500 meter. Specifieke knelpunten in het plangebied met betrekking tot de rampenbestrijding zijn niet bekend. Ook hier wijken de taken voor de hulpdiensten brandweer, politie en GHOR in principe niet af van de reguliere taken tijdens incidentbestrijding zoals vastgelegd in het gemeentelijke crisisbeheersingsplan. De coördinatie van de medische hulpverlening ligt in handen van de regionaal geneeskundige functionaris van de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie bij Ongevallen en Rampen (GHOR) regio Utrecht. De Centraal Post Ambulancevervoer (CPA ) is belast met de zorg voor inzet van voldoende ambulances, het zenden van deze ambulances naar het rampterrein en de coördinatie van het transport van gewonden naar de ziekenhuizen. Onder ideale omstandigheden kunnen er binnen één uur 100 ambulances aanwezig zijn. Zelfredzaamheid Onder zelfredzaamheid wordt de mogelijkheid verstaan om zichzelf in geval van een incident tijdig in veiligheid te kunnen brengen. Dat wil zeggen dat omwonenden en ook medewerkers zonder hulp van hulpdiensten op een plaats weten te komen waar zij de schadelijke effecten niet ondervinden. Aard en aantal van de ontsluitingswegen in het plangebied is voldoende te noemen. In het plangebied komen geen objecten met verminderde zelfredzaamheid voor. De afstand om tot buiten het letaliteitsgebied te vluchten is bij een calamiteit in geval van de rijksweg A12, vaarwegen, defensieleiding en Van Vliet relatief kort (maximaal 250 m). Vluchten is hier in de meeste gevallen goed mogelijk. In geval van de gasleiding is het letaliteitsgebied 430 meter. Indien hier bij een lek of breuk er een directe ontsteking plaatsvindt, is er geen tijd om te vluchten. Conclusie Gezien de hoogte van het groepsrisico en de genomen maatregelen vinden wij het groepsrisico als gevolg van de activiteiten in het plangebied acceptabel. Ook worden door vaststelling van dit plan de mogelijkheden tot rampenbestrijding of zelfredzaamheid niet nadelig beïnvloed.
4
35
Bijlage 2
Beleidskader Waterschap HDSR
"Water voorop!" Waterbeheerplan 2010-2015 Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van Duurzaam waterbeheer Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is. Waterstructuurvisie (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 2002) Water speelt een steeds grotere rol in onze samenleving. Functies zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Daarnaast verandert het klimaat. Daarom heeft water in de toekomst meer ruimte nodig. In de Waterstructuurvisie presenteert het waterschap zijn integrale visie op een duurzaam waterbeheer op de lange termijn. Doelen hierbij zijn: a. b. c. d. e.
f.
het gewenste veiligheidsniveau tegen overstroming en wateroverlast is gegarandeerd; er is sprake van een goede waterkwaliteit; de ecohydrologische variatie binnen het plangebied is hersteld; de bodemdaling is verminderd of zo mogelijk stopgezet; er zijn goede gebruiksmogelijkheden van het plangebied voor verschilIende maatschappelijke functies; er is voldoende water van voldoende kwaliteit beschikbaar om dit mogelijk te maken; de landschappelijke betekenis van water is behouden of versterkt.
In de structuurvisie zijn gebiedsspecifieke doelstellingen en maatregelen gedefinieerd. Ook staat het streefbeeld voor 2050 beschreven, gebaseerd op de volgende principes:
Vasthouden, bergen, afvoeren; Voorkomen, scheiden of schoon maken van vuilemissies; Vergroten zelfvoorzienend watersysteem en duurzame inrichting; Grondwater als ordenend principe.
Het streefbeeld kan niet los worden gezien van het toekomstige grondgebruik binnen ons beheergebied. Enerzijds vraagt het streefbeeld op een aantal plaatsen om meer ruimte voor water. Anderzijds kan het streefbeeld alleen worden bereikt indien het grondgebruik meer op de waterdoelstellingen wordt afgestemd. Voor de drie belangrijkste functies - wonen/werken, landbouw en natuur - is daarom in kaart gebracht of en hoe deze functies passen bij een
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
36
duurzaam waterbeheer. Dit is in combinatie met het streefbeeld vertaald naar een visie op het toekomstig gewenste grondgebruik in ons werkgebied. Ruimtelijke ontwikkelingen Nieuwbouw en verbouwen van gebouwen en het aanbrengen van verhardingen kan invloed hebben op water. Niet alleen bouwen nabij of op een waterkering, maar ook een toename van verhard oppervlak. Een dergelijke activiteit moet minimaal voldoen aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kader van een watertoetsproces moeten de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied is een Watervergunning nodig.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
regels
38
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Regels
Begrippen
verordening
de beheersverordening De Liesbosch 2013 van de gemeente Nieuwegein. 1.2
verordeningsgebied
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0356.BVL2012001-VA01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
Artikel 2
Bouw- en gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik en het bouwen geldt hetgeen bepaald in de regeling zoals opgenomen in bijlage 1 in combinatie met kaart zoals opgenomen in bijlage 2.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
40
Artikel 3
Aanvullende bouw- en gebruiksregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 2 geldt, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in artikel 2 is geregeld, het volgende: a. b.
de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik; bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
Voor toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : c.
d.
bestaand legaal gebruik: het (al dan niet aanwezige) gebruik van de gronden en bouwwerken zoals toegestaan conform: 1. een in werking getreden wijzigingsplan; 2. een omgevingsvergunning voor het gebruik; bestaande legale bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening: 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd; 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.
Artikel 5
Citeertitel
Deze verordening worden aangehaald als: beheersverordening De Liesbosch 2013.
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de regels
42
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
Bijlage 1
Regels
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
44
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Inhoud van de regels
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1 Artikel 2
Begrippen Wijze van meten
3 8
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
9
Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Agrarisch Bedrijf - Nutsvoorziening Bedrijventerrein Groen Kantoor Maatschappelijk Verkeer Verkeer - Verblijfsgebied Water Leiding - Brandstof Leiding - Gas Leiding - Hoogspanningsverbinding Leiding - Riool Waarde – Archeologie - 2 Waarde – Archeologie - 4 Waarde – Archeologie - 8 Waarde – Archeologie - 9 Waterstaat Waterstaat - Waterkering
9 10 11 14 15 16 17 18 19 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38
Hoofdstuk 3
Algemene regels
41
Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
Anti-dubbeltelbepaling Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels
41 41 41 42 42
3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
22 23 24 25 26
blz. 3
Bijlage: 1.
Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
2
Inhoud van de regels
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
3
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 verordening: de beheersverordening De Liesbosch 2013 als vervat NL.IMRO.0356.BVL2012001-VA01 van de gemeente Nieuwegein.
in
het
GML-bestand
1.2 beheersverordening: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 aanduiding: op de verbeelding weergegeven vlak of figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 agrarisch bedrijf: een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, in de vorm van akkerbouw, veehouderij of tuinbouw. 1.6 archeologisch monument een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.7 archeologisch onderzoek onderzoekswerkzaamheden naar het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). 1.8 archeologisch rapport rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft wordt vastgesteld, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie. 1.9 archeologische verwachting waarden waarvan de aanwezigheid in de bodem aannemelijk is of vermoed wordt. 1.10 archeologische waarden waarden waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
4
Inleidende regels
1.11 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.12 bebouwingspercentage: het percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bouwvlak ofwel een bestemmingsvlak indien daarin geen bouwvlak voorkomt aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. 1.13 bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen. 1.14 beperkt kwetsbaar object: beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.15 bestaand: a. bij bebouwing: bebouwing, die op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening tot stand is gekomen in overeenstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel tot stand mag komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; b. bij gebruik: gebruik overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan, dan wel bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag worden uitgevoerd. 1.16 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. 1.17 bestemmingsvlak: een bepaald vlak met eenzelfde bestemming, zoals weergegeven op de verbeelding. 1.18 bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk. 1.19 bouwgrens: de grens van een bouwvlak. 1.20 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.21 bouwvlak: een bepaald vlak, zoals weergegeven op de verbeelding, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.22 bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.23 brutovloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw. 1.24 cultuurhistorische waarde de waarde die kan worden toegekend aan een object, gebouw, terrein of structuur op basis van zijn sociaal-historische, geschiedkundige, architectuurhistorische, (steden)bouwhistorische, archeologische of historisch-geografische karakteristiek.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Inleidende regels
5
1.25 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.26 dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé. 1.27 functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan. 1.30 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.31 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein: de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. 1.32 geluidzone - industrie: de met het vlak 'geluidzone - industrie' aangewezen zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder. 1.33 groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 1.34 hoofdgebouw: een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.35 horeca: het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig, exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal, partyboerderij. 1.36 industrieterrein: terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, insluit. 1.37 kantoor: het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder begrepen congres- en vergaderaccommodatie. 1.38 kwetsbaar object: kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
6
Inleidende regels
1.39 maaiveld: de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van de beheersverordening. 1.40 nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 1.41 ondergronds bouwwerk: een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil. 1.42 onderkomen: een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig of andere besloten ruimte, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent. 1.43 overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door ten hoogste één wand en voorzien van een gesloten dak. 1.44 parkeervoorzieningen: elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer. 1.45 peil: a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil; c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld. 1.46 perifere detailhandel: detailhandel in goederen die wegens aard en omvang niet of moeilijk in traditionele winkelcentra zijn te verkopen, te weten detailhandel in auto’s, boten, motoren, caravans, in grove bouwmaterialen, in keuken en sanitair, tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in wonen (90% van het winkelvloeroppervlakte dient bestemd te zijn voor meubels, vloerbedekking of woningtextiel). Het winkelvloeroppervlak van de branches wonen, bouwmarkten en tuincentra dient ten minste 1.500 m2 te bedragen. 1.47 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.48 prostitutie: het zich beschikbaar stellen voor en het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.49 risicovolle inrichting: een bedrijf als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.50 seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie plaatsvindt.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Inleidende regels
7
1.51 verbeelding: de gewaarmerkte kaart met nummer: BVL2012001-VA01 met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in de verordening begrepen gronden zijn aangegeven. 1.52 voorgevellijn: de voorste grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd. 1.53 windturbine: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het omzetten van windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie. 1.54 woonschip: elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als woning. 1.55 zelfstandig kantoor: een kantoor dat niet ondergeschikt is aan en niet samenhangt met andere, ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten. 1.56 zoneringsplichtige inrichtingen: inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
8
Inleidende regels
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.2 de brutovloeroppervlakte: binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld. 2.3 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.4 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.6 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.7 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
9
Agrarisch
3.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van agrarische bedrijven. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; c. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen. 3.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
10
Bestemmingsregels
Artikel 4
Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Nutsvoorzieningen. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: b. gebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeer- en groenvoorzieningen. 4.2. Bouwregels 4.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven; c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven; d. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel ten hoogste zoveel bedragen van het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%. 4.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
Artikel 5
11
Bedrijventerrein
5.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijven die voorkomen in categorie 1, 2, 3.1, 3.2 of 4.1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' bedrijven die voorkomen in categorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. groothandelsbedrijven; d. perifere detailhandel, voor zover aanwezig ten tijde van vaststelling van deze verordening; e. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel', uitsluitend veiling-, groothandels- en aanverwante bedrijven, niet zijnde detailhandel; f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horeca uit categorie 1 en 2 uit de Staat van Horeca-activiteiten; g. ter plaatse van de aanduiding 'haven' tevens, verkeer te water, met inbegrip van lig-, laad- en losplaatsen en andere water- en havengebonden voorzieningen; h. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', tevens een seksinrichting; i. wegen en straten, wandel- en fietspaden. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: j. gebouwen; k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; l. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeer- en groenvoorzieningen en water. 5.2. Bouwregels 5.2.1. Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
c. d. e.
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1' mag uitsluitend worden gebouwd, mits aangetoond is dat de omliggende verkeersstructuur de verkeerstoename kan verwerken; de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven; het bebouwingspercentage mag per bouwperceel ten hoogste zoveel bedragen van het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
5.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen; een reclamemast mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' worden gebouwd, met een bouwhoogte van niet meer dan 30 m; de bouwhoogte van lichtmasten en technische installaties mag niet meer dan 40 m bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen;
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
12
e.
Bestemmingsregels
het bepaalde onder c en d geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
5.3. Specifieke gebruiksregels 5.3.1. Niet-toegestaan gebruik Met betrekking tot het gebruik in strijd met de bestemming gelden de volgende regels: a. b. c. d. e. f.
g.
opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk per bedrijf is niet toegestaan; zoneringsplichtige inrichtingen zijn behoudens ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein', niet toegestaan; bedrijfswoningen zijn niet toegestaan; risicovolle inrichtingen zijn behoudens bestaande inrichtingen niet toegestaan; opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan; Bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen zijn toegestaan mits per bedrijf de brutovloeroppervlakte niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt, tot een maximum van 2.000 m², doch ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', tot een maximum van 1.500 m²; Detailhandel is niet toegestaan, tenzij het 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsuitoefening, in op het bedrijf geproduceerde goederen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'groothandel'; 2. detailhandel zoals bedoeld in 5.1 onder d.
5.4. Afwijken van de gebruiksregels 5.4.1. Afwijking ander soort bedrijf Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.1, onder a en b, ten behoeve van het vestigen van bedrijven die niet zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven uit één categorie hoger dan krachtens lid 5.1, onder a en b, op de betreffende plaats is toegestaan, mits het betreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden met bedrijven die ter plaatse krachtens lid 5.1, onder a en b, zijn toegestaan. 5.4.2. Afwijking risicovolle inrichtingen Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 5.3.1, onder d, ten behoeve van het vestigen van nieuwe risicovolle inrichtingen, mits per geval van de betreffende risicovolle inrichting de 10 -6-contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5, lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, juncto artikel 2, lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen: a. b.
binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting, of daarbuiten uitsluitend op gronden met de bestemming 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer Verblijfsgebied' of 'Water'. De omgevingsvergunning wordt niet verleend voor de vestiging van een risicovolle inrichting op de gronden ten noorden van de bestemming Maatschappelijk. 5.4.3. Afwijken perifere detailhandel Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.3.1 onder g, ten behoeve van perifere detailhandel.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
13
5.4.4. Afwijking hoger percentage kantoorruimte Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.3,1 onder f ten behoeve van bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen: a. tot per bedrijf een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 50% van de totale brutovloeroppervlakte, met een maximum van 4.000 m², doch ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', tot een maximum van 1500 m²; b. mits per geval de behoefte aan een zodanige kantoorruimte is aangetoond.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
14
Bestemmingsregels
Artikel 6
Groen
6.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
groenvoorzieningen; oeververbindingen; geluidswerende voorzieningen; waterlopen en waterpartijen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. de milieusituatie; 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; e. speelvoorzieningen; f. nutsvoorzieningen. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: g. h.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en paden.
6.2. Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen; in afwijking van het bepaalde onder a, mag de bouwhoogte van lichtmasten, geluidwerende voorzieningen en beeldende kunstwerken niet meer dan 12 m bedragen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
Artikel 7
15
Kantoor
7.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: b. c. d.
gebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bijbehorende voorzieningen, zoals verkeers- en verblijfsgebieden, parkeren en groen.
7.2. Bouwregels 7.2.1. Gebouwen en overkappingen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven; het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
16
Bestemmingsregels
Artikel 8
Maatschappelijk
8.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een justitiële inrichting. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: b. c. d.
gebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeren en groen.
8.2. Bouwregels 8.2.1. Gebouwen en overkappingen Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven; het bebouwingspercentage mag per bouwperceel ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 5 m bedragen.
8.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 6 m bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
Artikel 9
17
Verkeer
9.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer; b. parkeer-, groen en speelvoorzieningen; c. reclame-uitingen; d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen; e. geluidwerende voorzieningen. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2. Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de bouwhoogte van lichtmasten en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 15 m bedragen; de bouwhoogte van abri's mag niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 10 m² bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
18
Bestemmingsregels
Artikel 10
Verkeer - Verblijfsgebied
10.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer; b. parkeer-, groen en speelvoorzieningen; c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen; d. ondergrondse afvalcontainers; e. geluidwerende voorzieningen. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2. Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de bouwhoogte van lichtmasten en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 15 m bedragen; de bouwhoogte van abri's mag niet meer dan 3 m en de oppervlakte per abri niet meer dan 10 m² bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
19
Artikel 11 Water 11.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
waterberging; waterhuishouding; waterlopen en waterpartijen; infiltratievoorzieningen; afvoer van hoog oppervlaktewater, ijs en sediment; scheepvaart en geleiding en beveiliging van de scheepvaart, met inbegrip van lig-, laaden losplaatsen en andere water- en havengebonden voorzieningen; g. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden; h. taluds, oevers en onderhoudsstroken. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2. Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen. 11.3. Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 en toestaan dat een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 m, mits a.
b.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 4. waterstaatsbelangen; vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
11.4. Specifieke gebruiksregels Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval het gebruik voor ligplaatsen van woonschepen ten behoeve van permanente bewoning.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
20
Bestemmingsregels
Artikel 12
Leiding - Brandstof
12.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a.
ondergrondse brandstoftransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof'; Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a.
b.
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3. Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 12.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten. 12.4.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 12.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstof' zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f. g.
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; diepploegen; het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies; het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
21
12.4.2. Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod als bedoeld in sublid 12.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
12.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 12.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits: a. b.
geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; ter zake daarvan vooraf advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
22
Bestemmingsregels
Artikel 13
Leiding - Gas
13.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a.
ondergrondse aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 35,98" (inches) en een druk van ten hoogste 66,2 bar; met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a.
b.
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3. Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten. 13.4.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 13.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f. g.
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; diepploegen; het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies; het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
23
13.4.2. Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod als bedoeld in sublid 13.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
13.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 13.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits: a. b.
geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
24
Bestemmingsregels
Artikel 14
Leiding - Hoogspanningsverbinding
14.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a. bovengrondse hoogspanningsleiding met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning'; Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 14.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten ten hoogste 60 m bedraagt; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen ten hoogste 3 m bedraagt; b.
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3. Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 14.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits: a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en b. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen. 14.4.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 14.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen; b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies; c. het aanleggen van watergangen en -partijen. 14.4.2. Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod als bedoeld in sublid 14.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
25
14.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 14.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits: a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; b. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
26
Bestemmingsregels
Artikel 15
Leiding - Riool
15.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a.
ondergrondse rioolpersleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a.
b.
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3. Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 15.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits: a. b.
hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
15.4.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 15.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f. g.
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; diepploegen; het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies; het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
27
15.4.2. Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod als bedoeld in sublid 15.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
15.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 15.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits: a. b.
geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
28
Bestemmingsregels
Artikel 16
Waarde – Archeologie - 2
16.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde – Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. 16.2. Bouwregels 16.2.1. Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere, op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwwerken waarvoor graaf- en/of heiwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin: a.
b.
de aanwezigheid van archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld; en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
16.2.2. Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien uit het in sublid 16.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.2.3. Uitzonderingen Het bepaalde in sublid 16.2.1 en 16.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij: a. b.
de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 16.3.1. Omgevingsvergunningplicht Behoudens het bepaalde in sublid 16.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
b. c. d.
grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; het verlagen van het waterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
29
16.3.2. Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het in sublid 16.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden: a. b. c.
in het kader van het normale beheer en onderhoud; in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening: 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.
16.3.3. Toetsingscriteria De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.3.1 kan pas worden verleend: a. b.
c.
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden; nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin: 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd; nadat ter beoordeling van het archeologisch rapport advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
16.3.4. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Indien uit het in lid 16.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
30
Bestemmingsregels
Artikel 17 Waarde – Archeologie - 4 17.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde – Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. 17.2. Bouwregels 17.2.1. Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere, op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en waarvoor graaf- en/of heiwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin: a.
b.
de aanwezigheid van archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld; en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
17.2.2. Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien uit het in sublid 17.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.2.3. Uitzonderingen Het bepaalde in sublid 17.2.1 en 17.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij: a. b.
de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 17.3.1. Omgevingsvergunningplicht Behoudens het bepaalde in sublid 17.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 17.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
b. c. d.
grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en met een oppervlakte van meer dan 500 m2, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; het verlagen van het waterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
31
17.3.2. Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het in sublid 17.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden: a. b. c.
in het kader van het normale beheer en onderhoud; in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening: 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.
17.3.3. Toetsingscriteria De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.3.1 kan pas worden verleend: a. b.
c.
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden; nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin: 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd; nadat ter beoordeling van het archeologisch rapport advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
17.3.4. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Indien uit het in lid 17.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
32
Bestemmingsregels
Artikel 18 Waarde – Archeologie - 8 18.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde – Archeologie - 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. 18.2. Bouwregels 18.2.1. Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere, op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en waarvoor graaf- en/of heiwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 150 cm beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin: a.
b.
de aanwezigheid van archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld; en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
18.2.2. Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien uit het in sublid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.2.3. Uitzonderingen Het bepaalde in sublid 18.2.1 en 18.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij: a. b.
de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 18.3.1. Omgevingsvergunningplicht Behoudens het bepaalde in sublid 18.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
b. c. d.
grondwerkzaamheden dieper dan 1,5 m en met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; het verlagen van het waterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
33
18.3.2. Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het in sublid 18.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden: a. b. c.
in het kader van het normale beheer en onderhoud; in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening: 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.
18.3.3. Toetsingscriteria De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 kan pas worden verleend: a. b.
c.
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden; nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin: 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd; nadat ter beoordeling van het archeologisch rapport advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
18.3.4. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Indien uit het in lid 18.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
34
Bestemmingsregels
Artikel 19 Waarde – Archeologie - 9 19.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde – Archeologie - 9' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. 19.2. Bouwregels 19.2.1. Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere, op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en waarvoor graaf- en/of heiwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 300 cm beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin: a.
b.
de aanwezigheid van archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld; en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
19.2.2. Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien uit het in sublid 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.2.3. Uitzonderingen Het bepaalde in sublid 19.2.1 en 19.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij: a. b.
de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 19.3.1. Omgevingsvergunningplicht Behoudens het bepaalde in sublid 19.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a.
b. c. d.
grondwerkzaamheden dieper dan 3 m en met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; het verlagen van het waterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
35
19.3.2. Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht Het in sublid 19.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden: a. b. c.
in het kader van het normale beheer en onderhoud; in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening: 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist; 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.
19.3.3. Toetsingscriteria De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1 kan pas worden verleend: a. b.
c.
indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden; nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin: 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd; nadat ter beoordeling van het archeologisch rapport advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.
19.3.4. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning Indien uit het in lid 19.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. b. c.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
36
Bestemmingsregels
Artikel 20 Waterstaat 20.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a.
het onderhoud en instandhouding hoofdwatergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de hoofdwatergang. Ten dienste van en in verband met de primaire bestemming zijn toegelaten: b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. b.
op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
20.3. Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 20.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits: a. b.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoofdwatergang; vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de betreffende hoofdwatergang.
20.4.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat' zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f. g.
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; diepploegen; het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
37
20.4.2. Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod als bedoeld in sublid 20.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
20.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 20.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits: a. b.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoofdwatergang; vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoofdwatergang.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
38
Bestemmingsregels
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering 21.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: c.
het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering. Ten dienste van en in verband met de primaire bestemming zijn toegelaten: d.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2. Bouwregels Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. b.
op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3. Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 21.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits: a. b.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering; vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de betreffende waterkering.
21.4.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.4.1. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat' zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f. g.
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; diepploegen; het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bestemmingsregels
39
21.4.2. Uitzondering op het aanlegverbod Het verbod als bedoeld in sublid 21.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
21.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 21.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits: a. b.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering; vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
40
Bestemmingsregels
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene bouwregels 23.1. Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a.
b. c.
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 24
Algemene gebruiksregels
Een gebruik in strijd met de bestemmingen en het ten aanzien daarvan bepaalde is in ieder geval het gebruik van: a. b.
c.
gronden en bouwwerken als of ten behoeve van nieuwe seksinrichtingen; onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het gebruik overeenkomstig de bestemming; onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het gebruik overeenkomstig de bestemming.
Adviesbureau RBOI Rotterdam
035600.17438.00
42
Algemene regels
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels 25.1. Geluidzone - industrie Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' a.
b.
ligt de rond het industrieterrein Liesbosch gelegen zone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, buiten welke zone de geluidsbelasting vanwege het desbetreffende terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan; zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.
25.2. Veiligheidszone – Bevi Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' zijn nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan.
Artikel 26
Algemene afwijkingsregels
26.1. Afwijkingen Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van: a. b.
c. d.
e.
f.
g.
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ zal bedragen; het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m; het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwvlak bedraagt; 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt; het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte op het dakvlak ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten en installaties, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van de oppervlakte van het betreffende dakvlak bedraagt; 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt.
26.2. Voorwaarden Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.1, wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
035600.17438.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag
w j B C D L Z R
week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) V Vuurwerkbesluit van toepassing G/P verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
1
SBI-1993
SBI-2008
STOF
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GEUR
2
01
01
-
014
016
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
016
1
-
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
014
016
2
-
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
014
016
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
014
016
3
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
014
016
4
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
0142
0162
30
10
30
C
0
30
2
1 G
05
03
0501.2
0312
50
0
50
C
10
50
3.1
1 G
0502
100
30
50
C
0
100
3.2
1 G
50
0
50
C
0
50
3.1
1 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
KI-stations
D
-
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
032
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
032
1
-
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
0502
032
2
-
visteeltbedrijven
15
10, 11
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101, 102
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
101, 102
1
-
slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
151
101
3
-
bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
100
C
50
R
300
4.2
2 G
151
101
4
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
151
101
5
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
30
50
3.1
1 G
151
101
6
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
10
50
3.1
1 G
151
101, 102
7
-
loonslachterijen
50
0
50
10
50
3.1
1 G
151
108
8
-
50
0
50
10
50
3.1
2 G
Binnenvisserijbedrijven
D
152
102
0
vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven:
152
102
2
-
conserveren
200
0
100
C
30
200
4.1
2 G
152
102
3
-
roken
300
0
50
C
0
300
4.2
1 G
152
102
4
-
verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
50
C
30
300
4.2
2 G
152
102
5
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
50
30
100
3.2
1 G
152
102
6
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
50
10
30
10
50
3.1
1 G
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
50
R
300
4.2
2 G
50
R
50
3.1
1 G
10
100
3.2
1 G
10
100
3.2
2 G
C
10
100
3.2
2 G
200
C
30
300
4.2
2 G
10
100
C
10
300
4.2
2 G
200
30
100
C
300
50
300
C
p.c. < 250.000 ton/jaar
200
10
100
C
p.c. >= 250.000 ton/jaar
300
10
300
C
p.c. < 250.000 ton/jaar
100
10
200
C
p.c. >= 250.000 ton/jaar
200
10
300
C
GEVAAR
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING GEUR
STOF
GELUID
SBI-2008 G G VNG-nr.
SBI-1993
3
300
30
200
50
10
50
jam
50
10
100
C
groente algemeen
50
10
100
C
met koolsoorten
100
10
100
-
met drogerijen
300
10
5
-
met uienconservering (zoutinleggerij)
300
104101
0
Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
104101
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1541
104101
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1542
104102
0
Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
104102
1
-
1542
104102
2
-
1543
1042
0
Margarinefabrieken:
1543
1042
1
-
1543
1042
2
-
1551
1051
0
Zuivelproducten fabrieken:
1551
1051
3
-
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
1551
1051
4
-
melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
1551
1051
5
-
1552
1052
1552
1531
1031
0
Aardappelproductenfabrieken:
1531
1031
1
-
vervaardiging van aardappelproducten
1531
1031
2
-
vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
1532,1533
1032, 1039
0
Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532,1533
1032, 1039
1
-
1532,1533
1032, 1039
2
-
1532,1533
1032, 1039
3
-
1532,1533
1032, 1039
4
1532,1533
1032, 1039
1541
C
Z
Z
Z
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
100
R
200
4.1
3 G
200
R
300
4.2
3 G
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
50
R
100
3.2
2 G
50
R
300
4.2
3 G 3 G
50
0
100
C
100
0
300
C
overige zuivelproductenfabrieken
50
50
300
C
50
R
300
4.2
1
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1052
2
-
10
0
30
30
2
1 G
1561
1061
0
Meelfabrieken:
1561
1061
1
-
p.c. >= 500 ton/uur
200
100
300
C
100
R
300
4.2
2 G
1561
1061
2
-
p.c. < 500 ton/uur
100
50
200
C
50
R
200
4.1
2 G
1561
1061
50
100
200
C
50
4.1
2 G
1562
1062
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1062
1
-
p.c. < 10 ton/uur
200
50
200
C
1562
1062
2
-
p.c. >= 10 ton/uur
300
100
300
C
consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
Grutterswarenfabrieken
Z
0 Z
Z
200
D
30
R
200
4.1
1 G
50
R
300
4.2
2 G
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
300
4.2
2 G
200
4.1
3 G
300
4.2
3 G
200
4.1
2 G
30
2
1 G
100
3.2
2 G
100
3.2
2 G
30
100
3.2
2 G
30
10
30
2
1 G
30
50
30
R
300
4.2
2 G
30
50
30
R
100
3.2
2 G
30
10
30
10
30
2
1 G
50
30
10
10
50
3.1
2 G
100
10
30
10
100
3.2
2 G
200
30
50
10
200
4.1
2 G
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
50
30
200
4.1
2 G
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
50
200
4.1
2 G
zonder poederdrogen
100
10
50
10
100
3.2
2 G
met poederdrogen
300
50
50
50
300
4.2
2 G
Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
200
50
50
30
200
4.1
2 G
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
200
C
30
300
4.2
2 G
p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
200
C
30
R
200
4.1
1 G
p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
300
C
50
R
300
4.2
2 G
GEVAAR
SBI-2008
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
SBI-1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GELUID
4
300
100
200
C
200
50
200
C
300
100
300
C
200
100
200
C
30
30
10
30
C
10
100
30
100
C
30
100
10
100
C
30
100
30
50
30
10
-
cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² suikerwerkfabrieken met suikerbranden
300
-
suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m²
100
-
suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m²
1571
1091
0
Veevoerfabrieken:
1571
1091
3
-
1571
1091
5
1571
1091
6
1572
1092
1581
1071
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1071
1
-
v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
1581
1071
2
-
v.c. >= 7.500 kg meel/week
1582
1072
Banket, biscuit- en koekfabrieken
1584
10821
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
10821
2
-
1584
10821
3
-
1584
10821
4
1584
10821
5
1584
10821
6
1585
1073
1586
1083
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1083
2
-
1587
108401
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
1589
1089
1589.1
1089
1589.2
1089
0
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1089
1
-
1589.2
1089
2
-
1589.2
1089
1591
110101
1592
110102
0
Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting:
1592
110102
1
-
1592
110102
2
-
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
-
mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur
Vervaardiging van voer voor huisdieren
Deegwarenfabrieken theepakkerijen
30 30 Z
50
R
R
R
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
1593 t/m 1595 1102 t/m 1104
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
10
0
30
C
0
1596
1105
Bierbrouwerijen
300
30
100
C
50
1597
1106
Mouterijen
300
50
100
C
30
1598
1107
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10
0
100
16
12
160
120
200
30
50
17
13
171
131
10
50
100
172
132
0
Weven van textiel:
172
132
1
-
aantal weefgetouwen < 50
10
10
100
172
132
2
-
aantal weefgetouwen >= 50
10
30
300
173
133
Textielveredelingsbedrijven
50
0
174,175
139
Vervaardiging van textielwaren
10
1751
1393
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
176,177
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
18
14
181
141
Vervaardiging kleding van leer
182
141
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer)
183
142, 151
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
19
15
191
151, 152
Lederfabrieken
192
151
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
193
152
Schoenenfabrieken
20
16
-
-
-
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
2
1 G
4.2
2 G
300
4.2
2 G
100
3.2
3 G
30
200
4.1
2 G
30
100
3.2
2 G
50
R
C
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
-
30 300
R
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
-
INDICES
GEVAAR
GEUR
AFSTANDEN IN METERS STOF
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-2008 G G VNG-nr.
SBI-1993
5
0
100
3.2
2 G
50
300
4.2
3 G
50
10
50
3.1
2 G
0
50
10
50
3.1
1 G
100
30
200
10
200
4.1
2 G
0
10
50
10
50
3.1
1 G
30
0
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
10
30
2
2 G
50
10
10
10
50
3.1
1 G
300
30
100
10
300
4.2
2 G
50
10
30
10
50
3.1
2 G
50
10
50
10
50
3.1
2 G
Z
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
SBI-1993
SBI-2008
2010.1
16101
2010.2
16102
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
16102
1
-
met creosootolie
2010.2
16102
2
-
met zoutoplossingen
202
1621
203,204,205
162
0
203,204,205
162
1
205
162902
21
17
2111
1711
2112
1712
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1712
1
-
p.c. < 3 ton/uur
2112
1712
2
-
p.c. 3 - 15 ton/uur
2112
1712
3
-
p.c. >= 15 ton/uur
212
172
2121.2
17212
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
17212
1
-
2121.2
17212
2
-
22
18
-
2221
1811
2222 2222.6
3.2
2 G
10
200
4.1
2 G
10
50
3.1
2 G
100
10
100
3.2
3 G
30
100
0
100
3.2
2 G
0
30
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
0
30
2
1 G
200
100
200
C
200
4.1
3 G
50
30
50
C
100
50
200
C
Z
200
100
300
C
Z
30
30
100
C
p.c. < 3 ton/uur
30
30
100
C
p.c. >= 3 ton/uur
50
30
200
C
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100
C
1812
Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen)
30
0
100
18129
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
GEUR
STOF
0
50
100
50
200
30
50
10
30
50
100
30
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
0
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
Houtzagerijen
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken -
GEVAAR
100
G G VNG-nr.
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
OMSCHRIJVING
GELUID
6
R
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp
Papier- en kartonwarenfabrieken
50
R
30
R
50
3.1
1 G
50
R
200
4.1
2 G
100
R
300
4.2
3 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
200
4.1
2 G
10
100
3.2
3 G
10
100
3.2
3 G
30
0
30
2
1 P
Z
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2223
1814
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
1 G
2223
1814
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2 G
2224
1813
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2
2 G
2225
1814
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30
2
2 G
223
182
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
1
1 G
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
2320.2
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN
19202
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
50
0
100
30
R
100
3.2
2 G
19202
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
100
50
R
300
4.2
2 G
2320.2
19202
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
200
50
R
300
D
4.2
2 G
24
20
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2412
2012
200
0
200
C
200
R
200
D
4.1
3 G
2413
2012
2413
2012
100
30
300
C
300
R
300
D
4.2
2 G
2414.1
20141
A0
Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
20141
A1
-
300
10
200
C
300
R
300
D
4.2
2 G
2414.1
20141
B0
Methanolfabrieken:
2414.1
20141
B1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
100
0
200
C
100
R
200
4.1
2 G
2414.1
20141
B2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
200
0
300
C
200
R
300
4.2
3 G
2414.2
20149
0
Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
20149
1
-
4.2
2 G
243
203
4.2
3 G
2441
2110
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
2110
1
-
1 G
2442
2120
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2120
1
-
2442
2120
2
-
Kleur- en verfstoffenfabrieken 0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
GELUID
GEVAAR
-
G G VNG-nr.
VERKEER
2320.2
INDICES CATEGORIE
19
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
23
OMSCHRIJVING STOF
SBI-2008
GEUR
SBI-1993
7
Z
p.c. < 50.000 ton/jaar
300
0
200
C
100
R
300
Verf, lak en vernisfabrieken
300
30
200
C
300
R
300
200
10
200
C
300
R
300
4.2
formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
50
50
R
50
3.1
2 G
verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
30
2
2 G
p.c. < 1.000 ton/jaar
D
2451
2041
Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
200
C
100
R
300
4.2
3 G
2452
2042
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
300
30
50
C
50
R
300
4.2
2 G
2462
2052
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
2052
1
-
2464
205902
2466
205903
2466
205903
247
2060
zonder dierlijke grondstoffen
100
10
100
50
100
3.2
3 G
Fotochemische productenfabrieken
50
10
100
50
R
100
3.2
3 G
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
50
10
50
50
R
50
3.1
3 G
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
100
C
200
R
200
4.1
2 G
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300
30
300
C
200
R
300
4.2
3 G
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
2512
221102
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
221102
1
-
vloeroppervlak < 100 m²
2512
221102
2
-
vloeroppervlak >= 100 m²
2513
2219
252
222
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
222
1
-
252
222
2
-
252
222
3
-
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
26
23
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
STOF
G G VNG-nr. -
300
50
VERKEER
221101
INDICES CATEGORIE
22
2511
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
25
OMSCHRIJVING
R
300
4.2
2 G
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
GEUR
8
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken
300
C
100
50
10
30
30
50
3.1
1 G
200
50
100
50
R
200
4.1
2 G
100
10
50
50
R
100
3.2
1 G
zonder fenolharsen
200
50
100
100
R
200
4.1
2 G
met fenolharsen
300
50
100
200
R
300
4.2
2 G
50
30
50
30
50
3.1
2 G
100
3.2
1 G
300
4.2
2 G
Rubberartikelenfabrieken
D
261
231
0
Glasfabrieken:
261
231
1
-
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
30
30
100
261
231
2
-
glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
30
100
300
261
231
3
-
glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
300
100
100
30
300
4.2
1 G
2612
231
Glas-in-loodzetterij
10
30
30
10
30
2
1 G
2615
231
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
50
3.1
1 G
262, 263
232, 234
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
232, 234
1
-
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
10
30
10
30
2
1 G
262, 263
232, 234
2
-
vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
30
50
100
30
100
3.2
2 G
264
233
A
Baksteen en baksteenelementenfabrieken
30
200
200
30
200
4.1
2 G
264
233
B
Dakpannenfabrieken
50
200
200
100
R
200
4.1
2 G
2652
235201
0
Kalkfabrieken:
2652
235201
1
-
30
200
200
30
R
200
4.1
2 G
2653
235202
0
Gipsfabrieken:
2653
235202
1
-
30
200
200
30
R
200
4.1
2 G
2661.1
23611
0
Betonwarenfabrieken:
p.c. < 100.000 ton/jaar p.c. < 100.000 ton/jaar
30 C
Z
50
R
SBI-1993
SBI-2008
STOF
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
VERKEER
9
GEUR
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
2661.1
23611
1
-
zonder persen, triltafels en bekistingtriller
10
100
200
30
200
4.1
2 G
2661.1
23611
2
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
10
100
300
30
300
4.2
2 G
2661.2
23612
0
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
23612
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
50
100
30
100
3.2
2 G
2661.2
23612
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
300
30
300
4.2
3 G
2662
2362
50
50
100
30
100
3.2
2 G
2663, 2664
2363, 2364
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
2363, 2364
1
-
p.c. < 100 ton/uur
10
50
100
2663, 2664
2363, 2364
2
-
p.c. >= 100 ton/uur
30
200
300
2665, 2666
2365, 2369
0
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
2365, 2369
1
-
p.c. < 100 ton/dag
10
50
100
2665, 2666
2365, 2369
2
-
p.c. >= 100 ton/dag
30
200
300
267
237
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
237
1
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
267
237
2
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
267
237
3
-
met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
300
10
300
2681
2391
10
30
50
10
50
2682
2399
A0
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
2399
A1
-
300
100
100
30
2682
2399
B0
Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
2399
B1
-
steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
100
200
300
C
2682
2399
B2
-
overige isolatiematerialen
200
100
100
C
2682
2399
C
Minerale productenfabrieken n.e.g.
50
50
2682
2399
D0
Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton/uur
100
2682
2399
D1
-
27
24
-
273
243
0
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
243
1
-
274
244
A0
Non-ferro-metaalfabrieken:
274
244
A1
-
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
Slijp- en polijstmiddelenfabrieken p.c. < 100 ton/uur
asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
INDICES
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
Z
10
100
3.2
3 G
Z
10
300
4.2
3 G
50
R
100
3.2
2 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
3.2
1 G
3.1
1 G
4.2
1 G
3.1
1 G
300
4.2
3 G
30
300
4.2
2 G
50
200
4.1
2 G
100
50
100
3.2
2 G
50
200
30
200
4.1
3 G
200
100
300
50
300
4.2
3 G
30
30
300
30
300
4.2
2 G
100
100
300
30
300
4.2
1 G
Z
Z
D
D
D
VERVAARDIGING VAN METALEN p.o. < 2.000 m² p.c. < 1.000 ton/jaar
R
IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen:
1
-
2753, 2754
2453, 2454
0
Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen:
2753, 2754
2453, 2454
1
-
28
25, 31
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
p.c. < 4.000 ton/jaar p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
30
R
300
4.2
1 G
100
50
300
C
30
R
300
4.2
1 G
GEVAAR
VERKEER
0
2451, 2452
CATEGORIE
2451, 2452
2751, 2752
INDICES GROOTSTE AFSTAND
2751, 2752
AFSTANDEN IN METERS STOF
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-2008 G G VNG-nr.
SBI-1993
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GEUR
10
281
251, 331
0
Constructiewerkplaatsen:
281
251, 331
1
-
gesloten gebouw
30
30
100
30
100
3.2
2 G
281
251, 331
1a
-
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
281
251, 331
2
-
in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1
2 G
281
251, 331
3
-
in open lucht, p.o. >= 2.000 m²
50
200
300
30
300
4.2
3 G
2821
2529, 3311
0
Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
2529, 3311
1
-
30
50
300
30
300
4.2
2 G
2822, 2830
2521, 2530, 3311
30
30
200
30
200
4.1
2 G
p.o. < 2.000 m²
Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
Z
R
284
255, 331
A
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
30
200
30
200
4.1
1 G
284
255, 331
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
100
30
100
D
3.2
2 G
284
255, 331
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2851
2561, 3311
2851 2851
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311
1
-
algemeen
50
50
100
50
100
3.2
2 G
2561, 3311
10
-
stralen
30
200
200
30
200
D
4.1
2 G
2851
2561, 3311
11
-
metaalharden
30
50
100
50
100
D
3.2
1 G
2851
2561, 3311
12
-
lakspuiten en moffelen
100
30
100
50
R
100
D
3.2
2 G
2851
2561, 3311
2
-
scoperen (opspuiten van zink)
50
50
100
30
R
100
D
3.2
2 G
2851
2561, 3311
3
-
thermisch verzinken
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
4
-
thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
5
-
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
6
-
anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
7
-
chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
2561, 3311
8
-
emailleren
100
50
100
50
100
3.2
1 G
R
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
2851
2561, 3311
9
2852
2562, 3311
2852
2562, 3311
287
259, 331
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
259, 331
A1
-
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
29
27, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
27, 28, 33
0
Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
29
27, 28, 33
1
-
29
27, 28, 33
2
-
29
28, 33
3
29
27, 28, 33
30
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
31
26, 27, 33
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
CATEGORIE
VERKEER
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS
100
3.2
2 G
D
3.2
1 G
D
3.1
1 G
200
4.1
2 G
100
3.2
2 G
10
50
3.1
1 G
100
30
100
D
3.2
2 G
200
30
200
D
4.1
3 G
30
300
D
4.2
3 G
50
30
50
3.1
1 G
10
30
10
30
2
1 G
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
30
30
100
50
1
galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
30
50
200
30
30
30
100
30
30
30
50
p.o. < 2.000 m²
30
30
p.o. >= 2.000 m²
50
30
-
met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
-
reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren = 1 MW
30
30
30
-
p.o. < 2.000 m²
11
Z
311
271, 331
Elektromotoren- en generatorenfabrieken, inclusief reparatie
200
30
30
50
200
4.1
1 G
312
271, 273
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
200
10
30
50
200
4.1
1 G
313
273
Elektrische draad- en kabelfabrieken
100
10
200
100
4.1
2 G
314
272
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
100
50
100
3.2
2 G
315
274
Lampenfabrieken
200
30
30
300
300
4.2
2 G
316
293
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
30
2
1 G
32
26, 33
321 t/m 323
261, 263, 264,
30
0
50
30
50
3.1
2 G
-
R R
200
D
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
SBI-1993
SBI-2008
331
dergelijke, inclusief reparatie
3210
2612
Fabrieken voor gedrukte bedrading
33
26, 32, 33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
26, 32, 33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparatie
34
29
341
291
0
Autofabrieken en assemblagebedrijven:
341
291
1
-
341
291
2
-
3420.1
29201
Carrosseriefabrieken
3420.2
29202
343
293
35
30
CATEGORIE
VERKEER
10
50
30
50
3.1
1 G
30
0
30
0
30
2
1 G
p.o. < 10.000 m²
100
10
200
p.o. >= 10.000 m²
200
30
300
100
10
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
30
Auto-onderdelenfabrieken
GEVAAR
50
G G VNG-nr.
GROOTSTE AFSTAND
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
GELUID
12
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
-
C
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
200
30
R
200
4.1
2 G
10
200
30
200
4.1
2 G
30
10
100
30
R
100
3.2
2 G
50
3.1
2 G
R
100
3.2
2 G
Z
D
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
301, 3315
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
301, 3315
1
-
houten schepen
351
301, 3315
2
-
kunststof schepen
351
301, 3315
3
-
351
301, 3315
-
352
302, 317
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
302, 317
1
-
352
302, 317
2
-
353
303, 3316
0
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
303, 3316
1
-
zonder proefdraaien motoren
353
303, 3316
2
-
met proefdraaien motoren
354
309
355
3099
30
30
50
10
100
50
100
50
metalen schepen < 25 m
50
100
200
30
200
4.1
2 G
onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
30
50
50
30
50
3.1
2 G
algemeen
50
30
100
met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
30
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
200
4.1
2 G
100
R
1000
5.3
2 G
R
100
3.2
2 G
3.2
2 G
Z
30
Z
50
30
200
100
30
1000
30
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
30
10
100
30
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
100
30
100
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
1
Meubelfabrieken
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
VERKEER
-
310
INDICES CATEGORIE
31
361
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
36
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
13
50
50
100
30
100
3.2
2 G
0
10
10
0
10
1
1 P
D
362
321
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2
1 G
363
322
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
2 G
364
323
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
365
324
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
3661.1
32991
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2
1 P
3661.2
32999
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
50
30
50
3.1
2 G
37
38
372
383202
A0
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
383202
A1
-
v.c. < 100.000 ton/jaar
30
100
300
10
300
4.2
2 G
372
383202
A2
-
v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
3 G
372
383202
B
Rubberregeneratiebedrijven
300
50
100
50
300
4.2
2 G
372
383202
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
300
300
4.2
3 G
40
35
-
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER 100
50
100
30
R
100
3.2
2 G
50
50
100
30
R
100
3.2
2 G
-
D
VOORBEREIDING TOT RECYCLING
C
R
50
40
35
B0
Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
40
35
B1
-
40
35
B2
-
40
35
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
35
C1
-
< 10 MVA
0
0
30
C
10
30
2
1 P
40
35
C2
-
10 - 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1
1 P
40
35
C3
-
100 - 200 MVA
0
0
100
C
50
100
3.2
1 P
40
35
C4
-
200 - 1.000 MVA
0
0
300
C
50
300
4.2
1 P
40
35
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
35
D1
-
0
0
300
C
100
300
4.2
1 P
covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
gascompressorstations vermogen < 100 MW
Z
SBI-1993
SBI-2008
STOF
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
GEUR
14
40
35
D3
-
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
10
1
1 P
40
35
D4
-
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
30
2
1 P
40
35
D5
-
gasontvang- en -verdeelstations, categorie D
0
0
50
C
50
50
3.1
1 P
40
35
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
35
E1
-
stadsverwarming
30
10
100
C
50
100
3.2
1 P
40
35
E2
-
blokverwarming
10
0
30
C
10
30
2
1 P
10
0
50
C
30
50
3.1
1 G
VERKEER
GEVAAR R
CATEGORIE
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS GELUID
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
41
36
-
41
36
A0
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
36
A2
-
41
36
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
36
B1
-
< 1 MW
0
0
30
C
10
30
2
1 P
41
36
B2
-
1 - 15 MW
0
0
100
C
10
100
3.2
1 P
41
36
B3
-
>= 15 MW
0
0
300
C
10
300
4.2
1 P
45
41, 42, 43
45
41, 42, 43
45
2 G
bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
-
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43
0
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
45
41, 42, 43
1
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
2 G
45
41, 42, 43
2
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
453
432
Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2
1 G
453
4322
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1
1 G
453
4321
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2
1 G
50
45, 47
501, 502, 504
451, 452, 454
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
501
451
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2
2 G
5020.4
45204
A
Autoplaatwerkerijen
10
30
100
10
100
3.2
1 G
5020.4
45204
B
Autobeklederijen
0
0
10
10
10
1
1 G
5020.4
45204
C
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
50
3.1
1 G
Bouwbedrijven/aannemers algemeen
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
R
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
51
46
-
GROOTHANDEL EN OPSLAG
5121
4621
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
5121
4621
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer
5122
4622
5123
4623
5124
GEUR
STOF
G G VNG-nr.
VERKEER
Autowasserijen
453
INDICES CATEGORIE
45205
503, 504
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
5020.5
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008
GELUID
SBI-1993
15
10
0
30
0
30
2
3 P
0
0
30
10
30
2
1 P
30
30
50
100
100
300
Groothandel in bloemen en planten
10
10
30
Groothandel in levende dieren
50
10
100
4624
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
5125, 5131
46217, 4631
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
30
5132, 5133
4632, 4633
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
5134
4634
Groothandel in dranken
5135
4635
Groothandel in tabaksproducten
5136
4636
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
5137
4637
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
5138, 5139
4638, 4639
514
464, 46733
5148.7
46499
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
46499
1
-
5148.7
46499
2
-
5148.7
46499
5
-
munitie
Z
30
R
50
3.1
2 G
50
R
300
4.2
2 G
0
30
2
2 G
0
100
3.2
2 G
30
0
50
3.1
2 G
10
30
50
R
50
3.1
2 G
10
0
30
50
R
50
3.1
2 G
0
0
30
0
30
2
2 G
10
0
30
0
30
2
2 G
10
10
30
0
30
2
2 G
30
10
30
0
30
2
2 G
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
2 G
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
2 G
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2
2 G
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1
2 G
0
0
30
30
30
2
2 G
10
50
50
30
50
3.1
2 P
C
5151.1
46711
0
Groothandel in vaste brandstoffen:
5151.1
46711
1
-
5151.2
46712
0
Groothandel in vloeibare brandstoffen:
5151.2
46712
-
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10
0
10
10
10
1
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
30
2
1 G
5151.2
46712
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
50
3.1
1 G
5151.2
46712
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
4.1
2 G
1
klein, lokaal verzorgingsgebied
50 R
200
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
SBI-1993
SBI-2008
5151.2
46712
2
-
o.c. >= 100.000 m³
5151.2
46712
3
-
tot vloeistof verdichte gassen
5151.2
46712
0
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2
46712
-
bovengronds, < 2 m³
5151.2
46712
-
bovengronds, 2 - 8 m³
5151.2
46712
-
bovengronds, 8 - 80 m³
5151.2
46712
-
5151.2
46712
5151.2
46712
5151.2
46712
1
5151.2
46712
0
Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
46712
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
5151.2
46712
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
5151.2
46712
Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
5151.3
46713
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
5152.1
46721
0
Groothandel in metaalertsen:
5152.1
46721
1
-
5152.2 /.3
46722, 46723
5153
4673
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
4673
1
-
5153
4673
2
-
VERKEER
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
50
0
50
300
R
300
D
4.2
2 G
0
0
0
30
30
2
1 G
10
0
0
50
R
50
3.1
1 G
10
0
10
100
R
100
3.2
1 G
bovengronds, 80 - 250 m³
30
0
30
300
R
300
4.2
2 G
-
ondergronds, < 80 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1G G
-
ondergronds, 80 - 250 m³
30
0
30
200
R
200
4.1
2 G
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
4.1
2 G
10
1
1 G
30
2
1 G
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
100
G G VNG-nr.
CATEGORIE
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
GELUID
16
D
0
0
0
10
10
0
10
30
10
0
10
50
50
3.1
1 G
100
0
30
50
100
3.2
2 G
30
300
300
10
300
4.2
3 G
0
10
100
10
100
3.2
2 G
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
opslag oppervlak < 2.000 m²
Groothandel in metalen en -halffabrikaten
R
5153.4
46735
4
Zand en grind:
5153.4
46735
5
-
algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2
2 G
5153.4
46735
6
-
algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
5154
4674
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
4674
1
-
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
2 G
5154
4674
2
-
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
30
2
1 G
5155.1
46751
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
3.2
2 G
5155.2
46752
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
2
1 G
0
0
0
10
10
1
1 G
5155.2
46752
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
5155.2
46752
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
17
SBI-1993
SBI-2008
5155.2
46752
-
0
0
0
30
30
2
1 G
5156
4676
Groothandel in overige intermediaire goederen
10
10
30
10
30
2
2 G
5157
4677
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
10
30
100
30
100
3.2
2 G
5157
4677
1
-
10
10
50
10
50
3.1
2 G
5157.2/3
4677
0
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
2 G
5157.2/3
4677
1
-
10
10
50
10
50
3.1
2 G
518
466
0
Groothandel in machines en apparaten:
518
466
1
-
machines voor de bouwnijverheid
0
10
100
10
100
3.2
2 G
518
466
2
-
overige
0
10
50
0
50
3.1
2 G
518
466
3
-
overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
519
466, 469
0
0
30
0
30
2
2 G
52
47
527
952
0
0
10
10
10
1
1 P
60
49
6022
493
Taxibedrijven
6023
493
Touringcarbedrijven
6024
494
0
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m²
6024
494
1
-
63
52
-
631
522
6312
52102, 52109
6312
52109
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) -
R
D
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
GELUID
STOF
INDICES
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
AFSTANDEN IN METERS GEUR
G G VNG-nr.
OMSCHRIJVING
VERVOER OVER LAND 0
0
30
C
0
30
2
2 P
10
0
100
C
0
100
3.2
2 G
0
0
100
C
30
100
3.2
3 G
0
0
50
C
30
50
3.1
2 G
Loswal
10
30
50
3.1
2 G
A
Distributiecentra, pak- en koelhuizen
30
10
50
C
50
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
30
C
10
goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER 30
50 R
50
D
3.1
2 G
30
2
2 G
6321
5221
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
100
3.2
2 G
6321
5221
3
Caravanstalling
10
0
30
C
10
30
2
2 P
64
53
-
POST EN TELECOMMUNICATIE
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
77
711
7711
712
7712, 7739
713
GEUR
STOF 0
30
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
7133
7733
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
72
62
72
62
72
58, 63
B
73
72
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731
721
74
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82
747
812
7481.3
74203
7484.3
0
30
30
10
30
50
10
50
D
0
50
10
50
D
3.1
2 G
10
0
30
10
2
2 G
Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
Datacentra
0
0
30
30
10
30
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
82991
Veilingen voor landbouw- en visserijproducten
50
30
200
C
50
200
4.1
3 G
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
10
0
10
1
2 P
90
37, 38, 39
9001
3700
A0
RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001
3700
A1
-
< 100.000 i.e.
200
10
100
C
10
200
4.1
2 G
9001
3700
A2
-
100.000 - 300.000 i.e.
300
10
200
C
10
300
4.2
2 G
9001
3700
B
Rioolgemalen
30
0
10
C
0
30
2
1 P
50
3.1
2 G
50
3.1
2 G
-
-
-
2
2 P
2
2 P
3.1
2 G
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk -
C
VERKEER
71
0
Post- en koeriersdiensten
INDICES CATEGORIE
531, 532
AFSTANDEN IN METERS GROOTSTE AFSTAND
641
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI-2008 G G VNG-nr.
SBI-1993
GELUID
18
C
0
10
1
1 P
0
30
2
1 P
30
2
1 P
3.1
1 P
2
2 G
30
R
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
R
D
MILIEUDIENSTVERLENING
Z
9002.1
381
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
50
10
9002.1
381
B
Gemeentewerven (afvalinzameldepots)
30
30
50
30
R
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
SBI-1993
SBI-2008
9002.1
381
C
9002.2
382
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
382
A2
-
kabelbranderijen
9002.2
382
A4
-
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
9002.2
382
A5
-
9002.2
382
A6
9002.2
382
A7
9002.2
382
B
9002.2
382
C0
Composteerbedrijven:
9002.2
382
C1
-
9002.2
382
C3
-
9002.2
382
C4
9002.2
382
C5
CATEGORIE
VERKEER
200
300
30
300
4.2
3 G
100
50
30
10
100
3.2
1 G
50
10
30
10
50
3.1
1 G
oplosmiddelterugwinning
100
0
10
30
1 G
-
afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
300
200
300
-
verwerking fotochemisch en galvanoafval
10
10
30
30
300
200
300
niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
300
100
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
-
belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
200
-
gft in gesloten gebouw
200
Vuiloverslagstations
Vuilstortplaatsen
GELUID
GEVAAR
200
G G VNG-nr.
GROOTSTE AFSTAND
INDICES
STOF
AFSTANDEN IN METERS GEUR
OMSCHRIJVING
19
100
D
3.2
300
D
4.2
3 G
30
2
1 G
10
300
4.2
3 G
50
10
300
4.2
2 G
100
10
100
3.2
2 G
100
30
200
4.1
3 G
50
100
100
200
4.1
3 G
2 G
C
Z
R
50 R
R
93
96
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
96011
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
30
50
3.1
9301.1
96011
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
50
3.1
2 G
9301.2
96012
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
30
2
2 G
9301.3
96013
0
0
30
0
30
2
1 G
SBI 93/08/SvB b maart 2012
A
Wasverzendinrichtingen
C
R
45
Bijlage 2
Kaart
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 035600.17438.00 Rotterdam / Middelburg
46
_______________________________________________________________________________________________________________ 035600.17438.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg