BUITENRUIMTEVERORDENING BINNENSTAD BREDA 2005
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
a. College: het college van burgemeester en wethouders. b. Weg: omschrijving overeenkomstig artikel 1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004. c. Uitstalling: object op, aan of boven de weg, dat tot doel heeft om de aandacht te vestigen op de ter plaatse gevestigde onderneming en/of gericht is op het maken van handelsreclame danwel wordt geplaatst ter verfraaiing van een pand, en dit object niet permanent met de grond of de gevel is verankerd en geen sprake is van een standplaats of een onderdeel van een terras. d. Handelswaar: goederen en producten behorende tot het branchepatroon van de onderneming en die in de ter plaatse gevestigde onderneming worden verkocht. e. Terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen/maaltijden voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt. f. Gevelterras: terras dat direct tegen de buitengevel van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf wordt geplaatst. g. Horecabedrijf: een bedrijf waar tegen vergoeding onder andere logies wordt verstrekt (logiesverstrekkers), dranken worden geschonken (drankverstrekkers), spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt (spijsverstrekkers) of maaltijden voor directe consumptie worden bereid of verstrekt (maaltijdverstrekkers). h. Reclameaanduiding: elke tekst of afbeelding, al dan niet aangebracht op een draagconstructie, die gericht is op het maken van handelsreclame; vlaggen met dergelijke teksten of afbeeldingen worden ook als reclameaanduiding beschouwd. i. Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen. Artikel 2
Geldingsgebied
De bepalingen van deze verordening gelden in het gebied van de historische binnenstad van Breda, zoals dat is aangegeven in de bij onderhavige verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart nummer 1. Artikel 3
Persoonlijk karakter
De in het kader van deze verordening te verlenen vergunning is
1
persoonsgebonden. Artikel 4 Intrekking of wijziging van een vergunning
De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd: a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn; e. indien de houder dit verzoekt.
Hoofdstuk 2 Uitstallingen Artikel 5 Uitstallingsverbod
Het is verboden op, aan of boven de weg een uitstalling te plaatsen of te hebben. Artikel 6
Gelding andere voorschriften
Het in dit hoofdstuk bepaalde geldt niet voor zover een vergunningof ontheffingplicht op grond van artikel 10 van onderhavige verordening of op grond van andere (gemeentelijke) regelgeving van toepassing is. Artikel 7
Toegestane uitstallingen
Het in artikel 5 bepaalde geldt niet voor de plaatsing van: I. Niet-commerciële uitstallingen: A) bankjes parallel aan de gevel; B) bloemen-/plantenbakken; C) andere objecten ter verfraaiing waarmee geen commerciële doelen zijn gediend; II. Commerciële uitstallingen: D) handelswaar; E) één speeltoestel voor kinderen; F) één losstaand reclamebord van maximaal 0,80 meter breed x 1,50 meter hoog; mits wordt voldaan aan alle in artikel 8 en 9 genoemde voorwaarden en beperkingen. Artikel 8
Voorwaarden
Voor het plaatsen van de ingevolge artikel 7 toegestane uitstallingen gelden de volgende voorwaarden: 1. Uitsluitend plaatsing tegen de gevel (niet zijnde de gevel van een
2
winterterras); 2. Niet breder dan de gevel van de ter plaatse gevestigde onderneming waartoe de uitstalling behoort; 3. Niet hoger dan 2 meter; losstaande reclameborden niet hoger dan 1,50 meter; 4. Gemeten vanaf de gevel maximaal 0,60 meter diep; losstaande reclameborden en speeltoestellen gemeten vanaf de gevel maximaal 0,80 meter diep; 5. Er dient te allen tijde in een rechtdoorgaande lijn een vrije doorgang voor voetgangers van minimaal 1,50 meter over te blijven; 6. Er dient te allen tijde in een rechtdoorgaande lijn een vrije doorgang voor nood- en hulpdiensten van minimaal 4 meter over te blijven; 7. Plaatsing uitsluitend tijdens de openingsuren van de onderneming; 8. De uitstalling dient zoveel mogelijk een natuurlijke uitstraling (kleuren en materialen) te hebben; 9. Er mag geen verontreiniging ontstaan of worden veroorzaakt; eventuele ontstane verontreiniging moet dagelijks worden verwijderd; 10. Mag geen gevaar, schade of hinder opleveren voor personen en goederen, de veiligheid en bruikbaarheid van de weg en het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Artikel 9 Beperkingen
Voor het plaatsen van de ingevolge artikel 7 toegestane uitstallingen gelden de volgende beperkingen: 1. de uitstalling mag niet worden geplaatst: a) indien werkzaamheden moeten worden verricht aan, onder, op of boven de weg; b) indien dit een te houden evenement, festiviteit of gebeurtenis in het algemeen belang in de weg staat; c) indien de in artikel 8 genoemde voorwaarden niet kunnen worden nageleefd of niet kunnen worden gegarandeerd. 2. degene die een uitstalling plaatst is verplicht deze uitstalling onverwijld te verwijderen danwel te verplaatsen indien dit door de politie, de brandweer of toezichthouders van de gemeente wordt geëist in het belang van: a) de openbare orde en veiligheid; b) de bruikbaarheid van de weg of het doelmatig en veilig gebruik van de weg; c) het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Hoofdstuk 3 Terrassen Artikel 10 Terrasvergunning
Het is verboden, zonder vergunning van het college/de burgemeester, de weg of een weggedeelte te gebruiken voor de plaatsing van een terras.
3
Artikel 11 Gelding andere voorschriften
Het in artikel 10 bepaalde geldt niet voor zover de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Woningwet, Monumentenwet, Bouwverordening, Monumentenverordening van toepassing is. Artikel 12
Vergunningverlening
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 10 kan uitsluitend worden verleend ten behoeve van een horecabedrijf: a. op de pleinen en pleinachtige ruimten, zoals aangegeven op de bij verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart nummer 2: indien en voor zover daarvoor een plaats wordt aangegeven op de voor die ruimten door het college/de burgemeester vast te stellen inrichtingstekeningen; b. in de overige straten die als voetgangersgebied zijn ingericht: voor een gevelterras, mits de straat ter plaatse van het terras tussen de gevels van de bebouwing minimaal 7,5 meter breed is; c. in de overige straten met een rijbaan en trottoirs: voor een gevelterras.
Geldingsduur
2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor de duur van maximaal 3 jaar. 3. Bij wijzigingen op of aan een terras dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd. Artikel 13
Omvang
1. Een terras op de plaatsen als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder a, mag niet groter zijn dan de in dat sublid bedoelde inrichtingstekening voor de betreffende terraslocatie is aangegeven. 2. Een gevelterras mag niet breder zijn dan de gevel van het horecabedrijf waartoe het terras behoort en mag in straten die als voetgangersgebied zijn ingericht maximaal tot aan de in de straat aanwezige draingoot worden geplaatst. 3. In straten met een rijbaan en trottoirs dient op het trottoir een vrije doorgang voor voetgangers van minimaal 1,50 meter over te blijven. 4. Er dient een vrije doorgang voor nood- en hulpdiensten van minimaal 4 meter over te blijven. Artikel 14
Inrichting terras
Windschermen
Naast de plaatsing van tafels, stoelen, e.d. mogen, mits binnen de toegestane afmetingen van het terras, de volgende objecten worden geplaatst: 1. Uitsluitend aan de zijkanten van een gevelterras en terrassen in gebied 3 zoals aangeduid op kaart nummer 2 bij deze verordening, mogen windschermen worden geplaatst, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. de lengte van een windscherm mag niet meer bedragen dan de diepte van het betreffende terras; b. de hoogte van een windscherm mag maximaal 1,50 meter bedragen.
4
Bloembakken
Parasols
Andere objecten
2. Ter begrenzing van een terras mogen bloembakken worden gebruikt, met inachtneming van de volgende bepaling: a. De hoogte van een bloembak mag maximaal 1 meter bedragen. 3. Op een terras mogen parasols worden geplaatst, met inachtneming van de volgende bepaling: a. De parasols mogen niet permanent worden verankerd. 4. Op een terras mogen ook andere objecten worden geplaatst ter verdere aankleding van het terras. Artikel 15
Materiaaltoepassing
Het op een terras toe te passen meubilair en eventuele andere objecten zoals genoemd in artikel 14 moeten, naar het oordeel van het college/de burgemeester, passen in het karakter van de historische binnenstad; de objecten dienen een natuurlijke uitstraling te hebben en mogen het transparante karakter van het gebied niet aantasten. Artikel 16
Reclameaanduidingen
Ten aanzien van reclameaanduidingen op een terras gelden de volgende beperkingen: 1. Op windschermen: de naam van het betrokken horecabedrijf met een maximale letterhoogte van 20 cm en één logo of naamsvermelding dat betrekking heeft op een product dat in het horecabedrijf verkrijgbaar is met een maximale hoogte van 15 cm; 2. Op bloembakken: de naam van het betrokken horecabedrijf met een maximale letterhoogte van 20 cm; 3. Uitsluitend op de volant van een parasol: de naam van het betrokken horecabedrijf en één logo of naamsvermelding dat betrekking heeft op een product dat in het horecabedrijf verkrijgbaar is met een maximale hoogte van 15 cm; 4. Op menuborden: de naam van het betrokken horecabedrijf met een maximale letterhoogte van 20 cm en teksten die betrekking hebben op producten die in het horecabedrijf verkrijgbaar zijn; 5. Op andere objecten: de naam van het betrokken horecabedrijf met een maximale letterhoogte van 20 cm. Artikel 17
Weigeringsgronden
1. Een vergunning bedoeld in artikel 10 moet worden geweigerd: a. indien het terras niet voldoet aan het bepaalde in de artikelen 12 tot en met 16. 2. Een vergunning bedoeld in artikel 10 kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade kan toebrengen aan de weg, gevaar kan opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, danwel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. in verband met het uiterlijk aanzien van de omgeving; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed.
5
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen Artikel 18 Inwerkingtreding
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking; 2. Op het tijdstip als bedoeld in het eerste lid worden de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 1995 en de Beleidsnota regelgeving binnenstad ingetrokken. 3. Ter nadere toelichting wordt verwezen naar de Toelichting Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 2005 welke onderdeel uitmaakt van deze verordening. Artikel 19
Geldingsduur
Onderhavige verordening geldt vanaf het moment van inwerkingtreding als bedoeld in artikel 18 totdat deze bij besluit van de raad wordt ingetrokken. Artikel 20
Nadere uitwerking
Het college en de burgemeester zijn bevoegd ten aanzien van de onderwerpen die in onderhavige verordening worden geregeld nadere regels en inrichtingstekeningen vast te stellen, te wijzigen of in te trekken. Artikel 21
Overgangsbepalingen
1. Vergunningen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de Algemene Politieverordening 1959, de Algemene Politieverordening 1978, de Algemene Plaatselijke Verordening 1993 danwel de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 1997 – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook vervat is de onderhavige verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – vervallen op het moment van inwerkingtreding – als bedoeld in artikel 18 van de onderhavige verordening. 2. Vergunningen voor vaste standplaatsen blijven van kracht voor de periode waarvoor en onder de voorwaarden waaronder deze zijn verleend. 3. Vergunningen – hoe ook genaamd - verleend krachtens de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 1995 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken. 4. (Vervallen) 5. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van onderhavige verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 1995 danwel de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van onderhavige
6
verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast. 6. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift, betreffende een vergunning krachtens de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 1995, dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 18 is ingekomen binnen de voordien geldende bezwaar- of beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 1995. 7. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 18 lid 2, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels, aanwijzingsbesluiten en inrichtingstekeningen, indien en voorzover de rechtsgrond waarop deze zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken. Artikel 22 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Artikel 23
Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van de burgemeester en het college aangewezen personen. Artikel 24
Opsporingsambtenaren De opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld. Artikel 25 Wijziging APV Breda 2004
In de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004 wordt in artikel 2.1.4.1 lid 5 “Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 1995” aangepast in “Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 2005”. Artikel 26
Citeerregel
Deze verordening kan worden aangehaald als de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 2005.
7
Kaart 1: Geldingsgebied van de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 2005 – eerste wijziging
8
Kaart 2: Pleinen en pleinvormige ruimten (tweede wijziging)
1 2 3
Grote Markt, Veemarktstraat, Veemarktplein Havermarkt, Kerkplein, Kasteelplein Haven
9
Kaart 3: Voetgangersstraten breder dan 7,5 meter
10
TOELICHTING BIJ BUITENRUIMTEVERORDENING BINNENSTAD BREDA 2005 – tweede wijziging 1. INLEIDING 1.1 Algemeen Breda is een compacte, historische stad waar alles dicht bij elkaar is en waar mensen uit verschillende bevolkingsgroepen door elkaar bewegen. Breda wisselt ook van sfeer: dinsdag en vrijdag bepaalt de markt het gezicht van de binnenstad, ’s avonds de vele terrassen en horecagelegenheden en overdag het grote en kwalitatief hoogwaardige winkelapparaat. Een aantal keren per jaar zijn er bijzondere evenementen, zoals het landelijk bekende Jazz-festival. Kortom een veelzijdige, kleurige en levendige stad. Juist deze vele, verschillende functies die de binnenstad heeft, maken de inrichting en het beheer van de openbare ruimte tot een complex geheel. Het gaat erom om een goed evenwicht te vinden tussen aantrekkelijke, historische binnenstad enerzijds en dynamische en hoogwaardige voorzieningen anderzijds. Op het eerste gezicht lijkt het hier om tegenstrijdige belangen te gaan. Er zijn inderdaad spanningen, maar beter is het om te spreken van onderlinge afhankelijkheid. Immers, als de zorg voor het behoud van de historische binnenstad leidt tot starheid en functieverlies, wordt de stad doods en saai, terwijl het juist de historische kwaliteiten zijn, die de binnenstad van Breda tot een aantrekkelijk winkel- en uitgaansgebied maken. De inrichting van de openbare ruimte is een belangrijk onderdeel van een aantrekkelijke en economisch gezonde stad. In Breda wordt het belang van de bescherming en het behoud van het historische karakter onderkend. In 1995 heeft er een herinrichting van de binnenstad plaatsgevonden en zijn er strengere regels gesteld. Deze regels hadden betrekking op het aanbrengen van reclame, het plaatsen van uitstallingen en terrassen en ambulante handel. Hiervoor is gekozen omdat deze vormen van gebruik elk hun eigen plek in de openbare ruimte claimen en de intensiteit en de verschijningsvorm van al deze elementen afbreuk kan doen aan het historisch stadsbeeld. De uitgangspunten voor het te voeren beleid zijn neergelegd in de Beleidsnota regelgeving binnenstad Breda welke in 1995 hun juridische vertaling hebben gekregen in een aparte verordening: de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 1995 (BRV 1995). 1.2 Evaluatie BRV 1995 In 2004 is de BRV 1995 geëvalueerd, waarbij ook de gebruikers en bewoners van de binnenstad om hun mening is gevraagd. De bevindingen zijn neergelegd in het rapport Evaluatie Buitenruimte-verordening Binnenstad Breda. Op basis van de in het evaluatierapport gedane aanbevelingen is de verordening aangepast. Een en ander heeft geresulteerd in de Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 2005 (BRV 2005). In de BRV 1995 waren regels gesteld met betrekking tot reclame, uitstallingen, terrassen en ambulante handel. In de nieuwe verordening zijn de volgende onderdelen verdwenen omdat deze moeten worden aangemerkt als bouwen in de zin van de Woningwet: - Reclame aan de gevel - Zonneschermen - Windschermen die permanent aan de gevel of de grond verankerd zijn Het aanbrengen van objecten die vast aan de gevel of met de grond verankerd zijn, moet worden aangemerkt als bouwen in de zin van de Woningwet. Hieromtrent kunnen daarom geen regels worden gesteld in een gemeentelijke verordening zoals de BRV. De toetsing omtrent de toelaatbaarheid van deze objecten vindt plaats op basis van een aan te vragen bouwvergunning bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente.
11
Ook de regels met betrekking tot ambulante handel zijn uit de BRV verdwenen; deze regels worden overgebracht naar een aparte beleidsnota. De BRV 2005 heeft, in afgeslankte vorm, betrekking op de onderwerpen uitstallingen en terrassen. Dit zijn de objecten die fysiek hun plek in de openbare ruimte claimen en een obstakel kunnen vormen voor het verkeer, m.n. het voetgangersverkeer. Ook kunnen zij qua intensiteit en verschijningsvorm afbreuk doen aan het historisch stadsbeeld. 1.3 Juridische regeling De Buitenruimteverordening Binnenstad Breda 2005 geeft een concrete en op maat toegesneden uitwerking van de meer algemene normen zoals die in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de gehele gemeente gelden. De regels van de BRV gelden voor de openbare ruimte die is aangegeven op de bijgevoegde kaart nummer 1. De juridische basis voor het beleid inzake terrassen en uitstallingen is de bepaling in de APV met betrekking tot de bruikbaarheid van de weg (artikel 2.1.4.1 APV). Ten opzichte van de APV geldt de BRV 2005 als een “lex specialis”. Voorzover in de BRV 2005 geen regels zijn gesteld blijft de APV onverkort van toepassing. In het laatste hoofdstuk van de BRV 2005 wordt in een artikel de onderlinge relatie van de beide verordeningen tot uitdrukking gebracht. 1.4 Geldingsgebied De bepalingen van de BRV gelden in de gebieden die op de bijgevoegde kaart nummer 1 staan aangegeven. De regels van de BRV zijn bedoeld voor die gebieden, die in verband met hun aard, inrichting, uiterlijk en verkeersintensiteit, extra bescherming nodig hebben. Enerzijds in verband met bescherming van het stadsgezicht en anderzijds ter voorkoming of beperking van overlast van op de weg geplaatste objecten.
2. UITSTALLINGEN 2.1 Algemeen Uitstallingen zijn vaak dominant aanwezig in het straatbeeld. Gezien het doel van de uitstallingen: de consument op het eigen bedrijf opmerkzaam maken, zal worden getracht de uitstallingen in de onmiddellijke omgeving te overtreffen om dit doel te bereiken. Zonder adequate regelgeving leidt dit onherroepelijk tot een cyclisch proces van toenemende uitstallingen. De veelheid van uitstallingen doet afbreuk aan de schoonheid en de eigen identiteit van de historische binnenstad. De problematiek van uitstallingen wordt overheerst door de overlast die al die objecten als obstakel op straat veroorzaken. De straten in de historische binnenstad zijn over het algemeen erg smal, zodat barrièrevorming door het plaatsen van uitstallingen zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Het uitgangspunt in de BRV is dan ook om uitstallingen slechts in beperkte omvang toe te laten. 2.2 Afbakening De BRV 2005 geldt als “lex specialis” naast de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2004 (zie ook 1.3 Juridische regeling). De bepalingen met betrekking tot uitstallingen zijn uitsluitend van toepassing voor objecten die onder het uitstallingenbegrip vallen (zie hierna onder 2.3). Artikel 6 van de BRV 2005 geeft aan dat wanneer er een vergunning- of ontheffingplicht geldt op grond van artikel 10 van de BRV 2005 of een andere (gemeentelijke) regeling, de bepalingen uit hoofdstuk 2 van de BRV 2005 buiten toepassing blijven. Zo geldt bijvoorbeeld voor terrassen in het historisch stadshart een vergunningplicht op grond van artikel 10 e.v. van de BRV 2005, voor standplaatsen geldt een vergunningplicht ingevolge de gemeentelijke nota standplaatsenbeleid (e.e.a. op grond van de APV), voor werkterreinen geldt een vergunningplicht ingevolge de APV en voor bouwwerken geldt een vergunningplicht ingevolge de Woningwet.
12
2.3 Begripsomschrijvingen a) Uitstalling Hierbij wordt er vanuit gegaan dat elk losstaand, verplaatsbaar en niet permanent verankerd object op, aan of boven de weg bij een ter plaatse gevestigde onderneming als een uitstalling wordt aangemerkt. Het gaat dus zowel om objecten die op de weg worden geplaatst als om objecten die aan/boven de weg worden aangebracht, bijv. hangend aan de gevel. Uitstallingen hebben tot doel om de aandacht te vestigen op de ter plaatse gevestigde onderneming. Dit kan bijvoorbeeld door het uitstallen van handelswaar en het maken van handelsreclame voor de producten/diensten die in de onderneming worden verkocht of aangeboden, maar kan ook door het plaatsen van objecten, zoals bijvoorbeeld bloembakken en bankjes, ter verfraaiing van het pand of om zich hierdoor te onderscheiden van andere ondernemingen. Er is geen sprake van een uitstalling als: - een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel wordt geplaatst om goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, danwel diensten aan te bieden; - goederen worden uitgestald om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan het publiek. In dergelijke gevallen is sprake van een standplaats. Voor het innemen van een standplaats zijn afzonderlijke regels van toepassing. Vanaf een uitstalling is het niet toegestaan goederen of diensten te verkopen of aan te bieden. b) Handelswaar Het betreft hier consumentenartikelen die behoren tot het reguliere assortiment van de detailhandelbranche (conform BIK¹) waartoe de onderneming behoort en die door consumenten feitelijk gekocht en gebruikt kunnen worden. Objecten die uitsluitend of hoofdzakelijk het effect hebben om de aandacht op de onderneming te vestigen en daarmee indirect reclame maken voor binnen de onderneming verkrijgbare artikelen zijn niet toegestaan. Reclameborden en andere objecten die niet feitelijk bedoeld zijn voor persoonlijk gebruik door de consument vallen niet onder de begripsbepaling handelswaar. ¹ Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel
c) Reclameaanduiding en Handelsreclame Onder het begrip “reclame” dient te worden verstaan: iedere vorm van openbare aanprijzing van goederen en diensten. Door dit te beperken tot “handelsreclame” heeft dit slechts betrekking op reclame voor commerciële doeleinden in de ruime zin van het woord en omvat zij elk aanbod van goederen en diensten maar is zij niet van toepassing op reclame voor ideële doeleinden. Bij handelsreclame staat dus een materiële doelstelling voorop. Voorbeelden van handelsreclame zijn: vermeldingen van merken die in de ter plaatse gevestigde onderneming worden verkocht, vermelding van afgeprijsde producten, aanbiedingen en specialiteiten. 2.4 Regels uitstallingen Om te voorkomen dat de veelheid en verschijningsvorm van uitstallingen te veel afbreuk doet aan het historisch straatbeeld, is de plaatsing van uitstallingen beperkt naar soort (artikel 7) en omvang (artikel 8). De opsomming van toegestane uitstallingen in artikel 7 is limitatief. Het betreft een gebruik van de openbare ruimte dat soms zal conflicteren met andere belangen en andere vormen van gebruik van diezelfde openbare ruimte (bijv. markten, evenementen, beheer en onderhoud). Van een exclusief recht op het gebruik van deze ruimte voor het plaatsen van uitstallingen kan daarom nooit sprake zijn. Aan dit gebruik zijn daarom een aantal beperkingen (artikel 9) gesteld. In voorkomende gevallen kan/zal het wenselijk zijn dat de uitstallingen (tijdelijk) worden verwijderd of verplaatst. Belangen op het gebied van bijvoorbeeld beheer en onderhoud, (verkeers)veiligheid, openbare orde en andere (algemene) belangen wegen immers zwaarder
13
dan het belang om een uitstalling te plaatsen. Aanwijzingen die in verband hiermee door ambtenaren van de politie of de gemeente worden gegeven zullen dan ook te allen tijde strikt moeten worden opgevolgd. De toegestane uitstallingen laten zich naar soort onderscheiden in twee categorieën: a) Niet-commerciële uitstallingen: Voor uitstallingen die worden geplaatst ter verfraaiing van de gevel en waarmee geen commerciële doelen worden gediend, zoals bankjes parallel aan de gevel (A), bloemen-/ plantenbakken aan de gevel (B) en andere objecten ter verfraaiing (C) (bijvoorbeeld windlichten, lantaarns, tuinaccesoires, enz.) geldt dat deze zonder vergunning mogen worden geplaatst, mits aan de gestelde voorwaarden in artikel 8 en de opgelegde beperkingen in artikel 9 wordt voldaan. Plaatsing: parallel aan en tegen de gevel. Type: passend in het karakter van de historische binnenstad, niet voorzien van reclameaanduidingen, goederen, producten, opschriften, e.d. Afmetingen: mag geplaatst tegen de gevel maximaal 0,60 meter diep zijn. Materiaalgebruik: natuurlijke kleuren en materialen, alleen echte planten/bloemen. b) Commerciele uitstallingen: Vanuit de economische behoefte die bestaat om commerciële uitstallingen te plaatsen, is een afweging gemaakt in welke mate dit zou kunnen worden toegestaan zonder al te veel afbreuk te doen aan het historische straatbeeld. Ook de barrièrewerking die ontstaat als gevolg van objecten op de weg is een belangrijk criterium geweest om commerciële uitstallingen slechts beperkt toe te staan mits aan de gestelde voorwaarden in artikel 8 en de beperkingen in artikel 9 wordt voldaan. Voetgangersverkeer, laad- en losactiviteiten en nood- en hulpdiensten mogen geen hinder ondervinden van de geplaatste uitstallingen. Plaatsing: tegen de gevel. Type: geen reclameobjecten! Wel toegestaan zijn: handelswaar (D), één speeltoestel voor kinderen (E) en/of één losstaand reclamebord (F). Afmetingen: handelswaar mag geplaatst tegen de gevel maximaal 0,60 meter diep zijn; speeltoestellen en reclameborden mogen maximaal 0,80 meter diep zijn. Materiaalgebruik: bij voorkeur natuurlijke kleuren en materialen. 2.5 Overgangsbepaling Op basis van de BRV 1995 zijn reeds vergunningen verleend voor het plaatsen van uitstallingen. Deze vergunningen hebben een persoonsgebonden karakter en blijven geldig voor de periode waarvoor zij zijn verleend of totdat zij worden ingetrokken. Voor nieuwe of gewijzigde uitstallingen en bij wijziging van de ondernemer, gelden de regels van de BRV 2005 en moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd.
3. TERRASSEN 3.1 Algemeen Terrassen vormen een verlevendiging van de binnenstad en dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte. Anderzijds kunnen zij door omvang en plaatsing een obstakel vormen in de openbare ruimte en de doorgang voor voetgangers, hulpdiensten en laad- en losverkeer belemmeren. Het aantal terrassen en de grote verscheidenheid en de kwaliteit van de voor de terrassen gebruikte materialen en het terrasmeubilair kan afbreuk doen aan het historische stadsbeeld. Op diverse locaties veroorzaken terrassen geluidoverlast en vervuiling van de openbare ruimte. Het beleid ten aanzien van het toestaan van terrassen is tot eind 1987 in het algemeen gericht geweest op het tegemoetkomen aan de wensen van de ondernemers. Dit heeft geleid tot een chaotische situatie op met name het zuidelijk deel van de Grote Markt. Daarom is in 1984 in een
14
onderling overleg tussen de horeca-exploitanten en de winkeliersverenigingen enerzijds en de gemeente Breda anderzijds getracht voor dit probleem een oplossing te vinden. Dit heeft geleid tot de Nota terrassen binnenstad, waarin een korte samenvatting is gegeven van de gemaakte afspraken met betrekking tot de terrassen bij horecabedrijven aan de Grote Markt-zuid, de Grote Markt-noord en het westelijk deel van de Veemarktstraat. Daarbij gaat het overigens uitsluitend om terrassen in de open lucht. 3.2 Begripsomschrijvingen a) Terras Het bieden van sta- of zitgelegenheid impliceert dat de terrasruimte ook voor deze doeleinden moet zijn ingericht. Dat houdt in dat een terras minimaal bestaat uit tafels en/of stoelen. Voor eventuele andere objecten die op een terras kunnen worden toegestaan wordt verwezen naar artikel 14 BRV. b) Gevelterras Een “terras” kent verschillende verschijningsvormen. De meest voorkomende is een gevelterras dat, zoals het woord zelf al zegt, direct tegen de buitengevel van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf wordt geplaatst. Naast het gevelterras kan er ook sprake zijn van een “extra terras” en “winterterras”. Op deze begrippen wordt in de BRV niet nader ingegaan; de verordening is daarmee niet uitputtend bedoeld. Uit diverse beleidsregels en richtlijnen met betrekking tot terrassen kunnen de volgende omschrijvingen worden afgeleid: Extra terras: Een terras gescheiden van de gevel van een horecaonderneming door bijvoorbeeld een rijweg. Winterterras: Een transparante (bouwvergunningsplichtige!) demontabele uitbouw aan een gebouw ter overkapping, gedurende de winterperiode, van een gevelterras. c) Horecabedrijf Voor het begrip “horecabedrijf” bestaan verschillende definities. Zo is er onder andere de begripsomschrijving zoals in de milieuregelgeving wordt gehanteerd (Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer) en de begripsomschrijving in het kader van de ruimtelijke ordening (bestemmingsplan). De begripsomschrijving zoals deze in de BRV staat vormt hierop een andere variant, waarbij bewust ruimte is gelaten voor nieuwe ontwikkelingen. Ter nadere verduidelijking van wat in de BRV onder een horecabedrijf kan worden volstaan is gekeken naar de indeling zoals deze door het Bedrijfschap Horeca wordt gehanteerd: de openbaar toegankelijke inrichtingen kunnen in vier hoofdgroepen worden onderscheiden t.w. spijs-, maaltijd-, drank- en logiesverstrekkers. Voor de BRV maakt het niet uit of deze activiteit(en) als hoofdactiviteit of ondersteunende of nevenactiviteit worden verricht. Hieronder een aantal voorbeelden (niet uitputtend bedoeld):
Spijsverstrekkers Yssalon, Snackbar, Fastfood restaurant, Shoarmazaak, Lunchroom, Crêperie, Restauratie, Partycatering, Broodjeszaak, Bakker met gelegenheid tot broodje eten
Maaltijdverstrekkers Restaurant, Bistro, Café-restaurant, Wegrestaurant
Drankverstrekkers Café/bar, Discotheek, Coffeeshop, Koffiewinkel met gelegenheid tot koffie drinken, Kiosk, Horeca bij recreatiebedrijf, Horeca bij sportaccomodatie, Strandbedrijf, Ontmoetingscentrum, Zalen/ Partycentrum
Logiesverstrekkers Hotel, Hotel-garni, Hotel-café, Hotelrestaurant, Hotel-café-restaurant, Pension
3.3 Regels terrassen a) Gevelterras en extra terras Er wordt in de BRV, en de op basis van de BRV vastgestelde inrichtingstekeningen, uitgegaan van twee soorten terrassen: een gevelterras en een extra terras. De gevelterrassen sluiten aan op de gevel van een horecabedrijf.
15
b) Winterterrassen Winterterrassen zijn bouwwerken waarvoor op grond van de Woningwet een bouwvergunning noodzakelijk is. De toelaatbaarheid van winterterrassen wordt bepaald door het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Voor het plaatsen van het terrasmeubilair (in casu gevelterras) onder de overkapping is tevens een terrasvergunning noodzakelijk. c) Plaatsing terrassen De belangrijkste functie van de openbare ruimte is de verkeersfunctie; indien voor deze functie voldoende ruimte wordt gelaten, kan aan de plaatsing van terrassen worden gedacht; de in de BRV genoemde randvoorwaarden geven hiervoor voldoende houvast. De genoemde minimale straatbreedte van 7,5 meter voor voetgangersgebieden is gebaseerd op de noodzakelijke vrije verkeersruimte voor o.a. de brandweer van 4 meter en de inrichting van de weg met twee draingoten en een middenloper. Een gevelterras mag maximaal tot aan de in straat aanwezige draingoot worden geplaatst (art. 13, lid 2 BRV). De mogelijkheden voor terrassen op de Grote Markt, het Kasteelplein, de Havermarkt en het Kerkplein en de pleinachtige ruimten aan de splitsing Veemarktstraat/St. Janstraat, op de kop van de Catharinastraat, aan de noordzijde van de Kraanstraat en op de kop van de Vismarktstraat worden in het kader van de inrichtingsvoorstellen voor deze ruimten concreet op tekeningen aangegeven. Dit betekent overigens niet, dat in al deze ruimten mogelijkheden voor terrassen zullen worden aangegeven. d) Plaatsing van een gevelterras in de winterperiode Sommige ondernemers hebben er behoefte aan om, in verband met het aangezicht van hun pand en ter verfraaiing van de openbare ruimte, het gevelterras in de winterperiode buiten te laten staan zonder dat dit wordt gebruikt. Hiertegen bestaat in principe geen bezwaar, mits een dergelijk terras niet het karakter krijgt van een winterterras zoals hierboven bedoeld. De mogelijkheid tot het plaatsen van een gevelterras in de winterperiode (1 november – 1 maart) wordt beoordeeld in het kader van een aangevraagde terrasvergunning. e) Uitstraling terras Het meubilair moet passen in het beeld van de historische binnenstad. Het open karakter van het gebied mag niet worden aangetast. Het meubilair moet een natuurlijke uitstraling hebben; natuurlijke kleuren en een natuurlijke look. Kunststof is in principe toegestaan, mits de kwaliteit en de kleurstelling van het materiaal een hoogwaardige en natuurlijke uitstraling heeft. f) Afscherming terras Bloembakken: Ter begrenzing van een terras mogen bloembakken met een maximale hoogte van 1,00 meter worden geplaatst. De begrenzing door middel van bloembakken is een rem op het uitbreiden van een terras door bezoekers die te weinig plaats menen te hebben; de huidige toepassing van bloembakken voor dit doel is acceptabel en draagt bij aan een verlevendiging van de openbare ruimte. Reclame-uitingen: geen reclame op de bloembakken, uitsluitend de naam van het bedrijf met een maximale letterhoogte van 20 cm. Windschermen: De zijkanten van een gevelterras en de terrassen aan de Haven mogen worden afgeschermd met een windscherm met een maximale hoogte van 1,50 meter. De windschermen mogen niet permanent verankerd zijn met de gevel of de grond tenzij daarvoor uitdrukkelijk toestemming is verleend. Om te voorkomen dat windschermen tezamen met een zonnescherm tot een min of meer gesloten terras leiden zijn windschermen parallel aan de gevel niet toegelaten en is de hoogte beperkt tot maximaal 1,50 meter. In straten met een rijbaan en trottoirs geldt dat op het trottoir ter plaatse van het terras, en dus ook het windscherm, minimaal 1,50 meter loopruimte voor voetgangers over moet blijven. Reclame-uitingen: uitsluitend de naam van het bedrijf met een maximale letterhoogte van 20 cm. Daarnaast is een subtiele vorm van (handels)reclame toegestaan, in de vorm van een logo of
16
naamsvermelding van maximaal 15 cm hoog, van een product dat in het horecabedrijf verkrijgbaar is. g) Parasols Parasols zijn toegestaan op het eigen terras, mits niet permanent verankerd. De afmetingen, zoals eerder wel geregeld in de BRV 1995, zijn losgelaten in verband met de handhaafbaarheid. Reclame-uitingen: uitsluitend op de volant, de naam van het betrokken horecabedrijf met een maximale letterhoogte van 15 cm. Daarnaast is een subtiele vorm van (handels)reclame toegestaan, in de vorm van een logo of naamsvermelding van maximaal 15 cm hoog, van een product dat in het horecabedrijf verkrijgbaar is. Parasols kunnen o.a. worden geplaatst op niet aan de gevels gesitueerde terrassen (extra terrassen); het karakter van deze terrassen behoort meer open te zijn, zodat 100% afdekking niet is toegestaan. h) Andere objecten In verband met de gebleken behoefte om op een terras ook andere objecten te plaatsen, zoals menuborden en objecten ter verdere aankleding van het terras, is in de BRV hiervoor de mogelijkheid opgenomen. Dergelijke objecten moeten in de aanvraag voor een terrasvergunning worden meegenomen. Reclame-uitingen: geen reclame, uitsluitend de naam van het betrokken horecabedrijf met een maximale letterhoogte van 20 cm. Op menuborden mogen uiteraard wel de in het horecabedrijf verkrijgbare gerechten en dranken worden vermeld. Plaatsing: uitsluitend binnen de vergunde terrasruimte; deze ruimte wordt op een situatietekening bij de terrasvergunning aangegeven. Loop- en rijpaden moeten vrij worden gehouden. De objecten mogen alleen worden geplaatst in combinatie met een terras dat minimaal bestaat uit tafels en/of stoelen. 3.4 Overgangsbepaling Op basis van de BRV 1995 zijn reeds vergunningen verleend voor het plaatsen van terrassen. Deze vergunningen hebben een persoonsgebonden karakter en blijven geldig voor de periode waarvoor zij zijn verleend of totdat zij worden ingetrokken.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Breda, gehouden op 7 februari 2013, de secretaris
de voorzitter
{naam secretaris}
{naam voorzitter}
17