21.2.2002
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
C 47 E/223 Donderdag, 31 mei 2001
11. Milieubeleid en duurzame ontwikkeling
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen dd. 21-02-2002
A5-0171/2001 Resolutie van het Europees Parlement over milieubeleid en duurzame ontwikkeling: voorbereiding van de Europese Raad van Göteborg (2000/2322(INI)) Het Europees Parlement,
gezien het vijfde beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling (1992-1999) „Op weg naar duurzame ontwikkeling” (1),
gezien het verslag van de Commissie over de uitvoering van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling „Op weg naar duurzame ontwikkeling” (COM(1995) 624),
onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 oktober 1998 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de strategie van de Europese Gemeenschap inzake biodiversiteit (COM(1998) 42) (2),
gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s „Wegen die naar een duurzame landbouw leiden” (COM(1999) 22) (3) en de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Indicatoren voor de integratie van milieuaspecten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid” (COM(2000) 20),
(1) PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1. (2) PB C 341 van 9.11.1998, blz. 41. (3) PB C 173 van 19.6.1999, blz. 2.
C 47 E/224
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
NL
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen dd. 14-02-2002
Donderdag, 31 mei 2001
gelet op Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (1),
gelet op Kaderrichtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (2),
gezien Agenda 2000 voor wat betreft basiseisen op het gebied van natuurbescherming voor de landbouw, waarbij de lidstaten passende milieumaatregelen moeten nemen met betrekking tot het gebruik van landbouwgrond of de productie,
gezien Agenda 2000 voor wat betreft de structuurfondsen, waarin bescherming en verbetering van het milieu zijn opgenomen als doelstellingen van de structuurfondsen en waarin regionale ontwikkelingsstrategieën, opgesteld door de lidstaten, moeten bijdragen aan de verdere uitwerking van milieuvereisten en het opnemen ervan in prioritaire sectoren als vervoer, energie, landbouw, industrie en toerisme,
gezien het komende besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een communautair samenwerkingskader ter bevordering van duurzame ontwikkeling in het stedelijk milieu (1999/ 0233(COD),
gezien het Witboek over volksgezondheid, milieu en duurzame ontwikkeling: Strategie voor een toekomstig beleid voor chemische stoffen (COM(2001) 88),
gezien het Groenboek over milieu en ontwikkeling: Geïntegreerd productbeleid (COM(2001) 68),
gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over milieu en duurzame ontwikkeling: Tien jaar na Rio: Voorbereiding op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in 2002 (COM(2001) 53),
gelet op artikel 163 van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A5-0171/2001),
A. overwegende dat in het Verdrag van Amsterdam van 1997 „integratie van milieueisen” als centraal beginsel is opgenomen in artikel 6 van het EG-Verdrag, waarin specifiek het volgende wordt bepaald: „de eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 3, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling”; overwegende dat in het Verdrag van Amsterdam van 1997 alle drie de dimensies van duurzaamheid doorklinken in artikel 2 van het EG-Verdrag waarin de hoofddoelen van de Unie worden beschreven,
http://www.emis.vito.be
B.
overwegende dat op de Europese Raad van Cardiff (juni 1998) alle samenstellingen van de Raad werd verzocht hun eigen strategieën vast te stellen voor de verwezenlijking van de integratie van milieueisen en duurzame ontwikkeling binnen hun respectievelijke beleidsgebieden,
C. overwegende dat op de Europese Raad van Helsinki (december 1999) een proces is geïntroduceerd dat is gericht op de vaststelling van wereldwijde strategieën voor milieuintegratie en duurzame ontwikkeling, en dat de Commissie werd verzocht om voor de Raad van Göteborg in juni 2001 een langetermijnstrategie vast te stellen met aandacht voor economische, sociale en milieuaspecten, D. overwegende dat de strategie van Lissabon moet waarborgen dat mainstreaming op milieugebeid plaatsvindt door integratie van de milieudimensie in de betreffende beleidsgebieden, E.
overwegende dat de Commissie een overlegdocument heeft opgesteld over duurzame ontwikkeling,
F.
overwegende dat regeringen op de Aardetop in 1992 zijn overeengekomen dat de belangrijkste opgave van de industrielanden is hun niet-duurzame productie- en consumptiepatronen te wijzigen,
(1) PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. (2) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
21.2.2002
21.2.2002
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
C 47 E/225 Donderdag, 31 mei 2001
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen dd. 14-02-2002
G. overwegende dat wij er tien jaar na de Top van Rio niet in zijn geslaagd een einde te maken aan de niet-duurzame trends, waarvan klimaatverandering een van de meest prominente is, H. overwegende dat het beleid van de Unie in bepaalde sectoren niet in voldoende mate bijdraagt tot concrete verwezenlijking van duurzame ontwikkeling en dat in de voorwaarden voor de verlening van Europese subsidies meer rekening moet worden gehouden met deze dimensie, I.
overwegende dat duurzame ontwikkeling een kwestie is van solidariteit tussen de generaties,
J.
overwegende dat armoede en verslechtering van het milieu vaak hand in hand gaan en dat duurzame ontwikkeling een kwestie is van solidariteit tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden,
K. overwegende dat de Commissie in haar overlegdocument geen aandacht besteedt aan wereldwijde aspecten, L.
overwegende dat een andere vorm van groei nodig is, gebaseerd op een verantwoordelijk en efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen, eerbied voor het milieu en productiemethodes die te rijmen zijn met de eisen op het gebied van volksgezondheid en consumentenveiligheid en -bescherming, waarbij het beginsel dat de vervuiler betaalt en het voorzorgbeginsel de fundamentele richtsnoeren moeten zijn,
M. overwegende dat bevestigd moet worden dat het overheidsbeleid inzake onvolledige voorlichting wordt opgezet aan de hand van het voorzorgbeginsel, N. overwegende dat een duurzame ontwikkeling de totstandkoming van nieuwe arbeidsplaatsen bevordert, bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek en ontwikkeling op energiegebied, in het kader van de ontwikkeling van doeltreffender technologieën, O. overwegende dat levenslang leren noodzakelijk is om mensen de mogelijkheid te bieden zich aan te passen aan een veranderende arbeidsmarkt, P.
overwegende dat voor het bewerkstelligen van een duurzame ontwikkeling concrete doelen nodig zijn, evenals instrumenten, controlesystemen en follow-up; overwegende dat op de Europese Raad van Helsinki specifiek is aangedrongen op een mechanisme voor regelmatige controle, evaluatie en follow-up,
Q. overwegende dat de Commissie in haar overlegdocument uitgaat van de economische dimensie, R. overwegende dat de Commissie ervoor heeft gekozen de strategie toe te voegen aan het takenpakket van de voorzitter,
http://www.emis.vito.be
S.
T.
overwegende dat de Commissie zich richt op zes thema’s:
volksgezondheid,
klimaatverandering en schone energie
beheer van natuurlijke hulpbronnen,
armoede en sociale uitsluiting,
demografie en veroudering,
mobiliteit, landgebruik en ruimtelijke ontwikkeling,
overwegende dat het proces van Cardiff betreffende de integratie van milieueisen in de overige beleidsgebieden een fundamenteel onderdeel vormt van de strategie voor een duurzame ontwikkeling, en dat de strategie tevens de drijvende kracht moet zijn achter het continueren van de werkzaamheden ten behoeve van integratie,
U. overwegende dat de strategie doelstellingen op middellange en lange termijn moet inhouden,
C 47 E/226
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
NL
Donderdag, 31 mei 2001
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen dd. 14-02-2002
V. overwegende dat het doel niet moet zijn om nieuwe processen in het leven te roepen, maar om de reeds bestaande processen te coördineren, teneinde te zorgen voor een coherent beleid, W. overwegende dat de strategie van de Unie voor een duurzame ontwikkeling verenigbaar moet zijn met de strategie van Lissabon voor wat betreft de sociale en economische dimensie,
1. verwelkomt het overlegdocument van de Commissie over een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling, maar betreurt dat het Europees Parlement door gebrek aan tijd niet bij de discussie hierover is betrokken en niet op tijd voor de Europese Raad van Göteborg de gelegenheid zal hebben zijn mening te geven over de specifieke voorstellen van de duurzame-ontwikkelingsstrategie; 2. verwelkomt het feit dat de Commissie duurzame ontwikkeling heeft toegevoegd aan het takenpakket van de voorzitter, aangezien de strategie voor een duurzame ontwikkeling volledig afhankelijk is van het belang dat de politieke leiders eraan hechten; 3. is van mening dat de strategie het resultaat moet zijn van een open proces waarbij de Europese burgers betrokken zijn en dat het van groot belang is dat de strategie duidelijk kan maken wat het belang is voor de gewone burgers en de verschillende belanghebbenden; 4. is voorts van mening dat de overeenkomst van Aarhus inzake de toegang tot informatie, participatie van de burger en toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden volledig ten uitvoer moet worden gelegd om de burgers in staat te stellen zich naar behoren te laten voorlichten en te worden betrokken bij de aanpak van dit en ander beleid; 5. verzoekt de Commissie de Europese consumenten en burgers meer besef bij te brengen over de gevolgen die hun consumptiepatronen hebben voor milieu en maatschappij; 6. benadrukt dat de ecologische dimensie het uitgangspunt moet zijn van een strategie voor duurzame ontwikkeling en dat het Zesde milieuactieprogramma hiervoor de grondslag moet vormen; 7. is van mening dat de strategie gekenmerkt moet worden door een wereldwijde verantwoordelijkheid en een belangrijke bijdrage moet vormen aan de topontmoeting Rio + 10 die in 2002 in Johannesburg zal plaatsvinden; wijst met nadruk op de betekenis van een uitvoerige maatschappelijke discussie over de mondiale dimensie van duurzame ontwikkeling, in het kader waarvan het maatschappelijk middenveld maar eveneens de nationale parlementen en het Europees Parlement betrokken worden bij de voorbereiding van de bijdrage die de EU levert tot de conferentie Rio + 10; is dan ook van mening dat de Commissie haar mededeling „hoe de Unie moet bijdragen tot een duurzame mondiale ontwikkeling” uiterlijk eind 2001 moet indienen;
http://www.emis.vito.be
8. stelt vast dat in het kader van een mondiale duurzaamheidsstrategie absoluut ook rekening moet worden gehouden met de sociale en economische problemen van de ontwikkelingslanden; stelt vast dat armoedebestrijding, beschikbaarheid van onderwijs en medische zorg voor iedereen daarvoor even noodzakelijk zijn als programma’s tot beperking of kwijtschelding van schulden; 9. verzoekt om de opstelling van concrete doelstellingen om de niet-duurzame trends te keren, waarbij meetbare doelen moeten worden vastgelegd; deze doelen moeten overeenstemmen met hetgeen wordt aangegeven in het Zesde milieuactieprogramma, in het bijzonder op het gebied van klimaat en ozon, waarover de Unie in eerder stadium toezeggingen heeft gedaan; de strategie dient zich uit te strekken over een generatie, bijvoorbeeld 25 jaar, waarbij vijfjaarlijkse evaluaties ruimte kunnen bieden voor deelanalyses; 10. verwelkomt de inspanningen voor de ontwikkeling van indicatoren voor wezenlijke vooruitgang naar integratie door de Commissie en relevante instellingen als het EMA en Eurostat; indicatoren en doelstellingen moeten worden gebruikt voor follow-up en evaluatie van de agenda inzake duurzame ontwikkeling zoals die is vastgesteld in Göteborg; de ecologische voetafdruk moet een bruikbare indicator worden voor de strategie voor duurzame ontwikkeling; 11. verlangt institutionele gelijkberechtiging voor de milieusector, door middel van de oprichting door de Milieuraad van een een comité op hetzelfde niveau als de „ECOFIN-Raad” of de „Raad voor werkgelegenheid en sociale zaken”, dat zich vooral bezighoudt met de voorbereiding van de voorjaarsbijeenkomsten van de Raad; de instelling van zo’n comité dient in Göteborg te worden vastgesteld;
21.2.2002
21.2.2002
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
C 47 E/227
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen dd. 14-02-2002
Donderdag, 31 mei 2001
12. is van mening dat de Europese Raad een „duurzaamheidsraad” moet organiseren die ieder voorjaar bijeen moet komen om de prioriteiten en duurzaamheidsindicatoren voor korte termijn te evalueren; de tenuitvoerleggingsvoorwaarden voor deze „versterkte” strategie van Lissabon moeten geïntegreerd zijn in de uitbreidingsstrategie van de EU en de duurzaamheidsindicatoren moeten door de Commissie worden gebruikt voor haar regelmatige verslagen over de kandidaatlanden; 13. is van mening dat eveneens een onafhankelijke „duurzaamheidsraad” moet worden ingesteld om te voldoen aan de tijdens de Europese Raad van Helsinki verstrekte opdracht op basis van politieke prioriteiten en duurzaamheidsindicatoren te controleren, evalueren en vervolgmaatregelen te nemen; is van mening dat in dit overlegorgaan de verschillende deelbelangen in de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten moeten doorklinken en er regelmatig verslag dient te worden uitgebracht aan de Raad en het Parlement; 14. wijst erop dat het proces van Cardiff een instrument is geweest bij de ondersteuning van de integratie van milieueisen in de Commissie, de lidstaten en de Raad; 15. wijst erop dat het proces van Cardiff voortgezet moet worden als afzonderlijk sleutelinstrument voor de uitvoering van artikel 6 van het EG-Verdrag en dat de strategie voor duurzame ontwikkeling een stimulans zal zijn voor de verdere inspanningen op dit gebied; 16. verzoekt de Raad een set standaardrichtsnoeren te ontwikkelen voor een deugdelijke evaluatie, follow-up en controle van het proces van Cardiff en het proces van duurzame ontwikkeling; 17. wijst erop dat het huidige proces van Cardiff lijdt aan een gebrek aan visie en dringt erop aan binnen de Europese instellingen de capaciteit te ontwikkelen om de ontwikkeling van een visie te coördineren en daarmee het proces van Cardiff te ondersteunen; 18. wenst dat de doelstellingen betreffende de integratie van milieueisen volledig worden opgenomen de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, gebruikmakend van een nog te ontwikkelen set betrouwbare indicatoren; is van mening dat het multilaterale controleproces, met inbegrip van het jaarlijkse verslag over structuur en economie, een beoordeling dient te omvatten van de doelmatigheid van economische instrumenten bij de verwezenlijking van milieudoelen; 19. stelt vast dat de indicatoren van het Europees Milieuagentschap, de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, Eurostat en de Europese Centrale Bank de grondslag vormen voor verbetering van de structurele indicatoren van Lissabon die de economische, sociale en milieutechnische dimensies van duurzaamheid aangeven; is van mening dat hun controlewerkzaamheden moeten worden opgenomen met het oog op de regelmatige samenvattende verslaglegging aan de voorjaarsbijeenkomsten van de Europese Raad en de grondslag moeten vormen voor regelmatige verslaglegging over de kandidaat-lidstaten;
http://www.emis.vito.be
20. verzoekt de Commissie en de Europese Raad in het kader van de duurzame- ontwikkelingsstrategie van de EU vast te stellen en in het kort te omschrijven welk bestaand EU-beleid het meest dringend moet worden hervormd en op de Europese Raad van Göteborg een tijdschema en algemene doelen voor deze hervormingen (bijvoorbeeld GLB, gemeenschappelijk visserijbeleid, structuurfondsen) te bepalen; 21. verzoekt de Commissie en de Europese Raad een paar concrete eerste maatregelen vast te stellen die gemakkelijk en onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd bijvoorbeeld duurzaamheidsnormen voor overheidsaanbestedingen om het beeld van de duurzame-ontwikkelingsstrategie voor de burger te illustreren en de bijdrage van de EU tot de conferentie Rio + 10 geloofwaardiger te maken; 22. roept op tot „vergroening” van de economie via belastingherziening, opheffing van subsidies voor activiteiten die het milieu schade toebrengen, invoering van financiële prikkels voor milieuvriendelijke activiteiten, het uitdrukkelijke gebruik van de openbare aanbesteding voor milieutechnische en sociale doelen, en de invoering van milieuaansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van de producenten; verlangt met name dat de EU bij openbare aanbestedingen adequate milieu- en sociale criteria hanteert, die effectief moeten worden gecontroleerd; 23. verzoekt de Commissie om de stelsels voor het beheer en de controle van het milieu verder te ontwikkelen;
C 47 E/228
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
NL
Donderdag, 31 mei 2001
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen dd. 14-02-2002
24. stelt vast dat constructieve participatie van wetenschap en bedrijfsleven absoluut noodzakelijk is voor het behoud van onaangetaste ecosystemen op lange termijn; 25.
is van mening dat slechts producten die toegelaten zijn binnen de Unie uitgevoerd mogen worden;
26. is van mening dat de EU moet blijven streven naar meer juridische duidelijkheid over de verhouding tussen WTO-voorschriften en handelsmaatregelen uit hoofde van multilaterale milieuovereenkomsten; is van mening dat beide juridische systemen elkaar moeten steunen ten voordele van duurzame ontwikkeling en dat het handelsstelsel de mondiale milieusamenwerking moet kunnen steunen; overeenkomstig de op 4 december 2000 aangenomen resolutie van de Raad moet de EU zich eveneens inzetten voor erkenning van het preventiebeginsel in de WTO en erop toezien dat het op basis van objectieve en wetenschappelijke criteria op voorspelbare, doorzichtige en niet-discriminerende wijze wordt toegepast; 27. wijst erop dat in een duurzame-ontwikkelingsstrategie duidelijk moet worden gesteld dat gestreefd wordt naar hervorming van de Wereldhandelsorganisatie in de zin dat de doelen van duurzame ontwikkeling en de internationale verplichtingen tot behoud van het milieu voorrang hebben; 28. verzoekt de Commissie de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven in Europese ondernemingen te bevorderen en een kader op te zetten om binnen- en buitenlandse investeringen door bedrijven en financiële instellingen uit de EU milieuvriendelijker te maken; 29. constateert dat aan duurzame ontwikkeling zowel milieu-, sociale als economische aspecten zijn verbonden; onderstreept dat beleidsmaatregelen die zich richten op het scheppen van werkgelegenheid, economische groei en duurzame ontwikkeling elkaar niet in de weg staan, maar juist aanvullen; duurzame ontwikkeling kan namelijk een belangrijke rol spelen bij het creëren van nieuwe modellen en productiemethoden; benadrukt opnieuw dat de plaatselijke economie een essentiële functie te vervullen heeft bij de beperking van transportbehoeften, de instandhouding van de sociale samenhang, het terugdringen van de invoer en het helpen ontwikkelen van flexibeler werkpatronen, en dringt er derhalve bij de Raad en de Commissie op aan niet te raken aan de begrotingslijn voor plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven; 30. wijst op de betekenis van maatregelen ter bevordering en ondersteuning van de kwaliteit van het bestaan, o.a. door het scheppen van meer en betere banen; beklemtoont in dit verband het belang van de sociale agenda als onderdeel van een duurzame ontwikkelingsstrategie; onderstreept dat een duurzame economie waarin zuinig met de beschikbare hulpbronnen wordt omgesprongen, ook betekent dat de mensen in staat moeten worden gesteld efficiënt te werken via effectieve raadpleging en medezeggenschap op de werkplek, werktijdverkorting en werkaanbod van goede kwaliteit onder veilige arbeidsomstandigheden, dat wordt geschraagd door een effectief systeem van sociale zekerheid; dringt erop aan dat snel vooruitgang wordt geboekt bij de eerste stappen die in deze richting zijn gezet op de Europese Raad van Stockholm;
http://www.emis.vito.be
31. verlangt dat de milieudimensie haar plaats krijgt in alle opleidingsprogramma’s die door de EU worden gefinancierd via het ESF en communautaire initiatieven zoals EQUAL; dringt erop aan dat de rol van het onderwijs in milieuzaken ook wordt betrokken bij de indicatoren die worden gebruikt voor de kwalitatieve evaluatie van de in de EU bereikte resultaten op onderwijsgebied, aangezien dit de basis vormt voor een milieubewuste samenleving; 32. is van mening dat specifieke kwalificaties voor de beroepsopleiding ontwikkeld moeten worden die corresponderen met nieuwe en geactualiseerde functieprofielen en dat de bestaande kwalificaties aangepast moeten worden; is van mening dat een breed scala aan opleidingsprogramma’s ontwikkeld moet worden voor het aanleren van nieuwe vaardigheden, bijvoorbeeld op het gebied van biologische landbouw en stedelijk onderhoud; 33. onderstreept de noodzaak van een brede en gecoördineerde aanpak van armoede en sociale uitsluiting; is van mening dat sociale integratie een essentieel element vormt van duurzame ontwikkeling en dat een minimuminkomen en de mogelijkheid om toegang te hebben tot essentiële diensten van algemeen belang daarbij bepalende elementen zijn; verlangt derhalve dat bij eventuele verdere liberalisering van diensten van algemeen belang met deze factoren rekening wordt gehouden; 34. verzoekt de Commissie om in 2002 het gemeenschappelijk landbouwbeleid met als doel de invoering van een duurzame landbouw, waarbij het voedsel veilig is en de consument centraal staat en die een nieuwe motivatie betekent voor de landbouw die wat betreft voedsel en plattelandsontwikkeling een rol van fundamentele betekenis speelt;
21.2.2002
21.2.2002
NL
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
C 47 E/229
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen dd. 14-02-2002
Donderdag, 31 mei 2001
35. is van mening dat milieueisen, het behoud van soorten en het voorkomen van overbevissing als doelstellingen moeten worden opgenomen in het gemeenschappelijk visserijbeleid en dat dit kan plaatsvinden bij de herziening van het visserijbeleid in 2002; is van mening dat tevens een samenhangend beleid vereist is om vervuiling van de zee te voorkomen; 36. stelt vast dat een gecoördineerd milieu- en energiebeleid moet worden geformuleerd en dat het energiebeleid op termijn gecommunautariseerd moet worden; 37. acht het van fundamentele betekenis aan de zes door de Commissie voorgestelde basisaspecten van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling „duurzame voedselvoorziening” toe te voegen; 38. verzoekt de Commissie zo snel mogelijk het Europese programma inzake klimaatverandering voor te bereiden en de handel met emissierechten in de Unie mogelijk te maken; 39. stelt vast dat roofbouw wordt gepleegd op niet-hernieuwbare grondstoffen en dat de mondiale milieuproblemen spoedig onoplosbaar worden als deze reserves niet zuinig worden gebruikt; is dan ook van mening dat het gebruik van hernieuwbare energiebronnen aangemoedigd moet worden, met als doelstelling dat in 2010 12 % van de energie afkomstig moet zijn van hernieuwbare energie bronnen, en 50 % in 2040; 40. verzoekt de Commissie om voorstellen te doen voor programma’s en regelgeving om de doelmatigheid van grondstoffen en energie in productie en consumptie uiterlijk in 2010 met een factor 4 en uiterlijk in 2025 met een factor 10 te vergroten; 41. is van mening dat het huidige wagenpark binnen tien jaar vervangen moet worden door voertuigen die voldoen aan de milieueisen waaraan de verst ontwikkelde voertuigen op dit moment voldoen, en dat de concurrentie tussen de auto-industrie en energiemaatschappijen gestimuleerd moet worden voor wat betreft de omschakeling van fossiele brandstoffen op hernieuwbare brandstoffen in deze nieuwe voertuigen; 42. is van mening dat het doel dient te zijn de verwezenlijking van een stabilisering van de totale afstanden in termen van met gemotoriseerd vervoer afgelegde kilometers, en tezelfdertijd te zorgen voor overstap op een op toegang gerichte benadering gekoppeld aan geoptimaliseerde ruimtelijke ordening, toepassing van schone en intelligente technologieën en, indien van toepassing, steun aan regionaal en lokaal gerichte productie- en consumptiepatronen; 43. dringt aan op wijziging van het vervoersbeleid met het oog op beperking van het langeafstandsvervoer over de weg, gekoppeld aan meer investeringen in openbaar vervoer en spoorwegstelsels;
http://www.emis.vito.be
44. is van mening dat een nieuw eenduidig stelsel moet worden ontwikkeld, gebaseerd op het voorzorgbeginsel en het vervangingsbeginsel, voor het testen, het evalueren en het risicomanagement van nieuwe en bestaande chemische stoffen, en dat deze stoffen tegen 2012 getest moeten zijn; is van mening dat tevens een afzonderlijke strategie voor bestrijdingsmiddelen vereist is, met als doel de geleidelijke afschaffing van het gebruik van chemicaliën (bijvoorbeeld stoffen die slecht afbreekbaar zijn, zich ophopen in organismen of giftig zijn) in afzonderlijke vorm of in andere producten, zodat het milieu in 2020 zoveel mogelijk van deze stoffen verlost is; 45.
is van mening dat de biodiversiteit bij alle vormen van landgebruik een doel moet zijn;
46. verzoekt de Commissie de niet-gouvernementele organisaties intensiever te betrekken bij de ontwikkeling van duurzaamheidsstrategieën en hen derhalve uitgebreid te raadplegen; 47. is van mening dat op de Europese Raad van Göteborg een agenda voor duurzame ontwikkeling vastgesteld moet worden; is van mening dat de uitdaging moet zijn de integratie en coördinatie van alle bestaande processen, in plaats van het invoeren van nieuwe processen; is van mening dat de strategie concreet moet zijn om echt verschil te kunnen maken en dat de Europese Raad een leidende rol moet blijven spelen bij het daaropvolgende proces; 48. roept de deelnemers aan de Europese Raad van Göteborg op om een top te organiseren tijdens het Deense voorzitterschap in 2002, als follow-up van het integratieproces van Cardiff;
C 47 E/230
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
NL
Donderdag, 31 mei 2001
http://www.emis.vito.be
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen dd. 14-02-2002
49. dringt erop aan dat adequate begrotingsmiddelen ter beschikking worden gesteld voor maatregelen voor de tenuitvoerlegging van een toekomstige duurzame-ontwikkelingsstrategie en het proces van Cardiff voor milieuintegratie; 50. wenst invoering van een bindende milieueffectrapportage voor alle besluiten en wetgevingsvoorstellen van de Commissie en de publicatie van de resultaten; 51. stelt zichzelf tot taak regelmatig de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van duurzaamheid in het EU-beleid in het oog te houden, d.w.z. iedere parlementaire commissie te betrekken in een jaarlijkse duurzaamheidsevaluatieprocedure inzake het beleid waarvoor zij bevoegd is; 52. verzoekt zijn Voorzitter de werkwijzen van het Parlement zelf te bezien om werkmethoden in te voeren die een duurzame ontwikkeling bevorderen; 53.
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
21.2.2002