L 294/74
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
29.10.2002
BESCHIKKING VAN DE RAAD van 30 september 2002 tot vaststelling van een specifiek programma (Euratom) voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (2002-2006) (2002/837/Euratom)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
(5)
Dit programma staat open voor deelname van landen die daartoe de nodige overeenkomsten hebben gesloten, terwijl het, met uitzondering van het kernfusieonderzoek, op projectniveau en op basis van wederzijds voordeel tevens openstaat voor deelname van entiteiten uit derde landen en internationale organisaties voor wetenschappelijke samenwerking.
(6)
Bij de uitvoering van dit programma moet de nadruk worden gelegd op de bevordering van onderzoekersmobiliteit en innovatie, in de Gemeenschap en op internationale samenwerkingsactiviteiten met derde landen en internationale organisaties. Bijzondere aandacht moet worden gegeven aan kandidaat-lidstaten.
(7)
De onderzoeksactiviteiten uit hoofde van dit programma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van ethische grondbeginselen, met inbegrip van die welke worden genoemd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie name en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en de noodzaak om rekening te houden met de maatschappelijke aanvaardbaarheid van deze werkzaamheden.
(8)
Overeenkomstig de mededeling van de Commissie „Vrouwen en wetenschap” en de resoluties van de Raad van 20 mei 1999 (5) en juni 2000 (6) en de resolutie van het Europees Parlement van 3 februari 2000 (7) over dit thema, is een actieplan in uitvoering dat gericht is op versterking en bevordering van de plaats en de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek, en het beginsel van gelijke kansen van mannen en vrouwen dient te waarborgen.
(9)
Dit programma moet worden uitgevoerd op flexibele, doelmatige en transparante wijze, rekening houdend met de relevante belangen, met name die van de wetenschappers, de industrie, de gebruikers en de beleidsmakers. De onderzoeksactiviteiten uit hoofde van dit programma moeten in voorkomend geval worden aangepast aan de behoeften van het Gemeenschapsbeleid en aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met name op artikel 7, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3), Overwegende hetgeen volgt: (1)
Bij Besluit nr. 2002/668/Euratom ( 4) heeft de Raad het Zesde meerjarenkaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vastgesteld voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte (2002-2006) (hierna „het kaderprogramma” genoemd), dat moet worden uitgevoerd door middel van overeenkomstig artikel 7 van het EuratomVerdrag opgestelde onderzoek- en onderwijsprogramma’s, waarin de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen worden vastgesteld.
(2)
De regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten voor de uitvoering van het kaderprogramma (hierna „regels voor de deelneming” genoemd), zijn op dit programma van toepassing.
(3)
In de administratieve uitgaven van de Commissie voor de uitvoering van dit programma is rekening gehouden met het grote aantal personeelsleden dat in laboratoria in de lidstaten en in het ITER-project is gedetacheerd.
(4)
In afwachting van de voltooiing van de internationale onderhandelingen over ITER en van een eventueel besluit betreffende de gezamenlijke uitvoering ervan, moet het leiderschap van de Europese Gemeenschap op het gebied van fusieonderzoek gehandhaafd blijven.
( 1) PB C 181 E van 30.7.2002, blz. 112. ( 2) Advies uitgebracht op 13 juni 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). ( 3) PB C 221 van 17.9.2002, blz. 97. ( 4) PB L 232 van 29.8.2002, blz. 34.
(5 ) PB C 201 van 16.7.1999, blz. 1. (6 ) PB C 199 van 14.7.2001, blz. 1. (7 ) PB C 309 van 27.10.2000, blz. 57.
29.10.2002
(10)
(11)
(12)
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
Deelname aan de activiteiten van dit programma wordt aangemoedigd door publicatie van de noodzakelijke informatie over inhoud, voorwaarden en procedures, die tijdig en op adequate wijze beschikbaar moeten zijn voor potentiële deelnemers, met inbegrip van deelnemers uit de geassocieerde kandidaat-lidstaten en andere geassocieerde landen.
De Commissie zal er te gelegener tijd voor zorgen dat in een geest van openheid ten aanzien van alle betrokken actoren een onafhankelijke beoordeling plaatsvindt van de uitgevoerde activiteiten op de door dit programma bestreken gebieden.
Het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek is geraadpleegd,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Overeenkomstig het kaderprogramma wordt hierbij een specifiek programma voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (hierna „specifiek programma” genoemd) vastgesteld voor de periode van 30 september 2002 tot en met 31 december 2006.
L 294/75
Artikel 4
1. De nadere bepalingen voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan het specifieke programma zijn die bedoeld in artikel 2, lid 2, van het kaderprogramma.
2. Het specifiek programma wordt uitgevoerd door middel van de instrumenten die zijn omschreven in bijlage III bij deze beschikking.
3. De regels voor de deelneming zijn van toepassing op het specifiek programma.
Artikel 5
1. De Commissie stelt een werkprogramma op voor de uitvoering van het specifiek programma, waarin de in bijlage I genoemde doelstellingen en wetenschappelijke en technologische prioriteiten, het tijdschema voor de uitvoering, alsmede de te gebruiken instrumenten nader zijn omschreven.
2. In het werkprogramma wordt rekening gehouden met de onderzoeksactiviteiten die door de lidstaten, geassocieerde landen en Europese en internationale organisaties worden uitgevoerd. In voorkomend geval wordt het werkprogramma bijgewerkt.
Artikel 6 2. De doelstellingen en de wetenschappelijke en technologische prioriteiten voor het specifiek programma zijn opgenomen in bijlage I.
Artikel 2
Overeenkomstig bijlage II van het kaderprogramma beloopt het bedrag dat voor de uitvoering van het specifiek programma noodzakelijk wordt geacht 940 miljoen EUR, inclusief een maximum van 16,5 % voor de administratieve uitgaven van de Commissie. Een indicatieve verdeling van dit bedrag is opgenomen in bijlage II.
Artikel 3
Alle onderzoekswerkzaamheden uit hoofde van het specifiek programma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van ethische grondbeginselen.
1. De Commissie is belast met de uitvoering van dit specifiek programma.
2. Voor de uitvoering van het specifiek programma wordt de Commissie bijgestaan door een raadgevend comité. De samenstelling van het comité kan variëren, afhankelijk van de onderwerpen die op de agenda van het comité staan. Wat de aspecten in verband met kernsplijting betreft, zijn de samenstelling en de interne regels en procedures van dit comité, die welke zijn vastgelegd in Besluit 84/338/Euratom, EGKS, EEG van de Raad van 29 juni 1984 inzake structuren en procedures voor beheer en coördinatie van de communautaire onderzoek-, ontwikkelings- en demonstratiewerkzaamheden ( 1). Wat de aspecten in verband met kernfusie betreft, zijn het die welke zijn vastgesteld bij het besluit van de Commissie van 16 december 1980 inzake het raadgevend comité voor het fusieprogramma.
(1 ) PB L 177 van 4.7.1984, blz. 25.
L 294/76
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
Artikel 7 1. De Commissie brengt op gezette tijden verslag uit over het verloop van de uitvoering van het specifiek programma, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van het kaderprogramma; daarbij wordt informatie over financiële aspecten gevoegd. 2. De Commissie zorgt ervoor dat de in de artikelen 5 en 6 van het kaderprogramma bedoelde onafhankelijke monitoring en beoordeling plaatsvindt met betrekking tot de activiteiten die worden uitgevoerd op de onder het specifiek programma vallende gebieden.
29.10.2002
Artikel 8 Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 30 september 2002. Voor de Raad De Voorzitter B. BENDTSEN
29.10.2002
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
BIJLAGE I WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE DOELSTELLINGEN EN GROTE LIJNEN VAN DE ACTIVITEITEN
1.
Inleiding Kernenergie, waarmee 35 % van de elektriciteit in de Europese Unie wordt geproduceerd, is een van de elementen in de discussie over het tegengaan van de klimaatverandering en de beperking van de afhankelijkheid van de EU op energiegebied. De Unie staat echter voor grote uitdagingen. Beheerste kernfusie is een van de langetermijnopties voor de energievoorziening, met name voor de gecentraliseerde opwekking van basislastelektriciteit. De prioriteit gaat naar het aantonen van de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van fusie-energie en het bepalen van de duurzaamheid ervan. Op korte termijn moeten er oplossingen voor nucleair afval worden gevonden die veilig en aanvaardbaar zijn voor de samenleving. Met name moeten er technische oplossingen worden uitgewerkt voor het beheer van langlevend afval. Ook moeten er innovatieve concepten voor een veiliger gebruik van kernsplijting worden onderzocht als mogelijke bijdrage om de komende decennia te voorzien in de Europese vraag naar energie. De hoge normen inzake stralingsbescherming in de Gemeenschap moeten op peil worden gehouden door gericht en gecoördineerd onderzoek, met name naar de effecten van lage blootstellingsniveaus. Op Europees niveau wordt op dit gebied al uitgebreid samengewerkt, ook wat de uitwisseling van wetenschappers en gemeenschappelijke onderzoekprogramma’s betreft. Wat nucleair afval, stralingsbescherming en andere activiteiten betreft, zal deze samenwerking op programma- en projectniveau worden geïntensiveerd en verdiept om tot een beter gebruik van de beschikbare middelen (zowel personele middelen als experimentele faciliteiten) te komen en een gemeenschappelijk Europees standpunt ten aanzien van de voornaamste problemen en benaderingen te bevorderen, in overeenstemming met de behoeften van de Europese onderzoeksruimte. Er zullen koppelingen met nationale programma’s tot stand worden gebracht en netwerkactiviteiten met derde landen, met name de VS, de nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjetunie (NOS), Canada en Japan, zullen worden bevorderd. Wat kernfusie betreft zullen de Gemeenschap, de lidstaten en de met de activiteiten van het Euratom-kaderprogramma geassocieerde landen hun werkzaamheden in het kader van een geïntegreerd activiteitenprogramma voortzetten. Er zal worden gezorgd voor coördinatie met het GCO-programma voor „nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole”.
2.
Prioritaire thematische onderzoeksgebieden
2.1. Onderzoek naar fusie-energie Do els t ell in g en Fusie-energie kan in de tweede helft van de eeuw een bijdrage leveren tot de emissieloze productie van basislastelektriciteit op grote schaal. De vorderingen van het onderzoek naar fusie-energie rechtvaardigen de voortzetting van een krachtige inspanning om de langetermijndoelstelling, een fusiecentrale, te realiseren. Dankzij theoretisch werk en experimentele studies aan de bestaande machines over de gehele wereld, met name JET, zijn de wetenschappelijke en technische voorwaarden geschapen voor de bouw van een project van de volgende generatie na JET, met als doel de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van fusie-energie aan te tonen. De wereldwijde samenwerking bij het onderzoek naar fusie-energie heeft geleid tot het gedetailleerde engineering-ontwerp van een dergelijke Next Step-machine, ITER, waarmee in inductief bedrijf langdurige verbranding moet worden bereikt met een vermogensversterkingsfactor Q >10 en waarmee de opwekking van 400 MW fusievermogen gedurende ongeveer 400 seconden moet worden gedemonstreerd, zodat brandende plasma’s kunnen worden bestudeerd onder omstandigheden die relevant zijn voor de productie van energie. De succesvolle voltooiing van de activiteiten in verband met het engineering-ontwerp van ITER maakt het mogelijk om in overeenstemming met het reactorbeleid van de communautaire activiteiten in verband met het onderzoek naar fusie-energie een besluit te nemen over de bouw van de Next Step. Indien de internationale onderhandelingen over de juridische en institutionele voorwaarden voor de oprichting van een juridische entiteit ITER en onderhandelingen over de gezamenlijke uitvoering (bouw, bedrijf, exploitatie en ontmanteling) tot een positief resultaat leiden, zou in de periode 2003-2004 kunnen worden getracht een specifiek besluit te bereiken, zodat in de periode 2005-2006 met de bouw kan worden begonnen. De periode 2003-2006 moet daarom worden gezien als een overgangsperiode waarin de Europese activiteiten moeten worden gerationaliseerd omdat het programma in de eerste plaats gericht is op de Next Step.
L 294/77
L 294/78
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
Om de Next Step te realiseren zullen, als en wanneer daartoe besloten wordt, aanzienlijke personele en financiële middelen vereist zijn. Zodra het besluit wordt genomen het project uit te voeren, zal het nodig zijn de huidige fusieactiviteiten van de Europese partners van Euratom aan te passen en organisatorische veranderingen door te voeren, met name om de Europese bijdrage aan ITER gezamenlijk in goede banen te leiden. Er zal worden gezorgd voor de voortzetting van een zinvol O&O-programma, inclusief de overgang tussen de activiteiten die thans plaatsvinden in het kader van de associaties (1) en JET en hetgeen het „begeleidende programma” moet worden op het gebied van fusiefysica en -technologie, zodra de bouw van de Next Step/ITER-machine na 2006, als daartoe besloten wordt, goed en wel op gang is.
Prio ri teiten i)
Programma van de associaties op het gebied van fysica en technologie Het programma van de associaties zal de volgende onderdelen bevatten: —
O&O op het gebied van fusiefysica en plasmaengineering, met nadruk op de voorbereiding van de werking van ITER en studie en evaluatie van toroïdale systemen met magnetische opsluiting, met name voortzetting van de bouw van de stellarator Wendelstein 7-X en het bedrijf van de bestaande installaties in de Euratom-associaties;
—
Gestructureerde O&O-activiteiten op het gebied van fusietechnologie, met name onderzoek naar fusiematerialen en deelname aan de O&O-activiteiten in verband met de ontmanteling van JET die na afloop van de exploitatie ervan is gepland;
—
Onderzoek van sociaal-economische aspecten, met nadruk op de evaluatie van de economische kosten en de maatschappelijke aanvaardbaarheid van fusie-energie naast de verdere studies van veiligheids- en milieuaspecten; coördinatie van de civiele onderzoeksactiviteiten van de lidstaten in verband met traagheidsopsluiting en mogelijke alternatieve concepten in het kader van een activiteit om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen; resultatenverspreiding en publieksinformatie, mobiliteit en opleiding.
In het kader van de bijdrage aan het programma van de associaties zal prioriteit worden gegeven aan multilaterale acties om activiteiten in gemeenschappelijke projecten te bundelen, zoals de activiteiten die rechtstreeks betrekking hebben op de exploitatie van JET, op de Next Step/ITER en/of de opleiding van personeel. Afhankelijk van het besluit dat wordt genomen over de realisatie van ITER en het tijdschema daarvoor, zal de huidige steun van de Gemeenschap aan de activiteiten van de associaties worden bijgesteld en zal worden overwogen om de exploitatie van een aantal faciliteiten geleidelijk te beëindigen. Er zal worden gezorgd voor de nodige middelen om een krachtige Europese coördinatie van de fusieactiviteiten, waarvan in de loop van de jaren het nut is bewezen, te handhaven. De omvang van het begeleidende programma binnen Europa op het gebied van fusiefysica en -technologie, dat nodig is om de associaties en de Europese industrie ten volle te laten profiteren van ITER, zal afhankelijk zijn van (a) de omvang van het Europese aandeel in ITER en (b) de plaats waar ITER wordt gevestigd. Dit zou investeringen kunnen behelzen om in Europa experimenten met fusiemachines van wereldklasse te behouden nadat ITER in bedrijf is genomen, alsmede een adequaat programma voor technologische ontwikkeling. ii)
Exploitatie van de JET-faciliteiten De JET-faciliteiten zullen verder worden geëxploiteerd in het kader van de EFDA (European Fusion Development Agreement) om de werking van ITER voor te bereiden door de exploitatie van de prestatieverbeteringen waaraan thans wordt gewerkt, te voltooien. Het gebruik van de JET-faciliteiten zou geleidelijk moeten worden beëindigd, overeenkomstig het tijdschema voor de verwezenlijking van ITER en de beschikbaarheid van de nodige financiële middelen.
iii)
Next Step/ITER Het voorstel voor het Euratom Kaderprogramma (2002-2006) voorziet in voortzetting van de Next Stepactiviteiten om in de tweede helft van de periode te kunnen deelnemen aan de bouw ervan. Aangezien de besluiten over ITER niet alleen afhankelijk zijn van de EU-instellingen, maar ook van de internationale partners van de EU, moet het voorgestelde programma van activiteiten open zijn wat betreft de eventuele locatie en het kader van de Next Step/ITER en de exacte inhoud van het begeleidende programma binnen Europa. De voorbereidende studies voor mogelijke Europese locaties zullen worden afgerond.
(1) Opgezet in het kader van associatiecontracten tussen de Gemeenschap en entiteiten in de lidstaten en in de met het Euratomkaderprogramma geassocieerde landen.
29.10.2002
29.10.2002
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
De deelname van de EU aan ITER zou moeten bestaan in bijdragen aan de bouw van apparatuur en installaties, die zich op het terrein van de ITER-vestiging bevinden en noodzakelijk zijn voor de exploitatie, en in bijdragen in de kosten in verband met het personeel en management van en de ondersteuning die wordt geboden aan het project tijdens de bouw. De omvang en aard van deze deelname zullen worden bepaald door het resultaat van de onderhandelingen met de internationale partners van de EU en de plaats waar ITER wordt gevestigd. Wanneer ITER in Europa wordt gevestigd, zal de bijdrage van de EU ook een bijdrage omvatten in de kosten die Europa als gastpartij draagt.
2.2. Beheer van radioactief afval
Do els t ell in g en Het feit dat er geen algemene overeenstemming bestaat over de wijze waarop het beheer en de opberging van afval moeten worden aangepakt, vormt een van de belangrijkste belemmeringen voor de instandhouding en het toekomstige gebruik van kernenergie. Dit geldt met name voor het beheer en de opberging van langlevende afvalcomponenten in geologische formaties, waaraan niet te ontkomen valt, ongeacht de behandelingsmethode die voor verbruikte splijtstof en hoogactief afval wordt gekozen. Onderzoek als zodanig volstaat niet om maatschappelijke aanvaarding te bewerkstellingen; er is echter wel onderzoek nodig om de opbergtechnologieën te ontwikkelen en te testen, geschikte locaties te onderzoeken, meer fundamenteel wetenschappelijk inzicht te verkrijgen in de veiligheid en methodes om de veiligheid te beoordelen en om besluitvormingsprocessen te ontwikkelen die door de betrokkenen als eerlijk en rechtvaardig worden ervaren. Er is ook onderzoek nodig om het technisch en economisch potentieel van concepten voor opwekking van kernenergie te onderzoeken, teneinde de splijtstof beter te gebruiken en minder afval te produceren. Tevens moet het technisch en economisch potentieel worden onderzocht van partitionering en transmutatie, om de risico’s van het afval op industriële schaal te beperken.
O nd erz o eks pr io rit e it en i)
Onderzoek van geologische opberging De doelstellingen zijn een gedegen technische basis te creëren om de veiligheid van de opberging van verbruikte splijtstof en langlevend radioactief afval in geologische formaties aan te tonen en de ontwikkeling te bevorderen van een gemeenschappelijk Europees standpunt ten aanzien van de belangrijkste kwesties in verband met het beheer en de opberging van afval.
ii)
—
Verbetering van fundamentele kennis, ontwikkelen en testen van technologieën: het onderzoek zal worden toegespitst op belangrijke fysische, chemische en biologische processen; interactie tussen de verschillende natuurlijke en kunstmatige barrières, de stabiliteit op lange termijn daarvan en middelen om opbergtechnologieën toe te passen in ondergrondse onderzoekslaboratoria.
—
Nieuwe en betere instrumenten: het onderzoek zal worden toegespitst op modellen voor prestatieen veiligheidsbeoordeling en methodes om de veiligheid op lange termijn aan te tonen, waaronder sensitiviteits- en onzekerheidsanalyses, en de ontwikkeling en evaluatie van alternatieve maatstaven voor de prestaties en van betere governanceprocessen die deugdelijk tegemoet komen aan de bezorgdheid van het publiek over de opberging van afval.
Partitionering en transmutatie en andere concepten die opwekking van kernenergie met minder afvalproductie mogelijk maken De doelstellingen zijn praktische mogelijkheden vast te stellen om de hoeveelheden en/of risico’s van het op te bergen afval te verkleinen door middel van partitionering en transmutatie en het potentieel te onderzoeken van concepten die opwekking van kernenergie met minder afvalproductie mogelijk maken. —
Partitionering en transmutatie: het onderzoek zal worden toegespitst op fundamentele evaluatie van het totale concept; demonstratie op kleine schaal van de meest belovende partitioneringstechnologieën; verdere ontwikkeling van transmutatietechnologieën; en evaluatie van de industriële haalbaarheid ervan.
—
Concepten die gericht zijn op minder afvalproductie: het onderzoek zal worden toegespitst op de mogelijkheden voor een efficiënter gebruik van splijtstof in bestaande reactoren en van andere concepten die opwekking van kernenergie met minder afvalproductie mogelijk maken.
L 294/79
L 294/80
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
2.3. Stralingsbescherming
Do els t ell in g en In de geneeskunde en de industrie (met inbegrip van de opwekking van kernenergie) wordt op grote schaal gebruik gemaakt van straling; de veiligheid van straling berust op een gezond beleid inzake stralingsbescherming en een doelmatige uitvoering daarvan. Het communautaire onderzoek dient ter ondersteuning van het Europese beleid en heeft bijgedragen tot het hoge beschermingsniveau dat in de praktijk wordt bereikt. De normen ter zake moeten gehandhaafd en in bepaalde gevallen verbeterd worden, waarbij onderzoek een essentiële rol dient te spelen. De hoofddoelstelling is het beantwoorden van onzekerheden met betrekking tot het gevaar van langdurige blootstellingen aan lage stralingsdoses (zoals die waaraan de bevolking normaal wordt blootgesteld of zoals ze in werksituaties voorkomen), wat nog steeds een controversieel wetenschappelijk probleem en beleidsvraagstuk is, en belangrijke implicaties heeft voor het gebruik van straling in de geneeskunde en in de industrie. Het communautaire onderzoek op andere gebieden zal worden toegespitst op een betere benutting van nationale inspanningen, in de eerste plaats door middel van een doelmatiger integratie ervan in netwerken en doorgericht onderzoek, in zoverre dat complementair is aan, dan wel synergieën creëert met nationale programma’s.
O nd erz o eks pr io rit e it en
3.
—
Kwantificering van risico’s in verband met langdurige blootstellingen aan lage doses: het onderzoek wordt geconcentreerd op epidemiologische studies van dienovereenkomstig blootgestelde populaties, alsmede op cellulair en moleculair biologisch onderzoek naar de wisselwerking tussen straling en DNA, cellen, organen en het lichaam.
—
Medische blootstellingen en natuurlijke stralingsbronnen: verbetering van de veiligheid en de doelmatigheid van medisch gebruik van straling; beter begrip, en betere beoordeling en beheer van natuurlijke bronnen, met name van in de natuur voorkomende radioactieve materialen.
—
Bescherming van het milieu en radio-ecologie: conceptuele en methodologische basis voor milieubescherming; betere beoordeling en beheer van de effecten van natuurlijke en kunstmatige stralingsbronnen op de mens en het milieu.
—
Management van risico’s en noodsituaties: betere benaderingen voor risicobeheersing; doelmatiger en samenhangender management van noodsituaties in Europa, met inbegrip van sanering van besmette gebieden.
—
Bescherming van de werkplek: verbeterde monitoring en beheer van blootstellingen aan straling op het werk, met name in de industrie.
Andere activiteiten op het gebied van de nucleaire technologieën en veiligheid
Do els t ell in g en De doelstellingen zijn beleidsmaatregelen van de EU op het gebied van gezondheid, energie en milieu te ondersteunen, de Europese vermogens op een hoog peil te houden op relevante gebieden die niet onder de thematische prioriteiten vallen en bij te dragen aan de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte.
O nd erz o eks pr io rit e it en
i)
Innovatieve concepten Het doel is het potentieel van innovatieve concepten voor kernenergie te beoordelen en betere en veiligere procédés op het gebied van kernenergie te ontwikkelen. Het onderzoek zal worden toegespitst op: —
de evaluatie van het potentieel van innovatieve concepten en de ontwikkeling van betere en veiligere procédés voor de opwekking en exploitatie van kernenergie waarvan vaststaat dat zij op langere termijn voordelen opleveren wat betreft veiligheid, milieueffecten, hulpbronnenverbruik, het tegengaan van proliferatie of de diversiteit van de toepassingsmogelijkheden.
29.10.2002
29.10.2002
NL
ii)
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
Onderwijs en opleiding Het doel is onderwijs en opleiding op het gebied van veiligheid en stralingsbescherming in Europa beter te integreren om de daling van het aantal studenten en onderwijsinstellingen tegen te gaan en zodoende te zorgen voor de beschikbaarheid van de nodige kennis en kunde om kernenergie en andere toepassingen van straling in de industrie en geneeskunde veilig te kunnen blijven gebruiken. De steun zal worden toegespitst op: —
de ontwikkeling van een meer geharmoniseerde aanpak van het onderwijs in de kernwetenschappen en -technologie in Europa en de toepassing daarvan, met inbegrip van een betere integratie van nationale middelen en vermogens.
Dit zal worden aangevuld met steun voor beurzen, speciale opleidingscursussen, opleidingsnetwerken en beurzen voor jonge onderzoekers uit de nieuwe onafhankelijke staten en de EG-landen, en transnationale toegang tot infrastructuur. Wat de infrastructuur betreft, zal de transnationale toegang tot installaties worden bevorderd. Een volgende stap zal zijn een gemeenschappelijke analyse op gang te brengen van de toekomstige behoeften van de EU op het gebied van personele middelen, vaardigheden, en experimentele instrumenten voor de middellange termijn. iii)
Veiligheid van bestaande kerninstallaties Doel is de veiligheid van bestaande kerninstallaties in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten tijdens de resterende operationele levensduur en de daaropvolgende ontmanteling te verbeteren, met gebruikmaking van de grote kennis en ervaring die in internationaal verband is verkregen uit experimenteel en theoretisch onderzoek. Het onderzoek zal worden toegespitst op: —
installatiebeheer, met inbegrip van de verouderingseffecten en de brandstofprestaties; beheer van zware ongevallen, met inbegrip van de ontwikkeling van geavanceerde numerieke simulatiecodes; integratie van de Europese vermogens en de praktijkkennis die is opgedaan bij ontmanteling; ontwikkeling van wetenschappelijke grondslagen inzake veiligheid en beste praktijken op Europees niveau.
L 294/81
L 294/82
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
29.10.2002
BIJLAGE II INDICATIEVE UITSPLITSING VAN HET BEDRAG Bedrag (miljoen EUR)
Soort activiteit
1.
2.
Prioritaire thematische onderzoeksgebieden
890
kernfusie (1)
1.1.
Beheerste
750
1.2.
Beheer van radioactief afval
90
1.3.
Stralingsbescherming
50
Andere activiteiten op het gebied van nucleaire technologieën en veiligheid
50 Totaal
(1) Met inbegrip van maximaal 200 miljoen EUR voor ITER.
940
29.10.2002
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
BIJLAGE III
MIDDELEN VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA
Overeenkomstig Besluit 2002/668/Euratom en de regels voor deelneming maakt de Commissie bij de uitvoering van het specifieke programma gebruik van verschillende instrumenten. Overeenkomstig de in voornoemde besluiten vastgestelde evaluatiecriteria zal de Commissie de voorstellen beoordelen. De OTO-werkzaamheden onder contract die worden ondernomen op het gebied van kernfusie en in het kader van contracten, overeenkomsten of juridische entiteiten waarbij de Gemeenschap partij is of waarvan zij lid is, beantwoorden aan de regels die daarvoor zijn opgesteld, overeenkomstig de verordening betreffende de regels voor deelneming. Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie een beroep doen op technische bijstand. De volgende instrumenten zijn beschikbaar voor de uitvoering van het programma:
1.
Instrumenten op het gebied van fusie-energie Wat betreft het onderzoek op het gebied van fusie-energie uit hoofde van punt 1.1 van bijlage I vergt de bijzondere aard van de activiteiten op dit gebied de toepassing van specifieke regelingen. De projecten ter zake zullen worden uitgevoerd op basis van de procedures die zijn vermeld in: —
de associatiecontracten;
—
de „European Fusion Development Agreement” (EFDA);
—
elke andere multilaterale overeenkomst die gesloten wordt tussen de Gemeenschap en de geassocieerde organisaties en/of juridische entiteiten welke na advies van het bevoegde raadgevend comité kunnen worden opgericht;
—
andere contracten van beperkte duur, met name met instellingen in de lidstaten of in de met het Euratomkaderprogramma geassocieerde staten;
—
internationale overeenkomsten die betrekking hebben op projecten welke worden uitgevoerd in het kader van een samenwerkingsverband met derde landen, zoals ITER.
De activiteiten met het oog op de coördinatie en ondersteuning van onderzoek op het gebied van fusie-energie kunnen betrekking hebben op studies ter ondersteuning van deze activiteiten, steun voor informatieuitwisselingen, beroep op externe deskundigheid, met inbegrip van een onafhankelijke evaluatie van de activiteiten, beurzen en opleidingsstelsels, publicaties, en andere acties ter bevordering van de overdracht van technologie.
2.
Instrumenten op andere gebieden Op het gebied van het beheer van radioactief afval en van stralingsbescherming van de prioritaire thematische onderzoeksgebieden onder de punten 1.2 en 1.3 van Bijlage I en wat andere onder punt 2 vallende activiteiten betreft, zal de Gemeenschap, onder voorbehoud van de regels voor de deelneming, bijdragen tot: —
expertisenetwerken die de versterking en ontwikkeling van de wetenschappelijke en technologische topkwaliteit van de Gemeenschap beogen door de integratie op Europees niveau van bestaande of opkomende onderzoekscapaciteiten, zowel op nationaal als op regionaal niveau;
L 294/83
L 294/84
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
—
geïntegreerde projecten, die tot doel hebben een sterkere impuls te geven aan de concurrentiepositie van de Gemeenschap of belangrijke maatschappelijke problemen aan te pakken door het mobiliseren van een kritische massa aan middelen en deskundigheid op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling;
—
specifieke gerichte onderzoeks- of opleidingsprojecten die nieuwe kennis moeten opleveren om nieuwe producten, procédés en diensten aanzienlijk te verbeteren of te ontwikkelen dan wel om te voorzien in andere maatschappelijke behoeften of behoeften die voortvloeien uit het communautair beleid, of die de levensvatbaarheid moeten aantonen van nieuwe technologieën die potentiële economische voordelen bieden maar niet rechtstreeks kunnen worden gecommercialiseerd, of die een snelle verspreiding van nieuwe kennis op Europese schaal moeten vergemakkelijken en een betere integratie van de nationale activiteiten in de hand moeten werken;
—
activiteiten ter bevordering en ontwikkeling van menselijk potentieel en mobiliteit;
—
coördinatiewerkzaamheden die bedoeld zijn om de gecoördineerde initiatieven van een reeks onderzoeksen innovatieoperatoren te bevorderen en te ondersteunen en zodoende tot een betere integratie te komen;
—
specifieke ondersteunende activiteiten, zoals activiteiten met het oog op de exploitatie van onderzoeksresultaten en kennisoverdracht, alsmede activiteiten ter ondersteuning van onderzoeksinfrastructuur met betrekking tot bij voorbeeld transnationale toegang of voorbereidende technische werkzaamheden (met inbegrip van haalbaarheidsstudies);
—
geïntegreerde infrastructuurinitiatieven, waarbij in één enkele actie activiteiten worden gecombineerd die van fundamenteel belang zijn voor de versterking en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuur met het oog op het verrichten van diensten op Europees niveau.
De bijdrage uit de Gemeenschapsbegroting voor werkzaamheden onder contract is bedoeld voor onderzoekscentra, universiteiten, ondernemingen en nationale of internationale instanties die gevestigd zijn in de lidstaten of in de geassocieerde Europese staten en die onderzoeksactiviteiten verrichten. Laatstgenoemden mogen eveneens optreden als tussenpersoon voor de bijdragen uit de Gemeenschapsbegroting. Wanneer zulks noodzakelijk blijkt om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, kunnen ook instanties in de nieuwe onafhankelijke staten (NOS) en internationale organisaties bij wijze van uitzondering een financiële bijdrage van de Gemeenschap ontvangen. De financiële bijdrage van de Gemeenschap naar gelang van het soort instrument is weergegeven in onderstaande tabel.
OTOO-activiteiten en financiële bijdrage van de Gemeenschap volgens soort instrument ( 1)
Bijdrage van de Gemeenschap (*) (2)
Soort Instrument
Expertisenetwerken
Subsidie voor integratie: maximaal 25 % van de waarde van de capaciteiten en middelen die alle deelnemers voornemens zijn te integreren, als een vast bedrag om het gezamenlijk activiteitenprogramma te ondersteunen (3 )
Geïntegreerde projecten
Budgetsubsidie van maximaal: —
50 % voor onderzoek
—
35 % voor demonstratie
—
100 % voor bepaalde andere activiteiten, zoals de opleiding van onderzoekers en consortiumbeheer (5) (6 )
Specifieke gerichte onderzoeks- of opleidingsprojecten
Budgetsubsidie van maximaal 50 % (4 ) (5 )
Activiteiten ter bevordering en ontwikkeling van menselijk potentieel en mobiliteit
Budgetsubsidie van maximaal 100 % (4), eventueel als vast bedrag
Coördinatiewerkzaamheden
Budgetsubsidie van maximaal 100 % (4)
29.10.2002
29.10.2002
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
Soort Instrument
Bijdrage van de Gemeenschap (*) (2)
Specifieke ondersteunende activiteiten
Budgetsubsidie van maximaal 100 %( 4) (7 ), eventueel als vast bedrag
Geïntegreerde initiatieven in verband met infrastructuur
Budgetsubsidie van 50 tot 100 %, afhankelijk van soort activiteit (4 ) (5 ) (6)
(*) In deze kolom moet onder „budget” worden verstaan: een financieel plan met een raming van alle middelen en alle uitgaven die nodig zijn om de activiteit uit te voeren. (1) De OTO-werkzaamheden onder contract die worden uitgevoerd op het gebied van thermonucleaire fusie en in het kader van contracten, overeenkomsten of juridische entiteiten waarbij de Gemeenschap partij is of waarvan zij lid is, dienen te gebeuren volgens de daarvoor vastgestelde regels, overeenkomstig de verordening betreffende de regels voor de deelneming. (2) Als regel geldt dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap de uitgaven voor werkzaamheden onder contract niet voor 100 % kan dekken, behalve bij voorstellen waarin een aankoopprijs is opgenomen die binnen de voor openbare aanbestedingsprocedures geldende voorwaarden valt of waarbij het gaat om een door de Commissie vooraf vastgesteld vast bedrag. De financiële bijdrage van de Gemeenschap kan echter maximaal 100 % bedragen van de uitgaven van werkzaamheden onder contract, als het gaat om een aanvulling van kosten die anders door de deelnemers worden gedragen. In het specifieke geval van coördinatiewerkzaamheden kan de financiële bijdrage van de Gemeenschap maximaal 100 % bedragen van het bedrag dat nodig is voor de coördinatie van activiteiten die door de deelnemers zelf worden gefinancierd. (3) Dit percentage verschilt per gebied. (4) Afhankelijk van bepaalde voorwaarden kunnen bepaalde rechtspersonen, in het bijzonder publieke organen, financiering ontvangen tot maximaal 100 % van hun marginale/bijkomende kosten. (5) De steunpercentages kunnen worden gedifferentieerd overeenkomstig de regels van het communautaire kader voor staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling, afhankelijk van de vraag of de activiteiten verband houden met onderzoek (maximaal 50 %) of demonstratie (maximaal 35 %) of met andere ondernomen activiteiten, zoals de opleiding van onderzoekers (maximaal 100 %) of het beheer van het consortium (maximaal 100 %). (6) De activiteiten van een geïntegreerd initiatief in verband met infrastructuur moeten één netwerkactiviteit (coördinatieactiviteit: maximaal 100 % van het budget) en ten minste één van de volgende activiteiten omvatten: onderzoeksactiviteiten (maximaal 50 % van het budget) of specifieke dienstverleningsactiviteiten (specifieke ondersteunende activiteit, bijvoorbeeld transnationale toegang tot onderzoeksinfrastructuren: maximaal 100 % van het budget). (7) Voor activiteiten ter ondersteuning van onderzoeksinfrastructuur in verband met voorbereidende technische werkzaamheden (met inbegrip van haalbaarheidsstudies) en de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur, blijft de communautaire bijdrage beperkt tot maximaal 50 %, respectievelijk 10 % van het budget.
L 294/85