JAARVERSLAG PDV 2012 (CONCEPT)
1
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 1. ORGANISATIE Missie, doel en taken Bestuur Commissies Secretariaat Uitbestede taken PBO-discussie Code Goed bestuur Toezicht Intern toezicht Representativiteitsonderzoek Juridische zaken Gerechtelijke procedures Verordeningen en besluiten Geschillencommissie Handhaving tuchtrecht 2 DIERVOEDERKWALITEIT EN VEILIGHEID Issue- en crisismanagement en -communicatie Analyseaangelegenheden in de diervoedersector 3 UNIFORMERING VOEDERWAARDERING Beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot CVB activiteit Commissie CVB Samenwerking Relatiebeleid CVB werkgroepen Uitgebrachte producten Helpdeskfunctie Veevoederdatabank Website 4 ARBEID EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN Commissie Arbeid PA-PDV Sociaal-economische kerngegevens Project geluid Arbocatalogus diervoeder Stof? Pak 't aan! Grondstoffendatabank Werkinstructiekaarten Werkvloer Cursusdatabase Stichting Bevordering Studie Diervoeding Verankering Arbeid Human Capital Agenda Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) Programma Arbeidsmarkt en Opleiding (PAO) Scholingsconsulent diervoeder Jongerenproject 1 Regionaal mobiliteitsonderzoek
2
Nieuwsbrief Arbeid 5 INNOVATIE EN ONTWIKKELING Kaders waarbinnen het PDV innovatie en ontwikkeling stimuleert Veevoedkundig onderzoek Rundvee, varkens en pluimvee Voedingsonderzoek vleeskalveren Topsectoren Project Carbon Footprint Diervoeding 6 INFORMATIEVOORZIENING EN SECTORCOMMUNICATIE Communicatiebeleid Informatievoorziening Sectorcommunicatie 7 MEDEBEWINDSTAKEN Marktordening Steunregeling mageremelkpoeder Steunregeling gedroogde voedergewassen Gemedicineerde Voeders Salmonellamonitoring 8 FINANCIËN Balans per 31 december 2012 Financiële resultaten over 2012 Heffingen Financiële relaties Vergoeding voorzitter Vergoeding bestuursleden BIJLAGEN 1 Samenstelling algemeen bestuur PDV zittingsperiode 2012/2013 2 Samenstelling van Commissies zittingsperiode 2012/2013 3 Volledig overzicht van de van kracht zijnde verordeningen en besluiten 4 Personele samenstelling secretariaat
3
VOORWOORD Namens het bestuur, Geachte lezer, Voor u ligt het jaarverslag van het PDV over het jaar 2012. Naast dit jaarverslag brengen wij tegelijkertijd de financiële jaarrekening over het jaar 2012 uit. Beide verslagen geven een volledig en transparant beeld van de activiteiten van het PDV in het afgelopen jaar. Het jaar 2012 was voor de organisatie en haar medewerkers een jaar waarin het toekomstperspectief sterk kantelde. Eind 2011 werd het Kabinetsstandpunt over de PBO van het Kabinet Rutte I besproken in de Tweede Kamer. Naar aanleiding van dit debat werd een aantal moties ingediend. De belangrijkste was een motie waarin door PVV, SP, VVD en D66 werd verzocht om het opheffen van de productschappen. Daarnaast vroeg de motie om een voorstel voor het onderbrengen van de wettelijke taken (medebewind) en van de activiteiten met een publiek belang. Deze motie is aanvaard. Het Kabinet Rutte I heeft op 21 juni 2012 een schriftelijke reactie gegeven op de motie, maar is aan verdere behandeling niet meer toegekomen. Gedurende de demissionaire fase van het Kabinet Rutte I is door de productschappen verder gewerkt aan een intensievere onderlinge samenwerking, een traject dat eind 2010 werd gestart. Deze verdergaande samenwerking heeft onder andere geresulteerd in de verhuizing van het PDV van Den Haag naar Zoetermeer. Door de verhuizing is het eenvoudiger geworden om in de dagelijkse werkzaamheden samen te werken met andere productschappen, die bijna allemaal op hetzelfde adres zijn gevestigd. Daarnaast kon door de verhuizing de gezamenlijke medebewindorganisatie van start gaan. In die organisatie zijn alle medebewindstaken van de verschillende productschappen ondergebracht. Het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II was voor de productschappen zeer ingrijpend. In het regeerakkoord van VVD en PvdA wordt namelijk het opheffen van publiekrechtelijke organen vanaf 2014 aangekondigd en daarmee ook de opheffing van het PDV. Verder wordt aangegeven dat een aantal publieke taken zal worden ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Alle overige taken kunnen elders privaat worden ondergebracht, mits het bedrijfsleven dat wenselijk acht. De laatste maanden van 2012 is druk onderzocht op welke wijze het voornemen uit het regeerakkoord kan worden uitgevoerd. Zowel private alternatieven als overdracht van taken naar EZ passeren daarbij de revue. De productschapsvoorzitters zijn in een klankbordgroep betrokken bij het Programma PBO van EZ. Het bedrijfsleven heeft in ieder geval aangegeven het belangrijk te vinden dat in 2013 zoveel als mogelijk wordt doorgegaan met de voorgenomen projecten. Alle medewerkers van het PDV zetten zich daar volledig voor in, terwijl zij zich tegelijkertijd bezinnen op hun carrière na het opheffen van het productschap. Wij danken u voor uw interesse in onze werkzaamheden en vragen u om samen met ons ook in 2013 actief mee te blijven denken over de toekomst van de diervoedersector in brede zin.
Renée Bergkamp voorzitter
Matthé Elema secretaris
4
1. ORGANISATIE Het Productschap Diervoeder (PDV) is in 1957 opgericht als publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie voor de diervoederkolom. Hieronder vallen behalve bedrijven die (grondstoffen voor) diervoeders vervaardigen of verhandelen ook de veehouderijbedrijven. Behalve het werken aan de gemeenschappelijke belangen van de ondernemers en werknemers in de diervoedersector, heeft het productschap als taak om het algemeen maatschappelijk belang te dienen. Het productschap wordt gefinancierd uit heffingen en retributies, afgedragen door het diervoederbedrijfsleven. Missie, doel en taken De missie van het productschap is vastgelegd in artikel 71 van de Wet op de bedrijfsorganisatie (1998): ‘een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor het is ingesteld, te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen’. Op grond hiervan heeft het PDV een eigen missie geformuleerd: ‘Onze missie is het creëren van toegevoegde waarde voor de diervoedersector. Dat willen wij bereiken door het bouwen van bruggen tussen de ketenpartijen. Daarom profileren wij ons als strategisch platform en kennis- en expertisecentrum voor de gehele diervoedersector. Wij bevorderen samenwerking en afstemming tussen opeenvolgende schakels in de keten van voer tot voeding. Speerpunten daarin zijn kennis, innovatie, uniforme voederwaardering, kwaliteitsborging en moderne arbeidsverhoudingen. Zo dragen we bij aan een vitale sector en aan een duurzame productie van veilige voeding voor mens en dier.’ Het productschap is ingesteld voor ondernemingen die: • voedergewassen telen; • (grondstoffen voor) diervoeder als bijproduct verkrijgen; • producten van welke aard dan ook verwerken tot diervoeder(grondstoffen), dan wel diervoeder(grondstoffen) verwerken; • grondstoffen voor diervoeder verhandelen; • diervoeders vervoederen. De hoofdfuncties van het PDV zijn: • strategisch platform voor de gehele diervoederkolom; • dienstverlening aan de sectoren binnen de diervoederkolom, in de vorm van kennis en informatie, onderzoek, promotie en (administratieve) uitvoering van gewenste activiteiten; • verordenende bevoegdheid (terughoudend gebruik; waar mogelijk wordt gekozen voor uniformering en standaardisering). De activiteiten die uit deze hoofdfuncties voortvloeien, zijn ondergebracht in de volgende werkvelden: • Informatievoorziening en sectorcommunicatie • Diervoederkwaliteit en –veiligheid • Voederwaardering • Duurzame innovatie en ontwikkeling • Arbeidsaangelegenheden • Medebewind. Binnen de verschillende werkvelden zijn meerdere programma’s vastgesteld, die een looptijd hebben van maximaal vier jaar. In de volgende hoofdstukken wordt op de werkvelden en programma’s nader ingegaan. Bestuur Het algemeen bestuur is het hoogste besluitvormende orgaan van het PDV en is samengesteld uit vertegenwoordigers van ondernemersorganisaties en werknemersorganisaties in de
5
diervoedersector. De Sociaal-Economische Raad (SER) bepaalt welke organisaties het recht hebben om bestuursleden te benoemen. De bestuursleden en hun plaatsvervangers treden om de twee jaar tegelijk af. Zij kunnen meteen opnieuw worden benoemd. Het dagelijks bestuur wordt voor elke zittingsperiode benoemd door en uit leden van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur is vooral belast met het financieel beheer en organisatorische aangelegenheden. Het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA) is de gezamenlijke werkorganisatie van het Productschap Diervoeder, het Productschap Akkerbouw en het Productschap Wijn. Bij het HPA zijn de administratieve, financiële, juridische en personele aangelegenheden ondergebracht. Ook ICT- en facilitaire zaken vallen onder het HPA. De voorzitter van de productschappen wordt elke twee jaar benoemd door de Kroon en bekleedt een onafhankelijke positie. De dagelijkse werkzaamheden van het productschap worden verricht door de secretaris en de verschillende onderdelen van het secretariaat, met ondersteuning van derden. De secretaris – geen bestuurslid – is benoemd door het bestuur. Vertegenwoordigers van de SER en de ministeries van Economie, Landbouw en Innovatie, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid adviseren het bestuur via een ministeriële vertegenwoordiger bij de vergaderingen. Deze vertegenwoordigers hebben, net als de voorzitter en de secretaris, geen stemrecht. De samenstelling van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is weergegeven in bijlage 1 van dit jaarverslag. Commissies Het algemeen bestuur bepaalt het beleid van het productschap. Het laat zich adviseren en bij de uitvoering ondersteunen door commissies die zijn ingesteld voor de verschillende beleidsterreinen. In het verslagjaar kende het PDV de volgende adviescommissies (voor de samenstelling zie bijlage 2): • De Kalvermelkcommissie (KC). Dit is een overlegplatform voor de producenten van kunstmelkvoeder voor vleeskalveren. • De Adviescommissie Veevoedkundig Onderzoek (AVO). Deze adviseert over onderzoek naar voeding voor varkens, pluimvee en rundvee (behalve blanke vleeskalveren). • De Commissie CVB. Deze adviseert over kennisontwikkeling op het gebied van uniformering van voederwaardering voor landbouwhuisdieren. • De Commissie Arbeid PA/PDV. Deze adviseert over sociaal-economische aangelegenheden in de diervoedersector aan de besturen van zowel PDV als het PA met betrekking tot gezamenlijke, sectoroverstijgende projecten. De vertegenwoordigers die namens PDV in deze commissie zitting hebben, adviseren het bestuur over de projecten die uitsluitend betrekking hebben op de diervoedersector. • De Commissie Kwaliteitsbeleid Diervoeders (CKD). Deze adviseert over de hoofdlijnen van het kwaliteitsbeleid. • De Sectorcommissie Huisdiervoeder (SCH). Deze adviseert over het kwaliteitsbeleid inzake huisdiervoeders en bevordert de onderlinge afstemming tussen de keten van productie en afzet van huisdiervoeders. Secretariaat Ter ondersteuning van het (dagelijks) bestuur, commissies en werkgroepen beschikt het productschap over een secretariaat. Van het secretariaat van het productschap maken deel uit de secretaris, de beleidsmedewerkers, de beleidsondersteunende medewerkers, de administratief
6
medewerkers en de secretaresses. Een overzicht van de personele samenstelling is opgenomen in bijlage 4. Het secretariaat is belast met de werkzaamheden (voorbereidend en uitvoerend), die voortvloeien uit de (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden (van het bestuur) van het productschap en de door het bestuur genomen besluiten. De algemene leiding van het secretariaat berust bij de secretaris. Het secretariaat wordt in ruime mate ondersteund door diverse afdelingen van het HPA. Naast een aantal organisatorische en administratieve zaken betreft dat met name de afdeling Juridische en Bestuursaangelegenheden, de afdeling Voedsel en Voeding en de afdeling Arbeid. Op het gebied van biotechnologie wordt in de Projectgroep Biotechnologie nauw samengewerkt met het Productschap Akkerbouw (PA) en het Productschap Margarine, Vetten en Oliën (MVO). Uitbestede taken Het PDV heeft een aantal taken uitbesteed aan het HPA: - Aangelegenheden betreffende moderne biotechnologie (genetische modificatie) aan de afdeling Voedsel en Voeding. - De statistische informatievoorziening aan de afdeling Uitvoering Regelingen. - De ondersteuning bij sectorcommunicatie aan de afdeling Communicatie. - De werkzaamheden op het gebied van arbeidsaangelegenheden aan de afdeling Arbeid. Daarnaast heeft het PDV de werkzaamheden ten behoeve van de landbouwkundige laboratoria (KDLL) uitbesteed aan Ducares B.V. te Utrecht. PBO-discussie Eind november 2011 is het kabinetsstandpunt ten aanzien van de PBO in de Tweede Kamer besproken. Naar aanleiding van dit debat zijn enkele moties ingediend. De belangrijkste was een motie van Aptroot c.s. waarin PVV, SP, VVD en D66 verzoeken om het opheffen van de productschappen en binnen 6 maanden de Wbo aan te passen. Daarnaast vraagt de motie om een voorstel voor het onderbrengen van de wettelijke taken (medebewind) en van de activiteiten met een publiek belang. Deze motie is aanvaard. Gedurende de demissionaire fase van het Kabinet Rutte I is door de ministers Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) op 21 juni 2012 een brief aan de Tweede Kamer aangeboden. In de brief werd een reactie gegeven op de motie Aptroot c.s. waarin is verzocht de producten bedrijfschappen op te heffen en hun publieke (onmisbare) taken elders onder te brengen. Met de brief kwam het kabinet tegemoet aan de wens van de meerderheid van de Tweede Kamer, namelijk het opheffen van de bestaande productschappen en het onderbrengen van een deel van de taken bij een nieuwe organisatie (PBO of ZBO). De reactie van het kabinet paste bij de lijn waar de productschappen zelf reeds aan werkten in afstemming met (de organisaties uit) de betrokken sectoren. Zowel het kabinet als de schappen gaven daarmee gehoor aan de wens van de agrarische sectoren en vele ondernemingen daarin. Een wens die werd gestuurd vanuit de gedachte dat vooral in de huidige economische situatie behoefte blijft bestaan aan de ondersteuning van duurzame en sociale innovaties en daarmee aan de uitvoering van de agenda’s van de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen. In overleg met het betrokken bedrijfsleven en na publicatie van de brief benadrukten de productschappen het belang van een snelle verdere vormgeving van het keteninstituut waarbij de voorkeur uitging naar een publieke organisatie. Een publiek orgaan zou immers meer ruimte geven om taken collectief op te pakken en is, door de ingezette samenwerking tussen productschappen, sneller te realiseren. Een dergelijke opzet zou ook de invloed van ondernemers en werknemers en hun organisaties en die van ongeorganiseerden waarborgen.
7
Na publicatie van de brief werd nog enkele malen over de PBO gesproken tijdens procedurevergaderingen van de Vaste Kamercommissie van SZW, maar tot behandeling in de Tweede Kamer kwam het door de verkiezingen en de formatieperiode daarna niet meer. Regeerakkoord Eind oktober werd de inhoud bekend van het regeerakkoord, dat aan de basis staat van het Kabinet Rutte II. Die inhoud van het regeerakkoord bleek voor de productschappen teleurstellend. In het akkoord staat onder andere dat product- en bedrijfschappen worden opgeheven en dat de heffing wordt afgeschaft. Verder staat er ook dat de medebewindstaken en autonome publieke taken vanaf 2014 door het Ministerie van Economische Zaken (voorheen EL&I) uitgevoerd moeten worden. Het regeerakkoord legt sterk de nadruk op het herstel van de Nederlandse economie. De agrofood- en tuinbouwsector leveren een substantiële bijdrage aan onze economie. Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben ook in 2012 steeds aangegeven in grote meerderheid behoefte te hebben aan productschappen, waarin zij activiteiten uitvoeren die zowel in het belang van de sector zijn, als in het algemeen belang, zoals plant- en diergezondheid, dierenwelzijn, voedselveiligheid en gezondheid. Verder maakt het voornemen van het kabinet het voor land- en tuinbouw nagenoeg onmogelijk om een financiële bijdrage te leveren aan het Nederlandse topsectorenbeleid. Dit gaat ten koste van het innovatieve vermogen van een sector die, mede dankzij de samenwerking van het bedrijfsleven in PBO-verband, de tweede exporteur is van landbouwproducten in de wereld. Afbouw productschappen De laatste maanden van 2012 is druk onderzocht op welke wijze het voornemen uit het regeerakkoord kan worden uitgevoerd. Hiervoor is er onder andere overleg geweest met het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Een aantal voorzitters en secretarissen heeft met EZ gesproken over het proces, dat moet leiden tot de overdracht van de publieke taken (waaronder medebewind) van de productschappen aan het departement EZ. Daartoe worden meerdere werkgroepen en een gezamenlijke klankbordgroep ingesteld. De taakanalyse (is het een publieke of private taak) wordt eerst ter hand genomen. Daarna moet dan bepaald worden hoe de publieke taken in de structuur van EZ kunnen worden ondergebracht. Ook zal een werkgroep worden ingericht voor de personele aspecten van de overdracht, omdat het ministerie en de productschappen ervan uitgaan dat personeel dat bij de taken hoort ook meegaat met de taken. Code Goed bestuur Op 1 juli 2007 is de Code Goed Bestuur product- en bedrijfschappen van kracht geworden. In de code zijn verschillende principes en uitwerkingen opgenomen ter bevordering van het transparant, democratisch en doelmatig functioneren van de schappen. De inhoud van de code beoogt een ieder die actief is in de bestuurswereld van de bedrijfslichamen te stimuleren zich op een maatschappelijk geaccepteerde en verantwoorde wijze te gedragen en daar publiekelijk verantwoording over af te leggen. Uitwerkingen die voortvloeien uit de code zijn onder meer: • Model voor het interne toezicht op de Code Goed Bestuur. • Verordening PDV Reglement van orde 2008. • Verordening PDV Klachtenbehandeling 2008. • Integriteitsprotocol medewerkers (inclusief klokkenluidersregeling). • Protocol PDV Bestuurlijke integriteit. • Communicatieplan Code Goed bestuur.
8
De eerste vijf uitwerkingen zijn in maart en juni 2008 door het bestuur opnieuw vastgesteld. Het communicatieplan was al eerder vastgesteld. Dit plan bevat de activiteiten die vanaf 2008 worden ondernomen om de communicatie met de achterban op gestructureerde wijze te intensiveren. Het Model voor het interne toezicht regelt dat het toezicht op de naleving van de code wordt neergelegd bij de Interne Auditdienst van het HPA. Deze dienst is onafhankelijk en rapporteert aan een auditcommissie. Deze commissie bestaat uit de leden van het bestuur van het HPA, dat op zijn beurt weer is samengesteld uit vertegenwoordigers uit de kring van de productschappen Akkerbouw, Diervoeder en Wijn. Het reglement van orde beschrijft de spelregels voor de werkwijze van het bestuur. De verordening inzake klachtenbehandeling zorgt ervoor dat mondeling of schriftelijk ingediende klachten behoorlijk en zorgvuldig worden behandeld en afgehandeld. De verordening is de wettelijke vastlegging van het klachtenprotocol. Het Integriteitsprotocol Medewerkers is in 2007 aan de ondernemingsraad voorgelegd en begin 2008 geïmplementeerd. In de code is eveneens een klokkenluidersregeling opgenomen. Het Protocol bestuurlijke integriteit is de uitwerking van onderdeel 2 van principe VI van de code. Het betreft nadere richtlijnen voor transparant handelen, verantwoording en functiescheiding van leden van het bestuur, commissies en werkgroepen. Onder andere wordt aandacht besteed aan personele unies en het vraagstuk van ‘dubbele petten’. Zo is onder meer geregeld dat bestuursleden niet deelnemen aan beraadslagingen en/of besluitvorming die hun persoonlijke of andere rechtstreekse belangen raken. In het overzicht bestuursleden met nevenfuncties is per bestuurslid aangegeven de datum van eerste benoeming, de functie binnen het productschap en welke voor het productschap relevante nevenfuncties hij of zij bekleedt. Dit overzicht is openbaar gemaakt via de website van het productschap. Het productschap heeft iedere benoemende organisatie verzocht slechts bestuursleden te benoemen, van wie duidelijk is dat ze aan de gedrags- en incompatibiliteitscriteria voldoen, die in de code zijn opgenomen. Communicatie Het productschap streeft ernaar om met het bedrijfsleven zo transparant mogelijk te communiceren. Zo staan alle vergaderstukken, agenda’s en verslagen van het bestuur op de website. Sinds 2006 evalueert PDV haar activiteiten door middel van achterbanraadpleging bij de belanghebbenden. De uitkomsten van deze raadpleging zijn richtinggevend voor de vraag welke activiteiten voor de betreffende sector wel of niet worden voortgezet of aangepast. Beleidsvoornemens, resultaten en voor het bedrijfsleven relevante ontwikkelingen worden regelmatig via persberichten en weekberichten in de publiciteit gebracht. Verder organiseert het productschap regelmatig bijeenkomsten voor het bedrijfsleven. Bedrijfsvoering In voorgaande jaren heeft het productschap allerlei maatregelen genomen teneinde de voorschriften uit de Code Goed Bestuur te implementeren. In de gewijzigde ‘Wet op de bedrijfsorganisatie’ (Wbo) is opgenomen dat elk product- en bedrijfschap iedere vier jaar een representatief draagvlakonderzoek moet uitvoeren onder alle onder de werkingssfeer van het
9
schap vallende ondernemingen. Door de ontwikkelingen op het politieke front is het draagvlakonderzoek in 2011 niet uitgevoerd. Wel is een ondernemerspeiling gehouden. Aanbesteding Het productschap is als publiekrechtelijke instelling aanbestedingsplichtig volgens de van kracht zijnde Europese richtlijn (EG) 2004/18/EG en het 'Nederlands Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten'. Gezien de op de regelgeving gebasserde drempelbedragen en het feit dat bij onderzoeksopdrachten, die door de sector worden gefinancieerd en waarvan de resultaten aan de sector toekomen geen sprake is van aanbesteding, waren de aanbestedingregels in 2012 voor PDV niet van toepassing. Samenloop van heffingen In maart 2008 heeft het bestuur ingestemd met een notitie waar in staat dat de samenloop van heffingen zoveel mogelijk moet worden voorkómen. Mogelijkheden waaraan men dacht waren het hanteren van een gezamenlijke heffingsnota en het mogelijk maken van elektronische opgave door het bedrijfsleven. In de praktijk is echter gebleken dat een samenloop van heffingen nauwelijks voorkomt. Een gezamenlijke heffingsnota is daardoor niet wenselijk gebleken. Wel wordt daar waar mogelijk, bedrijven de mogelijkheid geboden om elektronisch opgaven te verzorgen. Rapportage van bevindingen interne audit Tekst interne accountant (wordt gemaakt na verwerking eventuele opmerkingen in Bestuur) Financiën Verderop in dit jaarverslag wordt op basis van de uitgebreide jaarrekening het financiële beleid verantwoord. Voor alle financiële stukken geldt, dat ze zijn opgesteld aan de hand van richtlijnen van de SER. De (herziene) begroting, de balans en de jaarrekening worden op de website geplaatst. Van het jaarverslag wordt jaarlijks ook een meer toegankelijke versie gemaakt. Deze brochure wordt aan alle heffingbetalende bedrijven gestuurd. Jaarlijks wordt op de website van het PDV een document geplaatst waaruit blijkt welke activiteiten met behulp van de heffingen worden gefinancierd. Administratieve lasten In 2011 is er een nieuwe meting uitgevoerd naar de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven. Hierover is aan de SER gerapporteerd. Gebleken is dat de administratieve lastendruk licht is gestegen ten opzichte van de laatste meting. Voornaamste reden hiervoor is dat de data van de meting op een andere wijze is geanalyseerd. Toezicht Het toezicht op het PDV berust bij verschillende toezichthouders. Zo wordt dit jaarverslag toegezonden aan de SER en de rijksoverheid. Verder kan het toezicht als volgt worden onderverdeeld: • Van de SER is goedkeuring vereist voor de begroting, de jaarlijkse verordeningen voor de vaststelling van heffingen en retributies en overige autonome verordeningen. Bovendien wijst de raad de werkgevers- en werknemersorganisaties aan die op basis van hun representativiteit binnen de diervoedersector het recht hebben bestuursleden te benoemen. De SER toetst om de vier jaar de representativiteit van deze organisaties. • De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is politiek verantwoordelijk voor de productschappen. Het productschap legt aan de minister iedere vier jaar verantwoordelijkheid af over het eigen functioneren. Bovendien stuurt het PDV de minister vierjaarlijks een evaluatie van de eigen verordeningen. • De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie toetst de fondsheffingen van het PDV aan de EU-regeling, opdat ongeoorloofde steun aan het bedrijfsleven wordt
10
voorkomen. Deze toets wordt zo nodig ook door de EU zelf uitgevoerd. Verordeningen die strafbepalingen bevatten, hebben goedkeuring van de minister nodig. Dit geldt ook voor verordeningen die procedureel niet vooraf zijn aangekondigd in het Mededelingen- en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Intern toezicht Het kabinet heeft aangegeven een nieuwe rol en taakopvatting na te streven voor het toezicht op de publieke taken. Het uitgangspunt hierbij is dat burgers, bedrijven en instellingen zelf verantwoordelijkheid dragen voor het handhaven van bepaalde regels, waardoor er sprake kan zijn van minder toezicht door de centrale overheid. Belangrijke begrippen zijn in dit kader intern toezicht, horizontale verantwoording en verticaal toezicht. Wat betreft het intern toezicht – dat is de wijze waarop de verantwoording en controle binnen het productschap wordt vormgegeven – hebben de productschappen in 2007 een model ontwikkeld waarin het interne toezicht wordt uitgeoefend door de Interne Auditdienst van het HPA. Het bestuur van het HPA treedt daarbij op als auditcommissie. Dit model doet recht aan de verantwoordelijkheid van het bestuur, is doelmatig en maakt optimaal gebruik van de onafhankelijke positie en deskundigheid van de Interne Auditdienst. Representativiteitsonderzoek Eind 2011 heeft het PDV bij de Toezichtkamer van de SER de gegevens aangeleverd ten behoeve van de vierjaarlijkse representativiteitstoets van het organisatorisch draagvlak van het PDV, zoals verenigd in de dragende organisaties. De Toezichtkamer heeft in april 2012 vastgesteld dat niet is aangetoond dat het organisatorisch draagvlak van de geleding ‘nietagrarische voortbrenging van handel in diervoeder- en diervoedergrondstoffen’, voldoet aan de gestelde eisen. Omdat nu in twee achtereenvolgende onderzoeken is aangetoond dat dit het geval is, zal de Bestuurskamer worden verzocht te bezien of dit aanleiding geeft de minister de adviseren het voortbestaan van PDV in ongewijzigde vorm te heroverwegen. Het verzoek aan de Bestuurskamer zal worden gedaan zodra er duidelijkheid bestaat over de uitkomst van de PBO-discussie in het algemeen en de gevolgen daarvan voor PDV in het bijzonder. Juridische zaken Het productschap is als publiekrechtelijk bedrijfsorgaan gerechtigd algemeen verbindende voorschriften (verordeningen en besluiten) voor de diervoedersector vast te stellen. Verordeningen moeten door de Sociaal-Economische Raad, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (en eventueel betrokken andere ministers) of door beide worden goedgekeurd en daarna gepubliceerd. Besluiten behoeven alleen gepubliceerd te worden. Voor de bedrijfsgenoten bestaat de mogelijkheid tegen beslissingen van het productschap bezwaar te maken en eventueel tegen de beslissing op bezwaar in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De termijn voor beide procedures is zes weken. Gerechtelijke procedures In 2012 zijn er geen bezwaar- of beroepszaken behandeld. Verordeningen en besluiten In het verslagjaar 2012 heeft het bestuur van het Productschap Diervoeder de volgende verordeningen en besluiten vastgesteld: • • •
Mandaatbesluit PDV 2011 / Ondermandaatbesluit PDV 2011 Besluit rekening van baten en lasten Productschap Diervoeder over 2011 Verordening PDV herziene begroting 2012 11
• • • • • •
Verordening PDV begroting 2013 Wijziging I Verordening PDV financieringsheffing jaar 2012 Wijziging I Verordening PDV bestemmingsheffingen jaar 2012 Verordening PDV bestemmingsheffingen jaar 2012-II Verordening PDV bestemmingsheffingen jaar 2013 Verordening PDV heffing voederwaardering 2013
Voor een volledig overzicht van de van kracht zijnde verordeningen en besluiten wordt verwezen naar bijlage 3. Geschillencommissie Bij het productschap berust het secretariaat van de Geschillencommissie Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector SKV 1991. In het verslagjaar is één zaak behandeld. Handhaving tuchtrecht Overtredingen van verordeningen kunnen op grond van artikel 104 Wet op de bedrijfsorganisatie worden aangemerkt als strafbaar feit of als een handeling waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel kan worden opgelegd. In het laatste geval maakt de voorzitter, op basis van de berechtingsrapporten van de door het bestuur aangewezen toezichthouders, de zaken aanhangig bij het tuchtgerecht. In het verslagjaar zijn geen zaken aan het tuchtgerecht voorgelegd.
12
2 DIERVOEDERKWALITEIT EN -VEILIGHEID Issue- en crisismanagement en -communicatie Doel: Een (mogelijke) verstoring bij één of meer bedrijven in de diervoedersector kan negatieve gevolgen hebben voor de hele diervoeder- en/of dierlijke productieketen. Slagvaardig, gestructureerd en eenduidig reageren én handelen - zo nodig in ketenverband is dan gewenst, zowel om een verstoring te voorkomen als om die te beheersen. Uitvoering en resultaat: In dat verband heeft het Productschap Diervoeder in samenwerking met alle betrokken partijen uit de diervoedersector een draaiboek voor coördinatie en communicatie bij verstoren in de diervoedersector samengesteld. Dit draaiboek, dat jaarlijks geactualiseerd wordt, bevat het scenario voor het treffen van maatregelen en communicatie ingeval van een verstoring in de diervoedersector, waarbij het PDV optreedt als coördinator voor de diervoedersector, de dierlijke sector en de overheid. Dit draaiboek is tevens bedoeld als handleiding voor de ketenberaadsgroep. Deze ketenberaadsgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de gehele keten, waarbij de deelnemers voldoende mandaat van hun achterban hebben om tijdens spoedoverleg besluiten te nemen met betrekking tot de communicatiestrategie en de te ondernemen acties/voorzorgsmaatregelen. Uitgangspunt is dat het nemen van maatregelen en de communicatie in samenwerking gebeurt met de betrokken partijen in de diervoeder- én dierlijke productieketen. Tevens vindt er een goede afstemming plaats met de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) en indien nodig met het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Aangezien vanuit de keten de behoefte bestond om in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen anticiperen op een (mogelijke) verstoring, en het derhalve zaak is om het Productschap Diervoeder via het Centrale Meldpunt zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen, is het draaiboek met name op dat punt geactualiseerd. Op de website van het Productschap Diervoeder is het item “issue- en crisismanagement” aangevuld met een stroomschema, dat op duidelijke wijze het moment aangeeft, waarop het productschap dient te worden geïnformeerd. Ook is het item “Hygiëneprotocol Reiniging & Ontsmetting van transportmiddelen voor het vervoer van diervoeder” toegevoegd, In dit protocol wordt bepaald welke hygiënemaatregelen er tijdens een dierziekte uitbraak in acht genomen moeten worden bij het transporteren van diervoeder. In 2011 was er geen reden om de Ketenberaadsgroep te informeren. Ook in 2011 publiceerde het PDV wekelijks op haar website alle overzichten met diervoedermeldingen vanuit het RASFF-systeem (Rapid Alert System for Feed and Food), een waarschuwingsnetwerk dat de lidstaten via de Europese Commissie in Brussel informeert. 2013: In verband met de afbouw van het Productschap Diervoeder zullen in 2013 afspraken worden gemaakt met het betrokken bedrijfsleven over de afronding en/of overdracht van taken in dit kader. Analyseaangelegenheden in de diervoedersector Het beleid aangaande analyseaangelegenheden en de uitvoering van ringonderzoeken in de diervoersector is door het bestuur gedelegeerd aan het College van Deskundigen Analyseaangelegenheden. Het College van Deskundigen analyseaangelegenheden is de gecombineerde samenvoeging / opvolger van de Stuurgroep Analyseaangelegenheden (SAD) en van de Kwaliteitsdienst Landbouwkundige laboratoria. : De Stuurgroep Analyseaangelegenheden Diervoedersector (SAD) had als taak om uniforme, gestandaardiseerde en actuele analysemethoden aan te bieden en te ontwikkelen. Het doel van de Kwaliteitsdienst Landbouwkundige Laboratoria (KDLL) van het PDV is dat
13
landbouwkundige laboratoria zich onafhankelijk en betrouwbaar middels ringonderzoeken laten toetsen hoe zij analytisch gezien presteren ten opzichte van hun vakgenoten. Omdat de naam KDLL voor het uitvoeren van ringonderzoeken binnen de diervoedersector een begrip is, wordt deze naam in het kader van ringonderzoeken nog steeds gehanteerd.. Het College van Deskundigen Analyseaangelegenheden bestaat uit deskundigen uit de diervoedersector en heeft onder andere de volgende taken en bevoegdheden: -
Adviseren aan het bestuur over beleid op het gebied van ringonderzoeken uitbrengen van advies aan bestuur van PDV in relatie tot de begroting beoordelen relevantie van aan te bieden ringonderzoeken vaststellen jaarprogramma ringonderzoeken verstrekken van advies bij de evaluatie van algehele prestaties van de deelnemers formuleren van reacties op feedback van de deelnemers planning en/of deelname aan technische vergaderingen met deelnemers
Ringonderzoeken in het kader van KDLL Doel: Het doel van de Kwaliteitsdienst Landbouwkundige Laboratoria (KDLL) van het PDV is dat landbouwkundige laboratoria zich onafhankelijk en betrouwbaar laten toetsen hoe zij analytisch gezien presteren ten opzichte van hun vakgenoten. Uitvoering en resultaat: De KDLL organiseert hiervoor ringonderzoeken volgens de beginselen van de zogeheten ‘proficiency testing’. Dat wil zeggen dat de prestaties van een deelnemend laboratorium vergeleken worden met die van collega-laboratoria door deelname aan halfjaarlijkse ringonderzoeken. Hierbij worden in beginsel de in de Bundel Onderzoekmethoden van het PDV vastgelegde methoden als referentiekader gehanteerd. Het uitvoerende werk van de KDLL is sinds 1 januari 2008 uitbesteed aan DUCARES B.V., een onderneming behorend bij de TNO-Bedrijven Holding. De wijze van organisatie van een aantal ringonderzoeken is volgens de ILAC G13:2007 norm en is door de Raad van Accreditatie geaccrediteerd. In 2012 heeft het College van Deskundigen op 13 november vergaderd. Tijdens deze vergadering zijn de ringonderzoeken van 2012 aan de orde geweest en is gesproken over de plannen en tarieven voor 2013. In 2012 waren er meer deelnemers en werden per deelnemer iets minder pakketten afgenomen. Een overzicht van de ringonderzoeken en meer gedetailleerde informatie is te vinden in het Jaarverslag KDLL 2011 (zie onze website)
14
3 UNIFORMERING VOEDERWAARDERING De Nederlandse veehouderij moet, wil zij haar ‘license to operate’ behouden rekening houden met een scala aan maatschappelijke randvoorwaarden. Genoemd kunnen worden randvoorwaarden samenhangend met voedselveiligheid, productkwaliteit, dierenwelzijn en diergezondheid en duurzaamheid (waaronder milieu). Om de milieubelasting te verminderen vragen de emissie van broeikasgassen, de excretie van stikstof, fosfor en andere mineralen de nodige aandacht. Voer is bij deze emissies een belangrijke (input)factor is. Daarom zijn en blijven zaken als ‘Weten wat ik voer’ en ‘Wat hebben mijn dieren nodig’ onverminderd zeer belangrijk voor iedere veehouder. Binnen het werkveld ‘Voederwaardering’ wil het Productschap Diervoeder bijdragen aan een optimale afstemming van het aanbod aan energie en nutriënten via het voer op de behoeften van de dieren. Daartoe vindt onderhoud en actualisatie plaats van de CVB-voederwaarderingssystemen en de daarop gebaseerde kennisproducten. Hiermee wil het Productschap Diervoeder, binnen de genoemde randvoorwaarden, een bijdrage te leveren aan een economisch rendabele veehouderij. Doel Het doel van het werkveld Uniformering Voederwaardering kan worden omschreven als het op een transparante wijze onderhouden en actualiseren van voederwaarderingsystemen voor landbouwhuisdieren ten behoeve van een optimale, rationele voeding van landbouwhuisdieren en het bevorderen van eerlijkheid in de handel. Dit doel omvat zowel werkzaamheden gericht op de onderbouwing van voederwaarderingsystemen als werkzaamheden gericht op de waardering van voedermiddelen binnen deze systemen en het formuleren van behoeftenormen van de dieren in verschillende fysiologische stadia. Beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot de CVB activiteit Het Productschap Diervoeder rekent het bevorderen van een optimale voeding van landbouwhuisdieren al vele jaren tot haar taak, onder andere via het werkveld Uniformering Voederwaardering. Dit werkveld wordt veelal aangeduid als ‘de CVB-activiteit’. In resp. 2010 en 2011 heeft het bestuur twee rapporten opgesteld door de heren J. Markink en W.J.G. Thielen goedgekeurd. Deze rapporten vormen de kaders voor het beleid zoals dit voor het werkveld Uniformering Voederwaardering wordt ontwikkeld. Kern van dit beleid is dat de CVB-activiteit nadrukkelijk plaatsvindt binnen een publieke omgeving en dat beargumenteerd moet worden waarom nieuwe activiteiten en aanpassingen van bestaande activiteiten binnen deze setting plaatsvinden. De implicaties voor het relatiebeleid worden verderop beschreven. Commissie CVB In 2011 werd door het PDV-bestuur de Commissie CVB benoemd en een Instellingsbesluit Commissie CVB formeel vastgesteld. De commissie heeft tot taak het bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle aangelegenheden die verband houden met de CVBactiviteit. Dit betreft: a. het ontwikkelen van visie en beleid voor onderhoud en ontwikkeling van de CVBactiviteit; b. het opstellen van een integraal ‘Protocol werkwijze CVB’, bestaande uit enerzijds een procedure hoe nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot aanpassing, doorontwikkeling of vernieuwing van voederwaarden en daarmee samenhangend de voedernormen, worden getoetst en worden opgenomen in de CVB-tabel en anderzijds uit een Memorandum of Understanding dat richtsnoeren geeft voor de manier van handelen van de leden van de Commissie CVB, de adviesgroepen en de projectgroepen; c. het zorgen voor het aanbesteden van wetenschappelijk onderzoek; d. het opstellen van een jaarlijkse begroting; e. het aangaan van samenwerkingsverbanden met andere partijen.
15
In de verslagperiode hebben zich in de samenstelling de nodige wijzigingen voorgedaan. Twee afgevaardigden namens Nevedi, de heren F.J. Jorna en C. Roordink, werden opgevolgd door de heren G. Roelofs en A. Wemmers. De heer Jorna is nu plaatsvervangend lid voor de drie leden in de Commissie namens Nevedi. De heer A.P.A. van der Weide, lid namens de Koninklijke Vereniging "Het Comité van Graanhandelaren", is medio 2012 overleden, en eerst tijdelijk opgevolgd door de heer M. Vermeulen en daarna dor Mevr. P. van de Graaff. De vertegenwoordiger namens de Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourage en Aanverwante Producten (HISFA), de heer C. van Bloois, is opgevolgd door de heer H. Korterink. Zijn plaatsvervanger is de heer C. Scholten. Voor de samenstelling van de Commissie CVB per 31 december 2012 wordt verwezen naar een overzicht elders in dit jaarverslag. De commissie heeft in 2012 drie keer vergaderd om uitvoering te geven aan de haar opgedragen taken. De vergadering in januari 2012 werd gehouden bij Schothorst Feed Research, en werd voor een belangrijk gedeelte gevuld met een kennisname van de activiteiten van dit onderzoeksinstituut en een uitwisseling van ideeën en gedachten over mogelijke samenwerking en onderwerpen waaraan in het kader van de CVB activiteit volgens SFR al dan niet gewerkt zou kunnen worden. In september 2012 werd een vergelijkbare vergadering gehouden in Zodiac, Wageningen waar kennis werd genomen over de toekomstvisie en de activiteiten die worden ontplooid binnen het Centrum Diervoeding (een virtueel samenwerkingsverband van de leerstoelgroep Diervoeding van WU, WURLivestock Research in Lelystad en de Afdeling Voeding van de Faculteit Diergeneeskunde van de UU, utrecht). In het kader van de ontwikkeling van een publiek - privaat samenwerkingsprogramma ‘Feed4Foodure’ binnen de AgroFood Topsector namen leden van de Commissie verder twee keer deel aan een bredere vergadering met de Adviescommissie Veevoedkundig Onderzoek (AVO). De werkzaamheden van de commissie betroffen onder andere het evalueren van de uitvoering van het werkplan 2012, het opstellen van een concept werkplan 2013, inclusief bespreking van nieuwe onderzoeksprojecten en het in het kader daarvan adviseren van het bestuur. Ook doet deze commissie voorstellen aan het bestuur wat betreft de besteding van het budget voor het routinematige verteringsonderzoek ten behoeve van het actueel houden van de verteringsgegevens in de CVB Veevoedertabel. Daarnaast heeft de Commissie het advies van de werkgroep VVVP met betrekking tot de actualisatie van de OE-waardering van voedermiddelen voor volwassen pluimvee besproken en overgenomen. Ook heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden met betrekking tot de door de werkgroep VVVP aan de Commissie gerapporteerde situatie inzake het vaststellen van voedernormen voor koper en zink voor varkens. De Commissie heeft besloten de norm van 80 mg zink per kg voer voor groeiende varkens over te nemen. Tegelijkertijd is besloten aan alle belanghebbende dragende organisaties van het PDV en andere organisaties (KNMvD, GD, NVV) te verzoeken zich achter deze norm te stellen. Deze consultatie werd in het verslagjaar niet afgerond. Samenwerking In 2011 kwam een samenwerkingsovereenkomst tot stand tussen Centrum Diervoeding en het PDV met betrekking tot de CVB activiteit. Eind 2012 werd het overleg van het PDV met SFR met succes afgerond, en kwam ook hier een samenwerkingsovereenkomst tot stand. Dit betekent onder andere dat in de CVB werkgroepen vertegenwoordigers van SFR zitting zullen nemen. Relatiebeleid In het rapport Markink/Thielen dat in 2011 door het bestuur werd vastgesteld, werd een nieuw relatiebeleid voorgesteld. Kern ervan is dat de CVB-producten publiek beschikbaar worden gesteld. Er zal door het productschap een passief relatiebeleid worden gevoerd.
16
In het verlengde zijn per 1 januari 2012 de contracten die het PDV voordien met buitenlandse bedrijven had afgesloten voor het verkrijgen van de CVB producten, beëindigd. In 2012 is het relatiebeleid concreet uitgewerkt. In het kader van de geharmoniseerde weten regelgeving (onder andere op het gebied van mededinging) is besloten dat alle CVB producten binnen Nederland en de EU-lidstaten publiek en tegen dezelfde condities verkrijgbaar zijn. Verder is besloten voor derde landen een zeer restrictief verkoopbeleid te voeren, en alleen de papieren voederwaardetabellen naar geïnteresseerden in deze landen, en dan tegen een aanzienlijk hogere prijs, beschikbaar te stellen. In verband met het veranderde relatiebeleid dienden ook de ‘Algemene voorwaarden CVB producten van het PDV’ te worden geactualiseerd. Dit is eveneens in het achterliggende jaar gebeurd. Op basis hiervan zijn ook afspraken gemaakt wat betreft de condities waaronder belanghebbende bedrijven de CVB producten mogen doorverkopen en/of gebruiken voor het vervaardigen van eigen nutritionele producten. Met enkele relaties zijn hierover aparte gesprekken gevoerd om tot een heldere invulling te komen. CVB-Werkgroepen Ten behoeve van de werkzaamheden binnen de CVB-activiteit zijn er drie werkgroepen: • de werkgroep Chemische samenstellingen en analyse van voedermiddelen (CSAV) • de werkgroep Voeding en voederwaardering herkauwers en paarden (VVHP) • de werkgroep Voeding en voederwaardering varkens en pluimvee (VVVP). De werkgroepen hebben binnen het aan hen opgedragen werkterrein tot taak het uitvoeren van de door de Commissie CVB goedgekeurde projecten en activiteiten. Daarnaast dienen zij de commissie desgevraagd van advies en geleiden zij vragen en voorstellen die in de werkgroepen aan de orde komen door naar de commissie. De werkgroepen kunnen voor specialistische nutritionele werkzaamheden een projectgroep van deskundigen benoemen. De projectgroepen rapporteren uitsluitend aan de werkgroep. De eerste werkgroep is verantwoordelijk voor het actueel houden van de chemische samenstellingen van de voedermiddelen in de CVB-tabellen. Met deze werkgroep zijn afspraken gemaakt voor de procedure tot actualisatie van de chemische samenstellingen van voedermiddelen in de CVB Veevoedertabel 2013, met name wat betreft de Weende Analyse gehalten en de gehalten van de diverse koolhydraatfracties. Verder is een procedure ontwikkeld voor een producent specifieke vermelding van voedermiddelen in de Veevoedertabel en is een rapport van een door PDV/CVB samen met Nutreco uitgevoerd project, gericht op de actualisatie van de Inositolfosfaat gehalten in de veevoedertabel. De twee andere werkgroepen houden zich vooral bezig met voederwaarderingssystemen en de waardering van voedermiddelen en de voedernormen voor de diverse diersoorten. Daarnaast houden de werkgroepen zich ook bezig met meer algemene voedingsvragen die vanuit de sector worden aangereikt of uit de andere werkzaamheden voortvloeien. Binnen deze werkgroepen wordt afgestemd en een advies opgesteld voor de Commissie CVB voor de uitvoering van dierexperimenteel onderzoek bedoeld voor het actueel houden van de onderbouwing van de CVB-voederwaardetabellen. De werkgroepen houden zich verder intensief bezig met de bespreking van de resultaten van dit onderzoek en van concrete voorstellen tot actualisatie van de voederwaardetabellen. Ook bespreken zij de conceptrapporten van projectgroepen, die in opdracht van de werkgroepen specialistische nutritionele onderwerpen nader uitwerken. Onderstaande activiteiten vroegen in 2012 de aandacht van de werkgroepen VVHP dan wel VVVP en de daaronder vallende projectgroepen. CVB Werkgroep VVHP:
17
•
Uitbrengen van een CVB Documentatierapport over de mineralen- en sporenelementenbehoeften en (vetoplosbare) vitaminebehoeften van paarden. De publicatie van het rapport viel samen met de door het PDV georganiseerde themabijeenkomst over genoemd onderwerp in september 2012 in Hof van Wageningen, Wageningen. • Rekenmodel Paarden Tijdens deze bijeenkomst is ook een concept rekenmodel geïntroduceerd; hiermee kan het aanbod aan mineralen, sporenelementen en vitaminen worden afgestemd op de behoefte. • Waardering DDGS (Dried Distillers Grains with Solubles) en TGC (Tarwegistconcentraat) Het rapport van dierexperimenteel onderzoek naar de verteerbaarheid en voederwaarde van 6 partijen DDGS bij herkauwers werd opgeleverd en vastgesteld. De waarderingen zullen worden opgenomen in de Veevoedertabel 2013. De rapporten over de verteerbaarheid van TGC zullen in het eerste kwartaal van 2013 worden opgeleverd, en via dezelfde route worden geïmplementeerd. • In situ onderzoek naar de afbraakkarakteristieken van graskuil en snijmaïskuil In dit omvangrijke project worden van 100 graskuilen en 100 snijmaïskuilen – representatief voor wat in de praktijk wordt vervoederd – de in situ afbraakkarakteristieken in de pens worden bepaald. In 2009 en 2010 zijn de te onderzoeken monsters verzameld. De laatste pensincubaties zijn in 2011 uitgevoerd en zijn de analyses aan graskuilen en de incubatieresiduen uitgevoerd. In 2012 zijn de resultaten geëvalueerd, zijn d.m.v. curvefitting de afbraakkenmerken voor suiker en NDF vastgesteld. Wat betreft de pensafbraak van de eiwitfractie is vastgesteld dat bacteriële contaminatie van de incubatieresiduen daar (en ook bij snijmaïskuil) een zodanig grote rol speelt dat zonder daarvoor te corrigeren geen realistische gegevens kunnen worden berekend. Dat heeft geleid tot de beslissing om in alle residuen van een aantal graskuil- en enkele snijmaïskuil objecten deze besmetting te kwantificeren door middel van het analyseren op een voor bacteriën kenmerkend aminozuur (DAPA). Naast eerder vertragingen leidt dit tot een verdere vertraging van de oplevering van het eindresultaat van het project. Voor snijmaïskuil werden alle analyses opgeleverd en is een gestart met de toetsing van de data en de curvefitting. DE planning is nu de resultaten voor graskuil definitief op te leveren medio 2013 en die voor snijmaïskuil in september/oktober 2013. Het project wordt gefinancierd door het Productschap Zuivel, het Productschap Diervoeder en Blgg AgroXpertus. Het dierexperimentele onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van WUR Livestock Research in Lelystad, de chemische analyses vinden plaats bij Blgg AgroXpertus en het PDV is verantwoordelijk voor de dataverwerking. • Onderzoek naar de voederwaarde van gras-klaverkuilen In 2009 is het WUR/ASG project ‘Klavertje vier’, waarbij ook PDV was betrokken, afgrond. Bij de evaluatie van het onderzoek is vastgesteld dat - in relatie tot de variabiliteit van gras/klaverkuilen - de beschikbare monsterset in de praktijk niet robuust genoeg is. Met financiering van het Productschap Zuivel is daarom een vervolgproject gestart, waarbij aan duidelijk gedefinieerde objecten nader onderzoek zou worden gedaan. Het verzamelen van de gewenste objecten bleek bijzonder lastig. De in de loop van 2011 verzamelde objecten zijn in 2012 in onderzoek genomen. Het rapport zal begin 2013 verschijnen, waarna verwerking Van de resultaten tot tabelwaarderingen zal plaatsvinden. • In situ onderzoek van mengvoergrondstoffen en vochtrijke diervoeders WUR Livestock Research te Lelystad voert in opdracht van het PDV onderzoek uit naar de pensafbraak karakteristieken van een groot aantal monsters (96 stuks) ten behoeve van de eiwitwaardering van deze voedermiddelen. Hoewel een groot gedeelte van de analyses in 2012 is uitgevoerd, kon dit onderdeel niet worden afgerond.
18
ILVO-Dier (België) onderzoekt op een gedeelte van deze monsters de (voor een complete eiwitwaardering noodzakelijke) verteerbaarheid in de dunne en dikke darm. Het concept eindrapport van dit onderzoek is eind 2012 opgeleverd. De resultaten van dit onderzoek zullen eind 2013 voor de sector beschikbaar komen. • Actualisatie in situ protocol Door de werkgroep VVHP is geconstateerd dat het bestaande in situ protocol voor nylon zakjes incubaties in de pens dient te worden geactualiseerd. Naast een aanpassing van de was-procedure van de zakjes, zijn ook aanpassingen met betrekking tot de dataverwerking (curvefitting) en het corrigeren voor microbiële contaminatie aan de orde. Wegens capaciteitsgebrek kon de daadwerkelijke actualisatie, samen met een projectgroep, niet worden opgepakt. CVB Werkgroep VVVP: • CVB Documentatierapporten voor een geactualiseerd NEv/EW-systeem vleesvarkens. De drie documentatierapporten zijn vastgesteld en zullen in 2013 verschijnen, gelijktijdig met het uitbrengen van de CVB Veevoedertabel 2013 (met ook een geactualiseerde NEv/EW waardering van voedermiddelen voor vleesvarkens). • Voedernormen voor Koper en Zink voor varkens In 2011 werd meerjarig onderzoek naar de zink- en koperbehoeften van varkens, gesubsidieerd door het Ministerie van EL&I en het PDV (via Programma IV.1 Veevoedkundig Onderzoek Herkauwers, Varkens en Pluimvee) afgesloten. Vervolgens heeft CVB aan WURLR opdracht gegeven tot het opstellen van een voorstel voor voedernormen voor koper en zink voor alle categorieën vleesvarkens. Bij bespreking van dit voorstel bleek er uiteindelijk slechts voldoende draagvlak aanwezig voor het vaststellen van een voedernorm voor groeiende varkens voor zink. Dit resultaat is voorgelegd aan de Commissie CVB voor nadere beleidsmatige besluitvorming. • Project ‘gestandaardiseerde P-verteerbaarheid varkens Het huidige systeem voor de verteerbaar P waardering is gebaseerd op de schijnbare fecale P-verteerbaarheid. Besloten is om, o.a. in navolging van de USA, te zijner tijd over te stappen op een systeem ‘gestandaardiseerde fecale P-verteerbaarheid’. Een door WUR-LR opgesteld ‘systeemrapport’ is door de werkgroep VVVP besproken en vastgesteld. Dit betekent dat de basis om de schijnbare P-waardering om te zetten in een gestandaardiseerde aanwezig is. Echter, de overgang naar een nieuwe P-waardering vraagt ook aanpassing van de behoeftenormen. Het voornemen is om deze actualisatie in 2013 uit te voeren, mede op grond van recent uitgevoerd onderzoek naar de P-aanzet van moderne vleesvarkens (waarbij gekeken is naar de aanzet bij beren en gelten afzonderlijk). • Opstellen van een tabel (gestandaardiseerde) darmverteerbare aminozuren bij pluimvee. De beschikbare literatuur hiervoor is geïnventariseerd en geëvalueerd. Vastgesteld is dat er voldoende betrouwbare waarnemingen zijn voor het opstellen van genoemde tabel. Tevens is besloten dat deze tabel ook zal worden gebruikt voor andere categorieën pluimvee. Naast het opstellen van een concepttabel is gewerkt aan het inventariseren van de gevolgen van het overgaan van een (sterk gedateerde) tabel ‘fecale verteerbaarheid aminozuren pluimvee’ 9gebaseerd op onderzoek bij hanen) naar een tabel ‘gestandaardiseerde ileale verteerbaarheid aminozuren pluimvee’(gebaseerd op onderzoek bij vleeskuikens). Het voornemen is om de nieuwe tabel te incorporeren in de CVB Veevoedertabel 2013. • Actualisatie van uit 1995 daterende aminozuurbehoeften van leghennen en vleeskuikens. Dit project wordt uitgevoerd door WUR-LR, en gesubsidieerd door PVE en PDV (t.l.v. de CVB activiteit). Het gaat hier om deskresearch, waarbij de beschikbare literatuur wordt geïnventariseerd, geëvalueerd en vervolgens wordt bewerkt. De bespreking van de eerste 19
resultaten hebben geleid tot een aanpassing van de voorgenomen werkwijze. De daarvoor benodigde extra financiële middelen zijn door PVE en PDV beschikbaar gesteld. Het project zal medio 2013 worden afgerond met een aantal rapporten. Naast actualisatie van de behoeften aan de eerste limiterende aminozuren (lysine, methionine, tryptofaan, threonine) zal ook van een aantal extra aminozuren (valine, isoleucine, leucine, arginine) de behoefte worden vastgesteld. • Waardering DDGS (Dried Distillers Grains with Solubles) en TGC (Tarwegistconcentraat) De rapporten van dierexperimenteel onderzoek naar de verteerbaarheid en voederwaarde van 6 partijen DDGS bij herkauwers en varkens werden opgeleverd en vastgesteld. De waarderingen zullen worden opgenomen in de Veevoedertabel 2013. De rapporten over de verteerbaarheid van TGC zullen in het eerste kwartaal van 2013 worden opgeleverd, en via dezelfde route worden geïmplementeerd. • Nieuw fecaal verteringsonderzoek bij vleesvarkens. De werkgroep VVVP heeft de behoefte aan aanvullend fecaal verteringsonderzoek bij vleesvarkens vastgesteld. Het doel is te beschikken over een robuuste , actuele database met verteringsproven. Het aantal proeven per voedermiddel is afhankelijk van het belang ervan voor de praktijk en de variatie in chemische samenstelling. Eind 2012 werd besloten voor een nieuw omvangrijk project een subsidie te verstrekken aan Schothorst Feed Research. •
Deskstudie naar de beschikbaarheid van literatuurgegevens voor het actualiseren van de energiewaardering voor volwassen pluimvee (leghennen, hanen) In opdracht van PDV Heeft WUR-LR een deskstudie uitgevoerd of en hoeveel recente data er oin de wetenschappelijke literatuur zijn gepubliceerd met betrekking tot de fecale verteerbaarheid van voedermiddelen bij hanen dan wel leghennen. Ook is nagegaan in hoeverre er vergelijkende studies zijn waarin zowel de verteerbaarheid bij hanen als hennen is onderzocht. Tenslotte is nagegaan of er studies zijn die de verteerbaarheid in relatie tot het Calciumniveau hebben bestudeerd. Het resultaat van deze studie was teleurstellend, in die zin dat er in de literatuur nauwelijks data zij nover de genoemde aspecten, en absoluut te weinig data om de meer dan 25 jaar oude waardering voor OE-pluimvee en OE-leghennen te kunnen actualiseren. De werkgroep VVVP heeft de conclusies van het rapport onderschreven, en de Commissie CVB een advies doen toekomen met betrekking tot de gewenste actualisatie van de OE waardering van volwassen pluimvee. Uitgebrachte producten Doel CVB-producten De CVB-activiteit heeft tot doel de kennis over chemische samenstelling van voedermiddelen en hun voederwaarden binnen de bestaande voederwaarderingssystemen voor alle landbouwhuisdieren en paarden beschikbaar te stellen. Dit gebeurt via publicaties, digitale datapakketten en via websiteapplicaties. Publicaties • • • •
Begin 2012 verscheen de inhoudelijk in december 2011 afgeronde CVB Veevoedertabel 2011 als losbladig product Medio 2012 werd een geactualiseerde versie van het Tabellenboek Veevoeding uitgebracht, gebaseerd op de (grote) CVB Veevoedertabel 2011. In September 2012 verscheen CVB Documentatierapport nr. 54: ‘Mineralen-, sporenelementen- en vitaminebehoeften van paarden’. Eind 2012 verscheen van de CVB Veevoedertabel 2011 een Engelstalige versie.
20
Voorlichtingsbijeenkomsten In 2012 zijn twee voorlichtingsbijeenkomsten gehouden in Hof van Wageningen te Wageningen: • Voorlichtingsbijeenkomst CVB Veevoedertabel 2011 / Geactualiseerde Fosforwaardering varkens (31 januari 2012) • Mineralen- en sporenelementenvoorziening Paarden (26 september 2012) Helpdeskfunctie Al jaren fungeert het PDV ook als belangrijke vraagbaak voor de sector als het gaat om nutritionele en aanverwante vragen. In het overzicht hieronder staat weergegeven van welke doelgroepen vragen afkomstig zijn. . Categorie Aantal vragen Producent mengvoeders 23 Producent natte bijproducten 11 Producent Premix 7 Research instituut 6 onderwijs 12 consultancy / ZZP-ers 15 landbouwkundig laboratorium 3 feed formulation software 7 veehouder 4 overig* 32 Totaal 120 * overig: kenniscentrum, handelaar, boekhandel, journalistiek, organisatie ter bevordering diergezondheid, onbekend In totaal zijn er 120 vragen bij het PDV binnen gekomen met betrekking tot de CVB-activiteit. Ruim de helft van de vragen (65 %) kwam in 2012 binnen via het vragenformulier op de PDV website. De overige vragen kwamen binnen via een directe mail gericht aan een medewerker (33%) de andere vragen tijdens een ontmoeting of per telefoon (15%). Van de vragen had 19% direct of indirect betrekking op de waardering van voedermiddelen, hetzij een bepaald voedermiddel, hetzij voor een specifieke diersoort. Vooral vanuit het buitenland, maar een enkele keer ook vanuit Nederland werd advies gevraagd bij de keuze van een CVB-product (4%). Een enkele keer was er een technische vraag (11%) over de Online Voederwaardecalculator of de Online Mineralencalculatoror het CVB deel van de website. De meeste vragen waren direct gerelateerd aan verkoop van CVB producten (54%) 61% van de vragen was diersoortoverstijgend of had geen betrekking op een diersoort. Wanneer de overige vragen worden gerangschikt per diersoort dan werd 39% van de vragen gesteld over herkauwers, 13% over varkens, 34% over paarden en 13% van de vragen betrof pluimvee. Van al de gestelde vragen kon 28% direct worden beantwoord; de overige 72% vragen kon pas worden beantwoord nadat enig uitzoekwerk was gedaan. De daarmee gemoeide tijd varieerde van een half uur tot enkele uren. 72% van de vragen kwam uit Nederland. Verder kwamen de vragen uit: Verenigd Koninkrijk (5%), België (5%), Polen (3%) en Rusland (2%). En uit de volgende landen kwam in 2011 één vraag: Duitsland, Hongarije, Indonesië, Italië, Mexico, Nieuw Zeeland, Pakistan, Spanje en Turkije.
21
Veevoederdatabank Doel van de Veevoederdatabank: De Veevoederdatabank (VVDB) is de plaats waar alle informatie over chemische samenstellingen en verteringsgegevens van individuele monsters van voedermiddelen worden opgeslagen. Aanpassingen aan de Veevoederdatabank: De VVDB wordt al sinds 1985 gebruikt voor de opslag van chemische data en de verteringsgegevens van individuele monsters van voedermiddelen. Sinds de grote upgrading door Q-ray in Wageningen in 2000 was er geen softwarematige actualisatie meer doorgevoerd. In 2011 is een project van start gegaan met als doelen: • Wegwerken van achterstallig onderhoud, ontstaan omdat gedurende een aantal jaren de Veevoedertabel via een Excelapplicatie werd aangemaakt. Dit houdt o.a. in dat van verschillende voedserwaarderingssystemen veel rekenregels worden ingevoerd en getest. • Modernisering van de rapportagetools van de VVDB en gebruikersvriendelijker maken. Hierdoor zijn deze in de toekomst weer rechtsreeks en snel te gebruiken voor het genereren van productbladen voor de CVB-tabellen. De hiervoor benodigde werkzaamheden verlopen met aanzienlijk meer hindernissen, wat betekent dat het project tot mei 2013 zal doorlopen. In 2012 zijn er met enkele bedrijven afspraken gemaakt over het aanleveren van analysedata voor de Veevoederdatabank, deels met terugwerkende kracht van ca. 5 jaar. De nieuwe relaties zorgen samen voor de aanlevering van analysegegevens van ca. 2500 monsters. Website In het relatiebeleid vervult de (Nederlandstalige en Engelstalige) PDV-website een belangrijke functie. De website biedt uitgebreide informatie over de CVB-kennisproducten en over het relatiebeleid. Het PDV komt met een gevarieerde reeks aan kennisproducten tegemoet aan de vraag van gebruikersgroepen zoals het onderwijs, dierenartsen, handelaren, laboratoria, onderzoeksinstellingen, producenten etc., die door middel van het afsluiten van een contract met het Productschap Diervoeder deze producten kunnen verkrijgen. De aanvragen daarvoor kunnen online worden ingediend. Daarnaast biedt de webshop de mogelijkheid om diverse producten online en zonder contract te bestellen. Via de website worden ook twee digitale calculatoren beschikbaar gesteld aan contractnemers, de Voederwaardecalculator en de Mineralencalculator. Beide zijn online te benaderen en voorzien van een handleiding. Op de website staan van de genoemde modellen ook demoversies. In 2012 is het (Nederlandstalige) onderdeel Uniformering Voederwaardering van de PDVwebsite aangepast, onder andere vanwege het gewijzigde relatiebeleid.
22
4 ARBEID EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN De afdeling Arbeid is betrokken bij de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt en scholing en opleiding. De rapportering in dit jaarverslag heeft betrekking op de Commissie Arbeid PA/PDV en op activiteiten van de werkgroep Verankering Arbeid van de gezamenlijke productschappen. De afdeling Arbeid van het HPA vervult een ondersteunende rol in arbeidsgerelateerde projecten van het Productschap Diervoeder (PDV). Commissie Arbeid PA/PDV Omdat in een aantal projecten, waaronder het project ‘Tillen’, al gezamenlijk werd opgetrokken, zijn in maart 2011 de Commissie Arbeid van het PA en de Commissie SociaalEconomische Aangelegenheden Diervoeder (CSEAD) samengevoegd tot één Commissie Arbeid PA/PDV. De Commissie Arbeid PA/PDV besteedt op gestructureerde wijze aandacht aan arbeidsgerelateerde vraagstukken en adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd hierover. In deze commissie hebben zowel afgevaardigden van werknemers als werkgevers zitting. Zij vertegenwoordigen samen de totale breedte van de kolom van PA en PDV. De commissie biedt een platform om onderwerpen van gemeenschappelijk belang te bespreken. Ook rapporteert zij over het verloop van diverse sectoractiviteiten met als doel van elkaars ervaringen te leren. Op deze wijze kunnen activiteiten elkaar versterken en wordt dubbel werk voorkomen. In 2012 kwam de commissie drie maal bijeen. Sociaal-economische kerngegevens Doel: Het verzamelen en analyseren van kerngegevens over de arbeidsmarkt in de agro- en foodsectoren. Op basis hiervan worden nieuwe beleidsvoorstellen ontwikkeld en onderbouwd. Uitvoering en resultaat: In de loop der jaren zijn er per CAO zoveel mogelijk ‘factsheets’ ontwikkeld waarop redelijk beknopt een aantal kerngegevens vermeld staan. Deze factsheets zijn op regelmatige basis met behulp van de jaarlijkse LISA/CBS-cijfers geüpdate en beschikbaar gesteld op de website: www.arbeidsmarktagrofood.nl . In 2012 heeft er continue update plaatsgevonden. De factsheets voor de Cao’s uit een groot aantal Tuinbouwsectoren zijn nog wat verder ontwikkeld tot ‘Arbeidsmarktbeelden’. Het verschil met de basisfactsheets zit hierin dat er een stuk verrijking van data heeft plaatsgevonden aan de hand van onderzoeksresultaten vanuit de tweejaarlijkse Arbeidsmarktmonitor van het Productschap Tuinbouw. Naar aanleiding van de resultaten van het in 2011 verschenen Arbeidsmarktonderzoek Akkerbouw en Diervoeder is ook voor de factsheets van de Cao’s vallende onder de sectoren van deze productschappen een begin gemaakt met dataverrijking. Hierbij moet wel worden aangemerkt dat er nog geen lange termijn analyses kunnen worden gemaakt in verband met het feit dat er beschikking is over data voor slechts één jaar. 2013: Dit jaar worden ideeën voor vervolg- en/of opvolgactiviteiten uitgewerkt. De website wordt up to date gehouden.
Project Geluid Doel: Het vergroten van bewustwording van risico’s op gehoorschade in de werkomgeving. Uitvoering en resultaat: PDV en PA zijn in 2011 met dit project gestart. Om de herkenbaarheid te vergroten sluiten het ontwikkelde logo en de lay-out van de nieuwsbrief aan bij het project ‘Tillen’. 2012: In 2012 zijn een drietal nieuwsbrieven en een powerpoint ontwikkeld, die zowel werkgevers als werknemers informeren over wat gehoorschade is, welke gevolgen dit heeft, hoe dit gemeten kan worden en hoe medewerkers hierop aangesproken kunnen worden. De informatie is terug te vinden op de websites van PA en PDV. 2013: Geen verdere activiteiten.
23
Arbocatalogus diervoeder Doel: In een arbocatalogus staat beschreven op welke manier werkgevers kunnen voldoen aan overheidsvoorschriften op het gebied van veilig en gezond werken. Bedrijven die met een door de Arbeidsinspectie goedgekeurde arbocatalogus werken, voldoen aan deze wettelijke eisen. De Arbeidsinspectie gebruikt de arbocatalogi als referentiekader bij bedrijfsbezoeken. Voor de arbocatalogus diervoeder is een projectgroep samengesteld met vertegenwoordigers uit werkgevers- en werknemersorganisaties. Uitvoering en resultaat: De arbocatalogus voor de graanbe- en verwerkende industrie is in 2012 erkend voor de onderwerpen fysieke belasting, gevaarlijke stoffen, stof en gevaarlijke gassen in zeecontainers erkend door de Inspectie SZW. Inmiddels zijn de onderwerpen explosieveiligheid, machineveiligheid, klimaat en werkdruk ter goedkeuring toegezonden aan de Inspectie SZW. De onderwerpen geluid en biologische agentia worden nog uitgewerkt. De website is nu beter vindbaar via www.arbocatalogusgraan.nl. Om de arbocatalogus bekend te maken bij werkgevers en werknemers in de sector is er in Werkvloer veel aandacht besteedt aan de arbocatalogus. Daarnaast is de cursus preventiemedewerker driemaal georganiseerd, waarbij het onderwerp op de agenda stond. 2013: De arbocatalogus graanbe- en verwerkende bedrijven wordt in 2013 verder uitgewerkt. Verder wordt de arbocatalogus nog altijd actief onder de aandacht gebracht van werkgevers en werknemers die in de sector werkzaam zijn. Stof? Pak‘t aan! Doel: Agrarisch stof in de sectoren diervoeder, akkerbouw, tuinbouw en vee, vlees en eieren kan leiden tot problemen met de luchtwegen. Werkgevers en werknemers delen de verantwoordelijkheid om via “gezond-verstand-oplossingen” stofbeheersing te bevorderen en zo ziekteverzuim, schadeclaims en aangescherpte regelgeving te voorkomen. Van 2005 tot 2007 hebben de Productschappen Diervoeder, Akkerbouw, Tuinbouw en Vee, Vlees en Eieren samen onderzoek gedaan en maatregelen ontwikkeld om blootstelling aan agrarisch stof terug te dringen. Evaluatie leert dat al veel bereikt is. Uitvoering en resultaat: Er is blijvende aandacht nodig voor de risico’s van stof. De productschappen hebben daarom besloten het project te verlengen voor de duur van drie jaar (2011 tot en met 2013). Hierbij wordt gekozen voor een branchespecifieke aanpak. Per sector wordt een plan van aanpak opgesteld met meetbare doelen. Expertise vanuit Stof? Pak ’t aan! wordt ingezet ter ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van plannen van aanpak. Er is weer een nieuwsbrief uitgebracht. Samen met TNO is een project gestart met als doelstelling het selecteren van de prioritaire situaties in verschillende sectoren en het aangeven van de oplossingsrichtingen voor deze problemen met betrekking tot blootstelling aan endotoxinen. Daartoe wordt in samenwerking met de deelnemende bedrijven een agenda voor onderzoek en innovatie opgesteld. Uitgangspunt hierbij is kijken naar de winst die is te behalen op het gebied van blootstellingsvermindering. Vanuit deze inventarisatie zal een plan opgesteld worden voor gezamenlijke (door TNO en bedrijven) ontwikkeling van oplossingen, met een focus op oplossingen aan de bron (technologische innovaties) en sociale factoren. Deelnemende sectoren zijn: Uien, Zaden, Pluimvee en Aardappelhandel. De bloembollensector is gestart met een informatiecampagne vanuit de KAVB. In Sterksel is onderzoek gedaan naar de meest geschikte methoden om blootstelling aan stof in de stal te verminderen. Het eindrapport is in te zien via de website van Stof? Pak’t aan! PDV heeft contact opgenomen met Royal Haskoning om te kijken hoe zij verder invulling kunnen geven aan stofbeheersing. Ten aanzien van de discussie over een eventuele grenswaarde voor endotoxine is vanuit het ministerie al in 2011 aangegeven dat werkgevers en werknemers hier samen uit moeten komen. De discussie is op dit moment stil. 2013: Het project met TNO wordt afgerond en er worden vervolgprojecten voor de deelnemende sectoren geformuleerd. Er wordt een nieuwe nieuwsbrief uitgebracht. Grondstoffendatabank
24
Doel: In het kader van ATEX-137 heeft het Productschap Diervoeder de grondstoffendatabank ontwikkeld. De grondstoffendatabank biedt hulp bij het inventariseren van fysische eigenschappen van de betrokken grondstoffen, bijproducten, tussenproducten, eindproducten en reststromen. De grondstoffendatabank levert bedrijven tijd- en kostenbesparing op. Tevens is een methodiek ontwikkeld om de explosieklasse van een mengsel te berekenen. Uitvoering en resultaat: In 2012 hebben een gering aantal bedrijven een aanvraag ingediend. Daarnaast is het verzoek gekomen gebruikers van de databank WIK om de gegevens in deze databank te integreren. Hier zijn gesprekken over gevoerd met de ontwikkelaars van zowel de atex-databank als de WIK. De samenwerkingsovereenkomst is eind 2012 beëindigd. De databank wordt niet meer geüpdate, gegevens blijven wel beschikbaar voor de sector. 2013: Er zijn geen activiteiten gepland. Werkinstructiekaarten Doel: Het doel van dit programma is voor de verschillende sectoren een praktische methodiek op te stellen om een goede beoordeling van stoffen in een werksituatie te kunnen uitvoeren om daarmee te voldoen aan de Arbo-wetgeving en de werknemers helder te informeren over hoe om te gaan met de verschillende stoffen in normale omstandigheden en bij calamiteiten. Uitvoering en resultaat: In 2012 heeft een evaluatie plaatsgevonden met de gebruikers. Men is tevreden over de applicatie en er zijn een aantal activiteiten benoemd die gewenst zijn. Dit is de centrale aanpak van update VIB’s bij leveranciers en het inzetten van een expertgroep voor de beoordeling van VIB’s. Daarnaast is implementatie van de ATEX-databank in deze database genoemd. In 2012 is het aantal bedrijven dat gebruik maakt van deze applicatie toegenomen met 7 bedrijven. Het aantal VIB’s dat in de databank is opgenomen is in 2012 sterk gegroeid, meer dan 350 extra VIB bladen zijn geregistreerd en beoordeeld. Het totaal aantal ruim boven de 1000 bladen (met gerelateerde componenten komen we richting de 2000 stofgegevens). 2013: Activiteiten in 2013 zijn er vooral op gericht dat bedrijven een financiële bijdrage gaan leveren aan dit project.
Werkvloer Doel: De werknemerskrant Werkvloer is de krant voor werknemers in de diervoedersector. De redactie van Werkvloer bestaat uit Nevedi, FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie aangevuld met medewerkers van het Productschap Diervoeder. Doel van de krant is directe communicatie naar alle werknemers in de diervoedersector om hen te informeren over ontwikkelingen binnen hun sector. Uitvoering en resultaat: In 2012 zijn er vier edities verschenen, met thema’s zoals arbeidsomstandigheden, gevolgen van fusie/overname, jongeren in de sector en automatisering, digitalisering en social media in de sector. Daarnaast zijn er nieuwsbrieven meegezonden met Werkvloer met onderwerpen als de cao voor de graanbe- en verwerkende industrie en geluid. 2013: In 2013 worden actuele thema’s uitgewerkt in de Werkvloer. Cursusdatabase Doel: Het vinden van de juiste opleiding of cursus is niet altijd eenvoudig, zeker niet als het om sectorspecifieke cursussen gaat. Het Productschap Diervoeder brengt daarom het aanbod bij elkaar op www.pdv.nl/cursussen. Uitvoering en resultaat: In de database zitten 538 cursussen van 50 verschillende opleidingsinstituten, deze worden regelmatig geactualiseerd door de cursusinstituten. 2013: Nog altijd worden nieuwe cursussen en opleidingen toegevoegd aan de database, waarbij regelmatig nieuwe opleidingsinstituten zich aanbieden.
25
Stichting Bevordering Studie Diervoeding Doel: In 2008 is de Stichting Bevordering Studie Diervoeding (www.stichtingbsd.nl) opgericht. Aanleiding hiervoor was dat het erg moeilijk is om de vacatures voor nutritionisten in de diervoeding in te vullen. In de toekomst lijkt dit probleem verder toe te nemen, omdat het aantal studenten veehouderij aan de HAS en het aantal studenten aan de Wageningen UR (University & Research Centre), dat diervoeding voor landbouwhuisdieren als hoofdvak kiest, verder afneemt. Het doel van de stichting is om studenten te stimuleren op academisch en hbo-niveau te studeren met diervoeding voor landbouwhuisdieren als hoofdvak. Om dit doel te verwezenlijken worden beurzen beschikbaar gesteld aan studenten. Uitvoering en resultaat: De grootste veranderingen in 2012 heeft plaatsgevonden ten aanzien van de wijze waarop bedragen worden uitgekeerd. Een deel wordt uitgekeerd als basisbeurs voor de rest voor extra diervoedingsstudie gerelateerde curriculaire activiteiten. In 2012 hebben 6 HBO en 8 WUR studenten een studiebeurs ontvangen. 2013: In 2013 zullen wederom beurzen worden uitgereikt. Een gedeelte van het bedrag wordt verstrekt bij toekenning van de beurs. Het restant wordt overgemaakt na het succesvol afronden van de studie (op basis van een kopie van het diploma) en het vinden van een baan in de sector, tenzij het bestuur hiertoe anders besluit. Tevens wordt extra aandacht besteed aan voorlichting over de mogelijke studierichtingen. Verankering Arbeid Het project "Verankering Arbeid" heeft als doel het stimuleren van de beleidsontwikkeling op het terrein van arbeid in de agrifoodsectoren en daarmee de verankering van de factor arbeid in de productschappen en verder het vergroten van de betrokkenheid van de vakbonden binnen de productschappen. Dit project is gestart in 2007 en na een positieve evaluatie verlengd tot en met 2013. Verankering arbeid dient als platform voor afstemming en overleg en voor het uitwisselen van kennis en resultaten. Bepalend voor de evaluatie van dit project zijn naast de resultaten, de ervaringen van de stakeholders met het project. Gesteld kan worden dat er in algemene zin een brede waardering is voor de uitgevoerde projecten. Deels projecten waarbij schappen samenwerken, deels projecten die sectorspecifiek zijn en waarbij de werkgroep Verankering Arbeid fungeerde als platform om kennis te delen en expertise te vergroten. De werkgroep Verankering Arbeid fungeert als platform voor de PBO-adviseurs en de sociaal secretarissen. Kennisdeling en vergroten van elkaars expertise is hiermee gerealiseerd. Dit heeft ook geleid tot meer en betere contacten tussen vakbonden en productschappen. Het project Verankering Arbeid levert een positieve bijdrage aan de doelstelling om meer aandacht te gaan besteden aan arbeidsgerelateerde onderwerpen door de productschappen. HUMAN CAPITAL AGENDA Het kabinet heeft in 2011 samen met het bedrijfsleven een omvattend beleidsinitiatief neergezet om negen sectoren, waaronder die in de agrofood én tuinbouw en uitgangsmateriaal, te stimuleren zich verder te ontwikkelen als ‘spelers van wereld formaat’. Een van de onderdelen, die in alle top sectoren is genoemd, is het initiatief vanuit het bedrijfsleven om samen met andere partijen een zogenaamde Human Capital Agenda (HCA) op te stellen. In de Human Capital Agenda’s (HCA) staan voorstellen van de topsectoren om het onderwijs beter te laten aansluiten op de arbeidsmarkt en om het huidige personeel verder te ontwikkelen. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen ondernemers, wetenschappers, docenten en studenten. Doelstellingen van de HCA zijn het verbeteren van de aansluiting - kwalitatief en kwantitatief - tussen onderwijs en bedrijfsleven ten behoeve van de topsector agenda’s en het vergroten van de aantrekkingskracht van de sector op werknemers door het verbeteren van het beroepsperspectief (o.a. emplyability en Leven Lang Leren).
26
In de afgelopen tijd is er reeds voorwerk uitgevoerd dat van belang is voor deze agenda’s. Hierbij is met name het in maart 2011, door LTO Nederland, de Groene Kennis Coöperatie, AOC Raad, NCR en de gezamenlijke productschappen (eind 2011 hebben de FNLI en Aequor zich eveneens aangesloten), ondertekende onderwijsmanifest ‘Goed onderwijs voor vitale agro en tuinbouwsectoren’ van belang. Dit manifestomvat een viertal speerpunten die (naar verwachting) als uitgangspunt gaan dienen in de HCA agrofood en naar verwachting ook in die van tuinbouw en uitgangsmaterialen: • de kwaliteit en de inhoud van het (regulier) opleidingsaanbod • de aantrekkelijkheid van de sector (imago) • leven lang leren • de structurele dialoog tussen onderwijs en bedrijfsleven Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is een belangrijk aandachtspunt van het nieuwe bedrijvenbeleid van de overheid; meer en structurele verbinding tussen bedrijven en onderwijsinstellingen is vereist. Door middel van Centra voor innovatief vakmanschap (CIV) voor het mbo worden instellingen uitgedaagd zich meer te specialiseren op topsectoren en invulling te geven aan de behoefte aan innovatief vakmanschap voor het regionaal bedrijfsleven. CIV's dragen bij aan het opleiden van vakmensen met ‘gouden handjes’ en inzicht. Innovatieve vakmensen beschikken over technisch inhoudelijke kennis en vaardigheden wat betreft het daadwerkelijk realiseren, installeren en onderhouden van innovatietoepassingen (systeemdenken). Gecombineerd met vaardigheden als zelfstandig kunnen werken en ondernemend zijn. In juni 2012 is door productschappen en door LTO een brief gestuurd aan de Aeres Groep, trekker van het CIV Agrofood. Hierin is aangegeven dat in 2011 tussen onderwijs en bedrijfsleven het onderwijs manifest 'Goed Onderwijs voor vitale Agro en Tuinbouw sectoren' ondertekend is. Het betrokken onderwijs en bedrijfsleven ziet in het Centrum voor Innovatief Vakmanschap een goed initiatief dat kan helpen om de doelstelling van het manifest te realiseren en heeft de intentie aan het Centrum voor Innovatief Vakmanschap actief bij te dragen. Programma Arbeidsmarkt en Opleiding (PAO) De gezamenlijke productschappen hebben in 2009 een intentieverklaring opgesteld met de toenmalige minister van LNV om te realiseren dat jongeren kiezen voor een loopbaan in de agrofood- en tuinbouwsector. De landbouw- en voedselsector wil voor jongeren en werkenden een sector zijn en blijven met toekomstperspectief en uitdaging. Hiertoe zijn de productschappen in 2010 met ondersteuning van EL&I gestart met het Programma Arbeidsmarkt en Opleiding (PAO). PAO omvat projecten die zich richten op ontwikkeling van werkenden in de agrofood- en tuinbouwsectoren. Dit door middel van initiatieven op het vlak van een leven lang leren en inzet van EVC trajecten. Vanuit het PAO wordt continue ingespeeld op actuele onderwerpen en thema’s en zijn projectideeën in voorbereiding. De doelstellingen van PAO sluiten aan op de Human Capital Agenda’s voor Agro&food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen. Over deze samenhang zijn in 2012 meerdere gesprekken gevoerd tussen bedrijfsleven, productschappen en kennisinstellingen. In 2012 heeft afdeling Arbeid de werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging hierover geïnformeerd. Scholingsconsulent diervoeder
27
Doel: Om bedrijven te informeren, scholingsplannen op te zetten, EVC trajecten te realiseren en bij te dragen aan een leven lang leren zijn, voor de projectduur van 3 jaar, 10 scholingsconsulenten actief. Uitvoering en resultaat: In 2012 heeft de scholingsconsulent een aantal diervoederbedrijven bezocht en daar voorlichting gegeven over scholingen, opleiding en tevens instrumenten onder de aandacht gebracht die te maken hebben met arbeidsomstandigheden. Naar aanleiding van deze bezoeken is een bijeenkomst georganiseerd voor bedrijven in de regio Weert met als doel te inventariseren of gezamenlijke scholingsactiviteiten mogelijk zijn. 2013: De scholingsconsulent continueert de activiteiten. Jongerenproject 1 Doel:Jongeren zien nog te weinig in een opleiding of werkplek in de agrarische sector. Het doel van dit project is om de wensen van jongeren te matchen met het aanbod van werkgevers. Uitvoering en resultaat:In een tweetal pilotbijeenkomsten worden ondernemers vanuit AF en jongeren met elkaar in contact gebracht om een basis te leggen voor een HRM beleid dat aansluit op de belevingswereld van jongeren. De doelstelling is om zowel in de pilotfase als in een eventuele follow-up de jongeren zoveel mogelijk zelf te betrekken bij en een rol te geven in de uitvoering. 2013: De pilots worden uitgevoerd en geëvalueerd en afhankelijk van de uitkomst van de evaluatie wordt een follow-up gegeven. Regionaal mobiliteitsonderzoek Doel: Deze onderzoeksaanpak is gericht op het krijgen van inzicht in mobiliteit en loopbaanpatronen in de agrofood- en tuinbouwsectoren. Dit moet uitmonden in een plan gericht op integrale regionale samenwerking op het gebied van arbeidsmarkt en mobiliteit bij werknemers, bedrijven en instanties.. Uitvoering en resultaat: Het onderzoeksrapport is in februari verschenen. Uit de resultaten van de eerste fase van dit mobiliteitsonderzoek bleek dat een geïntegreerde aanpak van mobiliteitsbeleid mogelijk en nodig is. Vervolgens is er een “Haalbaarheidsonderzoek Regionale Pilots” uitgevoerd, waarna er een plan van aanpak opgesteld voor het uitvoeren van een drietal regionale pilots.In de concrete uitwerking heeft dit plan zich uiteindelijk beperkt tot twee pilots (Haaglanden en Gelderland Midden). 2013: Uitvoering pilots: de pilot in Haaglanden zal zich richten op het succesvol activeren van 45+ werknemers binnen participerende bedrijven, met daarbij aandacht voor het in beweging brengen van medewerkers, het daarop instellen van de organisatie van het werk en het delen van ervaringen van de deelnemende organisaties. In Gelderland-Midden zal het accent liggen op het voorkomen van een tekort aan gekwalificeerd personeel, door gerichte mobiliteit binnen een groep participerende werkgevers te genereren. Daarbij draait het erom om bewuste werkgevers met elkaar te verbinden rond mobiliteit en zo voor werknemers loopbaanpaden in kaart te brengen en mensen in beweging te krijgen.
Nieuwsbrief Arbeid Doel: Het informeren van kader- en bestuursleden van de betrokken vakbonden over de arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden, scholing, (beroeps)onderwijs en sociale zekerheid. Uitvoering en resultaat: De nieuwsbrief wordt samengesteld in samenwerking met vertegenwoordigers van FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen. De nieuwsbrieven bevatten korte, op specifieke onderwerpen toegespitste artikelen. In 2012 is de Nieuwsbrief Arbeid vier maal uitgegeven. 2013: Er zullen vier nieuwsbrieven verschijnen met als doel de nieuwe ontwikkelingen onder de aandacht te brengen.
28
5 INNOVATIE EN ONTWIKKELING Kader waarbinnen het PDV innovatie en ontwikkeling stimuleert Aan de Nederlandse veehouderij worden hoge eisen gesteld. Om de ‘licence to produce’ te behouden moet aan maatschappelijke randvoorwaarden worden voldaan, zoals voedselveiligheid, hoge nutritonele kwaliteit, dierenwelzijn, diergezondheid en milieu. Om blijvend concurrerende producten te kunnen produceren moet, vanwege de hoge kostenstructuur, ook zeer efficiënt geproduceerd worden. De veehouderij is bovendien een dynamische bedrijfstak met toenemende differentiatie en specialisatie. Aangezien voeding een van de grootste kostenposten voor de veehouderij is, worden hieraan -terecht- hoge eisen gesteld. De markt vraagt enerzijds voeders die passen binnen de maatschappelijke kaders, maar die tegelijkertijd een optimale productie-efficiënte garanderen. Om aan deze eisen te voldoen is continu innovatie en ontwikkeling nodig. Naast de bedrijfseigen R&D-activiteiten onderkent de diervoederketen dat een aantal vraagstellingen beter collectief kan worden aangepakt. Daarom initieert en financiert het Productschap Diervoeder al vele jaren veevoedkundige onderzoeksprojecten. Dit onderzoek is overwegend fundamenteel-strategisch van aard. Eind 2010 presenteerde het PDV haar nieuwe onderzoeksvisie “PDV Visie Veevoedkundig Onderzoek, ‘Duurzame innovatie en ontwikkeling diervoeding 2011 – 2015’”. Het PDVbestuur heeft bij het vaststellen van deze visie expliciet uitgesproken dat het werkveld in de toekomst moet worden omschreven als ‘duurzame innovatie en ontwikkeling’, en dat daarin aan alle drie de P’s (People, Planet en Profit) aandacht dient te worden gegeven. Daarbij dient aan de P van Profit (c.q. het ondersteunen van onderzoek gericht op een effectievere omzetting van diervoeder in dierlijk product) een zwaarder accent te worden gegeven dan in de achterliggende jaren het geval was. Daarbij wil het PDV proactief inspelen op de maatschappelijke ontwikkelingen. Het werkveld Innovatie en Ontwikkeling is opgesplitst in twee programma’s: • Programma IV.1: Veevoedkundig onderzoek Rundvee, Varkens en Pluimvee • Programma IV.2: Voedingsonderzoek Vleeskalveren Veevoedkundig onderzoek Rundvee, varkens en pluimvee Doel In de onderzoeksvisie van dit programma is het doel gedefinieerd als ‘‘door onderzoek bijdragen aan een duurzame innovatieve kennisontwikkeling ten dienste van een hoogwaardige diervoederbereiding en efficiënte voeding van landbouwhuisdieren, met inachtneming van wettelijke en maatschappelijke eisen voor humane gezondheid, milieu, diergezondheid, dierwelzijn, productkwaliteit en de economie.’ Onderzoeksthema’s De onderzoeksvragen zijn geclusterd in een aantal thema’s: • voeding - dierwelzijn en diergezondheid, onderverdeeld in vier subthema’s: o voeding en darmgezondheid; o voedingsgerelateerde productieziekten en levensduur; o voeding en vitaliteit (van vooral jonge dieren); o voeding en (ethologisch) welzijn. • voeding en kwaliteit; • voeding en milieu; • voeropname en nutriëntenbenutting. Organisatie binnen het PDV
29
Het bestuur van het PDV laat zich wat betreft het (mee)financieren van onderzoeksprojecten adviseren door de Adviescommissie Veevoedkundig Onderzoek (AVO). Verder hecht het PDV er sterk aan dat de projecten tot een optimaal resultaat leiden. Daarom wordt ieder (mee)gefinancierd project begeleid door experts uit de diervoedersector. Meestal gebeurt dit door een werkgroep die hiervoor door de AVO wordt ingesteld. Als sprake is van een gezamenlijke financiering met andere organisaties kan dit ook in de vorm van een gezamenlijke begeleidingscommissie of stuurgroep. Budget Er was in 2012 voor dit programma € 1,1 miljoen beschikbaar, inclusief € 0,1 miljoen voor onderhoud en verdere ontwikkeling van FeedPrint, het model om de broeikasgasemissie van de diervoederketen te berekenen. Wijze van financieren Het PDV draagt bij voorkeur bij aan de bekostiging van innovatief onderzoek in de vorm van medefinanciering, waarbij tenminste nog één andere financier betrokken is. Binnen het kader van de onderzoeksvisie wordt gestreefd naar gezamenlijke financiering met het Ministerie van EL&I, STW, NWO, de Europese Unie (zevende kaderprogramma) en andere productschappen (met name het Productschap Zuivel, het Productschap Vee en Vlees en het Productschap Pluimvee en Eieren). Allocatie van het budget Bij de allocatie van het beschikbare budget wordt –zeker over de jaren heen- gestreefd naar een evenwichtige toekenning naar de verschillende diersoorten en de thema’s. Daarnaast spelen de urgentie van de onderzoeksvraag en de kansrijkheid van de projectaanvragen een rol. Mede als gevolg van de opdracht van het PDV-bestuur eind 2009 aan de AVO om binnen de onderzoeksagenda ruimte te maken voor twee maatschappelijk zeer relevante projecten (‘Ontwikkeling van een Carbon Footprint Diervoeding’ en ‘Onderbouwing en kwantificering van methaanreducerende voedingsmaatregelen’) was al een bedrag van €350.000,- aan verplichtingen voor 2012 aangegaan. De totale hoeveelheid toegezegd budget bedroeg uiteindelijk €1.120.060,Voor twee bij STW in te dienen projecten, waarvoor aan het PDV een stimuleringsbijdrage werd gevraagd en in principe is toegezegd, werd door de betrokken onderzoeksgroepen in de verslagperiode niet de vereiste financiering verkregen. Gelet op de ontstane situatie wat betreft de toekomst van de productschappen heeft het PDV daarom aan de betrokkenen meegedeeld dat het PDV deze projecten, ook al worden ze alsnog door STW gehonoreerd, niet meer zal subsidiëren. Als gevolg daarvan was het overzicht van aangegane verplichtingen voor 2013 en later per december 2012 als volgt: • 2013: €778.155,• 2014: €356.955,• 2015: € 177.893,Verdeling budget 2012 In onderstaande overzichten is de verdeling van de in 2012 verleende subsidie naar diersoort en naar thema weergegeven. Bij sommige projecten is sprake van onderzoek dat betrekking heeft op meerdere thema’s; in dat geval is de subsidie naar rato over deze diersoorten verdeeld. Dit is niet gedaan wanneer er sprake is van diersoortoverstijgend onderzoek. Verdeling naar diersoort Rundvee Varkens Pluimvee
Bedrag 519.667 226.000 264.393 30
Percentage 46 20 24
Verdeling naar diersoort Paarden Diersoort overstijgend (Carbon Footprint) Totaal Verdeling naar onderzoeksthema • Themaoverstijgend • Thema Voeding – dier - gezondheid Subthema: Voedingsgerelateerde productieziekten, mede in relatie tot levensduur •
Thema Voeding en milieu
• Thema Voeropname en nutriëntenbenutting Totaal over de verschillende thema’s
Bedrag 10.000 100.000 1.120.060
Percentage 1 9 100
Bedrag (€) 220.000
Percentage 20 13 8
141.893
90.000 526.000 142.167
1.120.060
47 13 100
Onderzoeksresultaten en kennisoverdracht De resultaten van het gesubsidieerde onderzoek worden als regel in de vorm van rapporten aan het PDV opgeleverd. Het PDV hecht er belang aan dat de door onderzoek gegenereerde kennis maximaal in de praktijk wordt toegepast. Daarom worden de rapporten achter de ‘Login Onderzoek’ op de website van het PDV geplaatst. Bedrijven die via een heffingsbijdrage aan de bekostiging ervan hebben bijgedragen kunnen via een toegangscode hiervan kennis nemen. Daarnaast worden voor een goede kennisoverdracht regelmatig themabijeenkomsten gehouden. Zo werd op 8 mei 2012 in Hof van Wageningen te Wageningen een themabijeenkomst gehouden met als thema ‘“Koper en Zink in de varkenshouderij”. Aan deze bijeenkomst werd ook bijgedragen vanuit het werkveld Uniformering Voederwaardering. Dagvoorzitter was de voorzitter van het PDV, Mevr. R. Bergkamp. Aan de geanimeerde bijeenkomst werd door ca. 80 personen deelgenomen. Voedingsonderzoek vleeskalveren Het voedingsonderzoek voor vleeskalveren is ondergebracht in een afzonderlijk programma. Voor het onderzoek is jaarlijks € 252.500,- beschikbaar, uit een aparte bestemmingsheffing. Aansturing en Begeleiding van het vleeskalveronderzoek De officiële adviescommissie ten behoeve van het bestuur van het PDV over onderzoek bij vleeskalveren is de Kalvermelkcommissie (KC). Daaronder ressorteert werkgroep Onderzoek Vleeskalveren (WOV) die de KC adviseert over potentieel nieuw nutritioneel onderzoek. Daarnaast begeleidt de WOV de diverse projecten in de uitvoeringsfase. Nutritioneel onderzoek Ruwvoervoorziening van vleeskalveren In 2010 startte na ruime voorbereiding het project ‘Novel roughage-based feeding strategies to improve welfare of veal calves’ in het kader van het EL&I/NWO-programma ‘Waardering van dierenwelzijn’. In het project komt een aantal aspecten aan de orde. Nutritioneel kunnen worden genoemd: a) het optimaliseren van de ruwvoervoorziening met het oog op gedrag en diergezondheid, en b) het kwantificeren van de energie- en eiwitbijdrage van deze ruwvoeders. Daarnaast is ‘gedrag’ ook in bredere zin een issue binnen dit project, evenals het meer in detail bestuderen van de Carbon Footprint van de productie van kalfvlees. Er zijn veelbelovende resultaten, zowel op het voedingstechnische als op het gedragskundige vlak. Ook werkt er een post-doc onderzoeker aan de modellering van de economische en milieutechnische gevolgen van de verschillende voederstrategieën. Daarnaast ligt er op verzoek van de werkgroep nog steeds een projectvoorstel om, mede op basis van resultaten uit dit project en recente gegevens uit andere studies, het voederstrategie simulatiemodel SIMON te actualiseren.
31
Modellering voeding blankvleeskalveren In het verleden is het vleeskalvermodel SIMON ontwikkeld. In 2011 is besloten om het model uit te breiden met een pensmodule, vanwege het toegenomen belang van de ruwvoedergift in de blankvleesproductie. Daarnaast zal het model worden aangepast aan de laatste stand van de wetenschap. Daarbij zullen zeker ook de gegevens uit de diverse andere projecten worden meegenomen. Waar mogelijk zal ook wat output betreft worden getracht zoveel mogelijk bij de huidige praktijkeisen aan te sluiten. Ook in 2012 is SIMON nog vooruit geschoven. Vet versus koolhydraten als energiebron in kalvervoeding In 2011 heeft de Kalvermelkcommissie besloten, op advies van WOV, een tweejarig onderzoek te ondersteunen naar de benutting en metabole gevolgen van koolhydraten (lactose) versus vet als energiebron in voeders voor blankvleeskalveren. In 2011 is het hiervoor genoemde project “Vet versus koolhydraten als energiebron in kalvervoeding een subsidie van € 160.000 toegezegd. Naast het PDV financiert ook het NWO dit project via het speciale VENI-fonds voor recentelijk gepromoveerde onderzoekers. Eind 2012 is begonnen met het laatste van de twee experimenten. Welzijnsmonitor Vleeskalveren Dit grote meerjarige project werd gefinancierd door het Ministerie van EL&I, Productschap Vee en Vlees(PVV) en PDV. Het werd in 2012, wel aanzienlijk later dan gepland, afgerond. Het omvangrijke eindrapport bevat de resultaten van de uitgebreide survey bij 150 bedrijven in Nederland, Frankrijk en Italië waarin de (concept)protocollen op hun bruikbaarheid zijn getoetst, de evaluatie van de resultaten en alle definitieve protocollen nodig voor het uitvoeren van de monitoring. Inmiddels is met financiering van het Ministerie van Economische Zaken en PVV een ‘Welfare Quality praktijkproject’ van start gegaan, bedoeld als implementatie van de welzijnsmonitor. Waarnemers van de SKV bezoeken gedurende 4 ronden een aantal vleeskalverhouderijen, geven na ieder bezoek een advies en beoordelen bij een volgend bezoek of en met wel succes dit advies is opgevolgd. Topsectoren Het innovatiecontract Agro&Food levert voor het eerst een compleet overzicht van alle Agro&Food publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS-en) in Nederland op het gebied van kennis en innovatie. Het omvat de inzet van bedrijven, kennisinstellingen en vele PPS verbanden. De thema’s en kennistrajecten zijn opgeleverd door bedrijven, regionale kennisclusters, onderzoek en onderwijsinstellingen, brancheorganisaties en kunnen rekenen op een breed draagvlak. Eind 2011 zijn door 28 groepen van ondernemingen in Nederland PPS-en ingediend binnen de dierlijke produktiesector bij de Topsector Agro&Food. Het was opvallend dat in zeer veel van deze PPS-en ‘diergezondheid en dierwelzijn’ een belangrijke plaats in nam. Met de ruim 210 ontvangen voorstellen vragen alle indieners totaal ongeveer 7 keer de capaciteit die in 2013 bij DLO en TNO beschikbaar is voor nieuwe initiatieven. Het PDV heeft besloten het AVO en CVB budget voor 2013 in te zetten voor de PPS-en Feed4Foodure en het daarvan afgesplitste stuk Voeding, Darmgezondheid en Immuniteit. Een deel van het budget voor voedingsonderzoek voor vleeskalveren zal ingezet worden op Voeding, Darmgezondheid en Immuniteit en een deel in de aparte PPS Vealsystems4Food. Wat betreft de mede door het PDV ingediende voorstellen zijn Feed4Foodure en Voeding, Darmgezondheid en Immuniteit beiden gehonoreerd voor ongeveer een derde van de aangevraagde capaciteit. Voor wat betreft het ingediende voorstel Vealsystems4Food ligt er nog een voorlopige afwijzing. Inhoud van de PPS-en Het onderzoek Feed4Foodure beoogt een aantal belangrijke doorbraken te realiseren om bij te dragen aan een duurzame, gezonde en toekomstgerichte veehouderij in
32
Nederland. Daartoe kent het onderzoek drie belangrijke onderzoekslijnen,waarvan de laatste gezien de omvang in de aparte PPS Voeding Darmgezondheid en Immuniteit geplaatst is: Meer met minder d.m.v. efficiënt nutriëntgebruik: Het verder verlagen van de ‘environmental footprint’ van de Nederlandse veehouderij, waarbij ook invulling wordt gedaan aan de doelstellingen van het convenant Schoon&Zuinig, en tevens het vergroten van het resource efficiëntie middels het ontwikkelen van stuurmodellen, het ontwikkelen van nieuwe voederwaarde- en behoeftenormen en het ontwikkelen van innovatieve sensoren. Maatschappelijk Verantwoorde Veehouderij: De ontwikkeling van nieuwe technieken zijn noodzakelijk om een maatschappelijk verantwoorde, maar ook gezonde en efficiënte veehouderij met een verbeterd dierwelzijn mogelijk te maken. Daarnaast is het ook de bedoeling om concrete verbeteringen te realiseren op het gebied van mineralenuitstoot (zoals koper en zink). Gezonde dieren voor gezonde mensen: In samenwerking met andere onderzoeksprogramma’s staat het verhogen van de weerstand en de algemene gezondheid, en daardoor het verminderen van de behoefte aan het gebruik van antibiotica centraal. De focus van het onderzoek ligt op het valideren van innovatieve meettechnieken aangaande darmgezondheid en immuniteit, alsmede het toepassen daarvan in innovatieve producten en voersamenstellingen. Wat betreft Vealsystems4Food lagen de volgende ideeen ten grondslag aan de ingediende PPS: Maximale duurzaamheid van de kalverketen in het licht van maatschappelijke vraagstukken rondom diergezondheid en dierenwelzijn, antibioticaresistentie, transport van dieren en mineralenefficiency. De kalverketen heeft als ambitie bestaande bijproducten uit de melkveehouderij ook in de toekomst optimaal duurzaam te verwaarden binnen de maatschappelijke randvoorwaarden.
Project Carbon Footprint Diervoeding Doel Het eerste doel van het project is de broeikasgasemissie vanaf de teelt van primaire plantaardige producten tot en met de omzetting van het voer in dierlijke producten op het veehouderijbedrijf in beeld te brengen en daardoor te bewerkstelligen dat de sector zich bewust wordt van de aan de dierlijke productie verbonden broeikasgasemissie. Het tweede doel is de sector in de gelegenheid te stellen verbeteropties te verkennen en te implementeren. Daartoe zal de in het project gegenereerde kennis ook via een rekenmodel (Feedprint) praktisch toepasbaar worden gemaakt. Uitvoering project in 2012 Sinds 2009 wordt binnen het Productschap Diervoeder aan ‘Duurzaamheid’ en ‘Duurzame ontwikkeling’ concreet aandacht gegeven door middel van het project ‘Carbon Footprint Diervoeding’. Aan het einde van dat jaar is het eindrapport van een inventariserende studie inzake de Carbon Footprint Diervoeding opgeleverd. Na een sectorbrede oriëntatie begin 2010, werd in de loop van 2010 het concrete projectplan vastgesteld en werd met de uitvoering ervan een begin gemaakt. Deze projectfase is gefinancierd door het Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie (50%), het Productschap Diervoeder (ca. 30%), het Productschap Akkerbouw, het Productschap Margarine Vetten en Oliën, het Productschap Zuivel, het Productschap Vee en Vlees en het Productschap Pluimvee en Eieren (samen ruim 20%). Bij de uivoering heeft WUR, als hoofdaannemer, zich vooral gericht op de methodologie, de (voermodellen voor de) omzetting van voer in dierlijk product en het bouwen van het rekenmodel (FeedPrint). Blonk Milieu Advies heeft zich vooral geconcentreerd op het verzamelen van de data. Bij de uitvoering bleken de werkzaamheden omvangrijker dan in het projectplan verondersteld werd. Dankzij een extra subsidie van het Ministerie van EL&I eind 2011 konden de werkzaamheden toch worden afgerond zoals voorzien. De constatering dat het project veel omvangrijker was dan voorzien, heeft ook tot een uitloop met ca. 1 jaar geleid. De voor dit project benoemde brede Stuurgroep heeft op 8 december 2012 haar fiat gegeven
33
aan de complete output van dit (unieke) project. Deze output bestaat uit een groot aantal rapporten, een database met een veelheid aan data met betrekking tot de teelt van voedermiddelen, de processing van de primaire producten in de agro-industrie, de productie van mengvoeders en de (voor gemodelleerde bedrijven) omzetting van voer in primair dierlijk product. De stuurgroep heeft zich, naast de begeleiding van het project, ook met enkele meer algemene beleidsmatige vragen beziggehouden. Als in de loop van 2011 heeft de stuurgroep geconcludeerd dat het toekomstig onderhoud en het actueel houden van het rekenmodel, alsook voor de daarmee verband houdende methodologische ontwikkelingen en data actualisatie, het beste kan plaatsvinden door een internationale organisatie met een breed draagvlak in de diervoedersector. Voor het verkennen van de mogelijkheden hiervoor en het concreet overdragen van het projectresultaat aan deze instantie is tijd nodig. Om die reden werd besloten na afronding van de huidige projectfase hiervoor nog een jaar zou aanblijven, óók voor het behartigen van de lopende zaken. Op verzoek van de stuurgroep heeft WUR, samen met Blonk Consultants, een Plan of action 2012’ geschreven, waarvoor het PDV een subsidie van € 100.000,- beschikbaar heeft gesteld. Dit plan omvat de volgende werkzaamheden: • Het uitbreiden van FeedPrint-totaal naar andere milieu aspecten, zoals uitspoeling, ammoniakemissie, landgebruik, fossiele brandstoffen, energiebehoefte en fosfaatstromen • Management en actualiseren data en rekenregels In de loop van 2012 zijn nieuwe data beschikbaar komen, onder andere uit de zetmeelen de crush industrie, wat een actualisatie van de database noodzakelijk maakte. • Toepassing FeedPrint in een FAO-FEFAC project In het kader van internationale harmonisering werd door de stuurgroep besloten het ‘upstream gedeelte’ (d.w.z. de productie van voedermiddelen t/m de productie van mengvoeders) beschikbaar te stellen voor gebruik in een internationaal FAO/FEFAC project. Om het beheer van de database en de rekenregels goed kunnen blijven uitvoeren, is de opbouw van de database en de plaats ervan op een centrale server geregeld. Daarmee kunnen WUR-LR, Blonk Consultants, FAO en Fefac gebruik maken van een stabiele en uniforme database en wordt het ontstaan van uiteenlopende versies tegengegaan. • Stakeholderanalyse en draagvlak creëren bij belangenorganisaties (industrie; beleid) Voor het realiseren van een internationaal gedragen, uniforme rekenmethode van de Carbon Footprint Diervoeding werd het noodzakelijk geacht de bekendheid van FeedPrint en de achterliggende systematiek en data te vergroten. Daarbij is nadrukkelijk als ambitie uitgesproken dat FeedPrint gezien moet worden als waardevol startpunt voor brede Europese samenwerking. Dat betekent dat er ruimte is om op basis van argumenten het rekenmodel aan te passen. Er is geprobeerd buitenlandse (Bemefa) en internationale stakeholders (FEFAC, andere branche organisaties (IFIF, FEFANA, etc.), beleidsorganen, SCP-RT, JRC, EU.) te interesseren in het model en de verdere ontwikkeling ervan. Het regelen van het beheer en onderhoud van FeedPrint door een internationale organisatie bleek minder snel te gaan dan voorzien. Daarnaast hebben zich ontwikkelingen voorgedaan met betrekking tot het FAO-Fefac project. De duurzaamheidthema’s ‘Water’ en ‘Biodiversiteit’ komen ook steeds prominenter naar voren. Een en ander was door de stuurgroep aanleiding het PDV bestuur te vragen ook voor 2013 een budget beschikbaar te stellen voor noodzakelijke activiteiten ten behoeve van FeedPrint. Dit bedrag is in principe gealloceerd, maar zal eerst daadwerkelijk worden toegewezen na goedkeuring van een concreet Plan van aanpak. .
34
6 INFORMATIEVOORZIENING EN SECTORCOMMUNICATIE Communicatiebeleid Het productschap heeft de afgelopen jaren de communicatie met het bedrijfsleven verder verbeterd om de transparantie te vergroten. Zo staan alle vergaderstukken, agenda’s en verslagen van het bestuur op de website. Ontwerpverordeningen worden niet meer alleen in het publicatieblad van de SER gepubliceerd, maar worden ook via de website van het productschap (bij de bestuursstukken) onder de aandacht van belanghebbenden gebracht. Verderop in dit jaarverslag wordt op basis van de uitgebreide jaarrekening het financiële beleid verantwoord. Voor alle financiële stukken geldt dat deze worden opgesteld aan de hand van de richtlijnen van de SER. De (herziene) begroting en de jaarrekening worden op de website geplaatst. Beleidsvoornemens, resultaten en voor het bedrijfsleven relevante ontwikkelingen worden regelmatig via persberichten en weekberichten in de publiciteit gebracht. Verder organiseert het productschap regelmatig bijeenkomsten voor het bedrijfsleven. Informatievoorziening. Introductie Een van de taken van het PDV is het zo goed mogelijk informeren van spelers binnen en buiten de diervoederkolom over relevante ontwikkelingen die het niveau van individuele bedrijven of schakels in de keten overstijgen. Deze informatieverstrekking vindt zowel plaats op initiatief van het PDV (ongevraagd) als op verzoek van derden (gevraagd). Het PDV geeft op verschillende manieren invulling aan bovengenoemde taakstelling. De voornaamste worden hier kort beschreven. Allereerst zijn er de diverse commissies/werkgroepen zowel op initiatief van het PDV (CKD, SCH) als op initiatief van derden (EL&I, Bionext, VROM, Nevedi) waarin uitwisseling van informatie plaats vindt met diverse partijen binnen en buiten de sector. Vanwege personele omstandigheden binnen het secretariaat van PDV zijn de CKD en SCH in 2012 niet bijeen gekomen. Nieuwe bijeenkomsten staan gepland voor 2013. Vervolgens is er een reeks nieuwsbrieven, waarop geïnteresseerden zich gratis kunnen abonneren. Een van deze nieuwsbrieven, de Nieuwsbrief Actualisatie Diervoederwetgeving heeft in 2012 enige tijd stilgelegen en zal in 2013 weer opgepakt worden. Als derde zijn er de sectorbijeenkomsten en ten slotte is er de website, www.pdv.nl, waarmee het PDV informatie beschikbaar stelt aan de sector en het grote publiek. Naast de bovengenoemde communicatiemix, informeert het PDV het publiek ook op basis van individuele vragen die zowel via de website als telefonisch gesteld worden. Het aantal schriftelijk beantwoorde vragen bedroeg in 2012 ca. 200. Voor wat betreft de vragen die bij het PDV terecht komen zal hieronder worden ingegaan op een aantal relevante wet- en regelgevingsdossiers. Zowel de relevante dossiers uit de voorliggende jaren als ook diegenen specifiek uit het achterliggende jaar 2012, komen hierbij aan de orde. Marktverordening Diervoeders (Vo. (EG) nr. 767/2009) Deze Europese verordening is sinds 1 september 2010 van toepassing voor landbouwhuisdieren en vanaf 1 september 2011 ook voor gezelschapsdieren. Vooral de vaststelling van de herziene Catalogus van Voedermiddelen is een bron van vragen gebleken. Dioxinemonitoring (Vo. (EU) Nr. 225/2012)
35
Eind 2010 werd de Europese, in het bijzonder de Duitse diervoedersector, opgeschrikt door een dioxine-incident, waarbij bijproducten uit de olie- en vetverwerkende industrie waren betrokken. Op basis daarvan heeft de Europese Commissie besloten om aanvullende eisen voor de producenten en verwerkers van deze producten op te nemen in de diervoederhygiëneverordening 183/2005. Een groot deel van 2011 hebben de Commissie en de lidstaten gediscussieerd over de vraag in hoeverre strikte technische voorschriften botsen met het HACCP-principe waarin bedrijven op individuele basis risico’s inventariseren, beoordelen en borgen. Dit resulteerde in de verordening 225/2012 van maart 2012. In deze verordening wordt beschreven de erkenning van inrichtingen die van plantaardige oliën en mengvetten afgeleide producten voor gebruik als diervoeder in de handel brengen. Ook de specifieke voorschriften voor de productie, de opslag, het vervoer en het testen op dioxine van oliën, vetten en daarvan afgeleide producten worden in deze Verordening omschreven. Wet dieren (Staatsblad 2011, nr. 345) In mei 2011 is de Nederlandse “Wet dieren” gepubliceerd, waar in zowel de Kaderwet diervoeders, de Diergeneesmiddelenwet, de Wet op de dierenbescherming en de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde worden opgenomen. De Wet dieren treedt in werking op 1 januari 2013. Tot die tijd zullen diverse uitvoeringsregelingen worden gepubliceerd. Zodra de Wet dieren in werking treedt, worden de hiervoor genoemde wetten ingetrokken. Omdat de Europese diervoederwetgeving in hoge mate is geharmoniseerd, heeft de vervanging van de Kaderwet diervoeder door de Wet dieren weinig gevolgen voor de diervoederindustrie. Herautorisatie toevoegingsmiddelen Bij de totstandkoming van de huidige toevoegingsmiddelenverordening, Vo. (EG) nr . 1831/2003, was vastgelegd dat uiterlijk november 2010 voor alle toevoegingsmiddelen een dossier moest worden ingediend voor een herbeoordeling en bijbehorende nieuwe toelating. In 2012 resulteerde dit vervolgens in een veertigtal nieuwe toelatingen van additieven. Voor een behoorlijk aantal toevoegingsmiddelen is geen herautorisatiedossier ingediend. De uiteindelijke consequentie hiervan is dat deze producten verboden zullen worden. Nog steeds is niet duidelijk wanneer de Europese Commissie met een wetvoorstel zal komen om al deze “vergeten” toevoegingsmiddelen te verbieden. Bedrijven moeten er rekening mee houden dat zo’n verbod gepaard zal gaan met een overgangstermijn voor aanwezige voorraden en diervoeder waarin deze toevoegingsmiddelen mogen worden verwerkt . GMO Inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders zijn er in 2012 weer zeven vergunningen verleend voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met specifieke genetisch gemodificeerde organismen. Afronding herziening wetgeving dierlijke bijproducten Het raamwerk van de nieuwe dierlijke bijproducten wetgeving wordt gevormd door de Verordening Dierlijke Bijproducten, 1069/2009. Eind 2012 volgde de verordening 1097/2012 met enkele wijzigingen op de implementatieverordening 142/2011. Het PDV zet zich, samen met brancheorganisaties, in voor wetgeving die het gebruik van voormalige levensmiddelen met bepaalde dierlijke componenten als diervoeder vereenvoudigt. Sectorcommunicatie In 2012 heeft het Productschap Diervoeder drie themabijeenkomsten georganiseerd. Het betreft: •
de Themabijeenkomst Carbon Foot Print Diervoeding op 28 maart 2012. Tijdens deze bijeenkomst zijn de resultaten van dit project gepresenteerd. Het doel van het project is te komen tot een (dynamisch) rekenmodel waarmee carbon footprints kunnen worden berekend. Aan de themabijeenkomst is deelgenomen door nutritionisten en
36
voorlichters in de diervoedersector, consultants, onderzoekers, medewerkers milieubeleid, vertegenwoordigers van de primaire sector, gespecialiseerde dierenartsen, landbouwkundige onderwijsinstellingen en de vakpers. • de Themabijeenkomst Koper en Zink in de varkenshouderij. Doel van deze bijeenkomst was geïnteresseerden te informeren over de resultaten van onderzoeksprojecten over de koper- en zinkvoorziening van landbouwhuisdieren en met name varkens. Tevens werden de op basis van deze onderzoeksresultaten door de CVB-activiteit van het productschap vastgestelde voedernormen voor koper en zink voor de verschillende categorieën varkens gepresenteerd. Deze bijeenkomst vond plaats op 8 mei 2012. Op 26 september 2012 hield het PDV een themabijeenkomst over de Mineralen- en sporenelementenvoorziening van paarden. Deze afwisselende bijeenkomst werd door ruim 75 deelnemers bijgewoond. Naast een presentatie over de totstandkoming van de voedernormen werd stilgestaan bij een aantal aspecten die nauw samenhangen met de voorziening van paarden met deze nutriënten en de voeding van paarden in het algemeen.
37
7 MEDEBEWINDSTAKEN Marktordening De EU streeft ernaar de voedselvoorziening veilig te stellen en boeren een redelijk inkomen te garanderen. Dit gebeurt onder meer door het stabiliseren van de interne markt voor mageremelkpoeder, kalvermelkvoeder, gedroogde voedergewassen, mengvoeder en veevoedergrondstoffen. Het Ministerie van EL&I heeft de marktordeningsregelingen behorend bij veevoeders in medebewind opgedragen aan het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA). De secretaris van het Productschap Diervoeder is hiervoor verantwoordelijk. De kosten worden vergoed uit het Landbouw-Egalisatiefonds van het Ministerie van EL&I. Steunregeling mageremelkpoeder De steunregeling mageremelkpoeder is nog steeds operationeel maar de marktsituatie geeft geen aanleiding tot het vaststellen van steunbedragen. De aanzienlijke verlaging van de zuivelinterventieprijzen in combinatie met de toenemende vraag naar zuivelproducenten op de wereldmarkt zorgt voor een redelijke zuivelprijs binnen de Europese Unie. Steunregeling gedroogde voedergewassen De steunregeling gedroogde voedergewassen was niet langer operationeel in 2012. Door de hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zijn alle Europese steunregelingen ingetrokken waaronder de regeling gedroogde voedergewassen.
Gemedicineerde Voeders Om gemedicineerd diervoeders te mogen bereiden, verpakken, etiketteren of af te leveren dienen mengvoederbedrijven te beschikken over een daartoe strekkende vergunning. Ingevolge artikel 49 van het Diergeneesmiddelenbesluit en artikel 83 van de Diergeneesmiddelenregeling wordt de vergunning verleend door het bestuur van het Productschap Diervoeder (PDV) en stelt het bestuur bij verordening eisen aan deze vergunning. Daarnaast dient het PDV op basis van artikel 71 van het diergeneesmiddelenbesluit regels op te stellen ten aanzien van de bereiding van gemedicineerde diervoeders. Het Diergeneesmiddelenbesluit en de Diergeneesmiddelenregeling zijn gebaseerd op Richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking. Het PDV geeft aan voornoemde medebewindopdracht uitvoering door middel van de Verordening PDV gemedicineerd voeder 2003. Nationaal: In Nederland zijn eind 2012 een kleine 100 diervoederbedrijven in het bezit van een vergunning in het kader van de Verordening PDV Gemedicineerd Voeder 2003. In het maatschappelijk debat is de afgelopen jaren veel discussie ontstaan over het gebruik van antibiotica In de veehouderij. Met name aspecten als toenemende bacteriële resistentie, MRSA’s en ESBL’s hebben de druk op de veehouderij opgevoerd om uiterst terughoudend te zijn in het toepassen van koppelbehandelingen met antibiotica. In dit licht is op 1 juli 2011 in Zoetermeer het sectorconvenant “Antibioticavrije Diervoeders” getekend. Daarin is door LTO, NVV. KNMvD, Nevedi en COV afgesproken om te komen tot een wezenlijke terugdringing van het gebruik van voer met antibiotica in de varkenshouderij. Een van de speerpunten binnen dit convenant is het stoppen met het afleveren aan varkens van voer met toegelaten antibiotica. Daarnaast heeft het PVV bij monde van haar voorzitter in een brief aan de voorzitter van het PDV gevraagd om na te gaan of door middel van een 38
verordening het produceren van gemedicineerd voer met antibiotica kan worden verboden. In het licht van het bovenstaande verzoek heeft het PDV inmiddels de nodige stappen genomen om na te gaan wat de mogelijkheden zijn om in de geest van het PVV-verzoek te komen tot een Nederlands verbod op het gebruik van varkensvoeders met antibioticum. Onderzoek heeft geleerd dat een verbod op de productie van varkensvoeders met antibioticum niet haalbaar is. Daarom zijn intussen stappen genomen om te komen tot een autonome Verordening waarmee het afleveren van varkensvoeders met antibiotica wordt verboden.
Europa: De productie van gemedicineerde voeders is Europees gezien geregeld in Richtlijn 90/167/EEG. De herziening van deze oude richtlijn, in samenhang met de Europese antibioticarichtlijn, nadert zijn afronding. Ook in deze nieuwe wetgeving blijft de productie van gemedicineerd voeder toegelaten. Een onderdeel van Richtlijn 90/167/EEG waarvan de uitvoering in het kader van medebewind ook bij het PDV ligt, is de afgifte van free sales certificaten gemedicineerd voeder voor de export van gemedicineerde voeders naar andere landen binnen en buiten de EU. Het afgelopen jaar heeft het PDV 201 certificaten afgegeven, tegen 202 in 2011. Het overgrote deel is bestemd voor partijen die worden afgeleverd aan Belgische veehouders en het betreft vrijwel uitsluitend anthelmintica. Ook hier zijn de gevolgen van een stringent beleid, gericht op een reductie van het antibioticagebruik, zichtbaar. Toezicht op handhaving gemedicineerd voer Het toezicht op de handhaving van de Verordening PDV Gemedicineerd Voer 2003 kende door de privatisering van GMP intussen enige onvolkomenheden. Het PDV heeft intussen stappen genomen om per besluit GMP+ International voor dit toezicht aan te wijzen. In grote lijnen betreft dit toezicht (1) het controleren op het aanwezig zijn van de juiste vergunning. (2) het uitvoeren van inspecties bij alle vergunninghouders ten aanzien van bereiding, bewaren en etiketteren en (3) het rapporteren van deze inspectieresultaten rechtstreeks aan het PDV.
Salmonellamonitoring In het kader van de Verordening PDV Monitoring Zoönosen en Zoönoseverwekkers 2005 verstrekt het PDV jaarlijks aan de overheid en aan de Productschappen Vee, Vlees en Eieren gegevens over salmonellabesmettingen in diervoedergrondstoffen en (pluimvee)voeders. Deze gegevens worden door bedrijven aangeleverd aan de Databank Ongewenste Stoffen van GMP+ International. Op basis van een dienstverleningsovereenkomst levert GMP+ International elk kwartaal een overzicht van het aantal monsters en het aantal en de typering van de salmonellabesmettingen. Het totale aantal salmonellabesmettingen in diervoeders en voedermiddelen is in 2011 licht afgenomen. Het aantal salmonellabesmettingen in mengvoeders voor rundvee, varkens, paarden en pluimvee bedroeg 19 op een totaal van 8.681 monsters. Dit komt neer op 0,22%. Dit is een minimale stijging ten opzichte van 2010, maar in voedermiddelen bedroeg het aantal salmonellabesmettingen 66 op een totaal van 9.137 monsters: 0,72%. Dit is een afname ten opzichte van 2010.
39
Resultaten bedrijfsinterne controles Salmonella 2010-2011 (peildatum 1 mei) N
2010 % pos.
N
2011 % pos.
MENGVOEDERS Rundvee
1.111
0,2
1.770
0,3
Varkens
2.080
0,3
2.531
0,2
Pluimvee totaal Pluimvee algemeen Pluimvee topfok Pluimvee opfok vermeerdering Pluimvee vermeerdering Pluimvee vleeskuikens Pluimvee leghennen Pluimvee opfok algemeen Kalkoenen algemeen Kalkoenen opfok vermeerdering Kalkoenen vermeerdering Vleeskalkoenen Eenden
4.797 345 137 133 348 1.334 2.196 25 159
0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 0,0 0,0
4.333 220 256 53 206 1.434 1.839 4 217
0,1 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,3 0,0 0,0
54 66
0,0 0,0
27 10 67
0,0 0,0 0,0
34
0,0
47
0,0
498
0,2
551
0,0
7.469
1,0
9.137
0,7
Paarden Mengvoeders overige diersoorten VOEDERMIDDELEN
In het geval mengvoederproducenten in hun eindproducten een salmonellabesmetting vaststellen, dienen zij onverwijld de afnemers hiervan in kennis te stellen en verbetermaatregelen op te stellen. De controle hierop wordt uitgevoerd door onafhankelijke certificatie-instellingen. In geen van de gevallen is geconstateerd dat deze bepalingen niet zijn nagekomen.
40
8 FINANCIEN In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiën van het productschap. U vindt hier achtereenvolgens de balans per 31 december 2012, de financiële resultaten over 2012, de heffingen en de financiële relaties. Opmerking: Na vaststelling van de jaarrekening wordt dit hoofdstuk aangevuld.
41
Bijlage 1 SAMENSTELLING ALGEMEEN BESTUUR PDV ZITTINGSPERIODE 2012 – 2013 Ondernemersorganisaties:
leden
plv. leden
C. Romijn J. Bartelds
W. van Stralen J.P. Kloos
H.W.C.M. Flipsen A.C.J.M. Hectors P.J.J. Brouwer H.M.P. Fransen A. Loos H.W.A. Swinkels
F.D. Jorna H.A.A. Kroot C. Roordink J.G. Booijink P.G.B. de Lange G.W.J.M. Versteijnen
de agrarische voortbrenging LTO Nederland de mengvoederindustrie Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie NEVEDI
de overige diervoeder- en diervoedergrondstoffenindustrie Nederlandse Vereniging van Meelfabrikanten Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Eetbare Oliën en Vetten Vereniging van Nederlandse Destructoren
C.A. Blomsma
mw. C.A. van Vuure
Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Voedertoevoegingen (NEFATO) Dutch Feed Additive Group (DUFAGRO)
A. Cazemier
J. Speerstra
Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG)
J.L. Williams
Overleggroep Producenten Natte Veevoeders
R. de Weerd
mw. B. Beekhof W.J.G. Thielen
de niet-agrarische voortbrenging en de handel in diervoeder- en diervoedergrondstoffen Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel Koninklijke Vereniging “Het Comité van Graanhandelaren"
Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourages en Aanverwante Producten Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie NEVEDI
M.A. Grift
A. Loman
M.C.F. Vermeulen P.J. van der Weijden C.J. van Bloois
A.P.A. v.d. Weide
E. van Benthem
M.J.A.M. van de Ven
J. Overeem J.M. Mans
H.J.M. Boelrijk A.E. Spieker
(tot juli 2012)
mw. P.D. van de Graaff (vanaf december 2012)
W. van Rooijen
de (pluim)veehouderij LTO Nederland Werknemersorganisaties:
leden
plv. leden
42
FNV Bondgenoten
J.N. Duijnhoven Vacatures (5x)
N. Altundal
CNV Vakmensen
R.J. Gijsen H.A. van der Spek C. Neels
F. A. van de Veen (voor alle leden)
CNV Dienstenbond
G.B. Rijzinga
G. Mastenbroek
(tot juni 2012)
Vacature (vanaf juni 2012)
De Unie
E. Staal
W.H. Segboer
SAMENSTELLING DAGELIJKS BESTUUR Werknemersorganisaties:
leden
plv. leden
CNV Vakmensen
R.J. Gijsen
Vacature
FNV Bondgenoten
J. Duijnhoven
N. Altundal
De Unie/CNV Dienstenbond
E. Staal
G.B. Rijzinga (tot juni 2012)
Vacature (vanaf juni 2012)
Ondernemersorganisaties:
leden
plv. leden
H.W.C.M. Flipsen
F.D. Jorna
H.M.P. Fransen
A.C.J.M. Hectors
Overige diervoederindustrie
R. de Weerd
A. Cazemier
Veehouderij
J. Overeem
C. Romijn
(geleding) Mengvoederindustrie
voorzitter plv. voorzitter plv. voorzitter secretaris
mw. R. M. Bergkamp H.W.C.M. Flipsen (2013) E. Staal (2012) M. Elema
Sociaal Economische Raad: I. Güveç Ministeriële vertegenwoordigers Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport A. Ottevanger (plv. mevr. H.G. Stoelhorst) Ministerie van Economische Zaken E.R. Deckers
43
Bijlage 2 SAMENSTELLING VAN COMMISSIES ZITTINGSPERIODE 2012 – 2013
Organisaties van ondernemers
leden
plaatsvervangende leden
KALVERMELKCOMMISSIE Sloten B.V.
S. Rouwers
Tentego B.V.
R. van Drie
Friesland Campina Nutrifeed
J. Lemmen
Navobi B.V.
L. van den Broek
W. Mulder
Denkavit Nederland B.V.
H.R. Buys
E.A. Buys
Cargill
S. Abrahamse
J. Soede
Brons B.V.
L. Brons
Joosten Products B.V.
G. van den Boomen
Klaremelk B.V.
H. Klarenbeek
Schils B.V.
L. Houbiers
Verveka B.V.
J. Heylen
NEVEDI
H.W.C.M. Flipsen
Productschap Diervoeder
M. Elema H.A. Vahl (secretaris)
44
A.J. Klarenbeek
Organisaties van ondernemers
leden
plaatsvervangende leden
ADVIESCOMMISSIE VEEVOEDKUNDIG ONDERZOEK Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie NEVEDI
S. Kuijpers A. van den Belt L.L.M. de Lange L.A. den Hartog
A. Wemmers R. Tijssens M. Rijnen F. Jorna
LTO-Nederland
H.J.M. Boelrijk
F. Mandersloot
Koninklijke Vereniging ‘Het Comité van Graanhandelaren’
H.B. Perdok Y. Muilwijk
Overleggroep Producenten Natte Veevoeders
D.G. van Manen
Productschap Diervoeder
M. Elema W.J.C. Swinkels (secretaris)
Organisaties van ondernemers
Leden
LTO Nederland
H.A.J. Tiekstra
COMMISSIE CVB H.J.M. Boelrijk J. Overeem J.H.G. van der Staak
R. Van Buuren W. Jacobs
plaatsvervangende leden
J. Mans mw. A. ten HaveMellema C. Romijn
Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie NEVEDI
A. Wemmers P.G.B. de Lange G. Roelofs
F.D. Jorna
Koninklijke Vereniging ‘Het Comité van Graanhandelaren’
mw. P.D. van de Graaff
A. Gotink
Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourage en Aanverwante Producten (HISFA)
H. Korterink
C. Scholten
Overleggroep Producenten Natte Veevoeders
R. de Weerd
A. Cazemier
Productschap Diervoeder
M. Elema M.C. Blok (secretaris)
45
Organisaties van ondernemers en werknemers
Leden
plaatsvervangende leden
COMMISSIE ARBEID PA/PDV
Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie NEVEDI
H.W.C.M. Flipsen H.C. van Weele
Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourage en Aanverwante Producten (HISFA)
C.J. van Bloois
Koninklijke Vereniging ‘Het Comité van Graanhandelaren’
mw. P.D. van de Graaff
LTO-Nederland Overleggroep Producenten Natte Veevoeders
H.J.M. Boelrijk
Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG)
J.L. Williams
FNV Bondgenoten
J. Duijnhoven
CNV Vakmensen
F. van de Veen
CNV Dienstenbond
R.J. Gijsen
De Unie
S. Verheggen
Productschap Diervoeder
M. Elema
G.A.M. van der Grind
W.J.G. Thielen mw. B. Beekhof
J. Bosma
C. Lommers (secretaris) mw. M. van der Meulen
Organisaties van ondernemers
Leden
plaatsvervangende leden
SECTORCOMMISSIE HUISDIERVOEDERS Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG)
J.H.M. Laumen J.L. Williams
mw. B. Beekhof
Dibevo
H. van Houwelingen
J.Th. de Jongh
Centraal Bureau Levensmiddelen Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie NEVEDI
H. Blok
Productschap Diervoeder
H.A. Vahl W.J.C. Swinkels (secretaris)
46
Organisaties van ondernemers
Leden
plaatsvervangende leden
COMMISSIE KWALITEITSBELEID DIERVOEDERSECTOR LTO-Nederland
J. Bartelds H.J.M. Boelrijk J.H.G. van der Staak
J.P. Kloos J. Overeem F. Mandersloot
Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie NEVEDI Nederlandse Vereniging van Meelfabrikanten Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Eetbare Oliën en Vetten (Vernof) Vereniging van Nederlandse Destructoren
M.J.C. Hessing F.D. Jorna
P.G.B. de Lange Y.J. Yntema
mevr. C.A. van Vuure
H.P.G. van Sadelhoff
Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Voedertoevoegingen (Nefato) Dutch Feed Additive Group (Dufagro)
D. van Ramshorst
A. Cazemier
Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG)
G.J. Ketel
R.A. Plekkingra
Overleggroep Producenten Natte Veevoeders
D.G. van Manen
A. Cazemier
Koninklijke Vereniging ‘Het Comité van Graanhandelaren’
M.C.F. Vermeulen mw. P.D. van de Graaff
mw. A.M. Stouten K. Vellinga
Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourages en Aanverwante Producten
C.J. van Bloois
M. van den Boogaard
Productschap Diervoeder
H.A. Vahl W.J.C. Swinkels (secretaris)
47
Bijlage 3 Volledig overzicht van de van kracht zijnde verordeningen en besluiten Verordening Verordening PDV registratie ondernemingen diervoedersector 2003
Wijziging I Verordening PDV registratie ondernemingen diervoedersector 2003
Verordening PDV Fonds Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector 2003
Omschrijving Middels deze verordening streeft het productschap naar een register van alle heffingsplichtige ondernemingen in de diervoedersector. Op deze manier kan het opleggen van de heffingen worden vereenvoudigd. De productschappen zijn verplicht vierjaarlijks een onderzoek te verrichten naar de representativiteit van hun dragende organisaties. Teneinde over de benodigde gegevens (hoofdactiviteit, werkzame personen, bedrijfsom-vang) te kunnen beschikken, is de verordening op dit punt uitgebreid. Het fonds is ingesteld om bij te dragen in de kosten voor het (laten) uitoefenen van toezicht op de naleving van voorschriften m.b.t. de kwaliteit van kalvervoeders en kalfsvlees en andere werkzaamheden ter bevordering van de garantie van de kwaliteit van kalfsvlees.
48
Wettelijke basis art. 93 Wbo; art. 12 en 13 Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen 1997
Werkingssfeer Alle ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van het productschap, m.u.v. de ondernemingen in de primaire sector.
art. 93 Wbo; art. 12 en 13 Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen 1997
Alle ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van het productschap, m.u.v. de ondernemingen in de primaire sector.
art. 93 Wbo
Producenten van kunstmelkvoeders voor vleeskalveren.
Verordening PDV Fonds Veevoedkundig Onderzoek 2003
Het fonds is ingesteld om een bijdrage te leveren aan onderzoek m.b.t. veevoeder en daarmee samen-hangende werkzaamheden.
art. 93 Wbo
Verordening PDV Fonds Onderzoek en ontwikkeling vleeskalversector 2003
Het fonds is ingesteld om een bijdrage te verlenen aan wetenschappelijk onderzoek m.b.t. de kalverindustrie en de vleeskalverhouderij, alsmede in de financiering van afzetbevorderende maatregelen m.b.t. kalfsvlees. Het fonds is ingesteld om een bijdrage te verlenen aan het oplossen van sociale knelpunten (arbeidsomstandigheden) en het bevorderen van scholing in de diervoedersector. De verordening regelt de voorwaarden waaronder producenten van mengvoeders een vergunning kunnen krijgen voor het bereiden, verpakken, etiketteren of in de handel brengen van gemedic-ineerde halffabrikaten of gemedicineerde voeders zoals bedoeld in artikel 33 van de Diergeneesmiddelen-wet.
art. 93 Wbo
Verordening PDV Fonds Sociale aangelegenheden 2003
Verordening PDV gemedicineerd voeder 2003
49
art. 93 Wbo
art. 96 en 104 Wbo; art. 33 en 42 Diergeneesmiddelenwet; Regeling vaststelling medebewind vergunningverlening art. 33 Diergeneesmiddelenwet
Producenten van mengvoeders, concentraten/voormengsels, gedroogde voedergewassen, gedroogde bietenpulp, vochtrijke voedermiddelen. Producenten van kunstmelkvoeders voor vleeskalveren.
Producenten van mengvoeders, concentraten/voormengsels, huisdiervoeders, voeders voor vleeskalveren en voor overige kalveren. Ondernemingen die gemedicineerde halffabrikaten of gemedicineerde voeders willen bereiden, verpakken, etiketteren of in de handel brengen.
Verordening PDV toezicht diervoedersector 2005
Verordening PDV monitoring zoönosen en zoönoseverwekkers diervoedersector 2005
Verordening PDV subsidieverstrekking 2010
Deze verordening regelt het toezicht namens het productschap op de naleving van het bepaalde bij de Verordening PDV gemedicineerd voeder 2003 en de Verordening PDV monitoring zoönosen en zoönoseverwekkers diervoedersector 2005 Deze verordening bepaalt dat ondernemingen die voedermiddelen afleveren en mengvoeders en voedermiddelen afleveren aan de (pluim)veehouderij deze d.m.v. monsterneming te onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella. De verordening strekt tot uitvoering van artikel 4:23 van de Awb. Met de verordening wordt de subsidiëring vanwege het productschap voorzien van een algemene grondslag en van een nadere inkadering.
50
art. 104 Wbo; art. 12 instellingsbesluit akkerbouwproductschappen 2007; art. 2 Verordening algemene bepalingen PDV 2003
Ondernemingen die gemedicineerde halffabrikaten of gemedicineerde voeders willen bereiden, verpakken, etiketteren of in de handel brengen; leveranciers van voedermiddelen en mengvoederbereiders.
art. 96 en 104 Wbo; art. 12 instellingsbesluit akkerbouwproductschappen 2007
Leveranciers van voedermiddelen en producenten van mengvoeders.
93, 95, 123 Wbo en titel 4.2 van de Awb
diervoedersector
Verordening PDV alge-mene bepalingen 2011
Om de uitvoering van de wettelijke taken van het productschap mogelijk te maken, dient het productschap te kunnen beschikken over gegevens van ondernemingen c.q. de sectoren waarvoor het productschap is ingesteld. Verordening PDV In deze verordening is vacatiegeld en reis- en een bedrag voor de verblijfkosten 2011 vacatievergoeding van (dagelijks) bestuursleden vastgesteld. Het Product-schap Diervoeder han-teert € 410,- per dag-deel. Voor de verblijf-kosten blijft de vergoe-ding € 16,- en voor de reiskosten blijft de vergoeding van € 0,28 per kilometer uitbetaald. Verordening PDV Met deze verordening financieringsheffing worden de tarieven van 2012 de financieringsheffingen van het productschap bepaald.
51
art. 93 en 104 Wbo; art. 12 en 17 en 18 Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen
Alle ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van het productschap
art. 77, 85, 88 en 88a Wbo.
(dagelijks) bestuur PDV
art. 95 en 126 Wbo; art. 12 en 19 instellingsbesluit akkerbouwproductschappen
Alle ondernemingen die activiteiten verrichten die vallen onder de heffingsplicht.
Wijziging I Verordening PDV financieringsheffing 2012
Hiermee wordt voorzien in een andere opzet van de financiering van het werkveld diervoederkwaliteit en -veiligheid. Voorheen werden de kosten voor dit werkveld gefinan-cierd middels een bestemmingsheffing. Daar de kosten voor dit werkveld grotendeels bestaan uit apparaats-kosten, is het qua (wettelijke) systematiek logischer om deze te financieren d.m.v. de financieringsheffing
art. 95 en 126 Wbo; art. 12 en 19 instellingsbesluit akkerbouwproductschappen
Verordening PDV Met deze verordening bestemmingsheffingen wordt het systeem van 2012-II bestem- mingsheffingen vastgesteld.
art. 95, 126 en 128 Wbo; art. 12 en 19 instellingsbesluit akkerbouwproductschappen
Verordening PDV Met deze verordening bestemmingsheffingen wordt het systeem van 2013 bestem-mingsheffingen vastgesteld.
art. 95, 126 en 128 Wbo; art. 12 en 19 instellingsbesluit akkerbouwproductschappen
Verordening PDV heffing voederwaardering 2013
art. 95 en 126 Wbo; art. 12 Alle ondernemingen en 19 instellingsbesluit die activiteiten akkerbouwproductschappen verrichten die vallen onder de heffingsplicht.
Met deze verordening wordt een heffing voor het werk-veld voederwaardering vastgesteld.
52
Alle ondernemingen die activiteiten verrichten die vallen onder de heffingsplicht. Alle ondernemingen die activiteiten verrichten die vallen onder de heffingsplicht.
In 2012 zijn de volgende besluiten van kracht: Besluit Instellingsbesluit Akkerbouwproductschappen 2007, zijnde een AmvB Besluit PDV sectorcommissies diervoeder 2000
Besluit PDV toezichthouder tuchtrecht 2003
Besluit PDV toepassing Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003
Besluit PDV aanwijzing IAD als toezichthouder tuchtrecht 2004
Besluit Vvr commissies diervoedersector 1995
Besluit PDV salmonella in de diervoedersector 2005
Besluit PDV Commissie CVB 2011
Omschrijving Met dit besluit worden de productschappen Diervoeder, Wijn en Akkerbouw ingesteld Met dit besluit worden taak- en doelstelling, alsmede de samenstelling van de sectorcommissies geregeld, waarmee wordt beoogd de inbreng van en de betrokkenheid van de vervolgschakels in de dierlijke productieketen bij de werkzaamheden van het productschap te formaliseren. Met dit besluit worden maximaal 5 personen van de Interne Accountantsdienst van het HPA aangewezen t.b.v. het toezicht op de naleving. Met dit besluit wordt de Verordening HPA tuchtrechtspraak 2003 van toepassing verklaard op verordeningen van het Productschap Diervoeder. Met dit besluit wordt de Interne Accountantsdienst van het HPA aangewezen als toezichthouder zoals bedoeld in het Besluit PDV toezichthouder tuchtrecht 2003. De in de bijlagen van de verordening genoemde commissies hebben tot taak de onderscheiden organen van het productschap gevraagd of ongevraagd van advies te dienen inzake aangelegenheden waarvoor zij zijn ingesteld. Dit besluit omvat het monitoringprogramma salmo-nella in de diervoedersector en de erkennings-voorwaarden voor laboratoria die monsters op salmonella onderzoeken. In het onderhavige besluit worden taak en doelstelling, alsmede de samenstelling van de commissie geregeld
53
Besluit PA/PDV Commissie Arbeid 2011
De besturen van het Productschap Akkerbouw en Productschap Diervoeder hebben besloten tot het instellen van een gezamenlijke Commissie Arbeid. De commissie adviseert de beide besturen gevraagd en ongevraagd op het gebied van arbeidsgerelateerde vraagstukken en activiteiten. Dit besluit voorziet in de instelling van deze gezamenlijke commissie.
Besluit PA heroverweging verordeningen 2011
Ingevolge art. 106, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie dient het bestuur van het productschap de bestaansgrond van de verordeningen, die op grond van artikel 93, eerste lid, van deze wet ter vervulling van zijn taak zijn vastgesteld, iedere vier jaar na inwerkingtreding van die verordening te heroverwegen. Het betreft hier de zogenoemde autonome verordeningen.
54
Bijlage 4 Personele samenstelling per 31 december 2012 mw. mr. R.M. Bergkamp
voorzitter
drs. M. Elema*
secretaris
dr. M.C. Blok
manager CVB-activiteit
mw. ing. J. Kruisdijk
databankbeheerder
mevr. X.B. Martina
beleidsondersteunend medewerker
Ir. W. Spek
veevoedkundig medewerker
dr. W.J.C. Swinkels
beleidsmedewerker/onderzoekscoördinator
dr. H. Vahl
functionaris beleidsprojecten (op projectbasis)
P.N.A. Verhoeven*
beleidsondersteunend medewerker
drs. J. Wielemaker*
senior beleidsmedewerker
Bovenstaande functionarissen verrichten taken voor het Productschap Diervoeder, maar behoren niet alle tot de formatie van dit productschap. Voor een aantal taken wordt (mede) een beroep gedaan op functionarissen van Productschap Akkerbouw. De personen waarvan de naam met een * is gemarkeerd behoren formatief tot laatstgenoemd productschap.
55