C 407/160
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
28.12.98
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over „Beleidsmaatregelen voor een rationeel energiegebruik in de Unie en in de kandidaat-lid-staten” (98/C 407/25)
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 januari 1998 besloten, overeenkomstig artikel 23, lid 3 van zijn Reglement van Orde, een advies op te stellen over „Beleidsmaatregelen voor een rationeel energiegebruik in de Unie en in de kandidaat-lid-staten”. De Afdeling voor energie, nucleaire vraagstukken en onderzoek, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 22 juli 1998 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Herna´ndez Bataller. Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 357e Zitting van 9 en 10 september 1998 (vergadering van 9 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 95 stemmen vo´o´r en 1 stem tegen, bij 2 onthoudingen is goedgekeurd. 1. Aanbevelingen van het Comité voor maatregelen op het gebied van rationeel energiegebruik Het Economisch en Sociaal Comité, 1.1. Gezien het belang van een rationeel energiegebruik (REG) voor het concurrentievermogen van de Europese industrie, de bescherming van het milieu, het behoud van natuurlijke hulpbronnen en het scheppen van werkgelegenheid. 1.2. Overwegende dat de resultaten van het grote aantal initiatieven die zijn ontplooid om tot een zuiniger energiegebruik te komen nog niet grondig zijn bestudeerd; dat dit wel nodig is om prioriteiten te kunnen vaststellen en de programma’s te kunnen verbeteren. 1.3. Overwegende dat de coördinatie tussen enerzijds de diverse nationale en communautaire programma’s — zowel REG- als horizontale programma’s — en anderzijds initiatieven op het gebied van bijvoorbeeld O&TO, werkgelegenheid en structurele ontwikkeling hier en daar tekort schiet. 1.4. Overwegende dat de energie-intensiteit, een maat die aangeeft hoeveel energie nodig is voor een bepaald deel van het BBP, niet langer daalt en in sommige landen zelfs weer toeneemt. 1.5. Overwegende dat, om de in Kioto gemaakte afspraken over een geringere uitstoot van broeikasgassen (1) te kunnen nakomen, dubbel zo hard aan het terugdringen van het energieverbruik moet worden gewerkt, omdat dit verreweg de belangrijkste oorzaak van het broeikaseffect is.
(1) Het gaat om de volgende zes gassen (in volgorde van impact): koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), stikstofoxide (N2O), gedeeltelijk gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen (HFK’s), perfluorkoolwaterstoffen (PFK’s) en zwavelhexafluoride (SF6).
1.6. Overwegende dat de consument het belang van een zuinig energiegebruik door een — zij het conjuncturele — verlaging/stabilisering van de energieprijzen verkeerd zou kunnen beoordelen. 1.7. Overwegende dat de liberalisering van de energiesector en de scheiding van opwekkings-, transport- en distributie-activiteiten in electriciteitsbedrijven weliswaar tot een grotere efficie¨ntie van de sector, lagere kosten en een betere Europese concurrentiepositie leiden, maar ook tot gevolg hebben dat het positieve effect van programma’s om de vraag te beheren (Engelse afkorting: DSM) vervaagt, aangezien de distributiebedrijven door deze ontwikkelingen maar moeilijk de vruchten kunnen plukken van het evenwichtiger belaste systeem (2). 1.8. Overwegende dat deze scheiding van activiteiten ook de invoering van een geı¨ntegreerd beheer van energiebronnen (Engelse afkorting: LCP), waarbij rekening moet worden gehouden met de externe effecten van de opwekking, omzetting en distributie van energie, bemoeilijkt. 1.9. Overwegende dat het Comité zich diverse malen heeft uitgesproken over strategiee¨n om de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen te verminderen (3) en duurzame energie (4), energie-efficie¨ntie en rationeel energiegebruik (5) te bevorderen. 1.10. Gezien de onlangs door de Commissie uitgebrachte Mededeling (6) getiteld „Energie-efficie¨ntie in de Europese Gemeenschap — op weg naar een strategie (2) Omdat bepaalde gebieden echter verzadigd zijn of gebrekkige netwerken hebben, zou het een goede zaak zijn als de elektriciteitsdistributiebedrijven er dit soort programma’s uitvoeren. Hetzelfde geldt als er sprake is van om sociale redenen toegekende subsidies; in dat geval betekent minder verbruik lagere kosten. (3) „De energiedimensie van klimaatverandering” (DOC 19 van 21.1.1998) „Vervoer en CO2”, advies in voorbereiding. (4) Groenboek voor een communautaire strategie: „Energie voor de toekomst: hernieuwbare energiebronnen” (DOV 206 van 7.7.1997) en Altener II (DOC 19 van 21.1.1998). (5) SAVE II (DOC 82 van 21.1.1996). (6) COM(98) 246 def.
28.12.98
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
voor het rationeel gebruik van energie”, waarin een aantal uitgangspunten wordt geformuleerd voor de discussie die moet uitmonden in een gecoördineerd REG-actieplan (1).
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
1.11. Overwegende dat het onlangs goedgekeurde vijfde O&TO-kaderprogramma, waarin projecten op energiegebied zijn afgestemd op het streven naar duurzame ontwikkeling en milieubescherming, de technologische ontwikkeling in de Unie een extra impuls kan geven en zo kan leiden tot een beter energiegebruik;
beveelt aan 1.12. In elke lid-staat een virtueel netwerk van nationale comités in het leven te roepen dat, met steun van het Europees milieuagentschap en gecoördineerd door het D-G Energie (2), tot taak krijgt de resultaten van de diverse REG-programma’s door te lichten en corrigerende maatregelen voor te stellen. 1.13. Deze netwerken als uitgangspunt te nemen voor het opstellen en uitvoeren van het door de Commissie in haar bovengenoemde Mededeling (3) voorgestelde actieplan. De netwerken zouden mede gefinancierd moeten worden door SAVE II en door alle lid-staten. 1.14. Criteria en procedures vast te stellen om een indicatief beeld te krijgen van de mate waarin de energie-indicatoren van de lid-staten convergeren en aan de hand waarvan de samenhang van de door de lid-staten uitgevoerde programma’s kan worden bepaald en oorzaken van eventuele afwijkingen kunnen worden opgespoord. Deze indicatoren zijn vooral van belang voor de kandidaat-lid-staten, wier uitgangspositie in het algemeen minder gunstig is. 1.15. De diverse programma’s van de Unie zodanig te coördineren dat van meet af aan rekening kan worden gehouden met hun effect op het energieverbruik, op soortgelijke wijze als nu al met milieu-effecten gebeurt. De nationale comités die bij de uitvoering van deze programa’s zijn betrokken, moeten actiever voorlichting geven en ervaringen uitwisselen en bovendien meer open staan voor aanbevelingen. 1.16. De lid-staten aan te sporen richtlijnen om te zetten in nationale wetgeving en regelgeving uit te werken waarin controle- en toezichtmechanismen van
(1) Over deze Mededeling heeft het Comité een advies opgesteld. (2) In de Commissiemededeling staat het soortgelijke, zij het qua benadering verschillende voorstel om „een subgroep voor energie-efficie¨ntie van de groep voor de convergentie van het nationaal energiebeleid” met deze coördinatie te belasten. (3) COM(98) 246 def.
C 407/161
meet af aan een rol spelen. Dit is vooral van belang in het geval van gebouwen, vervoer en de etikettering van elektrische huishoudelijke apparaten. 1.17. Er door middel van het lagere-schoolonderwijs en gerichte, door een goede voortgangsbewaking gekenmerkte voorlichtingscampagnes voor te zorgen dat de bevolking zuinig met energie blijft omgaan en genoeg kennis van zaken heeft om op naleving van de regels te kunnen aandringen. 1.18. Demonstratieprojecten uit te voeren en de resultaten hiervan te verspreiden, waarbij ook leveranciers van apparatuur moeten worden betrokken, zodat zij hun aanbod op hetzelfde peil kunnen houden en eventueel kunnen uitbreiden met efficie¨nte vervangingen van ingevoerde apparatuur. 1.19. Uitvoering van deze demonstratieprojecten en toepassing van de regels is met name van belang voor de kandidaat-lid-staten, omdat hun energieverbruik doorgaans minder efficie¨nt is. 1.20. Energiebedrijven moeten actief blijven proberen om hun eigen energieverbruik omlaag te brengen, de bij transport en distributie optredende verliezen te beperken, en de vraag zodanig te beheren dat de economische voordelen op de middellange en lange termijn zo groot mogelijk zijn. 1.21. Distributiebedrijven ertoe aan te zetten energiebesparingsprogramma’s aan te bieden met behulp waarvan zij kunnen concurreren met energieproducenten en -importeurs. Deze programma’s moeten de economische lange-termijnvoordelen van REG-maatregelen weerspiegelen. 1.22. Het nieuwe beleidskader voor rationeel energiegebruik moet voldoen aan de beginselen van de interne energiemarkt. Hiertoe dient de institutionele rol van nationale en regionale energie-agentschappen versterkt te worden en moet de oprichting van energiediensten verlenende bedrijven worden gestimuleerd. 1.23. Vrijwillige sectorale overeenkomsten tussen bedrijven die energie afnemen en de nationale overheden te stimuleren en consolideren, waarbij niet alleen moet worden gekeken naar de energie- en milieuvoordelen, maar men ook oog dient te hebben voor een hogere productiviteit en meer gebruikersgemak. 1.24. Ervoor te zorgen dat in derde landen dezelfde energie- en milieucriteria worden aangelegd als in de Unie. 1.25. Te onderzoeken hoe de economie op de middellange en lange termijn zou reageren als de subsidies voor bepaalde energieproducten omlaag gaan en in de uiteindelijke energieprijzen gedifferentieerde heffingen worden doorberekend. Deze heffingen zouden de externe
C 407/162
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
kosten van de hele energieketen moeten internaliseren zonder de intracommunautaire en internationale concurrentiepositie van de betrokken economische sectoren aan te tasten, en ten goede dienen te komen aan die sectoren die de meeste dynamiek aan de dag leggen bij het toepassen van efficie¨nte oplossingen.
28.12.98
voor elektriciteit). In veel ontwikkelingslanden doet zich, vooral wat elektriciteit betreft, dezelfde situatie voor. Dit jaagt Europese bedrijven op kosten en kan hen er zelfs toe brengen om hun heil ergens anders te zoeken. Japan wijkt in dit opzicht af, omdat vooral de elektriciteit- en aardgasprijzen daar bijna dubbel zo hoog zijn. Japanse industrie¨le producten hebben echter wel vaak een hogere toegevoegde waarde.
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
2. Inleiding 2.1. Energie speelt een essentie¨le rol in het dagelijks leven en heeft een grote invloed op productiekosten, de economie van huishoudens, het milieu, de technologische ontwikkeling en de werkgelegenheid. 2.2. De energievraag hangt o.a. nauw samen met de groei en opbouw van het BBP, de beschikbare brandstoffen, het beleid inzake een zuinig energiegebruik en de prijsstructuur; al deze factoren vertonen een verschillende elasticiteit. 2.3. Rationeel energiegebruik houdt in dat minder energie wordt gebruikt zonder dat dit gevolgen heeft voor de produktiecapaciteit of voor de kwaliteit van het bestaan. Voorwaarde is wel dat technische vernieuwingen worden doorgevoerd, energie-efficie¨ntere materialen worden gebruikt en de bevolking zuiniger met energie omgaat. In het algemeen moeten deze drie variabelen op elkaar afgestemd worden om tot een rationeel energiegebruik te kunnen komen. 2.4. De Europese Unie heeft haar energie-intensiteit in de periode 1985-1990 met 1,7 % per jaar en in de periode 1990-1995 met 0,6 % per jaar teruggebracht (klimaatinvloeden niet meegerekend). De beste resultaten zijn hierbij geboekt door de industrie (2,5 % per jaar in het hele tijdvak), al maakt ook zij crises door waarin zij haar produktiecapaciteit niet kan opvoeren, en de dienstensector en huishoudens (1,8 % per jaar). De vervoerssector heeft het er het slechtst van afgebracht met een toename van 1 % per jaar. De vooruitgang op het gebied van de energie-intensiteit begint dus enige vertraging te vertonen, al verschilt de situatie per lid-staat. 2.5. Deze verschillen liggen onder meer aan de economische structuur, de maatregelen om rationeel energiegebruik actief te stimuleren en de bevolking tot energiezuinig gedrag aan te zetten, het economisch ontwikkelingsniveau, technologische veranderingen en de prijsstructuur. Dit is een belangrijke kwestie, wat wel blijkt uit de grote verschillen die zich in de industrie voordoen: van 82 ecu/toe in Belgie¨ tot 170 ecu/toe in Finland voor gasolie, van 87 ecu/toe in Belgie¨ tot 228 ecu/toe in Ierland voor aardgas en van 354 ecu/toe in Zweden tot 903 ecu/toe in Italie¨ voor elektriciteit. Aangezien er bilaterale overeenkomsten bestaan met de bedrijven die de meeste energie verbruiken, is de manier waarop de eindprijzen worden berekend hoe dan ook niet duidelijk. 2.6. Het Internationaal Energieagentschap wijst er in dit verband op dat de eindprijzen voor de industrie in de Verenigde Staten veel lager uitvallen dan in de Europese Unie (50 % lager voor brandstoffen en 60 %
2.7. Onder invloed van deze hoge prijzen is in Europa veel aandacht besteed aan zuinig energiegebruik. Nu de prijzen zich lijken te stabiliseren of zelfs beginnen te dalen, zou echter het gevaar kunnen bestaan dat het rationeel-energiebeleid met minder overtuiging wordt voortgezet, wat geen goede zaak zou zijn voor het Europese concurrentievermogen, het milieu en de werkgelegenheid. 2.8. In veel kandidaat-lid-staten liggen de energietarieven (vooral voor huishoudens) lager dan in de lid-staten. De directe en indirecte subsidies moeten daarom geleidelijk worden afgeschaft, al mag de levensstandaard van de bevolking daar niet te sterk onder lijden.
3. Energie en milieu 3.1. De menselijke bijdrage aan de uitstoot van CO2 — de belangrijkste oorzaak van het broeikaseffect en daarmee mogelijk van klimaatveranderingen — is voor driekwart het gevolg van de winning, verwerking en exploitatie van fossiele brandstoffen. Door de uitstoot van CO2, N2O en methaan is de energiesector verreweg de belangrijkste veroorzaker van het broeikaseffect. De CO2-uitstoot in de lid-staten is de laatste tien jaar in het algemeen op hetzelfde peil gebleven, al zijn de emissies in deze periode wel met 0,2 % per capita gedaald. De vier belangrijkste lid-staten, met Duitsland voorop, zijn verantwoordelijk voor 70 % van de emissies. De afgelopen vijf jaar geven echter een daling van 3 % te zien. 3.2. De opwekking van elektriciteit, de belangrijkste veroorzaker van CO2-emissies, blijft praktisch op het zelfde niveau (0,3 % groei per jaar). Toch neemt de hoeveelheid opgewekte elektriciteit toe (met 1,5 % per jaar), doordat gasturbines en warmtekrachtkoppeling op steeds grotere schaal worden toegepast. Wat de „afnemende” sectoren betreft, is alleen het verbruik van de vervoersector gestaag toegenomen, nl. van 19 % in 1985 tot 26 % in 1995. Het verbruik van de andere sectoren blijft nagenoeg op hetzelfde peil. 3.3. Tijdens de milieu-Raden van 3 maart en 19 juni 1997 werd besloten dat de uitstoot van broeikasgassen in de periode 1990-2010 met 15 % omlaag moet, en dat in 2005 in ieder geval een daling van 7,5 % bereikt moet zijn. Hoewel conform het tijdens de klimaatconferentie van Kioto bereikte akkoord uiteindelijk tot een daling van 8 % voor de EU werd besloten, blijft die 15 % gezien de huidige groei van de economie toch een realistisch streven.
28.12.98
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
3.4. Naast CO2 komen bij het gebruik van energie ook de verontreinigende stoffen SO2 en NOx vrij. Deze veroorzaken zure regen, zijn slecht voor de gezondheid en dragen eveneens bij aan het broeikaseffect. Dankzij het geringere zwavelgehalte van brandstoffen, betere meet- en regelsystemen voor industrie¨le installaties en de vervanging van vaste brandstoffen door aardolie en aardgas wordt er in het algemeen minder SO2 uitgestoten. Dankzij katalysatoren en zowel mobiele als stationaire systemen om verbrandingsprocessen te regelen, lopen ook de NOx-emissies terug, zij het in mindere mate dan de SO2-emissies. 3.5. In de meeste kandidaat-lid-staten is steenkool de basis voor de elektriciteitsproductie en voor stadsverwarming, wat in de Unie zal leiden tot een snellere toename van de uitstoot van broeikasgassen. Om deze ontwikkeling een halt toe te roepen, moeten efficie¨ntere technologische methoden worden toegepast en dient het beheer te worden verbeterd; de productiekosten mogen hier niet al te zeer onder lijden. 3.6. In sommige van deze landen heeft het vervoer bovendien een radicale verandering ondergaan: het wegverkeer neemt er hand over hand toe ten koste van het traditionele railvervoer. Veel voertuigen zijn daarenboven niet erg zuinig, wat leidt tot een hoog energieverbruik en luchtverontreiniging.
4.4. Ter conclusie drie opmerkingen. Ten eerste: niet-gebruikte energie betekent altijd, in welke productiesector dan ook, minder kosten en dus hoogstwaarschijnlijk een betere concurrentiepositie. Ten tweede: als energie door apparatuur wordt vervangen, dan wil dat zeggen dat een geringe hoeveelheid ingevoerde energie (waarmee de Unie vooral gaten in haar eigen energievoorziening dicht) geheel en al plaats maakt voor — hoogstwaarschijnlijk Europese — technologiee¨n, materiaal en arbeidskrachten. Ten derde: ongeveer hetzelfde geldt voor huishoudens, die meer geld te besteden hebben, dus meer kunnen sparen (een proces dat zichzelf voedt) en ook meer geld kunnen uitgeven aan activiteiten die eventueel nieuwe banen opleveren.
5. Beleidsmaatregelen voor een rationeel energiegebruik
5.1. Met het oog op de micro- en macro-economische voordelen van een zuiniger energiegebruik hebben de diverse overheden zich sterk gemaakt voor programma’s om het concurrentievermogen van bedrijven te vergroten en de kwaliteit van het bestaan van de bevolking te verbeteren, de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken, het aanbod van apparatuur te diversifie¨ren en de economische groei een duurzamer karakter te geven.
4. Rationeel energiegebruik en werkgelegenheid(1) 4.1. Dankzij een gediversifieerde uitrusting, beter en structureler onderhoud van installaties en een ruimer aanbod van diensten tijdens ontwerp, bouw en afstelling van deze installaties wordt energie bespaard. Met de aldus uitgespaarde financie¨le middelen kunnen, in de regel, banen worden gecree¨erd. Anderzijds kan er door waterkrachtkoppeling en de onafhankelijke productie van elektriciteit werkgelegenheid worden gecree¨erd. 4.2. Bij een aantal projecten voor een zuiniger energiegebruik zijn automatiseringen doorgevoerd en is gezorgd voor een geı¨ntegreerd procesbeheer. Dit heeft geleid tot een hogere productiviteit en interne reorganisaties, zonder dat de werkgelegenheid er in het algemeen onder te lijden heeft gehad.
http://www.emis.vito.be
C 407/163
4.3. Een belangrijk voordeel van duurzame-energieprojecten is dat hierbij de economische verliezen worden vermeden die zich na afloop van grote projecten wel voordoen en de herstructurering/het hergebruik van toeleverende bedrijven bemoeilijken. Dankzij de geringere omvang van duurzame-energieinstallaties kunnen deze bedrijven hun producten ook gemakkelijker diversifie¨ren; dat stelt hen in staat hun middelen beter te beheren en maakt ze minder kwetsbaar voor mogelijke crises. (1) In het kader van het programma SAVE is een uitvoerig onderzoek naar de gevolgen van rationeel energiegebruik voor de werkgelegenheid gefinancierd; de resultaten hiervan zullen binnenkort worden gepubliceerd.
5.2. Het REG-beleid steunt voornamelijk op drie verschillende soorten maatregelen: financie¨le maatregelen als subsidies of tariefverhogingen (vooral via heffingen), maatregelen waarbij voorlichting wordt gegeven over de vraag welke oplossing per geval het meest geschikt is, en wetgevende maatregelen waarmee een bewuster energiegebruik wordt gestimuleerd. In de bijgevoegde tabellen staan enkele kenmerkende maatregelen, die vallen onder één van bovengenoemde categoriee¨n.
5.3. Een aantal kandidaat-lid-staten beschikt over met internationale hulp opgerichte organen die nu moeten worden opgenomen in de EU-netwerken van agentschappen. Het belangrijkst is echter de integratie van de expertise van de oude diensten voor energiecontrole die in sommige landen bestaan.
5.4. Het aantal maatregelen is indrukwekkend. Hoewel sommige inmiddels zijn bee¨indigd, zijn ze allemaal met wisselend succes uitgevoerd. Zoals gezegd, hangt de rationalisering van het energiegebruik af van diverse factoren. Toch houdt het welslagen van REG-activiteiten nauw verband met de mate waarin de bevolking is voorgelicht.
5.5. In alle landen zijn de meest gebruikelijke maatregelen die waarbij informatie wordt verschaft en voor
C 407/164
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
elke sector de meest geschikte oplossing wordt ondersteund. Deze maatregelen omvatten:
richten; subsidies of strikte controles op de naleving van normen komen op het tweede plan.
— energie-audits, die van cruciaal belang waren toen de oliecrises van 1973 en 1979 begonnen en toen aantoonden hoe belangrijk het energieverbruik is: zij vinden nog slechts incidenteel plaats en maken niet meer deel uit van een structurele aanpak;
— In bepaalde gevallen heeft een te grote hoeveelheid geı¨nstalleerde capaciteit de uitvoering van programma’s om de vraag te beheren bemoeilijkt. Soms ook is alleen maar aandacht besteed aan specifieke technieken om piekbelastingen af te vlakken. Daarnaast heeft de scheiding van activiteiten in de elektriciteitssector (opwekking, transport en distributie) de ontwikkeling van DSM-maatregelen in de weg gestaan, doordat de aan de afvlakking van de piekbelasting verbonden voordelen niet aan distributiebedrijven konden worden doorgegeven. In gebieden die met overbelaste netten kampen is het uiteraard niet meer dan logisch dat deze bedrijven DSM-activiteiten ontplooien en dat in geval van gesubsidieerde tarieven de kosten omlaag gaan (bijvoorbeeld op eilanden).
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
— algemene voorlichtingscampagnes; deze zijn praktisch verdwenen door de hoge kosten, het gebrek aan continuı¨teit en de tekortschietende voortgangsbewaking; — conferenties en publicaties: hier valt een zekere verzadiging te constateren. Dit geldt vooral voor publicaties, omdat die vaak niet meer geactualiseerd worden. In veel landen is ook de algemene, elementaire voorlichting aan de bevolking verwaarloosd. 5.6. Over staatssteun kan het volgende worden opgemerkt: — De technologische ontwikkeling geeft altijd een impuls aan rationeel energiegebruik, ook al zijn de diverse programma’s vaak niet goed op elkaar afgestemd geweest. Ook is geen onderzoek gedaan naar eventuele directe of indirecte voordelen van mislukte projecten. — Sectorale overeenkomsten zijn een adequaat middel als de overheid de andere partij — of dit nu bedrijven of grootschalige gebruikers zijn — door middel van stimuleringsmaatregelen kan motiveren. Evenals bij normen het geval is, moet ook op deze overeenkomsten toezicht worden uitgeoefend. Als de verspreiding van positieve of negatieve resultaten te wensen overlaat, moet hieraan bovendien een extra impuls worden gegeven. — Subsidies blijken duidelijk hun beperkingen te hebben; veel projecten zouden namelijk hoe dan ook zijn uitgevoerd en soms is het moeilijk om onderscheid te maken tussen het energievoordeel en de andere voordelen die een project met zich brengt. — Naarmate de liberalisering van de economie voortschrijdt, grijpt de overheid steeds minder vaak in. Zij is zich meer op voorlichtingscampagnes gaan
http://www.emis.vito.be
28.12.98
Programma
Joule/ Thermie
— Ondanks brede ondersteuning hebben dienstverlenende energiebedrijven maar een geringe groei te zien gegeven en zijn ze vaak verbonden geweest met WKK-projecten, die gemakkelijker op het individuele energieverbruik zijn af te stemmen. 5.7. De consument heeft duidelijk veel baat gehad bij de in vrijwel alle landen ingevoerde normen, al is op de naleving hiervan geen strikte controle uitgeoefend. De situatie verschilt uiteraard van land tot land, aangezien de naleving van normen nauw samenhangt met de mate waarin consumenten van het belang hiervan doordrongen zijn. Daaruit blijkt wel hoe belangrijk voorlichtingsen promotiecampagnes op alle niveaus zijn. 5.8. Aan de andere kant zijn de aan staatsbedrijven toegewezen middelen door de toenemende liberalisering van de economie en de teruggedrongen overheidstekorten omlaag gegaan. Dit heeft er tot op zekere hoogte toe geleid dat deze bedrijven zich meer aan marktwerking moeten blootstellen, wat hun onafhankelijke positie aantast en in sommige gevallen concurrentiedistorsies in de hand werkt. 5.9. Ook de Europese Commissie heeft belangrijke initiatieven ontplooid om het energieverbruik te verbeteren; deze initiatieven, die een grote invloed hebben gehad op de nationale programma’s, zijn in de volgende tabel in kaart gebracht:
Aard
Toepassingsgebied
Resultaten
Technologisch programma, maakt deel uit van het Vierde O&TO-kaderprogramma
Het programma bestaat uit twee grote onderdelen: — O+O (Joule DG-XII) — Demonstratie (Thermie DG-XVII) Het omvat niet alleen technologische-ontwikkelingsplannen, maar ook stimulerings- en flankerende maatregelen.
Nieuwe technologiee¨n hebben zich een plaats op de markt verworven; diverse onderzoeken zijn beschikbaar en er is voorlichtings- en opleidingsmateriaal. Ook zijn energiebedrijven ondersteund. Openbare lichamen maken deel uit van het OPET-netwerk (dat door DG-XIII wordt ondersteund).
28.12.98 Programma
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
SAVE
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Aard
Toepassingsgebied
C 407/165 Resultaten
Institutioneel programma Voornamelijk gericht op het Richtlijnen: voor het opstellen van richt- opstellen van richtlijnen, het 92/75/EEG: etikettering van elektrische huislijnen en aanbevelingen. ondersteunen van proefprohoudelijke apparaten in het aljecten en het uitvoeren van gemeen voorlichtingsactiviteiten 94/2/EG: koel- en vrieskasten 95/12/EG: wasmachines 95/13/EG: wasdrogers 96/60/EG: wasmachines/wasdrogers 97/17/EG: vaatwasmachines 98/11/EG: in huishoudens gebruikte lampen 92/42/EEG: op vloeibare of gasvormige brandstof werkende warmwaterketels 96/57/EG: eisen inzake energie-efficie¨ntie voor koel- en vrieskasten 93/76/EG: beperking van CO2-uitstoot via grotere energie-efficie¨ntie Met SAVE I werden in totaal 250 projecten gesteund.
Auto-Olie
Horizontaal programma van de Comissie om de emissies van het verkeer over land terug te dringen
Voorstel voor een strategie Na de eerste onderzoeken liggen er twee richtlijnom emissies terug te dringen voorstellen: en hiervoor een wetgevingskader tot stand te brengen. — richtlijn inzake de kwaliteit van brandstoffen — richtlijn inzake emissies.
5.10. In dit verband moet ook gewag worden gemaakt van de maatregelen die zijn genomen in het kader van andere EU-programma’s, zoals MEDA, Synergy, Phare, Tacis en Alure (1), die het uitwisselen van ervaringen met derde landen hebben vergemakkelijkt. 5.11. Ook moet melding worden gemaakt van andere initiatieven, zoals het Witboek over openbaar vervoer en diverse Mededelingen waarin de Commissie erop aandringt om milieuconvenanten met de auto-industrie te sluiten en zo het gemiddelde brandstofverbruik van deze voertuigen substantieel omlaag te brengen, de Mededeling „Vervoer en CO2 — de uitwerking van een gemeenschappelijke benadering” (2) en het Witboek over Energie (3). Ook door het Comité zijn en worden adviezen en voorstellen uitgewerkt (4) om het energieverbruik te verbeteren en zo de concurrentiepositie van de Europese productiesectoren te consolideren. 5.12. De EU-programma’s hebben een positief effect gehad op de technologische vooruitgang (al is de (1) Synergy: bevordering van de internationale samenwerking op energiegebied; Tacis: technische bijstand voor de GOSlanden; Alure: exploitatie van energiehulpbronnen in Latijns Amerika. (2) COM(98) 204 def. (3) Witboek over een energiebeleid voor de Europese Unie (COM(97) 599 def.). (4) De energiedimensie van klimaatveranderingen (PB C 19 van 21.1.1998), SAVE II (doc. 82 van 19.3.1996) en Vervoer en CO2.
belangstelling voor sommige gebieden de laatste tijd wat afgenomen), marktonderzoek en nieuwe regelgeving. Ook zijn zij een duidelijk bindmiddel geweest voor de onder heel verschillende sociaal-culturele omstandigheden uitgevoerde nationale programma’s en hebben zij ervoor gezorgd dat de hiermee opgedane ervaringen konden worden uitgewisseld.
5.13. De coördinatie tussen de diverse programma’s kan echter nog beter, aangezien sommige programma’s elkaar overlappen. De adviescomités zouden zich daarom actiever moeten bezighouden met de uitwisseling van ervaringen tussen de lid-staten.
5.14. Warmtekrachtkoppeling, en in het algemeen de onafhankelijke productie van elektriciteit is van fundamenteel belang. Het verbruik van primaire energie gaat er namelijk door omlaag, wat weer leidt tot lagere prijzen, meer banen en minder milieuverontreiniging.
5.15. Zoals uit onderstaande grafiek blijkt, verschilt de situatie nogal van land tot land. Hoewel de bijdrage van WKK aan de energiebalans van de Unie in de periode 1974-1990 een relatieve daling te zien gaf, is er onlangs toch het een en ander veranderd: in sommige landen is een adequate nieuwe regelgeving ingevoerd en bepaalde elektriciteitsbedrijven stellen zich positiever op.
C 407/166
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
28.12.98
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
Totale bijdrage van WKK (in %) aan de elektriciteitsproductie in de Unie
Bron: COM(97) 514 def.
5.16. Volgens diverse in de Commissiemededeling over WKK (1) over dit onderwerp aangehaalde onderzoeken bedraagt het WKK-potentieel in de Unie 900-1 000 TWh. Dit betekent dat er in de Unie met deze productiewijze nu in vergelijking met 1994 vier keer zoveel elektriciteit kan worden opgewekt en dat de CO2uitstoot in 2010 met 9 % omlaag kan zijn gebracht. In haar mededeling zegt de Commissie naar een verdubbeling van de WKK-bijdrage te streven, namelijk van 9 % nu (204 TWh) naar 18 % in 2010, wat de totale CO2 -uitstoot met 4 % zou kunnen terugdringen.
6. Algemene opmerkingen en prognoses
6.1. Alle nationale en EU-programma’s hebben niet alleen het energieverbruik omlaag gebracht, maar ook een diversificatie van energiebronnen mogelijk gemaakt. Bovendien hebben zij ertoe bijgedragen dat de onafhankelijke productie van elektriciteit terrein wint en dat niet langer fluorkoolwaterstoffen in koel- en vrieskasten worden gebruikt.
6.2. Hoewel de Unie zich heeft ingespannen om de nationale REG-programma’s op andere nationale beleidssectoren of op haar eigen REG-beleid af te stemmen, is er toch een gebrek aan coördinatie. Dit is een van de meest gehoorde klachten als het om programma’s van de overheid gaat, maar een oplossing is ook zeer moeilijk te vinden, aangezien vele strategische en professionele belangen in het geding zijn.
6.3. Aangezien de vraag naar energie in deze tijd, waarin de prijzen omlaag gaan of zich stabiliseren, op hetzelfde peil blijft, is een verfijning van de beleidsmaatregelen ter verbetering van het energieverbruik nodig. Hierbij is het zaak om lering te trekken uit in de praktijk opgedane ervaringen en beproefde methoden verder te ontwikkelen of nieuwe mechanismen uit te werken
(1) COM(97) 514 def. Het ESC heeft een advies over dit onderwerp uitgebracht (PB C 157 van 25.5.1998).
met behulp waarvan het energieverbruik verbeterd en luchtvervuiling voorkomen kan worden. 6.4. Dat de energie-intensiteit op hetzelfde peil blijft, komt door diverse factoren: de verbeterde levensstandaard leidt tot meer elektriciteitsverbruik, wat in principe meer verbruik van primaire energie betekent; er worden steeds meer apparaten voor klimaatbeheersing verkocht; gebruiksgoederen hebben een grotere omloopsnelheid; en de mobiliteit van zowel mensen als goederen is toegenomen. Terwijl het energieverbruik van de industrie in de diverse lid-staten steeds verder daalt, gaat het in de bouw en in het vervoer duidelijk omhoog. Dat komt mede doordat de dienstensector zich zo snel ontwikkelt. 6.5. In een aantal landen is de belangstelling voor rationeel energiegebruik afgenomen doordat de energieprijzen zich hebben gestabiliseerd en consumenten bij de aanschaf van gebruiksgoederen eerder oog blijken te hebben voor de aankoopprijs dan voor de gebruikskosten. Deze ontwikkeling neemt vooral verontrustende vormen aan in de woningbouw. 6.6. De energieprijzen in een aantal kandidaat-lidstaten moeten transparanter worden. Tegelijkertijd dient er langs technologische weg voor gezorgd te worden dat de energie-uitgaven op hetzelfde peil blijven en de productiekosten omlaag gaan. 7. Beleidsvoorstellen 7.1. Het Comité wenst er nogmaals op te wijzen dat de verschillende REG-programma’s een hogere prioriteit moeten krijgen en dat gezorgd dient te worden voor meer coördinatie tussen de nationale programma’s onderling en tussen deze en de EU-programma’s. Dan kunnen de krachten gebundeld en ervaringen uitgewisseld worden. 7.2. Voor de Commissie is een belangrijke rol weggelegd om ervoor te zorgen dat de programma’s op elkaar afgestemd worden en dat ook blijven; zij dient voorstellen te doen voor maatregelen om het REG-beleid efficie¨nter te maken en op gezette tijden verslag te doen van de belangrijkste vorderingen.
28.12.98
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
7.3. De recente Commissiemededeling „Energieefficie¨ntie in de Europese Gemeenschap: naar een strategie om het energiegebruik te rationaliseren” is een goed uitgangspunt voor een discussie tussen de diverse betrokken partijen die uiteindelijk in een realistisch, samenhangend actieplan zou moeten uitmonden. 7.4. Er moet een extra impuls worden gegeven aan betaalbare en precies op de doelgroep gerichte voorlichtingscampagnes om bij het publiek het negatieve beeld weg te nemen waartoe de daling van de energieprijzen aanleiding kan geven. Hieraan dient beslist ook in het lager en middelbaar onderwijs aandacht te worden besteed.
C 407/167
— het recyclen of opnieuw gebruiken van diverse materialen en van de bijproducten van diverse industrie¨le processen. 7.11. Het vervoer heeft een zeer negatieve invloed op de ontwikkeling van de energie-intensiteit en op de CO2-uitstoot. Besluiten op vervoersgebied worden vrijwel nooit getoetst aan energiecriteria, maar hebben wel grote gevolgen voor het energieverbruik: — snelheidslimieten en verplichte periodieke controles; — minder verkeerscongestie in steden door te voorkomen dat auto’s te vaak moeten stoppen, aan parkeren geen beperkingen op te leggen en de regels voor laden en lossen te verbeteren;
7.5. De etikettering van elektrische huishoudelijke apparaten moet gehandhaafd blijven en er dient voor gezorgd te worden dat de consument inziet hoe belangrijk het is dat hij staat op adequate informatie; alleen op die manier kan naleving van deze regels worden gegarandeerd. Verder moet er steun worden verleend aan technologisch onderzoek dat een lager energieverbruik bij gelijkblijvende prijzen mogelijk maakt.
— ondersteuning van het openbaar vervoer;
7.6. Hetzelfde geldt voor gebouwen; zowel bij de koop als bij de huur van nieuwe of bestaande gebouwen moet alle nodige informatie worden verschaft. Er dient meer toezicht te worden uitgeoefend op de in alle landen geldende bouwvoorschriften en regels voor (isolatie) materialen.
In het werkdocument wordt erop gewezen dat het vervoer — gezien zijn belang voor de economie en zijn vastgeroeste gebruiken — een zeer moeilijke sector is. Toch is hier een ferm optreden geboden als men de afspraken inzake emissiereducties wil nakomen.
7.7. Installaties in de industrie, in gebouwen en in het vervoer moeten beter onderhouden worden, zodat zij efficie¨nt blijven werken en hun uitstoot beperkt blijft. Er moeten fiscale voordelen komen voor investeerders die energiezuinige maatregelen nemen. 7.8. Al naar gelang de ontwikkeling en de uitwerking van de diverse initiatieven moeten de afspraken met de sectoren die op grote schaal energie afnemen, met name de industrie, versterkt en geconsolideerd worden. 7.9. Er moet steun komen voor dienstverlenende energiebedrijven, die geavanceerdere projecten dienen te gaan financieren. De risico’s die zij hierbij lopen kunnen gedekt worden door fabrikanten of verzekeringsmaatschappijen. Deze laatste moeten dan het verlies van inkomsten als gevolg van slecht werkende installaties verzekeren.
— steun voor het uitgebreide gebruik van LPG-, biodiesel- of hybride voertuigen, die momenteel vaak nog maar een marginale rol spelen; — een groter marktaandeel voor voertuigen met een laag energieverbruik; — intermodale vervoerssystemen bij de spoorwegen.
7.12. Er moet voortdurend steun worden gegeven aan WKK, zowel in de industrie, als wat de verwarming of klimaatbeheersing van gebouwen betreft. Verder dienen bij de drinkwatervoorziening in het zuiden van de Unie de meest energiezuinige methoden te worden gestimuleerd. 7.13. Elektriciteit- en aardgasbedrijven moeten vasthouden aan hun programma’s om de vraag te beheren en voor een geı¨ntegreerde planning van energiebronnen te zorgen; deze programma’s zijn erop gericht om de piekbelasting af te vlakken en het energieverbruik terug te dringen. De kosten ervan dienen in de tarieven te worden doorberekend, maar de resultaten moeten wel verifieerbaar zijn.
— de ontwikkeling van nieuwe systemen voor het produceren en coaten van onderdelen, zowel van metaal als van andere materialen;
7.14. In het kader van de communautaire programma’s en gezamenlijke ontwikkelingsactiviteiten moeten extra inspanningen worden geleverd op die technologische gebieden waarop de Unie achterloopt bij andere landen. Hierbij valt te denken aan energieopslag, waterzuiveringsinstallaties en kleine en middelgrote turbines. Ook moeten er efficie¨nte systemen worden ontwikkeld voor de bewaking van industrie¨le processen. Bovenal dient gezorgd te worden voor een effectieve coördinatie en moet voorkomen worden dat in het kader van verschillende projecten wordt gewerkt aan de ontwikkeling van dezelfde producten die omvangrijke investeringen vergen.
— de verwijdering van verontreinigende stoffen uit afvalwater, waarbij uit energie-oogpunt aantrekkelijke oplossingen worden gestimuleerd;
7.15. Demonstratieprojecten moeten worden gestimuleerd en bij de verspreiding van de resultaten hiervan moeten fabrikanten van technologische toepas-
7.10. Bij maatregelen op andere beleidsterreinen moet energie als toegevoegde waarde worden behandeld. Hierbij valt te denken aan:
C 407/168
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
singen en dienstverlenende energiebedrijven worden betrokken. Openbare instellingen moeten goede praktijken inventariseren en deze via concrete projecten als na te volgen voorbeelden onder ieders aandacht brengen.
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
7.16. De uitwisseling van emissierechten moet gestimuleerd worden via internationale overeenkomsten. Deze moeten concreet worden uitgewerkt in specifieke nationale projecten om resultaten te analyseren, ervaringen uit te wisselen en goede voorbeelden onder de aandacht te brengen. 7.17. Steeds meer Europese bedrijven zijn actief in derde landen. Deze dienen daar dezelfde criteria op het gebied van energie-efficie¨ntie en milieubescherming aan te leggen als in hun eigen land of moeten er in ieder geval op aandringen dat de wetgeving er in deze zin wordt aangepast.
28.12.98
7.18. Er moet gewerkt worden aan de overdracht van technologie, financie¨le middelen en, in het algemeen, van beheerstechnieken van de lid-staten naar de kandidaat-lid-staten. Aangegeven moet worden wat de prioriteiten van de programma’s zijn en de resultaten hiervan dienen kwantificeerbaar te zijn. 7.19. Onderzocht moet worden wat de sociaaleconomische gevolgen op de middellange termijn zijn als bepaalde subsidies voor de energiesector worden geschrapt en in de consumentenprijzen heffingen worden doorberekend waarin de externe kosten van de energieketen zijn verwerkt. De intracommunautaire en internationale concurrentiepositie van de betrokken economische sectoren mag hierbij niet in het gedrang komen en de sectoren die de meeste dynamiek aan de dag leggen bij het toepassen van efficie¨nte oplossingen moeten hierbij het meeste baat hebben.
Brussel, 9 september 1998. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité T. JENKINS
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
http://www.emis.vito.be
Agentschap
Controles
Stimuleringsmaatregelen
Zaak van de regering Cursussen, conferenties
Technologische ontwikkeling
Overeenkomsten met het bedrijfsleven
DSM, bevordering en ondersteuning
Op regionaal niveau Bedrijven moeten een Cursussen, conferen- Weinig activiteit energieboekhouding ties bijhouden MKB heeft prioriteit Steun voor WKK
Vrijwillige overeenkomsten
Denemarken
Deens energieagent- Voorwaarde om schap voor belastingvoordelen in aanmerking te komen
Diverse publicaties, cursussen en handboeken (supermarkten, MKB, gemeenten) Handboek voor energieconsultancy Verbeterde verlichting
Overeenkomsten met buitenlandse bedrijven om emissies terug te dringen
Finland
Tekes
Een groot aantal pro- Steun voor technolo- Overeenkomsten motie-activiteiten gische ontwikkeling met consortia en grote energieverbuikers
Diverse subsidies voor de industrie
Frankrijk
Ademe, een centraal Gesubsidieerd, maar orgaan en in alle re- hebben aan belang gio’s aanwezig ingeboet Sommige regio’s hebben eigen agentschappen Bevoegdheden op energie- en milieugebied
Veel foldermateriaal, Subsidies voor decursussen en promo- monstratie-projecten tieactiviteiten Verbetering van de openbare verlichting Boekhoudsystemen in de overheidssector
Subsidies en steun voor huurkoop
Duitsland
In sommige deelsta- Met steun van de Tal van campagnes, ten energiedistributiecursussen en confebedrijven renties Initiatief voor de besparing van elektriciteit
Steun voor initiatieven om de technologische ontwikkeling te stimuleren
Stimuleringsmaatregelen Regionale stimuleringsmaatregelen Fiscale voordelen
Diverse program- Nationale subsidies ma’s waarbijenergiedistributiebedrijven zijn betrokken
Energiebesparing in Overeenkomst overheidsgebouwen ADEM-EDF Vrijwillige overeenkomsten
Programma om CO2 emissies terug te dringen
CO2heffingen
Groot aantal normen en standaarden
CO2heffing
Via het BMFT Vrijwillige overeen- Proefprojecten in een Voorkeur voor kre- CO2aantal deelstaten dieten voor prioritai- heffing Ook sommige ener- komsten re doeleinden giebedrijven doen Systemen om het (voorstel) mee aan deze energieverbruik te programma’s controleren door een aantal organisaties
Wetgeving inzake de warmte-isolatie van gebouwen
Codes en gebouwen Voorschriften voor bouw en onderhoud van gebouwen
C 407/169
België
Normen en regels
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
EVA
Heffingen
NL
Oostenrijk
Gesubsidieerd
Programma’s
Subsidies
28.12.98
Land
http://www.emis.vito.be
Agentschap
Controles
Stimuleringsmaatregelen
Verplichte controles Campagnes, confein grote ondernemin- renties en brochures gen
Ierland
Forbairt
Financie¨le steun, zelfs met ondersteuning van energiebedrijven
Italië
ENEA
Luxemburg
DSM, bevordering en ondersteuning
Heffingen
Normen en regels
Steun voor besparingsmaatregelen en uitbreiding van het aardgasnet
Toezicht op emissies van industrie¨le installaties
LCP-programma’s Beperkte steun voor met steun van de Ge- subsidies meenschap
Voorschriften voor de isolatie van gebouwen en verwarmingssystemen
Deze controles wor- Promotiecampagnes, Ondersteuning via de Vrijwillige overeenden momenteel niet cursussen en brochu- ENEA komsten meer ondersteund res Energiebesparing in overheidsgebouwen
Financie¨le ondersteuning
Normen voor het energiebeheer in grote installaties
Verplicht en met subsidies ondersteund
Subsidies enprocedures voor versnelde afschrijving
Gesubsidieerd en in enkele gevallen uitgevoerd met steun van de energiebedrijven (gasunie)
Vrijwillige overeen- Programma om de komsten vraag naar elektriciteit zo goed mogelijk te verdelen PPF-programma voor het beheren van de vraag
Subsidies
Technische ondersteuning Campagnes en conferenties
Novem
Veel cursussen, publicaties en brochures; Etikettering van koelkasten in supermarkten
Portugal
CCC voor het hele Verplicht vanaf een Diverse activiteiten land bepaald energie- om REG in verschillende sectoren te beAeram op Madeira verbruik vorderen
DBSE en TIEBprogramma, steun voor REG-technologiee¨n
Actieplan op het ge- Proefprojecten met bied van de energie- diverse energiedistridistributie butiebedrijven Diverse activiteiten als onderdeel van het programma voor de gebouwde omgeving Energiebesparing in overheidsgebouwen
Subsidies en versnel- CO2de aflossing heffing Overeenkomsten over uitwisseling van ervaringen op milieugebied met derde landen
Bouwvoorschriften Steun voor WKK
Programma Siure voor subsidies en stimuleringsmaatregelen in de industrie Steun voor financiering door derden
Diverse aanbevelingen inzake REG in de industrie Regelgeving inzake gebouwen Steun voor WKK
28.12.98
Nederland
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
CRES
Overeenkomsten met het bedrijfsleven
NL
Griekenland
Technologische ontwikkeling
C 407/170
Land
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
http://www.emis.vito.be
Agentschap
Controles
Stimuleringsmaatregelen
Technologische ontwikkeling
Overeenkomsten met het bedrijfsleven
Zweden
EM
Verenigd Koninkrijk
ETSU voor alle sectoren, behalve voor gebouwen, want daarover gaat Brecsu
Steun en advies door Tal van promotieac- Ondersteuning door ETSU en door de tiviteiten, campagnes informatievoorenergiedistributiebe- en brochures ziening drijven
Tsjechische Republiek
Seven Wet op energiebesparing
Hongarije
Energy Efficiency Of- Controles zijn uitgefice (opgericht met voerd met behulp van hulp van de Unie) de programma’s voor internationale samenwerking
Polen
Door Phare on- Tal van met internadersteunde centra in tionale steun uitgeWarschau en Krakau voerde controles
Estland
Met hulp van Tacis Met internationale opgericht Energie- steun uitgevoerde centrum controles
Heffingen
Het ministerie van in- Programma PAEE dustrie en energie en Beperkte steun door elektriciteitsbedrij- de regio’s ven hebben in onderlinge instemming diverse programma’s uitgevoerd
Normen en regels
Basisvoorschriften voor de bouw Diverse regels Omvangrijke steun voor WKK
Diverse promotieac- Steun voor technolo- Vrijwillige overeen- Elektriciteitsbedrij- Steun voor overeen- CO2tiviteiten gische ontwikkeling komsten met grote ven hebben verschil- komsten met het heffing warenhuizen lende programma’s bedrijfsleven in gang gezet Campagne om tot Verschillende projec- Via de programma’s afspraken met het ten met steun van het Sceemas, EDAS en bedrijfsleven te ko- programma SAVE en EMAS men van de Gemeenschap
Normen voor de verwarming van gebouwen
Verschillende pro- Hoog technologisch motiecampagnes niveau
Samen met distributiebedrijven zijn proefprogramma’s uitgevoerd
Subsidies voor bouwen en de industrie Detarieven weerspiegelen de kosten niet
Bindende voorschriften voor de bouw en vrijwillige voorschriften voor bestaande gebouwen
Algemene, op concrete sectoren als de industrie en stadsverwarming gerichte campagnes
Een aantal proefpro- De tarieven zijn jecten is uitgevoerd gestegen om de werkelijke kosten te weerspiegelen
EU-normen vinden steeds meer ingang
Gesubsidieerde tarieven
EU-normen vinden steeds meer ingang, vooral op het gebied van etikettering en minimumverbruik
Technologisch niveau om met partners uit de Unie samen te kunnen werken
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
IDAE Verschillende In bepaalde regio’s Veel campagnes, Geen specifieke acti- Vrijwillige IDAEagentschappen op re- gesubsidieerd publicaties en bro- viteiten overeenkomsten met gionaal niveau chures bepaalde industriesectoren Programma voor energiebesparing in overheidsgebouwen
Subsidies
NL
Spanje
DSM, bevordering en ondersteuning
28.12.98
Land
Publikatieblad van de Europese Unie. 28-12-1998
EU-normen hebben amper ingang gevonden
C 407/171