Bundel van de Raad Oordeelsvormend van 30 september 2014
SOC = Sociaal BEST = Bestuur en Middelen FYS = Fysiek en Economie 1
Opening
2
Spreekrecht burgers over geagendeerde en niet-geagendeerde onderwerpen
3
Vaststellen agenda
4
Besluitenlijst van de besluitvormende bijeenkomst van 16 september 2014 Besluitenlijst oordeelsvormende bijeenk 16sep14.doc
5
Mondelinge vragen
6
Ingekomen stukken
7
Mededelingen portefeuillehouders
8
Mededelingen van de vertegenwoordigers in de
9
FYS – Sporthal Benedenveer
9.1 Aanbiedingsbrief AB - aanbiedingsbrief benedenveer.pdf 9.2 Raadsvoorstel RV - Benedenveer.pdf 9.3 Raadsbesluit RB - Raadsbesluit Benedenveer.pdf 9.4 Bijlage: concept intentieovereenkomst v1 0 concept intentieovereenkomst v1 0.pdf 9.5 Bijlage: verkooptekening bij intentieovereenkomst verkooptekening bij intentieovereenkomst.pdf 9.6 Bijlage: financiele en juridische aspecten - v2.1 financiele en juridische aspecten - v2.1.pdf 10 FYS – vaststelling bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost 10.1 Aanbiedingsbrief ab - Vaststellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost.pdf 10.2 Raadsvoorstel rv - Vaststellen bestemmingsplan kerkbuurt-Oost.pdf 10.3 Raadsbesluit rb - Vaststellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost.pdf 10.4 Bijlage: Bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost - Toelichting en Regels Bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost - Toelichting en Regels.pdf 10.5 Bijlage: Bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost – Plankaart Bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost - Plankaart.pdf 10.6 Bijlage: Notitie zienswijzen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost Notitie zienswijzen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost.pdf 11 FYS – Vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10
11.1 Aanbiedingsbrief ab - vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf 11.2 Raadsvoorstel rv - vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf 11.3 Raadsbesluit rb - vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf 11.4 Bijlage: Vast te stellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 Vast te stellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf 11.5 Bijlage: Nota beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 Nota beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf 12 FYS – Start bouw fase 2 Bonkelaarstate 12.1 Aanbiedingsbrief ab - Start bouw fase 2 Bonkelaarstate.pdf 12.2 Raadsvoorstel rv - Start bouw fase 2 Bonkelaarstate.pdf 12.3 Raadsbesluit rb -Start bouw fase 2 Bonkelaarstate.pdf 13 FYS – Compenseren Bouwleges sociale woningbouw Oude Uitbreiding West, fase C 13.1 Aanbiedingsbrief ab - compenseren bouwleges OUW fase C.pdf 13.2 Raadsvoorstel rv - compenseren bouwleges OUW fase C.pdf 13.3 Raadsbesluit rb - compenseren bouwleges OUW fase C.pdf 13.4 Bijlage: nota bouwleges OUW-fase C, ontvangen door Tablis Wonen by 1 nota bouwleges OUW-fase C, ontvangen door Tablis Wonen.pdf 13.5 Bijlage: samenwerkingsovereenkomst Stedelijke vernieuwing OUW by 2 samenwerkingsovereenkomst Stedelijke vernieuwing OUW.pdf 13.6 Bijlage: raadsvoorstel en besluit 10 november 2009 inz bel 2010 by 3 raadsvoorstel en besluit 10 november 2009 inz bel 2010.pdf 13.7 Bijlage: raadsvoorstel en besluit 14 juni 2011 inzake leges OUW A getekend by 4 raadsvoorstel en besluit 14 juni 2011 inzake leges OUW A getekend.pdf 13.8 Bijlage: Begrotingswijziging Compensatie bouwleges Tablis OUW by 5 Begrotingswijziging Compensatie bouwleges Tablis OUW.pdf 14 BEST – CIB - Drechtstedelijk Klantcontact centrum 14.1 Collegeinformatiebrief - Drechtstedelijk Klantcontact centrum ingek stuk 16 sep CIB - Drechtstedelijk Klantcontact centrum[1].pdf 14.2 Oplegnotitie PRO Sliedrecht bij CIB Klant Kontakt Centrum ( KCC) Oplegnotitie van PRO Sliedrecht bij CIB Klant Kontakt Centrum.docx 15 Sluiting
4 Besluitenlijst van de besluitvormende bijeenkomst van 16 september 2014 1 Besluitenlijst oordeelsvormende bijeenk 16sep14.doc
Besluitenlijst Oordeelsvormende bijeenkomst gemeenteraad Sliedrecht dinsdag 16 september 2014 aanw afw SGP-ChristenUnie M. Visser (Rien) x raadslid H.M. Baars-Mulder raadslid C.N. de Jager x raadslid M.C. Quist x raadslid C. Paas x raadslid J.H. Visser (Jan) x raadslid A.W. de Mul-Donker x raadslid P.H.G. van Meeuwen x burgerraadslid PRO Sliedrecht: T.W. Pauw x raadslid VOORZITTER W.H. Blanken x raadslid P.J. de Borst x raadslid R.C. Penning x raadslid G.P. Venis x raadslid J. Loeve x burgerraadslid PvdA A. van Rees-Huijzer x raadslid J.K. Lanser x raadslid B. van der Plas x burgerraadslid J. Kathiravelu x burgerraadslid CDA A. de Waard x raadslid T.A. Spek x raadslid A.L. den Besten x raadslid V.E. Prins x burgerraadslid J.L. de Vries x burgerraadslid VVD G.A. Kieft x raadslid R. Bijderwieden x raadslid F.M. van Tilborg x burgerraadslid S. van Wijngaarden x burgerraadslid M.J.E.M. van Dam H.M. Vos-Hulleman A.P.J. van Hemmen J.P. Tanis G.J. Visser-Schlieker L. van Rekom T.C.C. den Braanker De heer Jan van den Herik
x x x x x x x x
1
raadsgriffier plv. raadsgriffier burgemeester wethouder wethouder wethouder wethouder Inspreker bij agp. Tweede wijziging Huisvestingsverordening - Convenant Tijdelijke Huisvesting
1. Opening Afmelding van de raadsleden Rien Visser (SGP-CU), Anton van Rees-Huijzer (PvdA) en Gerrit Venis (PRO Sliedrecht) 2. Spreekrecht burgers over geagendeerde en niet-geagendeerde onderwerpen Jan van den Herik bij agendapunt 7 (Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Sliedrecht 2011). De bijdrage van de heer Van den Herik is uitgedeeld aan de aanwezigen. 3. Vaststellen agenda Besluit: Agendavoorstel akkoord. Mevrouw Baars vraagt of fracties akkoord gaan om na de vergadering een besloten overleg te voeren met wethouder Visser-Schlieker. De fracties gaan akkoord. 4. Besluitenlijst van de opiniërende bijeenkomst van 24 juni 2014 Vastgesteld. 5. Mondelinge vragen (rondvraag) Geen. 6. Ingekomen stukken Fysiek en Economie Akkoord 7. Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Sliedrecht 2011 De raadsleden wordt gevraagd: 1. De bijgaande en bij dit raadsbesluit behorende ‘Verordening tot wijzing van de Huisvestingsverordening gemeente Sliedrecht 2011(tweede wijziging)‘ vast te stellen. 2. Voor een inhaalslag met betrekking tot toezicht en handhaving op de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten een krediet beschikbaar te stellen van € 27.720,00 ten laste van de post onvoorzien Wethouder van Rekom: Toezegging: suggestie om de handhavingskosten bij de verhuurder neer te leggen wordt onderzocht. De wethouder koppelt schriftelijk terug. Toezegging: kostendekkendheid onderzoek wordt in het onderzoek meegenomen. (Leges). Toezegging: vraag om informatie te publiceren op de website. Wethouder komt daar schriftelijk op terug voor 23 september 2014. Portefeuillehouder: Len van Rekom
2
Advies / Conclusie voorzitter: Bespreekpunt besluitvormende bijeenkomst op 23 september 2014. 8. Ontwerp Detailhandelsvisie Drechtsteden / Collegeinformatiebrief/ reacties raden in drechtstedendinsdag van 2 september 2014 De raadsleden wordt gevraagd een reactie te geven op de regionale Detailhandelsvisie Portefeuillehouder: Hans Tanis Advies / Conclusie voorzitter: Voldoende besproken. 9. WMO-beleidsplan 2015 De raadsleden wordt gevraagd: 1. 2. 3.
Kennis te hebben genomen van het Wmo-beleidsplan 2015-2018; Kennis te hebben genomen van het advies van de regionale klankbordgroep en Wmoadviesraad Drechtsteden; De uitgangspunten uit het Wmo-beleidsplan 2015-2018, te weten: transitie en transformatie, het ontwerp als basis, zes algemene basisvoorzieningen en een vijftal maatwerkvoorzieningen vast te stellen.
Toezegging wethouder Visser-Schlieker: Toezegging Pilot hulp bij thuisadministratie maakt onderdeel uit van het uitvoeringsprogramma. Toezegging: de wethouder komt donderdag 18 september 2014 schriftelijk terug op de vraag om “de kerk in de WMO raad op te nemen” Portefeuillehouder: Visser-Schlieker Advies / Conclusie voorzitter: Bespreekpunt besluitvormende bijeenkomst op 23 september 2014. 10. Beleidsrijk Regionaal Transitiearrangement Jeugdhulp Zuid-Holland in combinatie met Sturingsnotitie en Inrichtingsplan Serviceorganisatie De raadsleden wordt gevraagd: Zie raadsbesluit voor beslispunten. 1. Het Beleidsrijk Regionaal Transitiearrangement Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid vast te stellen met de volgende specifieke besluitpunten; a) De maatschappelijke resultaten en doelen voor de Jeugdhulp in Zuid-Holland Zuid vast te stellen. b) De uitgangspunten van het regionaal financieel verdeelmodel vast te stellen; c) In te stemmen om bij de begrotingsbehandeling 2015 een integrale risicoafweging te maken voor
3
de drie decentralisatie met inachtneming van de bij het BRTA gevoegde risicoinventarisatie. d) De regionale solidariteit van de 17 gemeenten in Zuid-Holland Zuid over de kosten van de regionale zorgmarkt en exploitatie van de Serviceorganisatie vast te stellen. e) Het gezamenlijk budgetmodel als model voor de regionale solidariteit tot en met 2017 vast te stellen. f) Het inkoopbeleid voor 2015 gericht op zorgcontinuïteit vast te stellen. g) Het inkoopbeleid vanaf 2016 waarbij wordt ingekocht door middel van bestuurlijk contracteren vast te stellen. h) Het kwaliteitskader voor de jeugdhulp Zuid-Holland Zuid vast te stellen. i) In te stemmen met de richting van de doorontwikkeling van de onderdelen van het ontwerp Jeugdhulp Zuid-Holland Zuid. j) De kaders voor het Persoonsgebonden budget (PGB) jeugdhulp Zuid-Holland Zuid vast te stellen. k) Kennis te nemen van de risico-inventarisatie voor de Jeugdhulp in Zuid-Holland Zuid. 2. Het Inrichtingsplan Serviceorganisatie Jeugdhulp en de sturingsnotitie Serviceorganisatie vast te stellen. TOEZEGGING: wethouder maakt voor dinsdag 23 september 2014 een stroomdiagram. Toezegging in het kader van de septembercirculaire. TOEZEGGING over PGB wordt schriftelijk afgedaan. Portefeuillehouder: Visser-Schlieker Advies / Conclusie voorzitter: Bespreekpunt besluitvormende bijeenkomst op 23 september 2014. Ingekomen stukken Bestuur en Middelen: Ingekomen stuk over Drechtstedencontactcentrum agenderen voor de oordeelsvormende bijeenkomst op 30 september 2014. Raadslid Penning (PRO Sliedrecht) levert een memo. 11. Ontwerp regionaal beleidsplan 2015-2018 eenheid Rotterdam De raadsleden wordt gevraagd: De burgemeester het advies te geven om in te stemmen met de tekst van het ontwerp Regionaal Beleidsplan en de daarin opgenomen prioriteiten en ambities. Portefeuillehouder: Van Hemmen Advies / Conclusie voorzitter: Hamerstuk zonder stemverklaring besluitvormende bijeenkomst op 23 september 2014. 12. Mededelingen 12a. Medelingen portefeuillehouders 12b. Mededelingen van de vertegenwoordigers in de gemeenschappelijke regelingen. Raadslid De Jager over het nieuwe meerjarenbeleidsplan. 13. Sluiting om 22.45 uur
4
9.1 Aanbiedingsbrief 1 AB - aanbiedingsbrief benedenveer.pdf
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 18 september 2014
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor:
Bijlagen 3
Ons kenmerk Zaaknr.
besluitvorming zienswijze kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur bijlage 3 risico-analyse ja Fatale termijn nee
B&W besluit 16 september 2014
Portefeuillehouder L. van Rekom
Fysiek en Economie Onderwerp Wat wordt gevraagd
Intentieovereenkomst Sportaccommodatie Benedenveer 1. In te stemmen met bijgaande de intentieovereenkomst Sportaccommodatie Benedenveer Sliedrecht tussen gemeente en Stichting Sportaccommodatie Benedenveer (SSB) (bijlage 1) en B&W opdracht te geven de afspraken nader uit te werken en vast te leggen in overeenkomsten 2. Kennis nemen van het risico van maximaal € 140.000 als gevolg van de beëindiging van de huur van Kantine De Stoep en deze op te nemen in de paragraaf Weerstandsvermogen van de Begroting 2015.
Toelichting
De gemeenteraad heeft december 2013 gekozen voor een geprivatiseerde sportaccommodatie in Benedenveer. De financiële zaken en grondzaken zijn nu verder uitgewerkt. In de intentieovereenkomst worden voorwaardelijk afspraken vastgelegd over de subsidie, borgstelling ten behoeve van de financiering, en de benodigde verkoop van gemeentegrond. Ook is afgesproken dat de gemeente het verschil in rentekosten voor haar rekening neemt als het rentepercentage hoger is dan 3,75% tot een maximum van 4%. De realisatie van het project is afhankelijk van de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek.
Bijgaande stukken
Concept raadsvoorstel en –besluit met daarbij de volgende bijlagen: 1. Concept intentieovereenkomst met grondverkooptekening 2. Financiële en juridische aspecten 3. Risico-analyse De vertrouwelijke risico-analyse (bijlage 3) is door raadsleden in te zien bij griffie.
Kopieën aan: Archief
Ambtelijk contactpersoon
E.M. Dieleman Tel. nr. (0184) 495 965
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De burgemeester,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
2
9.2 Raadsvoorstel 1 RV - Benedenveer.pdf
Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Zaaknummer:
Sliedrecht,
Onderwerp: Intentieovereenkomst Sportaccommodatie Benedenveer
Beslispunten 1. In te stemmen met bijgaande de intentieovereenkomst Sportaccommodatie Benedenveer Sliedrecht tussen gemeente en Stichting Sportaccommodatie Benedenveer (SSB) (bijlage 2) en B&W opdracht te geven de afspraken nader uit te werken en vast te leggen in overeenkomsten 2. Kennis nemen van het risico van maximaal € 140.000 als gevolg van de beëindiging van de huur van Kantine De Stoep en deze op te nemen in de paragraaf Weerstandsvermogen van de Begroting 2015. Samenvatting De gemeenteraad heeft december 2013 gekozen voor een geprivatiseerde sportaccommodatie in Benedenveer. De financiële zaken en grondzaken zijn nu verder uitgewerkt. In de intentieovereenkomst worden voorwaardelijk afspraken vastgelegd over de subsidie, borgstelling ten behoeve van de financiering, en de benodigde verkoop van gemeentegrond. Ook is afgesproken dat de gemeente het verschil in rentekosten voor haar rekening neemt als het rentepercentage hoger is dan 3,75% tot een maximum van 4%. De realisatie van het project is afhankelijk van de uitkomsten van het haalbaarheidsonderzoek. Het gevolg van de realisatie van de Sportaccommodatie Benedenveer is dat B.V. Kantine De Stoep (verbonden aan Sliedrecht Sport) de huurovereenkomst voor de kantine De Stoeprand wil beëindigen. Deze beëindiging heeft contractueel tot gevolg dat de gemeente de investering in het gebouw, vaste inventaris en vooruitbetaalde huur naar rato moet terug betalen tezamen maximaal € 140.000 excl. BTW. Uitgaande van een nieuwe exploitant kunnen deze kosten worden verdisconteerd in de huur en op deze manier worden terugverdiend. Er is nog geen nieuwe exploitant voor de kantine. Er bestaat een risico dat de kantine niet meer verhuurd wordt (zie risico-analyse, bijlage 4). Inleiding De gemeenteraad heeft op 10 december 2013 gekozen voor een geprivatiseerde sportaccommodatie in Benedenveer. Daarbij is akkoord gegaan met een jaarlast van maximaal € 120.000. Dit raadsvoorstel beschrijft de nadere uitwerking van de door de raad meegegeven kaders. Daarbij zijn grote stappen gezet op weg naar de realisatie van de sportaccommodatie in Benedenveer. Er is een stichting (Stichting Sportaccommodatie Benedenveer, SSB) opgericht die uitgaande van de gemeentelijke bijdrage de accommodatie wil bouwen en meerdere gebruikers gelegenheid tot sportbeoefening wil bieden. Deze stichting heeft als primaire doel sportruimte beschikbaar te stellen aan meerdere sportverenigingen en onderwijs.
-2SSB en B&W hebben onder voorbehoud van besluitvorming van de gemeenteraad een intentieovereenkomst opgesteld. Het doel van de intentieovereenkomst is het vastleggen van afspraken tussen de gemeente en SSB omtrent het doen van nader onderzoek naar de realisatie van de sportaccommodatie door SSB. Het onderzoek is gericht op de financiële, fiscale en juridische haalbaarheid van het project. In de intentieovereenkomst worden de volgende hoofdpunten voorwaardelijk vastgelegd. - verstrekken van een eenmalige budgetsubsidie van € 2.257.000 ten behoeve van de realisatie van Sportaccommodatie Benedenveer aan SSB - in rekening nemen van het verschil in rentekosten als het rentepercentage hoger is dan 3,75% tot een maximum van 4% - verkoop van niet bouwrijpe gemeentegrond aan SSB tegen taxatiewaarde - borgstelling voor de op te nemen bancaire lening - garantstelling van afname 750 klokuren per jaar van de sportaccommodatie ten behoeve van onderwijs - uitwerking van de financieel juridische constructie in 2014 Relatie andere projecten/beleid Bij de besluitvorming over de Business case Uitbreiding Binnensportaccommodaties in december 2013 heeft de gemeenteraad besloten een integraal accommodatieplan (IAP) op te stellen. De vervaardiging van dit plan heeft parallel gelopen met het project Sportaccommodatie Benedenveer. Eén van de aanbevelingen vanuit het IAP is dat het verstandig is om de Sportaccommodatie Benedenveer beschikbaar te stellen voor bewegingsonderwijs voor leerlingen van scholen in de wijk Baanhoek-West. Dit raadsvoorstel leidt ertoe dat definitief kan worden besloten geen sportzaal in de nieuwe brede school te gaan realiseren. Mocht onverhoopt de realisatie van de sportaccommodatie in Benedenveer geen of niet tijdig doorgang vinden, dan zal in goed overleg met het onderwijs een passende oplossing worden gezocht.
Beoogd effect
De geprivatiseerde sportaccommodatie in Benedenveer is de meest efficiënte oplossing voor het aanbieden van voldoende en kwalitatief goede binnensportruimte voor de breedtesport en onderwijs in Sliedrecht.
-3Argumenten
1.1 De voordelen van privatisering zijn groot De gemeente wil sinds 2009 de binnensportaccommodaties uitbreiden om aan de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van sport te kunnen voldoen. Ook in het IAP (2014) wordt geconstateerd dat de gemeente meer binnensportruimte nodig heeft om aan haar doelstellingen te voldoen. Sinds 2013 wordt een alternatief besproken, te weten privatisering. Door onder andere de inzet van vrijwilligers, sponsoring en de organisatie van sportevenementen wordt jaarlijks circa € 100.000 bespaard. In andere woorden: door het verstrekken van deze subsidie kost het de gemeente minder om aan haar doelstellingen te voldoen. 1.2 De eenmalige subsidie past binnen het financiële kader In december 2013 (Uitbreiding Sportaccommodaties) heeft de gemeenteraad besloten dat de Sportaccommodatie Benedenveer de gemeente maximaal € 120.000 per jaar mag kosten dan wel een gelijkwaardig eenmalig bedrag. De subsidie van € 2.257.000 staat gelijk aan een jaarlijkse subsidie van € 114.000 (annuïteit, 40 jaar, 4%). 1.3 Partijen hebben overeenstemming over de gewenste juridische constructie Bijlage 3 geeft de juridische constructie weer zoals partijen dit wensen. Er is overeengekomen dat SSB tot eind dit jaar de tijd krijgt om overeenstemming te bereiken over: 1. de grondverwerving en bouwkosten (en ontwerp) met Gebr. Blokland B.V. 2. de uitwerking van de juridische constructie, passend binnen het europese en nationale aanbestedingsrecht, het aanbestedingsbeleid Drechtsteden en het europese staatssteunrecht 3. de financiering 1.4 Gebruik van Sportaccommodatie Benedenveer levert een besparing op bij de realisatie Brede School Baanhoek-West Als de Sportaccommodatie Benedenveer benut wordt ten behoeve van het onderwijs uit BaanhoekWest, hoeft in de Brede School in deze wijk geen volledige gymzaal gebouwd te worden. Op de investering in de Brede School kan door gebruik van Sportaccommodatie Benedenveer bijna € 900.000 (jaarlijks € 42.000) bespaard worden. Ten behoeve van sportonderwijs worden om deze reden minimaal 750 klokuren afgenomen. 2.1 Er vloeien financiële verplichtingen voort uit beëindiging van de huurovereenkomst van BV Kantine De Stoep In de huurovereenkomst tussen de gemeente en BV Kantine De Stoep is bepaald dat de gemeente de inboedel over dient te nemen bij beëindiging van het huurcontract. Tevens is bepaald dat de gemeente de investering die BV Kantine De Stoep heeft gedaan naar evenredigheid met de afschrijvingstermijn terugbetaalt. Ook dient de gemeente vooruitbetaalde huur naar rato van terug te betalen. De totale verplichting is maximaal € 140.000 excl. BTW. Het exacte bedrag kan bepaald worden als de opzegdatum bekend is. Uitgaande van een nieuwe exploitant kunnen deze kosten worden verdisconteerd in de huur en op deze manier worden terugverdiend.
-4Kanttekeningen
1.1 Risico’s Conform de Nota Weerstandsvermogen en Risicomanagement accepteert de gemeenteraad dat aan het investeren in het dorp risico’s verbonden zijn onder de voorwaarden dat deze gemeld worden en dat er voldoende weerstandscapaciteit aanwezig is. Er is een risico-analyse gemaakt (bijlage 4). Deze is vertrouwelijk. Deze is door raadsleden in te zien bij griffie. De financiële risico’s zijn op te vangen binnen de weerstandscapaciteit. 1.2 Afspraak in de intentieovereenkomst is nader onderzoek naar de haalbaarheid SSB en de gemeente hebben een gedeelde toekomstvisie. In de intentieovereenkomst worden afspraken gemaakt onder het voorbehoud dat het project haalbaar is. Belangrijke aspecten hierbij zijn hieronder opgesomd. Dit zijn voorwaarden voor het project. a) Onherroepelijk bestemmingsplan en instemming Tennet b) borgstelling Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) van € 250.000 en overeenstemming over eerste recht van hypotheek tussen SWS en gemeente c) Eerste recht van hypotheek en borgstellingovereenkomst (met de geldverstrekker) d) Instemming fiscus e) Positief juridisch advies Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: • Financiële kaders Er wordt binnen het kader (€ 120.000 jaarlijks) gebleven. Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders - De subsidie is mogelijk binnen Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2010. - De borgstelling is mogelijk binnen Borgstellingenbeleid Sliedrecht (in werking 2006) •
Tijdspad, monitoring en evaluatie mb.t. voorgesteld raadsbesluit De oplevering van de sportaccommodatie is gepland in 2016. Als initiatiefnemer heeft SSB hierin een eigen verantwoordelijkheid. In de op te stellen overeenkomsten worden termijnen vastgelegd om te voorkomen dat de realisatie van de sportaccommodatie te lang op zich laat wachten.
Communicatie SSB heeft als initiatiefnemer de eerste verantwoordelijkheid voor een goede communicatie. SSB heeft een communicatieplan voorgelegd. De gemeenteraad wordt op cruciale momenten geïnformeerd door middel van CIB’s over de voortgang van het project. Vervolg Overeenkomsten Bij een positief besluit van de gemeenteraad zijn de kaders voor B&W bekend. De intentieovereenkomst zal ondertekend worden. Vervolgens zal uitvoering worden gegeven aan het in de intentieovereenkomst omschreven onderzoek. Bij een positief resultaat zal B&W de volgende overeenkomsten aangaan:
-5-
* grondverkoopovereenkomst * subsidiebeschikking met uitvoeringsovereenkomst * borgstellingovereenkomst met SSB en borgtochtovereenkomst tussen bank en gemeente * vestiging eerste recht van hypotheek SLTC SSB heeft de intentie in 2014 overeenstemming te bereiken met Gebr. Blokland. In de tussentijd wordt bekeken of de tennisvereniging SLTC inpasbaar is in de plannen. Voordeel is dat er geen apart gebouw voor de tennisvereniging gebouwd hoeft te worden én dat faciliteiten gedeeld kunnen worden.
Eerdere besluiten/behandeling raad Raadsbesluit 10 december 2013 1. In te stemmen met een sporthal met drie velden in Benedenveer; 2. In te stemmen met een geprivatiseerde exploitatie van de nieuwe sporthal; 3. In te stemmen met verruiming van het budgettair kader tot maximaal € 120.000 jaarlijks 4. Het college opdracht te geven om de gevolgen en risico’s in kaart te brengen van het verstrekken van een eenmalige bijdrage ten opzichte van een jaarlijkse bijdrage; 5. Het college bij de uitwerking van beslispunt 4 de volgende kaders mee te geven: a. De gemeente Sliedrecht vervult een faciliterende rol bij de realisatie van de sporthal; b. De exploitatie van de sporthal geschiedt voor rekening en risico van de initiatiefnemer; c. Om de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van sport te waarborgen wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer; d. Er wordt een positief deskundigenadvies verkregen over de door de initiatiefnemer gekozen fiscale constructie 6. Ten behoeve van de gemeentelijke voorbereiding een krediet beschikbaar te stellen van € 70.000, en de jaarlijkse kapitaallasten te dekken uit de jaarlijkse stelpost “Uitbreiding Sportaccommodaties”; 7. De bijgevoegde begrotingswijziging vast te stellen. 8. Het college opdracht te geven voor 1 juli 2014 de volgende onderzoeken en/of activiteiten uitgevoerd te hebben: * haalbaarheidsstudie naar vervangende ruimte van de sporthal de Valk op het buitenplein van de school de Wilgen; * onderzoek naar nut en noodzaak openhouden van sportzaal Craijenest, rekening houdend met de komst van de nieuwe sporthal in Benedenveer; * een integraal bezettingsoverzicht, waaruit de bezetting, en hieruit volgend de leegstand per sportaccommodatie (zowel overdag als in de avonduren) blijkt. Daarbij wordt rekening gehouden met de komst van de nieuwe sporthal in Benedenveer en hiermee gepaard gaande verschuivingen.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De burgemeester,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
-6-
Bijlage(n): De aanbiedingsbrief bevat de volgende bijlagen: 1. dit conceptraadsvoorstel met -besluit 2. conceptintentieovereenkomst tussen gemeente en SSB met grondverkooptekening 3. rapport: financiële en juridische aspecten 4. vertrouwelijk: risico-analyse
9.3 Raadsbesluit 1 RB - Raadsbesluit Benedenveer.pdf
Concept Raadsbesluit
zaaknummer: Onderwerp: Intentieovereenkomst Sportaccommodatie Benedenveer
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.
;
Besluit: 1. In te stemmen met bijgaande de intentieovereenkomst Sportaccommodatie Benedenveer Sliedrecht tussen gemeente en Stichting Sportaccommodatie Benedenveer (SSB) (bijlage 1) en B&W opdracht te geven de afspraken nader uit te werken en vast te leggen in overeenkomsten 2. Kennis nemen van het risico van maximaal € 140.000 als gevolg van de beëindiging van de huur van Kantine De Stoep en deze op te nemen in de paragraaf Weerstandsvermogen van de Begroting 2015.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op
De griffier,
De voorzitter,
dr. M.J.E.M. van Dam
drs. A.P.J. van Hemmen
9.4 Bijlage: concept intentieovereenkomst v1 0 1 concept intentieovereenkomst v1 0.pdf
Intentieovereenkomst
Ondergetekenden: 1.
Gemeente Sliedrecht, gevestigd te Industrieweg 11, 3361 HJ Sliedrecht, te dezen ingevolge het bepaalde in artikel 171 lid 1 Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A.P.J. van Hemmen in diens hoedanigheid van burgemeester en daarbij handelend ter uitvoering van het besluit van de gemeenteraad van …... [datum] met nummer ……., hierna te noemen ‘de Gemeente’;
en 2.
De stichting Stichting Sportaccommodatie Benedenveer, gevestigd te Sliedrecht aan de Weresteijn 51, ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel onder nummer 60753560, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A. Riebergen, voorzitter en de heer G. van der Leeden, penningmeester, hierna te noemen ‘SSB’;
Hierna afzonderlijk te noemen ‘partij’ en gezamenlijk ook te noemen ‘partijen’;
Overwegende dat: - SSB een nieuwe sportaccommodatie wenst te realiseren in Sliedrecht, locatie Benedenveer, kadastraal bekend sectie K, nummer 3784 om in brede zin sportbeoefening in Sliedrecht te kunnen stimuleren en faciliteren; - de gemeenteraad van de Gemeente op 10 december 2013 heeft uitgesproken de ambitie van SSB te ondersteunen en daar ook een financiële bijdrage aan te willen leveren; - de gemeente op de gewenste locatie een perceel in eigendom heeft van ongeveer 9.585 m2; - SSB voornoemde perceel van de Gemeente wenst te kopen om daar vervolgens de sportaccommodatie te realiseren, indien en voor zover uit onderzoek blijkt dat het project haalbaar is; - de Gemeente bereid is dit perceel aan SSB te verkopen; - SSB en de Gemeente de mogelijkheden verder willen onderzoeken op welke wijze de realisatie van de sportaccommodatie kan worden vormgegeven; - partijen hierbij hun voornemen op hoofdpunten wensen vast te leggen met de intentie om hierover uiterlijk 31 december 2014 nadere afspraken te maken; - de gemeente in principe bereid is het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de realisatie en exploitatie van de sportaccommodatie en de ontwikkeling van het gebied Benedenveer.
1 Paraaf Gemeente …………………..
Paraaf SSB …………………..
Partijen zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1:
Doel van deze overeenkomst
Het vastleggen van de afspraken tussen partijen omtrent het doen van een nader onderzoek naar de realisatie van een geprivatiseerde sportaccommodatie in Sliedrecht te Benedenveer.
Artikel 2:
Het onderzoek
Partijen verklaren onder de voorwaarden en bedingen van deze overeenkomst met elkaar nader in overleg te treden alsmede nader te onderzoeken of en zo ja, onder welke voorwaarden de sportaccommodatie gerealiseerd kan worden. Het onderzoek is gericht op in elk geval de financiële, fiscale en juridische haalbaarheid van het project. Aan het einde van deze nadere onderzoeksperiode zal de haalbaarheid van het project duidelijk moeten zijn.
Artikel 3:
Grondreservering
De gemeente reserveert voor SSB tot uiterlijk 12 maanden na afloop of beëindiging van deze overeenkomst het perceel naar schatting circa 9.585 m², kadastraal bekend gemeente Sliedrecht sectie K, nummer 3748, zoals schetsmatig door middel van enkele arcering is aangegeven op de als bijlage aan deze overeenkomst gehechte tekening met kenmerk Grondverkoop Benedenveer Sliedrecht, d.d. 31 juli 2014.
Artikel 4:
Bijdrage
De gemeente is, bij een haalbaar gebleken project, bereid aan SSB voor de realisatie van de sportaccommodatie een eenmalige subsidiebijdrage van €2.257.000 te verstrekken. De wijze van en/of de voorwaarden voor de verstrekking zullen door de Gemeente nader worden uitgewerkt conform de eisen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2010.
Artikel 5:
Financiering
SSB zal, bij een haalbaar gebleken project, een bancaire lening aangaan bij een bancaire instelling. Onder voorwaarde dat de Stichting Waarborgfonds Sport mede garant staat 2 Paraaf Gemeente …………………..
Paraaf SSB …………………..
voor minimaal € 250.000, is de gemeente bereid een garantie te verstrekken conform de eisen zoals opgenomen in het Borgstellingenbeleid Sliedrecht. De gemeente verkrijgt het recht van eerste hypotheek op de te realiseren sportaccommodatie als zekerheid voor de nakoming van financiële verplichtingen door SSB. Daarnaast zal hierin een bepaling worden opgenomen dat regelt dat het gebouw in geen geval opnieuw door de gemeente betaald zal worden, het eerste recht van hypotheek strekt immers tot de financiële zekerheid van het project.
Artikel 6:
Rentevergoeding
SSB zal voor de benodigde financiering moeten zorgen. Indien de rentevergoeding over de bancaire lening die SSB aangaat hoger is dan 3,75% zal de Gemeente de rentevergoeding boven laatstgenoemde percentage (gedurende de overeengekomen financieringstermijn) voor haar rekening nemen. Dit tot een maximum van 0,25%. Uitgangspunt is een annuïtaire aflossing, evenwel is een lineaire aflossing ook mogelijk. SSB zal een zo lang mogelijke rentevast periode met de geldverstrekker overeenkomen.
Artikel 7:
Duur van de overeenkomst
1. De overeenkomst wordt aangegaan tot 31 december 2014 en gaat in op de dag van ondertekening van deze overeenkomst. 2. Door middel van frequent overleg houden partijen elkaar op de hoogte van de voortgang van de verschillende onderdelen van het onderzoek zoals omschreven in artikel 2. 3. Deze overeenkomst kan alleen verlengd worden door schriftelijke instemming van beide partijen.
Artikel 8: Algemene randvoorwaarden en uitgangspunten 1.
2.
Het onderzoek zoals genoemd in artikel 2 van deze overeenkomst richt zich onder meer op de financiële, juridische en fiscale haalbaarheid van het project. Voor de juridische haalbaarheid is onder meer het Europese en nationale aanbestedingsrecht en het aanbestedingsbeleid Drechtsteden van belang alsmede het Europese staatssteunrecht (verbod op ontoelaatbare staatssteun ex art. 107 e.v.). De kosten die door partijen gedurende de looptijd van deze overeenkomst worden gemaakt blijven voor rekening van de desbetreffende partij.
3.
Partijen zijn na afloop van deze overeenkomst volledig vrij om te besluiten wel of niet tot verdere afspraken of verplichtingen over te gaan.
4.
Partijen zijn elkaar uit hoofde van deze overeenkomst geen enkele vergoeding, schadevergoeding, rente of boete verschuldigd.
5.
Partijen hebben een inspanningsverplichting om voorkomende zaken, die niet in deze overeenkomst zijn opgenomen, in goed onderling overleg te regelen. 3
Paraaf Gemeente …………………..
Paraaf SSB …………………..
Artikel 9: 1.
Randvoorwaarden en uitgangspunten gemeente
Voor het onderzoek en als randvoorwaarde voor het project hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten: a. De gronduitgifte geschiedt in niet-bouwrijpe staat en conform de Mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties. Voorafgaand zal een taxatie door een onafhankelijk deskundige worden uitgevoerd ter vaststelling van een marktconforme prijs. In een eventuele gronduitgifte-overeenkomst zal de Gemeente een eerste recht van koop krijgen. b. Verwerving van eventueel overige benodigde gronden is de verantwoordelijkheid van SSB. SSB heeft de ruimte om gronden die SSB van de Gemeente verwerft te ruilen met derden om tot een optimale indeling en positie van de sportaccommodatie te komen. De nadere uitwerking hiervan zal worden opgenomen in nadere (koop)overeenkomst. c. De gemeente is bereid de sporthal voor minimaal 750 uur per jaar te huren van SSB ten behoeve van onderwijs/schoolsport tegen een nader overeen te komen tarief.
Artikel 10:
Randvoorwaarden en uitgangspunten SSB
1. Voor het onderzoek en als randvoorwaarden voor het project hanteert SSB de volgende uitgangspunten: a. De Gemeente verkoopt de grond zoals nader omschreven in artikel 3 van deze overeenkomst aan SSB. b. De Gemeente spant zich in voor de benodigde bestemmingsplan voor de sportaccommodatie.
wijziging
van
het
c. De gemeente spant zich in voor de benodigde verstrekking van de volledige horeca vergunning. d.
SSB wenst minimaal 8.700 m² grond in te zetten voor een sportaccommodatie en te exploiteren ten behoeve van sportdoeleinden inclusief parkeerplaatsen alsmede c.a. 2.500 m² voor overige functies (openbaar, zoals groen, water en ontsluitingsweg).
e.
SSB de benodigde bancaire lening tegen aanvaardbare en marktconforme voorwaarden kan verkrijgen.
Artikel 11: 1.
2.
Beëindiging van deze overeenkomst
De gemeente heeft het recht om bij aangetekende brief, zonder voorafgaande aanmaning of ingebrekestelling, deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, indien de wederpartij in staat van faillissement is komen te verkeren dan wel aan haar surseance van betaling is verleend. De gemeente en SSB hebben het recht om bij aangetekende brief, zonder voorafgaande aanmaning of ingebrekestelling, deze overeenkomst met onmiddellijke 4
Paraaf Gemeente …………………..
Paraaf SSB …………………..
ingang te beëindigen, indien uit onderzoek blijkt dat het project niet haalbaar is, zonder het verschuldigd worden van boetes en/of schadevergoedingen.
Artikel 12:
Nietigheid/vernietigbaarheid
Indien enige bepaling van deze overeenkomst nietig is of vernietigd wordt, zullen de overige bepalingen volledig van kracht blijven en zullen partijen in overleg treden teneinde een nieuwe bepaling ter vervanging van de nietige c.q. vernietigde bepaling overeen te komen, waarbij zoveel mogelijk het doel en de strekking van die nietige c.q. vernietigde bepaling in acht wordt genomen.
Artikel 13:
Schuld en contractovername
SSB is niet gerechtigd de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente aan een derde over te dragen. Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
Artikel 14: 1.
Rechtskeuze en toepasselijk recht
2.
Geschillen tussen partijen ter zake van deze overeenkomst zullen in eerste instantie zo veel mogelijk in minnelijk overleg worden opgelost. Geschillen die niet op deze wijze kunnen worden opgelost worden bij uitsluiting voorgelegd aan de Rechtbank Rotterdam. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
3.
Als bijlagen behoren bij deze overeenkomst: a. Tekening grondverkoop Benedenveer d.d. 31 juli 2014 b. Kadastrale kaart
Aldus ondertekend in tweevoud, te Sliedrecht
te Sliedrecht
op …………….. [datum]
op ……………………. [datum]
5 Paraaf Gemeente …………………..
Paraaf SSB …………………..
9.5 Bijlage: verkooptekening bij intentieovereenkomst 1 verkooptekening bij intentieovereenkomst.pdf
SDT00K02400
SDT00K02263
SDT00K03440
SDT00K02218
SDT00K02416 SDT00K02398
SDT00K02219
SDT00K02411 SDT00K02417
SDT00K02220 SDT00K02412
SDT00K02418 SDT00K03674
SDT00K03581
SDT00A04235
SDT00K02221 SDT00K02222
SDT00K02413
SDT00K02419
SDT00K02227 SDT00K02414
SDT00K03469
SDT00K02396
SDT00A04240
SDT00K02212
SDT00K02415
SDT00K02399
SDT00A04288
SDT00K02228
SDT00A04236
SDT00K02226 SDT00K02395
SDT00K02229 SDT00K03589
SDT00K02394
SDT00K02230
SDT00A03885
SDT00K02633
SDT00K03470 SDT00K02393
SDT00K02231
SDT00K02422 SDT00K02425
SDT00K02392
SDT00K02428
SDT00K02423
SDT00K02426
SDT00K02234
SDT00K02390
SDT00K02430 SDT00K02432
SDT00K02235
SDT00K02389
SDT00K02431 SDT00K02433
SDT00K02388 SDT00A04160 SDT00K02434 SDT00A04216
SDT00A04213 SDT00K02435
SDT00A04214 SDT00A04164 SDT00A04215 SDT00K02387
SDT00A04165 SDT00A04166 SDT00A04169 SDT00A04167 SDT00A04168 SDT00A04209 SDT00A04210 SDT00A04211 SDT00A04212 SDT00A04172
SDT00K02676 SDT00K02675 SDT00K02685
SDT00K02429 SDT00K02427
SDT00A04162 SDT00A04163
SDT00K02677
SDT00K02233
SDT00K02391
SDT00A04159 SDT00A04161
SDT00K02232
SDT00K02386 SDT00K02385
SDT00A04208
SDT00K02236
SDT00K02359 SDT00K02360 SDT00K02361 SDT00K02362 SDT00K02363 SDT00K02364 SDT00K02365 SDT00K03663 SDT00K02366SDT00K02189SDT00K02190 SDT00K02191 SDT00K02192 SDT00K03662 SDT00K02367 SDT00K02644 SDT00K02239 SDT00K02368 SDT00K02240 SDT00K02241 SDT00K02438 SDT00K02242 SDT00K02369 SDT00K03664 SDT00K02370 SDT00K02243 SDT00K02439 SDT00K02371 SDT00K02444 SDT00K02238 SDT00K02244
SDT00K02684 SDT00K02683 SDT00K02682 SDT00K02681 SDT00K02680 SDT00K02679
SDT00K02686
SDT00K02372 SDT00K02373
SDT00A04207 SDT00A04217
SDT00K02384
SDT00K02245 SDT00K02440 SDT00K02442 SDT00K02441 SDT00K02443 SDT00K02246
SDT00K02383 SDT00K02382 SDT00K02381
SDT00A04206 SDT00A04204
SDT00A04218 SDT00K02380 SDT00K02379 SDT00K02378 SDT00K02377 SDT00K02376 SDT00K02375 SDT00K02247 SDT00K02374 SDT00K02248 SDT00K02249 SDT00K02250
SDT00A04219
SDT00K02687 SDT00K02688 SDT00K02689 SDT00K02690 SDT00K02691 SDT00K02692
SDT00A04220 SDT00K03673 SDT00A03938 SDT00A04221
SDT00A04222 SDT00A04223
SDT00K01362 SDT00A04226 SDT00A04228
SDT00K02875
SDT00K03143
SDT00K03144
SDT00K01360 SDT00K02936
SDT00K02314 SDT00K03045
SDT00K03047 SDT00K03044
SDT00K03043
SDT00K02937 SDT00K02938
SDT00K02315
schaal datum formaat getek. afdeling
Gemeente S l i e d r e c h t
Postadres Postbus 16 3360 AA Sliedrecht Bezoekadres Industrieweg 11 3361 HJ Sliedrecht Telefoon (0184) 495900
wijzigingen:
9.6 Bijlage: financiele en juridische aspecten - v2.1 1 financiele en juridische aspecten - v2.1.pdf
-1-
9 september 2014
-2-
INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE ..................................................................................................................2 INLEIDING.................................................................................................................................3 SUBSIDIE ..................................................................................................................................4 EENMALIGE OF JAARLIJKSE SUBSIDIE ...........................................................................4 FASERING VOORSCHOT SUBSIDIE ...................................................................................4 TOETS SUBSIDIE AAN GEMEENTEBELEID......................................................................4 FISCALE ASPECTEN ............................................................................................................4 BORGSTELLING LENING ......................................................................................................6 KEUZE BORGSTELLING OF LENING.................................................................................6 TOETS BORGSTELLING AAN GEMEENTEBELEID ..........................................................6 VOORBEREIDING NIEUW BELEID BORGSTELLINGEN..................................................6 EERSTE RECHT VAN HYPOTHEEK.....................................................................................7 HYPOTHEEKRENTE ...............................................................................................................8 GROND......................................................................................................................................9 KEUZE VOOR VERKOOP VAN DE GROND .......................................................................9 VERKOOP VAN ALLE GROND..........................................................................................10
-3-
INLEIDING De gemeenteraad heeft in december 2013 in principe besloten tot een geprivatiseerde sporthal in Benedenveer met een maximale gemeentelijke last van € 120.000 jaarlijks, eventueel uitgekeerd als een eenmalige subsidie. De voordelen ten opzichte van het oorspronkelijke plan, uitbreiden van sporthal De Stoep, bleken groot. Door bijvoorbeeld de inzet van vrijwilligers, sponsoring en de organisatie van sportevenementen kan Sliedrecht Sport voor 20% extra lasten een sporthal realiseren die 50% groter is en meer kwaliteit biedt. Er is inmiddels een stichting (Stichting Sportaccommodatie Benedenveer, SSB) opgericht die uitgaande van de gemeentelijke bijdrage een sportaccommodatie wil bouwen en exploiteren. Deze stichting heeft als doel sportruimte gelegenheid tot sportbeoefening te bieden aan meerdere verenigingen en onderwijs. De gemeenteraad heeft bij haar besluit over Sporthal Benedenveer opdracht gegeven tot uitwerking van de financiële en juridische aspecten. Dit rapport laat zien welke keuzes gemaakt zijn.
-4-
SUBSIDIE
EENMALIGE OF JAARLIJKSE SUBSIDIE Er is gekozen voor een eenmalige subsidie. Als de gemeente een jaarlijks bedrag zou uitkeren aan SSB, moet SSB een hogere hypotheek aangaan. De hypotheek wordt verkregen tegen een marktrente. Deze financieringslasten drukken op de exploitatie van SSB. Door het verstrekken van een eenmalige subsidie worden deze lasten uitgespaard. Hiernaast wordt door de eenmalige subsidie een marginale besparing (circa 6 uur jaarlijks) verwacht op de reguliere werkzaamheden van de gemeente. Bij een jaarlijkse subsidie moet jaarlijks een subsidieaanvraag getoetst worden. Bij een eenmalige subsidie is de jaarlijkse inzet van de gemeente veel beperkter. Enkel de jaarrekeningen/accountantsverklaringen moeten dan getoetst worden (omdat de gemeente borg staat voor de financiering).
FASERING VOORSCHOT SUBSIDIE Met een eenmalige subsidie wordt bedoeld dat de bijdrage niet jaarlijks wordt uitbetaald. Toch wordt er een fasering opgenomen. hierdoor weet de gemeente altijd zeker dat de waarde van het gebouw gelijk staat aan de bijdrage die gedaan is. Mocht het misgaan dan zal de gemeente via een eerste recht van hypotheek dus altijd de waarde van de investering terug kunnen krijgen.
TOETS SUBSIDIE AAN GEMEENTEBELEID De eisen die in de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2010 worden gesteld zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Toets subsidiering Eis subsidiering Doel (sporthal) passend in belang van gemeente Doel passend binnen beleid van gemeente* Doel draagt geen overtuigingen uit, is niet van religieuze, levensbeschouwelijke of politiek aard Doel niet hoofdzakelijk in belang van politieke partij, vakorganisatie, bedrijf, kerk of levensbeschouwelijke instelling Ontvanger subsidie heeft een zodanige werkwijze, organisatorische opzet en gekwalificeerde medewerkers dat verwacht kan worden dat het doel wordt bereikt** De ontvanger kan zelf niet in de kosten voorzien *** Subsidieplafonds worden niet overschreden
Toets Positief Positief Positief Positief Positief Positief Raad dient subsidiebedrag vast te stellen
* Sportnota 2006 ** blijkt uit statuten en businessplan SSB *** In het businessplan laat SSB zien dat de exploitatie bij ontvangst van de subsidie nagenoeg sluitend is. Het team FPC heeft dit getoetst en heeft positief gereageerd.
FISCALE ASPECTEN Een juiste financiële en juridische constructie is van groot belang voor een succesvol project. SSB houdt in haar businessplan rekening met belastbaarheid voor de omzetbelasting. Mocht dit niet het geval zijn ontstaat een groot financieel gat in het businessplan. Aan de fiscus wordt instemming
-5-
gevraagd met de beoogde opzet. Instemming van de fiscus moet op dit moment als een voorwaarde voor dit project gezien worden. Naar aanleiding van een recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie (inzake Bridport) zal hoogstwaarschijnlijk de fiscale regelgeving ten aanzien van sportbeoefening wijzigen. Onbekend is of dit gevolgen zal hebben voor dit project en of in dat geval voor de sporthal gebruik gemaakt kan worden van een overgangsregeling. De vennootschapsbelasting wordt met ingang van 2016 aangepast. Gemeenten zullen voor hun marktactiviteiten dus belasting moeten betalen over de winst. Als de grondtransactie ten behoeve van Sporthal Benedenveer voor 1 januari 2016 plaats vindt, is er geen vennootschapsbelasting verschuldigd over eventuele winst.
-6-
BORGSTELLING LENING KEUZE BORGSTELLING OF LENING SSB heeft een aanvullende lening nodig om voldoende te kunnen investeren in de sporthal. De gemeente kan op twee manieren financieel faciliteren. De gemeente kan zelf de lening verstrekken of de gemeente kan borg staan voor de lening die SSB bij een marktpartij aangaat. Het verstrekken van een lening impliceert dat de gemeente overtollige middelen heeft. Volgens de Wet Schatkistbankieren zouden overtollige middelen uitgezet moeten worden bij openbare lichamen. Een lening is daarom niet logisch. Er is dan ook gekozen voor een borgstelling.
TOETS BORGSTELLING AAN GEMEENTEBELEID Het Borgstellingenbeleid Sliedrecht (in werking 2006) maakt het expliciet mogelijk om borgstellingen te verlenen aan organisaties die werkzaam zijn op het gebied van sport. Onderstaande tabel geeft de nadere eisen weer om borg te mogen geven. Toets borgstelling Eis borgstelling Doel (sporthal) passend binnen gemeentelijk beleid * Doel essentieel voor aanvrager Doel niet te realiseren zonder borgstelling** Doel is een (on)roerende zaak Lening uitsluitend aangewend voor doel
Toets Positief Positief Positief Positief Positief
* Sportnota 2006 ** Het borgstellingenbeleid stelt dat enkel borg gestaan wordt als de zaken niet op een andere manier zijn te realiseren. Naast de subsidie van de gemeente en sponsor- en actiegelden heeft SSB een lening van een geldverstrekker nodig. Geldverstrekkers zullen een borgstelling eisen tegenover de lening. De Stichting Waarborgfond Sport (SWS) kan voor maximaal €250.000 borg staan. Voor het overige gedeelte (ca. € 960.000) is borgstelling van de gemeente nodig.
In het gemeentelijke Financieringsstatuut is bepaald dat de bevoegdheid om te beslissen over het afgeven van borgstellingen bij het College van B en W ligt. Borgstellingen die het bedrag van € 50.000,- te boven gaan zullen voor wensen en bedenkingen langs de Gemeenteraad worden geleid.
VOORBEREIDING NIEUW BELEID BORGSTELLINGEN Er is een nieuw borgstellingenbeleid in voorbereiding. De insteek van dit nieuwe beleid is terughoudendheid ten aanzien van het aangaan van waarborgrisico’s. In het raadsvoorstel ‘Uitbreiding Binnensportaccommodaties’ van december 2013 is daarom aangegeven dat het de inzet van de gemeente is om de borgstelling te beperken. Hierbij is opgemerkt dat voor zover noodzakelijk in de overeenkomst afspraken worden gemaakt over een borgstelling. De doelstelling is niet volledig behaald. De borgstelling is beperkt door de verstrekking van een eenmalige subsidie. SSB moet naast de subsidie- en sponsorinkomsten geld lenen. Gebleken is dat de lening niet door een marktpartij aan SSB verstrekt zal worden als de gemeente niet borg staat. Zonder borgstelling is het project onhaalbaar. De borgstelling is daarmee een direct gevolg van de keuze voor een geprivatiseerde sportaccommodatie.
-7-
EERSTE RECHT VAN HYPOTHEEK Een eerste recht van hypotheek wordt door de gemeente voorwaardelijk gesteld. Dit recht dient als zekerheid voor zowel de eenmalig subsidie als de borgstelling. SSB heeft deze voorwaarde geaccepteerd op opgenomen in haar laatste businesscase. Mocht SSB niet aan haar financiële verplichtingen voldoen, dan staat daar voor de gemeente de beschikking over het vastgoed tegenover. Een eerste recht van hypotheek voor de gemeente wordt hoogst waarschijnlijk door de bank geaccepteerd. Concrete afspraken kunnen gemaakt worden als de financiering door SSB aangetrokken wordt. Deze afspraken worden dan vastgelegd in een borgtochtovereenkomst tussen bank en gemeente.
-8-
HYPOTHEEKRENTE De gemeente heeft belang bij de zekerheid dat SSB de hal kan blijven exploiteren. Het is daarom van belang om alle kosten en baten dusdanig in beeld te hebben om te kunnen stellen dat de realisatie en exploitatie van de hal haalbaar zijn en blijven. De hypotheekrente is een kostenpost die niet vast te zetten is. Het is onzeker hoe hoog de rente is op het moment van aantrekking van de financiering. De exploitatie is haalbaar uitgaande van een rentepercentage van 3,75%. De verwachte rente is momenteel lager. Om te voorkomen dat een onverwacht hoge hypotheekrente leidt tot een onhaalbaar project is afgesproken dat de gemeente het verschil in rentekosten voor haar rekening neemt als het rentepercentage hoger is dan 3,75% (tot 4%). SSB heeft daarbij de vrijheid om de door haar gewenste duur van de eerste financieringstermijn te bepalen. Het maximale risico is € 60.000 eenmalig of € 3.000 jaarlijks.
-9-
GROND KEUZE VOOR VERKOOP VAN DE GROND Er zijn verschillende mogelijkheden om de grond beschikbaar te stellen voor een sporthal. SSB heeft een voorkeur voor de mogelijkheden die langdurig zekerheid geven dat de grond door SSB gebruikt kan worden. Erfpacht en verkoop zijn vanuit die gedachte voor SSB de twee mogelijkheden. Beide opties bieden ook voordelen voor de gemeente. In beide gevallen gaan de verantwoordelijkheden over naar de koper van de grond. Dat brengt met zich mee dat de gemeente niet verantwoordelijk wordt voor het onderhoud van het terrein. Erfpacht lijkt het voordeel te bieden dat indien de gemeente genoodzaakt is de sporthal over te nemen, de grondpositie terug te verkrijgen is. Dit is echter ook te regelen bij verkoop van de grond. In de verkoopovereenkomst wordt dan een bepaling met kettingbeding opgenomen dat regelt dat de gemeente het eerste recht van (terug)koop heeft. Daarnaast zal in de verkoopovereenkomst bepaald worden dat de gemeente een keuze krijgt als de grond of een gedeelte daarvan niet gebruikt wordt voor sport. De gemeente kan dan: a) de grond terugkopen tegen de taxatiewaarde op basis van ‘sport’ of b) een nota voor de meerwaarde van de grond in rekening bij SSB brengen. Dit wordt vastgelegd met een kettingbeding en boetebepaling. SSB wordt beschermd tegen hoge saneringskosten. In de verkoopovereenkomst wordt opgenomen de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden als de grond onverwachts zwaar verontreinigd is en gesaneerd moet worden. In het themaonderzoek Vastgoed wordt onderscheid gemaakt tussen strategisch en niet-strategisch vastgoed. Uit onderstaand schema blijkt dat de grond voor de sporthal gezien moet worden als niet-strategisch vastgoed. Voor niet-strategisch vastgoed luidt het advies in het themaonderzoek: verkoop om kosten te besparen. Vanuit die denklijn is gekozen voor verkoop van de grond.
- 10 -
VERKOOP VAN ALLE GROND De gemeente heeft ca. 9.585 m2 grond in het noorden van Benedenveer (zie kaart grondverkoop). SSB heeft ongeveer 5.700 m2 grond nodig voor de sporthal van 3 velden en het bijbehorende parkeren. De gemeenteraad heeft gekozen voor dit formaat. Een grotere hal wordt momenteel niet gezien als een middel om de gemeentelijke doelstellingen waar te maken. SSB heeft wel de wens om op termijn uit te kunnen breiden naar een grotere hal. Zij wil daarom alle gemeentegrond in Benedenveer kopen. De grond wordt niet-bouwrijp verkocht tegen taxatiewaarde.
10.1 Aanbiedingsbrief 1 ab - Vaststellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost.pdf
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 18 september 2014
Bijlagen 5
Ons kenmerk Zaaknr. 1269195
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: B&W besluit 16 september 2014
besluitvorming zienswijze kennisname
Portefeuillehouder L. van Rekom
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. bijlage Fatale termijn nee Fysiek en Economie Onderwerp
Vaststellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost
Wat wordt gevraagd
1. De ingediende zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan ontvankelijk te verklaren; 2. De zienswijze van reclamant 1 ongegrond te verklaren; 3. Het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp09KerkbuurtOost‐3001 met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het bij het raadsbesluit behorende ‘Nota van wijzigingen’; 4. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de noodzaak hiertoe niet aanwezig is.
Toelichting
Het voorliggende bestemmingsplan vormt de planologische regeling voor het gebied Kerkbuurt-Oost van de gemeente Sliedrecht. Het plan heeft een conserverend karakter ten aanzien van de bestaande situatie. Ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan is een beperkte ambtshalve wijziging doorgevoerd.
Bijgaande stukken
Raadsvoorstel en conceptraadsbesluit met de volgende bijlagen; 1a. Vast te stellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost (toelichting en regels) 1b. Bestemmingsplan Kerkbuurt - Oost (Plankaart) 2. Nota zienswijzen.
Kopieën aan: Archief
2
Ambtelijk contactpersoon
M.C. Suijkerbuijk Tel. nr. (0184) 495 5956
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De burgemeester,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
2
10.2 Raadsvoorstel 1 rv - Vaststellen bestemmingsplan kerkbuurt-Oost.pdf
Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Zaaknummer: 1269195
Sliedrecht, 16 september 2014
Onderwerp: Vaststellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost Beslispunten 1. De ingediende zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan ontvankelijk te verklaren; 2. De zienswijze van reclamant 1 ongegrond te verklaren; 3. Het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp09KerkbuurtOost‐3001 met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het bij het raadsbesluit behorende ‘Nota van wijzigingen’; 4. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de noodzaak hiertoe niet aanwezig is. Samenvatting De wetgeving verplicht om eens in de 10 jaar een bestemmingsplan te actualiseren. Het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost dient daarvoor vòòr 2 november 2014 vastgesteld te zijn. Met dit bestemmingsplan wordt aan de actualiseringverplichting vanuit de wetgeving voldaan. Inleiding Binnen het plangebied vigeert grotendeels het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost, dat op 2 november 2004 is vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan vormt de planologische regeling voor het gebied Kerkbuurt-Oost van de gemeente Sliedrecht. Het plan heeft een conserverend karakter ten aanzien van de bestaande situatie. Beoogd effect Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is het bieden van een actuele, eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en bebouwing binnen het plangebied. Daarnaast wordt voldaan aan de wettelijke plicht dat bestemmingsplannen na 1 juli 2013 niet ouder mogen zijn dan tien jaar. Argumenten 1.1. De zienswijze is op tijd binnengekomen In het bijgevoegde zienswijzenverslag kunt u zien welke zienswijze is ontvangen. De zienswijze is binnen de termijn binnengekomen en van een handtekening voorzien. De zienswijze is daarmee ontvankelijk. 2.1 De ingediende zienswijze is behandeld Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 4 juli 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn is 1 zienswijze ontvangen. De zienswijze is samengevat en van een reactie voorzien in de bijgevoegde ‘Notitie zienswijzen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost”. De bevoegdheid om te beslissen
-2over de ingebrachte zienswijze ligt bij de raad. Geadviseerd wordt de zienswijze ongegrond te verklaren. De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan. 3.1 Het bestemmingsplan wordt op een punt aangepast Het vast te stellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost behelst een aanpassing ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Hierin is het perceel Kerkbuurt 12 bestemd als “Wonen”. Dit dient de bestemming “Centrum-2” te zijn, het pand bevat immers een bestaande detailhandelsvestiging. Dit punt wordt meegenomen in het vast te stellen bestemmingsplan. 4.1 Het is niet nodig een exploitatieplan vast te stellen Het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde. Kanttekeningen n.v.t. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: • Financiële kaders De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan worden gedekt uit de reguliere post ‘Bestemmingsplannen herziening’ •
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders De verplichting om te beschikken over bestemmingsplannen die niet ouder zijn dan 10 jaar is neergelegd in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie n.v.t.
Communicatie - De kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt gepubliceerd in de Staatscourant, Het Kompas en op de website van de gemeente; - Het bestemmingsplan wordt gepubliceerd op de website van de gemeente en op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. - De indieners van een zienswijze worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de behandeling van hun zienswijze. Vervolg Het bestemmingsplan wordt na vaststelling ter inzage gelegd. Er is dan de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De burgemeester,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
Bijlagen: Conceptraadsbesluit met de volgende bijlagen; 1. Vast te stellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost 2. Nota zienswijzen.
10.3 Raadsbesluit 1 rb - Vaststellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost.pdf
Concept Raadsbesluit
zaaknummer: 1269195
Onderwerp: Vaststellen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 september 2014;
Besluit: 1. De ingediende zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan ontvankelijk te verklaren; 2. De zienswijze van reclamant 1 ongegrond te verklaren; 3. Het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp09KerkbuurtOost‐3001 met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het bij het raadsbesluit behorende ‘Nota van wijzigingen’; 4. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de noodzaak hiertoe niet aanwezig is.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 28 oktober 2014
De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
drs. A.P.J. van Hemmen
10.4 Bijlage: Bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost - Toelichting en Regels 1 Bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost - Toelichting en Regels.pdf
SLIEDRECHT
KERKBUURT-OOST
BESTEMMINGSPLAN
Sliedrecht Kerkbuurt-Oost
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0610.bp09KerkbuurtOost-3001
08-11-2013 20-02-2014 05-06-2014 28-10-2014
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
projectnummer:
06100.18093.00 projectleider:
drs. G.M. Boiten - van Eck
Delftseplein 27b
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam postbusbv150 Delftseplein 27b 3000 AD Rotterdam Postbus 150 T: 010-20 18 555 3000 AD Rotterdam telefoon (010) E-mail: 201
[email protected] 55 E-mail:
[email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Toelichting
3
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
7
1.3
Vigerend bestemmingsplan
7
1.4
Leeswijzer
7
Hoofdstuk 2
Omschrijving plangebied
9
2.1
Algemeen
9
2.2
Functies
9
2.3
Structuur
10
2.4
Gebiedsvisie
10
Hoofdstuk 3
Beleidskader
11
3.1
Rijksbeleid
11
3.2
Provinciaal en regionaal beleid
12
3.3
Gemeentelijk beleid
13
Hoofdstuk 4
Omgevingsaspecten
15
4.1
Verkeer en parkeren
15
4.2
Geluid
16
4.3
Luchtkwaliteit
16
4.4
Bedrijven en milieuzonering
19
4.5
Horeca
20
4.6
Bodem
21
4.7
Externe veiligheid
21
4.8
Kabels en leidingen
24
4.9
Waterparagraaf
24
4.10
Ecologie
27
4.11
Archeologie en cultuurhistorie
32
Hoofdstuk 5
Juridische vormgeving
35
5.1
Inleidende regels
35
5.2
Bestemmingsregels
35
5.3
Algemene regels
38
5.4
Overgangsrecht en slotregel
38
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
39
6.1
Economische uitvoerbaarheid
39
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
39
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
4
Bijlagen toelichting Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' Nota inspraak en overleg Nota zienswijzen
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
5
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
6
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
7
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Het voorliggende bestemmingsplan vormt de planologische regeling voor het gebied Kerkbuurt‐Oost van de gemeente Sliedrecht. Het plan heeft een conserverend karakter ten aanzien van de bestaande situatie. Met dit bestemmingsplan wordt aan de actualiseringverplichting vanuit de wetgeving voldaan. Deze wetgeving verplicht om eens in de 10 jaar een bestemmingsplan te actualiseren.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied omvat grofweg het gebied rond het oostelijke deel van de Kerkbuurt, gelegen tussen de P.C. Hooftlaan en de Stationsweg/Kerkstraat. De exacte plangrens is aangegeven in figuur 1.1.
1.3 Vigerend bestemmingsplan Binnen het plangebied vigeert grotendeels het bestemmingsplan Kerkbuurt‐Oost, dat in 2004 is vastgesteld. In het plangebied zijn daarnaast twee locaties opgenomen waar bestemmingsplan Woongebied, dat in 2012 is vastgesteld, vigeert.
1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is een omschrijving van het plangebied opgenomen. In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleidskader toegelicht. Het beleid op rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau wordt hier beschreven. De omgevingsaspecten komen aan de orde in hoofdstuk 4. Een toelichting op de juridische regeling van het plan wordt gegeven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 ten slotte gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
8
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
9
Hoofdstuk 2 Omschrijving plangebied
2.1 Algemeen De Kerkbuurt is het historische centrum van Sliedrecht. Het vormt samen met de Rivierdijk één van de overblijfselen waaruit de geschiedenis van de plaats te lezen valt. Al eeuwen wordt hier handel gedreven en de afgelopen decennia heeft vooral de detailhandel zich sterk ontwikkeld. De unieke ligging en het historisch gevormd karakter maken het gebied aantrekkelijk en levendig, en onderscheiden het van andere winkelgebieden in de omgeving. Dit onderscheid wordt versterkt door de aanwezigheid van veel Sliedrechtse ondernemers, en relatief minder grootschalige landelijke ketens. Hierdoor bestaat er een grote wederzijdse binding tussen winkelier en (veelal vaste) klant. De Kerkbuurt onderscheidt zich verder van de andere winkelgebieden in Sliedrecht door het aanbod van winkels in met name het hogere segment. Naast de hoofdfunctie als winkelgebied kent de Kerkbuurt ook een, zij het beperktere, woonfunctie. Tevens bevinden zich binnen het plangebied een aantal maatschappelijke instellingen, kantoren en horecabedrijven. Naast de Kerkbuurt, zijnde hét centrale winkelgebied, kent Sliedrecht nog enkele ondersteunende winkelgebieden voor de meer dagelijkse boodschappen. Zoals de wijk‐ en buurtcentra Burgemeester Winklerplein, Fazantplein, Populierenhof en Thorbeckelaan, waar het accent duidelijk ligt op het dagelijkse artikelenaanbod.
2.2 Functies Binnen het plangebied is sprake van een tweedeling. Aan de oostzijde van het Merwedeplein zijn minder winkels gevestigd en staan tussen de winkels verspreid ook enkele woningen. Het gedeelte aan de westzijde van het plein bestaat voornamelijk uit winkels, wordt daarom meer bezocht door het winkelend publiek en doet hierdoor aantrekkelijker en levendiger aan. De detailhandel in de Kerkbuurt is enerzijds eenzijdig van karakter. Er is relatief veel mode, andere branches zijn minder vertegenwoordigd. Het overgrote deel van het winkelaanbod in het hogere segment in Sliedrecht bevindt zich daarentegen juist in de Kerkbuurt, waarin het zich onderscheidt qua aanbod en doelgroep van andere winkelgebieden in zowel Sliedrecht als omliggende dorpen. De branchegroep 'mode en luxe' is aldus sterk vertegenwoordigd. Zowel in aantallen winkels als wat betreft vloeroppervlak is sprake van een bijzonder hoog niveau. Kijken we naar de kwaliteiten van het winkelaanbod dan valt op dat vooral de lokale winkeliers het hogere marktsegment bedienen. De landelijk bekende winkelformules bevinden zich veelal in het lage tot midden marktsegment. In vergelijking met soortgelijke winkelcentra zijn er minder andere functies, zoals dienstverlening, horeca en ambacht. De horeca bevindt zich voornamelijk op de kop nabij de Stationsweg en Grote Kerk. De woonfunctie bevindt zich vooral in het oostelijke deel van het plangebied, deze woningvoorraad is divers naar type, afmetingen en gebruiker. De maatschappelijke functies en aanwezige kantoren zijn verspreid door het gebied te vinden.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
10
2.3 Structuur De Kerkbuurt heeft haar eigen kernkwaliteiten. De dijk is de belangrijkste structuurdrager met een kronkelige loop en hoogteverschillen ten opzichte van de directe omgeving. Tussen de panden c.q. groepen van panden zijn openingen aanwezig, al dan niet toegankelijk voor het publiek. Sommige openingen doen dienst als entrees naar de dijk en verbinden de winkelstraat met de parkeerplaatsen. Aan de noordzijde bestaan de opgangen uit trappen vanwege het (grote) hoogteverschil. Aan de zuidzijde bestaan de opgangen uit hellingbanen. Aan de westzijde van de Kerkbuurt wordt de entree van de dik gevormd door een verbreding van de oorspronkelijke dijk. Het beeld van de ontstane verblijfsruimte wordt sterk bepaald door de Grote Kerk. Kijkend in westelijke richting vanuit de winkelstraat doemt deze markant op. Het Merwedeplein is een onderbreking van de langgerekte dijkstructuur. Trekkende elementen Jumbo en Hema zijn hier gevestigd. Het Merwedeplein vormt het zwaartepunt van het winkelgebied. Het plein is het middelpunt van de Kerkbuurt. De rivier is vanaf de dijk niet te zien, maar vanwege de ligging van de waterbushalte aan het einde van de Kerkbuurt (oostzijde) is indirect toch een relatie aanwezig met het water.
2.4 Gebiedsvisie In paragraaf 3.3 is het beleidsdocument 'Toekomstvisie Sliedrecht' samengevat. In dit document is een toekomstvisie met actieprogramma voor de Kerkbuurt beschreven. Het onderhavige bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend, maar het biedt wel ruimte aan enkele in het gebied gewenste ontwikkelingen. De bestemmingen zijn waar mogelijk globaal, zodat functies onderling kunnen worden uitgewisseld. Daarnaast is de centrumfunctie verdeeld in twee categorieën (voor kernwinkelgebied en aanloopstraten), met elk hun eigen accenten. Verder biedt het bestemmingsplan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan extra bouwmogelijkheden aan de achterzijde van de panden binnen het kernwinkelgebied. Via een wijzigingsbevoegdheid biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om de reeds gesloten school aan de Jacob Catsstraat (nu in gebruik als wissellocatie) te wijzigen in de bestemming 'Verkeer ‐ Verblijfsgebied' ten behoeve van de weekmarkt. De gemeente is eigenaar van deze gronden.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
11
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk‐ en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk‐ en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Doelen In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028): het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk‐economische structuur van Nederland; het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Nationale belangen De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied: 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief. 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond. 3. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
12
stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen. 5. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen. 6. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. 7. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling. 8. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)‐nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. 9. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora‐ en faunasoorten. 10. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
4.
3.2 Provinciaal en regionaal beleid Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid‐Holland De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid‐Holland vastgesteld. In deze Visie op Zuid‐Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de provincie de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De kern van Visie op Zuid‐Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid‐Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid‐Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon‐ en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De visie op Zuid‐Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Het plangebied is aangewezen als 'stad en dorpsgebied'. Dit in basis conserverende plan past binnen de doelstellingen van de Provinciale Structuurvisie. Verordening Ruimte In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour. Dit in basis conserverende bestemmingsplan dat een aantal stedelijke functies toestaat, past binnen de Verordening Ruimte, aangezien deze functies binnen de bebouwingscontour zijn toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
13
3.3 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Sliedrecht 2020 De hoofdlijnen van de Structuurvisie De wèreld tusse Wengerde en 't waoter (2006)worden in de nieuwe structuurvisie onderschreven: De structuurvisie bevat drie hoofddoelen: 1. Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat; 2. fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven; 3. daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur. De structuurvisie Sliedrecht 2020 onderstreept niet alleen de hoofdkeuzen die zijn vastgelegd in de structuurvisie 2006 'De wèreld tussen Wengerde en 't woater' maar ook het ambitiedocument 'Sliedrecht 2010 en verder'. De hoofdkeuzen hieruit worden toegespitst op de actuele situatie en te voorziene trends en uitgewerkt in concrete beleidskeuzen en te ondernemende activiteiten en projecten in de komende periode van 10 tot 15 jaar. Deze dragen allen bij aan de missie: Sliedrecht: watergericht, innovatief en betrokken bij elkaar. In het kader van voorzieningen wordt de Kerkbuurt genoemd als hoofdwinkelcentrum die onder druk staat. Een extra supermarkt is gezien de marktruimte niet aan de orde. Voor het niet dagelijkse artikelaanbod bestaat een marktruimte van circa 1.250 à 1.625 m2 wvo, welke in de Kerkbuurt ontwikkeld zou kunnen worden. Ambitie voor de Kerkbuurt is het versterken van de bestaande detailhandelconcentratie met een accent op kwaliteit. Toekomstvisie Kerkbuurt De winkelfunctie staat onder druk in de Kerkbuurt, het historische centrum van Sliedrecht. In de Kerkbuurt begint hier en daar leegstand te ontstaan, hebben enkele panden een matige presentatie en er heerst weinig investeringsbereidheid bij ondernemers (hoewel de leegstand in Sliedrecht minder is dan gemiddeld in den lande). Daarnaast hebben enkele gemeentelijke en regionale ontwikkelingen op met name het gebied van detailhandel hun weerslag op de toekomstpotentie van het gebied. Enkele zaken die genoemd worden in de toekomstvisie zijn: het eenzijdige karakter van de detailhandel; naast detailhandel weinig andere functies; met name het westelijke deel dat aansluit op de Stationsweg staat onder druk; weinig grotere winkelruimtes; het Merwedeplein moet worden ingericht als een besloten plein, met aanpak van de winkelpuien. Een combinatie met woningbouw kan de ruimtelijke kwaliteiten enorm versterken; er moet beleidsmatig een duidelijker onderscheid gemaakt worden tussen het kernwinkelgebied en de aanloopstraten. De doorwerking van de toekomstvisie in het bestemmingsplan zit met name in het onderscheiden van het kernwinkelgebied en de aanloopstraten. Het onderscheid in kernwinkelgebied (Centrum ‐ 1) en aanloopgebied (Centrum ‐ 2) is nu zichtbaar op de verbeelding en ligt ter hoogte van de Waterkeringweg. Het grootste verschil tussen de gebieden is dat er in het kernwinkelgebied in principe alleen op de verdieping gewoond mag worden en in het aanloopgebied ook op de begane grond.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
14
Beeldkwaliteitplan Kerkbuurt‐Oost (2008) In het beeldkwaliteitplan zijn de bestaande kwaliteiten en knelpunten van de Kerkbuurt aangegeven. Op basis daarvan zijn doelstellingen opgesteld voor toekomstige ontwikkelingen. Gestreefd wordt naar ontwikkelingen die de kwaliteit van het winkelgebied verbeteren en het karakter versterken. In het onderhavige bestemmingsplan zijn ondermeer de bebouwingsmogelijkheden aangegeven, gebaseerd op de historisch gegroeide structuur en schaal van de dijk. Het beeldkwaliteitplan gaat verder en geeft randvoorwaarden aan voor de verschijningsvorm van de bebouwing en de openbare ruimte. De doelstellingen voor de beeldkwaliteit zijn: 1. karakter van de dijk handhaven; 2. versterken van de kwaliteit en vormgeving van de gebouwen; 3. versterken van de kwaliteit van de openbare ruimte. Om dit te bewerkstelligen zijn voor individuele panden en voor de openbare ruimte spelregels opgesteld. Aan de spelregels wordt getoetst via de welstandstoets. Parkeernota Tot voor kort werden parkeernormen in de gemeente Sliedrecht in drie documenten geregeld: Het VCP 2005 en de Bouwverordening, beide gebaseerd op het ASVV 2004 en het bestemmingsplan waarbij er een uiteenlopend beeld was. Bij die opzet waren een bestemmingsplan, bouwverordening of parkeerverordening niet in alle situaties van toepassing. Daarnaast is sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 de parkeerregeling in de Woningwet vervallen. Daarom heeft de gemeente in november 2008 de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht opgesteld. Door hier in het bestemmingsplan en de Bouwverordening naar te verwijzen, of de relevante passages over te nemen, is het mogelijk om zowel bij nieuwbouw, functieverandering of verbouwing dwingend parkeernormen op te leggen. In paragraaf 4.1 wordt nader op het parkeren ingegaan. Seksinrichtingen Er is slechts één seksinrichting toegestaan in de gemeente, op bedrijventerrein Nijverwaard.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
15
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeer en parkeren Verkeer Ontsluiting gemotoriseerd verkeer De belangrijkste toegangsweg naar het plangebied betreft de Stationsweg, welke in zuidelijke richting overloopt in de Kerkstraat/Merwestraat. Deze gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) loopt vanaf het kruispunt met de Thorbeckelaan/Deltalaan naar de westelijke grens van het plangebied. De Stationsweg kruist de Rembrandtlaan. Deze weg aan de noordzijde van het plangebied, eveneens gecategoriseerd als gebiedsontsluitinsgweg (50 km/h), loopt vanaf de Stationsweg in oostelijke richting en sluit ter hoogte van de Beneden‐Merwede aan op de Rivierdijk. Er lopen vanaf deze oost‐west verbinding enkele inprikkers van en naar het plangebied. De belangrijkste zijn de Jacob Catsstraat en de P.C. Hooftlaan (grenzend aan de oostzijde van het plangebied). Deze beide wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg 1 (erftoegangswegen met een verzamelfunctie). De Jacob Catsstraat heeft daarbij de functie als toegangsroute voor vrachtverkeer ter bevoorrading van het winkelgebied. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt de ontsluiting naar ofwel de Kerkstraat/Merwestraat ofwel de P.C. Hooftlaan verzorgt door de Middeldiepstraat. Ook deze weg is gecategoriseerd als erftoegangsweg 1. De wegen gecategoriseerd als erftoegansgweg 1 hebben een maximum snelheid van 30 km/h. De Kerkbuurt is tussen de Kerkstraat en de P.C. Hooftlaan ingericht als autoluw winkelgebied. Langzaam verkeer Voor fietsers verloopt de hoofdontsluiting van het plangebied via dezelfde wegenstructuur als voor het gemotoriseerd verkeer. Hierbij is langs de Stationsweg tussen het kruispunt met de Thorbeckelaan/Deltalaan en de rotonde met de Rembrandtlaan een vrijliggende fietsvoorziening aanwezig. De overige wegen met een ontsluitende functie zijn voorzien van fietsstroken. Op de wegen die niet zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg of erftoegangsweg 1 maken fietsers en gemotoriseerd verkeer gebruik van dezelfde verkeersruimte. Voor voetgangers zijn trottoirs aanwezig. Tevens is de Kerkbuurt, tussen de Kerkstraat en de P.C. Hooftlaan ingericht als voetgangersgebied. Openbaar vervoer Rondom het plangebied zijn verschillende bushaltes aanwezig, waaronder het busstation aan het Burgemeester Winklerplein. Andere bushaltes liggen aan de Middeldiepstraat (ter hoogte van het kruispunt met de Oranjestraat), aan de Kerkbuurt (net ten westen van het plangebied) en aan de Oosterbrugstraat (aan de oostzijde van het plangebied). Vanaf deze verschillende haltes rijden bussen richting onder andere het NS‐station Sliedrecht, Dordrecht, Rotterdam en Gorinchem. Tevens is aan de oostzijde van het plangebied (kruispunt Middeldiepstraat ‐ Oosterbrugstraat) een halte van de Waterbus aanwezig. Vanaf hier varen boten naar de Merwedekade in Dordrecht.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
16
Parkeren Rondom de Kerkbuurt zijn verschillende parkeerterreinen aanwezig. Deze zijn gelegen aan: het kruispunt Jacob Catsstraat ‐ Frans Halsstraat; de Zoutstoep (2 terreinen); de Van Goghstraat; de Rubensstraat; de Gantelweg (2 terreinen); de Middeldiepstraat. Daarnaast kan tevens langs de weg en in de woonstraten worden geparkeerd. Binnen Sliedrecht is de ambitie gesteld alleen parkeerregulering toe te passen op basis van tijd (blauwe zone). Binnen het plangebied is deze vorm van parkeerregulering toegepast op de Rembrandtlaan, de Stationsweg, de Kerkstraat, het parkeerterrein aan de Jacob Catsstraat, de Frans Halsstraat, Joost van den Vondelstraat en het westelijke parkeerterrein aan de Zoutstoep. Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient voldaan te worden aan de parkeernormen van de gemeente Sliedrecht. Voor ontwikkelingen in de Kerkbuurt geldt echter niet de eis dat het parkeren op eigen terrein afgewikkeld hoeft te worden. Voor deze ontwikkelingen is als eis gesteld dat compenserende parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden binnen een afgebakend zoekgebied. Deze afbakening is opgenomen in bijlage 3 van de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht. Voor de aanleg van deze compenserende parkeerplaatsen geldt een realisatietermijn van maximaal twee jaar.
4.2 Geluid Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderzoek naar geluidshinder is daarom niet aan de orde.
4.3 Luchtkwaliteit Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar‐ en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
17
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO2) 1) jaargemiddelde 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014 concentratie jaargemiddelde 40 µg/m³ vanaf 2015 concentratie fijn stof (PM10) 2) jaargemiddelde 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011 concentratie 24‐uurgemiddelde max. 35 keer p.j. meer dan vanaf 11 juni 2011 concentratie 50 µg/m³ 1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval. 2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007). Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien: de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d). Besluit NIBM In het 'Besluit niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³); een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg. Onderzoek Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen sprake van verkeersgeneratie ten gevolge van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl‐monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2011 als in 2020 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
18
uit de Wet Milieubeheer. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten per weg worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten. Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2011 bedraagt 34,8 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 28,1 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24‐uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 25. Voor het jaar 2020 bedraagt het gehalte stikstofdioxide maximaal 24,7 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit 22,8 en het maximale aantal overschrijdingsdagen van het 24‐uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 12 dagen. In figuur 4.1 zijn de rekenpunten voor het plangebied weergegeven. Dit betreffen zowel de rekenpunten voor het jaar 2011 als 2020. Hieruit blijkt dat de Rembrandtlaan de maatgevende weg is voor het plangebied.
Figuur 4.1 Luchtkwaliteit o.b.v. NSL‐monitoringstool. Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal dus ook ter plaatse van het gehele plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
19
4.4 Bedrijven en milieuzonering Beleid en regelgeving Wanneer nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt dient vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat. Voor afstemming tussen bedrijven en gevoelige functies, zoals woningen, wordt gebruik gemaakt van milieuzonering aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dat is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG‐publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, wordt gebruik gemaakt van de SvB 'functiemenging'. In deze SvB wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB 'functiemenging' wordt verwezen naar bijlage 1. Afwijkingsbevoegdheid De toelaatbaarheid zoals hierboven beschreven betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere milieucategorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB geeft namelijk een grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Zo komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. Om bedrijfsactiviteiten toe te laten uit de milieucategorie die hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid, kan het bevoegd gezag gebruikmaken van een afwijkingsmogelijkheid. Ingeval van afwijking dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de algemeen toelaatbare milieucategorieën. Ook is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor bedrijven die niet in de SvB 'functiemenging' zijn genoemd, maar die wel naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën die zijn toegestaan. Onderzoek In het plangebied zijn naast woningen andere functies aanwezig zoals bedrijven, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en horeca. Functiemenging is in dit geval wenselijk gezien het feit dat het een centrumgebied betreft. In dit bestemmingsplan wordt daarom gebruik gemaakt van de SvB 'functiemenging', welke onderdeel uitmaakt van de regels. Binnen het plangebied worden bedrijven uit milieucategorie A en B1 van de SvB algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die direct naast, onder of boven woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het Bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. Met behulp van de SvB wordt bepaald welke bedrijven binnen de algemene toelaatbaarheid vallen. De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de SvB 'functiemenging' (zie bijlage 1 van de regels). De bedrijven vallen alle in milieucategorie A of B1 van de SvB 'functiemenging'. Ter plaatse van twee bedrijven in het plangebied geldt de bestemming Centrum ‐ 1. Binnen deze bestemming zijn in principe geen bedrijven toegestaan. Aangezien het bestaande situaties betreft, wordt de huidige situatie gecontinueerd en mogelijk gemaakt via een specifieke bedrijfsbestemming, zie ook het onderstaande schema.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
20
Adres
Naam bedrijf
SBI‐ Omschrijving VNG‐ In bestemming code categorie 18129 kleine drukkerij 2 Centrum ‐ 1
Aanduiding
Kerkbuurt 48 Drukkerij De 'specifieke vorm Waard van bedrijf ‐ 1' Kerkbuurt Drukkerij Van 18129 kleine drukkerij 2 Centrum ‐ 1 specifieke vorm 126 Wijngaarden van bedrijf ‐ 1' Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op deze locaties alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een andere functie die past binnen de bestemming. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten. Op het adres Stationsweg 3A is een boksvereniging gevestigd. Ook deze functie past niet binnen de ter plaatse opgenomen bestemming (Centrum ‐ 2). De boksvereniging heeft daarom ook een specifieke aanduiding gekregen, namelijk 'sportzaal'. Conclusie Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.5 Horeca Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon‐ en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een (Sliedrechtse) horecaindeling. De SvH bestaat uit vijf categorieën van horeca‐activiteiten die zijn gerangschikt naar mate van hinderlijkheid waarbij vooral is gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. De horeca‐indeling is opgenomen in de begrippen (artikel 1 lid 1.33). Onderzoek In het centrum van Sliedrecht bevinden zich verscheidene horecavoorzieningen en wordt de concentratie van horeca ook wenselijk geacht. In dit bestemmingsplan zijn horeca‐activiteiten uit categorie 2, 3 en 4 van de Sliedrechtse horecaindeling toegestaan. Deze horeca betreft horeca zoals een restaurant, dagzaken en cafetaria's. Het voorgaande is in dit bestemmingsplan vertaald door horeca uit categorie 2,3 en 4 in het plangebied toe te staan. Vier horecabedrijven in het plangebied vallen in een hogere categorie dan de algemeen toelaatbare categorieën (zie het onderstaande schema). Adres Naam bedrijf SBI‐code Omschrijving VNG‐categorie Aanduiding Stationsweg 3 Café Havana 563.2 Discotheek, muziek 2 h=5 Stationsweg 7 Café De Waag 563.1 Café 1 h=5 Rembrandtlaan 10A Café bar 563.1 Café, bar 1 h=5 Rembrandt Kerkbuurt 140 Bar de Huifkar 563.2 Discotheek, muziek 2 h=5 Horecavestigingen uit een hogere categorie dan de algemene toelaatbare categorieën worden mogelijk gemaakt via een specifieke horecabestemming. Dit houdt in dat ter plaatse het bestaande horecabedrijf is toegestaan, maar dat bij vertrek van dit bedrijf uitsluitend eenzelfde soort bedrijf dan wel een bedrijf uit categorie 2,3 en 4 is toegestaan. Conclusie De bestaande horeca‐inrichtingen in het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de horeca‐indeling. Voor de horecabedrijven die niet in de algemeen toelaatbare categorie (2, 3 en 4) vallen is een specifieke aanduiding opgenomen. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van woningen
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
21
sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat dat past bij het gebied. Het aspect horeca en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.6 Bodem Normstelling en beleid Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Onderzoek Het voorliggende bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe functies mogelijk. Binnen het plangebied zijn hebben diverse bodemonderzoeken plaatsgevonden. Op dit moment is er echter geen sprake van saneringslocaties. Gezien het feit dat er geen sprake is van functiewijzigingen is bodemonderzoek niet noodzakelijk. Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.7 Externe veiligheid Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Risicovolle inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10‐6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
22
het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Vervoer van gevaarlijke stoffen In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10‐5 per jaar en de streefwaarde 10‐6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10‐6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het Btev worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het Btev wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Onderzoek Risicovolle inrichtingen In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. In het plangebied worden dit soort inrichtingen ook niet mogelijk gemaakt. Nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk. Vervoer van gevaarlijke stoffen Ten noorden van het plangebied op circa 500 m is de Rijksweg A15 gelegen. Het betreft het traject tussen afrit 23 (Papendrecht) en afrit 27 (Gorinchem). Deze weg beschikt over een veiligheidszone van maximaal 46 m en een Plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 m. Gezien de ruime afstand tot het plangebied vormt dit geen belemmering. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en opzichte van de huidige planologische situatie. Dit in combinatie met de ruime afstand tot de A15 zorgt ervoor dat een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk geacht wordt. Ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 125 m is de Beneden‐Merwede gelegen. Over de Beneden‐Merwede worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Conform het Basisnet water betreft deze route een zwarte vaarweg. Voor zwarte vaarwegen geldt dat de PR 10‐6‐contour maximaal tot aan de oever reikt. De PR 10‐6‐contour komt daardoor niet over het plangebied. Het PR vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
23
Het GR ten gevolge van een zwarte vaarweg zal niet toenemen ten gevolge van het bestemmingsplan. Dit plan is consoliderend van aard en maakt geen directe ontwikkelingen mogelijk. De personendichtheid zal derhalve niet toenemen ten gevolge van dit bestemmingsplan. Gezien het omgevingsbeeld zal het GR naar verwachting niet hoger zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Dit gegeven in combinatie met de consoliderende aard van het bestemmingsplan zorgen ervoor dat een nadere verantwoording van het GR niet noodzakelijk wordt geacht. Buisleidingen In het plangebied en omgeving zijn geen buisleidingen gelegen. Verantwoording groepsrisico Hierboven is reeds vermeld dat in de omgeving van het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de Beneden Merwede, de A15 en de Betuweroute . Gezien de grote afstanden tot deze bronnen heeft alleen een ongeval met een transport van toxische gassen (bijv. Ammoniak) op één van de transportassen invloed op het plangebied. Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de vervoersassen is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is en daarmee niet leidt tot een toename van de personendichtheden en het GR, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Zuid‐Holland Zuid. De veiligheidstoets van de veiligheidsregio levert de volgende conclusies op: het plangebied ligt buiten de PR 10‐6‐contouren; het groepsrisico neemt niet toe door het bestemmingsplan en de vaststelling van het bestemmingsplan zal niet leiden tot een groter aantal mogelijke slachtoffers. In het kader van de zelfredzaamheid verdient het aanbeveling bij de realisatie van toekomstige bouwplannen te zorgen voor ventilatie die door de gebruikers centraal in de objecten buiten werking kan worden gezet. Hiermee kan de zelfredzaamheid worden vergroot. De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen daarnaast geïnformeerd te worden over een drietal zaken: de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico's als gevolg hiervan; de maatregelen die de overheid treft om de risico's te beperken; de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek, maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen. Omdat het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is en daarmee niet leidt tot een toename van de personendichtheden en er voor mogelijk toekomstige bouwplannen maatregelen mogelijk zijn om de zelfredzaamheid te vergroten, wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
24
4.8 Kabels en leidingen Beleid en normstelling Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd: 1. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen; 2. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch; 3. defensiebrandstoffen; 4. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink‐ en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch. Onderzoek en conclusie In het plangebied en omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.9 Waterparagraaf Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits‐ en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van de gemeente en het waterschap nader wordt behandeld. Europees: Kaderrichtlijn Water (KRW) Nationaal: Nationaal Waterplan (NW) Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21) Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Waterwet Provinciaal: Provinciaal Waterplan Provinciale Structuurvisie Verordening Ruimte Waterschapsbeleid Het Waterbeheerplan 2010‐2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal: het bieden van veiligheid tegen overstromingen; het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1);
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
25
het realiseren van de waterkwaliteits‐ en ecologische doelstellingen (KRW2); het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren; het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Het Waterbeheerplan 2010‐2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden. In de Beleidsregels van het waterschap is vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). Daarbij mag het waterpeil niet meer dan 20 cm stijgen in de Alblasserwaard. In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m2. Het waterschap bereidt een nieuwe legger voor. Aanleiding om de legger te actualiseren is de toevoeging van het zogenaamde profiel van vrije ruimte (PVVR) in de legger. Dit profiel geeft de ruimtelijke reservering weer rondom de dijk die nodig is voor een eventuele toekomstige dijkverbetering. Gemeentelijk beleid Waterschap Rivierenland heeft samen met de gemeente Sliedrecht een stedelijk waterplan voor Sliedrecht opgesteld. In het waterplan kijken beide overheden vooral naar de waterkwaliteit, de hoeveelheid water in natte én in droge perioden en de wijze waarop het water wordt onderhouden. Hiervoor hebben de verschillende vijvers, sloten en plassen in Sliedrecht een specifieke gebruiksfunctie gekregen. Denk hierbij aan recreatiewater of natuurwater. Vervolgens zijn er doelen en maatregelen bepaald voor elke type water. Bijvoorbeeld de bereikbaarheid van viswater en de inrichting van natuurvriendelijke oevers langs natuurwater. Daarnaast heeft de gemeente het Gemeentelijke Rioleringsplan (2012‐2018) opgesteld. De gemeente heeft als taak het aanleggen van een rioleringsstelsel en het beheren/exploiteren daarvan. Het Rioleringsplan geeft inzicht in het functioneren van het rioolsysteem en benodigde maatregelen voor het goed functioneren hiervan. Huidige situatie Algemeen Het plangebied is gelegen in het centrum van Sliedrecht en bestaat in de huidige situatie uit winkel‐, kantoor‐, centrum‐ en woonfuncties. Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veen op ongerepte klei. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m onder maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert van 0,5 tot 0,8 m onder maaiveld. Waterkwantiteit In het plangebied is één watergang aanwezig. Dit betreft een B‐watergang. B‐watergangen zijn van secundair belang en onderhoud vindt plaats door aangrenzende eigenaren. Aan de oostzijde van het plangebied grenst een insteek van de Beneden‐Merwede. De Beneden‐Merwede is aan de zuidzijde op zo'n 125 m gelegen van het plangebied.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
26
Watersysteemkwaliteit en ecologie Aan de zuidzijde van het plangebied is de Beneden‐Merwede gelegen. Dit betreft een watergang als genoemd in de Kader Richtlijn Water. Voor deze watergang geldt dat er Europese normen zijn opgesteld. Veiligheid en waterkeringen Het plangebied is deels binnen de beschermingszone van de primaire waterkering van de Beneden‐Merwede gelegen. Deze is opgenomen op de plankaart. Afvalwaterketen en riolering De aanwezige bebouwing in het plangebied is aangesloten op de riolering. Toekomstige situatie Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan‐ of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en ‐beheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet‐uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's‐houdende materialen), zowel gedurende de bouw‐ als de gebruiksfase. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en vormt geen belemmering voor de Europese normen uit de Kader Richtlijn Water van de Beneden‐Merwede. Watervergunning Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder watervergunning gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan‐ of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
27
Water en waterstaat in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor de waterkering (kernzone) is de dubbelbestemming 'Waterstaat ‐ Waterkering' opgenomen. De binnenbeschermingszone van de primaire waterkeringen heeft de gebiedsaanduiding vrijwaringszone ‐ dijk 1 gekregen, de buitenbeschermingszone heeft de gebiedsaanduiding vrijwaringszone ‐ dijk 2 gekregen. Conclusie Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.10 Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen ‐ wat ecologie betreft ‐ moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied bestaat uit het centrumgebied van Sliedrecht. Binnen dit centrumgebied zijn diverse functies aanwezig zoals bedrijven, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en horeca. In het plangebied is diverse bebouwing aanwezig en nagenoeg het gehele gebied is verhard. In het plangebied zijn geen waterpartijen aanwezig. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen directe nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om verbouw of het bouwen van aan‐ of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst. Beleid en normstelling Beleid Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de Provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij‐principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
28
Normstelling Flora‐ en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora‐ en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier‐ en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier‐ en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings‐ of vaste rust‐ en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land‐ en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: ‐ Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust‐ en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). ‐ Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5‐soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
29
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel‐ en Habitatrichtlijn; b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur‐ of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde Natura 2000‐ en EHS‐gebied betreft de Biesbosch en is gelegen ten zuiden van het plangebied aan de overzijde van de Beneden‐Merwede op circa 400 m van het plangebied. In het plangebied worden geen concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Significant negatieve effecten op de EHS en Natura 2000 worden dan ook uitgesloten.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
30
Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo‐loket provincie Zuid‐Holland) De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl). Vogels In het beperkt aanwezige groen kunnen tuin‐ en struweelvogels voorkomen. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. Zoogdieren Het plangebied biedt mogelijk geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis en veldmuis. De bebouwing
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
31
kan plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Het beperkt aanwezige groen vormt marginaal foerageergebied voor vleermuizen. In de wijdere omgeving is meer groen aanwezig, naar verwachting vormt dat primair foerageergebied. Kerkbuurt kan een vliegroute vormen voor vleermuizen. Amfibieën Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker en gewone pad kunnen gebruik maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen of in kelders. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor. Overige soorten Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde vaatplanten, reptielen en/of bijzondere insecten, vissen of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 4.2 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime Nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen Vrijstellings‐r tabel 1 mol, egel, gewone bosspitsmuis, Nee egeling Ffw dwergspitsmuis, huisspitsmuis en veldmuis, bruine kikker, gewone pad, kleine en de middelste groene kikker Ontheffings‐r tabel 2 geen Nee egeling Ffw tabel 3 bijlage 1 AMvB geen Nee bijlage IV HR alle vleermuizen Ja vogels cat. 1 t/m 4 gierzwaluw en huismus Ja Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier‐ of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora‐ en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1‐soorten van de Flora‐ en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
32
broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora‐ en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl). Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.
Conclusie Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.11 Archeologie en cultuurhistorie Normstelling Verdrag van Malta Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Nota Belvedère, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W. Onderzoek en conclusie Uit de kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid‐Holland (provincie Zuid‐Holland) blijkt dat er binnen het plangebied 2 gebieden zijn met een zeer grote kans op archeologische sporen (zie uitsnede in figuur 4.3). Er vinden daar geen ontwikkelingen plaats. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Figuur 4.3 Archeologische verwachtingswaarden (bron: http://geo.zuid‐holland.nl/geo‐loket/kaart_chs.html)
33
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
34
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
35
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Inleidende regels Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
5.2 Bestemmingsregels In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. Artikel 3 Bedrijf De gronden met een bedrijfsbestemming in het vigerende bestemmingsplan behouden in dit plan de bedrijfsbestemming. Op deze gronden zijn bedrijven toegestaan in de categorieën A en B1 als bedoeld in de bij deze regels behorende SvB 'functiemenging'. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouw‐ en goothoogte zijn gekoppeld aan het aantal bouwlagen van de bestaande bebouwing. Artikel 4 Centrum ‐ 1 Centrum ‐ 1 betreft de gronden die centraal zijn gelegen in de Kerkbuurt ‐Oost. Op deze gronden zijn de functies detailhandel, dienstverlening, kantoren en zorgvoorzieningen toegestaan. Wonen is alleen toegestaan op de verdieping. Daar waar nu wordt gewoond op de begane grond, blijft dit toegestaan. Deze locaties hebben een aanduiding op de verbeelding gekregen. Horeca is toegestaan van categorie 2 t/m 4. Op de locaties waar nu zwaardere horeca is toegestaan is dit vastgelegd en aangeduid op de kaart (h=5). Op deze locaties is horeca t/m categorie 5 toegestaan. Dit gebruik mag worden voortgezet. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan op de huidige locatie aan het Merwedeplein (Joost van den Vondelstraat). Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn tevens garageboxen toegestaan. Drukkerij De Waard aan de Gantelweg 30 en drukkerij Van Wijngaarden aan de Kerkbuurt 126 hebben een specifieke aanduiding gekregen, omdat dit gebruik niet valt onder de algemene toelaatbaarheid van de bestemming Centrum ‐ 1. Dit geldt tevens voor de Sliedrechtse boksvereniging op het adres Stationsweg 3a. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen en paden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
36
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 7 m (tenzij anders is aangegeven) en de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 10 m. De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte (tenzij anders is aangegeven). Via binnenplanse afwijking kunnen onder voorwaarden winkels met een grotere diepte worden gerealiseerd. Voor erfbebouwing bevatten de regels een erfbebouwingsregeling. Artikel 5 Centrum ‐ 2 De voor Centrum ‐ 2 aangewezen gronden betreffen de aanloopstraten. Ten opzichte van de bestemming Centrum ‐ 1 is hier wonen wel algemeen toegestaan. Verder zijn ook de overige centrumfuncties toegestaan. Een supermarkt is niet toegestaan. Horeca is toegestaan van categorie 2 t/m 4. Op de locaties waar nu zwaardere horeca is toegestaan is dit vastgelegd en aangeduid op de kaart (h=5). Op deze locaties is horeca t/m categorie 5 toegestaan. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de betreffende aanduiding te verwijderen, indien ter plaatse gedurende een termijn van ten minste 1 jaar geen horeca van categorie 5 aanwezig is geweest Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 7 m en de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 10 m. De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte. Voor erfbebouwing bevatten de regels een erfbebouwingsregeling. De erfbebouwingsregeling is afwijkend van Centrum ‐ 1. Artikel 6 Gemengd De in het vigerende plan voor Commerciële Doeleinden aangewezen gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd' gekregen. De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven in de categorie A en B1, kantoren, zorgvoorzieningen en dienstverlening. Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn tevens garageboxen toegestaan. Dit betreffen de bestaande garageboxen aan de Gantelweg. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals toegangswegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De bouw‐ en goothoogte zijn gekoppeld aan het aantal bouwlagen van de bestaande bebouwing. Artikel 7 Groen Deze bestemming is opgenomen voor de gronden grenzend aan de bestemming 'Wonen ‐ Uit te werken'. Artikel 8 Kantoor De gronden met een kantorenbestemming in het vigerende bestemmingsplan behouden in dit plan de kantoorbestemming. De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn naast de functie kantoor ook bestemd voor dienstverlening, educatieve voorzieningen en wonen. Tevens zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouw‐ en goothoogte zijn gekoppeld aan het aantal bouwlagen van de bestaande bebouwing.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
37
Artikel 9 Maatschappelijk De gronden met de bestemming Maatschappelijke doeleinden uit het vigerende bestemmingsplan behouden in dit plan de maatschappelijke bestemming. Deze gronden zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Op deze gronden zijn overheids‐, medische, onderwijs‐, sociaal‐culturele, levensbeschouwelijke en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, ondergeschikte detailhandel en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals toegangswegen en paden, tuinen en erven, groen‐ en speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. De bestaande brandweerkazerne aan de Middeldiepstraat wordt specifiek aangeduid en is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne'. De bijbehorende dienstwoningen hebben de aanduiding 'wonen'. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouw‐ en goothoogte zijn gekoppeld aan het aantal bouwlagen van de bestaande bebouwing. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wetgevingszone ‐ wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer ‐ Verblijfsgebied' met inachtneming van een aantal regels. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen ten behoeve van de weekmarkt. Artikel 10 Verkeer Dit betreft de gronden die in het vigerende bestemmingsplan zijn bestemd als Verkeersdoeleinden en Parkeerterrein. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, voet‐ en fietspaden, parkeren, verblijfs‐ en speelgebied, nutsvoorzieningen, groen, water, geluidwerende voorzieningen, bij deze bestemming behorende voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ halte waterbus' zijn tevens voorzieningen ten behoeve van de waterbus toegestaan. Gebouwen zijn in principe niet toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is wel een nutsgebouw met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m. Uitzondering zijn lichtmasten tot een hoogte van 10 meter ten behoeve van de waterbus. Artikel 11 Verkeer ‐ Verblijfsgebied De in het vigerende bestemmingsplan als Verblijfsdoeleinden bestemde gronden krijgen in dit bestemmingsplan de bestemming 'Verkeer ‐ Verblijfsgebied'. Op deze gronden zijn voet‐ en fietspaden, verblijfs‐ en speelgebied, groen, water, niet overdekte terrassen en bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn in principe niet toegestaan. In afwijking hiervan zijn uitstekende bouwdelen en balkons toegestaan, met dien verstande dat een hoogte van ten minste 3 m boven maaiveld vrij blijft van bebouwing. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. Artikel 12 Water De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor wateraanvoer en ‐afvoer en waterberging. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ halte waterbus' zijn tevens een aanlegsteiger en halte ten behoeve van de waterbus toegestaan. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn niet toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m. Uitzondering zijn lichtmasten tot een hoogte van 10 meter ten behoeve van de waterbus.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
38
Artikel 13 Wonen De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, inclusief aan verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum ‐ 1' zijn op de begane grond tevens centrumdoeleinden in de vorm van detailhandel, dienstverlening, kantoren en zorgvoorzieningen, zoals medische praktijken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus en kinderopvang toegestaan. Tevens zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en het aantal woningen, zoals aanwezig ten tijde van het in werking treden van dit plan, mag niet worden vergroot. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale bouw‐ en goothoogte zijn gekoppeld aan het aantal bouwlagen van de bestaande bebouwing. Artikel 14 Wonen ‐ Uit te werken Voor de gronden aan de Rivierdijk is de bestemming 'Wonen ‐ Uit te werken' opgenomen, conform het vigerende bestemmingsplan. Artikel 15 Waarde ‐ Archeologie Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden met archeologische verwachtingswaarden. Bouwwerken die dieper reiken dan 0,3 m en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2 mogen uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. Daarnaast geldt voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningplicht. Artikel 16 Waterstaat ‐ Waterkering Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden binnen de kernzone van de waterkering. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming Waterstaat ‐ Waterkering bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen ‐ op enkele uitzonderingen na ‐ uitsluitend met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. De belangen van de waterkering mogen niet onevenredig worden geschaad.
5.3 Algemene regels In de algemene regels zijn de anti‐dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en overige regels opgenomen.
5.4 Overgangsrecht en slotregel In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
39
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid In de Wro (artikel 6.12) staat dat de gemeente verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen, voor de gronden waar een aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het Bro is bepaald wat wordt verstaan onder een aangewezen bouwplan. Het gaat daarbij om: de bouw van één of meer woningen, één of meer hoofdgebouwen, uitbreiding van het hoofdgebouw met ten minste 1.500 m², functieverandering naar woningen voor ten minste 10 woningen, of functieverandering naar horeca of kantoor voor ten minste 1.500 m². Daarbij geldt een verhaalbare kostendrempel van € 10.000, waarbij bij de verhaalbare kosten geen fysieke werken als kostenpost mogen worden opgevoerd. In het kader van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen. In het plan zijn geen ontwikkelingen voorzien. De plankosten worden gedragen door de gemeente Sliedrecht.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inspraak In het kader van het bepaalde in de gemeentelijke inspraakverordening is de mogelijkheid geboden tot inspraak. In dat kader heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 11 april 2014 gedurende vier weken ter inzage gelegen. De ontvangen reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak en overleg (zie bijlage 2). Overleg ex artikel 3.1.1 Bro In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan aan instanties toegezonden. De ontvangen reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak en overleg (zie bijlage 2). Zienswijzen Het ontwerpbestemmingplan heeft vanaf 4 juli 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is één schriftelijke zienswijze ontvangen. De zienswijze is samengevat en beantwoord in de Nota zienswijzen (zie bijlage 3).
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
40
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
bijlagen bij de Toelichting
42
Bijlage 1 Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’
1.
Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
2.
Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Algemeen In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee VoorbeeldStaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'. De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede VoorbeeldStaat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de SvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.
Rho adviseurs voor leefruimte
2
Bijlage
Functiemengingsgebieden In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan: stadscentra, dorpskernen en winkelcentra; horecaconcentratiegebieden; zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen; (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de SvB 'functiemenging' worden toegepast. Kenmerken van de activiteiten De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om: kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid; bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden noodzakelijkerwijs alleen in de dagperiode plaatsvindt; activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de SvB 'functiemenging'. In de SvB 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen. Deze Staat is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende VoorbeeldStaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast: In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie 1) van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan . De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Staat van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling 2) die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten. In de SvB 'functiemenging' is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.
1) De VoorbeeldStaat 'functiemenging' van de VNG-publicatie omvat alle denkbare hinderlijke functies waaronder, naast bedrijven, ook horeca, kantoren en dienstverlening. 2) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNGuitgave is gebruikt.
Rho adviseurs voor leefruimte
Bijlage
3
Categorie-indeling Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet. Categorie A Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B1 Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven 1) gebied met functiemenging zijn toegestaan . De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie B2 Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan. Categorie C Activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.
3.
Flexibiliteit
De SvB 'functiemenging' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB 'functiemenging' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de SvB 'functiemenging' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB 'functiemenging' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.
1) Dit betreffen bedrijven die in de 'VoorbeeldStaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' uit de VNG-uitgave voor alle milieuaspecten een richtafstand van maximaal 30 m hebben ten opzichte van een rustige woonwijk en voor het aspect gevaar zelfs een richtafstand van 10 m. Dergelijke bedrijven worden in de bestemmingsplanpraktijk, ook onder de oude VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2001), direct naast woningen in een gemengd gebied toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
4
Bijlage
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. SBI 93/SvB f oktober 2010
Rho adviseurs voor leefruimte
43
Bijlage 2 Nota inspraak en overleg
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Sliedrecht Voorontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt Oost Notitie inspraak en overleg mei 2014
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Inspraakreacties
pag. 4
3. Overlegreacties
pag. 5
Bijlagen: Overlegreacties
2
Inleiding Het voorontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt Oost heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf vrijdag 11 april 2014 vier weken, dus tot vrijdag 9 mei 2014, ter inzage in het gemeentekantoor gelegen. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een reactie in te dienen op het voorontwerp bestemmingsplan. Inspraakreacties Er is 1 schriftelijke inspraakreacties ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen inspraakreactie en is de reactie van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan. Overlegreacties In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties. In totaal hebben 4 instanties gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de ontvangen overlegreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Per reactie is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan.
3
2. Inspraakreacties In dit hoofdstuk zijn de inspraakreacties samengevat en beantwoord.
1. Inspreker 1 Samenvatting Naar de mening van inspreker komt hij in het nieuwe (voor)ontwerpbestemmingsplan in een nadeliger positie te verkeren en wel om de volgende redenen: In het vigerend bestemmingsplan is het te bebouwen (vloer)oppervlak van het hoofdgebouw, ondanks de verlaging van bouwhoogte naar 4 mtr., groter en met name dieper, dan in het voorontwerp. Er is hier geen sprake van bijgebouw, aanbouw of iets dergelijks, het betreft een hoofdgebouw. In het voorontwerp staat onder 5.2.1 ad d; "de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte". Dit houdt in dat de huidige achtergevel dan de uiterste, achterste bouwgrens zou worden. Een aanzienlijke en onevenredige vermindering van het vloeroppervlak ten opzichte van het vigerend plan. Daarnaast leggen de regels onder 5.2.2 over de "Aanbouwen bijgebouwen en overkappingen" nog (ad b en g) extra beperkingen op ten opzichte van de situatie en vigerend bestemmingsplan. Omdat het ter plaatse een relatief groot erf betreft zou er dan een minimale aanbouw of bijgebouw gerealiseerd kunnen worden. Bovenstaande leidt tot ten minste een "dubbele" beperking van het voorontwerp ten opzichte van de huidige situatie en het vigerend bestemmingsplan. Voor Kerkbuurt 9 met Kerkbuurt 11/13 gelden, zij het in mindere mate, dezelfde argumenten met betrekking tot de nieuwe regels. Inspreker verzoekt het voorontwerpbestemmingsplan dusdanig aan te passen dat hij niet in een nadeliger positie komen te verkeren. Beantwoording De gemeente streeft er niet naar bestaande (bouw)rechten in te perken. Dit betekent dat op beide percelen de bouwmogelijkheden zoals voorheen werden geboden, ook in voorliggend bestemmingsplan zullen worden gehandhaafd. Conclusie De inspraakreactie leidt tot aanpassing van de plankaart van het bestemmingsplan.
4
3. Overlegreacties In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan Woongebied aan de volgende instanties voorgelegd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Ministerie EL&I/energie; Provincie Zuid-Holland; Waterschap Rivierenland; Rijkswaterstaat; Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; GasUnie; TenneT. Federatie Ondernemersverenigingen Drechtsteden Oasen Vereniging Sliedrechtse Ondernemers
Van de onder 2, 3, 5 en 6 genoemde instanties is een reactie ontvangen. Hieronder zijn de brieven van deze instanties samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien. De volledige overlegreacties zijn in bijlage 1 opgenomen.
5
1. Waterschap Rivierenland Samenvatting Het waterschap is vroegtijdig in het bestemmingsplantraject betrokken en de digitale watertoets is goed doorlopen. Ten aanzien van de volgende onderwerpen ziet het waterschap graag enkele aanpassingen: 1. Verbeelding: Op de verbeelding is de beschermingszone van de primaire waterkering onjuist weergegeven. Daarnaast dient op basis van nieuwe regelgeving alleen de kernzone de dubbelbestemming ‘Waterstaat-Waterkering’ te krijgen. De beschermingszone kan worden voorzien van de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk-1' en de buitenbeschermingszone (die tot voorheen niet werd bestemd) kan de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk-2' krijgen. 2. Regels: Verzocht wordt aan de hand van de modelregels de bestemmingsplanregels voor ‘Waterstaat-Waterkering', 'Vrijwaringszone-dijk-1' en `Vrijwaringszone-dijk-2' te formuleren. Daarnaast wordt in overweging gegeven om in de bestemmingsomschrijving 'Centrum 1' en 'Centrum 2', water mogelijk te maken. 3. Toelichting: Waterparagraaf In overweging wordt gegeven ten aanzien van de primaire waterkeringen gelegen in het deelgebied 'Beneden Merwede' meer informatie op te nemen over de in ontwikkeling zijnde legger. In deze legger wordt namelijk melding gemaakt van het feit, dat eventuele nieuwbouw achter de bouwgrens (gezien vanuit de waterkering) en boven het leggerprofiel moet worden gerealiseerd. Commentaar 1. De gevraagde aanpassingen worden op de plankaart opgenomen. 2. De gevraagde aanpassingen worden in de regels opgenomen. Wij zien echter geen noodzaak water op te nemen in de Centrumbestemmingen, immers dit is nagenoeg geheel gebouwd of verhard terrein. 3. In de toelichting zal in het onderdeel waterparagraaf kort worden ingegaan op de in ontwikkeling zijnde legger. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2. Provincie Zuid-Holland Samenvatting Zoals te doen gebruikelijk is het voorontwerpbestemmingsplan gemeld bij het door de provincie hiertoe ingerichte digitale loket. Commentaar De provincie heeft geen aanleiding gezien te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan is immers conserverend van aard en raakt niet aan provinciale belangen. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6
3. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid Samenvatting De veiligheidstoets van de veiligheidsregio levert de volgende conclusies op: - Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contouren; - Het groepsrisico neemt niet toe door het bestemmingsplan; - De vaststelling van het bestemmingsplan zal niet leiden tot een groter aantal mogelijke slachtoffers. Tevens doet de veiligheidsregio een aantal aanbevelingen op het gebied van zelfredzaamheid en communicatieaspecten aangaande risicobeheersing. Commentaar Het bestemmingsplan is conserverend van aard, nieuwe ontwikkelingen worden dus niet voorzien, ook niet in de directe omgeving. In de toelichting zal een onderdeel worden opgenomen over het advies. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
4. Gasunie Samenvatting Het voornoemde plan is door Gasunie getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor aardgastransportleidingen. Uit toetsing blijkt dat de dichtst bij gelegen gasleiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. Commentaar De gemeente neemt de reactie van de Gasunie voor kennisgeving aan. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
7
Bijlage 1 Overlegreacties
8
Bezoekadres De Blonnboogerd 1, 4003 BX Tiel Postadres Postbus 599, 4000 AN Tiel T (0344) 64 90 90 F (0344) 64 90 99 E
[email protected] 1 www.waterschaprivierenland.n1 Bank IBAN NL93NWAB0636757269 BIC NWABNL2G
.4
4
4
Waterschap
Rivieren land College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht Postbus 16 3360 AA SLIEDRECHT
Q MPGSD2O1 4050210500060
GSD
Datum:
Uw kenmerk:
1 mei 2014
Irmwo,
02.05.2014
W \ J, TIFP 11 -1
0060
Ons kenmerk:
Behandeld door:
201406310/274814
Ma arten Koppen
Onderwerp:
Doorkiesnummer te-mail:
Wateradvies voorontwerp bestemmingspla n Kerkbuurt-Oost Sliedrecht
(0344) 64 92 31
[email protected]
VERZONDEN -1MEI2014
r
Geacht college,
Uw toegezonden voorontwerp bestemmingsplan 'Kerkbuurt-Oost' Sliedrecht geeft aanleiding tot het maken van opmerkingen. Deze reactie is aan te merken als wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure. Doorlopen proces Het waterschap is vroegtijdig in het bestemmingsplantraject betrokken en de digitale watertoets is goed doorlopen. Barro en bestemmen waterkering Met ingang van 1 oktober 2012 geldt op grond van het Besluit algemene regels omgevingsrecht (Barro) een instructie ten aanzien van de wijze van bestemmen van de waterkering (kernzone) en de bijbehorende beschermingszone. Voor de beschermingszone geldt dat zowel de binnenbeschermingszone als de buitenbeschermingszone moet worden opgenomen. De begrenzing van deze zones wordt rechtstreeks overgenomen uit de Legger. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen de wijze van bestemmen van de kernzone en de beschermingszone. De beschermingszone moet nu opgenomen worden als ` vrij waringszone' . De kernzone van de waterkering krijgt de bestemming 'Waterstaat-Waterkering'; hiervoor gelden regels. De beschermingszone krijgt de aanduiding `Vrijwaringszone-dijk-l'; hiervoor gelden regels. De buitenbeschermingszone krijgt de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk-2'; hiervoor gelden geen regels, maar dit betreft een attentiefunctie.
WaterschapRivierenland Ons kenmerk 201406310/274814 Pagina 2 van 6
Nieuwe legger waterkeringen Onlangs heeft er een nieuwe legger voor de primaire waterkeringen ter inzage gelegen. Hierbij is rekening gehouden met nieuwe inzichten ten aanzien van dijkveiligheid in het rivierengebied, namelijk het risico op piping. De op de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven situatie zal qua beleid dus naar verwachting vrij snel verouderd zijn. De leggerprocedure wordt op dit moment doorlopen. Zodra de nieuwe legger definitief is, gaan wij dit beleid toepassen. Ruimtelijke consequenties Op het voorliggende bestemmingsplan hebben wij de volgende opmerkingen en aandachtspunten welke wij graag verwerkt zien.
Verbeelding Op de verbeelding is de beschermingszone van de primaire waterkering onjuist weergegeven. In bijlage 1 is een afbeelding gevoegd waarop de juiste zonering is weergegeven. Wij zullen aan uw ambtenaar de digitale bestanden toesturen waarin onderscheid is gemaakt in de verschillende zones. Deze kunt u gebruiken om de zonering op de verbeelding aan te passen. Daarnaast dient op basis van nieuwe regelgeving alleen de kernzone de dubbelbestemming 'Vrij waringszone-dijk-1 ' en de buitenbeschermingszone (die tot voorheen niet werd bestemd) kan de aanduiding 'Vrijwaringszone-dijk-2' krijgen.
Regels Wij willen u vragen om aan de hand van de modelregels (bijlage 2) de bestemmingplanregels voor `Waterstaat-Waterkering', 'Vrijwaringszone-dijk-1' en `Vrijwaringszone-dijk-2' te formuleren. Daarnaast geven wij u ter overweging om in de bestemmingsomschrijving 'Centrum 1' en 'Centrum 2', water mogelijk te maken.
Waterparagraaf Wij geven u ter overweging om ten aanzien van de primaire waterkeringen gelegen in het deelgebied 'Beneden Merwede' meer informatie op te nemen over de in ontwikkeling zijnde legger. In deze legger wordt namelijk melding gemaakt van het feit, dat eventuele nieuwbouw achter de bouwgrens (gezien vanuit de waterkering) en boven het leggerprofiel moet worden gerealiseerd. Conclusie Wij adviseren positief over het plan, mits bovengenoemde opmerkingen en aandachtspunten op een goede manier in het bestemmingsplan worden verwerkt. Zoals hiervoor is aangegeven, is er een nieuwe legger voor waterkeringen bij het waterschap in ontwikkeling. Het zou goed zijn om dit procedureel op elkaar te laten aansluiten, zodat het bestemmingsplan ook op dit punt toekomstbestendig is. Mocht het qua procedure niet lukken, dan is het goed om hier (tekstueel) zodanig op in te spelen, dat gebruikers van het bestemmingsplan hier alert op worden gemaakt. Graag stemmen wij in de volgende fase van de bestemmingsplanprocedure definitief af hoe wij dit vorm kunnen geven. Wij verzoeken u aan te geven op welke wijze onze opmerkingen worden verwerkt in het plan. Daarnaast verzoeken wij u het waterschap te betrekken bij de verdere procedure van het plan en de planning hiervan aan te geven.
Wa t e r s c h a p R i vi er e n l a n d Ons kenmerk 20140 6310/2 74814 Pagina
3 van 6
Voor de uitvoering van het plan is, gezien het consoliderende karakter, geen watervergunning van het waterschap vereist. Aangezien bijna de gehele locatie in de huidige situatie bebouwd is of uit verhard oppervlak bestaat, zal het verhard oppervlak in de toekomstige situatie niet verder toenemen. Nieuwbouw en/of herinrichtingsplannen zullen door het waterschap hierop worden getoetst. Heeft u nog vragen? Als u nog wagen heeft over deze brief, kunt u contact opnemen met Cindy Gejas-Josten, telefoonnummer (0344) 64 91 97, e-mailadres
[email protected].
Hoogachtend, namens het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, de teamleider Plannen West,
Smeets
P.S. Wij verzoeken u vriendelijk bij verdere correspondentie ons kenmerk te vermelden, zodat wij uw brief sneller kunnen beantwoorden.
Bijlage(n):
Zonering van de primaire waterkering
Afschrift:
Archief (inclu sief bijla gen)
Modelregels
Bez oekadres
De Blomboogerd 1, 4003 BX Tiel Postbus 599, 4000 AN Tiel F (0344) 64 90 99 T (0344) 64 90 90 E
[email protected] 1 www.waterschaprivierenland.n1 Bank IBAN NL93NW AB0636757269 BIC NWABNL2G
Postadres
Bijlage 1: Zonering van de primaire waterkering
Zonering primaire waterkering VOBP kerkbuurt-Oost. Sliedrecht ,b
S. "40
-
e.
-e Legenda
' //
i
, -
//
,/
-
'
,-
, ,.t.-
.
-
o o D
,
--
EI
M I .82051~
~
~ 5. 11111~
151~ 111. 551~ 1~ 5 W I! ~
we ere as e imp ~Mepte Welgesteld
1
aer g
g. . . 3 c low - nu,
-
/ (/ /
ly
Zoneriteen 5~ ~
,..
._
e
/ /
-
mr
/
//
Topo
/7/ \./1/ /
/ , , ,.
.
1 ///
______- - _ _ _ _ , _ -----4-,.,___
k
.- - -
---------
----....,.....______ -
--------------__
- - - - _ _ _ _ - - - - - - - -
-
i
_____
-------_____ _
______ _ _______________
--,
,
.
) ...~.. ,
.. -
---,
_
__---"
,,
-----
/
/
,/
- , -, .
,
-,
''--, -------
. - - - - - _, _
.
-, .
,
4 e
CEoWEa
GoodNeb versie 4.1
Aan de ze tekening kunnen geen recht en ~de n ontleend C 2013 Grontrim Nedertand B.V
Ale rechten voon,ehouden
Auteur:
MK
Datum:
30-04-2014
Schaal:
1:3.500
Bezoekadres De Blom boogerd 1, 4003 BX Tiel Postadres Postbus 599, 4000 AN Tiel T (0344) 64 90 90 F (0344) 64 90 99 E
[email protected] 1 www.waterschaprivierenland.n1 Bank IBAN NL93NWAB0636757269 BIC NWABNL2G
Bijlage 2: Modelregels 1.5. Modelregels Waterstaat - Waterkering 1.5.1. Waterstaat - Waterkering zonder waarden Modelregel 5 Modelregel kemzone primaire waterkering (dubbelbestemming) voor kemzone
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering 5.1. Bestemmingsomschrijving De voor 'W aterstaat - W aterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor: a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. 5.2. Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste PM m; c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd. 5.3. Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan in afwijking van lid 5.2 onder c beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende: a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
1.5.3. Algemene aanduidingsregel beschermingszones langs primaire Waterkering
Modelregel 5C Modelregel voor beschermingszone volgens legger wsrl (aanduiding met regels) 5.1 Vrijwaringszone - dijk - 1 a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering; b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd; c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 onder b, met inachtneming van de volgende regels: 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
W aterschapRiv ierenland Ons kenmerk 201406310/274814 Pagina 6v an6
1.5.4. Algemene aanduidingsregel buitenbeschermingszones langs primaire Waterkering
Modelregel 5D Modelregel voor
buitenbeschermingszone volgens legger wsrl (aanduiding enkel attentiefunctie)
5.2 Vrijwaringszone - dijk - 2 Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
Waterschap Rivierenland vindt helder taalgebruik belangrijk. Heeft u opmerkingen bij het taalgebruik in deze brief? Dan kunt u daarover een mail sturen aan info©wsrl.nl.
E-formulier aanbieden ruimtelijke plannen Wro en ontheffingsverzoeken provinciale verordening ruimte
Postadres
Provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070 - 441 6611
[email protected] Naam aanvrager
Datum
donderdag 10 april 2014 Correspondentienummer
Bijlagen
1
Hieronder vindt u de samenvatting van het door u ingevulde formulier. Wat is de naam van het plan: *
Kerkbuurt-Oost
Waar heeft het plan betrekking op: *
Het bestemmingsplan vormt de planologische regeling voor het gebied Kerkbuurt-Oost van de gemeente Sliedrecht. Het plan heeft een conserverend karakter ten aanzien van de bestaande situatie.
Welk type plan betreft het: *
bestemmingsplan
Wat is de status van het plan: *
voorontwerp
U biedt een voorontwerp bestemmingsplan aan. Op de volgende pagina kunt u aangeven welke provinciale belangen in het plan eventueel in het geding zijn. Bevat het plan ontwikkelingen: (Onder ontwikkelingen wordt verstaan: verandering van de planologischjuridische mogelijkheden ten opzichte van de huidige situatie) *
nee
Is het plan in overeenstemming met de verordening ruimte: *
ja
Bevat het plan één of meer van de volgende provinciale belangen: *
Kantoren
U heeft aangegeven dat in het plan
gebruik wordt gemaakt van een afwijkingsmogelijkheid van de verordening Ruimte. U wordt verzocht dit plan op te sturen. Op welke datum wenst u uiterlijk een reactie van de provincie te ontvangen: *
9-5-2014
Hoe wilt u het voorontwerp van het bestemmingsplan aanbieden: *
in analoge vorm
Kerkbuurt-Oost.pdf Gemeente:
Sliedrecht
Naam: *
Matthijs Suijkerbuijk
E-mailadres: *
[email protected]
Telefoonnummer:
0184495956
Heeft u nog vragen? U vindt een toelichting op onze website: www.zuid-holland.nl.
\ \) la
veiligheidsregio
ZHZ
Br an dweer
Aan het college v an burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht Postbus 16 3360 AA SLIEDRECHT
11 1 1111,1111 )111 al1l,1111,1111 GSD
Uw kenmerk
O nderwerp
08.05.2014
Ons kenmerk
Datu m
2014/1671/PG
2 mei 2014
Bijlage(n)
Behandeld door
Advies bestemmings plan " Kerkbuurt- -
P.J.C. Gruijthuijsen
Oost"
088 6365747
0182
Geacht college, Naar aanleiding v an uw adviesaanv raag d.d. 10 april 2014 per mail, treft u hierbij het adv ies aan van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, Directie Brandweer, met betrekking tot bestemmingsplan "Kerkbuurt-Oost". Op basis van de circulaire Risiconormering v ervoer gevaarlijke stoff en (RNVGS), Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt het Bestuur van de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om in verband met het groepsrisico adv ies uit te brengen ov er de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omv ang v an een ramp of zwaar ongev al en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied v an de inrichting. Het onderstaande adv ies is tot stand gekomen aan de hand v an het Toetsingskader Externe Veiligheid. Dit toetsingskader kent een vijf tal criteria die in samenhang worden bekeken, te weten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteff ect. Het plangebied ligt op resp. 125 meter van de Beneden Merwede, op 500 meter v an de A15 en op 780 meter v an de Betuweroute . Over alle drie de transportassen v indt transport van gevaarlijke stof fen plaats. Gezien de grote af standen heef t alleen een ongev al met een transport v an toxische gassen (bijv . Ammoniak) op één v an de transportassen inv loed op het plangebied.
Postbus 350, 3300 Ai Dordrecht, Bezoekadres: Rom boutslaan 105, 3312 KP Dordrec ht, T 088 6365000, E
[email protected], I www.vrzhz.n1
o
Conclusie en aanbevelingen De v eiligheidstoets levert de volgende conclusies op: Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contouren; Het groepsrisico neemt niet toe door het bestemmingsplan en De v aststelling v an het bestemmingsplan zal niet leiden tot een groter aantal mogelijke slachtof fers. In het kader v an de zelfredzaamheid v erdient het aanbev eling bij de realisatie van toekomstige bouwplannen de volgende maatregelen te creëren: Ventilatie die door de gebruikers centraal in de objecten buitenwerking kunnen worden gezet. De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnf ormeerd te worden ov er een drietal zaken. Ten eerste ov er de plannen/bestemming in hun directe omgev ing en de mogelijke risico's als gevolg. Verv olgens over de maatregelen die de ov erheid tref t om de risico's te beperken. Tot slot ov er de handelingsperspectiev en voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk v oor te bereiden op een ev entueel incident. Dit kan door middel van het publiceren van teksten op de website of in de gemeenterubriek. Maar hiertoe kunnen ook andere communicatie middelen worden ingezet. De gemeente is wettelijk v erantwoordelijk v oor risicocommunicatie. De regionaal risicocommunicatie adviseur, werkzaam bij de Veiligheidsregio, kan hierbij ondersteunen. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de heer P.J.C. Gruijthuijsen v an de Afdeling Expertise en Adv ies v an mijn dienst. Hij is bereikbaar onder telef oonnummer 088-636 5747. Voor adv ies ov er risicocommunicatie kunt u contact opnemen de afdeling Risicocommunicatie v an mijn dienst. De af deling is bereikbaar onder telef oonnummer 088-636 5355. Graag ontv ang ik van uw zijde een afschrif t v an het genomen besluit.
Het dagelijks bestuur van de na mens,dé
bf stra irecteur Brandweer
In af schrift aan: Omgev ingsdienst Zuid-Holland Zuid, t.a.v . de heer E. Arnold
pagina 2 v an 2
a
s
e
s
Page 1 of 2
Suijkerbuijk, MC Van:
Keizer H.H. [
[email protected]] namens Alg. Postbus RO_West [
[email protected]]
Verzonden: maandag 14 april 2014 11:12 Aan:
Suijkerbuijk, MC
CC:
Dalen van D.
Onderwerp: RE: Voorontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost gemeente Sliedrecht Geachte heer / mevrouw, Bij e-mailbericht van 10 april 2014 heeft Gasunie, namens u, het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling. Onder dankzegging voor de toezending verblijven wij.
Met vriendelijke groet, H.H. Keizer E:
[email protected] T: +31 6 3103 7321 I: www.gasunietransportservices.com
Gasunie Transport Services B.V. Legal Affairs Projects West Postbus 181 9700 AD Groningen Concourslaan 17
Van: Suijkerbuijk, MC [mailto:
[email protected]] Verzonden: donderdag 10 april 2014 11:13 Aan: 'Federatie Ondernemersverenigingen Drechtsteden '; 'Gasunie'; 'Gasunie WEST'; Dalen van D.; 'Ministerie EL&I/energie'; 'Oasen'; Dorst-vanden Hout, AACM van; 'Rijkswaterstaat'; 'tennet'; 'TenneT'; 'TenneT, Marcel de Waij'; 'VRZHZ'; 'VSO'; 'Waterschap Rivierenland' Onderwerp: Voorontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost gemeente Sliedrecht
Geachte heer/mevrouw, In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening brengen wij u hierbij op de hoogte van het voorontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost van de gemeente Sliedrecht. Het bestemmingsplan vormt de planologische regeling voor het gebied Kerkbuurt-Oost van de gemeente Sliedrecht. Het plan heeft een conserverend karakter ten aanzien van de bestaande situatie. Het voorontwerpbestemmingsplan is te vinden onder: http://www.sliedrecht.nl/plannen-en-projecten/ruimtelijke-plannenbestemmingsplannen
14-4-2014
Page 2 of 2
Wij stellen het zeer op prijs als wij binnen 4 weken uw reactie op het voorontwerp bestemmingsplan mogen ontvangen.
Hoogachtend, Namens het college van burgemeester en wethouders van Sliedrecht,
M.C. Suijkerbuijk Beleidsadviseur Team VROM, Sliedrecht Tel: 0184-495956
This communication is intended only for use by the addressee. It may contain confidential or privileged information. If you receive this communication unintentionally, please let us know by reply immediately. N.V. Nederlandse Gasunie does not guarantee that the information sent with this E-mail is correct and does not accept any liability for damages related thereto.
14-4-2014
44
Bijlage 3 Nota zienswijzen
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Sliedrecht Ontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost Notitie zienswijzen Augustus 2014
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Zienswijzen
pag. 4
3. Vaststelling
pag. 5
2
1. Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost heeft vanaf 4 juli 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan. Zienswijzen Er is één schriftelijke zienswijzen ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen zienswijze en is de reactie van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan. Ontvankelijkheid De ontvangen zienswijze is tijdig ingediend en daarmee ontvankelijk. Vaststelling De zienswijze leidt niet tot aanpassingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan, één ambtshalve aanpassing zal daarentegen leiden tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingspan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de wijziging.
3
2. Zienswijzen In dit hoofdstuk zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord.
1. Reclamant 1 Samenvatting 1. Reclamant verzoekt voor de betreffende locatie op de hoek van de Kerkbuurt en Oosterbrugstraat, welke is belegd met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1', tevens op te nemen dat een supermarkt wordt uitgesloten. Dit is in lijn met de systematiek van het plan alsook het gemeentelijk beleid zoals weergegeven in de structuurvisie, zijnde dat de uitbreiding van het aantal supermarkten onwenselijk is. Beantwoording 1. De gemeente ziet naar aanleiding van de zienswijze geen reden om voor deze specifieke locatie een wijziging in de regels van het plan door te voeren waar het de uitsluiting van een supermarkt betreft. Het beleid van de gemeente voor de Kerkbuurt is, zoals reclamant al aangeeft, gericht op het tegengaan van de komst van nieuwe supermarkten. In de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2 zijn deze daarom specifiek uitgesloten. De bestaande supermarkt op het Merwedeplein kent een specifieke aanduiding ‘supermarkt’ om deze daarentegen wel mogelijk te maken. In de begripsbepalingen (artikel 1.42) is omschreven wat onder een supermarkt wordt verstaan. Het uitsluiten van nieuwe supermarkten is met name gericht op grotere supermarkten, daarom is in de begripsbepalingen een minimale verkoopvloeroppervlakte van 500 m2 opgenomen. Deze hebben door hun omvang grote ruimtelijke gevolgen zoals, naast het ruimtelbeslag an sich, de benodigde parkeervoorzieningen. De oppervlakte van de betreffende locatie op de hoek van de Kerkbuurt en Oosterbrugstraat (en dus ook de oppervlakte van de specifieke aanduiding) is echter kleiner dan 500 m2. Het is daarom overbodig in de regels op te nemen dat er geen supermarkt groter dan 500 m2 is toegestaan. De locatie leent zich hier immers niet voor qua oppervlakte. Overigens leent de locatie zich meer praktisch gezien al niet voor een grote supermarkt, wegens gebrek aan bijvoorbeeld voldoende parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden in de directe omgeving.
4
3. Vaststelling Bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan de volgende wijzigingen aangebracht.
Verbeelding
Ambtshalve wijziging: Abusievelijk is het perceel Kerkbuurt 12 bestemd als “Wonen”. Dit dient de bestemming “Centrum-2” te zijn, het pand bevat immers een bestaande detailhandelsvestiging. Deze omissie is hersteld in het vast te stellen bestemmingsplan.
5
Regels
46
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Regels
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
49
Begrippen
49
Artikel 2
Wijze van meten
54
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
57
Artikel 3
Bedrijf
57
Artikel 4
Centrum ‐ 1
59
Artikel 5
Centrum ‐ 2
61
Artikel 6
Gemengd
63
Artikel 7
Groen
65
Artikel 8
Kantoor
66
Artikel 9
Maatschappelijk
67
Artikel 10
Verkeer
69
Artikel 11
Verkeer ‐ Verblijfsgebied
70
Artikel 12
Water
71
Artikel 13
Wonen
72
Artikel 14
Wonen ‐ Uit te werken
75
Artikel 15
Waarde ‐ Archeologie
76
Artikel 16
Waterstaat ‐ Waterkering
78
Hoofdstuk 3
Algemene regels
79
Artikel 17
Anti‐dubbeltelregel
79
Artikel 18
Algemene bouwregels
79
Artikel 19
Algemene aanduidingsregels
80
Artikel 20
Algemene afwijkingsregels
80
Artikel 21
Algemene wijzigingsregels
80
Artikel 22
Overige regels
81
Hoofdstuk 4
Overgangs‐ en slotregels
83
Artikel 23
Overgangsrecht
83
Artikel 24
Slotregel
83
SvB 'functiemenging'
Bijlagen regels Bijlage 1
47
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
48
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
49
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan Kerkbuurt‐Oost met identificatienummer NL.IMRO.0610.bp09KerkbuurtOost‐3001 van de gemeente Sliedrecht. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 aan‐ en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.6 aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteit een beroeps‐ of bedrijfsactiviteit uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.7 achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. 1.8 archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 1.9 archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.10 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
50
1.11 bedrijf een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen. 1.12 bedrijfs‐ of dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein. 1.13 bedrijfsvloeroppervlakte de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.14 bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.15 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.16 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.17 Bevi‐inrichting bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bedrijven zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.18 bevoegd gezag bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.19 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.20 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.21 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is. 1.22 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.23 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
51
1.24 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.25 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.26 bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.27 consumentenvuurwerk vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. 1.28 deskundige een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen. 1.29 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps‐ of bedrijfsactiviteit. 1.30 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis‐ en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen. 1.31 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.32 hoofdgebouw gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.33 horeca het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorie worden onderscheiden: 1. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is; 2. restaurant: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken daaraan ondergeschikt is; 3. dagzaak: een horecabedrijf, dat voor wat betreft openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsbedrijven, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiehuis, koffieshop en ijssalon; 4. cafetaria: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van kleine eetwaren, niet zijnde maaltijden; 5. cafés, bars, avond‐ en nachtgelegenheid: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
52
1.34 kantoor een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. 1.35 kap een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°. 1.36 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.37 onzelfstandige woonruimte een woning waarbij de keuken, douche en toilet wordt gedeeld met andere bewoners van een pand; een onzelfstandige woning heeft wel een eigen toegang, namelijk de deur van de gehuurde kamer(s). 1.38 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak. 1.39 peil a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen of waarvan de hoofdtoegang minder dan 1 m van de weg ligt: de hoogte van de bovenkant van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; c. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m: 1. indien de hoofdtoegang en/of de langste gevel van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van bovenkant van die weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelbouwgrens van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft; 2. indien de hoofdtoegang en/of de langste gevel van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; 3. voor vrijstaande bijgebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. 1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt. 1.41 straatmeubilair a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken; b. telefooncellen, abri's kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame; c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen; d. afvalinzamelsystemen. 1.42 supermarkt een detailhandelsbedrijf met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m2 voor de handel in voedings‐ en genotmiddelen (foodsector) en in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
53
1.43 verkoopvloeroppervlakte de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel. 1.44 vervangende nieuwbouw nieuwbouw van woningen als gevolg van recente sloop, met dien verstande dat de situering in hoofdzaak onveranderd blijft. 1.45 voorgevellijn lijn die per bouwperceel wordt bepaald door de, ten opzichte van de weg of langzaam verkeersroute, dichtstbij gesitueerde gevel van het hoofdgebouw. 1.46 Wgh‐inrichting bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.47 wonen het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een huis/woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat kamerhuur in een pand beperkt is en blijft tot maximaal 4 personen. 1.48 zijerf het bij een gebouw behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van dat gebouw. 1.49 zijgevel de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf. 1.50 zijgevellijn een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de zijgevels van de hoofdgebouwen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
54
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. 2.2 bouwhoogte van een bouwwerk a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; b. in die gevallen dat het maaiveld niet horizontaal ligt (dijkbebouwing): tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, en het hoogste punt van de snijlijn van de dichtst bij de kruin van de dijk gelegen gevel met het maaiveld. Indien sprake is van gebouwen op een niet‐horizontaal gelegen maaiveld geldt het bepaalde in dit lid onder b over een afstand van ten hoogste 15 m gemeten in het horizontale vlak vanaf de kruin van de dijk; c. in geval van her‐ of nieuwbouw van bebouwing aan een dijk (de onder b bedoelde gevallen) wordt voor de bouwhoogte uitgegaan van het bepaalde onder a. 2.3 brutovloeroppervlakte wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld. 2.4 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5 goothoogte van een bouwwerk a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; b. in die gevallen dat het maaiveld niet horizontaal ligt (dijkbebouwing): tussen de bovenkant van de goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het hoogste punt van de snijlijn van de dichtstbij de kruin van de dijk gelegen gevel met het maaiveld; met dien verstande dat: indien sprake is van gebouwen op een niet‐horizontaal gelegen maaiveld geldt het bepaalde in dit lid onder b over een afstand van ten hoogste 15 m gemeten in het horizontale vlak vanaf de kruin van de dijk; voor zover sprake is van meerdere goot‐ en/of boeibordhoogten per gebouw, wordt als meetpunt het hoogste punt gehanteerd; indien zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkappellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 30% van de gevelbreedte ( op de achterzijde van een gebouw meer dan 50%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als hoogste punt aangemerkt; in geval van herbouw of nieuwbouw wordt uitgegaan van hetgeen was vergund dan wel gerealiseerd. 2.6 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
55
2.7 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
56
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
57
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven waarbij bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten in categorie A en B1 als bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 3.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag al dan niet met kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen al dan niet met kap; 3. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen al dan niet met kap; c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag zonder kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag met kap dan wel 2 bouwlagen zonder kap; 3. 10 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen met kap; 4. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen zonder kap; 5. 10 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen met kap; d. in afwijking van het bepaalde onder a mag een gedeelte van een gebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: 1. de oppervlakte van het deel van het gebouw dat buiten het bouwvlak ligt bedraagt maximaal 10 m2; 2. de bouwhoogte van het deel van het gebouw dat buiten het bouwvlak ligt bedraagt maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw; e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m; f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van masten en palen niet meer bedragen dan 10 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
58
3.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van aanbouwen of bijgebouwen in of op een afstand van 1 m uit de zij‐ of achtererfgrens tot een maximum van 50 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m onder de voorwaarden dat geen onnodige nadelige verandering teweeg wordt gebracht in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven en licht‐ en luchttoetreding van de aangrenzende gebouwen, met dien verstande dat: a. daardoor de gebruikswaarde van het te behouden erf niet onevenredig wordt geschaad; b. geen inbreuk wordt gemaakt op het toelaatbare bebouwbare oppervlak. 3.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. Wgh‐inrichtingen zijn niet toegestaan; d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; f. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. 3.5 Afwijken van de gebruiksregels 3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 4
59
Centrum ‐ 1
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor Centrum ‐ 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt'; b. dienstverlening; c. horeca van categorie 2 t/m 4, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten'; d. kantoren; e. wonen (inclusief aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten) op de verdiepingen en bijbehorende entrees en bergingen op de begane grond; f. zorgvoorzieningen, zoals medische praktijken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus en kinderopvang; g. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend garageboxen; h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5': tevens horeca van categorie 5, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horeca van categorie 5 uitsluitend op de bovenste verdieping is toegestaan; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf ‐ 1': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI‐code 18129, uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; j. ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal': tevens een sportzaal; k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen (inclusief aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten) op de begane grond; l. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals: wegen en paden, tuinen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Hoofdgebouwen Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd in of maximaal 5 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak; c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand; d. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte; deze regel geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ 1'; e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m; f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m; g. in afwijking van het bepaalde onder e en f bedraagt de bouwhoogte van garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' ten hoogste 3 m; h. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een ruimte van ten minste de bestaande verdiepingshoogte minus de constructiehoogte vanaf peil te worden vrijgehouden van bebouwing.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
60
4.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende bouwregels: a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevellijn en op ten minste 1 m uit de zijerfgrens indien deze grenst aan de openbare weg; b. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, vermeerderd met 0,3 m; c. in afwijking van het bepaalde onder b, bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen op het zijerf ten hoogste 5 m en de goothoogte niet meer dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,3 m; d. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m; e. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m; f. de diepte van aanbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw gemeten, bedraagt ten hoogste 4 m; g. de voorgevellijn mag worden overschreden door tot het gebouw behorende erkers en serres, mits: 1. de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; 2. de breedte van erkers en andere aanbouwen voor de voorgevel van woningen niet meer dan tweederde van de breedte van de gevel bedragen; 3. de afstand van de aanbouwen tot de voorste perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt; 4. uitsluitend op de begane grondlaag wordt gebouwd; h. de afstand tussen aanbouwen op het achtererf en bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 2 m. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 4.1bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde de volgende bouwregels: a. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan: 1. voor (het verlengde van) de voorgevel: 1 m; 2. achter (het verlengde van) de voorgevel: 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 4.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d . teneinde de diepte van hoofdgebouwen in gebruik voor detailhandel te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. de uitbreiding van het hoofdgebouw is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering; c. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte. 4.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de oppervlakte ten behoeve van aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²; b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of onzelfstandige woonruimte is niet toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal' mag de oppervlakte in gebruik voor de sportzaal niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 5
61
Centrum ‐ 2
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor Centrum ‐ 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten; b. dienstverlening; c. kantoren; d. horeca van categorie 2 t/m 4; e. wonen (inclusief aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten) ; f. zorgvoorzieningen, zoals medische praktijken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus en kinderopvang; g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5': tevens horeca van categorie 5; h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening; i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals: wegen en paden, tuinen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Hoofdgebouwen Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd in of maximaal 5 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak; c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand; d. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte; deze regel geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ 1'; e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m; deze regel geldt niet voor de gronden waar een maximale bouwhoogte is aangegeven; f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhooge (m)' aangegeven bouwhoogte; indien geen maximale bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 10 m bedragen. 5.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende bouwregels: a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevellijn en op ten minste 1 m uit de zijerfgrens indien deze grenst aan de openbare weg; b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m2 met dien verstande dat de gronden gelegen achter (het verlengde van) de voorgevellijn voor 50% onbebouwd dienen te blijven; c. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, vermeerderd met 0,3 m; d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen op het zijerf ten hoogste 5 m en de goothoogte niet meer dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,3 m; e. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m; f. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m; g. de diepte van aanbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw gemeten, bedraagt ten hoogste 4 m; h. de voorgevellijn mag worden overschreden door tot het gebouw behorende erkers en serres, mits: 1. de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
62
2.
de breedte van erkers en andere aanbouwen voor de voorgevel van woningen niet meer dan tweederde van de breedte van de gevel bedragen; 3. de afstand van de aanbouwen tot de voorste perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt; 4. uitsluitend op de begane grondlaag wordt gebouwd; de afstand tussen aanbouwen op het achtererf en bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 2 m.
i. 5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 5.1bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde de volgende bouwregels: a. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan: 1. voor (het verlengde van) de voorgevel: 1 m; 2. achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de aanduiding 'horeca‐5' te verwijderen, indien ter plaatse gedurende een termijn van ten minste 1 jaar geen horeca van categorie 5 aanwezig is geweest. 5.4 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de oppervlakte ten behoeve van aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²; b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of onzelfstandige woonruimte is niet toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 6
63
Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven waarbij bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten in de categorie A en B1 als bedoeld in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; b. dienstverlening; c. kantoren; d. zorgvoorzieningen, zoals medische praktijken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus en kinderopvang; e. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': tevens garageboxen; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals toegangswegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 6.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag al dan niet met kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen al dan niet met kap; 3. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen al dan niet met kap; c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag zonder kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag met kap dan wel 2 bouwlagen zonder kap; 3. 10 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen met kap; 4. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen zonder kap; 5. 10 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen met kap; d. de bouwhoogte van garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mag in afwijking van het bepaalde onder b en c niet meer bedragen dan 3 m; e. in afwijking van het bepaalde onder a mag een gedeelte van een gebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: 1. de oppervlakte van het deel van het gebouw dat buiten het bouwvlak ligt bedraagt maximaal 10 m2; 2. de bouwhoogte van het deel van het gebouw dat buiten het bouwvlak ligt bedraagt maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw; f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m; g. in afwijking van het bepaalde onder f mag de bouwhoogte van masten en palen niet meer bedragen dan 10 m. 6.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; c. Wgh‐inrichtingen zijn niet toegestaan; d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; e. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
64
6.4 Afwijken van de gebruiksregels 3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1: a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd; b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 7
65
Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen; b. water; c. voet‐ en fietspaden; d. speelvoorzieningen; e. nutsvoorzieningen; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair. 7.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. gebouwen zijn niet toegestaan; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
66
Artikel 8
Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. dienstverlening; c. educatieve voorzieningen; d. wonen (inclusief aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten) ; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 8.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag al dan niet met kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen al dan niet met kap; 3. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen al dan niet met kap; c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag zonder kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag met kap dan wel 2 bouwlagen zonder kap; 3. 10 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen met kap; 4. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen zonder kap; 5. 10 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen met kap; d. in afwijking van het bepaalde onder a mag een gedeelte van een gebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: 1. de oppervlakte van het deel van het gebouw dat buiten het bouwvlak ligt bedraagt maximaal 10 m2; 2. de bouwhoogte van het deel van het gebouw dat buiten het bouwvlak ligt bedraagt maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw; e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m; f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van masten en palen niet meer bedragen dan 10 m. 8.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de oppervlakte ten behoeve van aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²; b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of onzelfstandige woonruimte is niet toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 9
67
Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. overheids‐, medische, onderwijs‐, sociaal‐culturele, levensbeschouwelijke en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van kinderdagverblijven en kinderopvang en fietspaden; b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': een brandweerkazerne; c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen op de verdieping (inclusief aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten) en bijbehorende entrees en bergingen op de begane grond; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 9.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag al dan niet met kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen al dan niet met kap; 3. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen al dan niet met kap; c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag zonder kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag met kap dan wel 2 bouwlagen zonder kap; 3. 10 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen met kap; 4. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen zonder kap; 5. 10 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen met kap; d. in afwijking van het bepaalde in lid 9.2, onder c bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ 1' ten hoogste 4 m, gemeten vanaf de bovenkant van de Kerkbuurt; e. in afwijking van het bepaalde onder a mag een gedeelte van een gebouw buiten het bouwvlak worden gebouwd onder de volgende voorwaarden: 1. de oppervlakte van het deel van het gebouw dat buiten het bouwvlak ligt bedraagt maximaal 10 m2; 2. de bouwhoogte van het deel van het gebouw dat buiten het bouwvlak ligt bedraagt maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw; f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m; g. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van masten en palen niet meer bedragen dan 10 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
68
9.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. dienstwoningen zijn uitsluitend toegestaan op verdiepingen ter plaatse van de aanduiding 'wonen'; b. de oppervlakte ten behoeve van aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²; c. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of onzelfstandige woonruimte is niet toegestaan; d. het is toegestaan de maatschappelijke voorzieningen naast hun hoofdfunctie te gebruiken voor vergaderfaciliteiten voor derden, mits dit een ondergeschikt karakter heeft en op incidentele en niet‐commerciële basis plaatsvindt. 9.4 Wijzigingsbevoegdheid 9.4.1 Wetgevingszone ‐ wijzigingsgebied 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'Wetgevingszone ‐ wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer ‐ Verblijfsgebied' zoals genoemd in artikel 11, met inachtneming van de volgende regels: a. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. de regels van artikel 11 zijn van overeenkomstige toepassing.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 10
69
Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen; b. parkeren; c. voet‐ en fietspaden; d. groen; e. geluidwerende voorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. verblijfs‐ en speelgebied; h. water; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ halte waterbus': tevens voorzieningen ten behoeve van de waterbus; j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair. 10.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 10.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. gebouwen zijn niet toegestaan; b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' een nutsgebouw met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m toegestaan; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m; d. in afwijking van het bepaalde onder c zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ halte waterbus' lichtmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
70
Artikel 11
Verkeer ‐ Verblijfsgebied
11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer ‐ Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voet‐ en fietspaden; b. groen; c. niet overdekte terrassen; d. verblijfs‐ en speelgebied; e. water; f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ,. 11.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 11.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. gebouwen zijn niet toegestaan; b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn uitstekende bouwdelen toegestaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.1, met dien verstande dat een hoogte van ten minste 3 m boven maaiveld vrij blijft van bebouwing; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m. 11.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemming 'Verkeer ‐ Verblijfsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Centrum ‐ 1' of 'Centrum ‐ 2' onder de volgende voorwaarden: a. de wijziging dient gericht te zijn op het vergroten van een gebouw, dat toegestaan is binnen de naastgelegen bestemming 'Centrum ‐1' of 'Centrum ‐ 2'; b. de vergroting van de oppervlakte van het nieuw te bouwen gebouw bedraagt niet meer dan 10 m²; c. de bouwhoogte van het nieuw te bouwen gebouw bedraagt maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het naastgelegen gebouw binnen de bestemming 'Centrum ‐1' of 'Centrum ‐ 2'; d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen gronden; e. voor het overige zijn de regels van artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 12
71
Water
12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wateraanvoer en ‐afvoer; b. waterberging; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ halte waterbus': tevens een aanlegsteiger en halte ten behoeve van de waterbus; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen. 12.2 Bouwregels Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels: a. gebouwen zijn niet toegestaan; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m; c. in afwijking van het bepaalde onder b zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ halte waterbus' lichtmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m toegestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
72
Artikel 13
Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum ‐ 1' op de begane grond tevens de centrumdoeleinden in de vorm van: 1. detailhandel; 2. dienstverlening; 3. kantoren; 4. zorgvoorzieningen, zoals medische praktijken, klinieken en dagverblijven, consultatiebureaus en kinderopvang; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 13.2 Bouwregels 13.2.1 Hoofdgebouwen Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. het aantal woningen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mag niet worden vergroot; c. de bestaande inhoudsmaat van een hoofdgebouw mag niet worden vergroot, behalve door middel van dakkapellen, door middel van dak‐ en gevelopbouwen waar dat op de verbeelding is aangegeven, aanbouwen die op grond van lid 13.2.2 zijn toegestaan en als gevolg van vervangende nieuwbouw; d. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd in of maximaal 5 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak; e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand; f. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande diepte; g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag al dan niet met kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen al dan niet met kap; 3. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen al dan niet met kap; h. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan: 1. 4 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag zonder kap; 2. 7 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 1 bouwlaag met kap dan wel 2 bouwlagen zonder kap; 3. 10 m indien het bestaande gebouw bestaat uit 2 bouwlagen met kap; 4. 7 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen zonder kap; 5. 10 m vermeerderd met 3 m voor elke bouwlaag boven de tweede bouwlaag indien het bestaande gebouw bestaat uit 3 of meer bouwlagen met kap.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
73
13.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden voor aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen de volgende bouwregels: a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevellijn en op ten minste 1 m uit de zijerfgrens indien deze grenst aan de openbare weg; b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m² met dien verstande dat de gronden gelegen achter (het verlengde van) de voorgevellijn voor 50% onbebouwd dienen te blijven; c. de bouwhoogte van aanbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, vermeerderd met 0,3 m; d. in afwijking van het bepaalde onder c, bedraagt de bouwhoogte van aanbouwen op het zijerf ten hoogste 5 m en de goothoogte niet meer dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,3 m; e. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m; f. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m; g. de diepte van aanbouwen aan de achterzijde van een hoofdgebouw, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw gemeten, bedraagt ten hoogste 4 m; h. de voorgevellijn mag worden overschreden door tot het gebouw behorende erkers en serres, mits: 1. de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; 2. de breedte van erkers en andere aanbouwen voor de voorgevel van woningen niet meer dan tweederde van de breedte van de gevel bedragen; 3. de afstand van de aanbouwen tot de voorste perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt; 4. uitsluitend op de begane grondlaag wordt gebouwd; i. in afwijking van het bepaalde onder a mag, indien op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan de erfbebouwing in de voortuin is gerealiseerd, het gezamenlijk oppervlak aan aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het voorerf ten hoogste 40 % van het gezamenlijk voorerf bedragen met een maximum van 25 m², met dien verstande, dat: 1. de bebouwing op het voorerf op een afstand van ten hoogste 2 m tot de voorerfgrens dient te worden gebouwd; 2. bij deze woningen op het achtererf ten hoogste één bijgebouw mag worden gebouwd met een maximum grondoppervlak van 6 m²; 3. achter de achtergevel van de woning een aanbouw mag worden gebouwd met een diepte van ten hoogste 2 m; 4. de bebouwing op het achtererf in of op een afstand van ten minste 1 m uit de zijerfgrens dient te worden gebouwd; j. de afstand tussen aanbouwen op het achtererf en bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 2 m. 13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde de volgende bouwregels: a. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m; b. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan: 1. voor (het verlengde van) de voorgevel: 1 m; 2. achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m; c. de bouwhoogte van masten en palen mag niet meer bedragen dan 7 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
74
13.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de oppervlakte ten behoeve van aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²; b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning is niet toegestaan; c. ter plaatse van de in lid 13.1 bedoelde gronden is het gebruik ten behoeve van onzelfstandige wooneenheden toegestaan, met dien verstande dat een woning uit niet meer dan uit 4 onzelfstandige wooneenheden mag bestaan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 14
75
Wonen ‐ Uit te werken
14.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen ‐ Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen in gestapelde vorm; b. aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten; c. horeca van categorie 3; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 14.2 Uitwerkingsregels Burgemeester en wethouders werken de in lid 14.1 bedoelde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de voorgevel dient naar de Rivierdijk te zijn gericht; c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 12 m bedragen; d. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan: 1. voor (het verlengde van) de voorgevel: 1 m; 2. achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m; e. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen; f. de oppervlakte ten behoeve van aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²; g. er is één vestiging voor horeca toegestaan; het bedrijfsvloeroppervlak hiervan bedraagt ten hoogste 110 m2. 14.3 Bouwregels Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. 14.4 Afwijken van de bouwregels Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 14.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp. 14.5 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. de oppervlakte ten behoeve van aan huis verbonden beroeps‐ of bedrijfsactiviteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²; b. er is één vestiging voor horeca toegestaan; het bedrijfsvloeroppervlak hiervan bedraagt ten hoogste 110 m2.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
76
Artikel 15
Waarde ‐ Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde ‐ Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de archeologische waarde en de bij deze dubbelbestemming behorende voorzieningen. 15.2 Bouwregels Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die dieper reiken dan 0,3 m en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2. 15.3 Afwijken van de bouwregels a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 15.2, voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits de archeologische waarde niet wordt geschaad. b. Alvorens een omgevingsvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van omgevingsvergunning voor het bouwen aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen. Aan een omgevingsvergunning voor het afwijken kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische waarde. 15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 15.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde uit te voeren te doen uitvoeren of te laten uitvoeren: a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; b. het uitvoeren van grondbewerkingen; c. het graven, vergraven, vergroten alsmede het dempen van watergangen en waterpartijen; d. het ophogen van gronden; e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; f. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand. 15.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod Het bepaalde in lid 15.4.1 is niet van toepassing: a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn; c. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
77
15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvegunning a. De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan worden verleend indien de archeologische waarde van de gronden niet onevenredig wordt geschaad door de voorgenomen werken en werkzaamheden. b. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische waarde. c. In het belang van de bescherming van de archeologische waarde van de gronden dient de aanvrager van een vergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. d. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen een archeologisch deskundige. 15.5 Wijzigingsbevoegdheid 15.5.1 Wijziging bestemming Waarde ‐ Archeologie a. Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de in lid 15.1 bedoelde dubbelbestemming te wijzigen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarde. b. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling winnen burgemeester en wethouders advies in bij een archeologisch deskundige.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
78
Artikel 16
Waterstaat ‐ Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat ‐ Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud, de verbetering van de waterkering; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. 16.2 Bouwregels Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan 10 m. 16.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat: a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen; b. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad; c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
79
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 17
Anti‐dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18
Algemene bouwregels
18.1 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 18.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden; 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden; b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt; c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in lid 23.1 in dit plan niet van toepassing.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
80
Artikel 19
Algemene aanduidingsregels
19.1 Vrijwaringszone ‐ dijk 1 a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone ‐ dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering; b. ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone ‐ dijk 1' mag niet worden gebouwd; c. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b, met inachtneming van de volgende regels: 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder. 19.2 Vrijwaringszone ‐ dijk 2 Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone ‐ dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
Artikel 20
Algemene afwijkingsregels
20.1 Maten en bouwgrenzen Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 21
Algemene wijzigingsregels
21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
Artikel 22
81
Overige regels
22.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: a. de ruimte tussen bouwwerken; b. parkeergelegenheid en laad‐ en losmogelijkheden bij of in gebouwen. 22.2 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
82
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
83
Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels
Artikel 23
Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 23.2 Overgangsrecht gebruik Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kerkbuurt‐Oost'.
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
84
Rho adviseurs voor leefruimte
061000.18093.00
bijlagen bij de Regels
Bijlage
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' < > = cat. e.d. kl. n.e.g.
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd
o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d w j
opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag week jaar
1
2
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
SBI-2008
OMSCHRIJVING
01
01
-
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
014
016
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
016
2
- algemeen (onder andere loonbedrijven), b.o < 500 m²
B1
014
016
4
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m²
B1
15
10, 11
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
101,102
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
101
6
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m²
B2
1552
1052
2
Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m²
B1
1581
1071
1
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, chargeovens, v.c. < 7.500 kg meel/week
B1
1584
10821
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
10821
3
- cacao- en chocoladefabrieken, vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m²
B1
1584
10821
6
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m²
B1
1593 t/m 1595
1102 t/m 1104
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
B1
17
13
174, 175
139
Vervaardiging van textielwaren
B2
176, 177
139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
B2
18
14
181
141
Vervaardiging kleding van leer
B2
182
141
Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief leer)
C
20
16
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
203, 204, 205
162
1
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²
B2
205
162902
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
B1
22
18
2222.6
18129
2223
1814
A
Grafische afwerking
A
2223
1814
B
Binderijen
B1
2224
1813
Grafische reproductie en zetten
B1
2225
1814
Overige grafische activiteiten
B1
223
182
Reproductiebedrijven opgenomen media
A
24
20, 21
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
2120
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2120
2
- verbandmiddelenfabrieken
26
23
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
2612
2312
Glas-in-lood-zetterij
B1
2615
231
Glasbewerkingsbedrijven
B2
262, 263
232, 234
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
232, 234
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
267
237
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
237
2
- indien p.o. < 2.000 m²
VNG-nr.
CATEGORIE
SBI-1993
-
-
-
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
B1
C
B1 B2
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
3
SBI-2008
OMSCHRIJVING
2681
2391
28
25, 33
281
251, 331
1a
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
B2
284
255, 331
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
B2
2852
2562, 3311
2
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
B2
287
259, 331
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
B2
30
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28, 33
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, incl. reparatie
33
26, 32, 33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
26, 32, 33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke
36
95/32
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
A
362
321
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
B1
363
322
Muziekinstrumentenfabrieken
B1
3661.1
32991
Sociale werkvoorziening
B1
40
35
-
40
35
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
35
C1
- < 10 MVA
40
35
D0
Gasdistributiebedrijven:
40
35
D3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A
A
40
35
D4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
B1
40
35
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
35
E2
- blokverwarming
41
36
-
41
36
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
36
B1
- < 1 MW
45
41, 42, 43
-
BOUWNIJVERHEID
45
41, 42, 43
3
Aannemersbedrijf of bouwbedrijf met werkplaats, b.o. < 1.000 m²
B1
453
432
Bouwinstallatie algemeen (exclusief spuiterij)
B1
453
4321
Elektrotechnische installatie
B1
50
45, 47
501, 502, 504
451, 452, 454
5020.4
45204
Autobeklederijen
A
5020.5
45205
Autowasserijen
B1
503, 504
453
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
B1
51
46
5134
4634
VNG-nr.
CATEGORIE
SBI-1993
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken -
-
-
B1
B1
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER B1
B1
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER B1
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven (exclusief plaatwerkerij of spuiterij)
B
B2
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
B1
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Groothandel in dranken
C
4
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
SBI-2008
OMSCHRIJVING
5135
4635
Groothandel in tabaksproducten
C
5136
4636
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
C
5137
4637
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
C
514
464, 46733
Groothandel in overige consumentenartikelen
C
5148.7
46499
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
46499
1
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
5153
4673
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
4673
1
- algemeen: b.o. > 2.000 m²
C
5153
4673
2
- indien b.o. <= 2.000 m²
B1
5153.4
46735
4
Zand en grind:
5153.4
46735
6
- indien b.o. <= 200 m²
5154
4674
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
4674
1
- algemeen: b.o. > 2.000 m²
C
5154
4674
2
- indien b.o. <= 2.000 m²
B1
5156
4676
Groothandel in overige intermediaire goederen
C
518
466
Groothandel in machines en apparaten, opp >= b.o. 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid
C
518
466
Groothandel in machines en apparaten, opp < 2.000 m², exclusief machines voor de bouwnijverheid
B1
519
466, 469
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke)
C
52
95
527
952
60
49
6022
493
6024
494
603
495
63
52
-
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
64
53
-
POST EN TELECOMMUNICATIE
641
531, 532
71
77
711
7711
Personenautoverhuurbedrijven
B2
712
7712, 7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
C
713
773
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
C
72
62
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
62
A
Computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke
A
72
58, 63
B
Datacentra
B1
73
72
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732
722
74
63, 69 t/m
VNG-nr.
CATEGORIE
SBI-1993
2
-
C
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
B1
C
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek -
B1
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m²
Post- en koeriersdiensten -
A
VERVOER OVER LAND Taxibedrijven
1
B1
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
C
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
A
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
OMSCHRIJVING CATEGORIE
SBI-2008 VNG-nr.
SBI-1993
5
71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 7481.3
74203
Foto- en filmontwikkelcentrales
C
7484.4
82992
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
A
90
37, 38, 39
9001
3700
93 9301.3 SBI 93/08/SvB f maart 2012
MILIEUDIENSTVERLENING B
Rioolgemalen
96
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
96013
A
Wasverzendinrichtingen
B1
B1
10.5 Bijlage: Bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost – Plankaart 1 Bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost - Plankaart.pdf
Plangebied plangrens
Enkelbestemmingen B
K C-2 (h=5)
Bedrijf
C-1
Centrum - 1
C-2
Centrum - 2
GD
Gemengd
G
Groen
K
Kantoor
M
Maatschappelijk
V
Verkeer
V-VB
V C-2
WA
Water
W
Wonen
W-U
Wonen uit te werken
C-2
K C-2
Verkeer - Verblijfsgebied
Dubbelbestemmingen
(nv)
Waarde - Archeologie WS-WK
Waterstaat - Waterkering
Gebiedsaanduidingen
C-2
wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 vrijwaringszone - dijk 1 V
vrijwaringszone - dijk 2
(h=5)
Functieaanduidingen (h=5)
C-2
(brk)
brandweerkazerne
(gab)
garagebox
(spz) (h)
V-VB
C-1
C-1
(h)
M (h=5)
(h=5)
(nv)
K M
C-1
(w)
(w)
(w)
nutsvoorziening specifieke vorm van bedrijf - 1
(sc-1)
specifieke vorm van centrum - 1
(spz)
sportzaal
(swa-hw)
(sb-1)
horeca van categorie 5
(sb-1)
M
V
horeca
specifieke vorm van water - halte waterbus
(su)
supermarkt
(w)
wonen
C-1
2
C-1
Bouwvlakken
V
bouwvlak (w)
W [sba-1]
Bouwaanduidingen
1 M
C-1
onderdoorgang specifieke bouwaanduiding - 1
W
Maatvoeringsaanduidingen
[ond]
V
maatvoeringsvlak
WA (gab)
2
C-1
4
V
maximum bouwhoogte (m)
(w)
C-1 C-1 (su)
M C-1 [sba-1] (-h)
V-VB W
W B
V C-2
C-1
B W
(sb-1)
(w)
C-2
W
W
C-1 M
(w) (brk)
(w)
C-2
(nv)
V (gab)
W
C-2
GD
4
(gab) [sba-1]
[sba-1]
C-2 4
V-VB C-2 W C-2 W 2
V W
(sc-1)
C-2 1 1
W-U G WS-WK (swa-hw)
WA
2
WA
(swa-hw)
Sliedrecht
gemeente
bestemmingsplan
Kerkbuurt Oost
noordpijl
identificatie
planstatus
identificatiecode
datum
status
schaal
: 1:1000
NL.IMRO. 0610.bp09KerkbuurtOost-3001
08-11-2013
concept
afmeting
: A0
20-02-2014
voorontwerp
bladnummer
: 1
projectnummer
05-06-2014
ontwerp
aantal bladen : 1
61000.18093.00
28-10-2014
vastgesteld
bestand
postbus 150 3000 AD Rotterdam 010-2018555
[email protected] www.rho.nl
tekening
referte getekend
: 0YVC-BPL
: mw drs G.M. Boiten : ing R. Durville
10.6 Bijlage: Notitie zienswijzen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost 1 Notitie zienswijzen bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost.pdf
Sliedrecht Ontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost Notitie zienswijzen Augustus 2014
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Zienswijzen
pag. 4
3. Vaststelling
pag. 5
2
1. Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan Kerkbuurt-Oost heeft vanaf 4 juli 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan. Zienswijzen Er is één schriftelijke zienswijzen ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen zienswijze en is de reactie van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan. Ontvankelijkheid De ontvangen zienswijze is tijdig ingediend en daarmee ontvankelijk. Vaststelling De zienswijze leidt niet tot aanpassingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan, één ambtshalve aanpassing zal daarentegen leiden tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingspan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de wijziging.
3
2. Zienswijzen In dit hoofdstuk zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord.
1. Reclamant 1 Samenvatting 1. Reclamant verzoekt voor de betreffende locatie op de hoek van de Kerkbuurt en Oosterbrugstraat, welke is belegd met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1', tevens op te nemen dat een supermarkt wordt uitgesloten. Dit is in lijn met de systematiek van het plan alsook het gemeentelijk beleid zoals weergegeven in de structuurvisie, zijnde dat de uitbreiding van het aantal supermarkten onwenselijk is. Beantwoording 1. De gemeente ziet naar aanleiding van de zienswijze geen reden om voor deze specifieke locatie een wijziging in de regels van het plan door te voeren waar het de uitsluiting van een supermarkt betreft. Het beleid van de gemeente voor de Kerkbuurt is, zoals reclamant al aangeeft, gericht op het tegengaan van de komst van nieuwe supermarkten. In de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2 zijn deze daarom specifiek uitgesloten. De bestaande supermarkt op het Merwedeplein kent een specifieke aanduiding ‘supermarkt’ om deze daarentegen wel mogelijk te maken. In de begripsbepalingen (artikel 1.42) is omschreven wat onder een supermarkt wordt verstaan. Het uitsluiten van nieuwe supermarkten is met name gericht op grotere supermarkten, daarom is in de begripsbepalingen een minimale verkoopvloeroppervlakte van 500 m2 opgenomen. Deze hebben door hun omvang grote ruimtelijke gevolgen zoals, naast het ruimtebeslag an sich, de benodigde parkeervoorzieningen. De oppervlakte van de betreffende locatie op de hoek van de Kerkbuurt en Oosterbrugstraat (en dus ook de oppervlakte van de specifieke aanduiding) is echter kleiner dan 500 m2. Het is daarom overbodig in de regels op te nemen dat er geen supermarkt groter dan 500 m2 is toegestaan. De locatie leent zich hier immers niet voor qua oppervlakte. Overigens leent de locatie zich meer praktisch gezien al niet voor een grote supermarkt, wegens gebrek aan bijvoorbeeld voldoende parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden in de directe omgeving.
4
3. Vaststelling Bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan de volgende wijzigingen aangebracht.
Verbeelding •
Ambtshalve wijziging: Het perceel Kerkbuurt 12 is in het ontwerp bestemmingsplan bestemd als “Wonen”. Dit dient de bestemming “Centrum-2” te zijn, het pand bevat immers een bestaande detailhandelsvestiging. Dit wordt in het vast te stellen bestemmingsplan opgenomen.
5
11.1 Aanbiedingsbrief 1 ab - vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 4 september 2014
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze ex art. 160, lid 2 van de Gemeentewet kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. bijlage Fatale termijn nee
Bijlagen 4
Ons kenmerk Zaaknr. 1268169
B&W besluit 2 september 2014
Portefeuillehouder L. van Rekom
Fysiek en Economie Onderwerp
Vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10
Wat wordt gevraagd
1. De ingediende zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan ontvankelijk te verklaren; 2. De zienswijzen van reclamant 1 t/m 4 ongegrond te verklaren; 3. Het bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML -bestand NL.IMRO.0610.bp28kweldamweg8-3001 met de bijbehorende bestanden vast te stellen; 4. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten voor de gemeente anderszins is verzekerd.
Toelichting
De huidige situatie voorziet in een paardenfokkerij voor circa 150 paarden tot 3 jaar en 65 sportpaarden binnen het bestaande bouwvlak. Initiatiefnemer is voornemens een uitbreiding te doen voor de boxenstal achterop het kavel en een uitbreiding aan de oostkant van het kavel aan de weg met diverse functies. Naast het bouwvlak wordt een paardenbak gerealiseerd van 40 x 80 m. Dit tweede deel past niet in het vigerende bestemmingsplan en daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Bijgaande stukken
Concept raadsvoorstel en –besluit met de volgende bijlagen: 1. Vast te stellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 2. Nota beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10
Ambtelijk contactpersoon
M.C.Suijkerbuijk Tel. nr. (0184) 495 5956
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De burgemeester,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
2
11.2 Raadsvoorstel 1 rv - vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Zaaknummer: 1268169
Sliedrecht, 2 september 2014
Onderwerp: Vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 Beslispunten 1. De ingediende zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan ontvankelijk te verklaren; 2. De zienswijzen van reclamanten 1 en 2 ongegrond te verklaren; 3. Naar aanleiding van zienswijze 3 een kleine aanpassing in de toelichting van het bestemmingsplan door te voeren; 4. Zienswijze 4 voor kennisgeving aan te nemen. 5. Het bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML -bestand NL.IMRO.0610.bp28kweldamweg8-3001 met de bijbehorende bestanden vast te stellen; 6. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten voor de gemeente anderszins zijn verzekerd.
Samenvatting De huidige situatie voorziet in het oprichten van een paardenfokkerij voor circa 150 paarden tot 3 jaar en 65 sportpaarden binnen het bestaande bouwvlak. Initiatiefnemer is voornemens een uitbreiding te doen voor de boxenstal achterop het kavel en een uitbreiding aan de oostkant van het kavel aan de weg met diverse functies. Naast het bouwvlak wordt een paardenbak gerealiseerd van 40 x 80 m. Dit tweede deel past niet in het vigerende bestemmingsplan en daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Inleiding De huidige situatie voorziet in een paardenfokkerij voor circa 150 paarden tot 3 jaar en 65 sportpaarden binnen het bestaande bouwvlak. In 2012 is reeds een vergunning verleend voor een woonhuis met schuur, een stallencomplex, een verzorgingsruimte, fokruimtes, stageverblijven, een kantine, kantoren, een binnenbak en buitenbak, een stapmolen, opslagruimtes en het eerste gedeelte van de ‘boxenstal’ waar de 1- tot 3-jarige paarden worden gehouden. Initiatiefnemer is voornemens een uitbreiding te doen voor de boxenstal achterop het kavel en een uitbreiding aan de oostkant van het kavel aan de weg met de volgende functies: een woonhuis, een ruimte om op authentieke bakplaten de producten van De Bioderij te promoten (een baklijn voor productiedoeleinden is uitgesloten), een kleinschalig en ondergeschikt restaurant, een biologische kippenen koeienschuur (met circa 40 koeien, 25 pinken en kalveren, 30 schapen en 400 kippen), een dagopvang/sociale werkplaats en opslagruimtes voor het materieel en materiaal dat hoort bij de genoemde functies. Naast het bouwvlak wordt een paardenbak gerealiseerd van 40 x 80 m. Dit tweede deel past niet in het vigerende bestemmingsplan en daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
-2Beoogd effect Met de vaststelling van het bestemmingsplan worden de nieuwbouwplannen van initiatiefnemer mogelijk gemaakt.
Argumenten 1.1. Zienswijzen 1 t/m 4 zijn op tijd binnengekomen In het bijgevoegde zienswijzenverslag kunt u zien welke zienswijzen zijn ontvangen. De zienswijzen zijn binnen de termijn binnengekomen en van een handtekening voorzien. De zienswijzen zijn daarmee ontvankelijk. 2.1 De ingediende zienswijzen zijn behandeld Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 6 juni 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn 4 zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in het bijgevoegde ‘Nota beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10”. De bevoegdheid om te beslissen over de ingebrachte zienswijzen ligt bij uw raad. Voorgesteld wordt de zienswijzen 1 en 2 ongegrond te verklaren. Zienswijze 3 leidt tot een kleine aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan en zienswijze 4 kan voor kennisgeving worden aangenomen. 3.1 Bestemmingsplanprocedure is noodzakelijk voor voorgenomen ontwikkeling In het geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied’ heeft het plangebied de bestemming “Agrarisch”. Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik van gronden, grondgebonden veehouderijen en bedrijfsmatige nevenactiviteiten. Binnen het bouwvlak zijn agrarische bedrijfsgebouwen toegestaan. Ter plaatse is één bedrijfswoning toelaatbaar. De plannen van initiatiefnemer betreffen agrarische activiteiten, maar de planontwikkeling is in strijd met het huidige bestemmingsplan omdat de bouw- en gebruiksvoorschriften van het bestemmingplan (gedeeltelijk) worden overschreden. Met het doorlopen van deze bestemmingsplanprocedure wordt de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied juridisch planologisch mogelijk gemaakt. 4.1 Het is niet nodig een exploitatieplan vast te stellen De Wet ruimtelijke ordening schrijft in artikel 6.12 voor dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. De Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is indien (het verhaal van) de kosten voor de gemeente anderszins is verzekerd. Tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant is een exploitatieovereenkomst gesloten, waaronder planschade is begrepen. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen.
Kanttekeningen n.v.t.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders Tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant is een exploitatieovereenkomst gesloten, waaronder planschade is begrepen. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders n.v.t.
Tijdspad, monitoring en evaluatie n.v.t.
-3Communicatie - De kennisgeving van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt gepubliceerd in de Staatscourant, Het Kompas en op de website van de gemeente; - Het bestemmingsplan wordt gepubliceerd op de website van de gemeente en op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. - De indieners van een zienswijze worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de behandeling van hun zienswijze. Vervolg Het bestemmingsplan wordt na vaststelling ter inzage gelegd. Er is dan de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De burgemeester,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
11.3 Raadsbesluit 1 rb - vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf
Concept Raadsbesluit
zaaknummer: 1268169 Onderwerp: Vaststellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2014;
Besluit: 1. De ingediende zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan ontvankelijk te verklaren; 2. De zienswijzen van reclamanten 1 en 2 ongegrond te verklaren; 3. Naar aanleiding van zienswijze 3 een kleine aanpassing in de toelichting van het bestemmingsplan door te voeren; 4. Zienswijze 4 voor kennisgeving aan te nemen. 5. Het bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML -bestand NL.IMRO.0610.bp28kweldamweg8-3001 met de bijbehorende bestanden vast te stellen; 6. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten voor de gemeente anderszins zijn verzekerd.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 28 oktober 2014
De griffier,
De voorzitter,
dr. M.J.E.M. van Dam
drs. A.P.J. van Hemmen
11.4 Bijlage: Vast te stellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 1 Vast te stellen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf
Gemeente Sliedrecht Bestemmingsplan Kweldamweg 8 - 10, Sliedrecht
Luchtfoto plangebied.
IDN
NL.IMRO.0610.bp28kweldamweg8-3001
Status Concept Voorontwerp Ontwerp Vaststelling
Datum 8 juni 2013 24 juni 2013 14 april 2014 24 juli 2014
Opmerkingen 2e concept 2e versie 2e versie 1e versie
IntROview B.V. Sterrenlaan 24 2743 LS Waddinxveen www.introview.nl
Toelichting Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
2
Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer
pagina 5 5 5 5 6
2. BELEIDSKADER 2.1 Rijksbeleid 2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) 2.1.2 AMvB Ruimte (2011) 2.2 Provinciaal beleid 2.2.1 Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland, Visie op Zuid-Holland (2010) 2.2.2 Verordening Ruimte 2.3 Regionaal beleid 2.3.1 Transformatievisie Merwedezone (2009) 2.4 Gemeentelijk beleid 2.4.2 Welstandnota Sliedrecht 2011 2.4.3 Duurzaamheid 2.5 Conclusie
7 7 7 7 8 8 10 11 11 12 13 13 14
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
15 15 15 16 18 18
PLANBESCHRIJVING Historie Bestaande situatie plangebied en omgeving Nieuwe situatie Verkeer en parkeren Landschappelijke inpassing
4. OMGEVINGSASPECTEN 4.1 Milieu 4.1.1 M.E.R. 4.1.2 Milieuzonering 4.1.3 Geluid 4.1.4 Bodem 4.1.5 Luchtkwaliteit 4.1.6 Externe veiligheid 4.2 Waterparagraaf 4.3 Archeologie 4.4 Flora- en fauna 4.4.1 Flora- en faunatoets 4.5 Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten 4.5.1 Kabels en leidingen
21 21 21 21 23 24 26 27 29 32 33 34 35 35
5. JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING 5.1 Algemeen 5.2 Verbeelding 5.3 Planregels 5.3.1 Inleidende regels 5.3.2 Bestemmingsregels
37 37 37 37 37 37
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
3
5.3.3 5.3.4 5.4
Algemene regels Overgangs- en slotregels Handhaving bestemmingsplan
38 38 38
6. 6.1 6.2 6.3
UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
41 41 41 41
BIJLAGEN
43
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
4
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding
Aan de Kweldamweg 8-10 in Sliedrecht is een agrarisch bedrijf gevestigd. De eigenaar heeft het voornemen het bestaande (vergunde) agrarisch bedrijfscentrum voor een paardenfokkerij met circa 150 paarden niet ouder dan 3 jaar uit te breiden met een boerderij/bakkerij met als nevenactiviteiten het houden van circa 40 koeien, 25 pinken en kalveren en 30 schapen op voornoemde planlocatie. Voorts worden maximaal 400 kippen gehouden met voldoende vrije uitloop. Deze planontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan "Buitengebied", omdat het bouwvlak van het agrarisch bouwblok wordt overschreden. Mitsdien is een herziening van het bestemmingsplan nodig om medewerking te kunnen verlenen aan de beoogde planontwikkeling. Dit bestemmingsplan maakt een uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van de gevraagde (neven)activiteiten juridisch planologisch mogelijk.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt aan de Noordkant van de A15, boven Sliedrecht in de randen van de Alblasserwaard. Het perceel ligt aan de Kweldamweg, een weg in het buitengebied van Sliedrecht die verschillende moderne agrarische bedrijven en een groenbeheerbedrijf ontsluit. Aan de zuidkant van het kavel loopt de Kweldamweg. Ten zuiden hiervan ligt het open weiland tot de spoorbaan en A15 met daarachter de bebouwde kom van Sliedrecht. Aan de westkant ligt op enige afstand een ander agrarisch bedrijf. Naar het oosten en noorden is er het open weiland met in de verte het lintdorp Wijngaarden (2km). Het zicht op open weiland wordt beïnvloed door twee hoogspanningstracé’s.
Plangebied
Figuur 1: Plattegrond plangebied en omgeving.
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het betreffende plangebied geldt het volgende bestemmingsplan:
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
5
Bestemmingsplan Bestemmingsplan “Buitengebied”
Raadsbesluit 26 juni 2013
ABR Raad van State
In het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming “Agrarisch”. Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik van gronden, grondgebonden veehouderijen en bedrijfsmatige nevenactiviteiten. Binnen het bouwvlak zijn agrarische bedrijfsgebouwen toegestaan. Ter plaatse is één bedrijfswoning toelaatbaar. De planontwikkeling is hiermee in strijd, omdat de bouw- en gebruiksvoorschriften van het bestemmingplan (gedeeltelijk) worden overschreden. (Het bouwvlak wordt vergroot en er vinden ook agrarisch aanverwante activiteiten plaats.) Momenteel staan op het bestaande bouwvlak twee bedrijfswoningen. Deze zullen opnieuw positief worden bestemd.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. Het vierde hoofdstuk omvat de omgevingsaspecten, waaronder ook de watertoets. Ook uitvoeringsaspecten worden hier beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. Het zesde hoofdstuk is gewijd aan de uitvoerbaarheid. Hier wordt met name ingegaan op de uitkomsten van de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Luchtfoto plangebied (in rode rechthoek) en omgeving (bron Google Earth).
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
6
2.
BELEIDSKADER
2.1
Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Op 22 november 2011 heeft de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Ruimte heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op: rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie; rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de ‘SER-ladder’). Hierdoor neemt de bestuurlijke druk af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. 2.1.2 AMvB Ruimte (2011) De inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (afgekort Wro) op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan de AMvB aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk kan het daarbij gaan om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies zoals natuur in de ecologische hoofdstructuur (EHS) of met het vrijwaren van functies, bijvoorbeeld kapitaalintensieve functies in gebieden waar rivierverruiming noodzakelijk is. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de nieuwe Structuurvisie. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de hierbij behorende ministeriële regeling zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
7
beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij om onder andere de hier relevant zijnde onderwerpen: rijksvaarwegen; hoofdwegen en hoofdspoorwegen; ecologische hoofdstructuur (EHS). Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Conclusie In het Barro is een aantal algemene regels opgenomen, welke doorwerking hebben op provinciaal en gemeentelijk beleid. Met deze planontwikkeling zijn geen rijksbelangen gemoeid als genoemd in het Barro.
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1 Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland, Visie op Zuid-Holland (2010) Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening voor de hele provincie een integrale Structuurvisie, genaamd Visie op Zuid-Holland, op 2 juli 2010 vastgesteld. Deze is in de plaats gekomen van de bestaande streekplannen. Voor dit plangebied is dat het streekplan Zuid-Holland Zuid. In deze visie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. In de Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de Structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in ZuidHolland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie 2020 zich nadrukkelijk ook op het beschermen en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteiten. Functie en kwaliteit staan niet los van elkaar. De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. De planlocatie ligt buiten de bebouwingscontour. Bij het provinciaal belang 'ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen' horen ambities, zoals: - behoud kernkwaliteiten landelijk gebied met bijzondere aandacht voor natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en - behoud landbouw als economische kracht en hoeder van het landelijk gebied en stimuleren verbreding van de landbouw. In de grote landschappen wordt de nadruk gelegd op klimaatbestendigheid met de belangrijkste dragende functies: landbouw en natuur.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
8
De inzet van de provincie voor onder andere dit gebied is (wat betreft agendering) gericht op het in stand houden van de landbouw als drager van het landschap met kwaliteiten als openheid, agrarische identiteit, cultuurhistorie en duurzaam bodem- en waterbeheer. Het voorliggend initiatief sluit qua aard en omvang aan op de doelstellingen uit de Structuurvisie Zuid-Holland. Middels een landschappelijke inpassing worden de aanwezige kwaliteiten van het veenweidelandschap gewaarborgd en indien mogelijk versterkt. Versterken recreatieve functie Bij het provinciaal belang 'Versterken recreatieve functie en groenstructuur' heeft de provincie ambities geformuleerd over onder andere het stimuleren van duurzame, op de stedelijke vraag gerichte (verbrede) landbouw en het versterken van culturele en toeristische voorzieningen. Samenvattend is het hoofddoel van dit provinciaal belang het verbeteren van de relatie tussen stad en land in zowel ruimtelijk, recreatief als economisch opzicht. Functiekaart en kwaliteitskaart Structuurvisie De provincie ordent de instrumenten ook op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.’ De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijke beleid tot 2020. Op de functiekaart van de Structuurvisie is de Kweldamweg aangeduid als 'Agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling' (figuur 2). Dit landelijk gebied met landschappelijke, cultuurhistorische waarden en een overwegend agrarische functie dient in te spelen op de bodemdaling. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor. Het vergroten van een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf is niet strijdig met deze functie. Terwijl de functiekaart stuurt op 'wat en waar', stuurt de kwaliteitskaart op het 'waar en hoe'. Op de kaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale regionale schaal. Op de kwaliteitskaart is dat 'droogmakerij als herkenbare eenheid'. Van belang bij elke ruimtelijke ontwikkeling binnen het gebied is het behoud en versterking van dit unieke Hollandse landschap. In de Structuurvisie is aangegeven dat een verbreding en/of uitbreiding van bedrijvigheid middels (verblijfs)recreatie, educatie, zorg en streekeigen producten een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bewustwording voor het Groene Hart.
Plangebied
Figuur 2: uitsnede functiekaart van de provinciale Structuurvisie.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
9
Actualisering 2011 en 2012 provinciale Structuurvisie Provinciale Staten hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. Op 30 januari 2013 is de Actualisering 2012 vastgesteld. De hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid blijven ongewijzigd. De belangrijkste wijzigingen gaan over de volgende onderwerpen: Verbeterde Kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit); Kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties); Woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt); Opnemen regionale afstemming nieuwe ontwikkelingen ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast zijn er enkele technische correcties doorgevoerd. Herziening provinciaal ruimtelijk beleid Momenteel werkt de provincie aan een nieuwe visie, omdat sprake is van veranderende economische en demografische omstandigheden. Deze ontwikkelingen werken structureel door op onder meer de kantoren- en woningmarkt. In dat kader heeft overleg plaatsgevonden met gemeenten om te spreken over de oplossingen voor deze ruimtelijke vraagstukken. Op basis daarvan is inmiddels een ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit, een ontwerp Programma Ruimte en een ontwerp Verordening Ruimte vrijgegeven voor inspraak. Deze beleidstukken zullen naar verwachting op 9 juli 2014 door Provinciale Staten worden vastgesteld.
Conclusie
2.2.2 Verordening Ruimte Op grond van artikel 4, lid 1 van de Verordening Ruimte dienen bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren bepalingen te bevatten, die erin voorzien dat: a. agrarische bebouwing (uitgezonderd kassen en schuilstallen) wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel dat een maximale omvang heeft van 2 hectare; b. nieuwe bebouwing alleen mogelijk is als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven; c. voor een volwaardig agrarisch bedrijf maximaal één agrarische bedrijfswoning is toegestaan, of het aantal dat al is vergund; d. nieuwe intensieve veehouder wordt uitgesloten. Bij agrarische bedrijven kunnen op grond van artikel 4, lid 7 nevenactiviteiten plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld zorg, minicampings en overige agro-gerelateerde voorzieningen. Dit onder de volgende voorwaarden: a. het oprichten van bebouwing of het aanbrengen van verharding voor de nevenactiviteit is in beperkte mate mogelijk binnen het agrarisch bouwperceel; b. de agrarische functie blijft de hoofdfunctie van het bedrijf; c. er mogen geen belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven worden veroorzaakt én d. de nevenactiviteit mag de verkeersafwikkeling niet onevenredig belasten. Aanvullend hierop is artikel 2, lid 4 relevant, waarin is bepaald dat recreatieve functies buiten de bebouwingscontouren zijn toegestaan, zoals kleinschalige bebouwing voor recreatie, passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van het gebied. Bijvoorbeeld een restaurant, een café, een bed & breakfast, een manege, een centrum voor natuureducatie, een clubgebouw bij een golfbaan of voorzieningen bij een camping. Sprake is van een aanvulling op een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij sprake is van een agrarische structuurversterking in de omgeving. Het bouwvlak wordt niet groter dan 2 hectare. Voor de twee aanwezige bedrijfswoningen zijn eerder bouwvergunningen verleend. De in dit bestemmingsplan opgenomen planontwikkeling met inbegrip van een paardenfokkerij voldoet aan de in de Verordening opgenomen voorwaarden. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte aangeduid als ‘Nationaal Landschap Het Groene Hart’. Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de begrenzing van het nationale landschap Het Groene Hart, mogen alleen ontwikkelingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van het
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
10
gebied behouden of versterken. In paragraaf 3.5 wordt nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van voorliggend initiatief. Met een erfbeplantingplan wordt bereikt dat de (beperkte) aantasting van het landschap wordt gecompenseerd door aanleg van landschappelijk verantwoorde en streekeigen beplanting. Conclusie De locatie is gelegen buiten bebouwingscontour, zoals opgenomen in kaart 1 van de Verordening Ruimte. Voldaan wordt aan het provinciale belang met betrekking tot locatiekeuze, omdat sprake is van een agrarische functie in het buitengebied. Het bouwvlak wordt voorts niet groter dan 2 hectare, zodat er geen strijdigheden zijn met de provinciale belangen.
2.3
Regionaal beleid
2.3.1 Transformatievisie Merwedezone (2009) Gemeenten, waterbeheerders en provincie schetsen met het opstellen van de Transformatievisie Merwedezone de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de Merwedezone tussen Gorinchem en Alblasserdam. De visie geeft randvoorwaarden voor een gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2015 met een doorkijk naar de verdere toekomst. De op 8 mei 2009 vastgestelde Transformatievisie is bedoeld als basis voor verdere uitwerking op projectniveau. De transformatievisie zet onder andere in op het benutten van gebiedsspecifieke kwaliteiten voor woonmilieus. Het plangebied is niet aangemerkt als specifiek project. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in de randzone van het Groene Hart. In de Transformatievisie Merwedezone wordt ten noorden van de Betuweroute ingezet op de realisering van een duurzame en kwalitatieve overgangszone van stad naar land met oog voor de bestaande agrarische belangen. Het streven is ten noorden van de Betuweroute/A15 te komen tot een duurzame, kwalitatieve en groenblauwe overgangszone, genaamd ‘Regiopark Merwede’. Hierbij wordt een sterke verwevenheid tussen natuur en recreatie beoogd, waarbij een bescherming wordt geboden tegen een verdere verstedelijking van het Groene Hart en de bestaande verrommeling een halt wordt toegeroepen. Het regiopark dient verder een recreatieve gebruikswaarde te krijgen voor inwoners en passanten. De recreatieve knooppunten vormen de basis voor de ontwikkeling van het regiopark en zijn de toegangspoorten naar het Groene Hart. Vanuit recreatie wordt hierin een belangrijke rol toegedacht aan het Werelderfgoed Kinderdijk, het Recreatiegebied Soubergh, het Alblasserbos met het Educatief Streekcentrum Alblasserbos en het nog te realiseren ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’, dat westelijk van de Kweldamweg ligt. Deze recreatiegebieden zullen een functie moeten vervullen als pleisterplaats, als begin- en eindpunt van bijvoorbeeld wandel-, ruiter-, en fietstochten in de directe omgeving. Het ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’ moet derhalve voorzien in elementen op het gebied van sport, recreatie, natuur en water. Het uitgangspunt bij alle te realiseren voorzieningen is dat deze een meerwaarde moeten leveren aan de randzone en dat de legitimiteit van een eventuele uitplaatsing uit het stedelijk gebied gewaarborgd is. Conclusie De agrarische functie van het voorliggend initiatief sluit aan op de doelstellingen vanuit de Transformatievisie Merwedezone.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
11
Figuur 3: Uitsnede Transformatievisie.
2.4
Gemeentelijk beleid
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de Structuurvisie. In deze visie worden de door de gemeente gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren vastgelegd. Deze beleidsuitgangspunten zullen ondermeer worden vertaald in de komende herzieningen van bestemmingsplannen voor het gemeentelijke grondgebied. Voorts wordt aandacht besteed aan de Welstandsnota en Duurzaamheid. 2.4.1 Structuurvisie Sliedrecht 20120 De gemeenteraad van Sliedrecht heeft op 4 juni 2013 de “Structuurvisie Sliedrecht 2020; geen nieuw plan, op volle kracht door met uitvoering!” vastgesteld. Hierin worden de hoofdlijnen van de in 2006 vastgestelde structuurvisie nog steeds onderschreven en bekrachtigd. In de actualisatie is de balans opgemaakt en specifiek aangevuld voor de komende tien jaar. Hierbij spelen recente inzichten in demografische trends en andere ontwikkelingen een belangrijke rol. Deze structuurvisie vormt een richtinggevend kader voor de werkzaamheden als gemeente, het vormt een afwegingskader voor initiatieven van particulieren en andere (semi)overheden, maar zeker ook een uitnodiging en inspiratiebron voor deze partijen om initiatieven te ontplooien in lijn met de structuurvisie. De hoofdkeuzes uit 'De wèreld tusse Wengerde en 't woater' zijn toegespitst op de huidige situatie en trends voor de toekomst. Waar dat aan de orde is worden bij de uitwerking daarvan nieuwe projecten benoemd. Daarnaast omvat de structuurvisie een uitvoeringsparagraaf, waarin de gemeentelijke beleidskeuzen rondom de gewenste in te zetten instrumenten op het gebied van kostenverhaal zijn verankerd. Het plangebied ligt in het gebied met de aanduiding ‘faciliteren verbreding van landbouw’. De planontwikkeling is inpasbaar in de geactualiseerde Structuurvisie. Conclusie De planontwikkeling is in overeenstemming met de Structuurvisie 2020 van de gemeente Sliedrecht.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
12
Figuur 4: plankaart Structuurvisie Sliedrecht 2020.
2.4.2 Welstandnota Sliedrecht 2011 In 2004 is de welstandsnota voor de gemeente Sliedrecht in werking getreden, waarvan de Welstandsnota Sliedrecht 2011 een herziening betreft. In de welstandsnota zijn welstandseisen opgenomen waaraan een bouwplan moet voldoen. Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau sluit zoveel mogelijk aan bij het gehanteerde ruimtelijke kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in het buitengebied van de gemeente Sliedrecht. Het buitengebied van Sliedrecht is een ‘gewoon welstandsgebied’. Het beleid is gericht op het behoud van het karakteristieke profiel van de lintwegen en de cultuurhistorische bebouwing en het inperken van grote oppervlakken verharding. De welstandscommissie zal bij de advisering over de bouwplannen onder meer aandacht schenken aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren. Conclusie Er wordt rekening gehouden Landschapsbeheer Zuid-Holland
met
de
landschappelijke
inpassing
op
advies
van
2.4.3 Duurzaamheid Duurzaam bouwen is gericht op het beperken van de negatieve milieuaspecten in alle fasen van het bouwproces en het vergroten van de ecologische kwaliteiten van het leefgebied. Concreet betekent dit het terugdringen van verspilling van grondstoffen, het verlengen van de levensduur, een flexibeler gebruik van gebouwen en het bevorderen van hergebruik van bouwmaterialen. Bij duurzaam bouwen wordt onder andere aandacht besteed aan waterhuishoudingsaspecten (bijv. afkoppeling hemelwaterafvoer), stedenbouwkundige structuur (bijv. oriëntatie van gebouwen op de zon) en bouwkundige maatregelen (isolatie, zonnecollectoren, materiaalgebruik). De gemeente Sliedrecht heeft verklaard duurzaam bouwen als uitgangspunt te nemen bij nieuwbouwprojecten. Hierbij zullen de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen worden gehanteerd, o.a. om de doelstelling van het Klimaatbeleid te halen met betrekking tot een verlaging van de EPC-waarde. Conclusie De planontwikkeling zal voldoen aan de bepalingen in het Bouwbesluit. Voor zover mogelijk zal rekening worden gehouden met de gemeentelijke uitgangspunten op het gebied van duurzaam bouwen.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
13
2.5
Conclusie
Het planinitiatief voldoet aan het geschetste rijksbeleid, omdat een volwaardig agrarisch bedrijf mogelijk wordt gemaakt in het buitengebied. De 13 rijksbelangen zijn niet in het geding. In de provinciale Structuurvisie is het gebied buiten de zogenaamde rode contour gelegen. Voldaan wordt aan de uitgangspunten en randvoorwaarden, zoals deze zijn vastgelegd in de Verordening Ruimte. De nieuwbouw van een volwaardig agrarisch bedrijf past binnen het provinciale beleid, temeer daar sprake is van een agrarische structuurversterking en de landschappelijke kwaliteiten in het veenweidegebied worden verbeterd door uitvoering te geven aan een opgesteld landschapsplan. Het bouwvlak van maximaal 2 hectare is toegestaan op grond van de Verordening Ruimte. Mitsdien is dit bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciale belang. De nieuwbouw van het agrarisch bedrijf past eveneens binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid, zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke structuurvisie. De bedrijfsactiviteiten worden op landschappelijke wijze ingepast. Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
14
3.
PLANBESCHRIJVING
3.1
Historie
De gemeente Sliedrecht ligt in het zuidoosten van de provincie Zuid-Holland op de noordelijke oever van de Beneden-Merwede. De gemeente grenst in het noorden aan de gemeente Graafstroom, in het oosten aan Hardinxveld-Giessendam, in het zuiden aan Dordrecht en in het westen aan de gemeente Papendrecht. De gemeentegrenzen vallen samen met de grenzen van de oorspronkelijke ontginning van de polder Sliedrecht. Tot 1960 behoorde ook het noordelijk gedeelte van de Biesbosch tot de gemeente, maar in het genoemde jaar is dit land bij Dordrecht gevoegd. De west-, noord- en oostgrenzen zijn dus primair van historisch-juridische aard. Zij lopen langs kavelsloten (in het westen), de Achterwetering (in het noorden) en de Zwijnskade (in het oosten) en zijn daarmee in het landschap terug te vinden. De zuidelijke grens is in 1960 als gevolg van een planologisch-administratieve beslissing tot stand gekomen. Tevens is deze grens, die door de Beneden-Merwede wordt gevormd, als een functioneellandschappelijke grensscheiding te betitelen. De gemeente bestaat uit twee kernen: Sliedrecht en het buurtschap Baanhoek. Tussen beide kernen is nauwelijks een strikte scheiding aan te brengen. In verschillende bronnen wordt Baanhoek als onderdeel van het dorp Sliedrecht beschouwd. Waar Baanhoek het karakter van dijkdorp heeft bewaard, is de bebouwde kom van Sliedrecht na de Tweede Wereldoorlog dusdanig uitgebreid met nieuwbouwwijken, dat de oude lineaire structuur niet meer dominant aanwezig is. Het plangebied zelf ligt in het noordelijk gelegen buitengebied van de gemeente ten noorden van de Betuwelijn.
Figuur 5: Sliedrecht circa 1945. Uitsnede topografische kaart.
3.2
Bestaande situatie plangebied en omgeving
In de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden kan er onderscheid gemaakt worden tussen historische lintbebouwing en moderne agrarische ensembles. Bij de historische lintbebouwing is de positie van de individuele erfbebouwing beeldbepalend voor de omgeving; bij de ensembles is het groen omzoomde geheel in het open landschap de beeldbepalende éénheid. Het plangebied zelf ligt aan de Noordkant van de A15, boven Sliedrecht in de randen van de Alblasserwaard. Aan de Kweldamweg liggen verschillende agrarische bedrijven en een groenbeheer bedrijf. In plangebied is momenteel een agrarisch bedrijf gevestigd in het fokken en houden van dieren. Naast de agrarische bedrijfsbebouwing staan hier twee bedrijfswoningen.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
15
3.3
Nieuwe situatie
De huidige situatie voorziet in het oprichten van een paardenfokkerij voor circa 150 paarden tot 3 jaar en 65 sportpaarden binnen het bestaande bouwvlak. De reeds vergunde situatie behelst een woonhuis met schuur, een stallencomplex, een verzorgingsruimte, fokruimtes, stageverblijven, een kantine, kantoren, een binnenbak en buitenbak, een stapmolen, opslagruimtes en het eerste gedeelte van de ‘boxenstal’ waar de 1- tot 3-jarige paarden worden gehouden. De vergroting bestaat uit een uitbreiding van de boxenstal achterop het kavel en een uitbreiding aan de oostkant van het kavel aan de weg met de volgende functies: een woonhuis, een ruimte om op authentieke bakplaten de producten van De Bioderij de promoten (een baklijn voor productiedoeleinden is uitgesloten), een kleinschalig en ondergeschikt restaurant, een biologische kippen- en koeienschuur (met circa 40 koeien, 25 pinken en kalveren, 30 schapen en maximaal 400 kippen), een dagopvang/sociale werkplaats en opslagruimtes voor het materieel en materiaal dat hoort bij de genoemde functies. Het te vergroten bouwvlak wordt maximaal 2 hectare. Tussen de Kweldamweg bedrijfsbebouwing zal conform het geldende bestemmingsplan een bebouwingsvrije zone 18 meter worden aangehouden. De twee te vervangen bedrijfswoningen worden landschappelijke wijze ingepast. In figuren 6 en 7 is een impressie van nieuwbouwontwikkeling weergegeven.
en van op de
Figuur 6: impressie nieuwbouwontwikkeling (in bruin eerste fase en in grijs tweede fase).
Figuur 7: Artists impression nieuwbouwontwikkeling.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
16
Een plattegrond van de vergunde situatie is opgenomen in figuur 8; de plattegrond van fase 2 in figuur 9.
Figuur 8: Plattegrond fase 1.
Figuur 9: Plattegrond fase 2.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
17
3.4
Verkeer en parkeren
Verkeer Het plangebied wordt ontsloten via de Kweldamweg en de westelijk gelegen Provinciale weg (N482). Vanaf hier begeeft men zich in zuidelijke richting naar het centrum van Sliedrecht en de rijksweg A15 (richting Dordrecht - Gorinchem). De ontwikkeling brengt een (beperkte) toename van het aantal verkeersbewegingen met zich mee. De Kweldamweg heeft voldoende capaciteit om deze uitbreiding te kunnen opvangen. Parkeren Voor onderhavige planontwikkeling worden overeenkomstig de gemeentelijke Nota Parkeerbeleid Sliedrecht (2008) en de richtlijnen van de ASVV 2004 de onderstaande parkeerkencijfers aangehouden: Tabel 3.1: Parkeerkencijfers gemeente/ ASVV 2004 Categorie niet stedelijk/ rest bebouwde kom
Functie ASVV
Grote woning (120 m² en groter) Paardenfokkerij*
Grote woning
Koeienschuren
Dagopvang/ sociale werkplaats Detailhandel Bakkerij
Onder- Aantal/ geschikt oppervlakte per 100 m² 2
Arbeidsextensieve/ bezoekers-extensieve bedrijven Arbeidsextensieve/ bezoekers-extensieve bedrijven Arbeidsextensieve/ bezoekers-extensieve bedrijven Detailhandel
Aantal parkeerplaatsen
3,5
7 pp
1.896 m²
0,9
17,1 pp
1.800 m²
0,9
Opmerkingen
16,2 pp
Ja
Kantine paardenfokkerij Restaurant Totaal
Norm
Ja
80 m²
2,7
2,1 pp
60 m² 180 m²
3,5
2 pp 0 pp
170 m² 110 m²
13
0 pp 14,3 pp 59 pp
Onderdeel restaurant Onderdeel fokkerij
Op basis van het voorgenomen programma komt de parkeerbehoefte op afgerond 59 parkeerplaatsen. Dit aantal is inclusief parkeerplaatsen voor bezoekers. Dit aantal kan ruimschoots op het terrein (binnenplaats) worden aangelegd aangelegd, zodat dit plan kan voorzien in de eigen parkeerbehoefte van deze nieuwbouwontwikkeling.
3.5
Landschappelijke inpassing
Op locaties binnen het Nationaal Landschap het Groene Hart zijn alleen ontwikkelingen toegestaan die de kernkwaliteiten van deze gebieden behouden of versterken. De provincie Zuid-Holland heeft in de Provinciale Verordening vier kernkwaliteiten vastgelegd waaraan ontwikkelingen moeten voldoen: landschappelijke diversiteit, het veenweidekarakter, openheid en rust, en stilte. In deze paragraaf wordt ingegaan op de relatie tussen de vier kernkwaliteiten en de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Het voorliggend initiatief betreft een ruimtelijke ontwikkeling welke qua schaal en omvang passend is in de omgeving. Aansluitend hierop wordt middels een landschappelijke inpassing een versterking van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten en natuurkwaliteiten nagestreefd. Landschappelijke diversiteit De percelen in deze polder worden vooral gekenmerkt door de openheid in meerdere richtingen naar de polder. Voor het agrarisch bouwblok aan de Kweldamweg betekent dit: het realiseren van aaneengeschakelde bebouwing binnen het bouwvlak, zodat de open doorzichten zo min mogelijk worden beperkt; aan het erf uitsluitend transparante beplanting om zo het zicht rondom en over de polder te handhaven;
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
18
aanplant met bomen en struiken (gebiedseigen beplanting) aan de randen van de percelen. De erfbeplanting kenmerkt zich door een transparante beplanting met solitaire bomen. Veenweidekarakter De kavelrichting ter hoogte van de locatie is overwegend noord-zuid. Deze karakteristieke verkavelingstructuur inclusief de daarbij behorende slotenpatronen is de landschappelijke onderlegger voor de inrichting en positionering van het bouwblok. De hoofdbebouwing dient zodanig in het landschap te worden gesitueerd, waarbij de kaprichting en -vorm deze verkavelingrichting benadrukken. Openheid, rust en stilte Met de situering van het bouwblok wordt rekening gehouden met de aanwezige zichtlijn, randen van het veenweidelandschap en de zichtlijn over het erf. De bebouwing in de polder neemt toe, maar er wordt zeker rekening gehouden met de aanwezige landschappelijke structuren. Door de bebouwing te clusteren blijft zoveel mogelijk gebied open. De eenheid en rust wordt versterkt door streekeigen, neutraal kleurgebruik en transparante beplanting. De architectuur van de bebouwing is ook terughoudend. Door de gedeeltelijke functieverandering van een weiland naar een agrarisch bedrijf zal er echter geen sprake zijn van een afname van rust en stilte. Beplantingsplan Om de landschappelijke inpassing te waarborgen is er een beplantingsplan vervaardigd. Dit rapport met de titel 'Beplantingsplan Kweldamweg 8 - 10' is opgesteld door Landschapsbeheer Zuid-Holland te Waddinxveen (rapport van 31 oktober 2012, bijlage 1). De realisatie en het in stand houden van de noodzakelijke inpassingsmaatregelen wordt in het bestemmingsplan geborgd door deze als specifieke gebruiksregels op te nemen (artikel 3.4.3 van de regels). De beplanting dient uiterlijk 1 mei 2015 te worden aangelegd. Met het opnemen van een dergelijke regeling kan publiekrechtelijk worden afgedwongen dat de beplanting wordt aangelegd en in stand wordt gehouden. Conclusie De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn van dien aard en omvang dat de kernkwaliteiten van het gebied niet worden aangetast.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
19
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
20
4.
OMGEVINGSASPECTEN
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht.
4.1
Milieu
De te behandelen vermelde thema’s die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor de ontwikkeling van het plangebied zijn M.E.R., milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. 4.1.1 M.E.R. Wettelijk kader In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat dit project wordt genoemd in de D-lijst (categorie D 14, oprichten inrichting bestemd voor het fokken, mesten of houden van dieren), maar de omvang ruim onder de drempelwaarde van 200 stuks melkvee (ouder dan 2 jaar), 100 paarden (waarbij het aantal bijbehorende dieren in opfok jonger dan 3 jaar niet wordt meegeteld), 2.000 schapen en 40.000 stuks pluimvee blijft, kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling, die onderdeel moet zijn van dit bestemmingsplan. Onderzoek/ beoordeling De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. In dit bestemmingsplan wordt een groter bouwvlak voor een (nieuw) agrarisch bedrijf mogelijk gemaakt van 2,26 hectare. Momenteel is het gebied als agrarisch in gebruik met een kleiner bouwvlak. De planontwikkeling zit qua omvang onder de grens voor een m.e.r.beoordelingsplichtige activiteit. Voorts zal de mogelijke uitstoot vanwege de grote afstand tot het dichtstbijzijnde gelegen Natura 2000-gebied de Biesbosch geen gevolgen hebben. Zoals de hieronder beschreven milieuparagrafen en -onderzoeken aantonen, heeft het bestemmingsplan ook om andere redenen dan de omvang (zoals bijvoorbeeld de aard van de ontwikkeling of een ligging nabij een gevoelig gebied) geen significante nadelige gevolgen voor het milieu. Conclusie Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig, en dus ook niet m.e.r.-plichtig. 4.1.2 Milieuzonering Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
21
mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld tot de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied (zie tabel 4.1). In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Het bedrijf is gelegen in het landelijk gebied. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij geldt een afstand tussen de veehouderij en woningen van derden buiten de bebouwde kom een afstand van 50 meter. Ten westen van het plangebied is op ruim 150 meter afstand aan de Kweldamweg 4 v.o.f. Smits, Sliedrecht (een agrarisch bedrijf) gevestigd. Ten oosten ligt op ruim 500 meter een groenbeheer bedrijf (Verheij Groenvoorzieningen B.V., Kweldamweg 49, Sliedrecht). Voor het overige is in de nabijheid geen (woon)bebouwing aanwezig. Hier is sprake van een rustig agrarisch buitengebied. Op grond van de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt het bedrijf zelf ingedeeld in milieucategorie 3.2. Tabel 4.1: Richtafstanden en omgevingstype. Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustig buitengebied 1 10 m 2 30 m 3.1 50 m 3.2 100 m 4.1 200 m 4.2 300 m
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied 0m 10 m 30 m 50 m 100 m 200 m
Wet geurhinder en veehouderij In de nieuwe situatie zal op het agrarisch bedrijf een paardenfokkerij (met circa 300 paarden jonger dan 3 jaar en 65 paarden van 3 jaar en ouder) worden gehouden met als nevenactiviteiten het houden van circa 40 koeien, 25 pinken en kalveren, 30 schapen (weidebloters) en maximaal 400 kippen. In verband hiermede is de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij gelden er voor veehouderijbedrijven afstanden die in het kader van de milieuvergunningverlening moeten worden aangehouden tussen de veehouderij en woningen van derden. Voor een woning buiten de bebouwde kom tot een veehouderij geldt een afstand van 50 meter. De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat. Tevens moet beoordeeld worden of het bedrijf niet onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Quick scan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht In verband met onderhavige planontwikkeling heeft DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V. te Uden een quick scan uitgevoerd met betrekking tot de milieuvergunning, de Natuurbeschermingswet en het bestemmingsplan (rapport van 31 augustus 2012, bijlage 2)1. Uit de resultaten van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Ammoniak Wet ammoniak en Veehouderij De Wet Ammoniak en Veehouderij is geen beperkende factor voor het verlenen van het aspect milieu van de omgevingsvergunning, omdat het bedrijf op meer dan 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied ingevolge de Wet Ammoniak en Veehouderij ligt. Het dichtstbijzijnde kwetsbare gebied ligt op 1.830 meter. 1
De geuremissie in het milieurapport is berekend voor het houden van 4.000 kippen. Dit aantal is inmiddels teruggebracht tot maximaal 400 kippen, zodat niet langer sprake is van intensieve veehouderij activiteiten.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
22
Besluit Huisvesting Op grond van het Besluit Huisvesting moeten huisvestingssystemen voor dieren voldoen aan een “maximale emissiewaarde”. Om te kunnen voldoen aan het Besluit Huisvesting, is het noodzakelijk dat de legkippen op een emissiearmsysteem gehuisvest worden bijvoorbeeld scharrelstal met frequente mest- en strooiselverwijdering. De melkkoeien moeten weidegang worden geboden om te kunnen voldoen aan het Besluit Huisvesting. Voor jongvee zijn geen aanvullende eisen gesteld om aan het Besluit Huisvesting te kunnen voldoen. Geur De geurbelasting is berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij. Legkippen zijn dieren met een geuremissiefactor. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. In onderhavige situatie zijn ook dieren aanwezig zonder geuremissiefactor. Deze afstanden moeten minimaal 50 meter tot een woning buiten de bebouwde kom en 100 meter tot een woning binnen de bebouwde kom bedragen. Melkkoeien en paarden zijn dieren zonder geuremissiefactor. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat kan worden voldaan aan de minimaal aan te houden afstanden van de Wet geurhinder en veehouderij. De woning van Kweldamweg 4 is gelegen op ongeveer 240 meter vanaf het emissiepunt van de stal. Het dichtstbijzijnde gevoelige object binnen de bebouwde kom is het zwembad (Sportlaan 1), waarvan de afstand 780 meter bedraagt. Legkippen zijn dieren met een geuremissiefactor. Uit de V-stacks berekeningen, blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding van de geurnormen op omliggende geurgevoelige objecten. Resumerend kan worden vastgesteld dat de geuremissie van de legkippen geen belemmering oplevert voor de oprichting van het bedrijf. Daarnaast kan ook worden voldaan aan de minimaal aan te houden afstanden van de Wet geurhinder. Fijn stof Het dichtstbijzijnde gevoelige object ligt op ongeveer 240 meter vanaf het dichtstbijzijnde emissiepunt. De grenswaarde van de totale emissie van fijn stof, in gram per jaar, van de oprichting om nog als NIBM beoordeeld te worden, bedraagt 1.376.000 gram per jaar. De fijnstofbelasting van het totale bedrijf is 341.670 gram per jaar. De emissie is daarmee lager dan de maximale emissie die op die afstand geldt als grenswaarde voor de status NIBM. De fijnstofbelasting van het gehele bedrijf geeft een bijdrage die beoordeeld mag worden als Niet In Betekende Mate. Toetsing bedrijf aan richtlijnen Bedrijven - en milieuzonering Zoals hiervoor gesteld is een uitbreiding van het bedrijf gelegen op een afstand van minimaal 50 meter gelegen van de dichtstbijzijnde gelegen (agrarische) bedrijfswoningen. Overeenkomstig de richtlijnen uit de brochure bedrijven en Milieuzonering wordt voorts een vrije afstand van minimaal 100 meter aangehouden, zodat er vanuit milieuzonering geen beperkingen worden gesteld. Gelet op de schaalgrootte van het bedrijf is het Activiteitenbesluit niet van toepassing, omdat de agrariër meer dan 50 paarden zal gaan houden. Mitsdien is het bedrijf milieuvergunningplichtig. De gebruiker zal tijdig een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu indienen bij het bevoegd gezag. Voldaan kan worden aan de in de omgevingsvergunning op te nemen geluidvoorschriften. Conclusie De planontwikkeling geeft vanuit milieuzonering geen beperkingen voor de aanwezige c.q. nieuwe milieubelastende activiteiten. Het woon- en leefklimaat in de omgeving van het plangebied kan in voldoende mate worden gegarandeerd. 4.1.3 Geluid Wegverkeerslawaai Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
23
Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, voor zover sprake is van wonen. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk. De relevante weg met een maximum snelheid van 50 km/uur binnen 200 meter van het plangebied is alleen de Kweldamweg. In verband met het vorenstaande is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door S&W Consultancy B.V. te Vlissingen (rapportnummer 2120836 van 16 november 2012, bijlage 3). Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat ten gevolge van wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde van 48 (dB) Lden voor de twee bedrijfswoningen als gevolg van de Kweldamweg met 3 dB (inclusief aftrek op grond van artikel 110 Wet geluidhinder) wordt overschreden. Er wordt wel voldaan aan de maximum toegelaten waarde van 58 dB. Dit betekent dat een hogere waarde dient te worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders voor de gevels van de twee woningen, nadat hiervoor een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai is doorlopen. Deze procedure zal gelijktijdig worden gestart met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Railverkeerslawaai Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 4.1 van het Besluit geluidhinder (Bgh) iedere spoorlijn in beschouwing te worden genomen ter bepaling van de geluidsbelasting. Deze spoorwegen hebben een door de Minister vastgestelde zone, volgens artikel 1 van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. De zone van de Betuwelijn (traject 671) ter hoogte van het plangebied bedraagt 1.000 meter gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. De onderzoekszone van de spoorlijn Dordrecht - Gorinchem (traject 680) heeft een zone van 100 meter aan weerszijden van de spoorweg en is voor dit onderzoek niet relevant, omdat de woningen op een grotere afstand geprojecteerd worden. Volgens de artikelen 4.9 tot en met 4.12 van het Bgh bedraagt de voorkeursgrenswaarde dan wel de maximale hogere waarde niet meer dan: 55 dB respectievelijk 68 dB voor woningen; 53 dB respectievelijk 68 dB voor andere geluidgevoelige bestemmingen; 55 dB respectievelijk 63 dB voor geluidsgevoelige terreinen. Uit de resultaten van de door S & W Consultancy B.V. uitgevoerde berekeningen blijkt dat de geluidbelasting (Lden) ten gevolge van het railverkeer op de dichtstbijzijnde geprojecteerde woningen ten hoogste 58 dB bedraagt. Hiermee wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeer van 55 dB voor woningen, doch de maximum toegelaten waarde wordt niet overschreden. Dit betekent dat een hogere waarde dient te worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders voor de gevels van de twee woningen, nadat hiervoor een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het railverkeerslawaai is doorlopen. Deze procedure zal gelijktijdig worden gestart met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Industrielawaai Het plangebied ligt niet binnen een geluidzone industrielawaai, zodat er geen beperkingen gelden voor (vervangende) nieuwbouw van twee bedrijfswoningen. Conclusie Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, nadat een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai is doorlopen. 4.1.4 Bodem De bodemkwaliteit is in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie. In verband hiermede is mede ten behoeve van dit bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door AT MilieuAdvies B.V. te Lekkerkerk (rapportnr.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
24
AT06388 van december 2006, bijlage 4) om de kwaliteit van de bodem vast te stellen. Op basis hiervan kan het volgende worden vastgesteld (overgenomen uit rapport). Verontreinigingssituatie Op de locatie zijn in de grond sterke verontreinigingen met zware metalen, minerale olie en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) aangetoond als gevolg van de aanwezigheid van een ophooglaag. Deze ophooglaag bestaat uit grond met puin en asfaltbrokken. Het grondwater is maximaal licht verontreinigd met de onderzochte stoffen. In verband hiermede is door AT MilieuAdvies B.V. te Lekkerkerk (rapportnr. AT07005 van mei 2007, bijlage 5) een nader bodemonderzoek uitgevoerd om de ernst en omvang van de (matig tot) sterke verontreiniging met minerale olie, PAK en zink in de ophooglaag te bepalen. De samenvatting uit het rapport is hieronder overgenomen. Resultaten nader onderzoek De ophooglaag bestaat voornamelijk uit zandig materiaal met bijmengingen aan asfalt, puin, baksteen, beton en/of grind. Bij een aantal boringen is zelfs een volledige verhardingslaag aanwezig. De gemiddelde laagdikte van de ophooglaag is vastgesteld op ongeveer 1,3 m. De oppervlakte van de ophooglaag wordt ingeschat op circa 3.750 m². In de ophooglaag zijn op enkele plaatsen en op variërende dieptes matig tot sterke verontreinigingen met minerale olie, PAK, koper, lood en/of zink aangetoond. De hoeveelheid matig tot sterk met minerale olie verontreinigde grond wordt ingeschat op ongeveer 700 m³. Ongeveer 140 m³ hiervan is sterk verontreinigd met minerale olie. De matige minerale olieverontreiniging in de grond bevindt zich op variërende dieptes (vanaf 0,2 m —mv tot minimaal 2,7 m —mv). Ter plaatse van één boring in de grondlaag van 0,6-1,8 m —mv is nog een sterke PAK-verontreiniging met een omvang van circa 180 m³ aangetroffen. Deze PAK-verontreiniging maakt deel uit van de grotere verontreiniging met minerale olie. De hoeveelheid matig met zink verontreinigde bovengrond bij één boring is ingeschat op circa 45 m³. Deze matige zinkverontreiniging is gemeten in de grondlaag van 0,1-0,6 m —mv. De omvang van de sterke minerale olieverontreiniging in het grondwater bij een peilbuis uit het voorgaand bodemonderzoek bedraagt op basis van de onderzoeksresultaten ongeveer 115 m³. BUS-melding Door de hoeveelheid sterk verontreinigde grond in de ophooglaag (totaal ongeveer 360 m³) en grondwater (circa 115 m³) is conform de Wet bodembescherming (Wbb) sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waardoor een saneringsplicht geldt. De niet tot licht verhoogde concentraties in grond en grondwater geven geen beperkingen ten aanzien van het huidige gebruik en de mogelijke herinrichting van de locatie ten behoeve van een paardenfokkerij en aanverwante activiteiten. De resultaten van het asbestonderzoek nabij de containerunit, waarbij geen asbest is aangetoond, en het waterbodemonderzoek in de sloten (klasse 1 specie) geven evenmin aanleiding tot sanerende maatregelen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de aangetroffen bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functiewijziging, omdat niet zondermeer op sterk verontreinigde grond mag worden gebouwd. In verband hiermede is ten behoeve van de omgevingsvergunning een zogenaamde BUS-melding beoordeeld door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid te Dordrecht (besluit van 29 januari 2013, zaaknummer 0114344, bijlage 6), waarna een sanering is uitgevoerd. Bij beschikking van 14 april 2014, zaaknummer 0125724 heeft de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid ingestemd het evaluatierapport en is de sanering als afgerond beschouwd. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt levert het gebruik van de locatie geen verdere beperkingen op. Wanneer grond van de locatie moet worden afgevoerd of ergens anders zal moeten worden toegepast zal initiatiefnemer de kwaliteit van de vrijkomende grond laten onderzoeken conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit of hetgeen is gesteld in het bodembeheerplan. Conclusie Er zullen geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteiten op het onderhavige plangebied.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
25
4.1.5 Luchtkwaliteit Wet- en regelgeving De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). In de wet zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. In tabel 4.2 is een overzicht gegeven van de grenswaarden. Tabel 4.2: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer Stof Toetsing norm Grenswaarden
geldig
Stikstofdioxide (NO2) Jaargemiddelde concentratie
40 g/m3
vanaf 2015
Jaargemiddelde concentratie
40 g/m3
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
Max. 35 keer p.j. meer
vanaf 11 juni 2011
Fijn stof (PM10)*
dan 50 g/m3 * Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wet milieubeheer behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan: a. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde; b. de luchtkwaliteit tengevolge van de plannen (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft; c. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% van de grenswaarde verstaan; d. het project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Verder is er met deze wijziging een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit opgesteld. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL) is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Doel van het NSL is: 1. Negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken; 2. Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren door tijdig aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit te voldoen. Het NSL is een bundeling van de regionale actieprogramma's en de Rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL bevat enerzijds maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Het NSL brengt deze twee aspecten in evenwicht. Het Rijk coördineert het nationale programma. Het Rijk maakt met provincies en gemeenten afspraken over toetsbare resultaten; in de gebieden moeten de normen voor luchtkwaliteit stap voor stap dichterbij komen. De overheden kunnen op die resultaten worden afgerekend. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en Ministeriële Regelingen (mr) die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking zijn getreden, waaronder de AMvB en Ministeriele Regeling niet in betekenende mate (afgekort NIBM). AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM) De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
26
de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Deze AMvB is gelijktijdig met het NSL in werking getreden. NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven2. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Het plan valt niet onder de NIBM-grenzen, zodat middels een berekening zal moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden. Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Programma Luchtkwaliteit Drechtsteden 2006 - 2020 In het kader van het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) is voor de Drechtsteden het Regionaal Programma Luchtkwaliteit 2006-2015 opgesteld. Het RSL maakt onderdeel uit van het NSL. Met de uitvoering van het Programma Luchtkwaliteit willen de Drechtsteden de komende jaren de luchtkwaliteit in de regio structureel verbeteren. Zo worden ook door de gemeente Sliedrecht diverse maatregelen genomen om de luchtkwaliteit te verbeteren dan wel de negatieve bijdrage van ruimtelijke plannen door maatregelen weg te nemen. Maatregelen op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau hebben tot doel om in 2011 en 2015 aan de gestelde grenswaarden zoals genoemd in de Wet milieubeheer te voldoen. Op basis van de huidige inzichten zal, mede door luchtkwaliteitsmaatregelen, in 2011 en 2015 in Sliedrecht ruimschoots aan de grenswaarden worden voldaan. Onderzoek luchtkwaliteit In verband met onderhavige planontwikkeling heeft DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V. te Uden een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd (zie hiervoor paragraaf 4.1.2 en bijlage 2). Specifiek is in dit rapport aandacht besteed aan: artikel 5.15 1e lid Wet milieubeheer, grond b: "per saldo gelijk blijven of verbeteren van de luchtkwaliteit; het verstrekken van inzicht in huidige en toekomstige aard en omvang van bedrijfsvoering en afstand tot gevoelige objecten in vigerende en geplande situatie. Conclusie In het onderzoek zijn de jaren 2012 (jaar van besluitvorming) en 2022 (10 jaar na besluitvorming) beschouwd. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat op de beschouwde posities wordt voldaan aan de grenswaarden voor PM10 en NO2 zoals opgenomen in de Wet milieubeheer. Ter hoogte van het onderzoeksgebied kan voor de overige in de Wet milieubeheer opgenomen stoffen zonder verder onderzoek worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de genoemde grenswaarden. Aldus gelden er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen beperkingen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. 4.1.6 Externe veiligheid Wettelijk kader Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De 2
Bijlage 3B van de Ministeriële Regeling ‘niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ (Stcrt. 2007, 218).
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
27
daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR: - rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarljke stoffen plaatsvindt; - langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico’s verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Transport gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de modaliteiten binnenwater, spoor, weg en door buisleidingen. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de transportas dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. Transport over water Er ligt in de omgeving van het plangebied geen hoofdvaarweg, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied. Transport over spoor Ten zuiden van het plangebied ligt de Betuweroute. Met betrekking tot het vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor geldt dat het afwegingsgebied voor het stellen randvoorwaarden in de ruimtelijke ordening in principe is gemaximaliseerd op 200 meter het spoor (aan beide zijden). De afstand ten opzichte van het plangebied is meer dan meter. Er is dus geen beperking voor het plangebied.
van van van 550
Wegtransport Er ligt in de directe omgeving van het plangebied (binnen 200 meter) geen rijksweg of provinciale weg met een route gevaarlijke stoffen, zodat deze planontwikkeling geen belemmering vormt. Transport per buisleiding Voor zoneringsafstanden van hogedruk gasleidingen geldt vanaf 1 januari 2011 de nieuwe AMvB Buisleidingen. Hierbij dient te worden uitgegaan van de risicoafstanden zoals aangegeven in de AMvB. Ten zuiden van het plangebied ligt op meer dan 500 meter afstand een hogedruk gasleiding van de Gasunie (transportroutedeel W-528-01-KR-036, zie figuur 8). De PR contour is 0 meter met een effectafstand van 140 meter. Er zijn voor wat betreft het transport door buisleidingen derhalve geen beperkingen voor de ontwikkeling. Inrichtingen Binnen de 10-6 contour van een risicovolle inrichting mogen geen kwetsbare bestemmingen geplaatst worden. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de EV relevante inrichtingen dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. In de nabijheid van het plangebied liggen geen risicovolle bedrijven, zodat er geen belemmeringen zijn voor deze planontwikkeling. Hoogspanningsleiding Ten noorden van het plangebied is de hoogspanningsleiding Papendrecht-Arkel (150 kV) gelegen. Het betreft een hoogspanningsleiding, welke op een afstand van circa 300 meter van het voorliggend initiatief is gelegen. Derhalve is er geen belemmering aanwezig.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
28
Risicokaart Zuid-Holland De risicokaart Zuid-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. Op de risicokaart (zie figuur 10) is opgenomen dat de huidige gebruiker een bovengrondse propaantank van 5.000 liter heeft met een PR van 10 meter. Deze propaantank wordt meegenomen bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit milieu wanneer deze wordt gehandhaafd. Voor het overige zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven en/of activiteiten vermeld, zodat er geen belemmeringen zijn voor het plangebied.
Plangebied
Figuur 10: Uitsnede risicokaart Zuid-Holland.
Conclusie Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BEVB) en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.2
Waterparagraaf
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een bestemmingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken. Beleidskader Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota’s verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota’s.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
29
Rijk In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Provincie Op provinciaal niveau heeft de provincie Zuid-Holland het beleid vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015. In dit Plan staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. Waarborgen waterveiligheid 2. Zorgen voor mooi en schoon water 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. Gemeente Binnen Sliedrecht is veel water dat het dorp aantrekkelijk maakt. Natuurlijk moet er voor gezorgd worden dat iedereen nu en in de toekomst droge voeten houdt en daarvoor moeten de nodige maatregelen worden getroffen. Ook is het van belang om de kwaliteit van het water op peil te houden en waar nodig te verbeteren. Niet alleen voor de mensen die graag bij het water vertoeven, maar ook voor de planten en vissen in en om het water. Om de functies van het water te verbeteren en de beleving van het water te vergroten, kunnen verschillende maatregelen worden getroffen, die zijn omschreven in het waterplan, dat samen met het Waterschap Rivierenland is opgesteld. In dit waterplan, genaamd Stedelijk waterplan, krijgen vijvers, sloten en plassen een specifieke gebruiksfunctie toegekend, zoals zwemwater, viswater, recreatiewater of natuurwater. Beleid Waterschap Rivierenland Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Werken aan een veilig en schoon rivierenland' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van watergangen en waterkeringen. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, kan ontheffing worden aangevraagd. Duidelijke en vastgestelde uitgangspunten hierbij zijn geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Initiatieven voor (bouw)werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
30
Toetsingskader Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het binnendijkse gedeelte wordt gevoerd door Waterschap Rivierenland. Waterschap Rivierenland beheert de waterkeringen en in het ZuidHollandse deel van haar beheergebied de wegen, niet zijnde rijks- of provinciale wegen buiten de bebouwde kom. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Sliedrecht. In het kader van de watertoets wordt deze waterparagraaf overlegd met het waterschap, waarna de opmerkingen worden verwerkt in deze waterparagraaf. Beschrijving watersysteem Het plangebied ligt in het peilgebied Sliedrecht Noord en heeft een zomerpeil van -2,09 m NAP en een winterpeil van -2,19 m NAP. Voor alle watergangen is het beleid er op gericht dat het water ecologisch gezond is, zodat planten en dieren erin kunnen leven. Er dient voldoende water te zijn, zodat het water op het gewenste peil kan worden gehouden en sloten niet droog komen te staan of buiten haar oevers treedt. Het water moet er ook aantrekkelijk uitzien, het moet niet stinken en het moet prettig voelen om in de buurt van het water te vertoeven. De bodemsamenstelling van het terrein bestaat globaal uit de grondsoort veen. In de huidige situatie is het plangebied deels verhard met bebouwing en erfverharding. Het te vergroten bouwvlak is nu in gebruik als grasland. Beschrijving waterkwantiteit B-watergangen In de nieuwe situatie zal het bouwvlak worden vergroot, zodat het verhard oppervlak toeneemt (agrarische bebouwing en verharding). Van deze toename mag 1.500 m² (éénmalige vrijstelling) worden afgetrokken in de compensatieberekening. Op grond van de richtlijnen van het waterschap dient voor elke hectare aan nieuw verhard oppervlak een watercompensatie van 436 m³ te worden gerealiseerd waarbij een maximale peilstijging in de watergang is toegestaan van 0,20 meter. Deze compensatie moet als B-watergang worden gerealiseerd, dat wil zeggen dat de compensatie in verbinding moet staan met de brede sloten parallel aan de Kweldamweg. Berekening: De totale toename van verhard oppervlak bedraagt 12.892 m². Na aftrek van de vrijstelling moet er 11.392 m² worden gecompenseerd. Dit betekent een extra bergingsbehoefte in de Bwatergangen van 11.392 m² : 10.000 x 436 = 496,69 m³. Omgerekend in vierkante meters is dat (496,69 / 0,2 =) 2.483,45 m². Naast de toename van verhard oppervlak, wordt er ook 183 m² aan B-watergangen gedempt vanwege nieuwe en veranderende kaveltoeritten. In totaal moet er dus (2.483,45 + 183) = 2.666,45 m² aan B-watergangen worden gecompenseerd. C-watergangen De sloten, haaks op de Kweldamweg liggend die niet in verbinding staan met de Bwatergangen, zijn de zogenaamde C-watergangen. Door de vergroting van het bouwvlak verdwijnt er 513,6 m² aan C-watergangen, hetwelk gecompenseerd dient te worden. Conclusie In totaal voorziet het initiatief in een extra waterberging van 3.599,28 m² B-watergangen en wordt er 513,6 m² aan C-watergangen gecompenseerd. Hiermee wordt voldaan aan de benodigde waterberging, zonder afwenteling naar het omliggend gebied te creëren. Ook wordt een neerslagsituatie die eens in de 10 jaar voorkomt met deze ingreep ondervangen. De nieuwe opgaven zijn in tabel 4.3 weergegeven. De nieuwe bebouwing zal worden aangesloten op het gemeentelijke riool overeenkomstig het gemeentelijke rioleringsbeleid. Het schoon water van de nieuwe bebouwing wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd. Geen gebruik zal worden gemaakt van uitloogbare materialen. De algemene uitgangspunten van duurzaam waterbeheer, zoals geformuleerd door het waterschap Rivierenland worden, daar waar mogelijk, toegepast. Voor de te graven watergangen is een watervergunning aangevraagd bij het waterschap. Naar aanleiding hiervan heeft het Waterschap bij besluit van 26 april 2013, kenmerk 201303786/223895 de gevraagde watervergunning verleend voor het lozen vanaf nieuw verhard
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
31
oppervlak, het dempen en compenseren van water en het aanbrengen van uitritten ter plaatse van de Kweldamweg 8-10 in Sliedrecht. Conclusie Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling. Tabel 4.3: Wateropgave. Omschrijving Rekenoppervlak Bouwvlak bebouwd bedrijfsgebouwen bedrijfwoningen (2) Subtotaal Onbebouwd (erf)verharding verharding buiten kavel subtotaal
Totaal m² Bestaand bestaand in m² 25.000 11.293
Totaal m² nieuw
25.000 22.569
3.094 233 3.327
13.917 257 14.174
2.890 213 3.103
4.200 948 5.148 19.322
6.430
Subtotaal verhard Onbebouwd onverhard veenweidegebied/ groen/water Buiten bestaand bouwvlak Binnen nieuw bouwvlak subtotaal
Nieuw in m²
3.247 2.431 5.678
4.863 13.707 18.570
Subtotaal onverhard
18.570
5.678
Totaal oppervlakte
25.000
25.000
4.3
Archeologie
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: - archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); - in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; - de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen archeologisch (voor)onderzoek te verrichten. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Hoekse Waard – IJsselmonde – Dordrecht (provincie Zuid-Holland) is het gebied niet specifiek aangeduid. Er is onderscheid gemaakt in drie kleuren categorieën (drie tinten bruin). De toekenning van een (zeer) grote, redelijke of lage kans op sporen (kleuren donker-, middel- en lichtbruin) heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische vondsten die in een bepaald gebied verwacht wordt. De witte gebieden hebben een lage trefkans. De plankaart (zie figuur 11) laat zien dat er in dit
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
32
deelgebied een lage trefkans op archeologische sporen is. In verband hiermede is een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek naar archeologie niet nodig. Conclusie Het initiatief tast de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.
Plangebied
Figuur 11: Kaart waarde archeologie provincie Zuid-Holland.
4.4
Flora- en fauna
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten. In verband met onderhavige planontwikkeling is een aanvraag om vergunning ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1988 aangevraagd. Naar aanleiding hiervan hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland bij besluit van 28 februari 2013, kenmerk PZH-2013-372792405 de gevraagde vergunning verleend voor het wijzigen van de inrichting aan de Kweldamweg 10 te Sliedrecht. In de directe nabijheid van het plangebied zijn verder geen speciale beschermingszones aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, zodat uit dien hoofde geen beperkingen worden opgelegd aan het oprichten van de geplande nieuwbouwontwikkeling. Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van fabrieken, geldt de volgende vrijstellingsregeling: 1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten; 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
33
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen. 4.4.1 Flora- en faunatoets Bij een bestemmingsplanherziening moet bekeken worden wat het effect is op de aanwezige flora- en fauna. In verband hiermede heeft Buro Maerlant te Dussen een flora- en faunatoets uitgevoerd voor het onderhavige plangebied (rapport van 17 december 2012, projectnummer 2012, bijlage 7). Op basis van een inventarisatie, literatuuronderzoek en een verkennend onderzoek kunnen de volgende conclusies en aanbevelingen worden getrokken (overgenomen uit het rapport): Conclusies In het plangebied zijn de volgende (potentiële) beschermde natuurwaarden aangetroffen: Vleermuizen, mogelijke aanwezigheid kraamverblijven en/of zomerverblijven in de te slopen bedrijfswoningen; Territorium van steenuil; Broedvogels algemeen; De bouwplaats kán geschikt worden voor rugstreeppad. Aanbevelingen Vleermuizen Aanbevolen wordt twee aanvullende veldbezoeken uit te voeren naar de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de te slopen bedrijfswoningen. (Noot: dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd, voordat de woningen werden gesloopt. Het onderzoek wordt verderop aangehaald onder het kopje ‘sloop’). Steenuil Voor steenuil kan men extra kansen bieden door de waterpartijen te voorzien van natuurvriendelijke oevers, tevens is het nodig in de nieuwe situatie zo spoedig mogelijk nieuw groen aan te leggen. Overige vogels Doordat de kans bestaat dat broedende vogels aanwezig zijn, wordt aanbevolen sloop en kap buiten het broedseizoen uit te voeren: ná half juli en vóór half maart. Het verstoren van broedende vogels is conform de Flora- en faunawet niet toegestaan. De periode augustus tot en met oktober is voor de meeste soortgroepen, ook algemene beschermde soorten waar op voorhand een vrijstelling voor geldt, de minst kwetsbare periode. Planning van de werkzaamheden in deze periode is optimaal. Sloop De bedrijfswoningen zijn inmiddels gesloopt, nadat zekerheid was verkregen over de afwezigheid van vleermuizen. Het veldonderzoek van Buro Maerlant is bijgevoegd (memo najaarsonderzoek vleermuizen van 26 november 2012, bijlage 8). Op basis hiervan werden in het plangebied geen vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen. aangetroffen Paarplaatsen en/ of paarterritoria waren niet aanwezig. Als foerageergebied heeft het plangebied enige functie voor een laag aantal dieren. De sloop van de overige opstallen kan indien men rekening houdt met algemene broedende vogels probleemloos plaatsvinden. Algemene Zorgplicht Voor alle planten- en diersoorten geldt de algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2 van de Flora- en faunawet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora en/of fauna kan hebben, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
34
Conclusie Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan deze nieuwbouwontwikkeling. De in de twee rapporten genoemde aanbevelingen en conclusies zijn c.q. worden overgenomen bij uitwerking van de plannen.
4.5
Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten
4.5.1 Kabels en leidingen In het plangebied liggen naast de gebruikelijke kabels en leidingen geen waterstransportleidingen en gastransportleidingen.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
35
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
36
5.
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan, de verbeelding (geometrische plaatsbepaling) en de regels.
5.2
Verbeelding
Op de verbeelding (plankaart), getekend op een kadastrale ondergrond schaal 1:1.000, zijn door middel van coderingen (via combinatie van letteraanduidingen, arceringen en/of kleur) de bestemmingen aangegeven. Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan.
5.3
Planregels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken: - Hoofdstuk 1 Inleidende regels - Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels - Hoofdstuk 3 Algemene regels - Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 5.3.1 Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen. Artikel 1 Begrippen In het artikel ‘Begrippen’ wordt een aantal in de planregels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van deze begrippen beperkt, waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de rechtszekerheid wordt vergroot. Artikel 2 Wijze van meten In het artikel ‘Wijze van meten’ wordt aangegeven hoe de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald. 5.3.2 Bestemmingsregels Dit hoofdstuk bevat de regels waarin de materiële inhoud van de op de verbeelding gegeven bestemmingen zijn opgenomen. Bij de opzet van de artikelen is, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) bepaalt, een vaste indeling aangehouden. Voor de volgorde van de bestemmingen leidt dit ertoe dat eerst de bestemmingsomschrijvingen worden benoemd en hierna de bouwregels en in voorkomende geval specifieke gebruiksregels. Bij de indeling van de artikelen in hoofdstuk 2 is een vaste volgorde aangehouden. Bestemmingsomschrijving In dit onderdeel worden de functies aangegeven waartoe de gronden zijn bestemd. Bouwregels In de bouwregels zijn de regels opgenomen ten aanzien van de toegelaten bebouwing. Dit lid bevat regels omtrent toegestane bouwwerken die als “recht” kunnen worden opgericht. De gebouwen dienen te worden geplaatst binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Voor de bestemmingen zijn regels opgenomen voor de goothoogte, hoogte en /of dakhelling. Bij het bepalen van de maatvoeringen is uitgegaan van de gewenste planologische situatie. Artikel 3 Agrarisch De gronden in het veenweidegebied hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Voor het agrarisch bedrijf is op de verbeelding een bouwvlak opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoningen en overige bijgebouwen alsmede
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
37
sleufsilo's, kuilplaten te worden gesitueerd. Aan het oppervlak voor bedrijfsgebouwen is geen maximum gekoppeld. Binnen het bouwvlak is een productiegerichte paardenhouderij toegestaan. In de bestemmingsomschrijving is het aantal te houden kippen gemaximaliseerd tot 400 stuks om te vermijden dat een pluimveehouderijbedrijf als nevenactiviteit mogelijk wordt gemaakt. In de bestemming is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om de in het gebied voorkomende natuur- en landschapswaarden te kunnen beschermen. Om de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen en de terreininrichting te borgen is in de gebruiksregels een bepaling opgenomen dat voor 1 mei 2015 beplanting rondom het bouwvlak is aangelegd overeenkomstig het ingediende beplantingsplan. 5.3.3 Algemene regels Dit hoofdstuk bevat meerdere artikelen die op de bestemmingen uit hoofdstuk II van toepassing zijn. Artikel 4 Antidubbeltelbepaling Het artikel ‘Antidubbeltelregel’ bevat een regeling waarmee wordt voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Artikel 5 Algemene bouwregels In het artikel ‘Algemene bouwregels’ is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders. 5.3.4 Overgangs- en slotregels Het laatste hoofdstuk van de planregels bevat twee artikelen. Artikel 6 Overgangsrecht Het artikel ‘Overgangsrecht’ heeft ten doel de rechtstoestand te begeleiden van situaties die afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Lid 1 van dit artikel geeft regels voor bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden, en die afwijken van de bebouwingsregels van het plan. Lid 2 van dit artikel regelt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, afwijkt van de in het plan gegeven bestemming. Artikel 7 Slotbepaling Het artikel ‘Slotregel’ bevat de titel waaronder het bestemmingsplan kan worden geciteerd. Dit artikel wordt dan ook wel het citeerartikel genoemd.
5.4
Handhaving bestemmingsplan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft alleen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid: 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor beleid en regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
38
3. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
39
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
40
6.
UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG
6.1
Economische uitvoerbaarheid
De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale, regionale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant gesloten exploitatieovereenkomst, waaronder planschade is begrepen. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de exploitatieovereenkomst.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig het bepaalde in de Inspraakverordening met ingang van 26 juli 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn drie schriftelijke inspraakreacties ingekomen. Deze zijn behandeld in de Notitie inspraak en overleg voorontwerpbestemmingsplan Kweldamweg 8 - 10 (bijlage 9). Voor het ontwerpbestemmingsplan is de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in artikel 3.8, lid 1 Wro juncto hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerpbestemmingsplan heeft daartoe met ingang van 6 juni 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn vier zienswijzen ingediend. Deze zijn beantwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10 Sliedrecht (bijlage 10).
6.3
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende personen en/of instanties: 1. Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit; 2. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland, Afdeling Ruimtelijke Ordening; 3. Waterschap Rivierenland; 4. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid 5. Gasunie; 6. TenneT. De instanties onder 3 en 5 hebben aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De instanties onder 2 en 6 hebben niet gereageerd. De opmerkingen van de instanties onder 1 en 4 zijn beantwoord in de Notitie inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Kweldamweg 8 – 10, Sliedrecht (bijlage 9).
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
41
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
42
BIJLAGEN Separaat bij dit bestemmingsplan zijn de volgende bijlagen in te zien: 1. Beplantingsplan; Landschapsbeheer Zuid-Holland te Waddinxveen van 31 oktober 2012. 2. Quick Scan DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V. te Uden van 31 augustus 2012. 3. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en spoorweglawaai; S&W Consultancy B.V. te Vlissingen van 16 november 2012. 4. Verkennend bodemonderzoek; AT MilieuAdvies B.V. te Lekkerkerk van december 2006; 5. Nader bodemonderzoek; AT MilieuAdvies B.V. te Lekkerkerk van mei 2007; 6. Beoordeling BUS-melding Kweldamweg 8-10, Sliedrecht van Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid te Dordrecht van 29 januari 2013. 7. Flora- en faunatoets; Buro Maerlant te Dussen van 17 december 2012. 8. Memo najaarsonderzoek vleermuizen; Buro Maerlant te Dussen van 26 november 2012. Voorts is de volgende bijlage toegevoegd: 9. Notitie van inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Kweldamweg 8 - 10 van februari 2014. 10. Nota beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Kweldamweg 8 - 10 van juli 2014.
Bestemmingsplan Kweldamweg 8-10, Sliedrecht (vastgesteld)
43
Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
2 2 8
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels Agrarisch
9 9
Hoofdstuk 3 Artikel 4 Artikel 5
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels
18 18 19
Hoofdstuk 4 Artikel 6 Artikel 7
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
20 20 21
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht met identificatienummer NL.IMRO.0610.bp28kweldamweg8-3001 van de gemeente Sliedrecht; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw; 1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6
aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; 1.7
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.8
afwijking:
een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo; 1.9
agrarisch aanverwant bedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk; 1.10
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen productiegerichte paardenhouderijen; 1.11
agrarisch gebruik:
het al dan niet bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;
2
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
1.12
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.13
bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen; 1.14
bebouwingspercentage:
een binnen een bij het plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages; 1.15
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten; 1.16
bestaand:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan; 1.17
bed & breakfast:
voorzieningen gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristische recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen; onder bed & breakfastvoorzieningen wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en of arbeid; 1.18
bedrijfswoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (de huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk moet worden geacht; 1.19
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.20
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.21
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; 1.22
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 1.23
bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; 1.24
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.25
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
Regels (vastgesteld)
3
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht 1.26
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.27
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 1.28
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.29
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.30
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.31
erf:
het al dan niet bebouwde bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt; 1.32
erfbebouwing:
een gebouw dat behoort tot een op hetzelfde perceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw; 1.33
extensief recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen; bijpassende voorzieningen zijn picknickvoorzieningen, bewegwijzering, informatieborden e.d.; 1.34
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.35
grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en paardenhouderijen zijn doorgaans ook grondgebonden; 1.36
grondgebonden veehouderij:
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het houden van vee, waarbij het gebruik van agrarische grond noodzakelijk is voor het functioneren ervan; 1.37
hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.38
horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
4
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht 1.39
intensieve veehouderij:
het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, dat als zodanig niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel; 1.40
landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur; 1.41
manege:
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden, en waarbij hieraan ondergeschikt horeca is toegestaan; 1.42
mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband; 1.43
natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang; 1.44
NEN:
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan; 1.45
nevenactiviteiten:
het ontplooien van activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen; 1.46
niet grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat in overwegende mate gericht is op de teelt, handel en bewaring van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel dan wel een intensieve veehouderij; 1.47
omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 1.48
ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren; 1.49
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden: 1.50
paardenbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;
Regels (vastgesteld)
5
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
1.51
paardenhouderij:
hierbij wordt een onderscheid gemaakt in: productiegericht: een agrarisch bedrijf dat zich richt op het produceren van paarden die geschikt zijn voor een bepaalde taak zoals hengstenstations, opfokbedrijven, paarden- en ponyfokbedrijven, handelsstallen en africhtings- en trainingsstallen, africhtingsbedrijven e.d.; gebruiksgericht: een agrarisch verwant bedrijf of recreatiebedrijf in de vorm van een pensionstal, een wedstrijdstal, verhuurbedrijven, maneges, stallen en/of oefenaccommodaties; 1.52 paardenpension: een pensionstalling is een bedrijf dat is gericht op het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; 1.53
peil:
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de as van de weg grenzen of waarvan de hoofdtoegang minder dan 1 m van de weg ligt: de hoogte van de bovenkant van die weg; b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m: 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst: de hoogte van de as van die weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 3 m achter de achtergevelbouwgrens van een op bedoeld perceel aangegeven bouwvlak, mits het een aanbouw aan het hoofdgebouw betreft; 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein; 3. voor vrijstaande bijgebouwen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald; 1.54
plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan; 1.55
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.56
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; 1.57
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.58
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
6
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht 1.59
verkoop streekeigen producten:
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt; 1.60
verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; 1.61
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt; 1.62
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 1.63
Wet geluidhinder:
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan; 1.64
woning/ wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden; 1.65
wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.
Regels (vastgesteld)
7
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Artikel 2
Wijze van meten
Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht, dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast: 2.1
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk; 2.2
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.3
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.4
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.6
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.7
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
8
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels
Agrarisch
3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1
Algemeen
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. agrarisch gebruik van gronden; b. grondgebonden veehouderijen; c. alsmede een productiegerichte paardenhouderij ter plaatse van de 'specifieke vorm van agrarisch - productiegerichte paardenhouderij'; d. bedrijfsmatige nevenactiviteiten, met dien verstande dat niet meer dan 400 kippen mogen worden gehouden; e. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden; f. extensief recreatief medegebruik; g. water en waterhuishoudkundige doeleinden; h. bestaande perceelsontsluitingen; i. bestaande voorzieningen van openbaar nut; één en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en houtwallen, bruggen, dammen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
3.1.2
Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1; a Bescherming van waarden Binnen de bestemming Agrarisch is het beleid gericht op het beschermen en verder ontwikkelen van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw en behoud van de bedrijfsvoering van de aanwezige landbouw. b Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit Ten dienste van het agrarisch bedrijf is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m² verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend. c Horeca als ondergeschikte nevenactiviteit Ondersteunende horeca is als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, met dien verstande dat ten behoeve van de horecagelegenheid maximaal 120 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen. d Niet-agrarische nevenactiviteiten: Bovendien is bij elk agrarisch bedrijf naast de agrarische bedrijfsvoering een niet-agrarische nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 25% maar nooit meer dan 200 m². Voorwaarden daarbij zijn wel dat er geen sprake is van een verkeersaantrekkende werking en er geen detailhandel ten behoeve van deze activiteit plaatsvindt, behoudens detailhandel als genoemd onder b. e Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden De gronden zoals bedoeld in 3.1.1 zijn bedoeld voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit houdt in dat het beleid gericht is op: a. het in stand houden en versterken van het open weidekarakter, het behoud van de karakteristieke verkaveling (smalle percelen met een fijnmazig slotenpatroon); b. het beschermen en versterken van de landschappelijke waarden alsmede het herstellen van de knotwilgbeplanting; c. het behoud van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit, het fijnmazig slotenstelsel, aanwezige bosschages en agrarisch graslandgebruik; d. behoud van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en structuren zoals achterkaden.
Regels (vastgesteld)
9
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht f Extensief recreatief medegebruik Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d., toegestaan in het gehele gebied. g Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie met in achtneming dat niet meer dan 30% van het bebouwde oppervlak voor dit doel worden aangewend, tot een maximum van 40 m². De activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemmingsomschrijving als opgenomen in 3.1.
3.2.2
Bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht: a. agrarische bedrijfsgebouwen; b. indien en voor zover een nevenactiviteit als bedoeld in 3.1.2 onder d is toegestaan, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze nevenactiviteit; c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per aangeduid 'bouwvlak', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen binnen het betreffende 'bouwvlak' is; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming. 3.2.3
Teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
3.2.4
Maatvoering
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:
Bedrijfsgebouwen per 'bouwvlak'
Min.
Max.
Goothoogte
n.v.t.
7m
Bouwhoogte
n.v.t.
12 m
Bedrijfswoning
Min.
Max.
Goothoogte
n.v.t.
6m
Bouwhoogte
n.v.t.
9m
Inhoud
maximaal 750 m³, aanbouwen
inclusief
n.v.t.
3m
Bijgebouwen bij bedrijfswoning Goothoogte
10
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Bouwhoogte
n.v.t.
6m
Oppervlakte
n.v.t.
75 m²
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Max.
Hoogte mestsilo
5,5 m
Doorsnede mestsilo
25 m²
Inhoud mestsilo
2.500 m³
Hoogte overige silo's
15 m
Hoogte erfafscheidingen
Voor voorgevelrooilijn 1 m; Overige 2 m
Hoogte hooiberg
12 m
Hoogte windturbines
15 m
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6m
3.2.5
Buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende: a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen; 2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's, andere mestvoorzieningen en teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan; 3. reclamebouwwerken ten behoeve van het eigen bedrijf zijn toegestaan, uitsluitend onder de volgende voorwaarden: er is maximaal één reclamebouwwerk per bedrijf toegestaan en uitsluitend in de vorm van een reclamevermelding; het reclamebouwwerk is uitsluitend toegestaan in het groen bij de erftoegang gesitueerd; het reclamebouwwerk mag maximaal 0,40 m hoog en maximaal 3 m breed bedragen, waarvan de hoogte inclusief de ondersteuning niet meer bedraagt dan 1,2 m; b. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, bewegwijzering e.d. met een maximale bouwhoogte van 2,5 m. 3.2.6
Herbouw bedrijfswoning
Herbouw van de bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover: a. de voorgevel van de te herbouwen woning maximaal 15 m achter de voormalige voorgevelrooilijn wordt gesitueerd; b. de bouwwijze (vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en); c. het bepaalde in 3.2.4 wordt in acht genomen, met dien verstande dat voor zover de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, meer bedraagt dan 750 m³ deze wordt teruggebracht naar 750 m³.
Regels (vastgesteld)
11
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht 3.2.7
Afwijkingenregeling
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voor zover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum. 3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Omgevingsvergunning overschrijden bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' het bouwvlak eenmalig te overschrijden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de overschrijding mag aan één zijde plaatsvinden, niet zijnde een naar de openbare weg gekeerde zijde; b. de overschrijding mag niet meer dan 20 meter bedragen, gemeten uit de grens van het aangeduide 'bouwvlak'; c. de bebouwde oppervlakte van de overschrijding mag niet meer bedragen dan 400 m²; d. voor het overige is de maatvoering van het bepaalde in 3.2.4 van toepassing; e. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast; f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid; h. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden. 3.3.2
Omgevingsvergunning grotere bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder a. teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere hoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de grotere hoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden; b. de erfafscheidingen mogen niet visueel gesloten zijn; c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast; d. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden. 3.3.3
Omgevingsvergunning situering bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 teneinde de bedrijfswoning anders te situeren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbaar; b. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat; c. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid; d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast; e. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving.
12
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor: a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks plaats heeft in het kader van het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c; c. een productiegerichte bakkerij; d. wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen; e. van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte; f. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken; bestaand gebruik mag worden voortgezet; g. kamperen, behoudens kleinschalig kamperen bij het agrarisch bedrijf, en wel uitsluitend op of direct aansluitend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarbij het aantal kampeermiddelen niet meer dan 5 mag bedragen; h. het aanbrengen van boomgaarden en fruitteelt; i. het realiseren van paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak'; j. complexgewijze volkstuinen en/of moestuinen; 3.4.2
Overeenkomstig gebruik
Als gebruik overeenkomstig de bestemming geldt het volgende: a. het aanleggen van een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'. 3.4.3
Landschappelijke inpassing
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing gelden de volgende regels: a. de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen en de buitenopslag op de gronden met de bestemming Agrarisch moet voor 1 mei 2015 zijn aangelegd overeenkomstig het inrichtingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden; b. onder inrichtingsplan wordt in deze planregels verstaan het 'Beplantingsplan Kweldamweg 8 - 10', gedateerd 31 oktober 2012 opgesteld door Landschapsbeheer Zuid-Holland te Waddinxveen, dat als bijlage 1 aan de toelichting is toegevoegd. 3.5
Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1
Omgevingsvergunning grotere omvang zorg als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e, teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak, zoals opvang van kinderen, ouderen en gehandicapten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt; deze dienen te voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4; b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m²; c. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 750 m²; d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; e. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
Regels (vastgesteld)
13
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht f. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid; g. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen 30 m²; h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast; j. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder; k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden. 3.5.2
Omgevingsvergunning grotere omvang dag- en verblijfsrecreatie als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e, teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, educatief centrum, klim- en klauterhallen, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen e.d., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering; b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur en bed en breakfast; c. maneges zijn niet toegestaan; d. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4; e. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 400 m²; f. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 750 m²; g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat; j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid; k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast; l. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.; m. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m²; n. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden. 3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.6.1
Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.
14
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
3.6.2
Uitzonderingen
Het in lid 3.6.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning is verleend; c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer. 3.6.3
Verlening
De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.6.4
Schema omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden
Criteria voor verlening omgevingsvergunning
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen
1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen.
het aanleggen of verharden van oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m²
1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; 2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm)
1. het mag niet leiden tot inklinking; 2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; 3. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
het bodemverlagen, graven en ophogen van de bodem
1. het mag niet leiden tot inklinking; 2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder; 3. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast.
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren
1. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast; 2. het mag niet leiden tot inklinking; 3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; 4. er mag geen onevenredige aantasting van de natte grasland vegetaties en oevervegetaties plaatsvinden.
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden
1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke waarden.
het aanleggen van dijken of andere 1.er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de taluds of het vergraven of ontgraven van landschappelijke waarden. reeds bestaande dijken of taluds het aanbrengen van houtgewas
1. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast.
het aanbrengen van boomteelt, heesters 1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet of sierteelt onevenredig worden aangetast; 2. het mag niet leiden tot inklinking.
Regels (vastgesteld)
15
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes
1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden.
het omzetten (scheuren) van grasland
1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast; 2. er mag geen verzuring van de veengrond plaatsvinden.
3.7
Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1
Wijziging Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de woning is uitsluitend toegestaan in de voormalige bedrijfswoning; b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot; c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij de bestaande inhoud reeds groter is, dan geldt deze bestaande inhoud als maximum; d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd; e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan voor zover het betreft een (voormalige) boerderij; hierbij mogen niet meer dan 2 woningen ontstaan; f. de bebouwing dient te worden verminderd tot maximaal 1.500 m³; g. een woning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat; h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid; i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie; k. bij het toevoegen van een woning wordt voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel een verkregen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder; l. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden; n. de regels van de bestemming Wonen van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, overeenkomstig van toepassing worden verklaard. 3.7.2
Wijziging bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. uitsluitend zijn kleinschalige niet-agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven toegestaan; b. de bedrijven behoren tot de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, dan wel bedrijven in milieucategorie 3 die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn; c. het hergebruik dient te passen in de omgeving; d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers; e. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
16
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht f.
g. h. i. j. k. l. m. n. o.
in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige bebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat; er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid; er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden; de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; de nieuwe functie heeft niet meer dan een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking en is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; detailhandel is niet toegestaan; de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder; de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden; de regels van de bestemming Bedrijf van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, overeenkomstig van toepassing worden verklaard.
3.7.3
Wijziging statische opslag
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. het hergebruik dient te passen in de omgeving; b. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan; c. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan; d. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige bebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m² mag bedragen; e. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen; f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden; g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; h. de nieuwe functie heeft niet meer dan een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking en is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; i. detailhandel is niet toegestaan; j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden; k. de regels van de bestemming Bedrijf van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, overeenkomstig van toepassing worden verklaard. 3.7.4
Wijziging natuur
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren; b. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
Regels (vastgesteld)
17
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Hoofdstuk 3 Artikel 4
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
18
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Artikel 5
Algemene bouwregels
5.1
Afstand bebouwing tot waterlopen
5.1.1
Waterlopen
In verband met het toezicht en onderhoud van boezemwater en (hoofd)watergangen (beide bestemd tot de bestemming Water van het bestemmingsplan Buitengebied, zoals vastgesteld op 26 juni 2013, mag er binnen de beschermingszone geen bebouwing worden geprojecteerd. Tot de beschermingszone voor boezemwater en hoofdwatergangen, als bedoeld in de keur waterbeheer van de waterbeheerder, worden gerekend de stroken grond ter breedte van 5 meter landinwaarts gemeten vanaf de bovenkant van de taluds. Voor alle andere watergangen geldt een breedte van 1 meter.
Regels (vastgesteld)
19
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Hoofdstuk 4 Artikel 6 6.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 6.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 6.1 sub a met maximaal 10%. c. 6.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 6.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 6.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in 6.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. 6.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 6.3
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht omgevingsvergunning verlenen.
20
Regels (vastgesteld)
bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht
Artikel 7
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kweldamweg 8 en 10, Sliedrecht van de gemeente Sliedrecht.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sliedrecht in zijn openbare vergadering van
De griffier,
...........................
Regels (vastgesteld)
De voorzitter,
.......................................
21
Verbeelding
Legenda Plangebied
bouwvlak bouwvlak
plangebied
Bestemmingen
maatvoeringsaanduidingen
enkelbestemmingen E
A
maximum aantal wooneenheden
Agrarisch
Verklaringen Aanduidingen functieaanduidingen
ondergrond
(bw) bedrijfswoning (sa-pgp) specifieke vorm van agrarisch - productiegerichte paardenhouderij
A
(sa-pgp)
2
(bw)
BESTEMMINGSPLAN KWELDAMWEG 8 - 10 Gemeente Sliedrecht NL.IMRO.0610.bp28kweldamweg8-2001
schaal:
1:1000
voorontwerp:
..-..-.... / tekenaar
projectnr. OPDR:
2013/008
formaat:
A4
ontwerp:
14-04-2014 / RvD
projectnr. VWP:
13INTVI009
concept:
13-06-2013 / SvdK
vastgesteld:
..-..-.... / tekenaar
bestandsnaam:
13INTVI009-003.dwg
Torenallee 45
www.viewpoint.nl
5617 BA Eindhoven
[email protected]
T 040 304 10 85
11.5 Bijlage: Nota beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10 1 Nota beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Kweldamweg 8-10.pdf
NOTA VAN B EANTWOORD ING ZIEN SW IJZ EN ONTWER PB ESTEM M ING SPLAN “Kw elda mw eg 8 en 10 Slie dr ech t”
N u m m er
01
S a me n va t t i n g
R e act i e
A a np ass i ng en
De he er P . S m i t s, Kw el da mw eg 4 , Slie dre cht Algemeen D e z ie ns w ij z e va n r ec l a man t is
Er wo rde n ( nag eno eg) g een nieuwe arg umen ten
g r o te nde els ide n ti ek a an d e
a ang e voe rd ten o pzich te van de insp raakr eac tie .
insp raakr eac tie .
O ok wor dt n ie t in geg aa n op de ge me en te lijke
G een aan pass in gen .
r eac t ie o p d e i ns pr aakr eac t ie van r ec lam ant . N ie t a an to onb aa r is gemaak t da t d e g emeen te me t d i t b es te mmings plan g een goe de r uimte lijke ord en ing voert. O m dez e re den w ord t h e t ge me en telijke s tan dpu n t vo lled ig he ids ha l ve g ro tend ee ls h erh aa ld .
a.
G ezon dhe ids aspec ten: o ok 40 0 kipp en
D e k ip pen ho ude r i j is m ed e na ar a an le id in g v a n de
ku nne n een ge va ar z ijn vo or d e
p ro vinc ia le vo oro verleg reac tie en d e ingek omen
vo lksg ezond he id d enk a an o .a .
insp raakr eac ties gesch rap t.
G een aan pass in gen .
vo ge lgr ie p , sa lmon ella e tc .
1
A l v o ldo e t d e s ta l aa n d e em iss ie eis en
He t aan tal k ipp en is te rug gebr ach t to t ma ximaa l 4 00
d an n og k un nen er b i j h e t u i tmest e n van
s tuks , z oda t nie t lange r s prak e is va n ee n
2 1 au gus tus 2 014
d e s ta ll en e n he t ui t r ij de n van de mes t
o nde rgesch ik t p lu i mve eho ude rijb edr ijf.
g ro te hoe ve elhed en pa thog ene n
D e pl an to el ic h ti ng e n r ege ls va n h e t
v r i jk om en , d ie een geva ar z ij n vo or d e
( on twer p)bes temmingsp la n zijn h ie rop aang epas t.
vo lksg ezond he id . Bij rec en te uitbr aken v a n vog el gr ie p z i jn ook ve r voers ver bod en inges teld . Als h e t vo ge lgr ie pvirus mu tee rt na ar voo r de m ens ge vaa r l i jk e var ia n ten , k an d a t voo r d e r e gi o z ee r gro t e gevo lg en h ebb en , o m d ie r ed en is h e t n ie t gew ens t o m in te nsie ve ve eho ude rij in de R ands tad te ves tigen.
Ee n spec ifiek pro bleem do et z ich voor bij h e t e ige n be dr ij f v an ins pr ek er . H ier w o r de n z u ive lp r od uc te n ge pro duce er d . D i t is een ze er kwe tsb aar prod uc t a ls h e t g aa t o m s ta nk en pa th oge nen .
b.
W e lz ij n van me nsen in de r eg io ,
Z i e reac tie o nde r a .
G een aan pass in gen .
s ta nko ve rlas t: k ip penmes t br engt e en o ndr age lijke s tank met z ich mee , o ok a l v o ld oe t d e s ta l a an d e e m is s i e e is e n , d an n og z al er een beh oor l ijk e s ta nk v r i jk om en b i j he t ui t mes t en e n u it r ij de n van de mes t.
2
2 1 au gus tus 2 014
c.
Ver gro tin g b ouw vlak : co n for m de
O p gro nd va n de Pr o vi nc ia le Ver o r de ni ng R u i m te
V er or d en ing R ui m te k a n d i t a ll een
( 201 4) d ien t agr arisch e be bouw in g te wo rde n
wa nne er d it n oodz akelijk is voo r d e
g econc en tre erd binnen een bouwp erce el da t een
c o n ti nu ï te i t v a n he t bed r i j f .
m a x ima le om v an g he ef t v a n 2 h a. I n i t ia t ie fne mer
G een aan pass in gen .
h ee ft vo ld oe nde aan ge toon d da t d i t b ouw vlak n oodz ake l ijk is om een volw aar dig a grar isch bed rijf te k unn en e xploitere n. W ij verwijze n h ier voo r na ar h e t ad vies va n de In ter gemeen telijk e Agra risch e Ad viesc ommiss ie van 1 7 juli 2 012 en 3 1 ok to ber 2 012 . De ge vr aag de ve rgroting van h et b ouw vlak is o ver ige ns in lijn me t de uitgan gsp un te n van h e t op 2 6 jun i 20 13 vas tges te ld e bes temmings plan Bu ite nge bie d .
d.
Verk eer aan tr ekke nde we rking : de
O p he t perce el Kw elda mwe g 8-10 is a l tijd al ee n
c o mb in a ti e v a n ac t i vi te i te n z a l ee n
a gr ar is c h be dr ij f ge ves t igd . I n de n ie uw e s i tu a ti e is
b eho or lijk ve rkeer aan tr ekke nde we rking
d a t n ie t a nd er s .
h ebb en e n e r z u llen ge vaar lijk e s i tua ties
Ee n verke ers to en ame va nweg e de nieuwe
o n ts taa n da ar d e Kw elda mwe g n ie t eens
a gr ar is c h e ac t i v i te i ten i s z od an ig g er ing da t d e
i s voo r z i en v a n fi e ts s tr oken .
K w e ld amwe g z o ’n c ap ac i t ei t k an dra gen .
G een aan pass in gen .
Ee n ma nege hee ft daar en te gen ee n meer verk eer a an tr ek k end e w er k in g, o mda t deze ac ti v i te it b ezoek ers in tens ie f is . D i t in teg ens telling tot h e t
3
2 1 au gus tus 2 014
o pr ic h te n va n ee n pr od uc ti ege r ic h t e p aar den hou der ij.
H e t aan t al p ar k e er p laa ts en is na e en ve rkeersk un dig on derzo ek na ar b ene den bijges teld t o t 59 p ar k e er p la a ts en .
e.
Prec ede n twe rking
He t bes te mmingsp la n d a t dez e on tw ikke ling
G een aan pass in gen .
mog elijk ma ak t is un iek . Vo or prec ede n twerk in g w o r d t n ie t g e vr e esd . Ie der e concr ete o ntwikke lingsw ens w ord t do or d e g em een t e o p z i jn mer i t es b eoo r de el d .
f.
A gr ar is c he a d vi es c o mm iss ie : deze
In itia tie fn emer h ee ft vo ora fgaa nde aan he t in diene n
c o mm iss ie m oe t a d v ies u i tb r en gen me t
va n he t bes te mmin gsp la n ad vies g e vra agd va n de
b e trekk in g to t de n oodzak elijkhe id van
Intergemeentelijke Agrarisc he adviescommiss ie.
d e vr ijs t el l in g voo r een doe l ma t ig e
H ier bij is de volle dige p la non tw ikke ling om a d vies
b edr ijfs voer in g van het d esbe tr e ffe nde
vo org elegd, zo als da t is verw oord in dit
b edr ijf.
b es te mmings plan .
G een aan pass in gen .
G ez i en h e t a d vi es van deze c om m is s i e heb ben w i j g een o verw e gen de bezw ar e n teg en e en u i tb r e id ing va n he t bes ta and e agr arisc h bo uwp erce el to t 2 h ec tar e ten b eho e ve va n ee n pa ar den hou derij, me lk vee hou der ij, scha pen hou der ij en p lu i mvee hou der ij.
4
2 1 au gus tus 2 014
I ns pr ek er he e f t twi j fe ls o v er d e
Ins prek er ste l t we der om de in tegrite i t van de
o na fh anke li jk he id va n d ez e c o mm iss ie en Intergemeentelijke Agrarisc he adviescommiss ie ter d e e xp lo i tat i e va n he t a gr ar is c h be dr ij f
d is c us s ie . W ij herk enn en o ns h ie r i n n ie t . D ez e
o p de la nge re ter m ijn. ( Is e r sprak e van
o pm er k i nge n ne me n w ij v oor k en nis ge v in g a an e n
e en “ doe lma t ig e be dr ijfs vo er ing va n he t
la te n d i t ond erd ee l van de r eac tie geh ee l vo or
d es be t r e f fen de b edr i j f” ) . Ook vraa g t h ij
r ek en in g va n i ns pr ek e r .
of de agrarische adviescommiss ie w el e en vo l led ig pl an h ee ft b eoo r de eld ?
g.
H e t pl an is n ie t v ol le dig. Nu al blijk t dat
Vo or ver gun ningp lich tige ac tiviteiten is e en
d e ver hard in gen die b in nen de
o mg e vi ngs v e r gu nn ing a ang e vr a ag d en v er lee nd .
b ouwk a v el h or e n er a l b ui t en li gge n .
V o or ac t i vit e i te n d ie z i j n u i tge v oe r d is ee n
G een aan pass in gen .
ve rgu nn ing a anwez ig .
h.
He t geh ele pr o jec t d ien t gez ien te
W ij de len de op va t t in ge n van r ec la ma n t n ie t . W ij
w o r de n a ls h obb y en d e ou de g eb ouwe n
ve rwijze n hier voor ko rth eidsha l ve naa r he t a d vies
a ls vr ijkome nde agr arische beb ouw in g .
I n t er g eme en t el i jk e Agr ar is c he a dv i es c o mm iss ie va n
G een aan pass in gen .
17 juli 2012.
i.
D e R aad va n Sta te he e f t a l ee r d er o v er
W ij k unn en d i t o nde r de el v an d e z iensw i jze n ie t
e en s o or tge l ijk ie ts ee n oo r de el g e ve ld .
p la a ts en in r e l a ti e t o t d ez e p la non tw ik k e l ing d ie di t
G een aan pass in gen .
b es te mmings plan mog elijk maakt. De opmerk in g wo rd t d aaro m vo or ken nis ge vin g a ang eno me n .
j.
5
He t geb ouw is foe i le lij k . Wa t is he t
O v er vor mg e vi ng k a n v a n me n ing w or d en ve r s c h il d .
s ta ndp un t me t be trekk ing to t
W ij la ten ons ech te r le id en d oor h e t ad vies va n de
G een aan pass in gen .
2 1 au gus tus 2 014
sch oon he id.
we ls ta ndsco mmiss ie die p ositie f h ee ft g eadvisee rd o ver d e inge diend e bouw plann en .
02
N a t uu r- e n vo g e lw ach t ‘de A lb lass erw aard ’ (NVWA)
a.
De N VW A is te gen aan pass ing va n he t
Rec la ma n t maak t in alg emene z in bezwa ar te gen
b es te mm ings pl an , o md a t d i t l ei d t t o t
v e r l oed eri ng v an h e t op en lan ds c h ap in d e
ve rder gaa nd e en s tr uctur e le
Alb lasserwa ard . In de br ie f w ordt n ie t s pec ifiek
a anp as s i nge n van he t p r ach t ig e
ing ega an op ond erh a vige plano n tw ikke ling ,
l an ds c ha p v a n de A lb lass er w a ar d .
wa ar vo or dit bes temmings plan is o pges teld .
Ee n stap ‘ove r’ de Be tuw elijn h een
H ier o ver me rken w ij he t volgen de op .
G een aan pass in gen .
b ouwe n ver gt r eg io naa l o v er leg m e t a nde r e g em ee n ten in A l b las s er w a ar d en
In he t g elde nde bes temmings plan is e en a gr arisc h
i n d e D r ech ts t ede n .
b edr ijf toeg es taa n b in nen he t op de p la nka ar t
De on tw ikke ling en s taa n voo r ts ha aks
a ang ege ven bouw vlak. O p he t agr arisc h
o p de k ernwa ard en vo or h e t landsc hap
b ouwp ercee l s to nde n twe e be dr ijfswo ninge n me t
e n na t uur u i t d e pr o vinc ia le
h ie rb ij beho ren de a gra risc he b ed rijfsg ebo uwe n .
Struc tuur vis ie e n moge lijk op d e p r o v inc ia le V er or d en in g , N a tu ur - e n
W ij de len de op va t t in g v a n N VW A d an o ok n ie t da t
l an ds c ha ps v i s i e en op d e a fs pr ak e n d ie
h e t op en ka rak ter van h e t landsch ap wo rd t
n aar aan le id in g van he t pro tes t te gen de
a ang e tas t .
Be tuwe lijn z ijn ge ma ak t o ver na tu ur- e n
Dez e p lan on tw ikke ling is in s trijd me t he t ge ld end e
landschapsbehoud.
b es te mm ings pl an , o md a t h ier al le en e en ve eho ude rij en pro ductieg er ich t pa ard enh oud er ij z ijn toe gesta an . Do or ve rbre ding va n de la nd bouw o n ts taa n n ie uw e k a nse n o m he t b ehe er va n h e t
6
2 1 au gus tus 2 014
b uiteng eb ie d te b ehou den . D e ves tig in g van een a grar isch be dr ijfsc en tru m ac hten w ij vanu it e en g oed e r u imt e l ijk e or den in g pass en d i n he t b uiteng eb ie d . H e t v er gr o te n van he t b ouw v lak s t u i t e v en min op p la no lo gisch e- e n landsch app elijke bed enk ing en , o md a t he t b ouw vlak ove ree nkoms tig d e r ichtlijn en va n he t bes te mmin gsp la n Bu iteng eb ied (201 3) e n d e pr o vi nc ie ( z oa ls o pg eno me n in de Ver or d en ing R u i m te , 2 01 4) n ie t gro t er w or d t d an 2 ha . D a arb i j k o m t da t w i j eis en h eb ben ges tel d a an d e l an ds c ha ppe l ijk e i np as s ing v an d ez e o n tw ik k e l ing . D a ar to e is e en lan ds c h apsp la n op ges te ld . D e r ea lis a ti e en he t in s tan d ho ude n v a n de n oodz ake l ijke in pass ings ma a trege le n wor d t in h e t b es te mmings plan g ebo rgd door d eze a ls sp ecifiek e g ebr uik s r eg els op te n em en ( a r ti k e l 3 .4 . 3 va n de r ege ls) . D e b ep lan t in g d ie n t u i ter l i jk 1 me i 20 15 te wo rde n aan ge leg d . Me t he t o pnemen van ee n d erg elijke re ge ling w or dt a fge dwo nge n da t d e b ep lan tin g wo rd t a ange le gd e n in s ta nd wo rd t g eho ude n , zo da t e en la ndsch appe lijk e o ve rg ang wo rd t g ecre ëer d tusse n he t bouw vlak e n de n aas tg elege n te h andh a ven vensters .
De voor o ver le greac tie va n de provinc ie h ee ft mede
7
2 1 au gus tus 2 014
a an le id in g g ege v en he t pl an a an t e pas s e n d oor g een in tens ie ve veeho ude rij to e te s taan (h e t h oud en van 4 .00 0 k i pp en) . Vo or h e t o ve r i ge k o n de p ro vinc ie me t dez e plan on tw ikke ling ins temme n . O ver ige ns is re giona al o ve rleg me t omligg en de g em een t en, z o als r ec la ma n t s t e lt, n ie t nod ig. E v e nm in lei d t d ez e p la non tw ik k el i ng to t p rece den twe rking , omda t d e activiteit passe nd is in h e t ag r ar is c h geb ie d e n vo ldo e t a an d e g emeen telijke u i tg angsp un te n en d e pr o vincia le vo orwa arde n , zoa ls op gen omen in d e Vero rd en ing Ruimte.
b.
D e ge vo lg en v an d e u it br e id ing me t 400
Vo or he t op ric h ten van een paa rd en fokk er ij me t
p aar den voo r he t la ndsch ap z ijn te n
c irca 150 pa ard en to t 3 ja ar e n 65 s por tpaar den
o nr ec h te n ie t in di t bes te mm in gsp la n
b in nen he t b es taa nde b ouw vlak is a l o p 20 a pr il
m ee gen ome n . H e t e f fec t is d a t de
2 013 een omge vin gs ve rgu nn ing vo or d e ac tiviteit
o mh ei ni nge n ee n for s e in bre uk
b ouwe n ver le end . D eze verg unde s i tu a tie vo or fas e
b e teke nen vo or d e ope nhe id van h e t
1 beh els t ee n woo nhu is me t schuu r, ee n
l an ds c ha p . E r m oe te n o p z i jn m ins t
s ta l lenc omp le x , een ve r z org in gs r u i m te , fok r u i m tes ,
d i ve rse re ge ls in h e t plan w ord en
s ta ge ve r b lij v en , een k a n ti ne , k a ntor en , e en
o pge no men om d a t te vo orko men .
b in nen bak e n bu ite nbak , een s tap mo le n ,
G een aan pass in gen .
o pslagr uimtes en h e t e ers te gede elte van de ‘bo xens ta l’ wa ar d e 1- to t 3-jar ige paa rde n wo rde n g eho ude n . T eg en d i t bes lu i t is gee n bezw aar e n /o f b er o ep
8
2 1 au gus tus 2 014
a ang e teken d , zod a t dit bes lu it on herr oep e lijk van kr ach t is gew ord en .
D i t bes temmingsp la n is da aro m b epe rk t to t h e t n ie uwe ( uitg ebr eide) b ouw vlak , wa ar in te ve ns fase 2 mogelijk wordt gemaak t. In tegens telling to t wat NVWA beweert is s prake va n circa 21 5 pa ard en in p la a ts va n he t door h aar g eno em de a an ta l va n 4 00 s tuks . E e n om he in in g va n 1 ,5 0 me ter ro ndom pa arde nb akken is o v er ige ns e en g ebr uik e l ijk ma a tv o er ing . D e l an ds c ha ppe l ijk e i nb ed di ng va n h e t ag r ar is c h b edr ijvence n tru m is vo ld oen de vas tge leg d in he t lan dscha psp la n . Wij ve rwijze n h ie r voor naar o nze r eac t ie o nde r pu n t a . v a n de z iensw i jze van N VW A . 03
G asu n ie Tr an sp ort Se r vic es B .V. De Gasu nie dee lt mee da t h e t
D e z ie ns w ij z e w o r d t vo or k e nn isg e vi ng
p la nge b ied b ui t en d e 1 % le t al i te it s gr ens
a ang eno me n .
G een aan pass in gen .
v a n de dic h ts t bi j g el eg en le id in g v a l t . D a arm ee s t a a t vas t da t de d ez e l e id ing g een in vloe d he e ft op d e ver der p la non tw ikke ling .
04
9
W at er sc hap R i vie r enl a nd He t w a tersch ap ve rzoek t he t ke nmerk
I n he t vas t t e s t el le n bes t em mi ngsp la n is in d e
H e t k en merk va n h et
v a n he t w at er ad v ies d.d . 26 a pr il 2 013 ,
p la n toe l ic ht i ng he t k en merk v an h e t w a te r ad v ies
w a t er a d vi es va n 26
2 1 au gus tus 2 014
zo als opg en omen in pa ragr aa f 4 .2 van
g ecorr ig eer d.
a pr il 201 3 in par agra af
d e p lan t oe li c h t ing v an h e t
4 . 2 van in d e
b es te mmings plan co rrec t w eer te g e ven ,
p la n toe l ic ht i ng is
te w e ten ke nmerk 201 303 786 /22 389 5 .
g ecorr ig eer d in 2 013 037 86/2 238 95 .
10
2 1 au gus tus 2 014
12.1 Aanbiedingsbrief 1 ab - Start bouw fase 2 Bonkelaarstate.pdf
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 4 september 2014
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze ex art. 160, lid 2 van de Gemeentewet kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur ja bijlage Fatale termijn nee
Bijlagen 2
Ons kenmerk Zaaknr. 1262481
B&W besluit 2 september 2014
Portefeuillehouder J.P. Tanis
Economie en Fysiek Onderwerp
Bouw fase 2 Bonkelaarstate.
Wat wordt gevraagd
1. In te stemmen met een grondopbrengst van € 385.000 , in plaats van € 493.122 voor de bouw van fase 2 Bonkelaarstate. 2. In te stemmen met de schikking tussen de gemeente en de Gebr. Blokland, waarbij Blokland afziet van een gemeentelijke toezegging voor de bouw van gebouwen met een maatschappelijke bestemming in Baanhoek-West.
Toelichting
Eind 2014 wordt door Gebr. Blokland Bonkelaarstate 1, 60 appartementen en commerciële ruimten waaronder de bibliotheek opgeleverd. Aansluitend aan deze bouw wordt gestart met de uitvoering van Bonkelaarstate 2. Vanwege een gewijzigde vraag naar kleinere en goedkopere appartementen heeft de ontwikkelaar in overleg met de gemeente besloten het woningbouwprogramma aan te passen en minder commerciële ruimten te bouwen. Vermindering van het bouwprogramma heeft tot gevolg dat de grondopbrengsten voor de gemeente lager zijn. Tegenover dat nadeel staat het voordeel dat het representatief project centraal gelegen in de gemeente Sliedrecht kan worden afgerond. Bij het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst Baanhoek-West en Van Erk/Blokland is de afspraak gemaakt dat gronden dat de gemeente de gronden voor maatschappelijke doeleinden uitgeeft. Hierbij is de afspraak gemaakt dat wanneer de gemeente opdrachtgever is voor een schoolgebouw, Blokland het schoolgebouw op basis van een prijsaanbieding mag bouwen. De huidige wet- en regelgeving staan de gemeente niet toe de overeenkomst na te komen. Blokland is be-
Kopieën aan: Archief
reid van de bouwclaim af te zien als de gemeente bereid is in te stemmen met een afgeslankt bouwprogramma voor Bonkerlaarstate 2.
Bijgaande stukken
Raadsvoorstel- en besluit.
Ambtelijk contactpersoon
D.C. van 't Hoff Tel. nr. (0184) 495 960
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De burgemeester, De secretaris,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
2
12.2 Raadsvoorstel 1 rv - Start bouw fase 2 Bonkelaarstate.pdf
Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Zaaknummer: 1262481
Sliedrecht, 2 september 2014
Onderwerp: Bouw fase 2 Bonkelaarstate. Beslispunten 1. In te stemmen met een grondopbrengst van € 385.000 voor de bouw van fase 2 Bonkelaarstate. 2. In te stemmen met de schikking tussen de gemeente en de Gebr. Blokland, waarbij Blokland afziet van een gemeentelijke toezegging voor de bouw van gebouwen met een maatschappelijke bestemming in Baanhoek-West. Samenvatting Eind 2014 wordt door Gebr. Blokland Bonkelaarstate 1, 60 appartementen en commerciële ruimten waaronder de bibliotheek opgeleverd. Aansluitend aan deze bouw wordt gestart met de uitvoering van Bonkelaarstate 2. Vanwege een gewijzigde vraag naar kleinere en goedkopere appartementen heeft de ontwikkelaar in overleg met de gemeente besloten het woningbouwprogramma aan te passen en minder commerciële ruimten te bouwen. Vermindering van het bouwprogramma heeft tot gevolg dat de grondopbrengsten voor de gemeente lager zijn. Tegenover dat nadeel staat het voordeel dat een representatief project centraal gelegen in de gemeente Sliedrecht kan worden afgerond. Inleiding 1.1. Kaders voor het bouwplan Bonkelaarstate 1 en 2 zijn in 2009 reeds vastgesteld. Op 2 maart 2009 heeft de raad ingestemd met het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst met de Ontwikkelingscombinatie Blokland-Bemog. De rechten en plichten van de Ontwikkelingsovereenkomst die voortvloeien uit de samenwerkingsovereenkomst zijn op 3 januari 2012 overgenomen door Aannemersbedrijf Gebroeders Blokland. Overeengekomen is dat de ontwikkelaar/aannemer op de huidige locatie De Bonkelaar 60 appartementen en commerciële ruimten, waaronder de bibliotheek, realiseert. Vervolgens is overeengekomen dat aansluitend aan deze bouw 20 appartementen en een commerciële ruimte van 625 m2 worden gerealiseerd, op de locatie van de huidige bibliotheek en naastgelegen gronden. 1.2. De vraag naar type woningen en prijsklasse zijn gewijzigd. In de samenwerkingsovereenkomst is afgesproken dat de gemeente op basis van kosten en opbrengsten die voortvloeien uit de bouw voor de fasen 1 en 2 van Blokland € 493.122 zou ontvangen. Hierbij is voor fase 2 rekening gehouden met de bouw van 625 m2 commerciële ruimte en de bouw van 20 appartementen in de prijsklasse rond de € 285.000. Vanwege een gewijzigde vraag naar woningen in genoemde prijsklasse is er een aangepast plan gemaakt dat uitgaat van 21 appartementen in de prijsklasse rond de € 210.000 en 200 m2 uit te geven commerciële ruimte. Voorts is het bebouwd parkeren voor fase 2 gewijzigd van tweelaags in éénlaags.
-22.1.Afspraken voor de bouw van maatschappelijke voorzieningen in Baanhoek-West. Bij het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst Baanhoek-West tussen Van Erk/Blokland en de gemeente Sliedrecht over de ontwikkeling van de woonwijk Baanhoek-West is de afspraak gemaakt dat de gemeente de gronden voor maatschappelijke doeleinden in eigen beheer ontwikkelt en uitgeeft. Hierbij is de afspraak gemaakt dat indien de gemeente opdrachtgever is voor een schoolgebouw Blokland op basis van een prijsaanbieding het gebouw mag bouwen. De huidige wet-en regelgeving staat de gemeente niet toe de overeenkomst na te komen. Blokland is bereid van de bouwclaim af te zien onder de voorwaarde dat de gemeente instemt met een afgeslankt bouwprogramma voor Bonkelaarstate 2. Beoogd effect Een representatief centrum in Sliedrecht waarin wonen aantrekkelijk is. Argumenten 1.1 Inspelen op de gewijzigde woningmarkt. Vasthouden aan het eerder door Blokland voorgestelde bouwprogramma waarbij niet wordt ingespeeld leidt tot bouwen voor de leegstand waarbij niemand is gebaat. Met het door Blokland aangepaste bouwprogramma wordt ingespeeld op de markt en kan het project op verantwoorde wijze worden afgerond. 1.2 Een lagere grondopbrengst bij het gewijzigde bouwprogramma is redelijk. Door de bouw van minder dure appartementen en minder uit te geven m2’s commerciële ruimten kan de ontwikkelaar niet de eerder voorgestelde grondopbrengsten realiseren. Om die reden is het redelijk aan het verzoek van Blokland te voldoen om de grondprijs af te stemmen op basis van het afgeslankte bouwprogramma. 2.1.Afzien van een bouwclaim van de brede school in Baanhoek-West. De huidige wet-en regelgeving over aanbestedingsbeleid staan de gemeente niet toe de met Blokland aangegane overeenkomst na te komen. Hierdoor leidt Blokland bouwschade waar hij de gemeente voor aansprakelijk kan stellen. Blokland is bereid van een claim af te zien als de gemeente mee werkt aan het aangepaste bouwprogramma Bonkelaarstate 2.
Financiële kaders De residuele grondwaarde bedroeg uitgaande van het oorspronkelijke bouwprogramma € 493.122. Bij het aangepaste woningbouwprogramma en 200 m2 in plaats van 650 commerciële ruimte daalt de grondwaarde naar € 385.000. Dat is € 108.122 minder dan eerder berekend en voorgesteld. Met deze opbrengst zal in de planning van de ontwikkeling van de algemene reserve bij de begroting 2015 rekening worden houden. Deze methodiek wordt gevolg naar analogie van de geprognosticeerde winsten bij grondexploitaties.
Communicatie N.v.t. Vervolg Na ontvangst van een omgevingsvergunning en een voldoend percentage verkochte woningen start de bouw van fase 2. De notariële overdracht en betaling van de grond vindt plaats op het moment van start bouw. Eerdere besluiten/behandeling raad Op 28 november 2012 heeft de raad besloten in te stemmen met de bouw en inrichting van een nieuwe bibliotheek en het beschikbaar stellen van een aanvullend krediet ten laste van de Algemene Reserve.
-3-
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De burgemeester,
drs. C.A. de Haas MBA
Bijlage(n): Conceptraadsbesluit.
drs. A.P.J. van Hemmen
12.3 Raadsbesluit 1 rb -Start bouw fase 2 Bonkelaarstate.pdf
Concept Raadsbesluit
zaaknummer: 1262481 Onderwerp: Bouw fase 2 Bonkelaarstate.
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 september 2014;
Besluit: 1. In te stemmen met een grondopbrengst van € 385.000 voor de bouw van fase 2Bonkelaarstate. 2. In te stemmen met de schikking tussen de gemeente en de Gebr. Blokland, waarbij Blokland afziet van een gemeentelijke toezegging voor de bouw van gebouwen met een maatschappelijke bestemming in Baanhoek-West.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op
De griffier,
De voorzitter,
dr. M.J.E.M. van Dam
drs. A.P.J. van Hemmen
13.1 Aanbiedingsbrief 1 ab - compenseren bouwleges OUW fase C.pdf
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 4 september 2014
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze ex art. 160, lid 2 van de Gemeentewet kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. bijlage Fatale termijn nee
Bijlagen 6
Ons kenmerk Zaaknr. 1275256
B&W besluit 2 september 2014
Portefeuillehouder L. van Rekom
Fysiek en Economie Onderwerp
Compenseren Bouwleges sociale woningbouw Oude Uitbreiding West, fase C.
Wat wordt gevraagd
Instemmen met compenseren van door Tablis Wonen te betalen bouwleges voor sociale woningbouw in de Oude Uitbreiding West, ten laste van de Reserve Stimulering Woningbouw
Toelichting
De vrijstelling voor bouwleges sociale woningbouw is sinds 2010 uit de legesverordening verwijderd, maar staat nog wel in de Samenwerkingsovereenkomst Stedelijke Vernieuwing Oude Uitbreiding West. Daarom het voorstel om de bouwleges te compenseren uit de Reserve Stimulering Woningbouw, die jaarlijks onder meer wordt aangevuld met bouwleges sociale woningbouw.
Bijgaande stukken
Raadsvoorstel en conceptraadsbesluit met de volgende bijlagen: 1. Nota bouwleges OUW-fase C, ontvangen door Tablis Wonen 2. Samenwerkingsovereenkomst Stedelijke vernieuwing Oude Uitbreiding West 3. Raadsvoorstel en –besluit d.d. 10 november 2009, belastingenverordeningen 2010 4. Raadsvoorstel en -besluit d.d. 14 juni 2011 5. Begrotingswijziging
Ambtelijk contactpersoon
Mw. mr C.S. Verkerk Tel. nr. (0184) 495 5962
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De burgemeester, De secretaris,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
2
13.2 Raadsvoorstel 1 rv - compenseren bouwleges OUW fase C.pdf
Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Zaaknummer:
1275256
Sliedrecht, 2 september 2014
Onderwerp: Compenseren Bouwleges sociale woningbouw Oude Uitbreiding West, fase C.
Beslispunten De door Tablis Wonen te betalen leges ad € 65.812,75 voor de sociale woningbouw Oude 1. Uitbreiding West, fase C, te vergoeden; 2.
De vergoeding te verrekenen in de resultaatbestemming met de reserve kleinschalige herontwikkeling en hiervoor de bijgaande en bij dit raadsbesluit behorende begrotingswijziging vast te stellen.
Samenvatting In de samenwerkingsovereenkomst over de Oude Uitbreiding West is met Tablis Wonen afgesproken dat er geen bouwleges betaald worden voor de realisatie van sociale huurwoningen. Om fiscale redenen wordt dit uitgevoerd door middel van een financiële bijdrage aan Tablis Wonen, nadat Tablis Wonen de leges aan de gemeente heeft betaald. Inleiding Het was heel lang gebruikelijk dat de woningbouwcorporatie geen bouwleges betaalde voor sociale huurwoningen. Tot 2010 was hiervoor in de gemeentelijke legesverordening een specifieke vrijstelling opgenomen. Inmiddels is een dergelijke vrijstelling niet meer mogelijk. In de Samenwerkingsovereenkomst Stedelijke Vernieuwing Oude Uitbreiding West, versie 25 november 2009 en door partijen ondertekend op 18 december 2009, is echter de bepaling opgenomen dat Tablis Wonen alleen voor vrije sector woningen bouwleges zal betalen. De exploitatieberekeningen zijn hier op gebaseerd.
Beoogd effect De gemeente houdt zich aan de samenwerkingsovereenkomst. Argumenten 1.1. Het voorstel is in overeenstemming met Samenwerkingsovereenkomst Stedelijke Vernieuwing Oude Uitbreiding West. In lijn met de gemeentelijke Legesverordening 2009 is in de Samenwerkingsovereenkomst Stedelijke Vernieuwing Oude Uitbreiding West, versie 25 november 2009 en door partijen ondertekend op 18 december 2009, de bepaling opgenomen dat Tablis Wonen alleen voor vrije sector woningen bouwleges zal betalen. De exploitatieberekeningen zijn hier op gebaseerd. 1.2.
Binnen wettelijke regelgeving is het mogelijk bijdragen te verstrekken ten behoeve van de stimulering van sociale woningbouw.
-2Binnen de wettelijke regelgeving is het mogelijk om op een directe, transparante manier bijdragen te verstrekken ten behoeve van de stimulering van sociale woningbouw. Per specifiek project kan op basis van een raadsvoorstel worden beslist of de geheven bouwleges sociale woningbouw aan de woningcorporatie zullen worden vergoed. In het onderhavige geval vormt de in lijn met de toen nog bestaande legesverordening overeengekomen samenwerkingsovereenkomst Stedelijke Vernieuwing Oude Uitbreiding West hiervoor voldoende aanleiding. 2.1
Vergoeding aan Tablis Wonen is gelijk aan de eerst door haar te betalen bouwleges. Bij de vaststelling van de legesverordening 2010 is besloten dat de extra opbrengsten van de bouwleges, tot een maximum van het bedrag van de leges sociale woningbouw, in de reserve kleinschalige herontwikkeling worden gestort. Dit wordt jaarlijks door de raad besloten middels vaststelling van de jaarrekening.
Kanttekeningen 1. Er kan voor gekozen worden de bouwleges niet te compenseren In 2009 is in de samenwerkingsovereenkomst met Tablis Wonen opgenomen dat alleen voor de vrije sectorwoningen bouwleges betaald zullen worden. Dit was in overeenstemming met de toen geldende legesverordening. De gemeente dient zich aan deze eerder gemaakte afspraken te houden. De de raad kan besluiten de bouwleges voor sociale woningen niet te compenseren, maar dit zal de verstandhouding met Tablis Wonen ernstig verstoren.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders De volgende financiële toetsten zijn uitgevoerd; dit is de derde in een opvolgende reeks van compensatie gebaseerd op een samenwerkingsovereen komst die consequent wordt uitgevoerd; de bouwleges berekening is nagelopen; de uitwerking van de financiële strategie is gehanteerd; de nota is verstuurd en verwerkt in de boekhouding; de upload van de financiële verwerking is gemaakt; nummer 214014 is toegewezen aan dit voorstel.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders De gemeente en Tablis Wonen zijn in 2009 ten behoeve van de herstructurering van de Oude Uitbreiding West een samenwerkingsovereenkomst aangegaan, de Samenwerkings-overeenkomst Stedelijke Vernieuwing Oude Uitbreiding West. De legesverordening wordt jaarlijks vastgesteld.
Tijdspad, monitoring en evaluatie mb.t. voorgesteld raadsbesluit -
Communicatie Het besluit van de Raad zal door middel van bijgevoegde conceptbrief worden meegedeeld. Vervolg Na instemming door de raad zal Tablis Wonen verzocht worden de legesnota ad € 65.812,75 te voldoen, waarna de nota zal worden gecompenseerd ten laste van de Reserve kleinschalige herontwikkeling.
-3Eerdere besluiten/behandeling raad Raadsvoorstel en -besluit d.d. 10 november 2009, belastingenverordeningen 2010; 1. 2. Raadsvoorstel en -besluit d.d. 14 juni 2011;
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De secretaris, De burgemeester,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
Bijlage(n): Conceptraadsbesluit met de volgende bijlagen: 1. Nota bouwleges OUW-fase C, ontvangen door Tablis Wonen 2. Samenwerkingsovereenkomst Stedelijke vernieuwing Oude Uitbreiding West 3. Raadsvoorstel en -besluit d.d. 10 november 2009, belastingenverordeningen 2010 4. Raadsvoorstel en -besluit d.d. 14 juni 2011 5. Begrotingswijziging 2014
13.3 Raadsbesluit 1 rb - compenseren bouwleges OUW fase C.pdf
Concept Raadsbesluit
zaaknummer:
1275256
Onderwerp: Compenseren Bouwleges sociale woningbouw Oude Uitbreiding West, fase C.
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 september 2014;
Besluit: 1. De door Tablis Wonen voor de Sociale Woningbouw Uitbreiding West , fase C, te betalen bouwleges ad € 65.812,757 te vergoeden; 2.
De vergoeding te verrekenen in de resultaatbestemming met de reserve kleinschalige heront wikkeling en hiervoor de bijgaande en bij dit raadsbesluit behorende begrotingswijziging nr 2014014 vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op
De griffier,
De voorzitter,
dr. M.J.E.M. van Dam
drs. A.P.J. van Hemmen
13.4 Bijlage: nota bouwleges OUW-fase C, ontvangen door Tablis Wonen 1 by 1 nota bouwleges OUW-fase C, ontvangen door Tablis Wonen.pdf
13.5 Bijlage: samenwerkingsovereenkomst Stedelijke vernieuwing OUW 1 by 2 samenwerkingsovereenkomst Stedelijke vernieuwing OUW.pdf
13.6 Bijlage: raadsvoorstel en besluit 10 november 2009 inz bel 2010 1 by 3 raadsvoorstel en besluit 10 november 2009 inz bel 2010.pdf
Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt: 19
Sliedrecht, 10 november 2009
Onderwerp: Belastingverordeningen 2010. Voorgesteld besluit: Wij stellen de raad voor de volgende verordeningen vast te stellen: 1. de Verordening Reinigingsheffingen 2010; 2. de Verordening Begrafenisrechten 2010; 3. de Verordening Havengelden 2010; 4. de Verordening Brandweerrechten 2010; 5. de Verordening Leges 2010; 6. de Verordening Marktgelden 2010; 7. de Verordening Rioolheffing 2010; 8. de Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2010; 9. de Verordening Hondenbelasting 2010; 10. de Verordening Precariobelasting 2010. Advies opiniërende bijeenkomst: De voorzitter heeft geconcludeerd dat het voorstel voldoende is bediscussieerd, enkele fracties hebben behoefte in de raadsvergadering een korte stemverklaring af te geven. Samenvatting In de verordeningen zijn de tariefsverhogingen verwerkt zoals aangegeven in de Programmabegroting 2010. De ontwikkeling van de WOZ-waarden was op het moment van verzenden van de programmabegroting nog niet bekend. Inmiddels hebben we informatie ontvangen van de GBD (Gemeentebelastingen Drechtsteden) over de WOZ-waardeontwikkeling, zodat de OZB-tarieven 2010 nu kunnen worden vastgesteld. Voor de diverse leges wordt de nieuwe model-verordening van de VNG toegepast. Alle bestaande legestarieven zijn in de nieuwe Legesverordening opgenomen. Deze verordening kent een verscheidenheid aan tarieven, variërend van leges voor huwelijksvoltrekking tot bouwvergunningen. Voor de rioolrechten zal in 2010 één verordening worden gehanteerd. In dit raadsvoorstel wordt het VNG-model toegelicht waarbij één rioolheffing wordt gehanteerd ten behoeve van het verhaal van zowel de kosten van afvoer van afvalwater als de kosten van afvoer van overtollig hemelwater en grondwater. Evenals vorig jaar wordt voorgesteld om voor alle heffingen nieuwe verordeningen 2010 vast te stellen zodat voor een ieder duidelijk is dat deze verordeningen in 2010 gelden. Hierna worden de belangrijkste ontwikkelingen nader toegelicht.
-2-
Legesverordening Nieuw VNG model In oktober 2009 heeft de VNG het model Legesverordening 2010 gepubliceerd. De modelverordening is aangepast aan de Europese Dienstenrichtlijn die op 28 december 2009 in de Nederlandse regelgeving moet zijn geïmplementeerd en aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De VNG heeft de tarieventabel in drie titels onderverdeeld: - titel 1 Algemene dienstverlening; - titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning; - titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese Dienstenrichtlijn. De minister van VROM heeft bekend gemaakt dat de Wabo niet op 1 januari in werking treedt. De invoering wordt een aantal maanden uitgesteld. De definitieve datum is dus nog ongewis. In de voorliggende Legesverordening 2010 hebben we daarom in titel 2 nog het onderdeel leges bouwvergunningen opgenomen. Zodra bekend is wanneer de Wabo in werking gaat treden zullen wij u tijdig een nieuwe (gewijzigde) Legesverordening met de leges omgevingsvergunning ter vaststelling voorleggen. Vervallen vrijstelling sociale woningbouw De vrijstelling van bouwleges in onze huidige Legesverordening 2009 voor de sociale woningbouw is fiscaal-juridisch gezien niet langer houdbaar. Ook voor 2010 is deze vrijstelling daarom niet in het model van de VNG opgenomen. Het wettelijk kader voor deze vrijstelling is vervallen en er is strijdigheid met de uitgangspunten van de landelijke richtlijnen op het gebied van de leges. Het nadeel van de vrijstelling is ook dat op een indirecte wijze een verborgen subsidie wordt verstrekt. Wel is het binnen de wettelijke regelgeving mogelijk om op een directe, transparante manier bijdragen te verstekken ten behoeve van de stimulering van sociale woningbouw. Per specifiek project kan op basis van een raadsvoorstel worden beslist of de geheven bouwleges sociale woningbouw aan de woningcorporatie zal worden vergoed. Per project zullen wij beoordelen of er aanleiding is een voorstel aan de raad te doen. In 2010 zullen wij de raad een voorstel doen om ten behoeve van de woningcorporatie Tablis de bouwleges van het project Buitenuitbreiding West te vergoeden. Het eindresultaat van de bouwleges op dit project is voor de aanvrager dus neutraal. De bedragen ter vergoeding van de bouwleges sociale woningbouw zullen ten laste worden gebracht van de Reserve stimulering woningbouw. Extra opbrengsten bouwleges, tot een maximum van het bedrag van de leges sociale woningbouw, zullen in de Reserve stimulering woningbouw worden gestort; jaarlijks door de raad te besluiten middels vaststelling van de jaarrekening.
Rioolheffing In onze gemeente wordt thans gewerkt met twee verordeningen voor het verhaal van kosten die worden gemaakt in het kader van de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan: - een verordening ten behoeve van de heffing van rioolrecht van eigenaren (het aansluitrecht) en - een verordening ten behoeve van de gebruikersheffing op basis van waterverbruik (het afvoerrecht). In het kader van de inwerktreding van de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken (Stb. 2007, 276) wordt voorgesteld om per 1 januari 2010 alle kosten via één verordening te verhalen. De Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken (Stb. 2007, 276) introduceert in artikel 228a Gemeentewet een nieuwe rioolheffing. Deze rioolheffing treedt in de plaats van het rioolrecht dat is gebaseerd op artikel 229. De gemeente kan de kosten verhalen die ze maakt voor het nakomen van de zorgplichten uit de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken. De nieuwe rioolheffing heeft het karakter van een bestemmingsheffing waarmee kosten kunnen worden verhaald om collectieve maatregelen te treffen die de gemeente noodzakelijk acht voor een
-3-
doelmatig werkende riolering en overige maatregelen ten aanzien van hemelwater en grondwater. Het retributieve karakter van het rioolrecht is vervallen. Dit betekent dat het individuele profijt van de heffing door de gemeente niet meer hoeft te worden aangetoond. De voorzieningen waarvan de kosten kunnen worden verhaald sluiten aan bij de maatregelen die de gemeente in het kader van het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) onderneemt. Dit kunnen maatregelen met een collectief of individueel karakter zijn. Van belang is dat de gemeente aannemelijk kan maken dat de maatregelen van belang zijn voor het nakomen van de zorgplichten. In artikel 228a van de Gemeentewet worden de verschillende zorgplichten van de gemeente op het terrein van water opgesomd. Het betreft de zorgplicht voor afvalwater (waterketen) en de zorgplicht voor hemel- en grondwater (watersysteem). De opbrengsten van de rioolheffing dienen te worden aangewend voor de nakoming van deze zorgplichten. Verbrede GRP (gemeentelijk rioleringsplan) Ook het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) wijzigt. Door de verbrede rioolheffing zou het kunnen zijn dat meer objecten kunnen gaan vallen onder deze heffing dan het geval is onder het huidige rioolrecht. Nieuw vast te stellen GRP’s dienen naast de al bestaande planverplichting voor de riolering ook expliciet aandacht te besteden aan de nieuwe zorgplichten voor hemel- en grondwater. Het nieuwe GRP zal ook ten minste een overzicht bevatten van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater en de voorgenomen maatregelen ter voorkoming of beperking van nadelige gevolgen van de grondwaterstand. Dat laatste uiteraard alleen als er zich in de gemeente daadwerkelijk grondwaterproblemen voordoen. Nu de zorgplichten zijn verruimd naar het hemel- en grondwater zal de aard van de gemeentelijke voorzieningen ook wijzigen. De voorzieningen zullen meer op het publieke domein komen te liggen. Als de gemeente de grondwaterstand wil reguleren kan het drainageriool worden aangelegd op openbaar terrein. Alle omliggende percelen profiteren van drainageriool, omdat het grondwater van hun perceel afvloeit richting het drainageriool. In de zin van de verordening hebben deze percelen een aansluiting op de gemeentelijke riolering omdat ze hun grondwater ter nadere verwerking aanbieden bij de gemeente en de gemeente een voorziening heeft waar dat water daadwerkelijk wordt verwerkt. Een aansluiting in de zin van een buis is dus geen voorwaarde. Dat er vanaf het perceel water ter nadere verwerking wordt aangeboden en dat de gemeente daar ook wat mee doet is voldoende voor het hebben van een aansluiting. De verbreding van het begrip aansluiting heeft voor het overgrote deel van de percelen geen consequenties. Deze percelen hebben sowieso al een aansluiting op het rioleringsstelsel. Een kleine minderheid van de percelen heeft geen aansluiting op het buizenstelsel maar biedt wel water ter nadere verwerking aan bij de gemeente. Te denken valt aan garageboxen (in Sliedrecht ca. 370), loodsen en dergelijke. De grote groep belastingplichtigen zal echter niet wijzigen. In het nieuwe GRP zal een keuze worden gemaakt of garageboxen e.d. in de heffing betrokken zullen worden. Aan de raad zal een nieuw GRP ter vaststelling worden voorgelegd. Keuze voor model A van de VNG Er kan voor de nieuwe heffing gekozen worden uit model A of model B van het VNG model. Model A sluit aan op de bestaande situatie in onze gemeente met verschillende tarieven voor het eigenarendeel en het gebruikersdeel. Middels model A kunnen alle kosten op het gebied van afvoer van afvalwater, hemelwater en grondwater worden verhaald. Binnen model A kan een eigenarendeel en een gebruikersdeel worden toegepast. Middels model B worden kosten verhaald via twee rioolheffingen, namelijk een rioolheffing afvalwater en een rioolheffing hemel- en grondwater. De keuze tussen de modellen moet de gemeente zelf maken. Uiteindelijk beslist de raad op welke wijze de rioolheffing wordt vormgegeven. Indien de gemeente besluit model B te hanteren dan zal er sprake moeten zijn van kostentoerekening tussen de beide heffingen. Bij een keuze voor dit model moet beseft worden dat met name in de kosten van
-4-
afvoer van afvalwater en afvoer van hemelwater een groot arbitrair gedeelte zit, waardoor het lastig is een goede kostentoerekening tussen beide heffingen te maken. Het is van belang dat de kostentoerekening controleerbaar is en dat duidelijk wordt dat de gemeente geen kosten twee keer meeneemt. We hebben gekozen voor model A. Voordelen van de keuze voor model A: in model A kan het huidige aansluitrecht (eigenaren) en het afvoerrecht (gebruikers) worden gehandhaafd; ongewenste verschuiving van belastingdruk (tussen eigenaren en gebruikers) die bij het invoeren van twee heffingen volgens model B aan de orde zou kunnen zijn, wordt zoveel mogelijk vermeden; de totale met de zorg gemoeide kosten mogen aan deze ene verordening toegerekend worden (geen arbitraire kostentoerekening). In aanvulling op het model van de VNG hebben wij conform bestaand beleid de huidige vrijstelling van het eigenarendeel van de rioolheffing voor gemeentelijke gebouwen en kerken in de verordening opgenomen.
Tarief rioolheffing 2010 Zoals aangegeven in de programmabegroting 2010 resulteert het niveau van de voor 2010 geraamde kosten in de volgende tarieven: 1. Het eigenarendeel bedraagt per jaar per perceel € 134,64. 2. Het gebruikersdeel bedraagt per jaar: a. € 54,00 bij 0 m3 tot en met 250 m3 afvalwater; b. indien meer dan 250 m3 afvalwater wordt afgevoerd, wordt het onder a. vermelde bedrag verhoogd met € 27,00 voor elke hoeveelheid van 50 m3 afvalwater of een gedeelte daarvan. Conform bestendige gedragslijn zijn hierbij de “vaste” kosten van het product Riolering toegerekend aan het eigenarendeel, de overige kosten zijn bij de tariefberekening toegerekend aan het gebruikersdeel. In het nieuwe geactualiseerde GRP (gemeentelijk rioleringsplan) zal de kostentoerekening opnieuw worden bekeken en zonodig opnieuw worden geformuleerd. Verder zal in het nieuwe GRP een keuze worden gemaakt of garageboxen e.d. in de heffing betrokken zullen worden. Toelichting: De wetgever kent aan het GRP een centrale rol toe. Op grond van de Wet milieubeheer is wettelijk verplicht dat de gemeenteraad telkens voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk rioleringsplan vaststelt. Dit door de raad vastgesteld GRP vormt voor de raad het inhoudelijk én budgettair kader voor wat betreft de rioleringstaak. Zoals het zich nu laat aanzien zal het verbrede GRP niet leiden tot een hoger kostenniveau dan het nog lopende GRP. Zo is bijvoorbeeld in het huidige kostenniveau voor de Buitenuitbreiding en de Schilderswijk reeds rekening gehouden met de kosten voor drainage van hemelwater en grondwater. Binnen de huidige budgetten wordt dus veel gedaan.
-5-
OZB In de raadsvergadering van 9 november 2009 is de programmabegroting voor 2010 vastgesteld. Hierbij is u meegedeeld dat voor de onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor uw vergadering van 7 december 2009 een voorstel zal worden gedaan voor het vaststellen van de tariefpercentages 2010. De ontwikkeling van de WOZ-waarden was namelijk op dat moment nog niet bekend. Deze tarieven kunnen nu worden vastgesteld omdat de WOZ-informatie inmiddels van de GBD (Gemeentebelastingen Drechtsteden) ontvangen is. In de begrotingsraad is besloten de OZB-tarieven trendmatig te verhogen met 1,35 %. Verder dient bij het berekenen van de OZB-tarieven 2010 rekening gehouden te worden met de WOZwaardeontwikkeling tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2009. De WOZ-waarden voor 2010 worden gebaseerd op de economische waarde van de objecten op 1 januari 2009. De WOZ-waarden 2009 en ook de OZB-tarieven voor dat jaar zijn gebaseerd op de economische waarde van de objecten op 1 januari 2008. De gemiddelde waardestijging voor woningen en niet-woningen bedraagt in voornoemde periode respectievelijk 1 % en 0 %. Het bovenstaande leidt tot de volgende percentages voor 2010. Ter informatie zijn de in 2008 en 2009 geldende percentages in het overzicht opgenomen.
Eigenaren woningen Eigenaren niet-woningen Gebruikers niet-woningen
Percentage 2010
Percentage 2009
Percentage 2008
0,0821 0,1291 0,0954
0,0818 0,1274 0,0941
0,0812 0,1256 0,0928
Voor 2010 is het percentage van 2009 aangepast met de percentages van de tariefstijging en die van de stijging van de WOZ-waardeontwikkeling.
Tariefsverhogingen 2010 Conform het voorstel in de Programmabegroting 2010 wordt voor de zogenoemde specifieke heffingen in principe het uitgangspunt aangehouden van kostendekkende tarieven. Hierbij gaat het om de verordeningen nrs. 1 t/m 7. Deze heffingen behoren tot de specifieke middelen, omdat zij geoormerkt zijn voor bepaalde uitgaven. Voor zover de 100% kostendekking niet wordt overschreden worden de tarieven van deze heffingen trendmatig verhoogd met 1,35 %. Een aantal tarieven van de Legesverordening zijn wettelijk gemaximaliseerd of op een bepaald bedrag vastgesteld. Bijvoorbeeld de tarieven van reisdocumenten en leges akten burgerlijke stand. De opbrengsten van de onroerende-zaakbelastingen, de hondenbelasting en de precariobelasting (verordeningen nrs. 8 t/m 10) behoren tot de zogenoemde algemene middelen en mogen dus vrij worden besteed. Voor deze belastingen is rekening gehouden met trendmatige (inflatie) tariefsverhogingen van 1,35 %. Samenvattend gaat het in de nieuwe verordeningen om de volgende tariefsverhogingen:
-6-
nr. Verordening 1 Reinigingsheffingen 2 Begrafenisrechten 3 Havengelden 4 Brandweerrechten 5 Leges
6 Marktgelden 7
Rioolheffing
8 Onroerende-zaakbelastingen (OZB) 9 Hondenbelasting 10 Precariobelasting
Tariefsverhoging
Bedrijfsvuil: verhoging van 0 % Huisvuil: verhoging van 0 % verhoging van 0 % verhoging van 0 % verhoging van 1,35 % Verhoging van 1,35 %, met uitzondering van: a. de wettelijk bepaalde tarieven zoals reisdocumenten. b. het tarief voor het voltrekken van een huwelijk ivm de wettelijke eis van maximaal 100% kostendekking. c. leges over de bouwkosten: 0 %. Dit gezien het niveau van deze tarieven in relatie met de tarieven van andere gemeenten; de leges voor de advisering door derden zullen kostendekkend worden doorberekend. 1 verhoging van 1,35 % Een lichte verschuiving tussen het eigenarendeel en het gebruikersdeel verhoging van 1,35 % verhoging van 1,35 % verhoging van 1,35 %
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: •
Financiële kaders Het voorgesteld besluit is conform de kaders van de Programmabegroting 2010.
•
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Europese Dienstenrichtlijn, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken.
•
Tijdspad, monitoring en evaluatie De datum van ingang van de heffingen is 1 januari 2010. Voor alle heffingen worden elk jaar nieuwe geactualiseerde verordeningen opgesteld. Zodra bekend is wanneer de Wabo in werking gaat treden zal een nieuwe (gewijzigde) Legesverordening met de leges omgevingsvergunning ter vaststelling worden voorgelegd.
•
1
Derden zijn: advieskosten welstand, advieskosten MZHZ mbt de bodemrapporten en advieskosten brandweer.
-7-
Externe communicatie: - Bekendmaking in het Kompas. - Publicatie op de internetsite van de gemeente Sliedrecht. - Verzending kopie van de verordeningen naar de Gemeentebelastingen Drechtsteden.
Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de burgemeester,
M.J. Verhoef
M.C. Boevée
13.7 Bijlage: raadsvoorstel en besluit 14 juni 2011 inzake leges OUW A getekend 1 by 4 raadsvoorstel en besluit 14 juni 2011 inzake leges OUW A getekend.pdf
13.8 Bijlage: Begrotingswijziging Compensatie bouwleges Tablis OUW 1 by 5 Begrotingswijziging Compensatie bouwleges Tablis OUW.pdf
Wijziging van de begroting
Jaar :
Onderwerp:
Wijziging compensatie Bouwleges Sociale Woningbouw Oude Uitbreiding West, fase C
Korte toelichting
2014 Nr.
Door fiscale redenen is het niet meer mogelijk om vanaf 2010 vrijstellingen van bouwleges voor woningbouwcorporaties te regelen in de legesverordening. Om als gemeente aan eerder gemaakte afspraken te houden is met de Woningbouwcorporatie in 2009 een samenwerkingsovereenkomst afgesloten voor compensatie van de bouwleges. De administratieve verwerking vindt plaats op grond van resultaatbestemming.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: De griffier:
214014
De voorzitter:
Wijziging van de begroting: De gemeenteraad van Sliedrecht wijzigt de begroting 2014 als volgt:
Prg. Omschrijving
2014 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Bestuur en dienstverlening Openbare orde en veiligheid Jeugd en onderwijs Openbare ruimte Cultuur, sport en recreatie Werk, inkomen, zorg en welzijn Verkeer en vervoer Ruimtelijke ordening en milieu Wonen Financien en organisatie Totaal exploitatielasten
2015
2016
2017
€0
€0
€0
2015
2016
2017
€ 65.813
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€0
€ 65.813
€ 65.813
Prg. Omschrijving
2014 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Bestuur en dienstverlening Openbare orde en veiligheid Jeugd en onderwijs Openbare ruimte Cultuur, sport en recreatie Werk, inkomen, zorg en welzijn Verkeer en vervoer Ruimtelijke ordening en milieu Wonen Financien en organisatie Totaal exploitatiebaten Saldo
€ 65.813
14.1 Collegeinformatiebrief - Drechtstedelijk Klantcontact centrum 1 ingek stuk 16 sep CIB - Drechtstedelijk Klantcontact centrum[1].pdf
College informatiebrief Onderwerp:
mededelingen vanuit het college
Datum:
9 september 2014
Portefeuille T.C.C. den Braanker
1. Collegeinformatiebrief Drechtstedelijk Klantcontact centrum
Met deze college informatiebrief informeren wij u over de besluitvorming inzake het Drechtstedelijk Klant Contact Centrum (DKCC). Om het u makkelijker te maken hebben wij een samenvatting gemaakt waarin alle relevante punten zijn opgenomen. Uiteraard blijft alle (gedetailleerde) informatie voor u beschikbaar, maar gaan wij, rekening houdend met (1) uw rol (kaderstellend), uw (2) positie ten opzichte van de ambtelijke organisatie en (3) betreffende paragraaf uit uw raadsprogramma, er op voorhand vanuit dat betreffende informatie op dit moment voldoende is. Indien gewenst, zijn wij graag bereid u, via een beeldvormende raad, voor te lichten over de vormgeving van een DKCC.
Samenvatting Het college heeft besloten deel te nemen aan een DKCC. Het is een voorgenomen besluit, omdat de ondernemingsraad nog advies moet uitbrengen. Samenwerken binnen een DKCC betekent dat de Drechtstedengemeenten de handen ineen slaan om een klantcontactcentrum te vormen voor de zes gemeenten. Zo worden krachten gebundeld om te komen tot een toekomstbestendige organisatie met genoeg ontwikkel- en innovatiekracht. Een organisatie waarin kwaliteit is gewaarborgd, kosten worden gereduceerd en kwetsbaarheid voor de kleinere gemeenten wordt ondervangen. Het DKCC opereert vanuit een gezamenlijk geformuleerde missie en visie. Er is ruimte voor lokale verschillen en voor lokale invloed van de deelnemende gemeenten. Iedere gemeente behoudt de eigen lokale gemeentewinkel met vaste kernbezetting, met een eigen logo en eigen huisstijl. De samenwerking wordt gegoten in de vorm van een lichte gemeenschappelijke regeling. Er wordt samen gestuurd via het PFO Dienstverlening met behulp van een dynamisch meerjarenplan. Samen meer bereiken dan elk apart De vorming van een DKCC maakt het mogelijk om de dienstverlening nu en in de toekomst op een kwalitatief goede en efficiënte manier vorm te geven voor alle inwoners uit de Drechtsteden. Door deze samenwerking kunnen de gemeenten meer bereiken voor de inwoners en de gemeentebesturen dan wanneer ze apart werken. Dit geldt voor de omvangrijke ontwikkelopgaven op het gebied van online dienstverlening, ingegeven door maatschappelijke vraag, technische ontwikkelingen en de Wet Recht op elektronisch zakendoen, die als het aan het Rijk ligt al over twee jaar van kracht wordt. De gevraagde ontwikkelingen zijn nodig om toekomstbestendig en geloofwaardig te blijven, maar zijn te omvangrijk of kostbaar voor individuele gemeenten. Daarnaast zullen de huidige baliecontacten fors afnemen (>60%) als gevolg van de toename van de digitale dienstverlening, de langere termijnen voor paspoorten en rijbewijzen (van 5 naar 10 jaar) en het werken met maatwerkafspraken met inwoners (op het gemeentehuis of bij hen thuis). Door deze samenwerking in het DKCC kan deze forse terugloop worden opgevangen zonder dat dit een verminderde dienstverlening betekent.
Relatie met raadsprogramma 2014-2018 De stap naar een Drechtstedelijk KCC past in het raadsprogramma 2014-2018. Dit programma zet in op een verdere uitbesteding van uitvoerende taken. Het speelveld voor het uitbesteden van taken kent een aantal vormen voor uitbesteding. Samenwerken met andere partijen en volledige uitbesteding zijn de twee meest voorkomende, met een scala aan tussenvormen. De taken van een KCC hebben voor het overgrote deel betrekking op wettelijk opgelegde taken, die vooralsnog niet of slechts voor een deel door marktpartijen kunnen worden uitgevoerd. De kosten van het “zelf blijven doen” zijn hoger dan deelname aan het DKCC De jaarlijkse besparing van het DKCC liggen regionaal tussen de € 880.000 en € 1.100.000. Vanaf 2019/2020 kan de besparing nog groter worden. Verwacht wordt dat de meeste producten dan digitaal kunnen worden aangevraagd. Dit scheelt veel klantcontacten. Voor Sliedrecht laat de businesscase DKCC na 3 jaar een bescheiden voordeel zien van € 22.751. Dit komt omdat de organisatie van onze dienstverlening lean en mean is ingericht en er geen ontwikkelcapaciteit (in mens en middelen) in de begroting aanwezig is. Er moet ten aanzien van het bescheiden voordeel wel twee kanttekeningen geplaatst worden: 1. Ten eerste is in de businesscase DKCC geen rekening gehouden met de gerealiseerde bezuiniging van STOER per 1-1-2014 van € 50.000 op het gebied van dienstverlening (vermindering openingstijden). De peildatum van de businesscase is 1-1-2013. 2. Ten tweede is voor de businesscase een regionale norm voor overhead afgesproken, die afwijkt van onze eigen norm. Deze kanttekeningen leiden ertoe dat er ten opzichte van de huidige begroting een nadeel ontstaat door deelname aan het DKCC. Echter als Sliedrecht de taken zelf blijft uitvoeren, is het noodzakelijk dat er jaarlijks minimaal € 70.000 geïnvesteerd moet worden in mensen en middelen voor een toekomstbestendige organisatie op het gebied van dienstverlening. Deze budgetten zijn niet in de begroting aanwezig. Deelname aan het DKCC is vanaf t+1 goedkoper dan het “zelf blijven doen”. Hieronder treft u de recap aan van de financiële consequenties. Recap Berekend voordeel o.b.v. Businesscase
t-1* 2015
t 2016
t+1 2017
t+2 2018
t+3 2019
-31.093
139
815
1.550
22.751
-80.000
-70.000
-60.000
-50.000
Effect kanttekening 1 en 2 Tussenstap: nadeel t.o.v. de Sliedrechtse begroting
-31.093
-79.861
-69.185
-58.450
-27.249
Minder meerkosten (zelf doen variant)
35.000
70.000
70.000
70.000
70.000
3.907
-9.861
815
11.550
42.751
Berekende besparing Sliedrecht bij deelname DKCC * Kosten in jaar t-1 zijn transitiekosten
2020 Extra besparing door wet- en regelgeving (afname klantcontacten met 60%). Mogelijke besparing Sliedrecht tussen € 60.000 en € 90.000
Kortom: Deelname aan het DKCC is vanuit de drie K’s Kwaliteit, Kwetsbaarheid en Kosten een verantwoorde keuze. De financiële consequenties nemen we mee in het budgettaire perspectief van de begroting 2015 en verder. Hierbij wordt nog geen rekening gehouden met de mogelijke extra besparing in 2019/2020 als gevolg van veranderende wet- en regelgeving.
Vervolgstappen Nu de lokale besluitvorming door alle colleges heeft plaatsgevonden of binnenkort zal plaatsvinden wordt een adviesvraag voor de medezeggenschap opgesteld. Vervolgens is er naar verwachting circa één jaar nodig om het voorstel uit te voeren en daadwerkelijk te gaan werken vanuit één Drechtstedelijk DKCC.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, De burgemeester, De secretaris,
drs. C.A. de Haas MBA
drs. A.P.J. van Hemmen
14.2 Oplegnotitie PRO Sliedrecht bij CIB Klant Kontakt Centrum ( KCC) 1 Oplegnotitie van PRO Sliedrecht bij CIB Klant Kontakt Centrum.docx
Oplegnotitie CIB Klant Kontakt Centrum ( KCC) Inleiding: Hoewel de datum van 9 september als datum op het CIB staat ontving onze fractie deze pas vrijdag 19 september in IBABS. Het college informeert ons over het nieuw op te richtten KCC dat binnen de GR Drechtsteden gestalte gaat krijgen. Hierdoor kunnen wij aangaande de communicatie ook rondkijken bij de overige deelnemende gemeenten. In Zwijndrecht krijgt de gemeenteraad de mogelijkheid zienswijze in te dienen aangaande de dienstververleningsovereenkomst. Het college informeerde haar raad hier al over op 8 augustus en heeft zelfs een oriëntatieavond georganiseerd. Graag bespreken wij het volgende: 1. Delen de overige fracties de (op voorhand gestelde) mening van het college dat het in de inleiding gestelde dat de raad hier slechts ten kennis van dient te worden gesteld. 2. Hebben de overige fracties net als PRO Sliedrecht behoefte om vooraf kennis te hebben van de dienstverleningsovereenkomst (DVO) met de GR Drechtsteden. Het gaat ons hier met name over de financiële kant van de overeenkomst en een stukje invloed op het oplossen van calamiteiten. 3. Heeft de gemeenteraad van Sliedrecht de wens om net als in Zwijndrecht hier haar zienswijze op te geven. 4. Heeft de gemeenteraad van Sliedrecht behoefte aan een beeldvormende raad over dit onderwerp. PRO Sliedrecht deelt deels het door het college gestelde dat wij op hoofdlijnen moeten kaderstellen, niet gaan over de ambtelijke uitvoering en af staan van de ambtelijke organisatie. PRO Sliedrecht heeft wel behoefte aan een verdere onderbouwing van: 1. Het gestelde dat een regionaal KCC ruim 800.000 euro oplevert voor de regio waarbij de “winst” voor de gemeente Sliedrecht marginaal is. 2. De afspraken in de DVO waaruit blijkt dat de diensten voor de gemeente Sliedrecht gecontinueerd Wij hadden er voor kunnen kiezen deze achterliggende informatie op het gemeentekantoor in te zien maar hadden de behoefte ook de procedurele kant van de zaak met u te bespreken. Namens de fractie van PRO Sliedrecht Timo Pauw